Beoordelingsrichtlijn Verankeringsvoorzieningen Vanuit het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) te Delft, de werkgroep CEN/TC-160, die vanuit Nederland de Europese en ISO Wet- & Regelgeving ontwikkelt op het gebied van Persoonlijke Beschermings Middelen (PBM-en) v.w.b. Valbescherming en Reddingsystemen, zijn en worden nogal eens zorgelijke kwesties en situaties gesignaleerd betreffende ‘Vervankeringsvoorzieningen (VAV)’. Dit is de ‘academische’ term voor allerlei voorzieningen waaraan gebruikers hun PBM-en tegen vallen van hoogte kunnen vastzetten. HONOR afgevaardigden leveren een bijdrage in de vorm van kennis en tijd aan dit ontwikkeltraject van o.a. Europese Normen en onderschrijven de soms zorgwekkende ontwikkelingen in de markt die afbreuk kunnen doen aan de veiligheid van gebruikers op de werkplek. PBM-en tegen vallen van hoogte vallen in Europa onder de hoogste gevarenklasse: categorie-III. Dit wil zeggen dat onjuiste keuzes en gebruik fataal (= dodelijk) kan aflopen. Nu is het juist beoordelen van VAV's geen eenvoudige kwestie, ook al niet door de complexe wet- en regelgeving. Veel beslissers en gebruikers rekenen op deskundigheid en goede voorlichting door hun (potentiële) leveranciers. Helaas niet altijd terecht! Om nu duidelijkere informatie aan te reiken, goede, relevante en gerichte vragen aan de leveranciers te kunnen stellen waarop een juiste afweging kan worden gebaseerd, heeft het NNI via de Nederlandse afdeling van CEN/TC-160 besloten een ‘Beoordelingsrichtlijn’ met dit doel voor de marktpartijen op te stellen. Het vrij te downloaden stroomdiagram met bijlagen stellen u wellicht in staat betere keuzes op dit gebied te maken! Bij HONOR zijn wij ervan overtuigd dat u dit als een welkome en praktische informatiebron in uw werk zult kunnen toepassen.
BIJLAGE A BIJ DE BEOORDELINGSRICHTLIJN VAV
Juli 2005
c) Voor klasse E, de volgende gebruiksaanwijzingen: − de potentiële gevaren wanneer een doodgewichtanker gecombineerd met een valbeveiliging met automatische lijnspanner (EN 360) wanneer die niet samen zijn getest als een compleet valbeveiligingssysteem; − de potentiële gevaren wanneer doodgewichtankers gecombineerd worden met schokdempende lijnen (EN 355), wanneer die niet samen zijn getest als een compleet valbeveiligingssysteem; − dat waar gebruikers van plan zijn valbeschermingsmiddelen te combineren, dat zij eerst advies vragen aan de fabrikant van de valbeschermende middelen.
Bijlage A behorende bij de “beoordelingsrichting verankeringsvoorzieningen (VAV) ten behoeve van het vastzetten van PBM’s tegen vallen van hoogte”: Inspectie en onderhoud van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen (komt overeen met Praktijkgids Persoonlijke Beschermingsmiddelen 2005, Bijlage E van het NEN). Deze toelichting gaat specifiek over middelen die in gebruik zijn. De fabrikant of leverancier wordt hierbij geacht zijn materiaal onder de wettelijke voorwaarden verkocht te hebben aan een gebruiker. Dit houdt onder andere in dat een gebruiksaanwijzing conform de norm NEN-EN-365 in de Nederlandse taal en /of de landstaal van de gebruiker is meegeleverd. Voor verankeringsvoorzieningen voegt EN 795 daar het volgende aan toe:
In werksituaties zijn van toepassing: • de Arbeidsomstandighedenwet, • het Arbeidsomstandighedenbesluit en • de Arbeidsomstandighedenregeling.
