Beredeneerd aanbod groep 1 en 2
Mei 2013
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Inhoudsopgave
Inleiding en verantwoording
blz. 3
Themaplanning
blz. 5
Taal / lezen / schrijven
blz. 9
Rekenen / wiskunde
blz. 11
Weekplanning
blz. 13
Zelfstandig werken in niveaugroepen (zwing)
blz. 14
Bijlagen
blz. 17
2
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Inleiding en verantwoording Welbevinden, Leren en Ervaren zijn de pijlers van onze Brede School Het Festival. Wij gaan ervan uit dat kinderen zich niet vanzelf ontwikkelen. Goed onderwijs laat jonge kinderen vooral leren door te doen, te ontdekken, te experimenteren en samen te spelen. Hierbij kunnen zij laten zien waar hun interesses liggen, waar ze goed in zijn én ontwikkelen zij nieuwe vaardigheden op zowel sociaal- als cognitief gebied en worden interesses aangeboord. Kinderen ontwikkelen door (na)doen niet alleen praktische vaardigheden, maar ontdekken hierdoor ook het nut van kennis. Ervaring zorgt er bovendien voor dat kennis beter verwerkt en opgeslagen wordt. Een goede leerkracht creëert een omgeving waarin ze kinderen uitdaagt om te leren en door hen de leerstof ook te laten oefenen. Daarnaast vergroot samenhang in het onderwijsaanbod de onderwijskwaliteit, omdat samenhang de leerstof voor leerlingen betekenisvoller en begrijpelijker maakt. Dit is de reden waarom op Brede School Het Festival gekozen is om te werken met thema’s. De 4 domeinen van de SLO vormen het uitgangspunt voor de verschillende thema’s, die schoolbreed, tijdens de jaarvergadering, worden ingepland: -Mens en samenleving -Ruimte -Tijd -Natuur en techniek In de maanden november / december wordt Sinterklaas en Kerst in de groepen 1 en 2 in een thema uitgewerkt. Zie verder beleidsplan Ervaren
Om te komen tot een breed en gefundeerd leerstofaanbod voor de groepen 1 en 2 wordt er gewerkt met een themaplanning waarin doelstellingen in activiteiten worden uitgewerkt. Het betreffen de volgende ontwikkelgebieden: - spel - constructief/beeldend - gesprek/kring - taal/lezen/schrijven - rekenen/wiskunde - muziek/dans en beweging - domein ervaren Er is voor deze opzet gekozen omdat de thema’s bij de kleuters niet alleen in de middag worden vormgegeven (zoals in de groepen 3 t/m 8), maar juist het uitgangspunt vormen voor het gehele onderwijsaanbod gedurende een vastgestelde periode. Zie bijlage 1: Themaplanning groep 1 en 2
3
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Om een positieve ontwikkeling op zowel sociaal, cognitief, als motorisch gebied te waarborgen, wordt er gewerkt met een jaarplanning waarin de tussendoelen Beginnende Geletterdheid, Rekenen/Wiskunde en Motoriek zijn uitgewerkt. Van zowel de tussendoelen Beginnende Geletterdheid,als Reken/Wiskunde wordt per kind een registratieformulier bijgehouden. Zie voor toetsing CITO en risicofactoren leren lezen: Het toetsrooster en Katern zorg en begeleiding. NB: Als kinderen een III, IV of V scoren op de citotoets, wordt er een analyseformulier ingevuld (zie archief Kleuters cito-analyse). Met de tussendoelen Beginnende Geletterdheid worden de eerste 8 tussendoelen voor het aanvankelijk lezen, zoals beschreven in het Protocol Leesproblemen en Dyslexie van het Expertisecentrum Nederland (referentieniveau 1F Voorbereidende fase lezen van zakelijke teksten)als uitgangspunt genomen. Deze tussendoelen worden uitgewerkt met behulp van een prentenboek en “het Leeskastje”. Dit wordt verder beschreven in het hoofdstuk Themaplanning; Taal / Lezen / Schrijven. Zie bijlage 2: jaaroverzicht tussendoelen beginnende geletterdheid. Zie bijlage 3: individueel registratieformulier groep 1 en 2 Zie bijlage 4: uitwerking beredeneerd aanbod Leeskastje De tussendoelen Rekenen / Wiskunde zijn overgenomen uit de vernieuwde doelen SLO. Deze zijn afgeleid van de referentieniveaus die sinds augustus 2010 van kracht zijn in het basisonderwijs (zie www.taalenrekenen.nl).Om een goede aansluiting met de CITO rekenen voor kleuters te realiseren, zijn de doelstellingen aangescherpt (groep 1: omgaan met hoeveelheden/tellen en getalbegrip verhoogd van 6 naar 12, groep 2: verhoogd van 10 naar 20). Zie bijlage 5: jaarplanning rekenen / wiskunde groep 1 Zie bijlage 6: jaarplanning rekenen / wiskunde groep 2 Zie bijlage 7: individueel registratieformulier groep 1 en 2 Ten aanzien van Bewegen wordt er gewerkt met de methode “Bewegingsonderwijs in het speellokaal”. De vakleerkracht heeft de lessen uitgewerkt in 4 leerlijnen per les met SMART geformuleerde doelstellingen. Per blok informeert zij de leerkrachten over de leerlijn en attendeert zij op de aandachtspunten. Hierdoor kan de leerkracht de leerlingen begeleiden in hun motorische ontwikkeling, hen gericht observeren en hun vorderingen goed in beeld brengen. Bewegingsonderwijs kleuters is te vinden in het archief: map kleuters; bewegingsonderwijs in het speellokaal. Om te waarborgen dat iedere leerkracht bovenstaande op de juiste wijze kan vormgeven en uitvoeren, zijn de volgende onderdelen uitgewerkt als een werkdocument: - De themaplanning - Taal, lezen, schrijven - Rekenen / wiskunde - Weekplanning - Zelfstandig Werken In NiveauGroepen (ZWING) Dit kan worden gebruikt om nieuwe leerkrachten te informeren over de werkwijze op de Brede School Het Festival, maar dient ook als reflectie- en groeidocument. Tijdens de scholingsdagen onderbouw (3 à 4 per jaar) zullen er steeds onderdelen besproken worden om te beoordelen of we op de goede weg zijn en te bepalen wat er beter kan, of nog ontwikkeld moet worden.
4
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
De themaplanning Tijdens een teamvergadering worden aan de verschillende domeinen thema’s verbonden. Zo werd in het schooljaar 2012-2013 het domein Ruimte “Hallo Wereld” en het domein Mens en Samenleving “Ik hou van Holland” aangeboden. Zie voor een verdere uitwerking het beleidsplan Ervaren. Iedere leerkracht gaat vervolgens in haar groep een woordweb uitwerken betreffende het thema. Waar denk je aan bij het thema….? Welke themahoek zou hierbij passen…? Wat weet je al van het thema….? Wat zou je graag willen weten….? → is het uitgangspunt voor de sleutelvragen! Als leerkracht kun je dit woordweb voor een deel door de kinderen laten ontstaan, maar je zult hier ook zelf enige sturing in aan moeten brengen, zodat je komt tot een thema met ontwikkelingswaarde, die passend is bij de leeftijd en belevingswereld van de jonge, of al wat oudere kleuter.
Uitwerking Spel: Kinderen bedenken met elkaar in de grote kring hoe de themahoek eruit gaat zien en wat ze daarvoor nodig hebben. Hier kan heel goed de coöperatieve werkvorm ‘gesprek in tweetal’ worden gebruikt om vervolgens gezamenlijk tot een plan te komen. De leerkracht verbindt doelstellingen aan het spel: Welke rollen hebben betrekking tot het spel in de themahoek? Welk rollenspel wil zij terugzien in de themahoek? Welke handelingen zijn specifiek voor het spel; welke nieuwe kennis en vaardigheden gaan kinderen opdoen? Welke specifieke woordenschat wil zij terughoren in het spel? Op welke wijze kunnen de doelstellingen horende bij taal en rekenen in de themahoek vormgegeven worden? Vervolgens koppelt de leerkracht hier activiteiten aan: Hoek gezamenlijk inrichten, materiaal laten meenemen van huis of zelf maken, foto’s maken zodat de hoek zelfstandig opgeruimd kan worden Rollen bespreken, voordoen , samenspelen, spelbegeleiding, spelafspraken maken Kringgesprekken waarin: Nieuwe kennis en vaardigheden worden aangeleerd Spel wordt nabesproken; wat ging er goed, wat kan er beter - spel voordoen; kinderen laten meespelen tijdens het voordoen. Nabespreken en kinderen laten verwoorden wat ze hebben gezien. - eventueel nieuwe spelafspraken maken Woordkaarten met betrekking tot het thema zichtbaar ophangen, maar ook bijvoorbeeld openingstijden, prijslijsten, menukaarten etc. Tot slot wordt dit alles uitgewerkt met een tijdspad in de themaplanning.
