Belgische debatten voor een migratiebeleid Facts and figures
Februari 2008
Belgische debatten voor een migratiebeleid. Facts and figures. Cette publication est également disponible en français sous le titre ‘Débats belges pour une politique migratoire. Facts and figures’
Een co-editie van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel en het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.
Coördinatie voor de Koning Boudewijnstichting: Françoise Pissart, directeur Nele Verbruggen, projectmedewerker Helena Vansynghel, assistente
Coördinatie voor het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding:
Henri Goldman, Coördinator François De Smet, medewerker Departement Migratie
Deze uitgave kan gratis worden gedownload van de website van de Koning Boudewijnstichting: www.kbs-frb.be of van de website van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding: www.diversiteit.be. Deze uitgave kan (gratis) besteld worden: on line via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax + 32-70-233-727
Wettelijk depot: D/2008/2893/05 ISBN-13: 978-90-5130-608-8 EAN: 9789051306088 NUR: 747 Februari 2008
Met de steun van de Nationale Loterij
1
Voorwoord De Koning Boudewijnstichting en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding organiseren in 2008 samen drie debatten over een migratiebeleid voor België. Onze twee organisaties besloten om de krachten te bundelen en een forum te bieden aan alle geïnteresseerde partijen om de uitdagingen te bespreken waar België voor staat op het vlak van migratie.
Er stellen zich talrijke vragen. Is er nood aan nieuwe economische migratie? Zo ja, welke migranten hebben we nodig? En hoe kunnen we die aantrekken? Wat gebeurt er met de migranten die al hier zijn, met of zonder wettig verblijfsstatuut? En wat met de hoge werkloosheid onder allochtonen in België? Kan migratie de noden gecreëerd door de vergrijzing opvangen? Maar er is evengoed de vraag naar een accuraat onthaalbeleid voor nieuwkomers, de nood aan bescherming voor vluchtelingen, er is de vraag naar de link tussen migratie en ontwikkeling, de samenwerking met derde landen, naar een humaan antwoord op de aanwezigheid van vele mensen zonder wettig verblijf, enzovoort.
Deze vragen zijn niet eenvoudig, en ze hebben betrekking op vele actoren die allen verschillende agenda's hebben. Het is belangrijk dat het debat dat over deze vragen aangegaan wordt, en de beslissingen die genomen worden, goed geïnformeerd en gedocumenteerd zijn. Daarom hebben het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding en de Koning Boudewijnstichting ter ondersteuning van deze debattenreeks ook twee publicaties gemaakt.
De eerste publicatie is een overzicht van de belangrijkste ‘facts and figures’. In aparte fiches worden op een korte en overzichtelijke manier een reeks cijfers en feiten over migratie en migranten weergegeven.
Deze ‘facts and figures’ worden samen uitgegeven met een publicatie die een overzicht biedt van de belangrijkste actoren die een migratiebeleid mee vormgeven. ‘De actoren in kaart gebracht’ gaat in op de recente standpunten van die al actoren.
De twee organiserende instituten zijn zich bewust van de vele vragen, problemen, en uitdagingen die migratie stelt voor België. Maar er zijn ook talrijke voordelen, kansen, mogelijkheden. We hopen ten zeerste dat deze publicaties en de debatten in 2008 alle elementen op genuanceerde wijze tegen elkaar zullen kunnen afwegen, en dat we zodoende aan alle betrokken actoren een mogelijkheid kunnen bieden om zich te
2
informeren, om elkaars standpunten te leren kennen, en om samen de contouren van een toekomstig migratiebeleid vast te leggen.
Onze dank gaat uit naar Marie-Claire Foblets en Marco Martiniello, die ons bij het opzetten van dit project en bij het schrijven van beide publicaties hebben begeleid.
Koning Boudewijnstichting
Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding
3
Inhoudstafel
DEMOGRAFIE 1. Migratiestromen a. Hoeveel migranten komen er elk jaar op het grondgebied aan ?...................... 10 b. Wat is het aandeel van de legale en van de clandestiene migranten die België binnenkomen? .......................................................................................... 12 c. Via welke officiële kanalen emigreren mensen die legaal in België aankomen? ... 18 d. Welke zijn de reële beweegredenen van migranten? Verschillen ze van de wettelijke motieven of vallen ze ermee samen ?............................................ 22 e. Welke zijn de herkomstlanden van de migranten die in België aankomen ?....... 24 f.
Hoe evolueren de asielaanvragen en de antwoorden daarop ?......................... 28
g. Welke zijn de herkomstlanden van de asielaanvragers? En van de erkende vluchtelingen ?.......................................................................................... 37 h. Hoeveel mensen kregen een uitwijzingsbevel? En hoeveel van hen verlaten effectief het grondgebied ? .......................................................................... 42
DEMOGRAFIE
2. Aanwezigheid van vreemdelingen a. Hoe evolueert het aantal vreemdelingen in België ? ...................................... 45 b. Wat is het aandeel van de legale en van de clandestiene migranten die in België verblijven ? ............................................................................................. 48 c. Welke zijn de herkomstlanden van de vreemdelingen die in België verblijven? . 54 d. Wat is het aandeel van mannen en vrouwen bij de vreemdelingen die in België verblijven ? ............................................................................................ 62 e. Hoe zijn de vreemdelingen met wettige verblijfsstatus verdeeld naargelang hun soort verblijf: lang en kort verblijf, vluchtelingen en asielaanvragers, houders van een arbeidskaart, studenten ...................................................................... 65
4
DEMOGRAFIE 3. Nationaliteit a. Hoe evolueert het aantal mensen dat de Belgische nationaliteit verwerft ? ........ 72 b. Op welke manier kan de nationaliteit verkregen worden ? .............................. 78 c. Wat is het profiel van de mensen die de Belgische nationaliteit verworven hebben (geslacht, leeftijd, enz.) ? ............................................................................ 80
RECHTEN 1. Internationale teksten a. Door welke internationale teksten en conventies worden de migratiestromen gereglementeerd ? ..................................................................................... 85
RECHTEN
