Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen betalingen voorzieningen gehandicapten Burgemeester en wethouders van Grave, Gelet op artikel 5 lid 2 tot en met 4 en artikel 6 van de Wet voorzieningen gehandicapten en de hierbij behorende nadere regelen en artikel 1.3 van de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Grave 2004, besluiten vast te stellen het volgende: Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen betalingen voorzieningen gehandicapten Grave Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen a. Ruimte in inkomen: Het verschil tussen het norminkomen, zoals bedoeld in artikel 1 onder c. van de Regeling financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg, en het inkomen van de gehandicapte vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1 onder c. van de Verordening. b. Draagkrachtpercentage Wvg: Het draagkrachtpercentage Wvg is 25% van het percentage dat de gemeente in het kader van de Wet Werk en Bijstand bijstandswet (WWB) bij het vaststellen van de WWB-draagkracht hanteert. c. Draagkracht Wvg: Het draagkrachtpercentage Wvg van de ruimte in inkomen. d. Normbedrag: Een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding. e. Eigen betaling: Het ten eigen laste van de gehandicapte blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming is verleend. f. Verordening: Verordening Voorzieningen Gehandicapten Gemeente Grave 2004 Artikel 2 Beperkingen 1. Voor voorzieningen waarvan de kosten minder dan € 45,-- bedragen, wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. 2. Indien de Wvg-draagkracht van de gehandicapte wordt overschreden als gevolg van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt dit drempelbedrag van € 45,-- zodanig verlaagd dat de Wvg-draagkracht niet wordt overschreden. 3. De eigen betalingen zijn slechts verschuldigd over het kalenderjaar waarin de voorziening wordt toegekend. Artikel 3 Overige kosten voortvloeiend uit de handicap Bij de vaststelling van de Wvg-draagkracht wordt rekening gehouden met overige kosten voortvloeiend uit de handicap. Het betreft kosten die: a. niet vanuit andere regelingen geheel of gedeeltelijk worden vergoed; b. niet algemeen gebruikelijk zijn; c. gemaakt zijn in het kalenderjaar waarop de Wvg-draagkracht betrekking heeft.
Hoofdstuk 2 Woonvoorzieningen Artikel 4 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen 1. De hoogte van de te verlenen forfaitaire vergoeding voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a. van de verordening bedraagt € 1643,--. 2. a. De hoogte van de vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b. en c. van de verordening bedraagt bij inkomens tot en met 1,5 x het norminkomen 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten. b. De hoogte van de vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b. van de verordening bedraagt bij inkomens boven 1,5 x het norminkomen 75 % van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
1
c.
3. 4.
5.
indien de hoogte van de eigen betaling als gevolg van hetgeen in het tweede lid onder b. is bepaald de Wvg-draagkracht van de gehandicapte te boven gaat, wordt de financiële tegemoetkoming zodanig verhoogd dat de Wvg-draagkracht niet wordt overschreden. De hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van reparatie, onderhoud en keuring van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder d. van de verordening zal het bedrag als bedoeld in bijlage II van dit besluit niet te boven gaan. De hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder e., bedraagt: a. de werkelijke kosten van de kale huur met een maximum van € 376,-- per maand, als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken dan wel langer aanhouden van zelfstandige woonruimte; b. de werkelijke kosten van de kale kamerhuur met een maximum van € 282,-- per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken dan wel langer aanhouden van een nietzelfstandige woonruimte. De hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder f. is gelijk aan de subsidiabele maandhuur, zoals bedoeld in de Huursubsidiewet met een maximum van € 376,-- per maand.