5
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Inrichting huishoek en themahoek Een aantal uitgangspunten voor het inrichten van een huis- en themahoek: - Probeer de hoek zo echt mogelijk in te richten; kinderen spelen graag volwassenen na. - Richt het aantrekkelijk en uitdagend in en vraag je hierbij af of de materialen er voor zorgen dat er afwisselend rollenspel kan worden bedacht en gespeeld. mobile telefoon, agenda, opschrijfboekje, pennen en potloden, schaar mandje kleine voorleesboekjes, spelletje bestek, servies, pannen, theedoek, pannenlap, kookboek, groente/fruit boodschappentas, handtas, verkleedkleding wekker, klok, fototoestel, prullenbak, spiegel -
-
Probeer een balans te vinden in de hoeveelheid spullen; beter om af en toe te veranderen / toe te voegen / weg te halen, dan teveel spullen die niet goed opgeruimd kunnen worden. Vraag kinderen / ouders om bijvoorbeeld een oude koekenpan, theedoek, handtas, agenda…. Betrek kinderen tijdens het (her)inrichten; vraag naar hun mening of ideeën, wat zou handig zijn… Maak duidelijke foto’s van de verschillende items in de huis- en themahoek, zodat er tussendoor en na afloop zelfstandig opgeruimd kan worden.
Spelbegeleiding is essentieel !! Help het spel aan het begin van de speelwerkles op te starten door te vragen naar hun spelidee en wie welke rol gaat spelen. Geef zo nodig spelideeën: is er iemand jarig?, komt oma logeren?, is de baby ziek? Observeer of even meespelen het spel positief kan beïnvloeden / meer diepgang geeft, misschien is het fijn als je helpt met het verdelen van de rollen, is er specifiek materiaal nodig of kun je ze op ideeën brengen? Meespelen in een nieuwe themahoek is noodzakelijk om kinderen gericht mee te nemen in de nieuwe rollen, kennis en vaardigheden en gebruik van nieuwe woordenschat en om te kunnen beoordelen wat ze hierbij nodig hebben. Probeer de huishoek in stand te houden (eventueel in een kleinere versie) om deze te combineren met de themahoek. Zo kunnen kinderen vanuit de huishoek een tafel reserveren in het restaurant, of hun vakantie voorbereiden door hun koffer in te pakken / reisfolders te bestuderen, etc. Het spel verdiept zich zo op een natuurlijke wijze en wordt “echter”.
6
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Uitwerking constructief/beeldend: Het is van belang om hierbij een balans aan te brengen tussen hetgeen gemaakt moet worden rondom het thema zoals menukaarten, reisgidsen, etc. en welke doelstellingen je gedurende dit thema wilt behalen. Gebruik daarom ook de jaarplanning reken/ wiskunde ! Bijvoorbeeld patronen naleggen met geometrische figuren; worden placemats voor het restaurant, of het nabouwen van een tempel mbv een foto/bouwvoorbeeld (thema China). Het nastempelen/naschrijven van woorden voor bijvoorbeeld een menukaart kan tevens een doelstelling zijn behorende bij taal/lezen/schrijven. Bij kleuters kun je ook denken aan de doelstellingen: - leren knippen, prikken en plakken - juiste potloodhantering - leren omgaan met verschillend knutselmateriaal of ontwikkelmateriaal (bv kralenplank, ruimtelijk bouwen ) - zelfstandig een knutseltaak leren uitvoeren
Inrichting knutselkast -
-
tekenmateriaal; grote driekantige potloden in potloodhouders wit / gekleurd papier, kleurplaten, la met restmateriaal tekensjablonen vouwblaadjes, plakfiguren kartelschaar voor kinderen borduurkaarten , materiaal om een ketting te maken prikmatjes / prikpennen blok met rechts- en linkshandige scharen, lijmpotjes, lijmkwastjes, lijmmatjes kosteloos materiaal doosje waterverf klei met figuurtjes / kleimesjes knutselboek met voorbeelden / ideeën afmaakbakje voor kleurplaten / knutselwerkjes
Ook hier geldt: niet te veel materiaal, plaats het overzichtelijk in de kast, vul tijdig bij, varieer regelmatig, maak een foto om zelfstandig te laten opruimen en begeleid kinderen in het zuinig gebruik maken van de materialen.
7
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Uitwerking gesprek / kringactiviteiten In principe starten we elke dag met een inloop; kinderen en ouder(s) komen binnen, de leerkracht begroet hen, waarna ze hun activiteit kunnen inplannen op het planbord. Om 8.30 uur zijn alle ouders uit de klas / hal en start de dag. Allereerst maak je een ronde langs alle hoeken / tafels om te observeren of iedereen goed opgestart is, je kunt ook nu kort spelbegeleiding geven in de huis- en themahoek. Bied vervolgens kinderen de gelegenheid om even bij je te komen zitten met hun verhaal, vraag of gemaakte tekening. Daarna kun je aan de ZWING- tafel individuele begeleiding aan kinderen met een handelingsplan of taalachterstand geven of pre teaching/ herhaling van het ZWING aanbod. Grote kringactiviteiten plan je in voor of na het pauzehapje of de lunch. Houd rekening met de gemiddelde concentratieboog van de kleuter van ± 20 minuten en laat kinderen met concentratie en/of leerproblemen dichtbij je zitten. Maak de kringactiviteiten zo interactief mogelijk door bijvoorbeeld gebruik te maken van coöperatieve werkvormen. Hierbij kun je denken aan: Binnen - Buitenkring; kinderen zitten of staan tegenover elkaar en praten om de beurt over een onderwerp, daarna schuift de binnenkring 1 plaats op zodat iedereen een nieuwe gesprekspartner heeft. -
Tweepraat; in een tweetal geven kinderen om de beurt een antwoord op een vraag of een
-
Waar of Niet; kinderen proberen vast te stellen,in tweetallen, of een stelling waar of niet waar
oplossing voor een probleem.
is. -
Mix en koppel
Onderwerpen voor een grote kring activiteit komen voort uit: - de planning van het Leeskastje - de reken/ wiskundeplanning - het bespreken van de sleutelvragen (zie Ervaren) - het aanleren van een liedje of opzegversje - klassikaal, interactief voorlezen - bespreken van de Kracht van 8 en daaruit voortkomende activiteiten ( bv massage)
8
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Taal / Lezen / Schrijven Inrichting lees/schrijfhoek Een aantrekkelijke en uitdagende lees/ schrijfhoek bestaat uit zowel ontwikkelmateriaal op het gebied van het fonemisch bewustzijn en taalontwikkeling, als materiaal om te kunnen experimenteren met letters. Er moet voldoende ruimte zijn om samen te kunnen werken en uit minimaal 4 tafels bestaan. Je kunt hierbij denken aan: - rubriceerdozen beroepen / wonen (woordenschat), letterrondo, klanksorteerspel, tegenstellingen, rijmduo/trio en oorzaak/gevolg - letterstempels - letterblokjes gecombineerd met andere woorden (voorbeeldkaarten met woorden) - letterkwartet - werkbladen aangeboden letters - doosje met letterkaartjes en afbeeldingen die bij de verschillende letters gesorteerd kunnen worden (welke letter hoor je vooraan bij dit plaatje ?) - werkbladen met schrijfpatronen - papier, schrijfpotloden, kleurpotloden, pennen - doos met materiaal om de fijne motoriek mee te oefenen (kralen rijgen, klei om “soepballetjes” te kleien, klein materiaal om met pincet te sorteren, knijpers om op een rand van een doosje te klemmen, tolletjes, grote schroef en moer, etc. - …… De wanden rondom de lees/schrijfhoek worden ingericht met een lettermuur, posters van boeken die voorgelezen worden, een ruimte waar duidelijk wordt gemaakt welke letters al aangeboden zijn en werk van kinderen op het gebied van geletterdheid. Tevens wordt er een datamuur ingericht waar kinderen kunnen laten zien wat ze geleerd hebben op het gebied van ontluikende geletterdheid. Je kunt hierbij denken aan een letter die ze geleerd hebben met een bijbehorende tekening, een woord gemaakt van aangeleerde letters, een nieuw “moeilijk” woord voorzien van een betekenisvolle tekening. Om de datamuur een duidelijk karakter te geven zijn hiervoor posters gemaakt die in iedere groep 1 en 2 gebruikt worden. Deze posters zijn in het archief “Kleuters” terug te vinden.
9
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Het leeskastje De KPC Groep heeft in samenwerking met het Expertisecentrum Nederlands een document opgesteld waarin de tussendoelen voor de referentieniveaus 1F en 2F: lezen van zakelijke teksten, beschreven worden. Het leeskastje met 6 laden en een prentenboek omvatten deze tussendoelen. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de tussendoelen ontluikende geletterdheid in het archief: map kleuter; pijler leren; ontluikende geletterdheid; tussendoelen protocol leesproblemen en dyslexie.