De gebruikersinstructies moeten in overeenstemming zijn met EN 365, met de mededeling dat de verankeringsvoorzieningen beproefd zijn volgens EN 795 en dat ze, tenzij anders aangegeven, geschikt zijn voor één persoon met schokdemper volgens EN 355. Verder:
In de artikelen 7.2a, 7.4a en 7.5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit staan bepalingen met betrekking tot keuring en onderhoud van arbeidsmiddelen.
a) Voor klasse C: de maximum toelaatbare kracht op het uiteinde en de tussenliggende structuurankers.
Artikel 7.2a Definitie keuring In dit hoofdstuk wordt verstaan onder keuring: een onderzoek of een beproeving.
b) Voor klasse E, de volgende aanwijzingen: − Dat doodgewichtankers niet worden gebruikt bij vorst of de kans daarop; − Over het gebruik van doodgewichtankers bij vervuiling op het dakoppervlak en/of de verankeringsvoorziening door olie, vet enz. Of door algengroei; − Over de soorten dakoppervlak waarop de voorziening mag worden gebruikt (die oppervlakken waarop het succesvol getest is)); − Dat bij de positionering van doodgewichtankers wordt voorkomen dat water zich daar ophoopt; − Dat waar doodgewichtankers gebruikt worden op een dak met gruis, alle losse stenen worden verwijderd voor de assemblage van de verankeringsvoorziening
Artikel 7.4a Keuringen 1. Een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie wordt na de installatie en voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren. 2. Een arbeidsmiddel als bedoeld in het eerste lid, wordt voorts na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren. 3. Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties wordt, zo dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd.
1
c. hijskranen waarop de artikelen 6d tot en met 6f van het Warenwetbesluit machines van toepassing zijn; d. transportsteigers waarop het Warenwetbesluit liften van toepassing is.
4. Een arbeidsmiddel als bedoeld in het derde lid, wordt voorts gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd, telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel. Als uitzonderlijke gebeurtenissen worden in ieder geval aangemerkt: natuurverschijnselen, veranderingen aan het arbeidsmiddel, ongevallen met het arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel.
Artikel 7.5 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen 1. De nodige maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de arbeidsmiddelen tijdens de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat worden gehouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen.
5. Keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling. 6. Schriftelijke bewijsstukken van de uitgevoerde keuringen zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet.
2. Onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden aan een arbeidsmiddel worden slechts uitgevoerd wanneer het arbeidsmiddel is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt.Indien dit niet mogelijk is worden doeltreffende maatregelen genomen om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren.
7. Dit artikel is niet van toepassing op attractieen speeltoestellen waarop het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen van toepassing is.
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op productie- en afstelwerkzaamheden met of aan een arbeidsmiddel.
8. Het eerste tot en met het vijfde lid zijn niet van toepassing op steigers waarop artikel 7.34 van toepassing is.
4. Een bij een arbeidsmiddel behorend onderhoudsboek wordt goed bijgehouden.
9. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op: a. hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen waarop artikel 7.29 van toepassing is; b. liften en bouwliften voor personenvervoer waarop het Warenwetbesluit liften van toepassing is; c. stoom- en damptoestellen waarop het Stoombesluit van toepassing is.
5. Montage en demontage van een arbeidsmiddel vindt op veilige wijze plaats, met inachtneming van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant. Belangrijke termen in de wetgeving zijn: ‘gehele gebruiksduur’, ‘toereikend onderhoud’, ‘zodanige staat’, ‘dat gevaar is voorkomen’.
10. [Dit lid is nog niet in werking getreden.] De praktijk leert dat persoonlijke beschermingsmiddelen vaak zeer slecht worden onderhouden. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in het niet schoonhouden, het onvoldoende smeren of oliën of het in natte staat opbergen van de persoonlijke beschermingsmiddelen in plastic zakken.
11. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop artikel 12b van het Warenwetbesluit drukapparatuur van toepassing is. 12. Het derde lid is niet van toepassing op: a. hijs- en hefgereedschap waarop artikel 7.20 van toepassing is; b. containers waarop het Warenwetbesluit containers van toepassing is;
2
De opleidingen op dit gebied worden meestal door de fabrikant van de betreffende producten gegeven. In het geval dat een werkgever de inspectie zelf ter hand neemt en zijn werknemers hiervoor door middel van een opleiding laat certificeren, dient hij deze inspecties in werkprocedures vast te leggen. Onderdelen hiervan zijn een logboek en/of inspectiekaart, een unieke codering of traceerbaar nummer, passende checklijsten voor de persoonlijke beschermingsmiddelen en een schriftelijke rapportage van de periodieke inspectie. Een geldige keuringssticker met daarop vermeld de volgende, nieuwe keuringsdatum maakt het geheel compleet.
Wat is ‘toereikend onderhoud’?: − wat de frequentie betreft: gangbaar is zo vaak als nodig doch ten minste eenmaal per jaar; − wat de inhoud van het onderhoud betreft: de gebruiksaanwijzing van het product moet uitsluitsel geven; De fabrikant/leverancier moet bepalen en aangeven wat toereikend is. Ook het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen bepaalt hierover in artikel 6b, lid 1. Degene die een persoonlijk beschermingsmiddel verhandelt of gebruikt, zorgt ervoor dat dit in goede staat van onderhoud verkeert.
De norm NEN-EN-365 geeft voor persoonlijke beschermingsmiddelen tegen het vallen van hoogte zowel een voorbeeld van een inspectiekaart als voorschriften hoe een persoonlijk beschermingsmiddel moet worden voorzien van een correcte markering.Met name producten die door de gebruiker zelf op maat worden gesneden, zoals werklijnen aangeleverd op een klos of in een kuil, dienen te worden voorzien van de juiste markeringen en coderingen.
Wat het niveau betreft, stelt artikel 7.6 (met name lid 2) van het Arbeidsomstandighedenbesluit het volgende: Artikel 7.6 Deskundigheid werknemers 1.Met betrekking tot arbeidsmiddelen waarvan het gebruik een specifiek gevaar voor de veiligheid van de werknemers kan opleveren blijft het gebruik voorbehouden aan werknemers die met het gebruik belast zijn. 2.Werknemers die belast zijn met het ombouwen, onderhouden, repareren of reinigen van arbeidsmiddelen als bedoeld in het eerste lid, bezitten daartoe een specifieke deskundigheid en ervaring.
Ook zal een deskundige het product moeten inspecteren bij twijfel aan de deugdelijkheid van het product of nadat het product is blootgesteld aan een val of extreme gebruiksbelasting. Afgekeurde producten moeten direct aan het gebruik worden onttrokken door deze bijvoorbeeld te vernietigen. De werkgever heeft ten aanzien van de deskundigheid, voorlichting en een goede gebruiksaanwijzing een uitgesproken taak:
Deze deskundigheid wordt ingehuurd in de vorm van een gespecialiseerd inspectie- en/of onderhoudsbedrijf of door middel van productspecifieke cursussen verworven. Voor sommige producten dient de deskundige een opleiding te hebben gehad en geautoriseerd te worden door de fabrikant. Producten waarop dit van toepassing is, zijn vaak complex of hebben een innovatief of technisch hoogstaand karakter.
Artikel 7.11a Voorlichting 1.Een bij een arbeidsmiddel behorende gebruiksaanwijzing wordt in begrijpelijke vorm ter kennis gebracht van de betrokken werknemers. 2.Indien het gebruik of de aanwezigheid van arbeidsmiddelen in de onmiddellijke werkomgeving gevaren voor de werknemers kunnen opleveren, worden zij hierop gewezen, ook indien de werknemers van deze middelen geen rechtstreeks gebruik maken.
Voorbeelden hiervan zijn chutes, horizontale staalkabelsystemen en reddingstoestellen. Met name bij technisch hoogwaardige producten, waarbij voor het onderhoud specialistische testapparatuur nodig is, wordt veelal van de eerste mogelijkheid gebruikgemaakt.
