Beroepsproducten Tweetalig basisonderwijs vanaf groep 1 Voorbereiding pilot ‘Tweetalig primair onderwijs’
Foto: Jacqueline van Kuler
Jacqueline van Kuler Studentnummer: 500636373
Media, Informatie en Communicatie Nieuws & Media Eerst begeleidster: Margriet Flikweert Tweede begeleidster: Garjan Sterk 16 december 2014
Inleiding Naast een scriptie moeten de studenten van Nieuws en Media beroepsproducten maken. Ik heb ervoor gekozen een samengestelde productie te schrijven: een nieuwsbericht met puntenverhaal, een nieuwsartikel en een interview met puntenverhaal. Een puntenverhaal is een overzicht in een kader van belangrijke aspecten van een verhaal. Het dient als achtergrondinformatie. Het nieuwsbericht heb ik geschreven naar aanleiding van de uitkomsten van de enquêtes. Rick de Graaff (Hoogleraar Tweetalig Onderwijs) en Elly Deelder (Coördinator van de pilot) geven een reactie op de uitkomsten. In het nieuwsartikel komen René Appel (Taalwetenschapper), Kees de Bot (Hoogleraar Toegepaste Taalwetenschap) en Jaap Dronkers (Onderwijssocioloog) aan bod. Om een beter zicht te krijgen op de pilot heb ik een interview met Elly Deelder, de coördinator van de pilot, geschreven. In de puntenverhalen heb ik een korte opsomming gemaakt van de deelnemende scholen en van de kerndoelen van het Ministerie van Onderwijs (OCW). Belangrijke informatie, maar het maakt een nieuwsartikel of interview langdradig. Vandaar dat ik deze informatie in een kader verwerk.
Nieuwsbericht [KOP] Basisscholen pilot Engels vanaf groep 1 laten steken vallen
Minimaal twee van de twaalf basisscholen die deelnemen aan de pilot ‘Tweetalig primair onderwijs’ voldoen niet aan de criteria van het Europees Platform. Dit blijkt uit een rondgang onder de scholen. Leerkrachten geven tijdens de pilot 30% tot 50% les in het Engels vanaf groep 1.
Het Europees Platform is een kenniscentrum dat internationalisering in het Nederlands primair en voortgezet onderwijs wil bevorderen en is tevens coördinator van de pilot. Het Europees Platform heeft criteria opgesteld waaraan de deelnemende scholen en leerkrachten moeten voldoen. Leerkrachten die les in het Engels geven moeten bijvoorbeeld minimaal aan het B2-niveau van het Europees ReferentieKader voldoen. A1 en A2 zijn de laagste niveaus (basisgebruiker), dan komen de niveaus B1 en B2 (onafhankelijke gebruiker) en de hoogste niveaus zijn C1 en C2 (vaardige gebruiker). Te laag niveau Engels De Groningse Schoolvereniging laat Nederlandse leerkrachten lesgeven in het Engels met een B1-niveau. Het B1-niveau is lager dan het B2-niveau en is om die reden onder de maat. De leerkrachten van de overige basisscholen die deelnemen aan het onderzoek beschikken wel over een B2-niveau of hoger.
Rick de Graaff, hoogleraar Tweetalig Onderwijs aan de Universiteit Utrecht, is nauw betrokken bij de pilot. In het voorjaar van 2015 doet hij onderzoek naar het Engelse niveau van de leraren en wordt besloten of er (extra) bijscholing nodig is. De leerkrachten van de Groningse Schoolvereniging krijgen momenteel geen bijscholing, wat betekent dat de leerlingen tot het voorjaar Engels op een te laag niveau aangeboden krijgen. ,,De scholen hoeven niet aan harde eisen te voldoen en de leerkrachten moeten niet per se foutloos Engels spreken. Het is belangrijk dat de leerkrachten op een flexibele manier met de taal kunnen omgaan en goed kunnen communiceren met de kinderen”, aldus De Graaff. Nederlandse taalachterstand Een ander criteriapunt: een school dient maatregelen te nemen indien de ontwikkeling van het Nederlands van de leerlingen stagneert. Hier laten de leerkrachten van de Haagsche Schoolvereeniging steken vallen, aangezien ze geen plan hebben opgesteld. Als toelichting geven zij hier niet over na te denken zolang het probleem zich niet voordoet.