Elk laatje is voorzien van een pictogram, symbolisch voor het betreffende tussendoel. Uitgangspunt vormt steeds een (prenten)boek. Naar aanleiding van dit boek worden de verschillende laatjes gevuld met materialen en opdrachtkaartjes die gebruikt worden om elk tussendoel aan bod te laten komen. De kracht van het kastje zit in het feit dat de tussendoelen heel gestructureerd en op niveau worden aangeboden. Ze sluiten daarbij aan bij de beleving en interesse van de kleuter en het thema of seizoen. Bij elk thema, of seizoen wordt gezocht naar een bijpassend (prenten)boek. Hierbij wordt ook gekeken naar de inhoud; komen er voldoende nieuwe woorden in voor en is het geschikt voor een verteltafel of een andere verwerking ten aanzien van verhaalbegrip. Er wordt gebruik gemaakt van enkele vaste figuren om het tussendoel fonemisch bewustzijn herkenbaar te kunnen aanbieden. Muis Pluis wordt gebruikt bij het onderdeel eindrijm en Sjakie de Slak bij het onderdeel auditieve synthese. De opdrachtkaartjes kunnen klassikaal in de kring worden aangeboden, maar zijn effectiever in een ‘kleine kring’. Daarom wordt er in de themaplanning onder het kopje ‘Taal / Lezen / Schrijven’ het aanbod aan tussendoelen per week uitgewerkt en vindt het aanbod vooral plaats tijdens zwing. Na iedere zwing worden de observaties bijgehouden op het individuele registratieformulier. Deze kunnen vervolgens weer gebruikt worden bij het samenstellen van de verschillende zwinggroepjes, het vervolgaanbod en het invullen van het rapport. Na afloop van ieder thema wordt het aanbod ook geregistreerd in de jaarplanning, zodat het inzichtelijk blijft aan welk tussendoel aandacht besteed is en welk tussendoel in een volgend thema nog aan de orde moet komen. Het streven is dat alle tussendoelen evenredig aan bod komen! De uitwerking van het Leeskastje wordt opgeslagen in het archief: map kleuters; pijler leren; ontluikende geletterdheid; leeskastje. Zie voor een uitwerking beredeneerd aanbod Leeskastje bijlage 3.
10
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Indeling Leeskastje:
1. Boekoriëntatie 2. Verhaalbegrip
4. Relatie tussen gesproken en geschreven taal.
3. Functie van geschreven taal
5. Fonologisch bewustzijn
6. Alfabetisch principe.
11
5. Fonemisch bewustzijn
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Rekenen / Wiskunde Inrichting rekenhoek Een rekenhoek bestaat uit een kast met ontwikkelmateriaal waarbij je kunt denken aan: - tel/rekenspellen - teldiagram - diagram meten / meetkunde - wat hoort er niet bij; rekenkundig redeneren - logical blocs - kralenplank + voorbeeldkaarten - ruimtelijk bouwen - tangrammen / mozaïeken - cijferstempels - grote dobbelstenen - cijferkaarten, schuurpapieren cijfers, cijferboekjes Van belang is dat er ook allerlei klein materiaal aanwezig is waarmee kinderen eindeloos kunnen: tellen, vergelijken op meer / minder / evenveel, sorteren op kleur en grootte, met de dobbelstenen spelletjes bedenken, etc. Hierbij kun je denken aan kleine bouwblokjes, knopen, dopjes, schelpen, kleine poppetjes, etc. Ook werkbladen, waarmee de kleuters zelfstandig aan de slag kunnen, papier en schrijf/kleurpotloden moeten een plekje krijgen in deze hoek. De wanden rondom de rekenhoek worden uitgerust met een getallenlijn, die in groep 1 t/m tenminste 12 gaat en in groep 2 t/m 20. Tevens wordt er een datamuur gemaakt, waar kinderen bijvoorbeeld kunnen laten zien tot hoever ze kunnen tellen, wat hun lievelingsgetal is, een foto van een bouwwerk of verwerkingsopdracht naar aanleiding van een rekenzwing.
Aanbod Het rekenaanbod ligt vast in de jaarplanning die voor groep 1 en 2 is opgesteld; zie inleiding en verantwoording. Tijdens het uitwerken van een thema, worden bij de tussendoelen passende activiteiten bedacht. Bijvoorbeeld bij het thema Ruimtevaart wordt het tussendoel: Kinderen lossen eenvoudige splits-en aftreksommen op onder de 6; er staan 6 sterren aan de hemel, je ziet 3 vallende sterren, hoeveel zijn er nog over? Het aanbod kan in een grote kring aan de orde komen, maar zal meestal in zwing worden aangeboden. Na iedere zwing worden de observaties bijgehouden op het individuele registratieformulier. Deze kunnen vervolgens weer gebruikt worden bij het samenstellen van de verschillende zwinggroepjes, het vervolgaanbod en het invullen van het rapport. De jaarplanning “leeg” is terug te vinden in het archief: map kleuters; pijler leren; ontluikende gecijferdheid; planning leeg. Ook de planning waarbij per tussendoel de activiteiten vermeld staan, wordt opgeslagen in het archief met de vermelding van het betreffende schooljaar.
12
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
De Weekplanning Uitgangspunt van de weekplanning is het urenrooster en de themaplanning. Zie voor het urenrooster het archief. In de weekplanning worden de beredeneerde activiteiten en het aanbod in ZWING overgenomen uit de themaplanning.
Inloop Iedere dag begint in principe met 30 minuten inloop: kinderen kunnen bij binnenkomst meteen een activiteit / hoek plannen op het planbord. Zodra de ouders afscheid genomen hebben (om 08.30 uur hebben alle ouders de school verlaten) is er gelegenheid voor de kinderen om hun verhaal even aan de juf/meester te vertellen. De inloopperiode wordt tevens gebruikt om kinderen met een individueel handelingsplan te begeleiden. Dit wordt op de weekplanning ingeroosterd.
Speelwerkles De speelwerkles duurt minimaal 60 minuten. Hierin vindt ook de ZWING-activiteit(en) plaats (groep 1: 10 à 15 minuten, groep 2: 15 à 20 minuten). Tijdens de speelwerkles vindt tevens de spelbegeleiding plaats en worden kinderen begeleid in het kiezen en uitvoeren van activiteiten. Taak Iedere week moeten de kinderen zelfstandig één (groep 1) of twee (groep 2 vanaf januari) taken per week inplannen en uitvoeren. De doelstelling hiervan is dat kinderen leren om verplichte activiteiten zelfstandig in te plannen, uit te voeren en “af te tekenen” op het taakbord. Het moeten dus een opdracht zijn die kinderen zelfstandig kunnen doen, zodat dit ook tijdens het ZWINGEN uitgevoerd kan worden. Kinderen mogen elkaar hierbij helpen en, afhankelijk van de taak, ook samenwerken. Je kunt hierbij denken aan ontwikkelmateriaal uit de reken- of taalkast, een fijne motoriek of bouwopdracht en kiezen voor de thema / huishoek. Kracht van 8 Iedere week staat minimaal 30 à 40 minuten de Kracht van 8 ingeroosterd. Per schooljaar wordt er schoolbreed een vaste dag in de week ingepland; de 8 Krachten worden op de schoolkalender ingeroosterd; de activiteiten kun je vinden in de Kracht van 8 map. Zie verder het beleidsplan Pijler Welbevinden. Voorlezen / zingen / drama / kringactiviteiten Iedere week wordt er voldoende tijd ingeroosterd voor activiteiten als (interactief)voorlezen, aanleren van liedjes en versjes, naspelen van een voorleesverhaal, klassikale reken-en taalactiviteiten (zie themaplanning!!).
Bewegingsonderwijs Iedere dag kan er gebruik gemaakt worden van het speellokaal (m.u.v. de maandag) en volgens een rooster gegymd worden. Deze lessen worden minimaal 2x per week volgens de planning Bewegingsonderwijs in het speellokaal uitgevoerd. In plaats van een bewegingsles kan er ook voor buitenspelen gekozen worden.
13
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Zelfstandig Werken In Niveau Groepen; ZWING Visiedocument Zie beleidsplan ZWING
Indeling zwing-groepen Er is een zwing 1, 2 en 3; dit komt door het verschil in streefniveau. Kinderen die vallen onder het streefniveau 1 zijn kinderen die de geplande tussendoelen taal en rekenen/wiskunde nog niet hebben behaald. De verwachting is dat dit wel gaat lukken voor de afname van de CITO. Zodra er wordt getwijfeld aan die verwachting, wordt er voor de betreffende kinderen (in overleg met de intern begeleider) een handelingsplan opgesteld. Kinderen die vallen onder het streefniveau 2 hebben de gestelde tussendoelen behaald en werken verder volgens de planning. Kinderen die tot het streefniveau 3 behoren, hebben de doelstellingen ruim behaald en worden uitgedaagd met verdiepingsstof of met doelstellingen die richting de lesstof van groep 2 of 3 gaat. Verdieping ten aanzien van achtergrondinformatie rondom het thema Ervaren, behoort daarbij ook tot de mogelijkheden. De zwinggroepjes bestaan uit maximaal 6 kinderen en worden minimaal 1 x per week ingepland. Het niveau mag onderling wel verschillen; mits dit niet te ver uit elkaar ligt, geeft dit mogelijkheden om van en met elkaar te leren. Er kunnen dus meerdere groepjes zijn met hetzelfde streefniveau. Kinderen kunnen ook voor rekenen/wiskunde in zwing 1 zitten, terwijl ze voor taal in bijvoorbeeld zwing 2 zijn ingedeeld. Indien wenselijk kan er ook voor gekozen worden om een zwing 1 groepje vaker dan 1x per week in te plannen, om te voorkomen dat er een handelingsplan opgesteld moet worden. Als kinderen langdurig en voor meerdere tussendoelen extra aanbod nodig hebben, wordt dit aangegeven als notitie in Parnassys en besproken met de intern begeleider tijdens een groepsbespreking. Zie bijlage 7: indeling ZWING groepen Kinderen die als vierjarigen starten, nemen na ± 6 weken deel aan de ZWING. Aanvankelijk is het doel van zwingen het leren omgaan met uitgestelde aandacht en hulp leren vragen / geven aan klasgenootjes. De aangeboden activiteiten zijn zo gepland dat je als leerkracht het beginniveau van de betreffende leerlingen kunt inschatten.
