Uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut, Juli 2005 (30209404, Valbescherming)
Beoordelingsrichtlijn verankeringsvoorzieningen (VAV) t.b.v. het vastzetten van PBM's tegen vallen van hoogte
(VAV) Geen CE conform EG-richtlijn (*2)
(VAV) CE conform EG-richtlijnen (*1) met conformiteitsverklaring afgegeven door fabrikant (voor beoogde toepassing en montage)
2a) VAV bedoeld t.b.v. vastzetten van PBM's tegen vallen van hoogte (NEN EN 795, klasse A-B-D, NEN EN 516 en 517) Ja
2b) Constructief onderdeel oorspronkelijk niet beoogd als VAV
VAV voldoet niet aan de eisen
Montage door aantoonbaar deskundige (AD) (*3) volgens voorschrift fabrikant en/of volgens afwijkende en aanvullende specificaties, berekeningen of voorschriften
Geschikheidsverklaring (*11) van Approved/Notified Body en fabrikant (voor beoogde toepassing en montage)
Ja VAV voldoet niet aan de eisen
Voor elk constructieonderdeel een aantoonbare sterkteberekening, 2x de maximaal optredende kracht, uitgaande van een val in het systeem, door gekwalificeerd ingenieur conform NEN (*4) Visuele controle + eventueel trekproef NEN-EN 795 annex A (*6)
Ja Ja
Elke VAV aantoonbaar (*5) veilig gemonteerd (*6) volgens montagevoorschriften en trekproef, met geijkte apparatuur, conform NEN-EN 795 annex A Ja VAV voldoet niet aan de eisen
Ja
Installatie/montage dossier compleet (*7) is VAV voorzien van markering (*8) VAV voldoet niet aan de eisen
VAV is geschikt t.b.v. vastzetten van PBM's (*9) tegen vallen van hoogte (*10)
VAV voldoet niet aan de eisen
Installatie/montage dossier compleet (*7) en VAV voorzien van aanhaakmarkering
TOELICHTING BIJ DE BEOORDELINGSRICHTLIJN VAV
Juli 2005
Een persoon kan deskundig zijn om periodieke inspecties uit te voeren voor één bepaald model persoonlijke beschermingsmiddel of ander middel om verschillende modellen te inspecteren.
(*1) Wettelijke basis Verankeringsvoorzieningen voor het vastzetten van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) tegen vallen van hoogte kunnen gecertificeerd/beproefd zijn volgens diverse richtlijnen. Bijvoorbeeld 89/686/EEG (PBM), •89/106/EC (bouwproducten, bijvoorbeeld voor ladderveiligheidshaken), en 98/37/EEG (machines).
(*4) Montageberekeningen • NEN 6700 (1991, aanvulling 1 1997, nieuw ontwerp 2005) Technische grondslagen voor bouwconstructies - TGB 1990 – Algemene basiseisen. • NEN 6701 (1985, tweede ontwerp 2001) TGB algemene basiseisen/symbolen. • NEN 6702 (2001, ontwerp aanvulling 1 2005) TGB Belastingen en vervormingen. • NEN 6720 (1995, aanvulling 3 2004) Voorschriften beton – TGB 1990 – Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995). • NEN 6760 2001, nieuw ontwerp 2005) Technische grondslagen voor bouwconstructies - TGB 1990 Houtconstructies - Basiseisen - Eisen en bepalingsmethoden. • NEN 6770 (1997, aanvulling 1 2001) TGB 1990 - Staalconstructies Basiseisen en basisrekenregels voor overwegend statisch belaste constructies. • NEN 6790 (2005) Technische grondslagen voor bouwconstructies - TGB 1990 Steenconstructies - Basiseisen en bepalingsmethoden.
(*2) Keuze a) Monteerbare verankeringvoorzieningen ten behoeve van het vastzetten van PBM’s tegen vallen van hoogte welke vanwege hun aard en/of karakter buiten de EGrichtlijnen vallen of b) Verankeringsvoorzieningen die vast onderdeel uitmaken van een constructie of object en van oorsprong niet bedoeld (beoogd?) zijn voor het vastzetten van PBM’s tegen vallen van hoogte.
