ONTWERPBESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND nr. MPM14329/2008-006678 Wet milieubeheer
AANVRAAG Algemeen Op 7 mei 2008 hebben wij een aanvraag ontvangen van Brave & Wichers B.V. (verder te noemen Brave en Wichers) om een vergunning ingevolge artikel 8.1, lid 1, sub b, van de Wet milieubeheer (Wm) voor het veranderen van de inrichting of de werking daarvan. Het betreft een inrichting voor de opslag van hoofdzakelijk consumentenvuurwerk. Daarmee valt de inrichting onder categorie 3.4 in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb). Op grond daarvan zijn wij het bevoegd bestuursorgaan voor het beslissen op de vergunningaanvraag. De vergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde tijd. De aanvraag betreft de inrichting gelegen aan de Terwoldseweg 9 te Twello, kadastraal bekend gemeente Voorst, sectie P, de nummers 168 en 503. Het terrein van de inrichting heeft de algemene bestemming bedrijfsdoeleinden met de specifieke bestemming groothandel in vuurwerk. Wij hebben de aanvraag, d.d. 8 juli 2008, om een Wm-vergunning ingeschreven onder nummer MPM14329.
Vergunde Situatie Aanvrager is in het bezit van een oprichtingsvergunning d.d. 12 februari 2006 met nummer MPM6527.
Beschrijving van de activiteiten waarvoor een vergunning wordt aangevraagd. Brave en Wichers vraagt voor de volgende activiteiten een vergunning: het aanleggen en in gebruik nemen van verwarming in alle bunkers en de twee verkeersruimtes door middel van 3 C.V. kachels; het gebruik van mobiele sealmachines; het klaarzetten van orders voor klanten in de verkeersruimtes; het installeren en in gebruik nemen van kleefmagneten op al de bunkerdeuren; het opslaan van verpakkingsmateriaal en verkoopmiddelen in de verkeersruimtes; het opslaan van lege pallets in de bunkers 13 en 14; het opslaan van dummy’s in bunker 2. Voor een gedetailleerde omschrijving van deze activiteiten verwijzen wij naar de toelichting van deze aanvraag en de daarbij behorende bouwtekening. De aanvraag bestaat uit: de aanvraag zelf, bestaande uit acht pagina's; twee bijlagen, zijnde: 1 Bouwtekening; 2 Toelichting.
code: 92989.out
PROCEDURE Algemeen Met betrekking tot deze vergunningaanvraag wordt de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hoofdstuk 8 en 13 van de Wm voorgeschreven procedure gevolgd. De aanvraag is toegezonden aan de bij of krachtens de Wet milieubeheer aangewezen adviseurs en betrokken overheidsorganen: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Voorst; de Burgemeester van de gemeente Voorst; VROM-Inspectie Regio Oost; Arbeidsinspectie kantoor Arnhem; Waterschap Veluwe; de brandweer van de gemeente Voorst; Regionale brandweer NOG. Omdat de aanvraag naar onze mening niet volledig was, hebben wij bij faxbericht d.d. 16 mei 2008 om aanvullende gegevens verzocht. Wij hebben de aanvullende gegevens, als een geheel nieuwe aanvraag met bijlagen, per post ontvangen op 2 juli 2008. Hierdoor is de wettelijke proceduretermijn verlengd met twee weken. De aanvullende gegevens zijn doorgezonden naar de wettelijke adviseurs en betrokken overheidsorganen. De aanvraag met de daarbij behorende aanvullende gegevens voldoet aan de vereisten bij en krachtens de Wm, aan hoofdstuk 5 van het Ivb. Gelet op het voorgaande hebben wij deze aanvraag in behandeling genomen.
AFSTEMMING/COÖRDINATIE WET MILIEUBEHEER MET ANDERE WET- OF REGELGEVING Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Per 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer in werking getreden. Dit besluit en de daarmee samenhangende Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer bevat rechtstreeks werkende regels en voorschriften, tot bescherming van het milieu. Deze veranderingsvergunning bevat geen aspecten die van toepassing zijn op het activiteitenbesluit.
Woningwet In het kader van deze vergunningprocedure is geen sprake van bouwen in de zin van de Woningwet. Voor dit onderdeel van de inrichting is geen bouwvergunning ingevolge de Woningwet nodig.