3
Artikel 7.4 (Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen) Ingevolge het tweede lid van artikel 7.4 moet een arbeidsmiddel zodanig worden geplaatst of ingericht, dat het gevaar van verschuiven, omvallen, kantelen, oververhitting, brand, ontploffen en directe of indirecte aanraking met elektriciteit zoveel mogelijk wordt voorkomen. Aan de opsomming van gevaartypen is het gevaar van blikseminslag toegevoegd.
Over persoonlijke beschermingsmiddelen stelt het Arbobesluit in artikel 8.1, lid 7 en 8: Artikel 8.1 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel 7. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden slechts voor de beoogde doeleinden gebruikt. 8. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden overeenkomstig de gebruiksaanwijzing gebruikt.
Artikel 7.4a (Keuringen) Algemeen Dit artikel bevat een algemeen keuringsregime voor arbeidsmiddelen in de gebruiksfase dat rechtstreeks voortvloeit uit de wijzigingsrichtlijn. Daarnaast bestaan er specifieke keuringsregimes, die voor bepaalde arbeidsmiddelen voor het geheel of een deel een nadere invulling geven van de keuringsverplichtingen van dit artikel.
En in artikel 8.3, lid 3 en 4: Artikel 8.3 Beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen 3. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden onderhouden, gerepareerd en zindelijk gehouden. 4. Ten behoeve van het goed functioneren van persoonlijke beschermingsmiddelen vinden de noodzakelijke vervangingen daarvan plaats.
Deze specifieke keuringsregimes blijven vooralsnog gehandhaafd in afwachting van de resultaten van het lopende beleidsproces inzake de harmonisatie van keuringen van gevaarlijke arbeidsmiddelen in de gebruiksfase. In de algemene toelichting is hierop ingegaan.
Nota van toelichting bij het Arbeidsomstandighedenbesluit Mede in verband met het invoegen van een definitie van het begrip keuring is het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk 7 aangepast. Voorts is het opschrift van artikel 7.1 redactioneel gewijzigd. In verband met de invoering van een algemeen keuringsregime voor arbeidsmiddelen in het nieuwe artikel 7.4a, is in het nieuwe artikel 7.2a het begrip keuring gedefinieerd. Het begrip keuring is een verzamelbegrip. Daaronder is begrepen elk onderzoek of elke beproeving van een arbeidsmiddel afzonderlijk, dan wel elke mogelijke combinatie van een onderzoek en een beproeving.
De bedoelde specifieke gebruikskeuringsregimes gelden voor het keuren van: • hijskranen op grond van artikel 7.19; • hijs- en hefgereedschap waarop artikel 7.20 van toepassing is; • hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen op grond van artikel 7.29; • steigers op grond van artikel 7.34; • liften op grond van het Liftenbesluit I, dan wel het Besluit liften (deze besluiten zijn gebaseerd op de Wet op de gevaarlijke werktuigen (WGW)); • containers op grond van het Besluit containers (gebaseerd op de WGW); • attractie- en speeltoestellen op grond van het Besluit attractie- en speeltoestellen (gebaseerd op de WGW); • stoom- en damptoestellen op grond van het Stoombesluit (gebaseerd op de Stoomwet).
Artikel 7.2 (Arbeidsmiddelen met een CEmarkering) In dit artikel is een aantal nieuwe bepalingen ingevoegd dat betrekking heeft op de constructie van arbeidsmiddelen. Arbeidsmiddelen worden vermoed te voldoen aan deze bepalingen indien zij in overeenstemming met de daarvoor geldende (E)EG-richtlijnen, zijn voorzien van een CEmarkering (Conformité Européenne), vergezeld gaan van een EG-verklaring van overeenstemming en voorts overeenkomstig de gebruiksvoorschriften worden gebruikt.