(*3) Periodieke inspectie en deskundige persoon (EN 365, punt 3.3) Handeling waarbij periodiek een diepgaande beoordeling wordt uitgevoerd van persoonlijke beschermingsmiddelen of andere middelen voor tekortkomingen, zoals beschadigingen en slijtage. De deskundige persoon is bekend met de actuele inspectie-eisen, aanbevelingen en instructies zoals verstrekt door de fabrikant met betrekking tot de desbetreffende component of (sub)systeem. Deze persoon zou in staat moeten zijn om de betekenis van de gebreken te beoordelen, om het initiatief tot herstel te nemen en zou daartoe de noodzakelijke vaardigheden en mogelijkheden moeten hebben.
Betonberekeningen geschieden volgens CUR richtlijn 25 .
(*5) Tijdelijke ankerpunten Voor tijdelijke ankerpunten zoals bandlussen, katrollen, tijdelijke opspansystemen en dergelijke geldt dat het constructieve bevestigingspunt waaraan deze middelen vastgezet worden, moet voldoen aan de in de keuzewijzer “VAV: Geen CE conform EG richtlijn”.
Een deskundige persoon kan een opleiding nodig hebben van de fabrikant of diens vertegenwoordiger in de specifieke persoonlijke beschermingsmiddelen of andere middelen, bijvoorbeeld vanwege de complexiteit of innovatie, of waarbij kritische veiligheidsinformatie nodig is voor het ontmantelen, het opnieuw in elkaar zetten, of de beoordeling van de persoonlijke beschermingsmiddelen of andere middelen.
Het tijdelijke ankerpunt dient zelf niet aan een trekproef onderworpen te worden tenzij dit vanwege de aard van de constructie uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk zou kunnen worden geacht (zie *6).
De opleiding kan worden aangepast en aangevuld.
1
•
(*6) Arbeidsomstandighedenbesluit met betrekking tot keuring van Arbeidsmiddelen Dit punt gaat specifiek over middelen die in gebruik zijn. In werksituaties zijn van toepassing: • de Arbeidsomstandighedenwet, • het Arbeidsomstandig-hedenbesluit en • de Arbeidsomstandighedenregeling van toepassing.Zie verder bijlage A
•
Artikel 7.2a Definitie keuring Onder keuring wordt verstaan: een onderzoek of een beproeving.
EN 365 is van toepassing op alle ankerpunten zowel vaste als verplaatsbare ankerpunten, dit houdt in: - Gebruikers/inspectiekaart ten behoeve van het ankerpunt/systeem conform EN 365; - Verklaring van plicht tot periodieke inspectie met een minimum van 1x per jaar conform NEN EN 365; Elke verankeringsvoorziening moet traceerbaar zijn en voorzien te zijn van een duidelijke identificatie.
(*8) Elke VAV dient conform EN 365 minimaal voorzien te zijn van een duidelijk leesbaar label waarop staat vermeld: • Naam van fabrikant/installateur of merknaam; • Identificatienummer; • Model en type; • Toepassingsgebied; • Pictogram “lezen gebruiksaanwijzing”; • Datum van installatie/ingebruikname; • Datum van nieuwe inspectie.
Art. 7.4a Arbeidsmiddelen gekeurd op juiste wijze van montage Wanneer de veiligheid van een arbeidsmiddel afhangt van de wijze van installeren is een keuring (onderzoek of beproeving) noodzakelijk om vast te stellen of het veilig in gebruik kan worden genomen. De keuring richt zich op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren van de arbeidsmiddelen in de arbeidssituatie.
(*9) Arbobesluit, Algemene vereisten, keuze en beschikbaarheid en gebruik Persoonlijke beschermingsmiddelen: Artikel 8.1 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel 1. Een door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gesteld persoonlijk beschermingsmiddel is in overeenstemming met de betreffende bepaling inzake ontwerp en constructie op het gebied van veiligheid en gezondheid, bedoeld in het Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen en het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen. De vorige volzin is slechts van toepassing voor zover bedoeld persoonlijk beschermingsmiddel onder het toepassingsgebied van genoemde besluiten valt. 2. In alle gevallen moet een persoonlijk beschermingsmiddel: a. geschikt zijn voor de te vermijden gevaren, zonder zelf een vergroot gevaar in te houden; b. beantwoorden aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats; c. afgestemd zijn op de ergonomische eisen en de vereisten met betrekking tot de gezondheid van de werknemers; d. na de nodige aanpassingen geschikt zijn voor de drager.
