Besluit van 14 juni 2004 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme interne geneeskunde∗ (Besluit interne geneeskunde) Het Centraal College Medische Specialismen; gelet op artikel 14, tweede lid, onder c, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 12, eerste lid, van de Regeling specialisten geneeskunst van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst; gezien het advies van het Federatiebestuur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, de Orde van Medisch Specialisten, de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband en de Medisch Specialisten Registratie Commissie; BESLUIT: Hoofdstuk A
Algemene bepalingen
A.1. Begripsomschrijvingen In dit besluit wordt verstaan onder a. interne geneeskunde: het specialisme dat zich richt op het voorkomen, herkennen en behandelen van ziekten van inwendige organen en orgaansystemen bij adolescenten en volwassenen; b. NIV: Nederlandsche Internisten Vereeniging; c. HOVON: Stichting Hematologie en Oncologie voor Volwassenen in Nederland; d. EORTC: European Organisation for Research and Treatment of Cancer. A.2. Toepassingsbereik besluit Op de opleiding voor het medisch specialisme interne geneeskunde zijn, naast de in dit besluit genoemde eisen, alle eisen van toepassing zoals opgenomen in het Kaderbesluit CCMS. Hoofdstuk B
De opleiding
B.1. Duur De duur van de opleiding bedraagt zes jaar. B.2.1. Opleidingsschema en plichten van de aios 1. Bij de gecombineerde opleiding in een academische en in een niet-academische opleidingsinrichting besluiten de academische en de niet-academische opleiders in samenspraak via de Regionale Opleidingscommissie over de indeling en de plaats van de verschillende onderdelen van de opleiding, verdeeld over de academische en niet-academische inrichtingen. 2. De opleiding bestaat uit drie onderdelen: a. zestien maanden interne geneeskunde, bedoeld in artikel B.2.2.; b. tweeëndertig maanden stages bedoeld in artikel B.2.3.; c. vierentwintig maanden verdieping in een aandachtsgebied en keuzestages, bedoeld in artikel B.2.4.; d. tijdens het onderdeel, als bedoeld onder c, kan een periode van ten hoogste één jaar worden vervangen door een zelfde periode die wordt besteed aan voor de opleiding van belang zijnde activiteiten, die niet in het Besluit zijn beschreven of daarvan afwijken. 3. Gedurende de opleiding wordt ten hoogste drie jaar doorgebracht in een opleidingsinrichting zonder andere medisch specialistische opleidingen. 4. Tijdens de opleiding kan de aios diensten doen voor de cardiologie, de interne geneeskunde, de klinische geriatrie, de longziekten en tuberculose , de maag-darm-leverziekten, de nucleaire geneeskunde en de reumatologie, zodra en voorzover de opleider de aios daartoe bekwaam acht. B.2.2. Onderdeel interne geneeskunde 1. Iedere aios vangt zijn opleiding aan met ten minste twaalf maanden interne geneeskunde. 2. Een tweede periode van vier maanden interne geneeskunde kan op een willekeurig tijdstip in de eerste vier jaar van de opleiding worden vervuld. 3. De totale periode van zestien maanden van de opleiding is vooral gericht op het behalen van de algemene eindtermen, genoemd in hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit besluit.
∗
Dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 14 december 2004, nr. 241
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
B.2.3. Onderdeel stages interne geneeskunde 1. Het onderdeel bestaat uit een combinatie van klinisch en poliklinisch werken en wordt uitgevoerd op een afdeling waar hoofdzakelijk patiënten met ziektebeelden specifiek voor het desbetreffende stagegebied worden behandeld. Het is gericht op het behalen van de eindtermen specifieke ziektebeelden interne geneeskunde, zoals beschreven in hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit besluit, alsmede op het verder verdiepen in de algemene eindtermen. 2. De stages voldoen aan de eisen genoemd in bijlage 1 bij dit besluit. 3. Het onderdeel omvat een selectie uit de volgende stages: cardiologie, consultatief werken, endocrinologie, maag-darmleverziekten met of zonder endoscopie, allergologie en klinische immunologie, klinische geriatrie, hematologie, infectieziekten, intensive care, longziekten, nefrologie, oncologie, poliklinisch werken, reumatologie, acute interne geneeskunde en vasculaire geneeskunde en bloedtransfusiegeneeskunde. 4. Daarnaast kunnen de volgende stages worden gevolgd: medische microbiologie, radiologie, klinische farmacologie, nucleaire geneeskunde, echografie en klinische epidemiologie. De stage in de medische microbiologie, de radiologie en de nucleaire geneeskunde vindt plaats in een voor het betreffende specialisme specialisme erkende opleidingsinrichting. 5. Tijdens de stages, als bedoeld derde en vierde lid, van dit artikel wordt, indien passend bij de stage, gezorgd voor poliklinische expositie aan het desbetreffende stagegebied. 6. De stages poliklinisch werken, consultatief werken en intensive care zijn verplicht. De stages longziekten en cardiologie worden bij voorkeur gedaan. 7. De volgorde van de stages is vrij. 8. De duur van de stages bedraagt ten minste vier en ten hoogste zes maanden. 9. In afwijking van het achtste lid bedraagt de duur van de stage maag-darm-leverziekten met endoscopie twaalf maanden en van de stage poliklinisch werken acht maanden. 10. De stages poliklinisch werken en consultatief werken kunnen worden gecombineerd in een stage van twaalf maanden. 11. Een stage acute interne geneeskunde kan worden gecombineerd met een van de andere stages als bedoeld onder het derde en vierde lid. In dat geval bedraagt de duur van de stage de som van de delen. 12. Op de stages zijn de navolgende criteria van toepassing: a.De aios besteedt ten minste 80% van de dagtaak aan de keuzestage. De resterende tijd wordt besteed aan diensten interne geneeskunde, de zorg voor patiënten met niet-stagegebonden diagnoses of het bijwonen van nietstagespecifieke bijeenkomsten; b. De patiëntenpopulatie is representatief voor het stageonderdeel; c. Tijdens de stage worden de stagespecifieke procedures en vaardigheden aangeleerd zoals genoemd in hoofdstuk I, onder 13, van bijlage 2 bij dit Besluit, voor zover deze niet op een ander moment van de opleiding worden geleerd; d. Er is tijd voor theoretische verdieping in het gekozen stagegebied. Door zelfstudie maakt de aios zich de theoretische kennis van het betreffende stagegebied eigen, op geleide van de ziektebeelden genoemd in bijlage 2 bij dit Besluit. B.2.4. Onderdeel aandachtsgebieden en keuzestages 1. Het onderdeel aandachtsgebieden en keuzestages kan worden aangevangen na afronding van het onderdeel stages interne geneeskunde, en is gericht op verdieping van de theoretische en de klinische kennis van een beperkt aantal keuzestages of een aandachtsgebied, alsmede op het voldoen aan de eindtermen voor het desbetreffende aandachtsgebied. 2. Op de aandachtsgebieden zijn de navolgende eisen van toepassing: a. Het onderdeel omvat ten hoogste twee aandachtsgebieden. In deze periode is de aios ten minste 80% van de dagtaak werkzaam in het aandachtsgebied. b. In afwijking van het bepaalde onder a kan de aios, indien hij één aandachtsgebied volgt ten minste een kwart van het onderdeel besteden aan keuzestages en overige interne geneeskunde. c. Tot de aandachtsgebieden behoren: i. algemene interne geneeskunde; ii. allergologie en klinische immunologie; iii. bloedtransfusiegeneeskunde; iv. endocrinologie en metabolisme; v. hematologie; vi. infectieziekten; vii. intensive care; viii. klinische farmacologie; ix. nierziekten; x. oncologie; xi. ouderengeneeskunde; xii. vasculaire geneeskunde. d. Voor het aandachtsgebied algemene interne geneeskunde kiest de aios twee of drie keuzestages als bedoeld in het derde lid. Het aandachtsgebeid omvat een selectie uit poliklinisch werken, supervisie op een academische afdeling algemene interne geneeskunde, klinische epidemiologie en besliskunde, klinische onderwijskunde of stages, gericht op de gewenste beroepsuitoefening, die nog niet eerder zijn gevolgd.
2
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
e.
3.
Voor één van de andere aandachtsgebieden dan die, genoemd onder c, zet de aios, na afronding van de onderdelen interne geneeskunde en de stages interne geneeskunde, de opleiding voort in een afdeling van een opleidingsinrichting waar topklinische en toppreferente zorg wordt geboden voor het betreffende aandachtsgebied van de interne geneeskunde. f. De eindtermen voor de aandachtsgebieden zijn beschreven in hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. De aandachtsgebieden worden voor erkenning voorgedragen bij de MSRC. Onder verantwoordelijkheid van de MSRC is de plenaire visitatiecommissie interne geneeskunde belast met de visitatie van de opleidingen in het aandachtsgebied. De aios kan stages bedoeld in artikel B.2.3. als keuzestages volgen.
B.2.5. Cursorisch onderwijs interne geneeskunde De aios is verplicht gedurende de opleiding het volledige cursorisch onderwijs interne geneeskunde als hierna omschreven te volgen: a. gedurende de eerste twee jaren van de opleiding bestaat het cursorisch onderwijsprogramma uit: i. tien Regionale casus werkbesprekingen; ii. tweemaal een landelijke cursus: farmacotherapie onderscheidenlijk klinische epidemiologie; iii. een formatieve kennistoets na verloop van twee jaar van de opleiding; b. gedurende het derde en vierde jaar van de opleiding bestaat het cursorisch onderwijsprogramma uit: i. tien Regionale casus werkbesprekingen; ii. tweemaal een landelijke cursus: DNA/moleculaire biologie onderscheidenlijk genetica en counseling; iii. een formatieve kennistoets na verloop van vier jaar van de opleiding; c. gedurende het vijfde en zesde jaar van de opleiding bestaat het cursorisch onderwijsprogramma uit landelijke cursussen gericht op verschillende maatschappelijke en organisatorische aspecten van de beroepsuitoefening van de internist; d. tijdens de opleiding neemt de aios deel aan alle door de NIV georganiseerde landelijke studiedagen, aan wetenschappelijke vergaderingen van de NIV en aan wetenschappelijke vergaderingen van verenigingen van de aandachtsgebieden. B.3. Eindtermen De aios voldoet aan het eind van de opleiding aan de eindtermen opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit. Hoofdstuk C
De erkenning tot opleider en opleidingsinrichting
Titel I
De opleider
C.1. 1.
2.
Opleidingsgroep De leden van de opleidingsgroep die keuzestages, bedoeld in artikel B.2.4., of stages, bedoeld in artikel B.2.3., verzorgen voldoen aan de volgende eisen: a. ten minste twee specialisten, die zich ten minste voor 50% van de dagtaak met het betreffende stagegebied bezighouden, een specifieke interesse en kennis op het vakgebied van de bedoelde keuzestage hebben en als zodanig zijn geregistreerd bij de NIV, superviseren de betreffende keuzestage; b. één van de specialisten, bedoeld onder a, fungeert als stagesupervisor en is namens de opleider verantwoordelijk voor het behalen van de eisen behorende bij de desbetreffende stage; c. de opleider en de stagesupervisor zijn tezamen verantwoordelijk voor het halen van de eindtermen van de genoemde keuzestage, en voor het aan bod komen van de in de eindtermen genoemde ziektebeelden op het gewenste niveau; d. de stagesupervisor beoordeelt of de aios voldoet aan de desbetreffende stagespecifieke eindtermen en de algemene eindtermen. Daarvoor legt de stagesupervisor aan het eind van de stage schriftelijk vast of de eindtermen van de stage zijn behaald en aan welke onderdelen van de algemene eindtermen is voldaan. De leden van de opleidingsgroep die opleiding in een aandachtsgebied verzorgen voldoen aan de volgende eisen: a. een specialist, die zich ten minste voor 50% van de dagtaak met het betreffende aandachtsgebied bezighoudt, en die ten minste vijf jaar ervaring heeft als internist met het betreffende aandachtsgebied, is als supervisor belast met de supervisie over de aios tijdens de opleiding in een aandachtsgebied; b. de verantwoordelijkheden van de opleider en de supervisor in het aandachtsgebied worden duidelijk afgesproken en middels een overeenkomst vastgelegd. De opleider tot internist is eindverantwoordelijk voor het voldoen door de aios aan de opleidingseisen interne geneeskunde voor de uiteindelijke registratie als internist; c. zij publiceren in vaktijdschriften; d. zij bezoeken regelmatig congressen en bijeenkomsten op het gebied van het betreffende aandachtsgebied; e. zij zijn actief in het post-academisch onderwijs.
3
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
C.2. Verplichtingen opleider De opleider voldoet aan de volgende eisen: a. stelt ten minste wekelijkse een bespreking met de afdeling radiologie in en houdt dit in stand, zodanig dat alle vormen van beeldvormende diagnostiek onderwerp van discussie zijn; b. draagt er zorg voor dat ten minste eenmaal, en ten hoogste twee maal per week een grote visite wordt gehouden met de opleider of supervisor. De grote visite heeft tot doel de optimalisatie van de patiëntenzorg, de integratie van verkregen gegevens en supervisie van het beleid ten aanzien van diagnostiek, therapie en attitude van de aios; c. stelt een ten minste maandelijkse overdrachts- en beleidsbespreking met de afdeling chirurgie in en houdt deze in stand, zodanig dat de indicatie therapeutische mogelijkheden en de complicaties van chirurgisch handelen onderwerp van discussie zijn; d. houdt ten minste tweemaal per maand een probleemoplossende patiëntenbespreking; e. houdt ten minste tweemaal per maand besprekingen met de patholoog over obducties en biopsieën (macroscopie en microscopie); f. draagt er zorg voor dat ten minste eenmaal per maand een refereerbijeenkomst plaatsvindt, waarbij de nadruk ligt op analyse van de literatuur, kennisvergaring van actuele ontwikkelingen en op presentatie; g. is tezamen met de supervisor in het aandachtsgebied verantwoordelijk voor het programma tijdens de opleiding in een aandachtsgebied als bedoeld in artikel B.2.4. van dit Besluit. Titel II
De opleidingsinrichting
C.3.1. Eisen voor erkenning 1. In de inrichting zijn op de opleidingsafdeling behalve de opleider ten minste vier internisten, elk ten minste 80% van een volledige werkweek werkzaam en lid van de opleidingsgroep. 2. In de inrichting zijn werkzaam een anesthesioloog, een cardioloog, een chirurg, een longarts, een neuroloog, een orthopedisch chirurg, een patholoog, een psychiater, een radioloog, een uroloog en een gynaecoloog. 3. In de inrichting zijn werkzaam of worden regelmatig als consulent geraadpleegd een dermatoloog, een keel-neusoorarts, een medisch microbioloog, een oogarts en een radiotherapeut. 4. In de inrichting is het aantal opnamen per jaar voor interne geneeskunde ten minste 1000, gespreid over de verschillende onderdelen van de interne geneeskunde. 5. Een inrichting kan ten minste twee jaar interne geneeskunde verzorgen. 6. De niet-academische inrichtingen kunnen worden erkend om ten minste twee jaar en ten hoogste vier jaar opleiding interne geneeskunde te verzorgen. 7. Het eerste jaar interne geneeskunde en het aantal goedgekeurde stages en aandachtsgebieden bepalen de maximale opleidingsduur waarvoor de niet-academische opleidingsinrichting kan worden erkend. Hierin kan opgenomen zijn het later in de opleiding vallende tweede deel van het onderdeel interne geneeskunde als bedoeld in artikel B.2.2., tweede lid. 8. De academische inrichtingen kunnen worden erkend om de volledige zes jaar van de opleiding interne geneeskunde te verzorgen. C.3.2. Algemene erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied verzorgt De betreffende afdeling van een inrichting die opleiding in een aandachtsgebied verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. zij wordt geleid door een internist met het betreffende aandachtsgebied; b. op de afdeling is naast de supervisor ten minste één andere internist in het betreffende aandachtsgebied werkzaam; c. er vinden ten minste maandelijks literatuurbesprekingen of refereeravonden plaats; d. zij beschikt over een (elektronische) bibliotheek waarin standaardwerken en wetenschappelijke tijdschriften of een literatuursearchsysteem met toegang tot meerdere databestanden op het gebied van het betreffende aandachtsgebied; e. zij beschikt over voldoende aansluitingen voor educatief gebruik van internet, zoals Medline. C.3.3.
Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied allergologie en klinische immunologie verzorgt De inrichting die opleiding in het aandachtsgebied allergologie en klinische immunologie verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. zij is erkend voor het verzorgen van ten minste vier jaar interne geneeskunde; b. de betreffende afdeling die de opleiding verzorgt voldoet aan de volgende eisen: i. zij beschikt over poliklinische faciliteiten ten behoeve van patiënten met immunologisch gemediëerde aandoeningen; ii. zij heeft toegang tot: - klinische faciliteiten voor de patiënten, bedoeld onder i. - een laboratorium medische immunologie, onderscheidenlijk tot laboratoria waar medisch immunologische diagnostiek wordt verricht; - een functielaboratorium voor allergische diagnostiek.
4
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
C.3.4. Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied bloedtransfusiegeneeskunde verzorgt De inrichting die opleiding in het aandachtsgebied bloedtransfusiegeneeskunde verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. zij heeft professionele inbreng in: i. ziekenhuistransfusiecommissie; ii. regionale of nationale gebruikerscommissie(s); iii. de diagnostiek van immunohematologische aandoeningen; iv. donor en productselectie voor transfusie; v. analyse van bijwerkingen bloedproducten, inrichting hemovigilantiesysteem; vi. preventie transfusie overdraagbare ziekten; vii. counseling donoren voor beenmerg- en stamceldonatie; viii. mobilisatie en afname perifere bloedstamcellen; ix. indicaties en uitvoering therapeutische aferese; x. advisering over bloedproducten aan regionale ziekenhuizen; b. zij beschikt over een bloedbankdivisie of heeft een samenwerkingsovereenkomst met een dergelijke divisie; c. de betreffende afdeling die de opleiding verzorgt voldoet aan de volgende eisen: i. naast de supervisor zijn ten minste twee andere internisten met het betreffende aandachtsgebied aanwezig; ii. op de afdeling wordt transfusiegeneeskunde dagelijks bedreven. C.3.5. Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied endocrinologie en metabolisme verzorgt De inrichting die opleiding in het aandachtsgebied endocrinologie en metabolisme verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. zij is erkend voor het verzorgen van ten minste zes jaar interne geneeskunde; b. zij beschikt over een klinisch chemisch laboratorium met endocrinologische expertise, een afdeling nucleaire geneeskunde met bedden voor behandeling van patiënten met radionucliden, een afdeling radiotherapie en een afdeling neurochirurgie, of heeft een vaste relatie met een in de directe nabijheid gelegen instelling, die beschikt over deze afdelingen; c. de betreffende afdeling die de opleiding verzorgt voldoet aan de volgende eisen: i. naast de supervisor zijn ten minste twee andere internisten met endocrinologie en metabolisme als aandachtsgebied aanwezig; ii. zij beschikt over bedden en een polikliniek of spreekuur voor patiënten met hormonale en stofwisselingsziekten, inclusief diabetes mellitus. C.3.6. Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied hematologie verzorgt De inrichting die opleiding in het aandachtsgebied hematologie verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. heeft een erkend isotopenlaboratorium en een afdeling radiotherapie; b. de betreffende afdeling die de opleiding verzorgt voldoet aan de volgende eisen: i. op de afdeling zijn naast de supervisor ten minste drie andere internisten in het aandachtsgebied werkzaam; ii. zij beschikt over een klinische afdeling voor hematologische intensieve zorg en een transplantatie-erkenning ; iii. zij beschikt over eigen polikliniek-faciliteiten; iv. zij participeert in klinische trials georganiseerd door HOVON of EORTC; v. zij is aangewezen als hemofilie behandelcentrum of heeft een samenwerkingsovereenkomst met een dergelijk centrum dat een stage verzorgt; vi. zij onderhoudt contacten met, en heeft professionele inspraak in, laboratoria waar hematologische, hemostasiologische, immunologische, cytogenetische en moleculair-biologische diagnostiek en onderzoek plaatsvindt. C.3.7. Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied infectieziekten verzorgt De inrichting die opleiding in het aandachtsgebied infectieziekten verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. zij is erkend voor het verzorgen van ten minste zes jaar interne geneeskunde; b. zij is erkend voor het verzorgen van een opleiding tot medisch microbioloog; c. de betreffende afdeling die de opleiding verzorgt voldoet aan de volgende eisen: i. beschikt over bedden voor patiënten met infectieziekten, en een polikliniek of spreekuur voor patiënten met infectieziekten; ii. buiten deze afdeling moeten regulier patiënten voor een infectieziekte in consult worden gezien; iii. er vindt een registratie van consulten plaats. Hierin worden behalve de demografische gegevens van de patiënt ten minste ook de ontslagdiagnose vermeld; iv. heeft een vaste relatie met laboratoria voor medische microbiologie, virologie en parasitologie en met een infectiecommissie en een antibioticacommissie; v. in de bibliotheek, bedoeld in artikel C.3.2., eerste lid, onder d, bevinden zich standaardwerken en wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van antimicrobiële therapie, vaccinatie, medische microbiologie en ziekenhuisepidemiologie en -hygiëne.
5
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
d.
een inrichting die ten hoogste zes maanden van de opleiding in het aandachtsgebied verzorgt, kan erkend worden, indien een samenwerkingsovereenkomst waarborgt dat: i. de aan de opleiding deelnemende specialisten in de verschillende inrichtingen één opleidingscommissie vormen, onder voorzitterschap van de opleider in het academische ziekenhuis; ii. de verantwoordelijke supervisor in de betreffende inrichting gedurende de opleidingsperiode ten minste 80% van een volledige werkweek werkzaam is, op een zodanige wijze dat hij zijn taak daadwerkelijk en naar behoren kan kunnen vervullen; iii. een evenredig deel van de contacten met nieuwe patiënten met een infectieziekte wordt gerealiseerd, en een evenredig deel van de tijd besteedt aan stages bij de infectiecommissie en antibioticacommissie.
C.3.8. Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied intensive care verzorgt De betreffende afdeling van de inrichting die opleiding in het aandachtsgebied intensive care verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. op de afdeling zijn naast de supervisor ten minste drie andere internisten in het aandachtsgebied ten minste 80% van een volledige werkweek werkzaam en betrokken bij de opleiding, met verschillende kennis en ervaring, verspreid over het brede veld van de intensive care geneeskunde; b. zij voldoet aan de definitie level 1, afdeling intensive care, conform de richtlijn Advies organisatie en werkwijze intensive care-afdelingen van het Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing; c. op de afdeling worden in ieder geval interne, heelkundige, cardiochirurgische, neurologische en neurochirurgische patiënten behandeld; d. zij heeft een formeel medisch hoofd bij wie de eindverantwoordelijkheid voor de medische behandeling ligt; e. de bibliotheek, genoemd in artikel C3.2., eerste lid, onder d, kan te allen tijde door de aios geraadpleegd worden; f. zij maakt de resultaten inclusief de interpretatie van beeldvormende voor de aios gemakkelijk bereikbaar. C.3.9. Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied klinische farmacologie verzorgt 1. De inrichting die opleiding in het aandachtsgebied klinische farmacologie verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. zij is erkend voor het verzorgen van ten minste zes jaar interne geneeskunde; b. zij beschikt over een commissie mensgebonden onderzoek en een formularium- of therapiecommissie, en bij voorkeur tevens een of meer andere geneesmiddelencommissies; c. de betreffende afdeling die de opleiding verzorgt voldoet aan de volgende eisen: i. zij heeft toegang tot klinische en poliklinische faciliteiten; ii. een apart poliklinisch spreekuur voor patiënten met uitgebreide medicatie aanwezig; iii. zij beschikt over een afdeling farmacologie of klinische farmacie; iv. de supervisor heeft toegang tot analytische faciliteiten via een eigen laboratorium of via samenwerking met de afdelingen, bedoeld onder iii; v. in de bibliotheek, genoemd in artikel C.3.2., eerste lid, onder d, zijn tevens een aantal standaardwerken en wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van de farmacokinetiek aanwezig. 2. De inrichting die opleiding in het aandachtsgebied klinische farmacologie verzorgt voldoet aan de volgende verplichting: het aantal daadwerkelijk binnen de opleidingsinrichting werkzame aios voor het aandachtsgebied uitgedrukt in fte’s bedraagt ten hoogste 1,0 maal het gezamenlijk aantal internisten uitgedrukt in fte’s dat in de opleidingsinrichting werkzaam en daadwerkelijk bij de opleiding betrokken is. C.3.10. Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied medische oncologie verzorgt De betreffende afdeling van de inrichting die opleiding in het aandachtsgebied medische oncologie verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. op de afdeling zijn naast de supervisor ten minste drie andere internisten in het aandachtsgebied werkzaam; b. zij beschikt over bedden voor oncologische zorg en oncologische polikliniek faciliteiten; c. zij heeft een vaste relatie met een afdeling voor radiotherapie en afdelingen voor oncologisch-chirurgische behandelingen; d. zij onderhoudt contacten met laboratoria waar histologische, immunologische, cytogenetische en moleculairbiologische diagnostiek en onderzoek plaatsvindt; e. zij participeert actief in klinische trials.
6
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
C.3.11. Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied nierziekten verzorgt De inrichting die opleiding in het aandachtsgebied nierziekten verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. de inrichting is erkend voor het verzorgen van ten minste zes jaar interne geneeskunde; b. de betreffende afdeling die de opleiding verzorgt voldoet aan de volgende eisen: i. op de afdeling zijn naast de supervisor ten minste drie andere internisten in het aandachtsgebied werkzaam; ii. zij beschikt over bedden voor nefrologische zorg, over faciliteiten voor een nefrologische polikliniek, een gecertificeerde afdeling voor acute en chronische haemodialyse, faciliteiten voor het opleiden van peritoneale dialyse patiënten, en een erkende afdeling voor niertransplantatie dan wel participatie in een dergelijke afdeling; iii. de volgende poliklinieken zijn aanwezig: algemene nefrologie, chronische nierinsufficiëntie/predialyse, peritoneale dialyse en niertransplantatie; iv. zij heeft een vaste relatie met de afdelingen voor chirurgie, urologie en intensive care; v. onderhoudt contacten met laboratoria waar immunologische histologische en microbiologische diagnostiek plaatsvindt; vi. er zijn reguliere besprekingen met de afdelingen voor chirurgie, wat betreft niertransplantatie en dialyse toegangschirurgie, -urologie en –pathologie; vii. zij participeert actief in klinische trials. C.3.12. Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied ouderengeneeskunde verzorgt De inrichting die opleiding in het aandachtsgebied ouderengeneeskunde verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. in afwijking van artikel 3.2., eerste lid, onder b, is op de afdeling naast de supervisor ten minste één andere internist in het aandachtsgebied werkzaam of een klinisch geriater ; b. zij beschikt over poliklinische en klinische faciliteiten voor oudere patiënten met complexe problematiek; c. er is ten minste wekelijks een bespreking van het multidisciplinaire team waarbij onder andere een psychiater, neuroloog en bij voorkeur een (neuro-)psycholoog aanwezig zijn. C.3.13. Aanvullende erkenningseisen inrichting die opleiding in aandachtsgebied vasculaire geneeskunde verzorgt De inrichting die opleiding in het aandachtsgebied vasculaire geneeskunde verzorgt voldoet aan de volgende eisen: a. zij beschikt over een polikliniek met spreekuren voor patiënten met vasculaire ziekten; b. zij beschikt over een lipidenlaboratorium, een stollingslaboratorium en een vaatfunctielaboratorium; c. zij heeft een afdeling (vaat)chirurgie, (interventie) cardiologie, (interventie)radiologie, en neurologie. Hoofdstuk D
Slotbepalingen
D.1. Overgangsbepaling Artikel E.1. van het Kaderbesluit CCMS is van overeenkomstige toepassing. D.2. 1. 2. D.3. 1. 2.
Publicatie Dit besluit wordt, met uitzondering van bijlage 2 als bedoeld in artikel B.3., gelijktijdig met het besluit van de Minister, inhoudende de goedkeuring van dit besluit, gepubliceerd in de Staatscourant. In het officiële orgaan van de KNMG wordt mededeling gedaan van dit besluit. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005. Indien de Staatscourant waarin dit besluit en het goedkeuringsbesluit, bedoeld in artikel D.2., eerste lid, worden geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2004, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2005.
D.4. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit interne geneeskunde.