Elly Deelder (Europees Platform) is coördinator van de pilot ‘Tweetalig primair onderwijs’. Zij noemt de pilot een experiment waar leerkrachten vooral moeten pionieren. ,,Tijdens de pilot zoeken de leerkrachten uit hoe een Engelse aanpak vanaf groep 1 het best aangepakt kan worden, dus een voorbereiding is eigenlijk niet van toepassing.”
De basisscholen vulden tijdens de rondgang een enquête in. Acht van de twaalf pilotbasisscholen gaven gehoor. De directies van de vier scholen die afhaakten gaven als reden het druk te hebben en de leerkrachten van groep 1 niet te willen belasten met extra werk.
Foto: © www.atscholen.nl
Puntenverhaal (als toevoeging op het nieuwsbericht)
De basisscholen die deelnemen aan de pilot ‘Tweetalig primair onderwijs’ geven 30% tot 50% les in het Engels. De onderdelen in groep 1, zoals zingen en groepsgesprekken, zullen dus in het Nederlands en in het Engels plaatsvinden. De volgende scholen zijn in augustus 2014 begonnen met de pilot: • De Haagse Schoolvereeniging in Den Haag • De Blijberg in Rotterdam • De Lanteerne in Nijmegen • Het Talent in Lent • De Violenschool in Hilversum • De Wilge in Hilversum • De Kindercampus in Hilversum • De Groningse Schoolvereniging in Groningen • De Internationale School in Eindhoven • De Prinseschool in Enschede • De Visserschool in Amsterdam
Nieuwsartikel [KOP] ,,Pilot tweetalig onderwijs is nattevingerwerk” [ONDERKOP] ,,De staatssecretaris is bij stap 2, terwijl stap 1 nog niet gezet is” Staatssecretaris Dekker pakt de pilot ‘Tweetalig primair onderwijs’ op de verkeerde manier aan. Dat vinden taalkundige René Appel en onderwijssocioloog Jaap Dronkers. Twaalf basisscholen zijn dit schooljaar begonnen met het experiment, waarbij basisschoolleerlingen bijna de helft van de tijd les krijgen in het Engels vanaf groep 1. Onverantwoord Het is voornamelijk pionieren tijdens de pilot. Uitvinden hoe jonge kinderen een tweede taal het beste leren in de klas. ,,Onverantwoord”, noemt Appel deze aanpak. Want het gaat niet om een gering aantal leerlingen, het gaat om een paar honderd. Hij is er weliswaar van overtuigd dat het goed komt met de deelnemende kinderen, omdat ze veel kunnen hebben als het om taal gaat. Maar de aanpak moet goed zijn en daar is volgens hem geen sprake van op dit moment.
Dat lesgeven in een andere taal dan je moedertaal lastig is, daar weet Appel alles over. Hij heeft zelf jarenlang voor de klas gestaan op de Universiteit van Amsterdam en in het Engels lesgegeven. Dat vond hij allesbehalve makkelijk. Hij vindt het een pittige taak voor de leraren van groep 1 en zet er om die reden zijn vraagtekens bij. ,,Ik hoor vaak genoeg verhalen dat leraren worden uitgelachen, omdat hun uitspraak niet goed is of omdat ze zinnen verkeerd zeggen, zoals “Make your homework”.” Daar komt bij kijken dat dit wéér een opdracht is die op de stapel verplichtingen van leraren wordt gegooid. Kunnen zwaarbelaste leraren dit wel aan? Want lesgeven is niet hun enige taak. Ze moeten vergaderen, lessen voorbereiden, administratie en handelingsplannen bijhouden, zorg dragen voor kinderen met bijvoorbeeld ADHD en noem maar op. Native speakers Voor een groot deel van de leraren van de deelnemende basisscholen is Engels hun moedertaal, ook wel native speakers genoemd, waardoor zij het Engels probleemloos over kunnen brengen. Daarentegen zijn er ook basisscholen waar Nederlandse leerkrachten in het Engels lesgeven, zoals op de Blijberg in Rotterdam.