4
Het betreft keuringen die ten minste met de in het eerste lid beschreven keuringen overeenkomen en die zijn voorgeschreven op grond van de artikelen 7.19, 7.29 en 7.34 alsmede op een aantal op grond van de WGW en de Stoomwet gebaseerde uitvoeringsbesluiten. De keuringsplicht van het eerste lid is derhalve voor deze arbeidsmiddelen reeds geïmplementeerd in de Nederlandse wet- en regelgeving.
Op grond van artikel 4 van de Arbowet is de werkgever verplicht om een risicoinventarisatie en -evaluatie op te stellen. De uitkomsten hiervan kunnen een hulpmiddel zijn bij de beoordeling of een keuring als bedoeld in dit artikel moet plaatsvinden. Op basis hiervan kan ook de frequentie, de omvang en diepgang van de keuring worden bepaald. Voor de nieuwbouwfase van bepaalde arbeidsmiddelen gelden ook keuringsverplichtingen die voortvloeien uit (voor zover deze onder de werkingssfeer vallen van) de productveiligheidsrichtlijnen (zoals de Richtlijn machines), die hoofdzakelijk zijn geïmplementeerd krachtens de WGW en de Warenwet. Daarnaast gelden voor andere arbeidsmiddelen nog specifieke nieuwbouwkeuringen, zoals voor stoom- en damptoestellen op grond van het Stoombesluit, containers op grond van het Besluit containers en attractie- en speeltoestellen op grond van het Besluit attractie- en speeltoestellen. Dergelijke keuringen zijn evenwel van een andere orde dan de keuringsplicht ingevolge dit artikel. Een nieuwbouwkeuring richt zich op de constructie, de productie en het beoogde gebruik van een arbeidsmiddel, terwijl de keuringen ingevolge artikel 7.4a zich richten op het goed en veilig functioneren van het arbeidsmiddel tijdens het gebruik.
Overigens dienen arbeidsmiddelen die voor de eerste maal ter beschikking aan een werknemer worden gesteld, ook te voldoen aan de van toepassing zijnde Europese productveiligheidsrichtlijnen. Deze arbeidsmiddelen zijn herkenbaar aan een CE-markering. De betreffende richtlijnen zijn voor het merendeel geïmplementeerd in besluiten krachtens de WGW en de Warenwet (bijvoorbeeld het Besluit machines), die voorschriften bevatten omtrent de nieuwbouw van arbeidsmiddelen. Ook indien arbeidsmiddelen niet behoeven te zijn voorzien van een CE-markering kunnen er nieuwbouwvoorschriften gelden; voorbeelden hiervan zijn stoom- en damptoestellen op grond van het Stoombesluit, containers op grond van het Besluit containers en attractieen speeltoestellen op grond van het Besluit attractie- en speeltoestellen.
Eerste lid Wanneer de veiligheid van een arbeidsmiddel afhangt van de wijze van installeren is een keuring noodzakelijk om vast te stellen of het veilig in gebruik kan worden genomen. Deze keuring moet worden herhaald telkens wanneer het desbetreffende arbeidsmiddel op een andere plaats wordt geïnstalleerd.
Tweede lid Met de keuring volgens dit lid wordt nagegaan of het gepleegde onderhoud in voldoende mate heeft bijgedragen aan een veilige toestand van het arbeidsmiddel. In dit verband is de onderhoudsverplichting van artikel 7.5 van groot belang. In het algemeen kan worden gesteld dat er van een veilige toestand sprake is wanneer een arbeidsmiddel blijft voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 7 en, voor zover van toepassing, wet- en regelgeving met betrekking tot de nieuwbouwfase van arbeidsmiddelen (zie hiervoor onder het eerste lid, laatste alinea).
De keuring richt zich op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren van deze arbeidsmiddelen in de arbeidssituatie. De keuringsplicht op grond van dit lid geldt dus uitsluitend voor arbeidsmiddelen waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan variabele machinestraten en aan verplaatsbare hangsteigers.
De arbeidsmiddelen die onder de keuringsplicht van het tweede lid vallen zijn onder meer onderhevig aan slijtage als gevolg van het gebruik of als gevolg van weersinvloeden. Ook kan worden gedacht aan beschadigingen door onjuist gebruik of aan de situatie dat arbeidsmiddelen door de inwerking van stoffen worden aangetast.
De keuringsplicht van het eerste lid geldt niet ten aanzien van de in het zesde tot en met het achtste lid genoemde gevaarlijke arbeidsmiddelen omdat daarvoor reeds anderszins keuringen zijn voorgeschreven.
5
De mogelijkheid voor de werkgever om zelf een deskundige voor een keuring te kunnen uitkiezen bestaat in mindere mate indien de eerder genoemde specifieke keuringsregimes van toepassing zijn. In het kader van deze regimes moeten voor bepaalde keuringen keuringsinstanties worden ingeschakeld die daarvoor bij ministerieel besluit zijn aangewezen of gecertificeerd. Dit houdt in dat deze instanties door of namens de overheid met gunstig resultaat op onafhankelijkheid, deskundigheid en betrouwbaarheid zijn getoetst.
Niet voorgeschreven is met welke frequentie een arbeidsmiddel in de gebruiksfase moet worden gekeurd omdat dit afhangt van het soort arbeidsmiddel en de intensiteit van het gebruik. Om de frequentie te bepalen kan de werkgever de risico-inventarisatie en -evaluatie op grond van artikel 4 van de Arbeidsomstandighedenwet gebruiken, waarbij als ondergrens eenmaal per jaar kan worden aangehouden. Deze keuringsplicht geldt niet ten aanzien van de in het zesde tot en met het negende lid genoemde arbeidsmiddelen. Voor deze arbeidsmiddelen geldt reeds een overeenkomstige keuringsplicht ingevolge de in deze leden genoemde artikelen of besluiten.
Vijfde lid De bevindingen, verkregen uit keuringen moeten op grond van het vijfde lid schriftelijk worden vastgelegd. Deze moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthoudende instantie.
Derde lid Wanneer zich uitzonderlijke situaties hebben voorgedaan moet een arbeidsmiddel als bedoeld in het tweede lid opnieuw worden gekeurd om na te gaan of het middel veilig in gebruik kan worden genomen of gehouden. Een uitzonderlijke gebeurtenis kan ook een brand zijn, waarbij het arbeidsmiddel is beschadigd. Onder natuurverschijnselen in de zin van dit artikel kunnen worden begrepen verschijnselen als blikseminslag, extreem lageof hoge temperaturen, overstromingen, aardbevingen en zware storm.
Indien een arbeidsmiddel is gedemonteerd of gesloopt in de zin van artikel 7.1, is het vijfde lid niet van toepassing omdat het betreffende arbeidsmiddel niet langer wordt gebruikt. In alle andere gevallen dienen bewijsstukken in voldoende mate te kunnen worden getoond, in ieder geval van de laatst plaatsgevonden keuring. Indien een arbeidsmiddel aan een ander wordt overgedragen of ter beschikking wordt gesteld, dient de nieuwe eigenaar of houder erop alert te zijn, dat de bewijsmiddelen van de keuringen aan hem worden overgedragen om aan deze verplichting te kunnen voldoen.
Op grond van het zesde en zevende lid is deze verplichting niet van toepassing op attractieen speeltoestellen en steigers; in het Besluit attractie- en speeltoestellen respectievelijk artikel 7.34 is deze verplichting op overeenkomstige wijze ten aanzien van deze arbeidsmiddelen geregeld.
Zesde tot en met het negende lid De keuringsverplichtingen van dit artikel zijn geheel of gedeeltelijk niet van toepassing verklaard op de in deze leden genoemde specifieke arbeidsmiddelen omdat deze reeds moeten worden gekeurd in het kader van de genoemde specifieke regelgeving. Deze keuringsregimes komen ten minste overeen met de eisen van artikel 7.4a of met een deel daarvan. In zoverre is de wijzigingsrichtlijn ten aanzien van de gebruikskeuring van deze arbeidsmiddelen dan ook reeds geïmplementeerd in bestaande regelgeving.
Vierde lid Voor de keuringen moet de werkgever een deskundige persoon inschakelen. Dit kunnen naar keuze van de werkgever bijvoorbeeld zijn deskundigen van een onafhankelijke keuringsinstantie, van een onderhoudsdienst van een leverancier of van de technische dienst van het eigen bedrijf. Deskundigen moeten gekwalificeerd zijn om het desbetreffende arbeidsmiddel te mogen keuren. Zij moeten daartoe beschikken over voldoende kennis en kunde en de nodige keuringsuitrusting. De werkgever dient zich daarvan te overtuigen, in het bijzonder indien de keuringshandelingen worden verricht door de eigen werknemers.
In het achtste en negende lid is de keuringsverplichting van het derde lid voor de genoemde arbeidsmiddelen niet uitgesloten. Dit betekent dat ook deze arbeidsmiddelen moeten worden gekeurd wanneer zich de in het derde lid bedoelde uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan.
6
Tweede lid Uit dit lid vloeit voort dat de werkgever niet alleen de direct betrokken werknemers moet inlichten omtrent de mogelijke gevaren van arbeidsmiddelen, maar ook werknemers in de onmiddellijke omgeving indien deze gevaren hen bedreigen.
Op grond van het negende lid geldt voor hijsen hefgereedschap dat de keuringsverplichting van het tweede lid niet van toepassing is omdat een periodieke keuringsverplichting reeds voortvloeit uit artikel 7.20, zesde en zevende lid. Naast de keuringsverplichting op grond van het derde lid geldt voor dit gereedschap, voor zover sprake is van installatie, ook de keuringsverplichting op grond van het eerste lid.
Het voorgaande kan als volgt worden samengevat:
Ook voor containers geldt dat de keuringsverplichting van het tweede lid niet van toepassing is. Daarbij wordt opgemerkt dat, aangezien containers per definitie niet worden geïnstalleerd, de keuringsverplichting van het eerste lid in de praktijk geen toepassing zal vinden. Artikel 7.5 (Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen) Niet alleen onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden aan arbeidsmiddelen kunnen van invloed zijn op de veiligheid en gezondheid van werknemers, ook montage en demontage van arbeidsmiddelen moeten op veilige wijze plaatsvinden. Hierbij is aangegeven dat de eventuele aanwijzingen van de fabrikant in acht moeten worden genomen. Artikel 7.11a (Voorlichting) Eerste lid Aangezien een gebruiksaanwijzing in het kader van voorlichting en onderricht aan werknemers van wezenlijk belang wordt geacht, is in het eerste lid aangegeven dat de werkgever de gebruikaanwijzing -uiteraard wanneer het voor de fabrikant of leverancier verplicht is een gebruiksaanwijzing bij te leveren - aan de direct bij het arbeidsmiddel betrokken werknemers ter kennis moet brengen. Dit lid betreft een specifieke invulling van de algemene verplichting van de werkgever op grond van artikel 6 van de Arbeidsomstandighedenwet om adequate voorlichting aan de werknemers te geven. Hierbij wordt aangesloten bij de voorschriften van de Europese productveiligheidsrichtlijnen, waarin is bepaald dat de fabrikant/leverancier een gebruiksaanwijzing moet meeleveren.
7
-
Arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen moeten in goede staat worden gehouden.
-
Dit is een verplichting en verantwoordelijkheid van de werkgever.
-
De wijze waarop onderhoud wordt uitgevoerd, moet voldoen aan de wettelijke voorschriften.
-
De fabrikant heeft veelal aanwijzingen/verplichtingen opgesteld voor: de wijze en frequentie van onderhoud en de daarvoor benodigde deskundigheid.