Utrecht, 25 juni 2004
dr. C.M.T. Plasmans voorzitter CCMS
mw. mr. V.J. Schelfhout-van Deventer secretaris colleges
7
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Toelichting Algemeen Dit besluit bevat de aanvullende opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme interne geneeskunde. Bij de vaststelling van dit besluit is de zienswijze van de NVKG zoals neergelegd in de brief van 18 mei 2004 meegenomen. Artikelsgewijs Artikel B.1. Dit is een nadere invulling van het bepaalde in artikel B.3., eerste lid, van het Kaderbesluit CCMS. Deze duur is een jaar langer dan het minimum van de aanbeveling van de Union Européenne des Médecins Spécialistes (UEMS) en is conform de minimale duur zoals bedoeld in bijlage C bij Richtlijn 93/16/EEG. Artikelen B.2.1.tot en met B.2.5. Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel B.5. van het Kaderbesluit CCMS. Of de aios voldoet aan de opleidingseisen en de gestelde eindtermen, moet blijken uit het portfolio dat hij op grond van artikel B.5., eerste lid, onder g, van het Kaderbesluit CCMS bijhoudt. De opleiding kan om bijvoorbeeld logistieke redenen gevolgd worden in een combinatie van een academische en twee nietacademische inrichtingen. Daarnaast geldt dat het volgen van de volledige opleiding in één academische opleidingsinrichting of in twee niet-academische inrichtingen niet de voorkeur heeft . Het onderdeel aandachtsgebied en keuzestages zal veelal het laatste deel van de opleiding betreffen en maakt de noodzakelijke differentiatie van internistische deskundigheid mogelijk. Het samenwerken in maatschappen of in staven waarin ieder van de leden naast brede algemene kennis van de interne geneeskunde extra deskundigheid inbrengt op een van de onderdelen van de interne geneeskunde vormt de basis van de kwaliteit van de interne geneeskunde in teamverband in Nederland. Dit model van werken is in het Raamplan door de NIV als basiskenmerk vastgelegd. In vergelijking met de oude opleidingseisen interne geneeskunde opgenomen in besluit CCMS no. 13-2000 is de bepaling over het cursorisch onderwijs interne geneeskunde (COIG) in zowel de daarop volgende opleidingseisen opgenomen in besluit CCMS no. 6-2002 als in het onderhavige besluit nader uitgewerkt en gedetailleerd. De oude bepaling was dermate algemeen dat de nieuwe bepaling er inhoudelijk onder zou kunnen vallen als praktische toepassing. De vernieuwing brengt daarom uiteraard niet mee dat degenen die op het tijdstip waarop dit Besluit in werking is getreden reeds in opleiding waren kunnen opteren voor de oude praktische toepassing. Alle aios zullen daarom vanaf de inwerkingtreding van besluit CCMS no. 6-2002 in beginsel eenzelfde COIG-programma kunnen volgen. Artikel B.2.1. Binnen de opleiding interne geneeskunde wordt nauw samengewerkt met de specialismen de cardiologie, de klinische geriatrie, de longziekten en tuberculose , de maag-darm-leverziekten, de nucleaire geneeskunde en de reumatologie. Deze specialismen kenmerken zich doordat zij enerzijds een stage kunnen verzorgen in het kader van de opleiding interne geneeskunde en anderzijds doordat de opleiding van de aios van genoemde specialismen één, twee of drie-jarige vooropleiding interne geneeskunde bevat. De vooropleiding wordt gevolgd door de opleider interne geneeskunde. In de opleidingsinrichtingen waar dit speelt vormen de aios interne geneeskunde, die door de internist-opleider gesuperviseerde stages volgen en de aios interne geneeskunde, die door opleiders van bovengenoemde specialismen gesuperviseerde stages volgen gezamenlijk één pool van aios. Deze aios doen diensten voor de betrokken specialismen zodra de opleider hen daartoe voldoende bekwaam acht. Artikel B.2.4. Conform het bepaalde in artikel B.2.1. tweede lid, sub c bedraagt het onderdeel aandachtsgebieden en keuzestages 24 maanden. Voor de aandachtsgebieden geldt dat de periode van 24 maanden in maximaal twee aandachtsgebieden kan worden doorgebracht. Voor de keuzestages geldt daarentegen dat de periode in minimaal twee keuzestages moet worden doorgebracht. Immers in artikel B.23. van het Kaderbesluit CCMS is bepaald dat de duur van een stage maximaal één jaar bedraagt. Deze eis geldt ook voor de keuzestages interne geneeskunde. Artikel B.2.5. Het bepaalde in artikel B.2.5., onder d, dat de aios tijdens de opleiding deelneemt aan alle door de NIV georganiseerde landelijke studiedagen betekent uitdrukkelijk niet dat de aios verplicht is lid te zijn van de NIV om de studiedagen bij te wonen. Artikel B.3. Dit is een nadere invulling van het bepaalde in artikel B.2., tweede lid, van het Kaderbesluit CCMS. De integrale tekst van bijlage 2 bij dit besluit is bij de tekst van dit besluit terug te vinden op www.knmg.nl/ore.
Artikel C.1. Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.2. van het Kaderbesluit CCMS. De supervisor belast met de supervisie over de aios tijdens de opleiding in een aandachtsgebied is bij voorkeur gepromoveerd.
8
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Artikel C.2. Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.3. van het Kaderbesluit CCMS. Artikel C.3.1. tot en met C.3.13. Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.10. van het Kaderbesluit CCMS. Ten aanzien van de bloedtransfusiegeneeskunde, bedoeld in artikel C.3.4., geldt het volgende. Als de bloedbankdivisie, bedoeld onder b, geen onderdeel uitmaakt van een opleidingsinrichting, zal deze zelf nog als inrichting erkend moeten worden, voor het verzorgen van één stage, namelijk een specifiek gedeelte van de opleiding in het aandachtsgebied. Ten aanzien van de consulten genoemd in artikel C.3.7, onder c, sub ii betreft het zowel klinische als poliklinische consulten. Onder beeldvormende diagnostiek wordt in artikel C.3.8 onder e bedoeld röntgenfoto's, scans, echo's e.a.
9
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Bijlage 1 bij het Besluit interne geneeskunde, bedoeld in artikel B.2.3., tweede lid Stages interne geneeskunde Poliklinisch werken Verplichte stage. Duur: acht maanden. Deze stage wordt in een onafgebroken, aaneengesloten periode van acht maanden gevolgd, vanwege het belang van de longitudinale observatie van patiënten. Poliklinisch werk verricht tijdens andere stages telt niet mee voor deze polikliniekstage Leerdoel: leren werken op een polikliniek interne geneeskunde, met name diagnostiek en therapie van patiënten met tevoren onbekende problematiek en het in de tijd vervolgen van ziektebeelden van poliklinische patiënten. Ziektebeelden: het brede spectrum van de poliklinische interne geneeskunde moet tijdens deze stage aan de orde komen. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: kennis, vaardigheden en attitude zoals genoemd in hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Te leren technieken: zie hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit (voor zover realiseerbaar in deze stage). In de interne geneeskunde is een duidelijke verschuiving van klinisch naar poliklinisch werken. Daarom dient veel aandacht en zorg te worden besteed aan de stage polikliniek algemene interne geneeskunde, aan het poliklinisch werken tijdens andere stages en aan het poliklinisch werken van die aios bij wie de nadruk ligt op de opleiding in het aandachtsgebied algemene interne geneeskunde. Consultatief werken Verplichte stage. Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: het leren werken als consulent interne geneeskunde voor andere specialismen, Deze activiteit vindt zowel transmuraal, poliklinisch als klinisch plaats. Van de internist wordt deskundigheid verwacht op het gebied van de pre-, peri- en postoperatieve zorg. Ziektebeelden/problemen: pre-operatieve beoordeling; antibiotica-profylaxe; anticoagulantia-profylaxe; indicatie postoperatieve bewaking; beoordeling voedingstoestand; optimalisatie gezondheidstoestand pre-operatief; post-operatieve zorg; interne problemen tijdens zwangerschap; interne problemen in de psychiatrie; interne problemen in de neurologie; interne problemen bij KNO, oogheelkunde, dermatologie; farmacotherapie, effecten en complicaties; stoornissen in zuur-base evenwicht; elektrolytstoornissen; transfusiereacties, bloedtransfusiebeleid; lichamelijk niet te verklaren klachten. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: zie hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Intensive Care Verplichte stage Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: het leren omgaan met, en het behandelen van patiënten met ernstige acute ziektebeelden, zoals genoemd in hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Werkzaamheden gedurende deze periode op een ICU met ernstig zieke patiënten met name afkomstig uit de interne geneeskunde en bij voorkeur ook uit de heelkunde. De ICU moet voldoen aan de eisen die door de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care-artsen zijn gesteld. Ziektebeelden/problemen: Diagnostiek en behandeling van shock, zuurbase- en elektrolytstoornissen, gaswisselingsstoornissen, haemostaseproblemen, acute nierinsufficiëntie, infectieuze complicaties etc. Zie ook hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: Indicaties, methoden, controle en begeleiding beademing. Indicaties en uitvoering parenterale voeding, sondevoeding. Indicaties en uitvoering hemodynamische bewaking. Indicaties hemodialyse en hemofiltratie. Te leren technieken: Reanimatie, intuberen. Inbrengen subclaviacatheter, bij voorkeur ook andere typen lijnen. Zie ook hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Cardiologie Voorkeurstage. Duur vier tot zes maanden. Leerdoel: verkrijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in pathofysiologie, de diagnostiek en therapie van hart- en vaatziekten zoals genoemd in de eindtermen van het hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Hiervan worden bij voorkeur ten minste twee maanden op de CCU doorgebracht. Gedurende de resterende periode kunnen twee dagdelen per week aan poliklinisch werk worden besteed. Ziektebeelden: Diagnostiek/behandeling van coronarialijden, ritmestoornissen, klepvitia, hartfunctiestoornissen. Zie ook het hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: ECG-beoordeling. Indicaties voor niet-invasieve onderzoeksmethoden als inspannings-ECG, echocardiografie, hartscintigrafie etc. Indicaties voor hartcatheterisatie. Indicaties voor klepchirurgie, bypass en PTCA. Indicaties voor uitwendige en interne pacemakers, inbrengen van acute uitwendige pacemaker. Indicaties en uitvoering van hemodynamische monitoring. Te leren technieken: Cardioversie, reanimatie. Zie het hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. 10
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Longziekten Voorkeursstage. Duur vier tot zes maanden. Leerdoel: het verkrijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in de pathofysologie, de diagnostiek en therapie van longziekten zoals genoemd in de eindtermen hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Deze periode moet bij voorkeur zowel een klinisch als een poliklinisch deel bevatten. Ziektebeelden: Diagnostiek/behandeling van chronisch obstructief longlijden, astma bronchiale, infectieuze longaandoeningen, bronchuscarcinoom, pneumothorax. Zie ook het hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: Indicaties voor bronchoscopie en thoracoscopie. Indicaties voor longchirurgie. Indicaties voor technieken en beoordeling van longfunctie-onderzoek. Te leren technieken: Indicaties en uitvoering pleurapunctie. Indicaties en uitvoering thoraxdrainage. Het bovenstaande kan worden geleerd tijdens klinische, poliklinische, consultatieve en diagnostische pulmonologische werkzaamheden. Zie het hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Deze technieken kunnen ook worden geleerd tijdens andere stages van de opleiding. Maag-darm-leverziekten Facultatieve stage Duur: vier tot zes maanden (indien geen scholing wordt gevolgd in endoscopie) Leerdoel: verkrijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in de pathofysiologie, diagnostiek en therapie van ziekten van de tractus digestivus, zoals genoemd in hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Ziektebeelden: Diagnostiek/behandeling van oesophagusaandoeningen, ulcuslijden, galweg- en pancreaspathologie, chronische inflammatoire darmziekten, maligniteiten tractus digestivus, leverpathologie. Zie het hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: Indicaties coloscopie, ERCP, percutane cholangiografie, in- en uitwendige galwegdrainage, dunne darmbiopsie. Indicaties betreffende niet-invasieve en invasieve beeldvormende diagnostiek. Indicaties functietests. Indicaties chirurgie tractus digestivus. Te leren technieken: Ascitespunctie. Zie het hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Deze techniek kan ook worden geleerd tijdens andere stages van de opleiding. Duur: twaalf maanden (indien endoscopische technieken worden aangeleerd naast de bovengenoemde eisen) Er wordt aanvullend zes tot acht maanden een MDL-stage gevolgd zodanig dat in de zes jaar totaal twaalf maanden MDLopleiding genoten kan worden. Hierin is opgenomen een gecertificeerde endoscopie-opleiding betreffende oesophagogastroduodenoscopie (met haemostase), sigmoïdoscopie met poliepectomie en (bij gebleken geschiktheid) colonoscopie, inclusief poliepectomie. Uitgangspunt is dat het opdoen van ervaring in endoscopie niet los gezien kan worden van een gedegen kennis betreffende maag-, darm-, leverpathologie. Andere endoscopische procedures zoals ERCP vallen buiten dit pakket. Haematologie. Facultatieve stage Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: verkrijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in de pathofysiologie, diagnostiek en therapie van haematologische ziekten. Ziektebeelden: Diagnostiek, differentiële diagnose en behandeling van anaemie, leucopenie en trombopenie. Diagnostiek, classificatie en behandeling van leukemieën en maligne lymfoom, multiple myeloom. Diagnostiek en behandeling van de patiënt met verminderde afweer. Diagnostiek en behandeling van hemostasestoornissen. Zie ook het hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Onderzoeksmethoden: Beoordeling bloed- en beenmergpreparaten. Te leren technieken: Beenmergpunctie. Botboring. Zie het hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Deze technieken kunnen ook worden geleerd tijdens andere stages van de opleiding. Oncologie Facultatieve stage. Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: verkrijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in de pathofysiologie, diagnostiek en therapie van oncologische aandoeningen. Ziektebeelden: Diagnostiek, stadiëring, behandeling van solide tumoren, onder meer carcinomen van mamma, ovarium, tractus digestivus, tractus urogenitalis, long, hoofd-hals gebied en sarcomen. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: Indicaties voor chirurgie, radiotherapie dan wel hormonale of chemotherapie. Bijwonen van multidisciplinaire oncologische besprekingen; bijwonen van biopsiebesprekingen. Zie ook het hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Te leren technieken: Percutane naaldbiopsie. Cytologische punctie. Zie ook het hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Deze technieken kunnen ook worden geleerd tijdens andere stages van de opleiding.
11
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Nefrologie Facultatieve stage. Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: verkrijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in de pathofysiologie, diagnostiek en therapie van nierziekten. Ziektebeelden: Differentiële diagnostiek en behandeling van diverse nieraandoeningen, waaronder: glomerulonefritis, interstitiële nefritis, nefrotisch syndroom, acute tubulusnecrose, obstructieve stoornissen etc. Diagnostiek en behandeling acute en chronische nierinsufficiëntie. Zie het hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: Indicaties acute nierfunctievervangende behandeling (hemodialyse, peritoneaal dialyse). Indicaties en methoden van chronische nierfunctievervangende behandeling (hemodialyse, CAPD, niertransplantatie); begeleiding chronische patiënten: shuntproblemen, secundaire hyperparathyreoïdie etc. Indicaties nierbiopsie. Zie het hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Endocrinologie Facultatieve stage. Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: verkrijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in de pathofysiologie, diagnostiek en therapie van endocrinologische ziekten. Ziektebeelden: Diagnostiek en behandeling van diverse endocrinologische aandoeningen, waaronder in ieder geval diabetes mellitus en schildklieraandoeningen. Diagnostiek en behandeling van aandoeningen van hypofyse, bijnier, schildklier en gonaden, bijschildklier, pancreaseilandjes i.h.a. Zie het hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: Indicaties en uitvoering van diagnostische functietesten van hypofyse, bijnier, schildklier, gonaden, calciumstofwisseling. Zie ook het hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Infectieziekten Facultatieve stage. Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: verkrijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in de pathofyiologie, diagnostiek en therapie van infectieziekten. Ziektebeelden: Diagnostiek en behandeling van diverse infectieuze aandoeningen, waaronder: sepsis, pneumonie, meningitiden, urineweginfecties, gastroenteritis, osteomyelitis, bacteriële endocarditis etc. Zie ook het hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: Indicaties voor isolatie (bron- en beschermende isolatie); inzicht in besmettingsgevaren. Indicaties voor vaccinatie. Antibiotica: werking, bijwerkingen en indicaties, keuze. Endocarditisprofylaxe: indicatie en keuze; profylaxe bij chirurgische ingrepen: indicaties en keuze. Indicaties voor diagnostiek en behandeling van de patiënt met verminderde immunologische afweer. Zie ook het hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Reumatologie Facultatieve stage. Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: verkrijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in de pathofysiologie, diagnostiek en therapie van reumatische ziekten. Ziektebeelden: Diagnostiek, differentiële diagnose, therapie en controle van aandoeningen van het bewegingsapparaat, waaronder in ieder geval reumatoïde arthritis. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: Indicaties en methoden van fysiotherapie en revalidatie. Indicaties voor chirurgische ingrepen/correcties. Zie ook het hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Te leren technieken: Spier- en gewrichtsonderzoek. Beoordeling gewrichts- en botfoto's. Gewrichtspunctie (indicaties en uitvoering). Zie ook het hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Klinische geriatrie Facultatieve stage Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: verkrijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in de pathofysiologie, diagnostiek en therapie van geriatrische aandoeningen. Ziektebeelden: Diagnostiek en behandeling multipathologie bij de oudere mens; tevens onderkenning en behandeling psychosociale problematiek, problematiek van het bewegingsapparaat, zintuigen en cognitie. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: Farmacotherapie bij de oudere mens. Kennis- mogelijkheden van somatische revalidatie. Multidisciplinaire behandeling (met fysiotherapeut, maatschappelijk werk, neuroloog, orthopaed e.a.). Kennis en inzicht in de optimale opvang en behandeling na ontslag: eigen woning, verzorgingstehuis, verpleegtehuis etc. Zie ook het hoofdstuk I en II van bijlage 2 bij dit Besluit.