(*7) Het Installatie/montage dossier Dit moet bevatten: • Situatiespecifieke montagehandleiding • Projectspecifieke gebruiksinstructies en waarschuwingen;Productspecifieke gebruiksinstructies conform EN 365 en CE verklaringen en andere certificaten van de geleverde producten; • Berekeningen door constructeur van de montagemethodiek óf indien dit niet mogelijk is sterkte van montage aantonen door middel van beproeving conform Bijlage A EN 795 of montagevoorschrift; • Bij kabel- en railsystemen moeten systeemberekeningen aanwezig zijn;Verklaring van montage volgens voorschriften fabrikant, of bij afwijkingen, aanvullende berekeningen cq beproevingen conform EN 795 Bijlage A; • Na montage een trekproef uit te voeren conform EN 795 Bijlage A. Het ankerpunt waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van montage, dient ten behoeve van de gebruiker na montage voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen gekeurd te worden op de juiste wijze van montage en goed en veilig functioneren (common sense);
2
3. Indien verschillende gevaren het tegelijkertijd dragen van meer dan één persoonlijk beschermingsmiddel noodzakelijk maken, zijn deze persoonlijke beschermingsmiddelen op elkaar afgestemd en blijven zij doelmatig tegen het betreffende gevaar of de betreffende gevaren.
Deze beoordeling omvat: a. een inventarisatie en evaluatie van de gevaren die niet met andere middelen vermeden kunnen worden; b. een omschrijving van de kenmerken die de persoonlijke beschermingsmiddelen moeten bezitten om de onder a vermelde gevaren te kunnen ondervangen, rekening houdend met eventuele gevaarsbronnen die de persoonlijke beschermingsmiddelen zelf kunnen vormen; c. een inventarisatie en evaluatie van de kenmerken van de betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen die beschikbaar zijn, vergeleken met de onder b bedoelde kenmerken.
4. De keuze van het persoonlijke beschermingsmiddel en de wijze waarop dit gebruikt moet worden, met name wat betreft de duur van het dragen, worden bepaald afhankelijk van de ernst van het gevaar, de frequentie van de blootstelling aan het gevaar en de kenmerken van de arbeidsplaats van iedere werknemer afzonderlijk alsmede van de doelmatigheid van het persoonlijk beschermingsmiddel. 5. Een persoonlijk beschermingsmiddel is in beginsel bestemd voor gebruik door één persoon. Indien de omstandigheden vereisen dat een persoonlijk beschermingsmiddel door meer dan één persoon gebruikt wordt, worden doeltreffende maatregelen genomen, opdat een dergelijk gebruik geen gezondheids- of hygiëneproblemen oplevert voor de onderscheiden gebruikers.
Artikel 8.3 Beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen 1. Indien gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van een werknemer op de arbeidsplaats aanwezig is of kan ontstaan, zijn voor de werknemers die aan dat gevaar blootstaan of kunnen blootstaan persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende aantal beschikbaar en wordt ervoor gezorgd dat die werknemers die middelen gebruiken. 2. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden onderhouden, gerepareerd en zindelijk gehouden. Voorts worden de noodzakelijke vervangingen voor het goed functioneren gedaan.
6. Adequate gegevens over ieder persoonlijk beschermingsmiddel, nodig voor de toepassing van het eerste, tweede, derde en vierde lid, zijn in het bedrijf of de inrichting beschikbaar en worden zonodig doorgegeven. 7. De persoonlijke beschermingsmiddelen mogen slechts voor de beoogde doeleinden worden gebruikt. Zij worden gebruikt overeenkomstig de gebruiksaanwijzing.