2. Verblijfsvergunningen voor EU-burgers in België a. Wat zijn de wettelijke migratievoorwaarden voor EU-burgers ? ....................... 89
RECHTEN 3. Verblijfsvergunningen voor niet EU-onderdanen in België a. Welke mogelijkheden hebben niet-EU-onderdanen om een verblijfsvergunning te verkrijgen ? .............................................................................................. 92 i. Kort verblijf ii. Gezinshereniging iii. Studies iv. Werk
5
RECHTEN
4. Internationale Bescherming a. Wat is asiel en hoe kan asiel worden aangevraagd ? ...................................... 102
i. Asiel en gebruikte criteria ii. Subsidiaire bescherming iii. Tijdelijke bescherming iv. Humanitaire redenen
RECHTEN
5. Rechten verbonden aan de verschillende statuten a. Welke zijn de rechten van vreemdelingen die gemachtigd zijn om in het land te verblijven of er zich te vestigen, naargelang van hun verblijfstitels ? .............. 107
i. Kort verblijf ii. Gezinshereniging iii. Studies iv. Werk v. Internationale bescherming
RECHTEN
6. Mensen zonder wettig verblijf a. Wat zijn de rechten van vreemdelingen in onwettig verblijf ?................... …. 110 b. Welke
zijn
de
mogelijke
regularisatiewijzen
voor
clandestien
verblijvende
vreemdelingen en welke criteria worden er gebruikt ? ................................... 115
6
TEWERKSTELLING a. In welke arbeidssectoren werken vreemdelingen voornamelijk? Wat weten we in dat kader over de arbeidsverdeling tussen legale en clandestiene migranten ?...118 b. Wat weten we over de binnenkomst van buitenlandse werknemers? Wat is de verdeelsleutel van de arbeidskaarten B naargelang van de sectoren ? ............. 122 c. Wat is de plaats van migranten op de arbeidsmarkt en onder welke eventuele discriminatie hebben zij te lijden ? .............................................................. 127 d. Is er sprake van een inkomstenderving als gevolg van discriminatie bij de aanwerving? En indien dat het geval is, kan die becijferd worden ? ................. 136 e. Wat is de impact en het economische gewicht van allochtone werknemers ? .... 136
7
Aangewende methodiek De fiches ‘facts and figures’ werden opgesteld op basis van vragen die werden bepaald door een wetenschappelijk comité, bestaande uit vertegenwoordigers van het Centrum voor
Gelijkheid
van
Kansen
en
voor
Racismebestrijding
en
van
de
Koning
Boudewijnstichting en uit de professoren Marice-Claire Foblets (KUL) en Marco Martiniello (Ulg).
Voor deze fiches werden vragen gekozen die de nodige gegevens kunnen aanbrengen voor intervenanten en deelnemers aan toekomstige debatten. Het is de bedoeling om aan iedereen die zich in die debatten wil engageren of die gewoon geïnteresseerd is in het migratie-fenomeen, een minimum aan informatie te bezorgen over thema’s die uiterst complex zijn en voortdurend evolueren.
Vragen werden gesteld rond de volgende thema’s:
o
Demografie: wie komt er naar België, wie blijft hier ook, wie vertrekt terug, wat weten we over de instroom en de aanwezigheden, over de beweegredenen van de migraties en over de realiteit van asiel?
o
Rechten: wat is de stand van zaken m.b.t. de wetgeving, zowel vanuit het standpunt van het onthaalland als dat van de migranten in kwestie?
o
Tewerkstelling: hoe staat het met de tewerkstelling van vreemdelingen?
De vragen zelf werden zodanig geformuleerd dat ze leiden tot de duidelijkste en meest volledige antwoorden, waarbij rekening gehouden werd met de mogelijkheid dat er geen antwoord is. Omdat er wordt gewerkt met thematische fiches, zal de aandachtige lezer enkele herhalingen opmerken. Deze zijn onvermijdelijk voor de volledigheid en duidelijkheid van elke fiche.
Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen stelde de antwoorden op en baseerde zich hierbij op de eigen databank en onderzoeksgegevens die zij zelf opmaakten of van universiteiten verkregen. Er dient echter genoteerd dat het Centrum zich rond het thema demografie voornamelijk heeft gebaseerd op de publicaties van de demograaf Nicolas Perrin van het Gédap (UCL), die een samenwerkingsakkoord heeft met het Centrum, waarvan hij ook de bronnen gebruikt. Voor het thema tewerkstelling vertrouwde hij vooral op de beschikbare gegevens van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
8
DEMOGRAFIE
9
DEMOGRAFIE 1. Migratiestromen Fiche 1.a.
Hoeveel migranten komen er elk jaar op het grondgebied aan?
Het is uiterst moeilijk om een precies antwoord te geven op deze vraag. De enige echt betrouwbare gegevens hebben natuurlijk betrekking op de legale aankomsten. Het aantal legale aankomsten van vreemdelingen voor een langdurig verblijf (meer dan 3 maanden) heeft vandaag de dag een historisch hoogtepunt bereikt (afb. 1). Dergelijke immigratiepercentages werden nog maar zelden vastgesteld in de hedendaagse geschiedenis van ons land, en ze waren steeds het gevolg van georganiseerde campagnes voor het aanwerven van buitenlandse arbeidskrachten: in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog kwamen de Italiaanse gastarbeiders aan en gedurende jaren ‘60 was er de ontwikkeling van de niet-Europese migraties, voornamelijk vanuit Marokko en Turkije.
De toestand van nu is het resultaat van een langdurig historisch proces. Na de officiële arbeidsimmigratiestop van 1974 daalde het aantal aankomsten. Halverwege de jaren 1980 ging het aantal immigranten echter weer stijgen, en die stijging is sindsdien min of meer voortgezet (Afb. 1). Enerzijds speelt de aankomst van de gezinnen van eerder aangekomen migranten daar een niet onbelangrijke rol in. Anderzijds zorgde het behoud van sterke banden tussen de migranten en hun land van herkomst voor een sterke ontwikkeling van de zogeheten huwelijksmigraties. Maar de gezinshereniging is niet de enige oorzaak. De rol van Brussel als Europese hoofdstad en de centrale plaats van België leidden tot een herlancering van de Europese immigratie naar ons land. In de jaren ’90 volgde dan een nooit geziene stijging van de asielaanvragen met uitgesproken pieken in 1992-1993 en in 1999-2000 (met name als gevolg van de crises in Bosnië en in Kosovo). De uitsluiting vanaf 1995 van de asielaanvragers uit de migratiestatistieken camoufleert enigszins de impact van die asielaanvragen voor de laatste jaren, maar dat is niet voldoende om de trend om te keren. En tenslotte leidde de organisatie van een regularisatiecampagne in
1999
tot
het
in
regel
stellen
van
een
zeker
aantal
vreemdelingen, maar ze zorgde vooral voor een herlancering van de gezinshereniging, wat gedeeltelijk de migratietoename van de laatste jaren verklaart.