12
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Acute interne geneeskunde Facultatieve stage Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: het verkrijgen van kennis betreffende de pathofysiologie, het herkennen en behandelen van acute internistische problematiek, zoals genoemd in hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Ziektebeelden: diagnostiek, differentiële diagnostiek en behandeling van acute cardiovasculaire afwijkingen: shock, acuut myocardinfarct, acuut hartfalen, aneurysma aortae. Acute endocrinologische ziektebeelden zoals coma diabeticum, hypoglycaemie, thyreotoxische crisis, Addisonse crisis. Acute gastro-intestinale ziektebeelden: acute buik, acuut leverfalen, acute pancreatitis, bloedverlies uit de tractus digestivus. Acute hematologische problematiek: bloedingsneiging, granulopenie, sikkelcelcrisis. Infectieziekten: meningitis, pneumonie, sepsis, endocarditis. Respiratoire afwijkingen, ARDS, pneumothorax, longembolie, nefrologische afwijkingen: acute nierinsufficiëntie, niersteenkoliek, stoonissen in het zuur-base evenwicht. Reumatologische afwijkingen: jicht, acute arthritis, acute allergologie en klinische immunologie: m.n. anafylaxie en verder de afwijkingen zoals genoemd in hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit, bij acute interne geneeskunde. Onderzoek- en behandelingsmethoden: bewaking van vitale functies. Infuusbeleid. Reanimatie. Te leren technieken: reanimatie, intubatie, arteriepunctie, pleurapunctie, ascitespunctie, fundoscopie, blaascatheterisatie. Zie ook onder nummer 13, hoofdstuk I van bijlage 2 bij dit Besluit. Bloedtransfusiegeneeskunde Facultatieve stage. Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: verkrijgen van kennis betreffende de huidige stand van wetenschap en praktijk voor het toepassen van eigen en donor bloed voor behandeling van patiënten. Ziektebeelden: aandoeningen in de haematologie/oncologie, intensive care, verloskunde, neonatologie en chirurgie, waarbij plasmaferese, cytaferese en transfusie van bloed(bestanddelen) een essentieel onderdeel van de behandeling vormen. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: medische en ethische aspecten van interventies bij donoren, immunogenetica en afweer reacties, donorselectie, indicaties voor hemaferese en toepassing van bloedproducten, veiligheid en diagnostiek en behandeling van bijwerkingen. Alternatieven voor transfusie. Te leren technieken: omgaan met lange lijnen, hemaferese, plasmaferese. Vasculaire geneeskunde Facultatieve stage. Duur: vier tot zes maanden. Leerdoel: het verkijgen van kennis betreffende de huidige inzichten in de pathofysiologie, diagnostiek en therapie van vaatziekten. Ziektebeelden: diagnostiek, behandeling en preventie van diverse vaatziekten, waaronder in ieder geval atherosclerose (met complicaties) en thromboembolie. Zie ook hoofdstuk II van bijlage 2 bij dit Besluit. Onderzoeks- en behandelingsmethoden: indicatie en interpretatie van invasieve en niet-invasieve diagnostische en therapeutische procedures. Te leren technieken: uitvoering van niet-invasieve diagnostische procedures. Overige stages Duur: vier tot zes maanden Allergologie en klinische immunologie, medische microbiologie, radiologie, nucleaire geneeskunde, klinische farmacologie, echografie, klinische epidemiologie. Deze voldoen aan de onder artikel B.2.3. genoemde stagecriteria. Voor het overige zal de invulling van deze stages afzonderlijk worden vastgesteld en worden beoordeeld op organisatie en inhoud.
13
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Bijlage 2 bij het Besluit interne geneeskunde, bedoeld in artikel B.3. Eindtermen HOOFDSTUK I: ALGEMENE EINDTERMEN I
Medische aspecten
1.
Basale medische kennis
2.
Diepgaande kennis op het gebied van de basale vakken, zoals biochemie, pathologie, klinische immunologie, moleculaire biologie, genetica
3.
Specialistische kennis op het gebied van de diagnostiek • Anamnese: de internist beheerst de vaardigheid van de anamnese tot in de details. Tijdens de opleiding wordt daarom aandacht besteed aan: het perfectioneren van interviewvaardigheden het verder verbeteren van communicatieve vaardigheden het benadrukken van anamnestische aspecten van interne ziektebeelden • Lichamelijk onderzoek: de internist is bij uitstek de deskundige op het gebied van lichamelijk/fysisch diagnostisch onderzoek. • Laboratoriumdiagnostiek: de internist interpreteert gegevens uit het laboratoriumonderzoek en heeft kennis van afwijkende laboratoriumbevindingen behorend bij de specifieke interne ziektebeelden. • Interpreteren beeldvormende diagnostiek (radiologie, CT, MRI, echografie, isotopenonderzoek). • Interpreteren functieonderzoek. • Interpreteren van consulten door andere specialisten. • Essentieel is de integratie van gegevens uit anamnese, lichamelijk onderzoek en voortgezet onderzoek.
4.
Probleemoplossend vermogen Het efficiënt opstellen van een probleemlijst met bijbehorende werkhypothesen in de vorm van een differentiaaldiagnose, daarbij gebruikmakend van de informatie direct bij de patiënt verkregen, alsmede integratie van overige diagnostische gegevens in combinatie met kennis en ervaring. Het bepalen van een effectief en doelmatig diagnostisch beleid behoort tot de specifieke deskundigheden van de internist.
5.
Informatie aan patiënt en diens omgeving Van de internist wordt verwacht dat hij de patiënt en diens omgeving adequaat op de hoogte kan brengen van de aard, alsmede het te verwachten beloop van de ziekte. Hij moet in staat zijn de patiënt optimaal te kunnen adviseren en voorlichten, met name om tot juiste beleidsbeslissingen in het kader van het ziektebeloop en de behandeling te komen. Hij moet in staat zijn tot het voeren van slecht-nieuws-gesprekken. Hij moet zorgdragen voor een vertrouwensrelatie tussen hem/haar en de patiënt en zijn omgeving. Hij moet de patiënt (en zijn omgeving) kunnen helpen bij het nemen van beslissingen aan het einde van het leven.
6.
Therapeutisch beleid De internist moet in staat zijn om op grond van de diagnostiek en context van de medische problemen advies te formuleren over de behandeling, met name ten aanzien van leefstijl, voeding en farmacotherapie, niet-farmacologische behandelingen en prognose. Speciale aandacht dient de internist te geven aan bijwerkingen op korte en lange termijn van het ingestelde therapeutisch beleid. Deskundigheid wordt vereist voor de evaluatie van het therapeutisch beleid.
7.
Farmacotherapie Specifieke deskundigheid wordt vereist op het gebied van de farmacotherapie, stoelend op kennis van de farmacokinetiek en farmacodynamiek, mogelijkheden en beperkingen van de farmacotherapie, interacties en bijwerkingen van geneesmiddelen en het effect van polyfarmacie. Met name wordt deskundigheid vereist op het gebied van individualiseren van farmacotherapie.
8.
Intoxicaties/verslaving Specifieke deskundigheid wordt vereist op het gebied van de somatische gevolgen van intoxicaties en verslaving (geneesmiddelen, roken, alcoholmisbruik, verslavende middelen).
9.
Begeleiden van functionele klachten Specifieke deskundigheid wordt vereist voor het diagnostisch beleid en de begeleiding van patiënten met functionele klachten.
14
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
10.
Behandeling op lange termijn van patiënten met chronische ziektebeelden • Deskundigheid wordt vereist op het gebied van effectieve diagnostiek en therapie op lange termijn bij chronische ziektebeelden. • Deskundigheid wordt vereist op het gebied van de persoonlijke begeleiding op lange termijn.
11.
Preventie • Deskundigheid wordt vereist op het gebied van preventieve interne geneeskunde, gericht op het voorkomen van ziektebeelden zoals atherosclerose, hypertensie, trombose en maligniteiten. • Preventie van complicaties van chronische ziektebeelden.
12.
Peri-operatieve zorg • Specifieke deskundigheid wordt vereist bij de optimalisering van de gezondheidstoestand in relatie tot de operatieve zorg. • Deskundigheid wordt vereist op het gebied van post-operatieve zorg.
13.
Procedures/vaardigheden Deskundigheid wordt vereist op het gebied van de indicatie en/of uitvoering van de volgende procedures: • reanimatie • intubatie/(non-invasieve) beademing • cardioversie • ECG (+ beoordeling) • inbrengen lange lijnen: vena subclaviakatheter, vena jugulariskatheter • arteriepunctie • venapunctie • afname materiaal voor microbiologisch onderzoek • pleurapunctie • ascitespunctie • cytologische punctie • percutane naaldbiopsie (lever, nier, bot, beenmerg, lymfklier, schildklier, tumoren) • gewrichtspunctie • beenmergpunctie • inbrengen maagsonde • oesofago-gastroduodenoscopie (incl. biopsie) • sigmoïdoscopie • blaascatherisatie • fundoscopie • ADL-score/MMSE-score/Karnofsky-index/Sedatiescore • (par)enterale voeding • infuusbeleid
14.
Verslaglegging, verslaggeving • Deskundigheid wordt vereist op het gebied van statusvoering: verslag anamnese, lichamelijk onderzoek, problemenlijst, aanvullend onderzoek, differentiaaldiagnose, beloop, interpretatie adviezen consulten. • Deskundigheid wordt vereist op het gebied van het schrijven van brieven betreffende de behandeling op het gebied van de interne geneeskunde (waarin o.a.: reden van opname, anamnese, lichamelijk onderzoek, laboratoriumonderzoek, röntgenonderzoek, verder onderzoek, consulten, conclusie, eventueel beloop of bespreking, medicatie bij ontslag, informatie gegeven aan de patiënt).
II 1.
Wetenschappelijke aspecten Naast de wetenschappelijke aspecten beschreven in het Raamplan Artsopleiding zijn voor de interne geneeskunde de volgende aspecten van specifiek belang: • Het doen van wetenschappelijk onderzoek vóór, tijdens of na de opleiding om het wetenschappelijk denken als basis voor de praktijk te stimuleren. Dit wetenschappelijk onderzoek kan plaatsvinden op het gebied van: - basaal onderzoek - klinisch-wetenschappelijk onderzoek, inclusief geneesmiddelenonderzoek Deskundigheid op het gebied van interpreteren van aangeboden wetenschappelijke kennis. Deze deskundigheid wordt onder andere verkregen door het: • Refereren van wetenschappelijke artikelen en het kritisch beoordelen (critical appraisal) van de literatuur. • Cursorisch onderwijs op het gebied van onder andere klinische epidemiologie, besliskunde. • Toepassen van de principes van evidence based medicine.
2.
15
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
3.
Leren om wetenschappelijke kennis op peil te houden. Daarvoor bestaan de volgende instrumenten: • Gesuperviseerde patiëntgebonden activiteit. • Het volgen van door de Nederlandsche Internisten Vereeniging georganiseerde en/of erkende cursussen en/of wetenschappelijke bijeenkomsten. • Bijwonen van wetenschappelijke congressen/symposia. • Literatuurstudie, gebruikmakend van alle moderne communicatiemiddelen.
III
Begeleidingsaspecten In aanvulling op de uitgebreide begeleidingsaspecten, beschreven in het Raamplan Artsopleiding zijn voor de internist van specifiek belang: • Deskundigheid bij het begeleiden van patiënten met chronische ziektebeelden. • Deskundigheid bij het begeleiden van patiënten met functionele klachten. • Deskundigheid bij het begeleiden van patiënten met klachtensyndromen zonder bekende oorzaak. • Leren van het onderhouden van een duurzame arts-patiënt relatie. • Begeleiden patiënt en omgeving (familie) bij het levenseinde.