Aanbod Het aanbod in zwing wordt tijdens het samenstellen van de themaplanning vastgesteld. Hierbij wordt de jaarplanning tussendoelen Rekenen /Wiskunde en het aanbod tussendoelen Beginnende geletterdheid, als uitgangspunt genomen. Om tot een beredeneerd aanbod te komen, vindt er een differentiatie plaats voor de Zwing 1, 2 en 3. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan: - tellen en getalsbegrip: 1. t/m 6 ; 2. t/m 12; 3. van tellend naar direct herkennen van hoeveelheden t/m 6 - meten: verdieping aanbrengen tijdens een meetopdracht, of de zelfstandige verwerking aanpassen - fonemisch bewustzijn: i. p.v. de auditieve synthese inoefenen, een leesoefening plannen; i.pv. bij welke letter hoor je aan het begin van dit plaatje, wie weet er een woord dat begint met…
Zorg Groepshandelingsplannen worden als zwinggroepje extra ingepland; zij krijgen 2x in de week gericht aanbod volgens een opgesteld handelingsplan.
14
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Uitvoering Zwing en IGDI in de groepen 1 en 2 1. Ronde lopen Leerkracht loopt een vaste route door de klas en gang waarbij ze observeert of kinderen goed aan het werk zijn: is er spel bedacht en zijn de rollen verdeeld in de huis- of themahoek, kunnen kinderen aan de slag met het gekozen ontwikkelmateriaal, zijn er kinderen die op een idee gebracht moeten worden in de knutselhoek, is het benodigde materiaal aanwezig, is er al een bouwplan in de bouwhoek en hoe verloopt het samenspel, kunnen kinderen zelfstandig aan het werk met hun taak, is het noodzakelijk om gemaakte afspraken te herhalen, et cetera. 2.Aankondiging zwing Leerkracht geeft het stilteteken en kondigt vervolgens aan dat de zwing gaat beginnen: - roept de betreffende kinderen aan de zwingtafel - zet de pop op de bureaustoel als teken van de uitgestelde aandacht - benoemt, of laat de kinderen benoemen welke afspraken er tijdens de zwingperiode van kracht zijn: juf niet storen; vraag hulp aan een klasgenootje, liniaalstem of fluisterstem gebruiken - start de timetimer: maximaal 20 minuten (bouw de tijd van de uitgestelde aandacht aan het begin van het schooljaar op en oefen het hulp bieden aan elkaar + stemgebruik zorgvuldig in) 3. Interactief Gedifferentieerd Directe Instructiemodel: IGDI - Start: geef het doel van de les aan en/of maak het inzichtelijk - Instructie: geef een duidelijke uitleg, doe voor / laat zien, benoem wat je aan het doen bent en waarom, bevraag kinderen, laat ze hardop meedenken - Begeleide inoefening: geef een opdracht die aansluit op de instructie en laat ze dit alleen of in tweetallen oplossen, bespreek de oplossingen gezamenlijk na en geef aan welke oplossing(en) klopt, handig is en waarom, schat ondertussen in welke kinderen zelfstandig verder kunnen en welke baat hebben bij de verlengde instructie. - Verlengde instructie: kies voor 1 oplossingsstrategie, maak kleine inzichtelijke instructiestappen met veel interactie om zicht te krijgen waar en waarom kinderen ‘vastlopen’. - Zelfstandige verwerking: kinderen gaan individueel aan de slag met bijvoorbeeld een werkblad. - Afsluiting: benoem nogmaals de doelstelling en geef aan wat de kinderen precies geleerd hebben. Geef individueel een compliment ten aanzien van inzet en het product. 4. Afsluiting Zwing Leerkracht geeft weer een stilteteken en vertelt dat de zwing is beëindigd. Complimenteert de groep met wat er goed ging en geeft eventueel aan waar de volgende keer extra op gelet moet worden. Kondigt vervolgens aan dat ze een ronde komt lopen langs alle hoeken; zie 1.
15
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Registratie Direct na afloop van een zwing worden opvallende zaken genoteerd op de dagplanning, onder het kopje ‘Observaties’. Aan het einde van de dag worden de resultaten verwerkt op het individuele registratieformulier (zie bijlage 3 en 6). Deze individuele registratieformulieren zitten in een aparte map: ‘Registratie’. Het kan handig zijn om de kinderen uit één zwinggroepje achterelkaar achter 1 tabblad te doen, om zodoende de resultaten snel te kunnen verwerken.
Reflectie Na ieder thema is het van belang om stil te staan bij de ontwikkeling en betrokkenheid die de kinderen hebben laten zien. Zijn er kinderen die moeite hebben om het tempo te volgen, veel herhaling nodig hebben, of juist meer uitdaging kunnen gebruiken? Hebben ze voldoende succeservaringen kunnen opdoen, waardoor hun zelfvertrouwen weer is toegenomen? Indien nodig worden de zwinggroepjes daarom na ieder thema opnieuw samengesteld en wordt er kritisch gekeken naar het vaststellen van het beredeneerd aanbod.
16
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Bijlage 1:
Themaplanning Thema: Ik houd van Holland; restaurant Periode: Week 2 t/m 8 2013
Spel Week
Doelstelling
Activiteiten
2
Kinderen richten n.a.v. woordweb “het restaurant” de themahoek in als restaurant, en maken de verschillende benodigdheden als menukaart ed.
Woordweb klassikaal opstellen. Materiaal verzamelen van huis, bieb,…. Hoek inrichten. Menukaart samenstellen, onderzetters, servetten vouwen….. Bestelbon maken
2–7
Kinderen kunnen aan de volgende rollen inhoud geven en er spel aan verbinden: Ober; ontvangen,bedienen,bestelbon afrekenen,tafel dekken Kok; verschillende pannenkoeken bakken Gast; reserveren, bestellen, afrekenen
Kinderen verdelen de rollen onderling en bespreken de activiteiten als ober enz. Leren gebruik maken van specifieke woordenschat: reserveren, bedienen, menukaart, voor/hoofd/nagerecht, bestellen, afrekenen
2–7
Kinderen kunnen verwoorden wat ze nodig hebben om de verschillende pannenkoeken te bakken en spelen dit uit.
Kinderen laten dit zien in hun spel in de stal.
Constructief / beeldend Week
Doelstelling
Activiteiten
2
Kinderen kunnen een menukaart + prijzenlijst samenstellen passend bij een pannenkoekenrestaurant.
Kinderen maken van foldermateriaal en eigen producties menukaarten. Stempelen / schrijven hierbij de prijzen.
3
Kinderen kunnen adhv een voorbeeld servetten vouwen als een waaier.
Kinderen vouwen servetten en maken onderzetters door kleine vouwblaadjes in te knippen.
6
Kinderen gebruiken fantasie en verschillende materialen om hun lievelingsgerecht na te maken. Kunnen hierbij de ingrediënten benoemen / naschrijven/stempelen.
Kinderen tekenen / knutselen hun lievelingsgerecht (klei/papier/verf ed)en schrijven/stempelen de ingrediënten na.
8
Zie reken/wiskunde
Zie reken/wiskunde
17
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Gesprek / kring Week
Doelstelling
Activiteiten
2
Kinderen kunnen de restaurants die ze kennen / waar ze wel eens gegeten hebben beschrijven. Kunnen elkaar hierover een vraag stellen / beantwoorden.
2
Zie leeskastje
3
Kinderen kunnen verwoorden wat gezonde / ongezonde voeding is en waarom.
3
Zie leeskastje
4
Zie leeskastje
5
Zie leeskastje
Kinderen bespreken dit in tweetallen; kunnen in de centrale kring vertellen hoe het gesprek verlopen is.
Kinderen bespreken dit in tweetallen; kunnen in de centrale kring vertellen hoe het gesprek verlopen is.
Taal / Lezen / Schrijven Week
Doelstelling
2-7
Zie leeskastje
2-7
TD: functie van geschreven taal;
Activiteiten
Kinderen weten dat geschreven taalproducten zoals briefjes, brieven, boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben. Kinderen weten wanneer er sprake is van de taalhandeling ‘lezen’ en ‘schrijven’. Ze kennen het onderscheid tussen ‘lezen’ en schrijven’. Kinderen kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven.