Hoofdstuk 3 Vervoersvoorzieningen Artikel 5 Financiële tegemoetkomingen voor vervoersvoorzieningen 1. Indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1, onder c van de verordening hoger is dan 1,5 maal het norminkomen, wordt geen voorziening volgens artikel 3.1 a en c onder 2, 3a, 3b en 4 verstrekt. 2. De hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1, onder c. sub 2 t/m sub 4 is een gemaximeerde vergoeding. Voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de volgende normbedragen per jaar: a. Voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een individuele rolstoeltaxi geldt een normbedrag van € 1.415,29; b. Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een individuele taxi geldt een normbedrag van € 943,20; c. Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto of bruikleenauto geldt een normbedrag van € 392,59; 3. a. Voor een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf en gebruik van een ander verplaatsingsmiddel zoals bedoel in artikel 3.1 sub c. onder 5. wordt bij een inkomen hoger dan 1,5 maal het norminkomen de hoogte van het algemeen gebruikelijk deel in mindering gebracht op de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van de aanschaf van de voorziening. b. De hoogte van de algemeen gebruikelijke kosten worden vastgesteld aan de hand van de NIBUD prijzengids. 4. De bedragen genoemd onder het tweede lid van dit artikel worden gehalveerd ingeval a. De gehandicapte bewoner is van een instelling die ingevolge artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is erkend; b. Er een andere vervoersvoorziening conform artikel 3.1 onder b. is verstrekt. 5. a. Bij de verstrekking van een voorziening in natura als bedoeld in artikel 3.1 sub b van de verordening blijven de kosten van het algemeen gebruikelijke deel van de voorziening bij een inkomen vanaf 1,5 maal het norminkomen voor rekening van de gehandicapte. b. De hoogte van de algemeen gebruikelijk kosten zoals bedoeld in het vorige lid worden vastgesteld aan de hand van de NIBUD prijzengids. 6. De hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.1 sub c. onder 1. van de verordening bedraagt de noodzakelijke kosten van de aanpassing minus de draagkracht. 7. Bij toekenning van een elektrisch verplaatsingsmiddel wordt € 69,-- op jaarbasis verstrekt voor het gebruik van de voorziening. 8. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.1. sub d. bedraagt op jaarbasis € 192,--. Hoofdstuk 4 Rolstoelen Artikel 6 Sportrolstoelen De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 4.1, onder b. van de verordening is een forfaitaire vergoeding en bedraagt € 2640,--. Artikel 7 Oplaadkosten Bij toekenning van een elektrische rolstoel wordt een oplaadkostenvergoeding van € 69,-- op jaarbasis verstrekt.
2
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding 1. Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen betalingen voorzieningen gehandicapten gemeente Grave 2005. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2005 . Aldus besloten in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van Grave, De secretaris, De burgemeester,
3
BIJLAGE I Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 2.13 van de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Grave 'het verwerven van grond' Ingevolge artikel 2.13 van de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Grave is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd. l.a
Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning. Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek
Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek
30 10 10 18 2
6 4 4 4 1
2 3 5 6
12
Soort vertrek Woonkamer Keuken Eenpersoons slaapkamer Tweepersoons slaapkamer Toiletruimte Badkamer Wastafelruimte Doucheruimte Entree/hal Berging
l.b
2 4
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.
4
BIJLAGE II Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 2.17 van de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Grave. Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. a) b) c) d) e) f) g)
stoelliften; rolstoel- of sta-plateauliften; woonhuisliften; hefplateauliften; balansliften; de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren.
De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen prijsniveau 1996 bedraagt: Keuring van liften
Beginkeuring
Kosten exclusief BTW Є 253,21 Є 253,21
Frequentie periodieke keuring 1 x per 4 jr. 1 x per 4 jr.
Kosten exclusief BTW Є 178,79 Є 178,79
Stoelliften Ja RolstoelJa plateauliften Sta-plateauliften Ja Є 253,21 1 x per 4 jr. Є 178,79 Woonhuisliften Ja 1 x per 1,5 jr. Є 264,10 Hefplateauliften Ja 1 x per 1,5 jr. Є 228,71 Balansliften Ja Є 224,62 1 x per 1,5 jr. Є 126,15 Voetnoot: In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (50%), alsmede de kosten van de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50%). Onderhoud van Frequentie periode onderhoud Kosten exclusief BTW Stoelliften 1 x per jaar Є 131,60 Rolstoel-plateauliften 1 x per jaar Є 131,60 Sta-plateauliften 1 x per jaar Є 131,60 Woonhuisliften 2 x per jaar Є 131,60 Hefplateauliften 2 x per jaar Є 131,60 Balansliften 1 x per jaar Є 131,60 Voetnoot: Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven: - 50% voor installaties geplaatst buiten de woning; - 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen; - 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.