Wet op de ruimtelijke ordening De activiteiten passen in het vigerende bestemmingsplan en deze bestemming is: bedrijfsdoeleinden met de specifieke bestemming groothandel in vuurwerk.
Pagina 2 van 11
TOETSINGKADER Grond toetsing De Wet milieubeheer (Wm) omschrijft in de artikelen 8.8, 8.9 en 8.10 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. Hierna wordt aangegeven hoe de aanvraag zich tot het toetsingskader verhoudt. Wij beperken ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed kunnen zijn. In de artikelen 8.8 en 8.9 van de Wm is het criterium "het belang van de bescherming van het milieu" verder uitgewerkt. In artikel 8.8 worden drie soorten richtinggevende aspecten genoemd, te weten: de aspecten die wij in ieder geval bij onze beslissing op de aanvraag moeten betrekken; de aspecten waarmee wij in ieder geval bij onze beslissing op de aanvraag rekening moeten houden; de aspecten die wij in ieder geval bij onze beslissing op de aanvraag in acht moeten nemen. "Betrekken bij" houdt in dat voldoende gegevens vergaart dienen te worden om tot een afgewogen beslissing te kunnen komen. "Rekening houden met" en "in acht nemen" impliceert in meer of mindere mate een inperking van de beslissingsvrijheid. Van aspecten waar rekening mee gehouden moet worden, mag worden afgeweken, maar alleen om gewichtige redenen en gemotiveerd. Van aspecten die in acht genomen moeten worden, kan niet worden afgeweken. In artikel 8.9 wordt bepaald dat de beslissing op de aanvraag niet in strijd mag zijn met een regeling gebaseerd op de Wm of met een andere milieuwet, die is genoemd in artikel 13.1, tweede lid, Wm. Het toetsingskader wordt voor deze vergunningaanvraag hierna nader uitgewerkt. In artikel 8.10 wordt bepaald dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. De vergunning wordt op grond van dit artikel in ieder geval geweigerd indien: door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast; verlening daarvan niet in overeenstemming zou zijn met hetgeen overeenkomstig artikel 8.8, derde lid, door het bevoegd gezag in acht moet worden genomen; door verlening daarvan strijd zou ontstaan met regels als bedoeld in artikel 8.9. Hierna wordt aangegeven hoe de aanvraag zich verhoudt tot het toetsingskader.
Beste Beschikbare Technieken (BBT) Op 1 december 2005 is een aanpassing van de Wm in werking getreden, waarmee de IPPCrichtlijn is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Dientengevolge moeten in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan hebben, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zo veel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende BBT worden toegepast. Bij de bepaling van BBT wordt gekeken naar de criteria genoemd in artikel 5a.1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
Pagina 3 van 11
Blijkens jurisprudentie behoren wij ook de eindconcept-BREF's en BREF's die nog niet zijn opgenomen in tabel 1, te betrekken bij de besluitvorming. Deze moeten immers worden beschouwd als documenten die een beschrijving bevatten van vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd.
Beoordeling BBT Algemeen De aangevraagde activiteiten worden niet genoemd in bijlage I van de IPPC-richtlijn. Voor de inrichting is geen BREF beschikbaar waaraan wij de aangevraagde activiteiten kunnen toetsen. Voorts hebben wij aan de hand van bestaande literatuur, de in de Regeling aanwijzing BBTdocumenten genoemde Nederlandse informatiedocumenten en kennis van de aangevraagde activiteiten bij het verlenen van de vergunning BBT voorgeschreven. Conclusies BBT De inrichting voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissies, afvalpreventie en energiebesparing. Ten aanzien van de externe veiligheid wordt getoetst aan het Vuurwerkbesluit. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen naar de desbetreffende paragraaf.
BETREKKEN BIJ (artikel 8.8, lid 1, Wm) Toekomstige ontwikkelingen Er zijn geen toekomstige ontwikkelingen aangegeven.
Milieuessenties Bij de beslissing op onderhavige aanvraag hebben wij, gelet op de gevolgen die een inrichting voor het milieu kan hebben, de volgende milieuessenties betrokken: Geluid en trillingen; Energie; Externe veiligheid. Hierbij hebben wij ook betrokken de onderlinge samenhang van de gevolgen voor het milieu van de afzonderlijke milieuessenties. De volgende milieuessenties: lucht, geur, bodem, afvalwater, afvalstoffen, verruimde reikwijdte, visuele hinder en natuurbescherming hebben wij buiten beschouwing gelaten, omdat deze geen invloed van betekenis hebben op de gevolgen van de verandering die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken.