18
Kinderen kunnen woorden en cijfers stempelen bij de menukaart/bestelbon in het winkeltje
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Rekenen/wiskunde Week Zwing 2
Doelstelling
Activiteiten
Tellen en getalbegrip Kinderen herkennen, benoemen de getalsymbolen t/m 20 Koppelen hoeveelheden aan deze getallen. Hebben inzicht in de getallenlijn t/m 20
Zwing 3
Kunnen getalkaarten in juiste volgorde leggen, geven aan waar de getallen in de juiste volgorde liggen en kunnen aangeven welk cijfer “verstopt” zit. Kunnen aangeven welk cijfer er voor / na .. komt. En welk cijfer het grootst / kleinst is. Kunnen hoeveelheden t/m 20 resultatief tellen; kunnen aangeven hoeveel blokjes erbij / eraf moeten om … te krijgen. Zie week 2 Vragen mbv materiaal restaurant inoefenen. Maken een werkblad waarin de 1 op 1 relatie wordt gevraagd evenals de rangtelwoorden en resultatief tellen.
6
Ervaren schatten van inhoud op het oog. Leren meten met natuurlijke maten (kopje/ beker) en standaardmaten (maatbeker)
Ervaren met materiaal restaurant: vullen verschillende flessen / glazen met (gekleurd)water. Vooraf laten inschatten waar er meer /minder in kan.
7
Herkennen zonder te tellen de stippen op de dobbelsteen. Kunnen aangeven wie er meer/minder/evenveel heeft gegooid. Tellen akoestisch vanaf een willekeurig getal t/m 12.
Spelen het spel Ganzenbord met 2 dobbelstenen
8
Benoemen de vormen vierkant/driehoek/cirkel/rechthoek/ovaal. Herkennen regelmaat en symmetrie en samenstellingen van figuren. Leggen patronen na
Maken een placemat waarop ze een figurenreeks naplakken. Maken combinaties als 2 driehoeken vormen 1 vierkant / 2 vierkanten vormen 1 rechthoek
19
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Ervaren Week
Doelstelling
Activiteiten
2–8
Kerndoel 34
Bespreken van het belang gezonde voeding; wat is gezonde voeding Proeven van groente / fruit
2–8
Kerndoel 35
Omgaan met geld ( 1, 2 5 en 10 euro)
2–8
Kerndoel 36
Maken van afspraken; hoeveel mensen kunnen er in het restaurant eten? Hoe regel je dat ?
2–8
Kerndoel 37
Zich gedragen vanuit respect / alg. waarden/normen: hoe gedraag je je in een restaurant?
Muziek / dans / beweging Week
Doelstelling
Activiteiten
3
Kinderen kunnen een opzegversje onthouden en zowel gezamenlijk, als individueel opzeggen
Leren “Roosjes restaurant”
5
Kinderen leren een lied aan en kunnen deze zelfstandig zingen (melodielijn vasthouden)
We maken een pannenkoek; Ernst Bobbie en de rest
20
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Bijlage 2: Jaaroverzicht tussendoelen beginnende geletterdheid
Tussendoelen beginnende geletterdheid Thema’s 1. Boekoriëntatie: 1.1 Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen. 1.2 Ze weten dat boeken worden gelezen van voor naar achter, bladzijden van boven naar beneden en regels van links naar rechts. 1.3 Ze weten dat verhalen een opbouw hebben. 1.4 Ze kunnen aan de hand van de omslag van een boek de inhoud van het boek al enigszins voorspellen. 1.5 Kinderen weten dat je vragen over een boek kunt stellen. Deze vragen helpen je om goed naar het verhaal te luisteren en te letten op de illustraties 2. Verhaalbegrip: 2.1 Kinderen begrijpen de taal van voorleesboeken. Ze zijn in staat om conclusies te trekken naar aanleiding van een voorgelezen verhaal. Halverwege kunnen ze voorspellingen doen over het verdere verloop van het verhaal. 2.2 Kinderen weten dat de meeste verhalen zijn opgebouwd uit een situatieschets en een episode. Een situatieschets geeft informatie over de hoofdpersonen, de plaats en tijd van handeling. In een episode doet zich een bepaald probleem voor dat vervolgens wordt opgelost. 2.3 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal naspelen terwijl de leerkracht vertelt. 2.4 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen, aanvankelijk met steun van illustraties. 2.5 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen zonder gebruik te hoeven maken van illustraties. 3. Functies van geschreven taal: 3.1 Kinderen weten dat geschreven taalproducten zoals briefjes, brieven, boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben. 3.2 Kinderen weten dat symbolen zoals logo’s en pictogrammen verwijzen naar taalhandelingen. 3.3 Kinderen zijn zich bewust van het permanente karakter van geschreven taal.
21
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Thema’s 3.4 Kinderen weten dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot communicatie 3.5 Kinderen weten wanneer er sprake is van de taalhandeling ‘lezen’ en ‘schrijven’. Ze kennen het onderscheid tussen ‘lezen’ en schrijven’. Relatie tussen gesproken en geschreven taal: 4.1 Kinderen weten dat gesproken woorden kunnen worden vastgelegd, op papier en met audio-/visuele middelen. 4.2 Kinderen weten dat geschreven woorden kunnen worden uitgesproken 4.3 Kinderen kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven. 5. taalbewustzijn 5.1 Kinderen kunnen woorden in zinnen onderscheiden 5.2 Kinderen kunnen onderscheid maken tussen vorm en betekenis van woorden 5.3 Kinderen kunnen woorden in klankgroepen verdelen zoals kin-derwa-gen. 5.4 Kinderen kunnen reageren op en spelen met bepaalde klankpatronen in woorden; eindrijm / beginrijm 5.5 Kinderen kunnen fonemen als de kleinste klankeenheden in woorden onderscheiden, zoals bij p-e-n. 6. Alfabetisch principe 6.1 Kinderen ontdekken dat woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat letters met die klanken corresponderen en leggen de foneemgrafeemkoppeling. 6.2 Kinderen kunnen door de foneem – grafeemkoppeling woorden die ze nog niet eerder hebben gezien, lezen en schrijven. 7. Functioneel 'schrijven' en 'lezen'. 7.1 Kinderen schrijven functionele teksten, zoals lijstjes, briefjes, opschriften en verhaaltjes 7.2 Kinderen lezen zelfstandig prentenboeken en eigen en andermans teksten.
22
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Bijlage 3: Individuele registratieformulier ontluikende geletterdheid groep 1 en 2
Notities
4e periode
3e periode
Groep:
2e periode
streefniveau
Naam:
1e periode
Groep 1
Datum Tussendoel 1: Boekoriëntatie Luistert aandachtig naar voorgelezen verhaal
r
Reageert verbaal en/of nonverbaal op de tekst
v
Kan vooraf voorspellingen doen over verhaal nav de omslag, of verdere verloop van het verhaal Stelt uit zichzelf vragen over de tekst
v v
Leest boeken van voor→achter,blz van boven→beneden, regels van links→rechts Tussendoel 2: Verhaalbegrip
v
Kan een verhaal naspelen
r
Kan een verhaal navertellen mbv illustraties
r
Reacties sluiten aan bij bij het verhaal
r
Tussendoel 3: Functies van geschreven taal Weet dat woorden vastgelegd kunnen worden
r
Leest eigen naam
r
Tussendoel 4:Relatie tussen gesproken en geschreven taal Schrijft zelf (tekeningetjes/krabbels/herkenbare letters/woord)
v
Begrijpt picto’s Tussendoel 5: Taalbewustzijn Onderscheidt woorden in zinnen
v
Verdeelt woorden in klankgroepen
r
Herkent en past eindrijm toe, onthoudt rijmpjes
r
Kan beginklank ve woord losmaken vd rest vh woord Kan drieklankwoorden(mkm) auditief synthetiseren Tussendoel 6: Alfabetisch principe Weet dat woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat letters met die klanken corresponderen. Legt foneem – grafeemkoppeling. Leest woorden die hij/zij nog niet eerder gezien heeft Letterkennis (aantal)
r4
Pengreep / links- of rechtshandigheid
v
Schrijfontwikkeling / schrijven eigen naam.
v
z zeer onvoldoende / o onvoldoende / V voldoende / r ruim voldoende / g goed
23
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Notities
4e periode
3e periode
Groep:
2e periode
streefniveau
Naam:
1e periode
Groep 2
Datum Tussendoel 1: Boekoriëntatie Luistert aandachtig naar voorgelezen verhaal
r
Reageert verbaal en/of nonverbaal op de tekst
r
Kan vooraf voorspellingen doen over verhaal nav de omslag, of verdere verloop van het verhaal Stelt uit zichzelf vragen over de tekst
r r
Leest boeken van voor→achter,blz van boven→beneden, regels van links→rechts Tussendoel 2: Verhaalbegrip
r
Kan een verhaal naspelen
r
Kan een verhaal navertellen mbv illustraties
r
Reacties sluiten aan bij bij het verhaal
r
Tussendoel 3: Functies van geschreven taal Weet dat woorden vastgelegd kunnen worden
r
Leest eigen naam
r
Tussendoel 4:Relatie tussen gesproken en geschreven taal Schrijft zelf (tekeningetjes/krabbels/herkenbare letters/woord)
r
Begrijpt picto’s Tussendoel 5: Taalbewustzijn Onderscheidt woorden in zinnen
r
Verdeelt woorden in klankgroepen
r
Herkent en past eindrijm toe, onthoudt rijmpjes
r
Kan beginklank ve woord losmaken vd rest vh woord
r
Kan drieklankwoorden(mkm) auditief synthetiseren
r
Tussendoel 6: Alfabetisch principe Weet dat woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat letters met die klanken corresponderen. Legt foneem – grafeemkoppeling. Leest woorden die hij/zij nog niet eerder gezien heeft Letterkennis (aantal)
r
±12
Pengreep / links- of rechtshandigheid
r
Schrijfontwikkeling / schrijven eigen naam.
r
z zeer onvoldoende / o onvoldoende/ v voldoende / r ruim voldoende / g goed
24
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Bijlage 4: Beredeneerd aanbod leeskastje Eend en de tijdmachine; Harmen van Straaten Periode: week 7 t/m week 17 2012 2 x per week 30 minuten klassikaal Week 8 / 11 / 13 / 15 / 17 aanbod in ZWING Taal Week 10 / 12 / 14 aanbod in ZWING Rekenen
Doelstellingen Boekoriëntatie en verhaalbegrip:
Kinderen kennen titel van het boek en kunnen deze aanwijzen Kinderen weten dat boek een voorkant, rug, achterkant heeft en dat het boek van voren naar achteren gelezen wordt. Kinderen breiden hun woordenschat actief uit m.b.v. voorwerpen, verteltafel en de woordspin. Kinderen maken gezamenlijk de verteltafel en nemen materiaal mee van huis Kinderen zijn in staat het verhaal na te vertellen m.b.v. de verteltafel Kinderen kunnen raadsels (er staan cijfers op en heeft 2 of 3 wijzers…), die betrekking hebben op het verhaal, oplossen.