10
Afbeelding 0. Vreemdelingenimmigraties in België, 1948-2004 90 000
80 000
70 000
60 000
50 000
40 000
30 000
20 000
10 000
2004
2002
2000
1998
1996
1994
1992
1990
1988
1986
1984
1982
1980
1978
1976
1974
1972
1970
1968
1966
1964
1962
1960
1958
1956
1954
1952
1950
1948
0
Bron: RR - NIS
Besluit
o
Na de piek van de jaren ‘60 en een constante daling tot in de jaren ‘80, neemt het aantal in België aankomende migranten gestadig toe.
o
De migratie is bijzonder sterk toegenomen sinds 1996
o
De recente tendens bevestigt een stabilisering boven de grens van 70.000 personen: 70.230 in 2002, 68.800 in 2003 en 72.438 personen in de loop van het jaar 2004
11
DEMOGRAFIE 1. Migratiestromen Fiche 1.b.
Wat is het aandeel van legale en van clandestiene migranten die in België aankomen ?
Daar de instroom van clandestiene migranten uiteraard moeilijk meetbaar is, kan deze vraag geen echt duidelijk antwoord krijgen. Bovendien komen een aantal clandestiene migranten uiteindelijk in de statistieken van de legale terecht, als hun situatie geregulariseerd wordt.
Het is echter wel mogelijk om bepaalde gegevens te gebruiken waarmee het fenomeen van de aanwezigheid van clandestiene vreemdelingen wel in beeld kan worden gebracht, nl. de uitwijzingen, de aanhoudingen en de uitzettingen.
De druk aan de grenzen en de uitwijzingen
De eerste indicator die onze aandacht vereist, zijn de vele vreemdelingen die aangehouden worden wanneer zij proberen om illegaal de grens over te steken en hen het recht ontzegd wordt om op ons grondgebied binnen te komen. Technisch gesproken heeft men het over uitwijzingen.
Indien we de beschikbare gegevens mogen geloven bereikte het aantal uitwijzingen een maximum in 2000, om vervolgens sterk te dalen (Afb. 1). Jammer genoeg is deze éne indicator onvoldoende om een besluit te trekken. Het is namelijk zo, dat de kans om clandestiene migranten te ontdekken sterk varieert naargelang van de wijze van transport. De evolutie van het aantal uitwijzingen zal dan ook verschillen in functie van de manier waarop de grens wordt overgestoken (de meeste uitwijzingen gebeuren in Zaventem) en van de ontwikkeling van de controlepraktijken.
12
Afbeelding 1. Uitgewezen vreemdelingen, 1997-20031
6.000
5.000
4.000
3.000
2.000
1.000
0 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken
De onwettige aanwezigheid en de aanhoudingsstatistieken
Om een idee te krijgen van de evolutie van de onwettig verblijvende bevolking kan het nuttig zijn de statistieken van de politie te raadplegen over de ‘intercepties van vreemdelingen in onwettig verblijf’. Daar zien we dat de regularisatiecampagne van 1999 leidde tot een aanzienlijke daling van het aantal aanhoudingen van onwettig verblijvende vreemdelingen in het jaar 2000, maar dit aantal is sindsdien weer toegenomen en het overschrijdt ruimschoots het niveau dat voor 1999 werd waargenomen (Afb. 2).
Tot op de datum waarop wij over statistieken beschikken vormen de Polen de belangrijkste nationaliteit bij de vreemdelingen die aangehouden worden in illegaal verblijf. Meer in het algemeen zijn Centraal en Oost-Europa – met onder meer Polen, maar ook Bulgarije, Roemenië, Servië-Montenegro, de Oekraïne en Rusland, de belangrijkste herkomstzones van de aangehouden vreemdelingen. De Maghreb, en voornamelijk dan Marokko en Algerije, vormt weliswaar een tweede grote herkomstzone. Iran, Irak en Afghanistan vormen dan weer de derde van die grote zones (tabel 1).
1
Vreemdelingen die onder het communautaire recht vallen zijn uitgesloten. 13
Afbeelding 2. Interceptie van vreemdelingen in onwettig verblijf, 1998-20032
25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
0 1998
1999
2000
2001
2002
2003
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken
Tabel 1. Nationaliteit van de vreemdelingen die het vaakst worden onderschept in onwettig verblijf, 2003
Nationaliteit
Totaal
Polen
2.157
Algerije
1.584
Marokko
1.578
Bulgarije
1.511
Afghanistan
1.463
Roemenië
1.458
India
1.110
Iran
985
Servië en Montenegro
616
Irak
616
Andere
9.086
Totaal
22.164
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken 2
Vreemdelingen die onder het communautaire recht vallen zijn uitgesloten. 14
Het verwijderingsbeleid en de impact ervan
Het is interessant om het onmiddellijke lot te kennen van de vreemdelingen in onwettig verblijf die door de politie worden aangehouden om de impact van het gevoerde verwijderingsbeleid te vatten.
Het aantal verwijderingen van vreemdelingen (gedwongen uitzettingen en begeleide vrijwillige terugkeer) is aanzienlijk gestegen sinds het begin van de jaren 2000 en daalde dan weer vanaf het jaar 2003 (Afb. 3). Dit totale cijfer dient echter gerelativeerd en ontleed te worden. Het aantal verwijderingen is gestegen, maar het aandeel van de vreemdelingen in onwettig verblijf die aangehouden en met dwang verwijderd worden, blijft eerder gering.
Als we kijken naar de onmiddellijke gevolgen van de intercepties van illegaal verblijvende vreemdelingen in 2003, dan zien we dat slechts 27% resulteerde in een directe repatriëring en 10% in een hechtenis met het oog op een latere repatriëring (waarbij wij geen definitieve statistieken hebben voor wat de verwijdering betreft). In de resterende gevallen, 63%, krijgt de persoon in kwestie enkel een bevel om het grondgebied te verlaten. Verder zijn de vreemdelingen die verwijderd worden voornamelijk mensen uit landen die ten volle samenwerken met de Belgische overheid, die gebonden zijn door goed werkende akkoorden… en dus vooral uit nabije staten (tabel 2). Zo hadden in 2003 meer dan de helft van de daadwerkelijke verwijderingen betrekking op onderdanen uit het niet-communautaire Europa (indertijd nog bestaande uit 15 lidstaten), met als belangrijkste bestemmingen Polen, Bulgarije en Roemenië (ofwel één land dat vandaag lid is van de Europese Unie en twee kandidaat-landen waarvan het lidmaatschap binnenkort verwacht kan worden, zelfs als die datum nog niet zeker is). Indien de kans dat een aangehouden illegaal verblijvende vreemdeling uitgewezen wordt gemiddeld 23% bedraagt, wordt dat 75% voor een Pool, 82% voor een Roemeen en 90% voor een Bulgaar, terwijl die kans zeer gering is voor heel wat andere nationaliteiten (Afb. 4).