IV
Aspecten in relatie tot de maatschappij en gezondheidszorgsysteem De internist is bij uitstek toegerust met kennis en vaardigheden om de gezondheidszorg effectief en doelmatig toe te passen. • De internist zal participeren in de organisatie van de gezondheidszorg (bijdrage aan organisatie gezondheidszorg ziekenhuis, deelname aan ziekenhuiscommissies). • Kenmerkend voor het werk van de internist is werken in teamverband of maatschapsverband, waarbij samenwerking met vakgenoten en andere werkers in de gezondheidszorg essentieel is. •
HOOFDSTUK II: SPECIFIEKE ZIEKTEBEELDEN INTERNE GENEESKUNDE Voorzover een internist gebruik maakt van de kennis en vaardigheden van internisten met een aandachtsgebied of van erkende deelspecialismen van de interne geneeskunde, staat dit aangegeven met behulp van een *. Bij de ziektebeelden die zijn aangegeven met een * zal doorgaans diagnostiek en behandeling worden uitgevoerd door of in samenwerking met de internisten met een aandachtsgebied of één van de erkende deelspecialismen. Aangezien een internist veelvuldig gebruik maakt van de kennis en vaardigheden van andere specialisten die niet behoren tot de interne geneeskunde, wordt deze samenwerking niet expliciet genoemd. Hierbij wordt met name gedacht aan radiologen, pathologen, klinisch chemici e.a. Het teken “–” geeft weer dat de desbetreffende activiteiten door andere specialisten dan internisten worden uitgevoerd (o.a. chirurgen, radiotherapeuten, neurologen, dermatologen), tenzij anders aangegeven. Uiteraard zijn er talloze ziektebeelden die tezamen met andere specialisten worden behandeld. Dit wordt niet expliciet vermeld. Specifieke ziektebeelden binnen de aandachtsgebieden interne geneeskunde Bij de verschillende paragrafen worden de ziektebeelden genoemd die doorgaans behoren tot een specifiek aandachtsgebied van de interne geneeskunde. De internist met aandachtsgebied beschikt daarom over specifieke kennis van de pathofysiologie, klinische presentatie, anamnese en fysische diagnostiek, behandeling en begeleiding van deze ziektebeelden. Internisten met aandachtsgebied zullen frequent samenwerken met andere specialisten die niet tot de interne geneeskunde behoren. Het betreft samenwerking bij de diagnostiek en bij de niet medicamenteuze therapie. Deze samenwerking is weergegeven met het teken “+ª” bij de categorieën ‘diagnostiek aanvullend’ en ‘therapie overig’. 1. ACUTE INTERNE GENEESKUNDE Een belangrijk aspect van de interne geneeskunde betreft het herkennen en behandelen van acute internistische problematiek. Deze activiteit zal plaatsvinden op een centrum voor spoedeisende hulp, de kliniek en de polikliniek. Voor de opvang van deze acute internistische problematiek bestaat een 24-uurs dienst. Van de internist wordt verwacht dat hij de diagnostiek en (eventueel eerste fase van de) behandeling van de acute presentaties van de navolgende aandoeningen beheerst: 1. Cardiovasculair: • Anafylaxie • Acuut hartfalen • Aritmie • Acuut myocardinfarct • Hypertensieve crisis • Shock • Hyper/hypothermie • Syncope • Aneurysma aortae (aneurysma aortaruptuur, aneurysma dissecans)
16
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Endocrinologisch: • Coma diabeticum • Hypoglycaemie • Thyreotoxische crisis • Myxoedeemcoma • Addisonse crisis Gastro-intestinaal: • Acute buik/peritonitis • Acuut leverfalen • Acute pancreatitis • Acute gastro-enteritis • Bloedverlies tractus digestivus • Ascites • Ileus • Cholecystitis/appendicitis/diverticulitis Hematologisch: • Trombopenie • Leukopenie • Bloedingsneiging • Epistaxis • Polycythaemie/leucocytosis • Sikkelcelcrisis Infectieziekten: • Meningitis • Pneumonie/luchtweginfecties • Sepsis (shock) • Pyelonefritis • Endocarditis Respiratoir: • Respiratoire insufficiëntie • ARDS • Astma • Pneumothorax • Longembolie/veneuze trombose Neurologisch: • Coma • CVA/TIA • Insulten • Intoxicaties/overdosis Nefrologisch: • Acute nierinsufficiëntie • Niersteenkoliek • Stoornissen zuur-base-evenwicht • Stoornissen elektrolyten Reumatologisch: • Jicht • Acute arthritis
2. ALLERGOLOGIE EN KLINISCHE IMMUNOLOGIE De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de allergologie en klinische immunologie. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziekten te beheersen. De met een * aangegeven onderdelen zullen veelal worden uitgevoerd in samenwerking met de immunoloog of met een internist met aandachtsgebied allergologie en klinische immunologie.
17
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Klinische presentatie • Anaphylaxie • ABPA, aspergillose • Beroepsallergieën • Conjunctivitis (allergische), scleritis • Dyspnoe, hoesten, piepen, sputumproductie • Huidafwijkingen, jeuk, angio-oedeem • Neusverstopping, rhinorrhoea, niezen • Vasculitis (grote, middelgrote en kleine vaten) • Voedselallergie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
Voortgezette begeleiding
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ allergologie en klinische immunologie
Diagnostiek
Anaphylaxie + + + +* +* +* +* +* Astma + + + +* +* +* +* +* Geneesmiddelenallergie + + + + +* nvt + * nvt Extrinsieke alveolitis + + + +* +* nvt + * + * Allergische vasculitis + + + +* +* nvt + * nvt Primaire immuundeficiëntie + + + +* +* +* +* +* Urticaria + + + +* +* nvt + * nvt Vasculitis (grote, middelgrote, kleine vaten) + + + +* +* +* +* +* * door of in samenwerking met de immunoloog of met een internist met aandachtsgebied allergologie en klinische immunologie 3. AANDACHTSGEBIED ALLERGOLOGIE EN KLINISCHE IMMUNOLOGIE De klinische presentatie is zoals onder 2 voor alle internisten is aangegeven.
Therapie
Anamnese Farmaco Aanvullen Overi / d g Fys. diagn. therapie
Anaphylaxie + + + + + ABPA, aspergillose + + + + Angio-oedeem + + + + + Astma + + + + + Beroepsallergieën + + + + + Conjunctivitis (allergische) + + + + + Eczeem (atopisch, contact) + + + + Extrinsieke allergische alveolitis + + + + Rhinitis + + + + + Vasculitis (allergische) + + + + + Voedselallergie + + + + + * door of in samenwerking met de longarts, onderscheidenlijk de dermatoloog of de KNO-arts.
+ + +* + + +* +* + + +
Voortgezette begeleiding
Diagnostiek
Preventie
Klinische presentatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ Aandachtsgebied allergologie en klinische immunologie
+ nvt + + + + + + + + +
+ + + + + + + + +
4. STOORNISSEN IN DE WATER- EN ELEKTROLYTHUISHOUDING EN IN HET ZUUR-BASE EVENWICHT De internist dient te beschikken over kennis van afwijkingen van het ‘milieu interieur’. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziektebeelden te beheersen.
18
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Klinische presentatie • Bij toeval ontdekte afwijkende serumelektrolytconcentraties • Ziektebeelden, waarbij elektrolytstoornissen c.q. afwijkingen in het zuur-base-evenwicht optreden • Bewustzijnsstoornissen • Veranderd ademhalingspatroon (Kussmaul) • Afwijkende hydratietoestand • Hartritmestoornissen • Spierzwakte • Hyper-/hypotensie • Poly-/oligodipsie • Poly-/anurie • Tetanie
+ + + + + + + + + + + +
Therapie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn. + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + +
Voortgezette begeleiding
+ + + + + + + + + + + +
Diagnostiek
Preventie
Klinische presentatie
Hyponatriëmie Hypernatriëmie Hypokaliëmie Hyperkaliëmie Acidosis (metabool en respiratoir) Alkalosis (metabool en respiratoir) Hypocalciëmie Hypercalciëmie Hypomagnesiëmie Hypermagnesiëmie Hypofosfataemie Hyperfosfataemie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ stoornissen in de water- en elektrolythuishouding en in het zuur-base evenwicht
+ + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + +
5. ENDOCRINOLOGIE EN METABOLISME De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de endocrinologie. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziekten te beheersen. De met een * aangegeven onderdelen zullen veelal worden uitgevoerd door of in samenwerking met een internist met aandachtsgebied endocrinologie en metabolisme. Klinische presentatie • Psychische veranderingen • Elektrolytstoornissen • Gewichtsverandering • Galactorrhoe • Pigmentatiestoornissen • Hypotensie • Hypertensie (secundair) • Menstruatiestoornissen/gonadale dysfunctie • Hirsutisme • Polyurie/polydipsie • Struma • Tekenen van hyper-/hypometabolisme • Hyper-/hypoglycaemie • Nierstenen • Osteopenie/osteoporose • Dyslipidaemie • Groei- en ontwikkelingsstoornissen • Seksuele differentiatiestoornissen
19
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Preventie
Voortgezette begeleiding
Klinische presentatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ endocrinologie en metabolisme
Diagnostiek
+ – – – – nvt –
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
+* +* +* +* +* +* +*
+ +*
+ +
+ +
Therapie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
Panhypopituitarisme + + + +* +* Acromegalie + + + +* +* Prolactinoom + + + +* +* Niet-functionerende tumoren + + + +* +* Incidentaloom + + + +* +* ‘Empty sella’ + + + +* +* Diabetes insipidus + + + + + Hypercorticisme Acuut + + + +* +* Chronisch + + + +* +* Hypocorticisme Acuut + + + +* +* Chronisch + + + +* +* Feochromocytoom + + + +* +* Hyperaldosteronisme + + + +* +* Bijniercarcinoom + + + +* +* Struma (solitaire nodus, multinodulair) + + + + + Thyreoïditis + + + + + Thyreotoxicosis + + + + + Hypothyreoïdie + + + + + Schildkliercarcinoom + + + +* +* Hyperparathyreoïdie + + + + + Hypoparathyreoïdie + + + + + Osteoporosis + + + + + Ziekte van Paget + + + + + Osteomalacie + + + + + Galactorrhoea + + + + + Hirsutisme/virilisatie + + + +* +* Hypogonadisme + + + +* +* Diabetes mellitus (incl. lange-termijncomplicaties + + + + + en acute ontregelingen) Hyper/hypolipoproteïnie + + + + + Adipositas + + + + + * door of in samenwerking met een internist met aandachtsgebied endocrinologie en metabolisme
+ +* – – – + nvt + nvt +* – nvt + + + – – +
+ + + + + + nvt + nvt + * + + nvt + + + + + +* +* + + nvt + + + + + + + + + + + + +
+
+
+
+ +
+ +
+ +
6. AANDACHTSGEBIED ENDOCRINOLOGIE EN METABOLISME De klinische presentatie is zoals onder 5 voor alle internisten is aangeven. Internisten met aandachtsgebied endocrinologie en metabolisme zullen frequent samenwerken met andere specialisten zoals chirurgen, neurochirurgen, gynaecologen, radiologen, neurologen en anderen. Het betreft samenwerking bij de diagnostiek maar vooral bij de niet medicamenteuze therapie. Deze samenwerking is aangegeven met +ª in de categorieën ‘diagnostiek aanvullend’ en ‘therapie overig’.
20
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Klinische presentatie
Preventie
Voortgezette begeleiding
Panhypopituitarisme Groeihormoondeficiëntie Acromegalie Prolactinoom TSH-producerend adenoom Gonadotropinoma Niet-functionerende tumoren, hypofyse Incidentaloom, hypofyse ‘Empty sella’ Diabetes insipidus Inappropriate ADH secretion Hypofyse apoplexia Hypothalame syndromen Hypercorticisme Acuut Chronisch Hypocorticisme Acuut Chronisch Feochromocytoom Bijnierincidentaloom Hyperaldosteronisme Endocriene hypertensie Hypoaldosteronisme Bijnierincarcinoom Congenitale bijnierschorshyperplasie Struma (solitaire nodus, multinodulair) Thyreoïditis Thyreotoxicosis Hypothyreoïdie Resistentie Schildklierhormoon Schildkliercarcinoom Hyperparathyreoïdie Hypoparathyreoïdie Hyper/hypocalciaemie Vitamine D stoornissen Osteoporosis Ziekte van Paget Osteomalacie Galactorrhoea, hyperprolactinaemie Hirsutisme/virilisatie Hypogonadisme Polycysteus ovariumsyndroom Infertiliteit bij de man Diabetes mellitus (incl. langetermijn complicaties en acute ontregelingen) Diabetes en zwangerschap Diabetische voet Insulinepomptherapie Hyper/hypolipoproteïnaemie Adipositas Endocriene pancreastumoren, hypoglycaemie Neuroendocriene tumoren, carcinoïd Erfelijke endocriene tumoren Hormonen en veroudering Zeldzame aangeboren stofwisselingsstoornissen
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ Aandachtsgebied endocrinologie en metabolisme
+ + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + +
+ nvt +ª +ª +ª +ª +ª +ª nvt + +ª + +ª
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
+ + + + + + + + + + + + +
+ +
+ +
+ +
+ +
+ +
+ª +ª
+ +
+ +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ª +ª +ª +ª +ª +ª nvt +ª +ª +ª nvt +ª nvt nvt +ª +ª nvt +ª + + + + +ª +ª + +ª +ª +ª
+ + + nvt nvt + nvt nvt + + nvt + + nvt + + nvt + + + + + + + + nvt + +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + nvt + + + + + + +
+ + nvt + + + + + + +
+ + nvt + + + + + + +
+ + nvt + + + + + + +
+ + + + + + + + + +
+ª +ª + + +ª +ª +ª +ª nvt nvt
+ + nvt + + nvt nvt + + +
+ + + + + + + + + +
Diagnostiek
Therapie
Anamnese/ FarmacoAanvullend Overig Fys. diagn. therapie
21
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
7. HART- EN VAATZIEKTEN De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de hart- en vaatziekten. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziekten te beheersen. De met een * aangegeven onderdelen zullen veelal worden uitgevoerd door of in samenwerking met de cardioloog. Klinische presentatie • Pijn op de borst • Dyspnoe • Dyspnoe d’effort • Moeheid • Hartkloppingen • Oedemen • Shock, collaps • Syncope • Hypertensie • Perifere vaatziekten • Claudicatio intermittens • Abnormale harttonen en geruisen • Verhoogd risico op hart- en vaatziekten
Klinische presentatie
Preventie
Voortgezette begeleiding
Aritmiëen Supraventriculair Geleidingsstoornissen Ventriculair Congenitale hartziekten Decompensatio cordis Astma cardiale Chronisch Coronarialijden Angina pectoris stabiel Angina pectoris onstabiel Myocardinfarct Endocarditis Hypertensie Chronisch stabiel Crisis Secundair Cardiomyopathie Myocarditis Acute pericarditis Harttamponade acuut Constrictieve pericarditis Harttamponade chronisch Perioperatieve evaluatie hartpatiënt Hartklepvitia Vaatziekten Aorta Perifeer vaatlijden Chronische veneuze insufficiëntie Aorta * door of in samenwerking met de cardioloog
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ hart- en vaatziekten
+ + + +
+ + + +
+ + + +
+* +* +* –
+ + +* –
+* +* – –
+ nvt – –
+ – – –
+ +
+ +
+ +
+* +*
+ +
+ nvt
+ +
+ +
+ + + +
+ + + +
+ + + +
+* +* +* +*
+ +* +* +
– – – +*
+ +* + +* +* +* + +
+ + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + +
+ + + +* +* +* +* +* +* +* –
+ + + + + + nvt +* + + +*
+ + + +* nvt +* – – +* +* –
+ + + + nvt + nvt nvt + + +
+ + + +* +* + nvt + + + +*
+ + + +
+ + + +
+ + + +
+* +* +* +
+ + + +
– – +* +
+ + + +
+ + + +
Diagnostiek
Therapie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
22
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
8. AANDACHTSGEBIED VASCULAIRE GENEESKUNDE De klinische presentatie is zoals voor alle internisten is aangegeven in de voorgaande hoofdstukken (met name zie onder: harten vaatziekten no. 7, endocrinologie en metabolisme no. 6, acute interne geneeskunde no. 1). Internisten met aandachtsgebied vasculaire geneeskunde zullen frequent samenwerken met andere specialisten zoals gynaecologen, cardiologen, (interventie)radiologen, vaatchirurgen, neurologen en anderen. Deze samenwerking is aangegeven met +ª in de categorieën ‘diagnostiek aanvullend’, ‘therapie’, ‘preventie’ en ‘voortgezette begeleiding’.