Woordenschat:
Zelfstandige naamwoorden de steiger de otter de pad de uitvinding de kalender de week het antwoord het wonder de herfst de winter de lente de zomer de envelop het kleed de sjaal
Werkwoorden lenen scheuren mompelen uitvinden reizen proberen
Begrippen vandaag morgen gisteren overmorgen trots opgewonden zijkant tevoorschijn krap tegelijk tijd
Functie van geschreven taal en relatie tussen gesproken en geschreven taal: Kinderen ervaren dat wat je vertelt, als woorden geschreven staan in een boek Kinderen leren dat je van letters een woord kunt maken en deze ook kunt opschrijven (bv bij de verteltafel / zelfgemaakte tekeningen). Woorden vormen een zin; zinnen worden een verhaal. Fonologisch en fonemisch bewustzijn (taalbewustzijn) Kinderen kunnen de woorden uit de woordspin in klankgroepen verdelen Kinderen kunnen 3 à 4 eenvoudige woorden nazeggen Kinderen leren een versje over de tijd Kinderen kunnen klanken losmaken uit woorden en kunnen de positie aangeven. Kinderen oefenen met auditieve synthese: k l o k → klok Alfabetisch principe: Kinderen leren de volgende letters binnen de context van het verhaal: t: tijdmachine o: otter l: lente ee: eend b: brief f: feest Kinderen met HP op het gebied ontluikende geletterdheid/woordenschat krijgen de activiteiten ook als HP aangeboden (minimaal 3x per week) Onderstreepte zinnen is aanbod voor groep 1 zwing 3 en groep 2
25
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Activiteiten: Week 7: - Boek klassikaal voorlezen; aandacht voor titel, voorspellen adhv voorkant van het boek - Opstarten maken van de verteltafel: gezamenlijk een tijdmachine maken; kalender, klok, brievenbusje, kleed afbeelding dieren seizoenen uitwerken brief + envelop winter en zomer cijfersymbolen 1 t/m 12 muts en sjaal vlaggetjes - Woordenschat zelfstandige naamwoorden bespreken; woordweb maken met plaatjes Week 8: ZWING - Aanbieden letter t met woordkaartjes/plaatjes. Werkblad letter t Herhalen aangeboden letters (wie beheersen deze letters, wie extra aandacht?) - Aanbieden versje tijd Week 9: vakantie Week 10: - Verteltafel klassikaal introduceren - Woordenschat werkwoorden bespreken nav het verhaal -
ZWING rekenen: domein meten van tijd: de klok -kinderen herkennen en benoemen de cijfers 1 t/m 12 -kinderen weten dat er een grote en kleine wijzer is en soms een secondewijzer -kinderen ervaren wat een minuut is (tellen tot 60, springen 1 minuut, zijn 1 minuut stil, staan 1 minuut op 1 been, bouwen in 1 minuut een toren…) -bespreken van tijd: hoe laat ga je naar school, naar bed, eet je een pauzehapje, ….
Week 11: ZWING - Woordenschat begrippen bespreken en in relatie brengen met het verhaal - Herhalen letter t: hoor je de letter t bij ……; vooraan / achteraan / midden in?? Zie voor de verdere uitwerking van deze en andere Leeskastjes het archief: Kleuters; Pijler Leren; Ontluikende geletterdheid; Leeskastje
26
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Bijlage 5: Jaarplanning rekenen / wiskunde groep 1
Week
Doelstelling
34
Tellen en getalbegrip Werken met hoeveelheden t/m 6. Herkennen van cijfers t/m 6. Zeggen de telrij op t/m 6. Tellen voorwerpen t/m 6 synchroon.
Activiteiten
35
Tellen en getalbegrip Werken met hoeveelheden t/m 6. Herkennen van cijfers t/m 6. Zeggen de telrij op t/m 6. Tellen voorwerpen t/m 6 synchroon.
36
Meetkunde Herkennen en benoemen de vormen vierkant, rechthoek, cirkel, driehoek. Herkennen en benoemen de kleuren (+ licht en donker).
37
Meetkunde Wijzen aan en benoemen de lichaamsdelen: hoofd, nek, buik, arm, hand, elleboog, pols, been, voet, enkel, knie, wenkbrauw, oksel. Kunnen meten met natuurlijke maten (hand/voet).
38
Meetkunde Herhalen week 37 + imiteren van eenvoudige lichaamshoudingen. Nemen juiste plaats in: voor, achter, naast, op , dichtbij, veraf van hun stoel.
39
Tellen en getalbegrip Kunnen voorwerpen sorteren op soort (functie, grootte, eigenschap, kleur).
40
Meten van gewicht Wegen door met de hand te vergelijken en met een balans. Leren gewicht te schatten. Wegen met natuurlijke en betekenisvolle materialen.
41
Tellen en getalbegrip Herkennen in één oogopslag hoeveelheden tot tenminste 3. Tellen 5 voorwerpen resultatief. Zeggen de telrij t/m 6 op en kunnen weer terugtellen.
42
Tellen en getalbegrip Herkennen en benoemen de cijfers t/m 6 en koppelen deze aan de juiste hoeveelheden.
27
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk 43
Herfstvakantie
44
Meetkunde Herkennen en benoemen de vormen vierkant, rechthoek, cirkel, driehoek. Herkennen deze vormen in voorwerpen (deur + rechthoek).
45
Meetkunde Beheersen basale ruimtelijke begrippen(voor, onder, naast, achter, op, in, dichtbij, veraf). Kunnen een eenvoudig bouwsel construeren en nabouwen adhv bouwvoorbeeld.
46
Tellen en getalbegrip Vergelijken / ordenen op meer/minder/ evenveel t/m 10. Beheersen de rangtelwoorden t/m 6 en de begrippen: eerste / laatste. Tellen en getalbegrip Vergelijken / ordenen op meer/minder/ evenveel t/m 10. Beheersen de rangtelwoorden t/m 6 en de begrippen: eerste / laatste. Meetkunde Hebben inzicht in een eenvoudige plattegrond. Beheersen ruimtelijke begrippen (zie week 45). Maken kennis met: voorwerp wordt groter als het dichter komt, kleiner als het verder weg is. Meten van gewicht Wegen door met de hand te vergelijken en met een balans. Leren gewicht te schatten. Wegen met natuurlijke en betekenisvolle materialen. Beheersen de begrippen: zwaarder / lichter / even zwaar
47
48
49
50
Tellen en getalbegrip Tellen hoeveelheden t/m 10 synchroon. Koppelen cijfersymbolen aan de juiste hoeveelheden. Herhalen rangtelwoorden.
51
Tellen en getalbegrip Tellen hoeveelheden t/m 10 synchroon. Koppelen getalsymbolen aan de juiste hoeveelheden. Herhalen rangtelwoorden + kleuren + vormen.
52
Kerstvakantie
1
Kerstvakantie
28
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk 2
Tellen en getalbegrip Tellen hoeveelheden t/m 12. Koppelen getalsymbolen aan juiste hoeveelheden. Kunnen de getallenlijn in goede volgorde neerleggen. Evt. herhalen van vormen / rangtelwoorden
3
Tellen en getalbegrip Tellen hoeveelheden t/m 12. Koppelen getalsymbolen aan juiste hoeveelheden. Kunnen de getallenlijn in goede volgorde neerleggen. Tellen terug van 10 naar 0.
4
Meetkunde Kunnen voorwerpen van groot naar klein / breed naar smal / meer naar minder / vol naar leeg neerleggen
5
Meetkunde Kunnen voorwerpen van groot naar klein / breed naar smal / meer naar minder / vol naar leeg neerleggen
6
Tellen en getalbegrip Vergelijken / ordenen op meer/minder/ evenveel t/m 10. Beheersen de rangtelwoorden t/m 6 en de begrippen: eerste / laatste. Meten van inhoud Ervaren het schatten van inhoud op het oog. Leren meten met natuurlijke maten (kopje).