15
Afbeelding 3. Verwijderingen van vreemdelingen in onwettig verblijf, 1997-20033
12.000
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
0 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken
Tabel 2. Nationaliteit van de vreemdelingen die het vaakst worden verwijderd, 2003
Nationaliteit
Totaal
Polen
1.695
Bulgarije
1.503
Roemenië
1.380
Brazilië
551
Albanië
521
Ecuador
405
Slowakije
370
Russische Federatie
346
Servië en Montenegro
287
Oekraïne
264
Andere
2.674
Totaal
9.996
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken
3
Vreemdelingen die onder het communautaire recht vallen zijn uitgesloten.. 16
Afbeelding 4. Aandeel van de geïntercepteerde onwettig verblijvende vreemdelingen die meteen worden gerepatrieerd, in %, volgens de nationaliteit, 2003
Irak
Afghanistan
Algerije
India
Iran
Servië-Montenegro
Marokko
TOTAL
Polen
Roemenië
Bulgarije 0,0
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
60,0
70,0
80,0
90,0
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken
Besluit
Als we het referentiejaar 2003 nemen, dan tellen we 22.164 vreemdelingen die onderschept werden in illegaal verblijf, van wie er meer dan de helft van het grondgebied verwijderd werd. Herinneren we er even aan dat er in hetzelfde jaar 68.800 migranten wettelijk het grondgebied zijn binnengekomen. Gezien de intercepties van vreemdelingen natuurlijk maar betrekking hebben op een eerder klein gedeelte van alle migranten zonder wettig verblijf, kunnen we stellen dat dit tenminste vergelijkbaar is met de legale migraties.
17
100,0
DEMOGRAFIE 1. Migratiestromen Fiche 1.c.
Via welke officiële kanalen emigreren mensen die legaal in België aankomen?
Sinds het einde van de arbeidsmigratie in 1974 zijn de wettelijke toegangswegen tot het grondgebied beperkt. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de internationale bescherming enerzijds en de migratiewegen waarvoor er een visum verkregen kan worden.
De internationale bescherming
Het asiel blijft natuurlijk de meest gebruikte toegangsweg. De asielprocedure en de erkenning van de vluchtelingen worden geregeld door de Conventie van Genève van 1951. Het doel van de Conventie die aangenomen werd in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, was om aan de personen die hun land om allerlei redenen hadden moeten ontvluchten, een minimale bescherming te garanderen. Die motieven worden duidelijk bepaald door de Conventie en in tegenstelling tot de algemene opinie – versterkt door de verkeerde uitdrukking ‘politiek vluchteling’ - ging het niet uitsluitend om politieke redenen. In 2005 registreerde België zo’n 12.482 aanvragen (dossiers) wat staat voor 13.832 asielaanvragers en hun gevolg (of 12.482 asielaanvragers en 1.350 mensen die hen vergezelden).
Sinds 10 oktober 2006 zijn de asielinstanties – krachtens een Europese richtlijn die in Belgisch recht werd omgezet - ook bevoegd om het statuut van subsidiaire bescherming toe te kennen. Deze bescherming is bestemd voor mensen die niet als vluchtelingen beschouwd kunnen worden, maar die daadwerkelijk het risico lopen om blootgesteld te worden aan de doodstraf of een executie, aan wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen of aan een ernstige bedreiging van hun leven of persoon als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict (dit heeft enkel betrekking op burgers, niet op militairen). Rekening houdend met de recente invoering zijn er nog maar weinig cijfers gekend over het toekennen van die bescherming. We weten wel dat er in 2006 acht mensen konden van genieten.
18
Visa voor kort of lang verblijf
Het visum voor kort verblijf is het klassieke ‘toeristenvisum’.In 2005 heeft België er 141.667 toegekend. Dit betekent echter niet dat al die visa gebruikt werden, noch dat ze allemaal de mogelijkheid boden aan de houders om daadwerkelijk op ons grondgebied binnen te komen – gezien dit geweigerd kan worden, ondanks het visum.
Het visum voor een lang verblijf kan om diverse redenen worden toegekend: tewerkstelling,
huwelijk,
samenwonen,
studies,
gezinshereniging.
Het
is
helaas
onmogelijk om al die redenen precies in getallen uit te drukken voor wat betreft het aantal vreemdelingen, dat wettelijk in België aankomt. Het is namelijk zo, dat uit de gewoonlijk beschikbare statistieken over vreemdelingen en immigranten het wettelijke kader en de redenen van hun verblijf niet kunnen worden afgeleid. We vinden gegevens over het aantal vreemdelingen per leeftijd, geslacht, nationaliteit, huwelijkssituatie, gemeente… maar over het algemeen is het niet mogelijk om duidelijke en precieze informatie te krijgen over de redenen die de mensen in kwestie toelieten om in België binnen te komen en er te verblijven. Gebeurde dat als gevolg van een gezinshereniging? Na een huwelijk? Om studies te volgen in een Belgische onderwijsinrichting? Als gevolg van een job in België?
De enige bruikbare gegevens waarmee we ons hierover een idee kunnen vormen zijn de redenen voor het toekennen van de visa. Een van de zeldzame informatiebronnen komt van de FOD Buitenlandse Zaken die gegevens opstelt over de visa en hierbij een onderscheid maakt tussen de redenen waarom het visum werd verleend. Met behulp van die gegevens kan echter maar een eerste schatting worden gedaan4. Ze dekken immers niet alle immigranten, gezien een aantal landen niet onderworpen is aan het visumsysteem. Bovendien kunnen mensen een visum aanvragen, het krijgen maar tenslotte niet naar België komen. Verder krijgen bepaalde personen een visum voor een bepaald soort verblijf, maar ze verkrijgen een wijziging van hun statuut eenmaal ze in België zijn. En tenslotte kunnen bepaalde personen illegaal op Belgisch grondgebied aankomen (of in het land binnenkomen voor een bezoek van korte duur waar geen visum voor nodig is), in het land verblijven en hun toestand later laten regulariseren zonder dat ze ooit een visum hebben aangevraagd.