Klinische presentatie
Preventie
Voortgezette begeleiding
Hypertensie chronisch stabiel crisis secundair zwangerschaps-gerelateerd Hypotensiesyndroom Diabetes Mellitus vasculaire complicaties Atherothrombose multifactorieel risicomanagment premature atherosclerosis perifeer arterieel vaatlijden cerebrovasculair vaatlijden perioperatieve evaluatie vaatpatiënt Veneuze thromboembolie Chronische veneuze insufficiëntie Dyslipidaemie primair secundair Vasospastische aandoeningen Vasculitis Hartfalen Coronarialijden Pulmonale hypertensie Mesenteriaal vaatlijden
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ Aandachtsgebied vasculaire geneeskunde
+ + + + + +
+ + + + + +
+ + + + + +
+ + + +ª + +
+ + + +ª + +
+ + + +ª + +
+ + + +ª + +
+ + + + + +
+ + + + + + +
+ + + + + + +
+ + + + + + +
+ +ª +ª +ª +ª +ª +ª
+ + + +ª + + +
+ +ª +ª +ª +ª +ª +ª
+ + + + nvt + +
+ + + +ª + + +
+ + + + + + + +
+ + + + + + + +
+ + + + + + + +
+ + +ª +ª +ª +ª +ª +ª
+ + + + + + + +
+ + +ª nvt +ª +ª +ª +ª
+ + + + + + + +
+ + + + + + + +
Diagnostiek
Therapie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
9. HEMATOLOGIE De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de hematologie. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziekten te beheersen. De met een * aangegeven onderdelen zullen veelal worden uitgevoerd door of in samenwerking met een internist met het aandachtsgebied hematologie. Klinische presentatie • Afwijkingen perifere bloedbeeld • Recidiverende infecties • Koorts bij neutropenie • Bloedingsneiging (o.a. familiair) • Epistaxis • Petechiën • Bleekheid, moeheid • Familiair voorkomende anemie • Lymphadenopathie • Splenomegalie • Veneuze/arteriële trombose • Koorts/nachtzweten
23
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
Haemochromatosis + + + + Trombofilie + + + + Stollingsstoornis (aangeboren/verworven) + + + +* DIC + + + +* Antistollingstherapie + + + + Hyperviscositeitsyndroom + + + +* Neutropenie + + + + Polycythaemia vera + + + + Chronische Myeloïde Leukemie + + + +* Chronische Lymfatische Leukemie + + + +* Acute leukemie + + + +* Myelodysplastisch syndroom + + + +* Paraproteïnemieën + + + +* Maligne lymfomen + + + +* Trombopenie + + + +* Plaatjesfunctiestoornis + + + +* Trombocytosis + + + +* Anemieën + + + + Hemoglobinopathie + + + + Bloedtransfusie + + + + * door of in samenwerking met een internist met aandachtsgebied hematologie
+ + +* +* + + + +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* + + +
+ nvt – +* – + +* – +* +* +* +* +* +* +* +* +* + + +
Voortgezette begeleiding
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ hematologie
Diagnostiek
+ nvt + + + + + nvt + nvt + + nvt + + nvt nvt + + +
+ + + +* + + + + +* +* +* +* +* +* + +* +* + + +
10. AANDACHTSGEBIED HEMATOLOGIE De klinische presentatie is zoals onder 9 voor alle internisten is aangegeven. Internisten met aandachtsgebied Hematologie zullen frequent samenwerken met andere specialisten zoals radiotherapeuten, neurologen en anderen. Het betreft vooral de niet medicamenteuze therapie. Deze samenwerking staat weergegeven in de navolgende tabel als +ª onder de categorie ‘therapie overig’.
Klinische presentatie
+ + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + +
Therapie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn. + + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + +ª + + + + +ª + +
Voortgezette begeleiding
Patho-fysiologie
Anaemieën Hemoglobinopathie Trombopenie Leucopenie Polyglobulie Thrombocytosis Chronische Myeloïde Leukemie Myelodysplastisch syndroom Acute leukemie Chronische Lymfatische Leukemie Maligne lymfomen Paraproteïnemieën Hemostaseafwijkingen (aangeboren/verworven) DIC Thrombofilie Antithrombotische therapie Haemochromatosis Bloedtransfusie
Diagnostiek
Preventie
Ziektebeeld/ Aandachtsgebied hematologie
+ + + + + nvt nvt nvt nvt nvt + nvt + nvt + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + +
24
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
11. INFECTIEZIEKTEN De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van infectieziekten. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziekten te beheersen. De met * aangegeven onderdelen zullen veelal in samenwerking met een internist met aandachtsgebied infectieziekten en/of een medisch microbioloog worden uitgevoerd. Klinische presentatie • Koorts (febris e causa ignota, immunosuppressie, neutropenie) • Cellulitis • Ulcera (huid/slijmvliezen) • Huidabces • Huiduitslag (erytheem, purpura, ecthyma e.a.) • Hoesten, sputum, longinfiltraat • Keelpijn, slikklachten • Pijn (buik/bekken) • Vaginale afscheiding • Diarree/braken • Dysurie, pollakisurie, abnormale geur/kleur urine • Nekstijfheid • Veranderd psychisch functioneren • Gewrichtszwelling • Lymphadenopathie • Vaccinatie • Infectiepreventie • Import-infectieziekten
+ + + + + + + + + + + + + + + + +
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn. + + + + + + + + + + + + + + + + +
+* – +* + +* + – – +* + + + + + + +* +**
+* +* +* + +* + – – + + + + + + + +* + **
Voortgezette begeleiding
+ + + + + + + + + + + + + + + + +
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
Meningitis Encephalitis Endocarditis Febris eci Systemische schimmelinfecties Infecties maag-darmkanaal Seksueel overdraagbare aandoeningen Salpingitis Prostatitis/epidydimitis Leptospirose Tetanus Lyme Borreliose Urethritis Urineweginfecties Luchtweginfecties Empyeem Tuberculosis
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ infectieziekten
Diagnostiek
– – – + +* + – – – – – – nvt – + – –
+ – – – + +* nvt + + +* + + – – – – – – + + + – + + + + + + + + +* +* + + ** ** Osteomyelitis + + + – +* – + +* Septische arthritis + + + +* + – + + Sepsis + + + + +* – + + Virale infecties + + + + + + + + Virale infecties bij immunodeficiëntie + + + +* +* +* +* +* HIV/aids + + + +* +* +* +* +* Perioperatieve infecties + + + + + + + + Malaria + + + + +* – +* +* Ziekte (koorts) na terugkeer uit de tropen + + + +* +* +* +* +* * door of in samenwerking met een internist met aandachtsgebied infectieziekten en/of een medisch microbioloog ** door of in samenwerking met een longarts en consultatiebureau voor tuberculosebestrijding
25
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
12. AANDACHTSGEBIED INFECTIEZIEKTEN De klinische presentatie is zoals onder 11 voor alle internisten is aangegeven. De internist met aandachtsgebied Infectieziekten zal met vrijwel alle (orgaan)specialisten samenwerken. Dit staat waar nodig weergegeven met +ª onder de categorieën ‘diagnostiek aanvullend’ en ‘therapie overig’.
Preventie
Voortgezette begeleiding
+ + + nvt
+ + + +
+ +ª
+ +
+ nvt
+ +
+ +ª
+ +
+ +
+ª +ª +ª
+ + +
+ª +ª +ª
+ + +
+ + +
+ +
+ +
+ +
+ª +
+ +
+ +
+ + + + + + +
+ + + + + + +
+ª +ª + +ª +ª +ª +ª
+ + + + + + +
+ª +ª +ª +ª + +ª +ª
+ + + + + + +
+ nvt + + + +
+ + + + + + + +
+ + + + + + + +
+ + + + + + + +
+ª + +ª + + + +ª +ª
+ + + + + + + +
+ª + +ª + + + +ª +ª
+ + + + + + + +
+ + + + + + + +
+
+
+
+
+
+
+
+
+ + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + +
+ + + + + + + +
+ + + + + + + + + nvt
nvt + + + + + nvt
+ + + + + + nvt +
+ + + + + + + +
+ + +
+ + +
+ + +
+ + +
+ + +
+ + +
+ + +
+ + +
Therapie
Klinische presentatie
Antibioticabeleid en advies Infectiepreventie Diagnostiek en therapie van immuundeficiëntie Algemene principes van microbiologische diagnostiek Vaccinatie en reizigersadvisering Pediatrische infectieziekten (klinische presentatie + farmacokinetische aspecten Bioterrorisme Infecties van het KNO gebied (incl. acuut reuma) Luchtweginfecties Empyeem Tuberculose (pulmonaal/extrapulmonaal) + atypische mycobacteriële infecties Urineweginfecties Sepsis/sepsissyndroom incl. TSS (Toxisch shock syndroom) Intra-abdominale infecties Peritonitis (SBP/secundair/CAPD) Perioperatieve infecties Meningitis Encefalitis Hersenabces Huid- en weke delen infecties, incl. Fasciitis necroticans en catheter gerelateerde infecties Endocarditis (incl. endovasculaire infecties) Myocarditis Pericarditis Infecties maagdarmkanaal Acute en chronische virale hepatitis Lymfadenitis Osteomyelitis Infectieuze arthritis (incl. reactieve arthritis en kunstmateriaal) Sexueel overdraagbare aandoeningen Salpingitis/vulvovaginitis/endometritis Prostatitis/epidymitis Urethritis Ooginfecties HIV/AIDS (incl. opportunistische infecties) Virale infectie (incl. immuundeficiëntie) Koorts bij een patiënt met een afweerstoornis Systemische schimmelinfecties Febris eci Chronisch vermoeidheid syndroom Koorts na terugkeer uit de tropen Brucellose Dengue (knokkelkoorts)
Diagnostiek
Pathofysiologie
Ziektebeeld/ Aandachtsgebied infectieziekten
+ + + nvt
nvt nvt + nvt
nvt nvt + +
nvt nvt + +
+ + + nvt
+ +
nvt +
+ +
nvt +ª
+ +
+ +
+ +
+ +
+ +ª
+ + +
+ + +
+ + +
+ +
+ +
+ + + + + + +
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
+
26
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Ehrlichiose Hantavirusinfecties Hemorrhagische koortsen Kattekrabziekte Kawasaki syndroom Leptospirose Malaria Rickettsiose Tetanus Tyfus ea salmonellose Lyme Borreliose Infecties door nematoden/cestoden/ trematoden Infecties door protozoën (Giardia, leishmania, toxoplasma, entamoebe, trichomonas) M.Whipple (incl. extra-intestinaal) Zoönosen overig (yersinia, tularaemie, pest, rat bite fever, pasteurella )
+ + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + +
+ + + + nvt nvt nvt +ª nvt +ª nvt
+ + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + +
+
+
+
+
+
+ª
+
+
+ -
+ +
+ +
+ +
+ +
+ª -
+ -
+ -
13. INTENSIVE CARE GENEESKUNDE Zie ook acute/ernstige ziekten, die worden beschreven in andere onderdelen van hoofdstuk II. De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de intensive care. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziektebeelden te beheersen. De met een * aangegeven onderdelen zullen veelal worden uitgevoerd door of in samenwerking met een specialist met aandachtsgebied intensive care. Klinische presentatie • Coma • Shock, hypotensie • Aritmie • Ernstig bloedverlies uit de tractus digestivus • Ernstige haemoptoe • Respiratoire insufficiëntie • Hypertensieve crisis • Acute nierinsufficiëntie • Acuut leverfalen • Ernstige intoxicaties • Acute pijn thorax • Acute pijn buik • Status epilepticus • Perioperatieve complicaties • Acute obstetrische pathologie • Hersendood • Orgaandonatie • Reanimatie • “Fluid resuscitation”
27
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Preventie
Voortgezette begeleiding
Klinische presentatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ intensive care geneeskunde
Diagnostiek
+ + + + +* +* +* +* +*
– nvt +* +* +* +* +* +* +*
+ + + + + + + + +
– + + + + + + + +
+* +* +* +* +* +* +
+* +* +* +* +* +* +*
+ + + + + + -
+ + + + -
Therapie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
Brandwonden + + + + Hypertensieve crisis + + + + Shock (cardiogeen, septisch, hypovolemisch) + + + +* Verdrinking + + + +* Intoxicaties (geneesmiddelen) + + + +* Hypo/hyperthermie + + + +* Septische shock + + + +* Multi-orgaanfalen + + + +* Haemostase problemen (diffuse intravasale + + + +* stolling) ARDS + + + +* Acuut leverfalen + + + +* Status astmaticus + + + +* Long/hartcontusie + + + +* HELLP syndrome + + + +* (Pre-)Eclampsie + + + +* Epiglottitis + + + +* * door of in samenwerking met een specialist met aandachtsgebied intensive care
14. AANDACHTSGEBIED INTENSIVE CARE GENEESKUNDE De klinische presentatie is zoals voor alle internisten aangegeven onder 13. Internisten met aandachtsgebied Intensive Care geneeskunde zullen frequent samenwerken met andere specialisten zoals de snijdende specialisten, (interventie)radiologen, neurologen, cardiologen, longartsen en anderen. Deze samenwerking is weergegeven met +ª in de categorieën ‘diagnostiek aanvullend’, ‘therapie’, ‘preventie’ en ‘voortgezette begeleiding’. Vaardigheden voor zover niet aangegeven onder hoofdstuk I, no. 13 • Swan-Ganz catheterisatie • Thoraxdrain • Pacemaker inbrengen/bedienen • Sedatie en pijnbestrijding • Beademing • Luchtwegbehandeling • Haemodynamische monitoring • Capnografie • Intracraniële drukmeting • Intra-aortale ballonpomp • Lumbaalpunctie • CVVH (nierfunctievervangende therapie)
28
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
+ + + + + + + + +
+ + +ª + + + + + +
+ + + + + + + + +
– nvt +ª + + + + + +
+ + +ª + + + + + +
+ + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + +
+ + +ª +ª + + + + + + + +
+ + + + + + + +ª +ª +ª +ª +ª
+ +ª + +ª +ª +ª +ª +ª +ª +ª +ª +
+ + + + + + + + +
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
zal veelal niet door de (internist) intensivist geschieden
+ + + + + + + + +
Therapie
Voortgezette begeleiding
+ + + + + + + + +
Diagnostiek
Preventie
Klinische presentatie
Brandwonden Hypertensieve crisis Shock (cardiogeen, septisch, hypovolemisch) Verdrinking Intoxicaties (geneesmiddelen) Hypo/hyperthermie Septische shock Multi-orgaanfalen Haemostase problemen (diffuse intravasale stolling) ARDS Acuut leverfalen Status astmaticus Long/hartcontusie HELLP syndrome (Pre-)Eclampsie Epiglottitis Orgaantransplantatie (Neuro)trauma Inhalatietrauma Dwarslaesie Critical Illness (neuro)myopathie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ Aandachtsgebied intensive care geneeskunde