7
8
Krokusvakantie
9
Meetkunde Herkennen en benoemen de vormen vierkant / driehoek / cirkel / rechthoek. Herkennen regelmaat en symmetrie en samenstellingen van figuren
10
Meten van tijd Hebben inzicht in het dagritme; benoemen ochtend / middag / avond / nacht. Benoemen de dagen van de week in goede volgorde. Kunnen de begrippen morgen / gisteren juist toepassen.
11
Tellen en getalbegrip Kunnen hoeveelheden t/m 12 vergelijken en ordenen op meer / minder / evenveel. Lossen eenvoudige optelsommen t/m 6 op.
12
Tellen en getalbegrip Kunnen hoeveelheden t/m 12 vergelijken en ordenen op meer / minder / evenveel. Lossen eenvoudige optelsommen t/m 6 op.
29
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk 13
Meten van tijd Hebben inzicht in de begrippen vandaag / morgen / gisteren. Kunnen de seizoenen benoemen en de daarbij behorende kenmerken.
14
Tellen en getalbegrip Tellen hoeveelheden t/m 12. Koppelen getalsymbolen aan juiste hoeveelheden. Kunnen de getallenlijn in goede volgorde neerleggen. Lossen eenvoudige splits- en aftreksommen op onder de 6.
15
Tellen en getalbegrip Tellen hoeveelheden t/m 12. Koppelen getalsymbolen aan juiste hoeveelheden. Kunnen de getallenlijn in goede volgorde neerleggen. Lossen eenvoudige splits- en aftreksommen op onder de 6.
16
Meetkunde Bouwen adhv een bouwvoorbeeld 2 en 3 dimensionaal.
17
Tellen en getalbegrip Vergelijken / ordenen op meer/minder/ evenveel t/m 10. Beheersen de rangtelwoorden t/m 6 en de begrippen: eerste / laatste. Kunnen de getallenlijn in goede volgorde neerleggen.
18
Meivakantie
19
Meivakantie
20
Meetkunde Herkennen en benoemen de vormen vierkant / driehoek / cirkel / rechthoek. Kunnen voorwerpen van groot naar klein / breed naar smal / meer naar minder / vol naar leeg neerleggen
21
Tellen en getalbegrip Vergelijken / ordenen op meer/minder/ evenveel t/m 10. Beheersen de rangtelwoorden t/m 6 en de begrippen: eerste / laatste. Kunnen de getallenlijn in goede volgorde neerleggen.
22
CITO
23
CITO
30
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk 24
CITO
25
Meten van lengte Meten via direct vergelijken en ordenen van groot naar klein / van breed naar smal. Meten met natuurlijke maat (hand / voet / lichaam).
26
Tellen en getalbegrip Tellen hoeveelheden t/m 12. Tellen verkort mbv de vijfstructuur en dobbelsteenstructuur. Herkennen in één oogopslag hoeveelheden t/m 6.
27
Tellen en getalbegrip Tellen hoeveelheden t/m 12. Tellen verkort mbv de vijfstructuur en dobbelsteenstructuur. Herkennen in één oogopslag hoeveelheden t/m 6.
31
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Bijlage 6: jaarplanning rekenen / wiskunde groep 2 Week
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43 44
45
Doelstelling Tellen en getalbegrip: Werken met hoeveelheden tot en met 12, herkennen de getalsymbolen t/m 6, zeggen de telrij op t/m 12, tellen hoeveelheden t/m 12 synchroon Tellen en getalbegrip: Werken met hoeveelheden tot en met 12, herkennen de getalsymbolen t/m 6, zeggen de telrij op t/m 12, tellen hoeveelheden t/m 12 synchroon Tellen en getalbegrip: Herkennen en benoemen de vormen: cirkel, vierkant, driehoek,ovaal en rechthoek. Herkennen deze figuren in betekenisvolle voorwerpen. Meetkunde: Kunnen de volgende lichaamsdelen aanwijzen en benoemen: hoofd,nek,buik,arm, hand, pols,been,enkel,voet,wenkbrauw, elleboog. Kunnen met natuurlijke maten meten(hand/voet) Meetkunde: Herhalen week 37 + kunnen eenvoudige lichaamshoudingen imiteren. Kunnen met natuurlijke maten meten(hand/voet) Tellen en getalbegrip: Kunnen voorwerpen groeperen op soort (functie, eigenschap,kleur,grootte ) Meten van gewicht: Wegen door met de hand te vergelijken en met de balans. Leren gewicht te schatten. Wegen met natuurlijke maten en betekenisvolle materialen. Tellen en getalbegrip: Herkennen in één oogopslag hoeveelheden tot 5. Tellen 10 voorwerpen resultatief. Zeggen de telrij op t/m 12 en tellen weer terug. Tellen en getalbegrip: Herkennen de getalsymbolen t/m 12 en koppelen deze aan de juiste hoeveelheden. Herfstvakantie Meetkunde: Opereren met vormen en figuren; leren spiegelen en maken een mozaïek. Meetkunde: Beheersen basale ruimtelijke begrippen (voor,onder,naast,achter,op,in). Kunnen een 3-dimensionaal bouwsel construeren en/of nabouwen.
32
Activiteiten
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk 46
47
48
49
50
51
52 1 2
3
4 5 6
Tellen en getalbegrip: Vergelijken / ordenen op meer/minder/evenveel t/m 12. Beheersen de rangtelwoorden t/m 6 en de begrippen eerste/laatste. Tellen en getalbegrip: Vergelijken / ordenen op meer/minder/evenveel t/m 12. Benoemen de rangtelwoorden t/m 6 en de begrippen eerste/laatste. Meetkunde: Hebben inzicht in een eenvoudige plattegrond Beheersen basale ruimtelijke begrippen (week 45) + dichtbij (voorwerp wordt groter), ver weg(voorwerp wordt kleiner) Meten van gewicht: Wegen door met de hand te vergelijken en met de balans. Beheersen de begrippen zwaarder / lichter / even zwaar Wegen met standaardmaten(weegschaal) weten bijv. dat 4kg zwaarder is dan 2 kg. Tellen en getalbegrip: Tellen hoeveelheden t/m 20. Koppelen getalsymbolen aan juiste hoeveelheden t/m 12 Tellen en getalbegrip: Tellen hoeveelheden t/m 12 synchroon. Koppelen getalsymbolen aan juiste hoeveelheden t/m 12 Herhalen rangtelwoorden / kleuren / vormen Kerstvakantie Kerstvakantie Tellen en getalbegrip: Tellen hoeveelheden t/m 20. Koppelen getalsymbolen aan juiste hoeveelheden t/m 12. Kunnen de getallenlijn t/m 12 in goede volgorde leggen. Zo nodig herhalen: rangtelwoorden / kleuren / vormen Tellen en getalbegrip: Tellen hoeveelheden t/m 12. Koppelen getalsymbolen aan juiste hoeveelheden t/m 12. Kunnen de getallenlijn t/m 12 in goede volgorde leggen. Tellen terug van 12 naar 0 CITO CITO Meten: van inhoud Ervaren schatten van inhoud op het oog. Leren meten met natuurlijke maten (kopje/ beker) en standaardmaten (maatbeker)
33
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk 7
8 9
10
11
12
13
14
15
16
17
Tellen en getalbegrip: Herkennen zonder te tellen de stippen op de dobbelsteen. Kunnen aangeven wie er meer/minder/evenveel heeft gegooid. Tellen akoestisch vanaf een willekeurig getal t/m 12. Krokusvakantie Meetkunde: Benoemen de vormen vierkant/driehoek/cirkel/rechthoek/ovaal. Herkennen regelmaat en symmetrie en samenstellingen van figuren. Leggen patronen na Meten van tijd: Hebben inzicht in het dagritme; benoemen ochtend/middag/avond/nacht. Benoemen de dagen vd week in goede volgorde. Kunnen de begrippen morgen/gisteren juist toepassen. Tellen en getalbegrip: Kunnen hoeveelheden t/m 12 vergelijken en ordenen op meer/minder/evenveel. Lossen eenvoudige optelsommen op tot 6. Tellen en getalbegrip: Kunnen hoeveelheden t/m 12 vergelijken en ordenen op meer/minder/evenveel. Lossen eenvoudige optelsommen op tot 6. Meten van tijd: Hebben inzicht in de begrippen vandaag/morgen/gisteren. Kunnen de seizoenen benoemen en de daarbij behorende kenmerken Tellen en getalbegrip: Koppelen getalsymbolen en hoeveelheden t/m 12. Lossen eenvoudige splits-en aftreksommen op onder de 10 Tellen en getalbegrip: Koppelen getalsymbolen en hoeveelheden t/m 12. Lossen eenvoudige splits-en aftreksommen op onder de 6 Leggen de getallenrij t/m 12 in juiste volgorde Meten van inhoud: Wegen en vergelijken met een balans. Wegen met standaardmaten (weegschaal) en weten bijv. dat 4kg zwaarder is dan 2kg Tellen en getalbegrip: Koppelen getalsymbolen en hoeveelheden t/m 12. Lossen eenvoudige splits-en aftreksommen op onder de 6 Tellen door vanaf een willekeurig getal t/m 20.