GELUID EN TRILLINGEN Algemeen De veranderende bedrijfsactiviteiten van de onderhavige inrichting hebben tot gevolg dat geluid wordt geproduceerd. Deze geluidsemissie wordt vooral bepaald door het in gebruik nemen van de maximaal vier mobiele sealmachines. Echter, deze machines werken op elektriciteit en hebben om die reden geen invloed op het geluidsniveau binnen de inrichting.
Pagina 4 van 11
ENERGIE Niet-energierelevante bedrijven Door de aanleg van de verwarming zal het energieverbruik toenemen met 10-15%. Het bedrijf gebruikt een beperkte hoeveelheid energie. De hoeveelheden zijn zodanig klein dat het bedrijf als niet-energierelevant wordt aangemerkt. Dit is in overeenstemming met het landelijke beleid zoals vastgelegd in de circulaire energie in de milieuvergunning. Bedrijven met een jaarlijks energieverbruik kleiner dan 25.000 m³ aardgas (equivalent) en tegelijk kleiner dan 50.000 kWh elektriciteit worden daarin als niet-energierelevant bestempeld. Door de nieuwe inzichten die volgen uit het BARIM (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) wordt de verbruiksgrens voor een verplicht onderzoek verhoogd naar 200.000 kWh voor elektra en 75.000 m³ voor gas. De inrichting blijft ruimschoots beneden deze waarden.
EXTERNE VEILIGHEID Algemeen kader In de inrichting is consumentenvuurwerk aanwezig. De processen, de aard en hoeveelheid van de gebruikte (gevaarlijke) stoffen zoals opgenomen in de aanvraag kunnen een risico vormen voor de omgeving. Het externe veiligheidsbeleid betreft de beheersing van risico's van activiteiten voor de omgeving (mens en milieu). Het gaat hierbij onder meer om de risico's die verbonden zijn aan de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Zoals in het NMP4 (Vierde Nationaal Milieubeleidsplan) aangegeven, is de basis van het huidige risicobeleid dat het gevaar van een activiteit acceptabel is wanneer: op een bepaalde plaats een daar aanwezig individu geen hogere kans op overlijden heeft dan maatschappelijk is geaccepteerd (het plaatsgebonden risico, PR); de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers voldoet aan de daaraan gestelde norm (het groepsrisico, GR). Aan de voornoemde norm wordt in casu voldaan.
Vuurwerkbesluit Per 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden. Dit besluit bevat regels voor de opslag en bewerking van consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk en is rechtstreeks van toepassing op de opslag van vuurwerk binnen inrichtingen. Dit betekent dat, behalve aan de voorschriften van deze vergunning, moet worden voldaan aan de voorschriften en bepalingen van het Vuurwerkbesluit. Hierin zijn onder andere voorschriften gesteld aan opslag van consumentenvuurwerk, constructie van een bewaarplaats/bufferbewaarplaats, gebruik van een bewaarplaats/bufferbewaarplaats, verkoopruimte, automatische sprinklerinstallatie, maximaal opgeslagen hoeveelheden, minimale afstanden tot objecten binnen en buiten de inrichting en registratieverplichtingen. Ten aanzien van de brandveiligheid zijn tevens eisen opgenomen in het zogenaamde Memorandum 60. Nadere eisen Op grond van artikel 2.2.3 van het Vuurwerkbesluit kunnen wij nadere eisen stellen ten aanzien van een aantal voorschriften uit bijlage 1, onderdeel B, van het Vuurwerkbesluit (namelijk ten aanzien van de voorschriften 1.8, 5.6, 6.3 en 6.4). Ten aanzien van de gewijzigde activiteiten binnen deze aanvraag zijn niet altijd regels opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Om die reden zijn extra voorwaarden gesteld in de vorm van voorschriften. Per activiteit wordt ingegaan op het aspect Externe Veiligheid.