Kees de Bot, hoogleraar Toegepaste Taalwetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen, ziet graag alleen native speakers les in het Engels geven. ,,Het liefst wil je een native speaker die een tweedegraads opleiding hier in Nederland heeft gevolgd, zodat hij weet hoe het onderwijs in Nederland in elkaar zit. Maar daarvoor gaan we nooit genoeg mensen vinden als de groei die we nu zien doorgaat.” Dus hebben we geen andere optie dan Nederlandse leerkrachten voor de groep 1 klas te laten staan? ,,Zo’n pilot moet een keer beginnen. Je weet dat de omstandigheden niet optimaal zullen zijn. Dat is een gegeven. Van daaruit ga je proberen het beter te maken.” Stap 1 Als het aan De Bot ligt, mocht de pilot al tien jaar eerder beginnen. Dronkers is echter van mening dat de pilot te vroeg van start is gegaan. ,,De staatssecretaris is bij stap 2, terwijl stap 1 nog niet gezet is.” Stap 1 is volgens
hem de vraag beantwoorden: ,,Willen we dit als samenleving?”. Eerst moet er volgens hem een sterk politiek debat plaatsvinden, eenzelfde als de zwarte pietendiscussie van tegenwoordig, want alleen een staatssecretaris zou niet zo’n beslissing mogen maken ,,op een zonnige zaterdagmiddag”. Dit politiek debat kan eventueel aangevuld worden met een referendum.
Vanaf eind november barstte een publiekelijke discussie los over het curriculum van het onderwijs. De centrale vraag was “Wat moeten kinderen leren op school, zodat ze klaar zijn voor hun toekomst (in 2032)?”. Omdat de maatschappij telkens verandert, zette het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een dialoog op tussen de Rijksoverheid en de samenleving. Is dit dan vergelijkbaar met de zwarte pietendiscussie? ,,Nee”, antwoordt Dronkers stellig. Naar zijn mening is het een te algemene discussie die alle kanten uitgaat. ,,Ik bedoel een meer gerichte vraag over de taal in Nederland en op school, niet een ongerichte discussie over alles.” Allochtone kinderen Een ander probleem waar Appel op stuit is allochtone kinderen die de Nederlandse taal niet goed beheersen. Jonge kinderen kunnen goed een tweede taal leren als de eerste taal goed gevestigd is. Als dit niet zo is, kan het volgens hem grote problemen opleveren. ,,Ze kunnen geen moeilijke teksten lezen en van dat soort dingen die je normaal wel kunt als moedertaalspreker.” Dit is niet alleen nadelig voor de allochtone kinderen, maar voor de hele samenleving. De kloof tussen de hoge en lage klasse wordt groter, doordat basisscholen met allochtone kinderen minder snel les in het Engels zullen geven.
Om die reden zou Dronkers het onderwijs in het Engels anders aanpakken. Als uit een politiek debat blijkt dat de samenleving tweetalig onderwijs nodig heeft, vindt hij dat alle scholen van Nederland dit systematisch moeten invoeren. Zo loopt de ene school niet voor op de ander en zullen kwaliteitsverschillen beperkt blijven.
Het Jaarrapport van Integratie (2012) van het Centraal Bureau voor de Statistiek bevestigt dat het Nederlands van allochtone kinderen achterloopt op het Nederlands van autochtone kinderen. Hierdoor scoren zij lager op de Citotoets van het basisonderwijs. Appel vindt dan ook dat het geld van de pilot besteed moet worden aan het aanpakken van deze achterstanden. 1,5 miljoen euro Per jaar besteedt de overheid 1,5 miljoen euro aan de pilot en aan de nascholing en ondersteuning voor leraren en scholen. In 2015 krijgen nog acht scholen de kans om deel te nemen aan de pilot. Als dit een succes is, krijgen misschien meer basisscholen toestemming om tweetalig basisonderwijs te geven. De evaluatie van de pilot vindt in 2019 plaats.