15. LONGZIEKTEN De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de longziekten. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziekten te beheersen. De met een * aangegeven onderdelen zullen veelal worden uitgevoerd door of in samenwerking met de longarts. Klinische presentatie • Pijn op de borst • Dyspnoe • Haemoptoe • Slaapapneu • Koorts • Afwijkende X-thorax • Pleuravocht • Heesheid • Stridor • Piepende ademhaling
29
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
+ + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + +
+* + +* +* + +* +* + + +* +*
+ + + + + + + + + +*
+* + +* +* nvt +* +* +* + + +*
+ + + + + + + +* nvt + nvt + + + + + + + + + +* +*
+
+
+
+*
+*
+*
+* +*
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
Voortgezette begeleiding
+ + + + + + + + + + +
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
COPD Pneumonieën Aspiratie Interstitiële longafwijkingen Sarcoïdosis Ziekte van Wegener Ziekten van de pleura Pneumo-thorax Trombo-embolie Pulmonale hypertensie Congenitale longziekten (mucoviscidosis / alpha-1-antitrypsinedeficiëntie) Beroepsziekten (asbestosis, pneumoconiosis) * door of in samenwerking met de longarts
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ Longziekten
Diagnostiek
16. MAAG-DARM-LEVERZIEKTEN De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van maag-darm-leverziekten. Van de internist wordt verwacht dat hij tenminste een gastroscopie en rectosigmoïdoscopie (inclusief biopsie) kan verrichten, alsmede de gangbare functieonderzoeken kan interpreteren. De met een * aangegeven onderdelen zullen veelal worden uitgevoerd door of in samenwerking met een internist met speciale kennis en ervaring op het gebied van maag-darmleverziekten of met een maag-darm-leverarts. Klinische presentatie • Anorexia en gewichtsverlies • Braken, misselijkheid • Voedselintolerantie • Ructus en pyrosis • Retrosternale pijn • Slikklachten • Regurgitatie • Leverfunctiestoornis • Icterus • Buikpijn • Opgezette buik • Ascites • Haematemesis • Rectaal bloedverlies • Melaena • Obstipatie • Diarree • Veranderd defaecatiepatroon • Ferriprieve anemie
30
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
Voortgezette begeleiding
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ maag-darm-leverziekten
Diagnostiek
Peritonitis + + + + + + + + ‘Acute buik’ + + + + nvt – nvt nvt Appenditicis + + + + nvt – nvt nvt Ascites + + + + + + + + Diarree (acuut/chronisch) + + + + + + + + Gastro-oesophageale reflux + + + +* + + + + Gastro-intestinaal bloedverlies + + + +* + +* + + Motiliteitsstoornissen + + + +* + +* + + Inflammatoire darmziekten + + + +* +* – nvt + Diverticulose/diverticulitis + + + + + + + + Spastisch colon + + + + + + + + Malabsorptie + + + + + + + + Ulcuslijden + + + + + + + + Darmpoliepen + + + +* nvt +* + +* Darmcarcinoom (slokdarm, maag, colon) + + + +* + +* + +* Overige darm-/levermaligniteiten + + + +* + +* + +* Galsteenlijden + + + +* + +* + + Galgangobstructie + + + +* + +* + +* Cholestatische leverziekten + + + +* + +* + + Levercirrhosis + + + + + + + + Hepatitis (viraal, medicamenteus) + + + + + nvt + + Stapelingsziekten + + + + + + + + Pancreatitis (acuut/chronisch) + + + +* + +* + + Pancreascarcinoom + + + + + + * nvt + Endocriene darmtumoren + + + +* + – nvt + * door of in samenwerking met een internist met speciale kennis van maag-darm-leverziekten en hepatologie of met een maagdarm- leverarts 17. NIERZIEKTEN De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de nierziekten. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziekten te beheersen. De met een * aangegeven onderdelen zullen veelal worden uitgevoerd door of in samenwerking met een internist met aandachtsgebied nierziekten. Klinische presentatie • Anurie/oligurie • Oedeem • Hypertensie • Uremie • Dysurie • Hematurie • Pyurie • Proteïnurie • Flankpijn • Incontinentie • Koliek • Niertumor • Abdominaal vaatgeruis • Prostatismeklachten
31
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Preventie
Voortgezette begeleiding
Klinische presentatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ nierziekten
Diagnostiek
+* +*
+* +*
+ +
+* +*
+* +* +*
+* +* +*
+ + +
+* +* +*
+*
+*
+
+*
+* +* + +*
+* +* – +*
Therapie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
Acute nierinsufficiëntie + + + +* Chronische nierinsufficiëntie + + + +* Glomerulonefritis Acuut + + + +* Chronisch + + + +* Congenitale en erfelijke ziekten + + + +* van nieren en urinewegen Nefrotisch syndroom + + + +* Interstitiële nefritis + + + +* Acuut + + + +* Chronisch Nierstenen + + + – Nierfunctievervangende therapie + + + +* * door of in samenwerking met een internist met aandachtsgebied nierziekten
+ +* + +* + + +* +*
18. AANDACHTSGEBIED NIERZIEKTEN De klinische presentatie is zoals voor alle internisten weergegeven onder 17. De internist met aandachtsgebied Nierziekten werkt frequent samen met andere specialisten zoals (transplantatie)chirurgen, urologen en anderen. Deze samenwerking is aangegeven met +ª in de categorieën ‘diagnostiek aanvullend’, ‘therapie overig’, ‘preventie’ en ‘voortgezette begeleiding’. Vaardigheden • Percutane nierbiopsie van natieve nieren • Centraal veneuze lijnen (vena femoralis, vena jugularis, vena subclavia) • Peritoneale dialyse catheters • Percutane nierbiopsie van niertransplantaat
Klinische presentatie
Preventie
Voortgezette begeleiding
Verstoringen van het milieu interieur, elektolyten, zuur/base evenwicht Hypertensie (renaal en renovasculair) Congenitale, erfelijke en verworven ziektes van de nier en urineafvoerwegen Nierafwijkingen tijdens zwangerschap Infecties van de nier en urineafvoerwegen Nierstenen Acute nierinsufficiëntie Chronische nierinsufficiëntie Nefrotisch syndroom Acuut glomerulonefritisch syndroom Chronische glomerulonefritis Asymptomatische haematurie en/of proteïnurie Acute interstitiële nefritis Chronische interstitiële nefritis Haemodialyse en haemo (dia) filtratie Continue dialyse en filtratie Peritoneale dialyse Niertransplantatie Nierdonor evaluatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ Aandachtsgebied nierziekten
+
+
+
+
+
+
+
+
+ +
+ +
+ +
+ +
+ +
+ª +ª
+ +
+ +
+ + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + +
+ª +ª +ª + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + +
+ª +ª +ª + + + + + + + + +ª + +ª +ª +
+ª + + + + + + + + + + + + + + +
+ª + + + + + + + + + + + + + + +
Diagnostiek
Therapie
Anamnese Farmaco Aanvullen Overi / d g Fys. diagn. therapie
32
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
19. ONCOLOGIE De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de oncologie. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziekten te beheersen. De met een * aangegeven onderdelen zullen veelal worden uitgevoerd in samenwerking met een internist met aandachtsgebied medische oncologie en/of de specifieke orgaanspecialist; dit gebeurt nu binnen de organisatie van de integrale kankercentra. Klinische presentatie • Anemie • Bloeding • Gewichtsverlies • Koorts/nachtzweten • Organomegalie • Palpabele tumor • Hoesten, heesheid, haemoptoe, dyspnoe • Pleura-exsudaat • Ascites • Vena Cava Superior-Syndroom • Darmobstructie • Passagestoornissen slokdarm/maag • Veranderd defaecatiepatroon • Polyneuropathie • Paraneoplastisch syndroom • Erfelijke tumorsyndromen
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
Voortgezette begeleiding
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ oncologie
Diagnostiek
Mammacarcinoom + + + +* +* +* + Colo-rectaal carcinoom + + + +* +* +* + Oesophagus-maagcarcinoom + + + +* +* +* + Pancreas/galwegcarcinoom + + + +* +* +* nvt Overige darm-lever maligniteiten + + + +* +* +* nvt Longcarcinoom + + + +* +* +* + Hoofd-halstumoren + + + +* +* +* + Mediastinumtumoren + + + +* +* +* nvt Pleuratumoren + + + +* +* +* + Prostaatcarcinoom + + + +* +* +* + Niercarcinoom + + + +* +* +* nvt Blaas/uretercarcinoom + + + +* +* +* + Testiscarcinoom + + + +* +* +* nvt Ovariumcarcinoom + + + +* +* +* + Endometriumcarcinoom + + + +* +* +* + Cervixcarcinoom + + + +* +* +* nvt Melanoom + + + +* +* +* + Schildkliercarcinoom + + + +* +* +* + Metastasen onbekende primaire tumor + + + +* +* +* nvt Hersenmetastasen + + + +* +* +* nvt Acute oncologische complicaties + + + +* +* +* +* (hypercalciëmie, pericard tamponnade, dwarslaesie, tumorlysis syndrome, ureterobstructie) Palliatieve en terminale zorg + + + + +* +* + * door of in samenwerking met een internist met aandachtsgebied oncologie of de specifieke orgaanspecialist
+* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +* +*
+
33
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
20. AANDACHTSGEBIED ONCOLOGIE De klinische presentatie is zoals voor alle internisten weergegeven onder 19. De internist met aandachtsgebied oncologie werkt met vrijwel alle (orgaan)specialisten samen. Vaak zal de betreffende (orgaan)specialist de primaire behandelaar zijn. Deze onderlinge verhouding wordt in de navolgende tabel niet weergegeven.
Therapie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
Voortgezette begeleiding
Diagnostiek
Preventie
Klinische presentatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ Aandachtsgebied oncologie
+ + + + + +* + Mammacarcinoom Colo-rectaal carcinoom + + + + + +* + Oesophagus-maagcarcinoom + + + + + +* + Pancreas/galwegcarcinoom + + + + + +* nvt Overige darm-lever maligniteiten + + + + + +* nvt Longcarcinoom + + + +* + +* + Hoofd-halstumoren + + + +* + +* + Mediastinumtumoren + + + +* + +* nvt Prostaatcarcinoom + + + +* + +* + Niercarcinoom + + + +* + +* nvt Blaas/uretercarcinoom + + + +* + +* + Testiscarcinoom + + + +* + +* nvt Ovariumcarcinoom + + + +* + +* + Endometriumcarcinoom + + + +* + +* + Cervixcarcinoom + + + +* + +* nvt Melanoom + + + +* + +* + Schildkliercarcinoom + + + + + +* + Metastasen onbekende primaire tumor + + + + + + nvt Hersenmetastasen + + + +* + +* nvt Acute oncologische complicaties + + + + + +* + (hypercalciëmie, pericard tamponnade, dwarslaesie, tumorlysis syndroom, ureterobstructie) Palliatieve en terminale zorg + + + +* + +* + Bot-wekedelensarcoom + + + +* + +* nvt Choriocarcinoom + + + +* + +* + Vagina-vulva carcinoom + + + +* + +* nvt Penis carcinoom + + + +* + +* nvt Maligniteit centraal zenuwstelsel + + + +* + +* nvt Carcinoid tumoren + + + + + +* + * door of in samenwerking met een internist met aandachtsgebied oncologie of de specifieke orgaanspecialist
+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + +
21. OUDERENGENEESKUNDE Een belangrijk deel van de multipathologie die voorkomt bij ouderen bevindt zich op het gebied van de interne geneeskunde. Van de internist wordt verwacht dat hij beschikt over de deskundigheid van diagnostiek en behandeling van internistische aandoening op de oudere leeftijd. Bovendien dient hij op de hoogte te zijn van de mogelijk aspecifieke presentatie en het afwijkende beloop van interne ziekten op de oudere leeftijd. De met een * aangegeven onderdelen betekent in dit geval het betrekken van andere specialisten met specifieke kennis van het aangegeven ziektebeeld, met name de klinisch geriater.
34
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Met name dient hij van de hiernavolgende presentaties op de hoogte te zijn: • Cognitieve stoornissen • Affectstoornis (depressie) • Algemene zwakte • Immobiliteit • Valneiging • Hulpbehoevendheid • Verminderde zintuiglijke functies • Duizeligheid/syncope • Slaapstoornis • Urineretentie/incontinentie • Faecale incontinentie/obstipatie • Geneesmiddelentoxiciteit/interacties
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
Voortgezette begeleiding
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld bij de oudere patiënt
Diagnostiek
Valneiging + + + +* + +* +* + Loopstoornissen + + + +* + +* +* + Hartfalen + + + + + + + + Hypotensie + + + + + + + + Uitingen atherosclerosis + + + +* + +* + + Dehydratie + + + + + + + + Diabetes Mellitus + + + + + + + + Hypothermie + + + + + + + + Schildklierziekten + + + + + + + + Obstipatie + + + + + + + + Faecale incontinentie + + + +* + +* + + Ischemisch darmlijden + + + + + + + + Polyfarmacie (bijwerkingen) + + + + + + + + CVA/TIA + + + +* + +* + + Ondervoeding + + + + + + + + Aspiratie + + + + + + + + Alcoholisme + + + + + + + + Dementie + + + +* + +* + + Urine-incontinentie + + + +* + +* + + Contracturen + + + +* + +* + + Arthrosis + + + +* + +* + + Osteoporosis (fracturen) + + + +* + +* + + * door of in samenwerking met andere specialisten met specifieke kennis van het aangegeven ziektebeeld, met name de klinisch geriate, de psychiater, neuroloog, of internist met aandachtsgebied ouderengeneeskunde. 22. AANDACHTSGEBIED OUDERENGENEESKUNDE 1. Medisch handelen De specialist is in staat om: 1.1 Diagnostische en therapeutische vaardigheden toe te passen om doeltreffend en ethisch verantwoord patiëntenzorg te leveren binnen de grenzen van zijn/haar specialiteit. De grenzen van de complexe interne problematiek van de oudere patiënt zijn niet scherp af te lijnen en de specialist moet bij uitstek in staat zijn om doeltreffend te werken in het overgangsgebied met andere specialisten in het belang van een optimale patiëntenzorg. Daarnaast speelt in dit vakgebied steeds de afweging wanneer diagnostische en therapeutische mogelijkheden bij een individuele patiënt nog zinvol zijn.