Pagina 5 van 11
Het aanleggen en in gebruik nemen van verwarming in alle bunkers en de twee verkeersruimtes door middel van drie cv-kachels De verwarmingsinstallatie moet voldoen aan NEN 3028. Het kunnen verwarmen van de bunkers en de verkeersruimte is bedoeld als bescherming tegen de vorst en vochtigheid. Het vorstvrij houden is een eis vanuit het Vuurwerkbesluit om de sprinklerinstallatie tegen vorst te beschermen. Het vochtvrij houden van de bunkers heeft het voordeel dat de dozen steviger op elkaar blijven staan en daarmee minder snel beschadigen.
Het gebruik van mobiele sealmachines Door het gebruik van mobiele sealmachines wordt de beheersbaarheid van brand binnen de inrichting onoverzichtelijk en mogelijk vergroot. Om die reden is er een gemarkeerd gebied aangegeven op de tekening waarbinnen deze mobiele sealmachines mogen worden geplaatst. Hierdoor blijft het voor de brandweer bij calimiteiten overzichtelijk waar deze werkzaamheden plaatsvinden. Tevens zijn in de directe nabijheid van dit gemarkeerde gebied een brandhaspel en handblusser aanwezig. Tevens is dit gemarkeerde gebied zo gekozen dat het optimaal binnen de routing van het vuurwerk past. Het vuurwerk wordt van buiten de inrichting in containers aangevoerd. Uit de container worden de vuurwerkdozen direct op een pallet geplaatst. Deze pallet wordt direct geseald en getransporteerd naar een bewaarplaats. Door deze werkwijze vinden er geen tijdelijke opslagen plaats buiten de bunkers, wat de veiligheid binnen de inrichting ten goede komt. De mobiele sealmachines worden ook gebruikt in de verkeers-ruimte. Daar deze ruimte is gesprinklerd, levert dit geen extra onveiligheid op. Ten aanzien van het gebruik van de mobiele sealmachine worden voorschriften opgenomen in deze beschikking.
Het klaarzetten van orders voor klanten in de verkeersruimtes In de twee verkeersruimtes worden zogenaamde pikorders, zijnde voorraden voor afnemers, verzameld, gecontroleerd en indien nodig geseald, voordat de pallets op transport gaan naar de klant. Verkeersruimte 1 is de ruimte voor de bunkers 3, 4 en 5. Verkeersruimte 2 is de ruimte voor de bunkers 6 en 2 en in de gang tussen de bunkers 2 en 3. Voor verkeersruimte 1 gaat dit om maximaal 60 pallets en voor verkeersruimte 2 om 50 pallets met een maximum van 15.000 ton vuurwerk per verkeersruimte. Daar de verkeersruimte tevens dient als vluchtroute, is door middel van een markering de vluchtroute in de twee verkeersruimten aangegeven. Binnen deze markering mogen geen pallets worden neergezet. Een pikorder mag niet meer dan 8 uur in de verkeersruimte staan. Om deze 8 uur te borgen moet elke pallet die als pikorder is klaargezet in de verkeersruimte, zijn voorzien van datum en tijdstip. Tijdens uitvoering van onze handhavingstaak moet aantoonbaar kunnen worden gemaakt waar de pikorders naar toe worden vervoerd. In tegenstelling tot wat er in de aanvraag staat mogen er geen pallets in de verkeersruimten worden geplaatst. Dit is namelijk in strijd met het Vuurwerkbesluit. Daarom wordt de vergunning op dit onderdeel geweigerd.
Het installeren en in gebruik nemen van kleefmagneten op al de bunkerdeuren Het installeren van de kleefmagneten komt de veiligheid ten goede. De deuren worden open gezet op het moment dat er werkzaamheden moeten plaatsvinden in de bunker(s). Deze kleefmagneten zijn doorgeschakeld met de brandmeldcentrale. Bij calamiteiten sluiten alle deuren automatisch. Ook is er de mogelijkheid handmatig (met een knop naast de deur) de deuren te doen sluiten.
Pagina 6 van 11
Het opslaan van verpakkingsmateriaal en verkoopmiddelen in de verkeersruimte Bij het verkopen van vuurwerk zijn er naast het consumentenvuurwerk ook andere materialen - zoals verkoopmiddelen en verpakkingsmateriaal - die direct op de pallet mee naar de klant worden vervoerd. De voorraad van deze materialen geeft binnen de verkeersruimte een extra vuurlast. Om die reden is deze hoeveelheid gelimiteerd tot maximaal drie pallets in verkeersruimte 1 en in verkeersruimte 2 mogen geen pallets worden geplaatst. Tevens is de locatie waar deze aanverwante artikelen mogen staan in de verkeersruimte aangegeven op de tekening, namelijk links in de hoek voor bunker 5.