Spijts dit alles blijft er natuurlijk een verband tussen het aantal afgeleverde visa en de reële immigratie. Zo zien we dat op de 30.178 visa van lange duur (die een verblijf toestaan van meer dan 3 maanden) die in 2006 werden toegekend, meer dan de helft 4
De betrouwbaarheid van de gegevens rond de visa dient niet te worden in vraag gesteld, maar we kunnen er de redenen voor de immigratie niet uit afleiden, omdat ze daar niet voor gemaakt zijn. Ze geven ons in de eerste plaats informatie over het onderzoek van de visumaanvragen, het toekennen of het weigeren van de visa, wat nogal verschilt van de inschatting van de redenen tot immigratie, wat ons aanbelangt. 19
betrekking hadden op gezinsherenigingen (met inbegrip van de aankomst van een echtgeno(o)t(e), kind(eren) of ouders. De tweede oorzaak voor het afleveren van visa is het voortzetten van studies (25%), veel vaker dan tewerkstelling (10%). Dit betekent dat de gezinshereniging zeker de eerste reden voor immigratie is. Door de beperkingen echter van de indicator die wij gebruiken, betekent dit niet dat we kunnen stellen dat meer dan de helft van de immigranten België binnenkomen of een verblijfstitel krijgen ingevolge een gezinshereniging. Zoals we reeds vermeldden zijn niet alle immigranten opgenomen in deze databank die enkel betrekking heeft op de visa. In het verleden was het aantal asielaanvragers nogal hoog en het overschreed dat van de begunstigden van een gezinshereniging (met name omstreeks 1993 en 1999). De gegevens dienen dus omzichtig te worden gebruikt en op termijn zou er een oplossing moeten gevonden worden waarmee de wettelijke mechanismen van de immigratie preciezer gevat kunnen worden.
Afbeelding 1. Verdeling van de in 2005 afgeleverde visa van lange duur volgens de reden van verblijf Familiehereniging echtgenoot werknemer 1% Samenwonend 2%
Adoptie 1%
Au pair 1%
Religieuze activiteit 1% Anderen 3%
Stage of Opleiding 2% Zelfstandige (beroepskaart) 5%
Bezoldigde arbeid 10% Gezinshereninging 49%
Studie 25%
Bron: ‘Visa’-databank van de FOD Buitenlandse Zaken Berekeningen: Nicolas Perrin
20
Het vrije verkeer van Europeanen
Burgers uit een lidstaat van de Europese Unie ontsnappen aan de visumverplichting. Zij kunnen vrij circuleren over het hele grondgebied van de Unie, maar kunnen er zich slechts vestigen onder bepaalde voorwaarden die te maken hebben met een bewijs van tenlasteneming of het bezit van voldoende inkomsten.
21
DEMOGRAFIE 1. Migratiestromen Fiche 1.d.
Welke zijn de reële beweegredenen van migranten? Verschillen ze van de wettelijke motieven of vallen ze ermee samen?
Er bestaan geen betrouwbare cijfergegevens als antwoord op deze vraag; dit zou veronderstellen
dat
elke
migrant
zich
perfect
identificeert
met
de
wettelijke
immigratiewijze die gekozen werd: dat alle houders van een visum voor kort verblijf hier komen als toerist of om hun familie te bezoeken, dat alle houders van een huwelijksvisum de bedoeling hebben om een gezin te stichten, dat alle asielaanvragers menen dat ze vervolgd worden, enz..
Het is zeker te gevaarlijk en onzeker om te veronderstellen dat de daadwerkelijke intenties van de migranten en de gebruikte legale wegen altijd samenvallen. Een realistische visie moet ervan uitgaan dat migratie zich verspreidt over de verschillende vakjes die worden uitgetekend door de onthaallanden. Ongetwijfeld wordt een deel van de asielzoekers en de aanvragers van een visum voor een lang verblijf gedreven door de hoop op een economisch succes, een beter leven. Het is echter onmogelijk – tenzij men natuurlijk alle binnenkomende migranten anoniem bevraagt naar hun echte intenties – om een precies beeld te geven. Het is dus zeker ook onmogelijk om zich een voorstelling te vormen van de beweegredenen van clandestiene migranten.
Bij gebrek aan beter maken we voor het gekozen referentiejaar (2005) dus gebruik van de gegevens van drie verschillende bronnen die gekruist kunnen worden, om een algemene schets te krijgen
Redenen voor het afleveren van de visa
Uit de redenen voor het afleveren van visa blijkt dat van de meer dan 30.000 visa voor een lang verblijf die in 2005 werden toegekend, meer dan de helft werden aangevraagd in het kader van de gezinshereniging (met inbegrip van de aankomst van en partner, kind(eren) of ouder(s)). De tweede reden voor het toekennen van visa is het voortzetten van studies (25%) en dan in veel mindere mate, de tewerkstelling (9%). Hieruit kan
22
worden opgemaakt dat de gezinshereniging veruit de belangrijkste reden is van legale immigratie, waarbij de reeds vermelde voorzichtigheid en nuancering geboden is bij de toetsing van het afleveren van visa en het gebruik dat ervan wordt gemaakt (cf. fiche 2.c).
Aantal erkenningen voor internationale bescherming
Zowat 1.600 asielaanvragers werden als vluchteling erkend, tegenover zowat 4.000 uitgeprocedeerden. Daar mag echter niet overhaast worden uit afgeleid dat de erkende vluchtelingen systematisch een reden tot migratie hadden die overeenstemt met hun aanvraag of dat de mensen die geweigerd werden, andere redenen hadden.
Aantal en nationaliteit van onderschepte clandestiene migranten
Er werden 18.400 vreemdelingen in onwettelijk verblijf geïntercepteerd. Het is natuurlijk niet mogelijk om uit dit getal duidelijke informatie af te leiden over de verblijfsredenen van die clandestiene migranten. Dit zou bv. betekenen dat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen de migranten die clandestien werden door de afwijzing van hun poging tot legaal verblijf (asiel, regularisatie) en diegenen die in de algehele clandestiniteit verblijven en zich op geen enkel ogenbik hebben gemeld bij de overheidsinstanties.
23
DEMOGRAFIE 1. Migratiestromen Fiche 1.e.
Welke zijn de herkomstlanden van de migranten die in België aankomen ?
In de studie van de instroom in 2005 vallen drie nationaliteiten sterk op. De Fransen, de Nederlanders en de Marokkanen vertegenwoordigen respectievelijk 13, 13 en 9% van de vreemdelingen die in 2005 ons land binnenkwamen (Afb. 1). De andere nationaliteiten tellen veel minder immigranten. Eerst zijn er de Polen die 6% van de aankomsten vertegenwoordigen, vervolgens de Duitsers en de Turken die voor zowat 4% staan. Dan komen de Roemenen, nagenoeg alle mediterrane landen die lid zijn van de Europese Unie, de Britten en de Amerikanen. Wat echt verbaast is dat met uitzondering van Marokko en Turkije, de grootste migratiestromen uit de Europese Unie komen (de nieuwe lidstaten inbegrepen) of uit rijke landen zoals de Verenigde Staten.