5
Algemene toelichting op het Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten Grave. Inleiding Op grond van artikel 5, lid 2, van de Wvg is de gemeente bevoegd de financiële tegemoetkomingen (bijvoorbeeld in de kosten van vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen), die op basis van de Wvg aan de gehandicapte worden verstrekt, af te stemmen op het inkomen van de gehandicapte of zijn (pleeg)ouders. Voor hetgeen onder inkomen van de gehandicapte wordt begrepen, zij hierbij verwezen naar artikel 1.1, onder c, van de verordening voorzieningen gehandicapten en de toelichting daarop. Hierdoor neemt het ten eigen laste blijvende deel van de kosten van een voorziening toe naarmate het inkomen hoger is. In de verordening is in artikel 1.3, aangegeven dat de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen en de hoogte van eigen bijdrage voor voorzieningen in natura aan de hand van het door burgemeester en wethouders vast te stellen Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten zullen worden bepaald. De wijze waarop de hoogte van financiële tegemoetkomingen wordt bepaald, is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgelegd in de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg (Staatscourant van 25 november 1993, nummer 227, gewijzigd in Staatscourant van 25 januari 1996, nummer 18). De minister heeft vastgelegd dat de Wvg-draagkracht voor gehandicapten met een inkomen tot en met 1,5 x het norminkomen ten hoogste € 45,– bedraagt. Voorts is vastgelegd dat de gemeenten ten hoogste 25% van het in de gemeente geldende WWB-draagkrachtpercentage van de ruimte in het inkomen in acht kunnen nemen. Voor rolstoelen kan geen eigen betaling worden gevraagd. Indien gemeenten een financiële tegemoetkoming verstrekken voor de aanschaf van een rolstoel, moet de hoogte van de financiële tegemoetkoming de kosten van de rolstoel volledig dekken. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen In artikel 1 worden de algemene bepalingen gegeven. Het gaat daarbij om de begripsomschrijving. a. Ruimte in inkomen Draagkracht is een deel van de ruimte in inkomen. Teneinde Wvg-draagkracht te bepalen moet duidelijk zijn wat in het kader van Wvg-draagkrachtbepaling onder ‘ruimte in inkomen’ wordt begrepen. In artikel 1, onder a, is aangegeven dat in het kader van dit besluit de ruimte in inkomen wordt bepaald op het verschil tussen het in artikel 1 van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg aangegeven norminkomen en het (werkelijke) inkomen van de gehandicapte zoals dat in artikel 1.1, onder c., van de verordening is gedefinieerd. In deze benadering wordt er voor gekozen geen extra aftrekposten in mindering te brengen op het inkomen dan wel extra inkomsten bij het inkomen op te tellen alvorens de ruimte in inkomen wordt bepaald. Voor deze benadering is gekozen om de uitvoering van de Wvg doorzichtig te houden en de draagkrachtvaststelling in het kader van de Wvg niet ingewikkelder dan noodzakelijk te maken. Bovendien, en dit is een meer principiële reden om voor deze benadering te kiezen, zou de gemeente op grond van de Wvg geen bijstandsbeleid moeten gaan voeren, voor zover dit gezien de nadere regels inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen te vermijden is. Met ‘het voeren van een bijstandsbeleid’ wordt in dit verband bedoeld het rekening houden met alle bijzondere inkomsten en uitgaven van de gehandicapte alvorens ruimte in inkomen en draagkracht wordt vastgesteld. b. Draagkrachtpercentage Wvg In het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) zijn gemeenten vrij zelf te bepalen welk deel van de ruimte in inkomen als draagkracht van betrokkene wordt benoemd. In het algemeen hanteren gemeenten in de uitvoering van de bijzondere bijstand voor inkomensgroepen tot modaal een draagkrachtpercentage van 35%. Het deel van de ruimte in inkomen dat in het kader van de Wvg als draagkracht kan worden benoemd, is in gevolge de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg benoemd op maximaal een kwart van het draagkrachtpercentage dat de gemeente in het kader van de Wwb hanteert. Indien de gemeente in het kader van de Wwb 35% als draagkrachtpercentage hanteert, zal de gemeente in het kader van de Wvg dus maximaal 8,75% van de ruimte in inkomen als draagkrachtpercentage dienen te hanteren. De Wvg-draagkrachtpercentage bedragen een kwart van deze