Foto: © De Fontein in Warnsveld
Interview [KOP],,Hoe meer Engels, hoe beter”
Elly Deelder van het Europees Platform coördineert de pilot ‘Tweetalig primair onderwijs’. Haar passie voor talen begon van jongs af toen ze tijdens haar kindertijd in aanraking kwam met een vreemde taal. Deze kennis wil ze overbrengen aan nieuwe generaties. ,,In het primair onderwijs wordt de basis gelegd van ieders kennis en ieders onderwijscarrière. Daar kun je zoveel mee bereiken.” Ze weet als geen ander hoe het ervoor staat met de pilot. Ze houdt nauw contact met de leraren van de basisscholen die 30% tot 50% in het Engels lesgeven en kent alle ins en outs.
,,Van de zevenduizend basisscholen in Nederland geven circa duizend basisscholen tegenwoordig vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto). Bij vroeg vreemdetalenonderwijs biedt een basisschool een paar uur per week een vreemde taal aan vanaf groep 1. In Nederland is de vreemde taal meestal Engels, maar het kan bijvoorbeeld ook Duits, Frans of Spaans zijn.’’ In 2008 waren dit 185 scholen, blijkt uit cijfers van het Europees Platform. Een grote Foto: © Europees Platform
verandering. Niet gek dat scholen en de overheid nadenken over tweetalig onderwijs
en dat hieruit de pilot ‘Tweetalig primair onderwijs’ is ontstaan. Selectie van basisscholen Het Europees Platform kreeg 31 aanmeldingen binnen voor de pilot. Na een selectieprocedure gaan uiteindelijk twintig scholen het experiment aan. Twaalf basisscholen startten dit schooljaar, acht basisscholen beginnen volgend schooljaar. Eén keer in de twee maanden komen de pilotscholen samen. Hier delen ze hun ervaringen en geeft het Europees Platform trainingen aan de leraren.
,,De vraag naar deze pilot was er zes jaar geleden al, maar toen kregen we nog geen groen van de overheid. In de tussentijd geeft de Lanteerne in Nijmegen (een van de deelnemende scholen) al een aantal jaar 30% tot 50%
les in het Engels. Tijdens de selectie keken we dan ook naar ervaring met lesgeven in een vreemde taal en keken we naar dingen als haalbaarheid (snappen de scholen wat er allemaal bij komt kijken), motivatie (staat het hele team van de basisschool achter een deelname) en scholingsbudget.” De twaalf basisscholen zijn inmiddels een paar maanden bezig met de pilot. Hoe gaat het tot nu toe? ,,De kinderen en de leerkrachten zijn heel positief. Ze geven gemiddeld een 8 voor de pilot, wat me toch een beetje verrast, want 30% tot 50% lesgeven in een andere taal is lastig. Ook merk ik dat allochtone kinderen het fijn vinden dat ze niet achterlopen met het Engels. Ze beginnen net als alle andere kinderen uit de klas op nul, terwijl de meeste allochtone leerlingen in het Nederlands een achterstand hebben vergeleken met autochtone leerlingen. Ik ben heel benieuwd naar hun resultaten. Ik denk niet dat het achterblijft op de rest van de klas.”
Op Nederlandse bodem is onderzoek naar tweetaligheid bij allochtone kinderen in groep 1 karig. Tijdens FLiPP (Foreign Language in Primary school Project) is geconstateerd dat deze leerlingen lager scoorden op woordenschat. De score was echter wel binnen de norm. Een ander onderzoek in Nederland wijst uit dat leerlingen met een niet-Nederlandse taalachtergrond in het begin zwak scoren op taalvaardigheid. Op het tweede meetmoment wijken hun resultaten daarentegen nauwelijks af van de leerlingen met een Nederlandse taalachtergrond.
Gaat het Nederlands ten koste van het Engels? ,,Nee. De leraren richten zich juist meer op taal, omdat ze naast het Nederlands een vreemde taal aanbieden. Ze bieden bewust het Engels aan, waardoor ze ook bewuster omgaan met het Nederlands.”