Het opslaan van lege pallets in de bunkers 13 en 14 Voor het behoud van de kwaliteit van de pallets wil de aanvrager de lege pallets opslaan in de bunkers 13 en 14. Dit is toegestaan indien deze opslag niet gelijktijdig plaatsvindt met de opslag van het vuurwerk. Op grond van het Vuurwerkbesluit is dit namelijk niet toegestaan. Tevens moeten om veiligheidsredenen de bunkers naast en boven de bunkers 13 en 14 leeg zijn. De opslag van de pallets zal plaatsvinden tussen 1 februari en 1 november. Tevens zal de opslag van de lege pallets moeten worden aangegeven op de stoffenlijst en zal het pictogram op de deur worden afgeplakt of verwijderd. Wij achten de voormelde veiligheidsmaatregelen voldoende om de opslag in deze bunkers te kunnen toestaan.
Het opslaan van dummy’s in bunker 2 Voor de opslag van de dummy’s, verpakkingsmateriaal en verkoopmiddelen wil de aanvrager bunker 2 gebruiken. Dit is toegestaan indien deze opslag niet gelijktijdig plaatsvindt met de opslag van consumentenvuurwerk. Het vuurwerkbesluit sluit dit namelijk uit. De opslag van vorengenoemde materialen zal alleen plaatsvinden in de periode tussen 1 februari en 1 november. Tevens zal de opslag van deze materialen worden aangegeven op de stoffenlijst en zal het pictogram op de deur worden afgeplakt of verwijderd. Wij achten de voornoemde veiligheidsmaatregelen voldoende om deze opslag te kunnen toestaan. Registratiebesluit Op 30 maart 2007 is het Registratiebesluit externe veiligheid in werking getreden. Dit besluit geeft aan welke inrichtingen en welke informatie opgenomen moeten worden in het Risicoregister. De veranderingen die binnen dit besluit zijn aangegeven, geven geen reden de gegevens in het Registerbesluit aan te passen.
CONCLUSIE Conclusie Gezien de voorgaande overwegingen kunnen wij de gevraagde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer gedeeltelijk verlenen aan Brave & Wichers B.V., waarbij wij in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu voorschriften verbinden aan de vergunning. De weigering houdt in dat de gevraagde vergunning wordt geweigerd voor zover het betreft de opslag van pallets met vuurwerk in de verkeersruimten.
Pagina 7 van 11
De opgenomen voorschriften zijn in samenhang met de in de aanvraag vermelde maatregelen nodig om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan hebben, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zo veel mogelijk te beperken en ongedaan te maken.
BESLUIT Overwegende Overwegende het hiervoor vermelde en gelet op de desbetreffende bepalingen in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, respectievelijk de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten, met name het gestelde in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
BESLUITEN WIJ I De gevraagde vergunning gedeeltelijk te weigeren, voor zover het betreft de opslag van pallets met vuurwerk, niet zijnde pikorders, in de verkeersruimten;
II Aan Brave & Wichers B.V., Apolloweg 8, 8239 DA Lelystad de gevraagde veranderingsvergunning ingevolge de Wet milieubeheer te verlenen ten behoeve van de aangevraagde veranderingen overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden;
III De aanvraag van 8 juli 2008 en de bijlagen 1 en 2 onderdeel uit te laten maken van de gevraagde vergunning. De aanvraag bestaat uit: de aanvraag zelf, bestaande uit acht pagina's; twee bijlagen, zijnde: 1 Bouwtekening; 2 Toelichting;
IV De vergunning te verlenen voor onbepaalde tijd;
V Aan de vergunning in het belang van de bescherming van het milieu de volgende beperkingen en voorschriften te verbinden.
Pagina 8 van 11
INHOUDSOPGAVE
1 2
Algemeen Externe veiligheid 2.1 Verkeersruimten 2.2 Gebruik mobiele sealmachines op het buitenterrein 2.3 Gebruik mobiele sealmachines in de verkeersruimte 2.4 Kleefmagneten 2.5 Opslaan lege pallets 2.6 Opslaan dummy’s e.d.
bladzijde 10 10 10 11 11 11 11 11
Pagina 9 van 11
VOORSCHRIFTEN
1 Algemeen 1.1 De inrichting moet zijn ingericht en in werking zijn overeenkomstig de aanvraag d.d. 2 juli 2008, tenzij de voorschriften anders bepalen. De aanvraag bestaat uit: de aanvraag zelf, bestaande uit acht pagina's; twee bijlagen, zijnde: 1 Bouwtekening; 2 Toelichting. 1.2 De aanleg van de verwarming en de stookruimte zal plaatsvinden conform de NEN 3028, hoofdstuk 4, 5, 6 en 7.
2 Externe veiligheid 2.1 Verkeersruimten 2.1.1 In verkeersruimte 1 mogen niet meer dan 60 pallets tot een maximum van 15.000 kg consumentenvuurwerk van de gevarenklasse, ingevolge de ADR, 1.4 G en 1.4 S, aanwezig zijn. In verkeersruimte 2 mogen niet meer dan 50 pallets tot een maximum van 15.000 kg consumentenvuurwerk van de gevarenklasse, ingevolge de ADR, 1.4 G en 1.4 S, aanwezig zijn.
2.1.2 In de verkeersruimten 1 en 2 mogen uitsluitend pikorders tijdelijk worden opgeslagen.
2.1.3 Er mogen geen pallets met vuurwerk worden geplaatst in de verkeersruimten, bijvoorbeeld met het doel om ruimte te creëren in een bunker.
2.1.4 In de verkeersruimten mag het consumentenvuurwerk niet gestald worden op de speciaal daarvoor bestemde en gemarkeerde vluchtroute.
2.1.5 In de verkeersruimten mag alleen maar consumentenvuurwerk aanwezig tijdens de werktijden van de inrichting.
2.1.6 Vuurwerk dat gereed is voor transport(pikorders) mag maximaal 8 uur in de verkeersruimten verblijven. Om deze 8 uur te borgen moet elke pallet die als pikorder is klaargezet in de verkeersruimte, zijn voorzien van datum en tijdstip.
Pagina 10 van 11
2.2 Gebruik mobiele sealmachines op het buitenterrein 2.2.1 De mobiele sealmachines (maximaal vier) mogen alle in de daarvoor bestemde en gemarkeerde ruimte op het buitenterrein aanwezig zijn.
2.2.2 Tijdens het gebruik van de mobiele sealmachines moeten binnen een afstand van 5 meter een brandhaspel en handblusser aanwezig zijn.
2.2.3 Er mogen geen dozen en of pallets met vuurwerk geseald en ongeseald worden opgeslagen op het buitenterrein.
2.3 Gebruik mobiele sealmachines in de verkeersruimten 2.3.1 De mobiele sealmachines (maximaal vier) mogen, behalve op de daarvoor bestemde en gemarkeerde vluchtroute, in de verkeersruimte aanwezig en werkzaam zijn.
2.4 Kleefmagneten 2.4.1 Het is toegestaan kleefmagneten te installeren op de bunkerdeuren. Ook is er de mogelijkheid handmatig (met knop naast de deur) de deuren te doen sluiten. Deze kleefmagneten moeten zijn doorverbonden met de brandmeldcentrale. De werking van de kleefmagneten en sprinklerinstallatie moet halfjaarlijks worden geïnspecteerd en daarover dient tevens te worden gerapporteerd. Ook is er de mogelijkheid handmatig (met knop naast de deur) de deuren te doen sluiten.
2.5 Opslaan lege pallets 2.5.1 Het is toegestaan lege pallets in de periode van 1 februari t/m 1 november te plaatsen in de bunkers 13 en 14 onder de voorwaarden dat de bunkers ernaast en erboven leeg zijn en dit is vermeld op de stoffenlijst en bovendien de pictogrammen zijn afgeplakt of verwijderd.
2.6 Opslaan dummy’s e.d. 2.6.1 Het is toegestaan dummy’s, verpakkingsmateriaal en verkoopmiddelen in de periode van 1 februari t/m 1 november te plaatsen in bunker 2 mits dit is aangegeven op de stoffenlijst en de pictogrammen zijn afgeplakt of verwijderd. Arnhem, 24 juli 2008
Pagina 11 van 11