Afbeelding 1. Nationaliteit van de in 2004 geregistreerde immigraties (buiten de asielaanvragers en de vluchtelingen) Bron: RR – DG SEI
VSA 3,1% Tunesië 0,6%
Ghana 0,7%
Brazilië 1,0%
Canada 0,9%
Andere Amerika 2,4%
Oceanië 0,3% Onbepaald en Staatsloos 0,1%
Andere Afrika 3,6%
Kameroen 0,8%
Frankrijk 13,4%
Algerije 0,9% Congo (DRC) 1,4%
Nederland 13,1%
Marokko 9,2% Andere Azië 3,3% Thailand 0,7%
Duitsland 4,2%
Pakistan 0,9%
Italië 3,2% Groot-Brittannië 2,9%
Japan 1,3% India 1,7%
China 1,6%
Andere Europese landen 2,9%
Portugal 2,5%
Turkije 4,4%
Rusland 0,6%
Andere landen van de EU-27 2,1%
Roemenië 3,0%
Spanje 2,4% Griekenland Polen 0,9% 6,2% Zweden Andere landen EU vóór 2004 Bulgarije 0,6% 2% 1,1%
24
In tegenstelling tot wat gewoonlijk wordt gedacht bestond het grootste deel van de immigranten gedurende de voorbije jaren uit EU-onderdanen (Afb. 2). Op 77.387 in 2005 geregistreerde immigraties van vreemdelingen5 kwamen er 41.325 uit EU-landen (53%). Deze EU-immigranten kwamen voornamelijk uit de oude lidstaten van de Europese Unie van 15, zoals ze voor 2004 bestond (34.872, of 45% van het totaal van de aankomsten).
Het aandeel van de onderdanen uit de 10 lidstaten die in 2004 bij de Unie kwamen is nog gering (6.453, of 8% van het totaal van de binnenkomsten), net als dat van de Roemenen en de Bulgaren die in 2007 de Unie vervoegden (3.175, of 4% van alle binnenkomsten). De toename van migratiestromen vanuit die recente uitbreiding van de Europese Unie was vooral de laatste jaren merkbaar. Het gaat voornamelijk om Polen en Roemenen. Indien de niet-communautaire immigratie sterk is toegenomen tijdens het voorbije decennium, mag echter ook de communautaire immigratie niet veronachtzaamd worden, ook als die component niet steeds erg zichtbaar is. Het is namelijk zo, dat sinds het begin van de 21ste eeuw, de groei – in absolute cijfers – van de communautaire immigratie (oude én nieuwe lidstaten) groter is dan die van de niet-communautaire immigratie (Afb. 3).6
5
Dit cijfer houdt in tegenstelling met de voorgaande gegevens geen rekening met de zogeheten wijzigingen in het register, gezien de details van die gegevens per nationaliteit niet beschikbaar zijn. 6 Het feit dat er geen rekening gehouden wordt met asielaanvragers heeft natuurlijk een impact op de spreiding. Het is echter niet de impact waar men meteen aan denkt. Er dient gewoon even aan herinnerd dat tot zeer recent, de meeste asielzoekers uit het Europese continent afkomstig waren. Dit aspect wordt meer gedetailleerd uitgewerkt in het derde hoofdstuk. 25
Afbeelding 2 . Spreiding per grote nationaliteitsgroepen van in 2005 geregistreerde immigratie (buiten de asielaanvragers en de vluchtelingen)
Oceanië 0.3% Noord-Amerika 4.0% Latijns-Amerika 3.4%
Staatsloos en onbepaald 0.1%
Afrika 17.3% 15 Lidstaten van de EU voor 2004 45.1%
Azië (zonder Turkije) 9.5%
Turkije 4.4% Andere Europa (zonder Turkije) 3.5% 2 nieuwe Lidstaten van de EU vanaf 2007 (Bulgarije en Roemenië) 4.1%
10 nieuwe Lidstaten van de EU vanaf 2004 8.3%
Bron: RR – DG SEI
26
Afbeelding 3 . Evolutie per grote nationaliteitsgroepen van geregistreerde immigraties, 1990-2004 (buiten de asielzoekers en vluchtelingen) 40 000
35 000
30 000
Europese Unie met 15 25 000 Afrika Andere landen van de EU met 27
20 000
Azië (excl. Turkije) Europese landen buiten de Europese Unie (inclusief Turkije)
15 000
Noord-Amerika 10 000
Latijns-Amerika Oceanië
5 000
Onbepaald en apatriden
0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Bron: RR – DG SEI
Na Europa is Afrika de tweede grootste herkomstzone van de nieuwe immigranten. In tegenstelling tot de gangbare perceptie echter blijven de Afrikaanse immigratiestromen – met uitzondering van Marokko en enkele landen zoals Congo (D.R.C.) of Algerije – nog beperkt en leiden ze niet tot een noemenswaardige legale immigratie. Het feit echter dat de asielaanvragers niet meegeteld worden reduceert op kunstmatige wijze het aandeel van de Afrikanen, die een groot deel van de asielaanvragers vormen.
Verder is er een spectaculaire stijging merkbaar van nieuwe Aziatische migranten (Turken niet inbegrepen) met grote contingenten immigranten vanuit India, Japan, Thailand, Pakistan, de Filippijnen... De Chinese migratie die helemaal in het begin van de jaren 2000 een sterke stijging kende is recent weer gaan dalen. Deze groep van nieuwe Aziatische immigranten die bovendien nogal heterogeen is, is bijzonder interessant, en zelfs indien die tot nog toe niet de aandacht van de media of van de onderzoekers trok, heeft die zich zeker niet minder snel ontwikkeld.
27
DEMOGRAFIE 1. Migratiestromen Fiche 1.f.