Welke obstakels kunnen zich voordoen tijdens de pilot? ,,Kinderen in groep 1 spelen in de klas veel met elkaar of zelfstandig. De valkuil is dat ze onderling sneller Nederlands met elkaar zullen spreken, waardoor ze onbewust minder dan 30% van de tijd met Engels bezig zijn. Buiten schooltijd horen ze vooral Nederlands, dus dan is het belangrijk dat ze genoeg Engels horen tijdens de les. Hoe meer, hoe beter.” Aanbod Engels op pabo ,,Er zijn nu teveel verschillen tussen pabo’s. De ene opleiding geeft maar een studiepunt voor Engels, de ander heeft nog geen eens Engelse docenten en de ander geeft geen les in Engelse didactiek (manier van onderwijzen). Omdat het lesgeven in het Engels vanaf groep 1 steeds vaker voorkomt, moet Engels verplicht worden op de lerarenopleiding. Voeg bijvoorbeeld een verplichte module Engels of het vak Early English toe.” Lerarenopleidingen in Europa zijn vrij om te kiezen hoeveel tijd zij besteden aan vreemdetalenonderwijs (vvto) en hoe zij deze tijd invullen. Niveauverschillen leerlingen ,,Er is niet alleen verschil te zien tussen pabo’s. Tussen leerlingen in het voortgezet onderwijs zijn de niveauverschillen groot. Er moet meer bewustwording komen voor de overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. Bijvoorbeeld een soort eindtoets in groep 8 waarin de kinderen getest worden op hun Engels. Zo heeft het voortgezet onderwijs inzage in hun Engelse taalvaardigheidsniveau, of ze nou vmbo, havo of vwo doen. Leerkrachten kunnen hierop inspelen door meer te differentiëren in de klas, want de ene leerling heeft
een ander aanbod Engels nodig dan de ander. Gelukkig gaan de kinderen van de pilot pas over acht jaar naar de middelbare school, dus daar is genoeg tijd voor om over na te denken.”
Om deze niveauverschillen te beperken kan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een eindniveau vaststellen voor scholieren. Momenteel staan er vier kerndoelen op de website, maar deze zijn volgens Deelder niet helder. Door middel van de publiekelijke discussie (Onderwijs2032) over het curriculum van het onderwijs wil het Ministerie van OCW de kerndoelen aanpassen en duidelijker maken.
,,De Tpo-scholen hebben wel eindniveaus opgesteld voor de jonge leerlingen, maar dit verandert voortdurend omdat we niet weten wat we kunnen verwachten. De leraren moeten zelf uitvinden hoe alles werkt en aanpassen waar nodig. Door de pilot wordt duidelijk wat voor einddoelen een basisschool op kan stellen.” 1,5 miljoen euro Voor de komende vijf jaar is er geld vrijgesteld voor het project. Per jaar besteedt de overheid 1,5 miljoen euro aan de pilot en aan de nascholing en ondersteuning voor leraren en scholen. Als de resultaten blijken tegen te vallen gaat de stekker eruit, maar zijn de resultaten positief dan hoopt Deelder op extra budget. Vijf jaar is volgens haar te snel om te stoppen met het onderzoek. ,,Het moet zeker tot en met groep 8 duren, het liefst nog een evaluatie van de kinderen als ze op de middelbare school zitten. Als we eerder stoppen zijn de resultaten niet volledig.” Elly Deelder Elly Deelder werkt sinds tien jaar voor het Europees Platform. Dit is een kenniscentrum die internationalisering in het Nederlands primair en voortgezet onderwijs wil bevorderen. Ze coördineert de projecten vroeg vreemdetalenonderwijs en Early English in het primair onderwijs.
Puntenverhaal Als toevoeging op het interview
De kerndoelen die het Ministerie van OCW heeft opgesteld zijn volgens Deelder niet helder. Dit zijn de kerndoelen: • Leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse tekst. • Leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal. • Leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over alledaagse onderwerpen. • Leerlingen leren om woordbekentenissen en schrijfwijzen van Engelse woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek.