BENOEMDE OVEREENKOMSTEN 1. Koop De koop is een overeenkomst waarbij een partij (de verkoper) zich ertoe verbindt dat de eigendom van een zaak over te dragen aan een andere partij (de koper), die zich op haar beurt verbindt daarvoor een prijs te betalen. 1. de eigendom moet worden overgedragen (overeenkomsten die geen eigendomsoverdracht inhouden, zijn geen koop-verkoopcontracten) Bv: De partijen zouden kunnen bedingen dat de eigendom pas overgaat na de volledige betaling van de prijs door de koper. In heel wat algemene voorwaarden van de bedrijven staat zo’n bepaling. 2. De prijs moet worden betaald, zo niet hebben we te maken met een schenking.
2. Huur Een huurcontract van goederen is een overeenkomst waarbij een partij (de verhuurder) zich ertoe verbindt tijdelijk aan een nadere partij (huurder), tegen betaling, het genot te verschaffen van een zaak. De zaak die in huur wordt gegeven kan zowel een roerend als een onroerend goed zijn. Bv: het kan zowel om een woning als om een auto gaan.
3. Aannemingsovereenkomst Een aannemingsovereenkomst is een overeenkomst waarbij iemand een ander persoon ermee belast een bepaald werk uit te voeren door materiële of intellectuele handelingen te stellen. Bv:
Een overeenkomst met een garagehouder om een auto te herstellen Een overeenkomst met een bouwfirma om een nieuw huis te bouwen.
4. Lening Een lening is een overeenkomst waarbij een persoon (de uitlener) een zaak afstaat aan een ander persoon (ontlener) om daar gebruik van te maken. Bovendien heeft de ontlener de verplichting de zaak terug te geven na er gebruik van te hebben gemaakt, of na het verstrijken van de overeengekomen termijn.
1
5. Bewaargeving Een bewaargeving is een overeenkomst waarbij een partij een roerende zaak aan een andere afgeeft ter bewaring. De bewaarnemer heeft dan de plicht voor de zaak te zorgen en ze terug te geven aan de bewaargever op diens eerste aanvraag. Bv: Het afgeven van een kledingstuk in een vestiaire.
6. Dading Een dading is een overeenkomst waarbij de partijen een einde maken aan een bestaand of toekomstig geschil, door op minnelijke wijze tot een oplossing te komen. Kenmerkend voor een dading is dat door beide partijen toegevingen worden gedaan. Bv: Een garagehouder vraagt 1 250 EUR voor een herstelling van een wagen. De klant betwist dat en stelt dat hij slechts 250 EUR wil betalen. Uiteindelijk komen ze overeen dat de klant 650 EUR zal betalen.
7. Borgtocht Een borgtocht is een overeenkomst waarbij een persoon zich tegenover de schuldeiser van een verbintenis ertoe verbindt de verbintenis te voldoen als de eigenlijke schuldenaar deze verbinding niet nakomt.
C stelt zich borg tegenover B voor de verbintenis van A tegenover B Bv: In de financiële sector wordt geregeld bij het aangaan van een lening een borgstelling gevraagd.
8. Pand Het pand is een overeenkomst waarbij een schuldenaar aan zijn schuldeiser een roerende zaak geeft, tot zekerheid van de schuld Het gaat hier om een bijkomend contract. De overeenkomst werd immers aangegaan tot waarborg van een hoofdverbintenis Bv: Bij het aangegaan van een lening geeft iemand kasbons en aandelen in een pand.
9. Lastgeving Lastgeving is een contract waarbij een persoon (de lastgever) een andere persoon (de lasthebber) ermee belast een rechtshandeling te stellen in zijn naam en voor zijn rekening.
2
Bv: Een typisch voorbeeld van een lastgeving is een volmacht die de titularis van een bankrekening geeft aan een ander om verrichtingen op zijn rekening uit te voeren.
3
VOORRECHTEN EN HYPOTHEKEN 1. Algemeen Als een overeenkomst wordt gesloten, al dan niet ten bezwarende titel, tot overdracht van zakelijk rechte, moet deze in beginsel worden overgeschreven in een register op het hypotheekkantoor. De reden daarvoor is dat men de overdracht tegenstelbaar wenst te maken aan derden. De schuldenaar van een verbintenis staat met al zijn goederen daarvoor in, zowel de roerende als de onroerende, de tegenwoordige als de toekomstige goederen. Als een schuldenaar zijn verbintenissen niet vrijwillig nakomt, moeten de goederen, die de schuldeiser tot waarborg dienen, tussen dezen proportioneel verdeeld worden. Op deze regel bestaat er een uitzondering. Sommige schuldeisers kunnen immers een voorrangsregeling genieten door het systeem van de “voorrechten en hypotheken’. Bv: Als bij faillissement het actief wordt verdeeld tussen de schuldeisers, zullen diegenen die en voorrang genieten voor de andere schuldeisers hun aanspraken eerst kunnen laten gelden.
2. Voorrechten A. Definitie Een voorrecht is een recht dat aan een schuldeiser toekomt uit hoofde van de bijzondere aard van de schuldvordering. Het verleent de betreffende schuldeiser een voorrand boven de andere schuldeiser. De schuldeiser zal met andere woorden voor de Andre worden uitbetaald. Binnen de voorrechten zelf werd nog een ingewikkelde rangorde uitgewerkt. Een schuldeiser met een hoger in rangorde staand voorrecht gaat dus voor op iemand die met een lager geplaatst voorrecht. De voorrechten kunnen zowel slaan op roerende als op onroerende goederen, en zowel op de algemeenheid van goederen als op welbepaalde goederen.
B. Voorbeelden
Het voorrecht van een werknemer tegen diens werkgever om betaling van zijn loon te krijgen Het voorrecht van de fiscus en van de RSZ Het voorrecht van de onbetaalde verkoper Het landbouwvoorrecht
4
3. Hypotheken A. Definitie Een hypotheek is een zakelijk recht op een onroerend goed, dat als waarborg verbonden is aan de voldoening van een verbintenis. Als de schuldenaar zijn verbintenis niet vrijwillig nakomt, zal de hypothecaire schuldeiser voor alle anderen met de opbrengst van het gehypothekeerde onroerend goed worden betaald. Een hypotheek kan tot stand komen door de wet, door testament, of bij overeenkomst tot stand gebracht worden door de partijen.
B. Voorbeelden
Het meest voorkomende geval van hypotheek betreft de waarborg gekoppeld aan ene hypothecaire lening. In dat geval wordt door een overeenkomst tussen schuldeisers en schuldenaar een hypotheek verbonden aan een leningsovereenkomst ter garantie van terugbetaling. Een minderjarige heeft een wettelijk hypotheek op goederen van de voogd.
VERJARING 1. Definitie De verjaring is een middel om, door verloop van een zekere tijd, en onder bepaalde wettelijke voorwaarden, iets te verkrijgen of van een verbintenis te worden bevrijd. In de eerste hypothese zal er sprake zijn van de verkrijgende verjaring, in de tweede van de bevrijdende verjaring. De verkrijgende verjaring is onder andere een vorm van eigendomsverkrijging. De bevrijdende verjaring is een wijze waarop verbintenissen tenietgaan. Bv: Een erfdienstbaarheid kan worden gevestigd door het verstrijken van een termijn van 30 jaar (= bevrijdende verjaring) Een cliënt moet het ereloon van zin advocaat betalen. Na het verstrijken van een periode van 5 jaar na het beëindigen van hun taak, kunnen advocatenhun ereloon niet meer vorderen (= bevrijdende verjaring)
2. De verjaringstermijnen Het is zeer moeilijk om een algemene regel inzake verjaringstermijnen voorop te stellen. Er zijn immers tal van verschillende termijnen die gelden. 5
Bv:
Zakelijke vorderingen (bv. Erfdienstbaarheid) verjaren o p30 jaar Persoonlijke vorderingen, met uitzondering van de extracontractuele, verjaren na 10 jaar, zo bv. Vorderingen tot het verkrijgen van een schadevergoeding wegens niet-naleven van een contract. Vorderingen op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid verjaren 5 jaar na kennis van de schade en van de identiteit van de aansprakelijke, met een maximum van 20 jaar na de feiten De vordering van een advocaat m.b.t. de betaling van zijn ereloon verjaard na 5 jaar
3. Schorsing en stuiting van de verjaringstermijn
A. Schorsing Brengt met zich mee dat de verjaring gedurende een bepaalde tijd niet loopt, maar na het verdwijnen van de oorzaak van de schorsing gewoon verder loopt. Bv: de verjaring loopt in principe niet tegen minderjarigen tot hun meerderjarigheid.
B. Stuiting Stuiting van een verjaringstermijn houdt in dat het reeds verlopen gedeelde van de verjaringstermijn vervalt. Men zal met andere woorden een nieuwe termijn moeten beginnen. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen de zogenaamd natuurlijke en de burgerlijke stuiting. Er zal sprake zijn van natuurlijke stuiting als de bezitter van de zaak gedurende meer dan één jaar is beroofd van het genot van de zaak, hetzij door de oude eigenaar, hetzij door een derde. Een burgerlijke stuiting zal daarentegen aanwezig zijn als er een juridische actie is van diegene tegen wie de verjaring loopt. Daaruit blijkt immers de wil en het recht toch uit te oefenen. Bv: Dagvaarding voor echt rechtbank, beslag, .. Schema De verjaringstermijn bedraagt 30 jaar.
Opdat erin deze hypothese (stuiting) verjaring zou zijn, moet er na de stuiting nog 30 jaar verstrijken. De oorspronkelijke 12 jaar vervalt met andere woorden.
6
Bij schorsing daarentegen blijft de oorspronkelijke verstreken termijn behouden. Na het vervallen van de reden van de schorsing moet nog slechts 18 jaar verstrijken
7