(*10) Verankeringvoorziening (VAV) is geschikt ten behoeve van het vastzetten van Persoonlijke Beschermingsmiddelen tegen vallen van hoogte De conclusie “Ja” is geen waarborg voor: 1. Juiste keuze en positie van de Verankeringvoorziening: • Correcte locatie (pendule-gevaar, obstakels, te geringe vrije valhoogte, etc.); • Correct gebruik; 2. Compatibiliteit met andere PBM’s; 3. Veiligheid: • Door veroudering • Door externe negatieve invloeden • Door onjuiste opslag • Na een val in de Verankeringvoorziening.
Artikel 8.2 Keuze persoonlijk beschermingsmiddel Alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen maakt de werkgever, in het kader van de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 4 van de wet, een beoordeling van de uitrusting die hij voornemens is ter beschikking te stellen, teneinde na te gaan in hoeverre deze voldoet aan de in artikel 8.1 eerste, tweede en derde lid gestelde voorwaarden.
3
(*11) Geschikheidsverklaring Deze bestaat uit: a) Verklaring door Notified Body of Approved Body dat de Verankeringvoorziening in zijn geheel voldoet aan de betreffende norm. Beproeving en toetsing moeten worden uitgevoerd conform alle in de norm genoemde criteria. Verwijzing/toetsing naar een gedeelte
van de norm is onvoldoende leid niet tot een geschiktheidsverklaring. Refererende normen zijn: NEN EN 795, NEN EN 516, NEN EN 517, NEN EN 365, NEN EN 353-1, NEN EN 353-2. b) Conformiteitsverklaring van de fabrikant over de gehanteerde norm en de beoogde toepassing.
Aanhangsel: b) Voor klasse E, de volgende aanwijzingen: − Dat doodgewichtankers niet worden gebruikt bij vorst of de kans daarop; − Over het gebruik van doodgewichtankers bij vervuiling op het dakoppervlak en/of de verankeringsvoorziening door olie, vet enz. of door algengroei; − Over de soorten dakoppervlak waarop de voorziening mag worden gebruikt (die oppervlakken waarop het succesvol getest is)); − Dat bij de positionering van doodgewichtankers wordt voorkomen dat water zich daar ophoopt; − Dat waar doodgewichtankers gebruikt worden op een dak met gruis, alle losse stenen worden verwijderd voor de assemblage van de verankeringsvoorziening.
Bijlage A: Inspectie en onderhoud van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen (komt overeen met de Praktijkgids van het NEN “Persoonlijke Beschermingsmiddelen 2005”, Bijlage E.; ISBN 90 5254 110 8) Deze toelichting gaat specifiek over middelen die in gebruik zijn. De fabrikant of leverancier wordt hierbij geacht zijn materiaal onder de wettelijke voorwaarden verkocht te hebben aan een gebruiker. Dit houdt onder andere in dat een gebruiksaanwijzing conform de norm NEN-EN-365 in de Nederlandse taal en /of de landstaal van de gebruiker is meegeleverd. In werksituaties zijn de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling van toepassing. In de artikelen 7.2a, 7.4a en 7.5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit staan bepalingen met betrekking tot keuring en onderhoud van arbeidsmiddelen” voldoende.
c)
Voor verankeringsvoorzieningen voegt EN 795 daar het volgende aan toe: De gebruikersinstructies moeten in overeenstemming zijn met EN 365, met de mededeling dat de verankeringsvoorzieningen beproef d zijn volgens EN 795 en dat ze, tenzij anders aangegeven, geschikt zijn voor één persoon met schokdemper volgens EN 355. Verder: a) Voor klasse C: de maximum toelaatbare kracht op het uiteinde en de tussenliggende structuurankers.
Voor klasse E, de volgende gebruiksaanwijzingen: − de potentiële gevaren wanneer een doodgewichtanker gecombineerd met een valbeveiliging met automatische lijnspanner (EN 360) wanneer die niet samen zijn getest als een compleet valbeveiligingssysteem; − de potentiële gevaren wanneer doodgewichtankers gecombineerd worden met schokdempende lijnen (EN 355), wanneer die niet samen zijn getest als een compleet valbeveiligingssysteem; − dat waar gebruikers van plan zijn om valbeschermingsmiddelen te combineren, dat zij eerst advies vragen aan de fabrikant van de valbeschermende middelen.
Voor de volledige tekst zie BIJLAGE A welke los verkrijgbaar is bij deze beoordelings-richtlijn. 4