35
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
1.2 Zichzelf op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen in de geneeskunde en die te vertalen naar de eigen praktijkvoering. De specialist zal zich met name ook informatie uit belangrijke aanpalende specialismen zoals de neurologie, de psychiatrie en de psycho-sociale wetenschappen eigen moeten maken, integreren en kunnen toepassen. Bijzondere kennis over het proces van veroudering, adaptatiemechanismen, demografie, epidemiologie van leeftijdsgeassocieerde ziekten en de palliatieve geneeskunde is daarbij noodzakelijk. 1.3 Ook buiten de directe patiëntenzorg medische deskundigheid tonen. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding voldoende aangeleerd. 1.4 Persoonlijk beperkingen in deskundigheid herkennen. In het werkveld van de ouderengeneeskunde heeft deze competentie een bijzondere betekenis. De specialist moet in staat zijn om meerdere ziekte- of orgaangerichte behandelingen te integreren tot een op de individuele oudere patiënt toegesneden medisch beleid. Daarbij moeten voortdurend keuzes worden gemaakt waarbij kennis, daadkracht en inzicht in de beperkingen van de eigen kennis in evenwicht moeten zijn. 1.5 Doeltreffend in een consultatieve functie te werken. Ouderengeneeskunde is bij uitstek een consultatief vak en stelt hoge eisen aan de sociale vaardigheden die nodig zijn om goede consultatieve geneeskunde uit te oefenen. De specialist moet adequaat kunnen werken in een situatie waarin hij niet de hoofdbehandelaar van de patiënt is omdat een belangrijk deel van de patiënten waarbij hij een zinvolle bijdrage aan de zorg kan leveren zich buiten zijn afdeling zullen bevinden. 2. Communicatie De specialist is in staat om: 2.1 Een therapeutisch relatie met patiënten aan te gaan. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding voldoende aangeleerd. 2.2 Informatie te verkrijgen van de patiënt, zijn familie en directe omgeving over zijn problemen. De communicatie met ouderen vergt een bijzondere vaardigheid. Veranderingen in gehoor, cognitieve functies, tempo van informatieverwerking en de verschillende verwachtingspatronen maken dat een goede uitwisseling van informatie tussen geriatrische patiënten en specialist moeilijk is. De specialist beschikt over een specifieke, op de oudere patiënt gerichte anamnesetechniek, inbegrepen het afnemen van observatielijsten en functietesten. 2.3 De juiste informatie te bespreken met de patiënt, zijn/haar familie en andere medewerkers in de gezondheidszorg teneinde een optimale gezondheid van de patiënt te bevorderen De specialist is in staat om ethisch verantwoord te communiceren over het medisch beleid, in het bijzonder over vraagstukken rondom het levenseinde en wilsbekwaamheid. Daar waar wenselijk of noodzakelijk wordt dit overleg gevoerd met de partner, kinderen en de wettelijk vertegenwoordiger. 3. Samenwerking De specialist is in staat om: 3.1 Doeltreffend samen te werken met andere artsen en disciplines in de gezondheidszorg. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding reeds aangeleerd maar krijgt in het multidisciplinair overleg en behandeling rondom de geriatrische patiënt een verdieping. 3.2 Een efficiënte bijdragen te leveren aan de activiteiten van andere interdisciplinaire teams. De specialist moet in staat zijn om met collegae uit verschillende specialismen en disciplines een netwerk voor diagnostiek, behandeling en zorg voor ouderen op te zetten. Hij/zij zal hierin een voortrekkersrol moeten kunnen vervullen door het bevorderen van doelmatige, multidisciplinaire samenwerkingsverbanden en zorgketens. 4. Organisatie De specialist is in staat om: 4.1 Een goed evenwicht te vinden in de organisatie van zijn persoonlijk leven en zijn professioneel leven. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding voldoende aangeleerd. 4.2 Efficiënt om te gaan met de besteding van (beperkte) middelen in het uitoefenen van taken in de zorg en onderwijs/opleiding. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding voldoende aangeleerd. 36
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
4.3 Doeltreffend en doelmatig te werken in een organisatie. De specialist moet inzicht hebben in de organisatie van het zorgaanbod voor ouderen, welke instanties wat kunnen leveren en hoe indicatiestelling en financiering geregeld zijn. De specialist is in staat om indicaties te stellen voor revaliderende geneeskunde en verpleeghuisopnames. Hij is op de hoogte van de therapeutische mogelijkheden die fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, maatschappelijke werk en psychologie voor de oudere patiënt te bieden hebben. 4.4 Effectief gebruik te maken van informatietechnologie om patiëntenzorg, zelfstudie en andere activiteiten te optimaliseren. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding voldoende aangeleerd. 5. Bevorderen van gezondheid De specialist is in staat om: 5.1 De belangrijke determinanten van gezondheid te erkennen om zo efficiënt een bijdragen aan de verbetering van de individuele gezondheid en de volksgezondheid te kunnen bewerkstelligen. De specialist moet probleemgericht denken en in staat zijn om complexe problemen en atypische presentaties bij oudere patiënten te kunnen ontleden. In het bio-psycho-sociaal model moet de samenhang binnen een domein en tussen de verschillende domeinen worden herkend. De positieve en negatieve effecten van het diagnostisch en therapeutisch handelen moeten binnen deze samenhang beoordeeld kunnen worden. 5.2 Om adequaat te reageren op maatschappelijke onderwerpen, achtergronden, omstandigheden of situaties waarbij het opgenomen wordt voor het algemeen belang van de patiënten, beroepen of de samenleving in zijn geheel. De mondigheid en derhalve de invloed van de oudere patiënt in de politieke en maatschappelijke besluitvorming rondom de geneeskunde voor ouderen is beperkt. Daarnaast heeft zorg en behandeling van ouderen vaak een negatieve connotatie. Dit legt een bijzondere verantwoordelijkheid bij de medisch specialist op dit domein. 6.
Kennis en wetenschap
De specialist is in staat om: 6.1 In een continu proces persoonlijke nascholing te realiseren en te documenteren. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding voldoende aangeleerd. 6.2 Bronnen van medische informatie kritisch te waarderen volgens epidemiologische principes. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding aangeleerd maar is in het geval van ouderengeneeskunde problematisch, omdat gegevens over de effectiviteit van geneeskundige behandelingen middels gerandomiseerd onderzoek in de regel afwezig zijn. De interpretatie van het wel aanwezige, veelal niet conclusieve onderzoek, vereist een goede kennis van klinisch wetenschappelijke methodologie. 6.3 Een bijdrage te leveren aan de scholing van patiënten, studenten, artsen in opleiding en andere disciplines in de gezondheidszorg. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding voldoende aangeleerd. 6.4 Een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke kennis in het vakgebied. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding aangeleerd, maar is in het geval van de ouderengeneeskunde bijzonder omdat door de voortgaande toename in gemiddelde- en maximale levensverwachting er voortdurend nieuwe medische problemen naar voren komen die tevoren, numeriek, niet belangwekkend waren. Dit vereist het maken van keuzes in de wetenschappelijke inspanningen. 7. Professionaliteit De specialist is in staat om: 7.1 Hoogwaardige geneeskunde te bedrijven met integriteit, eerlijkheid en empathie. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding voldoende aangeleerd. 7.2 Adequaat professioneel gedrag te tonen als persoon en als arts. Deze competentie wordt tijdens de eerste vier jaar van de opleiding voldoende aangeleerd.
37
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
7.3 Het vak geneeskunde uit te oefenen op een ethisch verantwoorde manier met inachtneming van de medische, juridisch en professionele verplichtingen. De specialist wordt voortdurend geconfronteerd met de gevolgen van veroudering, de eindigheid van het leven en de grenzen van het medisch handelen. Dat stelt bijzondere eisen aan het professioneel gedrag als arts-persoon: voldoende empathie met de oudere patiënt om het werk goed te kunnen doen, voldoende distantie om als persoon te overleven. Om integere besluiten te kunnen nemen over een complex medisch beleid, het al dan niet toepassen van mogelijke interventies bij ouderen, is inzicht nodig in de invloed van persoonlijke drijfveren van de specialist en zijn/haar inlevingsvermogen in de drijfveren en verwachtingen bij de oudere patiënt. Het bijzondere in dit vakgebied is dat de specialist de rol van oudere als persoon zelf nog niet heeft ervaart. 23. REUMATOLOGIE De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de reumatologie. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van deze ziekten te beheersen. De met een * aangegeven onderdelen zullen veelal worden uitgevoerd door of in samenwerking met de reumatoloog. Klinische presentatie • Zwelling gewricht • Pijn gewricht • Spierpijn • Spierzwakte • Pijn schoudergordel • Pijn heupen • Fenomeen van Raynaud • Huidafwijkingen • Nagelafwijkingen
+ + + + + + + + + +
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn. + + + + + + + + + +
+* +* + + + +* +* +* + +*
+ + + + + +* +* +* + +
+ – – nvt nvt +* +* +* + +*
Voortgezette begeleiding
+ + + + + + + + + +
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
Jicht/pseudojicht Degeneratieve gewrichtsafwijkingen Fibromyalgie Polymyalgia rheumatica Arteritis temporalis Reumatoïde arthritis Sclerodermie Dermatomyositis SLE Spondylartropathie (Bechterew) * door of in samenwerking met de reumatoloog
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ reumatologie
Diagnostiek
+ + + + + + nvt + + + nvt + * nvt + * nvt + * nvt + nvt +
24. AANDACHTSGEBIED KLINISCHE FARMACOLOGIE Een groot aantal klinische presentaties zoals genoemd bij de verschillende apart beschreven onderdelen van de interne geneeskunde kan door geneesmiddelen worden veroorzaakt. De internist met aandachtsgebied Klinische Farmacologie zal frequent samenwerken met andere specialisten. Deze samenwerking is duidelijk uit het beschreven ziektebeeld en wordt niet apart weergegeven.
38
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
Klinische presentatie
Preventie
Voortgezette begeleiding
Intoxicatie (t.g.v. auto-intoxicatie, geneesmiddeleninteractie of doseerfouten) Allergische reactie Idiosyncratische reactie Genetisch bepaalde stoornis (favisme, maligne hyperpyrexie, porfyrie door barbituraten etc.) Zwangerschap Lactatie Onttrekkingsverschijnselen Specifieke ziektebeelden, bijv: Oculomucocutaan syndroom (practolol) Thromboembolie (orale anticonceptiva) Nefropathie (analgetica) Lactaatacidose (metformin) Vaginaal carcinoom (diëthylstilboestrol) Aplastische anemie (chlooramfenicol) Hepatitis (halothaan) Retroperitoneale fibrose (methysergide)
Patho-fysiologie
Ziektebeeld (gerelateerd aan geneesmiddelengebruik)
+
+
+
+
+
+
+
+
+ + +
+ + +
+ + +
+ + +
+ + +
+ + +
+ + +
+ + +
+ + + +
+ + + +
+ + + +
+ + + +
+ + + +
+ + + +
+ + + +
+ + + +
Diagnostiek
Therapie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn.
25. AANDACHTSGEBIED BLOEDTRANSFUSIEGENEESKUNDE Keuring en afname • Regelgeving/Inhoud tweezijdig keuren • Algoritmen blokkade/reentry/afkeuren • Transfusie-overdraagbare ziekten • Extracorporele circulatie: volume, bloedactivatie, anticoagulantia • Cytaferese: principes, apparatuur, celselectie, bijwerkingen • Farmaco-/toxicologie van vaccinatie en groeifactoren • Indicaties (therapeutische) plasmaferese/cytaferese Bewerking van bloed • Celmetabolisme ex vivo, biocompatibiliteit • Flowcytometrie: principe en toepassing • Good Manufacturing Practice • Kolom-selectie technologie • Cryopreservatie, Photo-inactivatie, Bestraling • Meetmethoden van functie/viabiliteit Laboratorium / Kwaliteitsbeheer • Interpretatie kruisproeven • Analyse transfusiereacties • Selectie HLA/HGA/HPA-compatibele donoren • Diagnostiek hemolytische anemie, (N) Allo/autoImmuunTrombocytopenie • Immunomodulatie • Diagnostiek bloedingen Toepassing Bloedtransfusies / Transfusie advisering • Kennis transfusieketen, Immunomodulatie • Hemovigilantie • Transfusietriggers in de zwangerschap, neonatologie, hemato-oncologie, allogene transplantaties, cardiovasculaire chirurgie, productselecties • Transfusie-complicaties: look back, recall, diagnostiek, behandeling en preventie
39
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
26. HUIDAFWIJKINGEN BIJ INTERNE ZIEKTEN De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de huidziekten. Hij wordt geacht de diagnostiek en de behandeling van huidafwijkingen als onderdeel van interne ziekten te beheersen. Klinische presentatie • Pigmentafwijkingen • Eruptieve afwijkingen • Haaruitval • Hirsutisme • Intertrigo • Ulcus cruris • Slijmvlies-ulceraties • Nagelafwijkingen • Pruritus • Purpura • Papels en noduli • Verrucae
+ + + + + + + + + + + + + +
Therapie
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn. + + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + +
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
Voortgezette begeleiding
+ + + + + + + + + + + + + +
Diagnostiek
Preventie
Klinische presentatie
Diabetes mellitus Leverziekten Trombopenie Kaposi-sarcoom LE Sepsis Schildklierafwijkingen Dermatomyositis Gastro-intestinale poliepen Inflammatoire darmziekten Maligniteiten Reumatoïde artritis Erysipelas Sclerodermie
Patho-fysiologie
Ziektebeeld/ Huidafwijkingen bij interne ziekten
+ + + + + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + +
27. NEUROLOGIE De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de neurologie. Met name betreft dit neurologische aandoeningen als onderdeel van interne ziekten. Diagnostiek en behandeling zullen veelal door of in overleg met de neuroloog plaatsvinden. Klinische presentatie • Spraakstoornissen • Visusstoornissen • Sensibiliteitstoornissen • Stoornissen van de motoriek • Evenwichtstoornissen/coördinatiestoornissen • Spierzwakte • Duizeligheid • Hoofdpijn • Gehoorverlies • Bewustzijnsstoornissen • Verwardheid • Insult • Tremor
40
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
+ + + + + + +
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn. + + + + + + +
+* +* +* +* +* +* +*
+* +* +* + +* +* +*
+* +* +* + +* +* +*
Voortgezette begeleiding
+ + + + + + +
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
TIA CVA Toxische encefalopathie Dementie Neuromusculaire ziekten Dreigende dwarslaesie Perifere neuropathie * door of in samenwerking met de neuroloog
Patho-fysiologie
Neurologische syndromen in het kader van interne ziekten
Diagnostiek
+* +* + +* +* + +
+* +* + +* +* +* +*
28. OOGHEELKUNDE De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de oogheelkunde. Met name betreft dit oogheelkundige aandoeningen als onderdeel van interne ziekten. Diagnostiek en behandeling zullen veelal in samenwerking met de oogarts plaatsvinden. Klinische presentatie • Acute chronische visusdaling • Cataract • Exophthalmus • Fundoscopische afwijkingen • Conjunctivitis • Pijn • Rode ogen • Dubbelzien
+ + +
Anamnese Farmaco Aanvullen Overi / d g Fys. diagn. therapie + + +
+* +* +*
nvt + +*
+* nvt +*
Voortgezette begeleiding
+ + +
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
Cataract Sicca-syndroom Uveïtis Scleritis Episcleritis * door of in samenwerking met de oogarts
Patho-fysiologie
Oogheelkundige ziektebeelden bij interne ziekten
Diagnostiek
+ + +
+* + +*
29. PSYCHIATRIE De internist dient te beschikken over kennis van de hierna te noemen ziektebeelden op het gebied van de psychiatrie. Met name betreft dit psychiatrische aandoeningen als onderdeel van interne ziekten. Diagnostiek en behandeling zullen veelal plaatsvinden door of in samenwerking met de psychiater. Klinische presentatie • Verwardheid • Gedragstoornis • Agitatie/opwinding • Angst/paniek • Depressie • Hallucinaties/wanen • Slaapstoornissen • Suïcidaal gedrag • Somatisatie • Cognitieve functiestoornis 41
CCMS Besluit 14-6-2004 opleidings- en erkenningseisen interne geneeskunde
+ + + + + + + + + +
Farmaco Anamnese Overi Aanvullen / g d therapie Fys. diagn. + + + + + + + + + +
+* +* +* +* +* +* +* +* +* +
+* +* +* +* +* +* +* +* +* +
+* +* +* +* +* +* +* +* +* +*
Voortgezette begeleiding
+ + + + + + + + + +
Therapie
Preventie
Klinische presentatie
Angststoornis Bipolaire stoornis Delier Cognitieve stoornis Dementie Eetstoornissen Depressie Slaapstoornis Somatisatie Chronische-vermoeidheidssyndroom * door of in samenwerking met de psychiater
Patho-fysiologie
Psychiatrische aandoeningen bij interne ziektebeelden
Diagnostiek
+* +* +* +* +* +* +* +* +* +
+* +* +* +* +* +* +* +* +* +
cc/conversie/ccms/Besluiten/wachtkamer/interne geneeskunde 15 november 2004 - vs/15 november 2004
42