percentages. In de gemeente Grave is de Wvgdraagkracht 8,75 % van de ruimte in inkomen. c. Draagkracht Wvg Draagkracht is een bepaald deel van de ruimte in het inkomen. Bij inkomens tot en met het norminkomen is de draagkracht € 45,–. Voor inkomens boven 1,5 x het norminkomen is de draagkracht een bepaald percentage van de ruimte in het inkomen. Indien gemeenten het draagkrachtpercentage op het maximum van 25% (een kwart) van het draagkrachtpercentage Wwb vaststellen, wordt de Wvg-draagkracht bij inkomens hoger dan 1,5 x het norminkomen berekend zoals onder b. In de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg heeft de minister vastgelegd dat gemeenten de eigen betaling AWBZ en overige kosten voortvloeiend uit de handicap van de Wvg-draagkracht 6
moeten aftrekken. In de toelichting op die regeling geeft de minister aan dat het bij de AWBZ-eigen betalingen gaat om vaste bedragen die bij het verstrekken van een AWBZ-voorziening of een categorie van voorzieningen verschuldigd zijn. Het gaat niet om eventuele ten eigen laste blijvende kosten bij forfaitaire bedragen. De eigen betalingen die gehandicapten voor voorzieningen in het kader van de Wet financiering volksverzekeringen moeten betalen, worden ook van de Wvg-draagkracht afgetrokken. Voorts moeten overige kosten voortvloeiend uit de handicap op de Wvg-draagkracht in mindering worden gebracht. d. Normbedrag Onder een financiële tegemoetkoming wordt begrepen een tegemoetkoming in de kosten van de voorziening die op het inkomen van de gehandicapte kan worden afgestemd, terwijl een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding wordt verstrekt los van het inkomen. Vervolgens is het verschil tussen een forfaitaire vergoeding en een gemaximeerde vergoeding dat een forfaitaire vergoeding ook los van de werkelijk gemaakte kosten wordt verstrekt terwijl een gemaximeerde vergoeding moet worden aangewend voor het doel waarvoor de vergoeding is verstrekt en dus kan worden afgerekend op declaratiebasis. Een forfaitaire vergoeding is een 'bedrag ineens' en kan dus niet op basis van declaraties worden afgerekend. Een forfaitaire vergoeding is te vergelijken met een cliëntgebonden budget waarbij de cliënt volledige bestedingsvrijheid heeft. In beide gevallen geldt echter dat indien de gehandicapte meer kosten maakte dan maximaal (of forfaitair) konden worden vergoed, deze meerkosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. In die zin is een forfaitair bedrag vergelijkbaar met een gemaximeerde vergoeding. Voor de Wvg is dit onderscheid tussen financiële tegemoetkomingen die op het inkomen kunnen worden afgestemd enerzijds en forfaitaire en gemaximeerde vergoedingen anderzijds van belang omdat de meerkosten bij forfaitaire of gemaximeerde vergoedingen niet vallen onder de regels die de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg stelt aan 'eigen betalingen'. Eventuele meerkosten (men reist meer dan het forfaitaire of maximale bedrag toelaat) behoeven dus ook niet bij draagkrachtvaststelling in het kader van de Wvg te worden betrokken. Indien de vervoerskostenvergoeding als financiële tegemoetkoming zou worden verstrekt en deze op het inkomen wordt afgestemd, zouden de werkelijke kosten en dus ook de draagkracht wel in beeld kunnen komen, hetgeen uit oogpunt van beheersbaarheid van de kosten ongewenst wordt geacht. e. Eigen betaling Het eigen aandeel van de aanvrager dat kan ontstaan indien er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening die niet voor vergoeding op grond van de Wvg in aanmerking komt, de voorkeur voor luxeuitvoeringen, ruimte in inkomen en gemaximeerde bedragen terwijl de daadwerkelijk kosten hoger kunnen uitvallen dan de vergoeding die hier tegen over staat. Artikel 2 Beperkingen In artikel 2, ‘beperkingen’ is aangegeven dat voor alle voorzieningen waarvan de hoogte van de financiële tegemoetkoming in dit besluit wordt geregeld een drempelbedrag van € 45,– op van toepassing is. Dit drempelbedrag is per 1 april 1996 verlaagd tot € 45,– als gevolg van de wijzigingen in de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg. In die regeling is de Wvg-draagkracht voor de lagere inkomens vastgesteld op € 45,–. In lid 2 wordt bepaald dat het drempelbedrag van € 45,- individueel wordt verlaagd indien de draagkracht wordt overschreden. De maximale draagkracht van een gehandicapte met een inkomen lager dan 1,5 keer het