34
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk 18 19 20
Meivakantie Meivakantie Meten van lengte: Meten via direct vergelijken en ordenen van groot naar klein/van dik naar dun. Meten met standaard maten (meetlint, liniaal)
21
Tellen en getalbegrip: Koppelen getalsymbolen en hoeveelheden t/m 12. Lossen eenvoudige splits-en aftreksommen op onder de 6 Tellen door vanaf een willekeurig getal t/m 20. Hebben inzicht in de getallenrij t/m 12 (7 is 1 meer dan 6, 4 ligt tussen de 3 en 5)
22 23 24
CITO CITO Meten van tijd: Kunnen gebeurtenissen ordenen in de tijd en verschillende stappen in handelingen rangschikken. Meten van tijd: Kunnen tijdsduur inschatten. Leggen relatie tussen tijd en de klok
25
26
Tellen en getalbegrip: Tellen verkort mbv de vijf/dubbel / dobbelsteenstructuur t/m 10 (12) Herkennen in één oogopslag hoeveelheden t/m 6
27
Tellen en getalbegrip: Tellen verkort mbv de vijf/dubbel / dobbelsteenstructuur t/m 10 (12) Herkennen in één oogopslag hoeveelheden t/m 6
35
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Bijlage 7: individueel registratieformulier groep 1en 2
Datum Vergelijken en ordenen Herkent en benoemt kleuren, vormen en kenmerken van voorwerpen (bij manipulerend spel) Legt één op één relaties van voorwerpen die in het dagelijks leven bij elkaar horen Groepeert voorwerpen op soort (functie / eigenschap, kleur, vorm, grootte en volgorde) Heeft kennis van de rangtelwoorden en wijst juist aan Kan de rangtelwoorden juist aanwijzen en benoemen Beginnend tellen en getalbegrip Ziet verschillen tussen kleine hoeveelheden (1,2,3 – veel). Herkent in één oogopslag hoeveelheden tot 3 voorwerpen Oriënteert zich op de telrij t/m 5 Ontdekt de functie van het tellen (nog niet juist tellen) Kennen van de telrij Zegt de telrij tot en met 6 op Zegt de telrij tot en met 12 op Zegt de telrij t/m 20 op Telt terug vanaf 6 Telt terug vanaf 12 Werken met hoeveelheden Telt hoeveelheden t/m 6 synchroon Telt hoeveelheden t/m 12 synchroon Telt hoeveelheden t/m 6 resultatief Telt hoeveelheden t/m 12 resultatief Vergelijkt/ordent op meer/minder/minste/evenveel t/m 6 Vergelijkt/ordent op meer/minder/minste/evenveel t/m 12 Telt verkort mbv vijf / dubbel / dobbelsteenstructuur t/m 6 Telt verkort mbv vijf / dubbel / dobbelsteenstructuur t/m 12 Eenvoudige erbij en eraf situaties Lost eenvoudige optelproblemen onder 6 op. Lost eenvoudige optelproblemen onder 10 / 12 op Lost eenvoudige splits- en aftrekproblemen onder de 10 op Werken met getalsymbolen Herkent getalsymbolen t/m 6 Herkent getalsymbolen t/m 12 Herkent getalsymbolen t/m 20 Plaatst getalsymbolen juist in de getallenrij t/m 6 Plaatst getalsymbolen juist in de getallenrij t/m 12 Koppelt getalsymbolen aan hoeveelheden t/m 6 Koppelt getalsymbolen aan hoeveelheden t/m 12
1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 2 2 2 1 2 1 2 1 2 2 2 1 2 2 1 2 2 1 2 1 2
z zeer onvoldoende / o onvoldoende / v voldoende / r ruim voldoende / g goed
36
5e periode
4e periode
3e periode
2e periode
Groep:
1e periode
streefniveau
Naam:
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Datum DOMEIN METEN Meten van lengte Meet via direct vergelijken en ordenen Kan lengte, breedte, hoogte schatten (van groot naar klein, van dik naar dun) Meet met natuurlijke maten (zoals hand,voet,lichaam) Meten van inhoud Meet via direct vergelijken en ordenen Schat de inhoud op het oog Meet met natuurlijke maten (zoals kopje,beker en lepel) Meet met standaard maten (maatbeker) Meten van gewicht Weegt via met de hand vergelijken en met een balans Kan gewicht schatten Weegt met standaardmaten (weegschaal) Meten van tijd Heeft inzicht in het dagritme Kent de begrippen zoals vandaag,gisteren,morgen,dagen vd week Heeft kennis vd maanden en seizoenen Heeft tijdsbesef en kan relatie leggen tussen klok en tijd DOMEIN MEETKUNDE Lichaamskennis Kan lichaamsdelen aanwijzen en benoemen Kan eenvoudige lichaamshoudingen imiteren Oriënteren Beheerst basale ruimtelijke begrippen (voor,onder,naast,achter) Relatie zien tussen de ruimte en de weergave hiervan in het platte vlak. Heeft inzicht in een plattegrond. Leert de begrippen link en rechts te hanteren Construeren Kan een eenvoudig bouwsel bedenken en uitvoeren Kan een 3-dimensionaal gebouw (na)maken Kan passen en meten met elementen waarbij onderlinge verhoudingen een belangrijke rol spelen. Kan een huis bouwen waarbij gebruik gemaakt wordt van ‘verspringend bouwen’ techniek Opereren met vormen en figuren Herkent de basale meetkundige figuren(cirkel, vierkant, driehoek, rechthoek,ovaal) Benoemt de basale meetkundige figuren(cirkel, vierkant, driehoek, rechthoek,ovaal) Herkent meetkundige figuren in betekenisvolle voorwerpen Kan met vormen en figuren opereren: spiegelen, mozaïeken en herkent regelmaat, patronen, symmetrie, schaduw en samenstellingen van figuren.
z zeer onvoldoende / o onvoldoende / v voldoende / r ruim voldoende / g goed
37
5e periode
4e periode
3e periode
2e periode
Groep:
1e periode
streefniveau
Naam:
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk Bijlage 8: Indeling ZWING-groepjes en de weekplanning ZWING TAAL / GELETTERDHEID Februari 2013
1. ROOD (even weken 2x inplannen)
1. GEEL (oneven weken 2x inplannen)
Irsad A ( + woordenschat individueel) Daniël B Simon B Calvin A Senna A Joaquin A
Jamie B Max B Demi Jaiden Daisy ↓B Jason
2.ORANJE Isa B Tobias Rhyvaro Daphne Marit Indy Sofie
2.PAARS Esmée Jens Marthe Kumaira Lola Ly-Yin
3. BLAUW Tom Kevin B Sem Hanna Timmy Mika Jeslyn 1. Tussendoelen taal groep 2 zijn behaald; aandacht voor automatiseren letterkennis + fonemisch bewustzijn en kritisch luisteren (A score komt niet altijd overeen met beeld uit observaties Zwing; vandaar toch extra aanbod) 2. Tussendoelen taal zijn behaald; aandacht voor fonemisch bewustzijn, aanvankelijk leesproces + uitbreiden letterkennis 3. Tussendoelen taal zijn behaald; startende lezers, aandacht voor de letters die nog niet beheerst worden Alle Zwinggroepen: aandacht voor uitbreiden woordenschat middels het Leeskastje en themawoorden.
38
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
Weekplanning Groep: 2 Maandag 8 april
Planning week: 15 Activiteiten
Thema: Het Festival ziet sterren; blieb blieb… Doelstelling
08.30
Inloop
09.00
Speelwerkles; taak inplannen Zwing rood Schrijf zwing blauw
10.20
Pauzehapje Dag datum weer, dagprogr. Flip de beer
10.45
Buiten spelen
11.30
Lunch
12.00
Buiten spelen
12.30
Kring: Leeskastje opdracht auditief taalbegrip
13.00
Speelwerkles; taak inplannen Zwing geel
14.00
Voorlezen; André het astronautje
Boekoriëntatie/verhaalbegrip
14.20
Evaluatie van de dag
Kracht van 8
14.40
Naar huis
Opmerkingen
Oriëntatie tijd Oefenen met gisteren/ morgen Functie geschreven taal Ontw. grove motoriek
K. kunnen redeneren of iets goed of fout is.
Presenteren van gemaakt werk/ vertellen over speelervaringen
Zorg: Taal Zwing: 1 k. horen met welke letter een woord begint. Ze kunnen deze letter benoemen en herkennen. K. kunnen letters achter elkaar zetten en zo een woord lezen. We gebruiken hierbij Letterrondo. Taal zwing 2: K. kennen en benoemen alle tot nu toe aangeboden letters (flitsen). Kinderen kunnen middels een leesblad woordjes lezen, door de letters achter elkaar te plakken. Taal zwing 3: K. mogen draaien en zo een letter schieten. Vervolgens gaan de kinderen zoveel mogelijk woorden schrijven die beginnen met deze letter. Zwing 1,2 en 3:Schrijven K. weten hoe ze hun potlood moeten vasthouden (driepuntsgreep) en nemen een goede zit/schrijfhouding aan K. leren hoe ze de cijfers 1 en 2 moeten schrijven.
Observaties:
Taak week 15: Ontw. materiaal uit taal/rekenhoek 39
kkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkkk
40