Hoe evolueren de asielaanvragen en de antwoorden daarop? Welke zijn De voorbije 20 jaar is het aantal asielaanvragers sterk toegenomen met twee eerder acute crisisperiodes waarin de toestroom heel erg steeg, 1989-1993 en 1998-2000 (Afb. 1). Net als voor vele andere Europese landen vormden sinds 1989 de geleidelijke val van de communistische regimes van Centraal- en Oost-Europa en het uiteenvallen van het vroegere Joegoslavië het startpunt van een aanzienlijke stijging van het aantal asielaanvragers in België. De instroom van asielaanvragers piekte eerst en vooral in 1993 met meer dan 25.000 aanvragen, vooral vanuit Congo (D.R.C.), Roemenië en exJoegoslavië (tijdens deze eerste fase voornamelijk vanuit Bosnië). Gedurende de jaren 1994 tot 1997 verminderde het aantal aanvragen gevoelig zonder echter onder het niveau van voor 1989 te vallen. Op deze rustige periode volgde weer een tijdspanne met een nog sterkere instroom van asielzoekers dan voordien. Met een historische piek van om en bij de 40.000 asielaanvragers in 2000, daalde het aantal aanvragen echter nog één keer om dan het huidige niveau te bereiken, dat eerder vergelijkbaar is met de vorige periode van kalmte tussen 1994 en 1997.
In 2005 registreerde België 12.482 aanvragen (dossiers), wat staat voor 13.832 asielaanvragers en begeleiders (13.832 personen van wie 12.482 hoofdaanvragers en 1.350 begeleidende personen).
Als een gevolg daarvan en ondanks de nog steeds sterke media-aandacht voor het asiel, bevindt België zich op dit ogenblik in een periode waarin het aantal aanvragen eerder gering is en zelfs een van de laagste niveaus heeft bereikt sinds 1990.
28
Afbeelding 1. Evolutie van het aantal asielaanvragers in België, 1979-2005 45000
40000
35000
30000
25000
20000
15000
10000
5000
Bron: UNHCR
tot
in
1987,
jaarverslagen
van
het
CGKR van
1988
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
0
tot
1995
Dienst Vreemdelingenzaken (Wachtregister) vanaf 1996
Hoe dienen die evoluties te worden begrepen?
Er bestaan enkele sterk uiteenlopende analyses… Tot in 1973 en gedeeltelijk nog tot in 1989 werden de asielaanvragen voornamelijk, of zelfs uitsluitend, gezien als een gevolg van de politieke onstabiliteit van bepaalde regio’s in de wereld, die leidden tot een migratie die nog steeds wordt aangeduid met de wat verouderde term van ‘politieke migratie’.
Vanaf 1973 en dan vooral vanaf 1989 en leidde de sterke stijging van het aantal asielaanvragen tot de eerste ‘asielcrisis’ in het begin van de jaren 1990. De grote aantallen asielaanvragers worden voor een deel nog steeds in verband gebracht met de onstabiliteit van bepaalde regio’s in de wereld, maar toch ontstaat het idee dat een gedeelte
van
de
mensen
toch
asiel
aanvragen
om
de
restrictieve
Europese
immigratiewetten van na 1973 te omzeilen, zonder dat hun persoonlijke situatie overeenstemt met de asielcriteria als bepaald door de Conventie van Genève van 1951 en het protocol van New York van 1967.
29
Met de officiële sluiting van de grenzen voor de arbeidsimmigratie in 1974 en de stijging van het aantal asielzoekers - vooral dan vanaf 1989 -, worden de elementen van de analyse eerder radicaal gewijzigd. De term ‘asielaanvrager’ zelf verschijnt pas laat, in de loop van de jaren 1970-1980. Het is namelijk zo dat aanvankelijk, grosso modo tussen 1945 en 1973, het belangrijkste werk van de onthaallanden er niet in bestond de echte vluchtelingen te onderscheiden van diegenen die poogden het statuut te misbruiken, maar wel de vluchtelingen op te vangen uit de chaos van net na de Tweede Wereldoorlog en uit het communistische blok. De politieke immigratiestroom wordt niet als een bedreiging aangevoeld, wel integendeel. Het gaat veelal om een Europese migratie. Bovendien was toen ook arbeidsimmigratie mogelijk en zelfs welkom en de ‘politieke immigranten’ vormden een nuttige bijdrage. In die context is het zelfs mogelijk dat niet alle ‘politieke migranten’ het statuut van vluchteling opvroegen omdat het niet zo belangrijk was, gezien het verblijf ook mogelijk was zonder dat statuut. In de jaren 1990 wordt de asielaanvrager de spilfiguur, in plaats van de politieke vluchteling van de naoorlogse bloeiperiode. Terwijl de vluchteling een positieve figuur was van wie de redenen tot immigratie duidelijk politiek waren, is de asielaanvrager eerder een ‘twijfelachtige figuur’.
Een gevolg van deze gewijzigde perceptie van de asielaanvrager leidt tot twijfels over de zin die gegeven moet worden aan de cijfers rond de asielaanvragen.
Eerst en vooral zou de asielaanvraag natuurlijk moeten worden gezien als een afspiegeling van de onstabiele wereld, zowel dichtbij als verweg. Net als de arbeids-, studenten- en huwelijksmigraties zijn de asielmigraties geglobaliseerd, zelfs indien de Europeanen de eerste rol spelen in de opeenvolgende asielcrises. Zo kunnen de ‘asielpieken’ in verband worden gebracht met de evolutie in de grootste recente conflicten, met name op het grondgebied van het vroegere Joegoslavië. De eerste asielpiek valt samen met de val van de communistische regimes en met het verdwijnen van het ‘ijzeren gordijn’, gevolgd door de successieve onafhankelijkheidverklaringen van Slovenië, Kroatië, Macedonië en Bosnië, die leidden tot het uitbreken van bloedige gewapende conflicten – met name in Bosnië – gedurende het eerste deel van de jaren 1990. Tegelijkertijd blijft ook het aantal asielaanvragers vanuit het Zaïre van Mobutu nogal groot. De tweede piek valt dan weer samen met de meest intense conflictperiode in Kosovo, met de herneming van de gevechten in de D.R.Congo en met het begin van de tweede oorlog in Tsjetsjenië vanaf 1999.
Terwijl de ‘grote asielcrises in België’ dus kunnen worden geanalyseerd als een afspiegeling van de onstabiliteit in de wereld, ziet een meer verfijnde tweede analyse in
30
die punctuele crises voornamelijk een opeenvolging van ongegronde aanvragen die de lacunes in de procedure gebruiken, en van dieptepunten in die aanvragen die volgen op een ingreep vanwege de Belgische overheidsinstanties die de asielprocedure hervormen en erin slagen om de ongegronde aanvragen te ontmoedigen.