norminkomen is € 45,--. Indien de draagkracht van een gehandicapte vastgesteld is op € 20,-- en de aangevraagde voorziening kost € 42,-- dan zou de aanvraag voor deze voorziening op grond van het gestelde in het eerste lid worden afgewezen. Indien de gehandicapte vervolgens zelf de voorziening aanschaft, overschrijdt hij hiermee zijn draagkracht. Burgemeester en wethouders verlagen op grond van het tweede lid het drempelbedrag, zodat de voorziening alsnog op grond van de Wvg wordt vergoed. Artikel 3 Overige kosten voortvloeiende uit de handicap In artikel 3 wordt aangegeven dat gemeenten bij de vaststelling van de Wvg-draagkracht rekening houden met overige kosten die voortvloeien uit de handicap. Het betreft noodzakelijke kosten die de gehandicapte ten behoeve van zichzelf heeft gemaakt. Burgemeester en wethouders kunnen gehandicapten verplichten die kosten aannemelijk te maken. Gehandicapten met een inkomen tot en met 1,5 x het norminkomen, hebben een Wvg-draagkracht van € 45,–. Het totaal aan AWBZ eigen bijdragen en overig kosten voortvloeiend uit de handicap zal in zeer veel gevallen meer dan € 45,– bedragen. In de praktijk zal het zeer zelden mogelijk zijn bij inkomens tot en met 1,5 x het norminkomen een Wvg-draagkracht in aanmerking te nemen. Onder a. Het betreft kosten die niet op grond van een voorliggende voorziening (geheel of gedeeltelijk) voor vergoeding in aanmerking komen. Kosten voor geneesmiddelen worden bijvoorbeeld niet op de draagkracht in mindering gebracht, omdat dergelijke kosten geheel of gedeeltelijk vergoed worden vanuit de Regeling farmaceutische hulp. Indien de kosten vanwege extra premies voor een verzekering van een aangepaste auto, een opstalverzekering en een hogere onroerende zaak belasting vanwege een aanpassing in de vorm van een aanbouw aan de woning, niet in het kader van de Wvg vergoed worden, kan de gemeente dergelijke kosten op de Wvg-draagkracht in mindering brengen. Datzelfde geldt voor de kosten van onderhoud en reparatie van Wvg-hulpmiddelen. 7
Thermo-isolerende kleding, in sommige gevallen noodzakelijk vanwege slechte doorbloeding van ledematen, wordt niet vergoed, maar de kosten hiervan kunnen ook in mindering gebracht worden op de Wvg-draagkracht. Kostensoorten die de gemeente van de Wvg-draagkracht zou kunnen aftrekken zijn bijvoorbeeld kostensoorten waarvoor een toekenning in het kader van de bijzondere bijstand mogelijk is. Deze groep gehandicapten zal gezien het inkomen (boven 1,5 x het norminkomen) zeer waarschijnlijk niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Onder b. In het kader van de Wvg wordt het begrip ‘algemeen gebruikelijk’ ook gehanteerd om meerkosten te definiëren ten opzichte van kosten die (vrijwel) iedereen in soortgelijke omstandigheden maakt. De kosten van het lidmaatschap van een kruisvereniging kunnen als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt, omdat zeer veel huishoudens uit preventieve overwegingen lid zijn van een kruisvereniging. Het zwemmen in extra warm water levert geen extra entreekosten op. Een bibliotheekabonnement is algemeen gebruikelijk, eventuele meerkosten van een abonnement op een blindenbibliotheek zouden op de draagkracht in mindering gebracht kunnen worden. Indien gemeenten overwegen de kosten van de warme-maaltijdvoorziening aan te merken als ‘overige kosten voortvloeiend uit de handicap’, is het voorstelbaar dat gemeenten de gemiddelde kosten van een warme maaltijd aftrekken van de te betalen eigen bijdrage voor een warme-maaltijdvoorziening. In sommige gevallen maakt men kosten om meer dan adequate hulpmiddelen aan te schaffen. In dergelijke gevallen, waarin de gehandicapte voor een zekere mate van ‘luxe’ kiest, worden die kosten niet als overige kosten voortvloeiend uit de handicap beschouwd. Artikel 4 Financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen Lid 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting is een forfaitair bedrag Lid 2. Indien het inkomen van de gehandicapte lager is dan 1,5 x het norminkomen worden de kosten volledig gesubsidieerd. Bedraagt het inkomen meer dan 1,5 maal het van toepassing zijnde norminkomen, dan bedraagt de financiële tegemoetkoming 75% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten. 25% blijft als eigen betaling voor rekening van de aanvrager, tenzij de draagkracht wordt overschreden. De eigen betaling wordt dan vastgesteld op de Wvg-draagkracht. Lid 3 Dit lid heeft betrekking op de vergoeding voor onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen die verleend zijn in het kader van de WVG, de RGSHG of de BGSHG. In bijlage II van dit besluit is een overzicht gegeven van vergoedingen voor onderhoud en keuring van liften. In Lid 4 is de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting vermeld. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorzien dat hij deze dubbele woonlasten heeft. Lid 5. Door het verstrekken van een tegemoetkoming in de kosten van huurderving deelt de gemeente in de risico’s van de verhuurder. Het zou niet redelijk zijn als een van beide partijen het risico voor de volle 100% zou moeten lopen. Beide partijen hebben er belang bij dat de woning op zo kort mogelijke termijn weer verhuurd kan worden aan een gehandicapte. De in dit artikel genoemde mogelijkheid tot subsidiëring is bedoeld als stimulans om de bereidheid van de woningeigenaar te vergroten zijn medewerking aan het aanpassen van de woonruimte te verlenen. Artikel 5 Financiële tegemoetkomingen en eigen betaling voor vervoersvoorzieningen Lid 1. Voor rolstoelgebruikers is een uitzondering gemaakt en het een en ander geregeld in de verordening. Omdat rolstoelgebruikers altijd meerkosten hebben, indien zij uitsluitend met een rolstoeltaxibus vervoerd kunnen worden, komen zij ook in aanmerking voor een tegemoetkoming. Zij kunnen vervolgens zelf een vervoerspas aanschaffen. Lid 2 De genoemde normbedragen zijn gemaximeerde bedragen voor het gebruik van de taxi. Een tegemoetkoming tot het gemaximeerde bedrag wordt vergoed op basis van gedeclareerde taxinota’s binnen de in het Verstrekkingenboek onder 5.1 sub 9 vastgestelde zorgplichtregio. De vergoeding voor het gebruik van de eigen auto of bruikleenauto is een forfaitair bedrag. Lid 3 Voor de aangepaste fiets geldt dat de financiële tegemoetkoming wordt verminderd met het bedrag van het deel wat algemeen gebruikelijk is. De hoogte van het algemeen gebruikelijke deel is opgenomen in de prijzengids 8
van NIBUD. De eigen betaling van het algemeen gebruikelijk deel komt voor bij voorzieningen als een aangepaste fiets (€ 240,--) of kinderfiets (€ 190,--), een aangepast kinderzitje achterop de fiets of een aangepast autostoeltje voor kinderen. Voor scootmobielen wordt geen eigen betaling gevraagd, omdat deze voorzieningen eveneens ter vervanging van het lopen is. De eigen betaling voor het algemeen gebruikelijke deel van een voorziening wordt toegepast indien het inkomen minimaal 1,5 maal het norminkomen is. Lid 4 In een aantal gevallen worden de bedragen in het tweede lid van artikel 5 van dit besluit gehalveerd. Dit is het geval indien de aanvrager in een verzorgingshuis of verpleeghuis woont. De halvering van het bedrag wordt toegepast, omdat er in de instellingen al een aantal voorzieningen (zoals een winkel, kapper etc.) aanwezig is. Ook als er een voorziening in natura is versterkt in combinatie met een (rolstoel)taxivergoeding of vergoeding gebruik eigen auto of bruikleenauto is verlaging van het bedrag gerechtvaardigd, omdat er met de toegekende voorziening in natura al voor een deel in de vervoersbehoefte is voorzien. Lid 5 Evenals het gestelde in het derde lid van dit artikel blijven de kosten van het algemeen gebruikelijke deel van de voorziening voor rekening van de aanvrager. In dit geval wordt in de beschikking naar de aanvrager een vordering opgenomen voor het deel wat ten laste blijft van de aanvrager. Lid 6 Indien de gehandicapte is geïndiceerd voor het gebruik van een eigen auto en alleen gebruik kan maken van de eigen auto als deze auto aangepast is kan hij voor vergoeding van de aanpassingskosten in aanmerking komen. De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt bepaald door de noodzakelijke aanpassingskosten te verlagen met de aanwezige draagkracht. Lid 7 en 8 Behoeven geen toelichting Artikel 6 Rolstoelen De forfaitaire vergoeding voor een sportrolstoel wordt eens in de drie jaar verstrekt. De vergoeding is eveneens bedoeld voor onderhoud, reparatie en accessoires aan de rolstoel. Artikel 7 Oplaadkosten Voor het gebruik van een elektrische rolstoel worden de oplaadkosten vergoed. Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding Met de inwerkingtreding van dit Besluit komt het besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten van 3 februari 2004 te vervallen.
9