Ook daar komt de timing van de hervormingen goed overeen met de periodes waarin de aanvragen snel afnamen. De in 1994 waargenomen vermindering kan dus worden gezien als het resultaat van een aantal veranderingen: ten eerste de reorganisatie van het onderzoek van de aanvragen, die beoogde de procedure te versnellen (met name de wet van 6 mei 1993), ten tweede de aanwerving van meer personeel bij de verschillende instanties, en ten derde de verhoogde efficiëntie van de verwijderingen7. Ook de afname van het aantal aanvragen vanaf 2001 kan worden geïnterpreteerd als het gevolg van de wijzigingen in de toekenningsvoorwaarden van de maatschappelijke hulp (toekenning van sociale hulp in de open centra, uitsluitend tijdens het onderzoek naar de ontvankelijkheid, en nieuwe methodes voor de dossierbehandeling, namelijk de introductie van het zogenaamde LIFO-principe, d.w.z. Last In, First Out). En tenslotte mogen we ook de gecoördineerde Europese initiatieven niet vergeten die de naburige staten ertoe willen brengen om de stroom migranten zonder visum, die naar Europa willen trekken, op hun grondgebied tegen te houden.
Zoals vaak wanneer men een globale visie wil krijgen, kunnen de realiteit en de evolutie van het aantal aanvragen worden verklaard door velerlei complexe factoren. De evoluties zijn tegelijk het gevolg van de internationale context en van een misbruik van de asielprocedure. De asielprocedure wordt soms misbruikt om een verblijfstitel te krijgen, zelfs door mensen die eigenlijk niet voldoen aan de gestelde criteria.
De antwoorden
Tussen
het
indienen
van
de
aanvraag
en
de
definitieve
beslissing
over
het
vluchtelingenstatuut, loopt een ingewikkelde onderzoeksprocedure in verschillende fasen, desgevallend met de mogelijkheid tot beroep in diverse stadia. Het is te ingewikkeld om het verloop van de procedure hier op niet-technische manier voor te stellen. Om zo begrijpelijk mogelijk te blijven kunnen we ons echter focussen op de genomen eindbeslissing, die leidt tot de erkenning of de weigering van het statuut van vluchteling.
7
Als voorbeeld verwijzen we naar het 7de activiteitenverslag van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding waarin voor het jaar 1994 alle genomen maatregelen in detail beschreven staan. 31
We dienen eerst de nadruk te leggen op de aanzienlijke toename van het aantal beslissingen, die geleid heeft tot een belangrijke vermindering van de achterstand in de hangende dossiers.
Het aantal weigeringen ligt veel hoger dan het aantal erkenningen (Afb. 2).
Tussen 1996 en 2003 is het aantal erkenningen globaal gezien stabiel gebleven (tussen 1000 en 2000) ondanks de toename van het aantal aanvragen tussen 1998 en 2000. Gedurende dezelfde periode en ingevolge de zeer duidelijke stijging van het aantal aanvragen, was het vooral het aantal negatieve beslissingen dat steeg, voordat het geleidelijk aan verminderde tot 2004.
Hoe dient de evolutie te worden geanalyseerd?
De berekening van een erkenningspercentage kan niet op bevredigende manier gebeuren op basis van de beslissingen per jaar alleen, gezien de verschillende duur van de procedures die vaak de periode van één jaar overschrijden. Elk jaar hebben de genomen beslissingen betrekking op aanvragen die jaren voordien werden ingediend en de berekening van een simpel percentage dat het aantal positieve beslissingen in verhouding brengt tot het totale aantal beslissingen (of tot het aantal aanvragen van dat jaar) houdt het risico in dat er in de meting een systematische fout wordt ingebracht.
Het is namelijk zo, dat wanneer het aantal aanvragen stijgt, het percentage de neiging zal hebben om mechanisch te verminderen, omdat de nieuwe aanvragen die talrijker zijn nog niet kunnen leiden tot positieve beslissingen, maar makkelijk kunnen resulteren in negatieve beslissingen in het stadium van de ontvankelijkheid. Indien daarentegen het aantal beslissingen vermindert, zal het intuïtief opgebouwde percentage mechanisch gaan toenemen omwille van het feit dat er nog veel aanvragen blijven die de jaren voordien werden ingediend, die positief kunnen aflopen… Het mechanisme is complex, maar wetenschappelijk vastgesteld. En ook wanneer men het wiskundige mechanisme niet
begrijpt,
toont
een
simpele
vergelijking
van
het
gewoonlijk
berekend
erkenningspercentage (aandeel van de positieve beslissingen op het aantal beslissingen per jaar) duidelijk aan dat er een verband is tussen het aantal aanvragen en het percentage, wat zou kunnen wijzen op een systematische fout (Afb. 2).
De enige aanvaardbare oplossing ligt in feite in het volgen van de asielzoekers die hetzelfde jaar een aanvraag hebben ingediend en dan aan te geven hoeveel er na één, twee, drie jaar werden erkend, tot er geen enkele asielaanvrager meer overblijft. Dan
32
kan men de percentages vergelijken die werden opgesteld per jaar van ingediende aanvragen. Het resultaat leidt tot een berekening van het percentage volgens het jaar van de indiening en volgens de duur van de procedure.
Een van de problemen van die percentages is dat er in theorie eigenlijk zou moeten gewacht worden tot alle aanvragen die op één jaar werden ingediend afgesloten zijn, om het percentage te kunnen berekenen. Naar de trend kan echter wel gegist worden.
Die percentages tonen twee zaken aan. Het eindpercentage van de erkenningen werd in de eerste plaats zeker door meer dan 2 gedeeld voor de aanvragers van de periode 1998-2000, periode waarin de aanvragen het talrijkst waren (minder dan wat het ‘intuïtieve’ percentage lijkt aan te tonen). Indien echter het erkenningspercentage sinds 2001 aan het stijgen is, dan overschrijdt het huidige erkenningspercentage zeker niet het niveau dat we voor 1998 kenden. Op dit ogenblik situeert het niveau zich bijna precies op
dat
van
het
jaar
1997,
wat
toch
niet
wijst
op
buitengewoon
hoge
erkenningspercentages. Indien de toekomstige evolutie de actuele curve volgt, zouden we rond de 15% moeten zitten, of wat in 1997 werd waargenomen, en veel minder dan de percentages op basis van een benaderende berekening, die vaak naar voor worden geschoven.
Afbeelding 2. Vergelijkende evoluties van het intuïtieve erkenningspercentage (positieve beslissingen / totaal aantal beslissingen van het jaar) en van het aantal aanvragen 45000
25%
40000
20%
35000
30000 15% 25000 eerste asielaanvragen 20000 10% aandeel erkenningen tav het aantal definitieve beslissingen
15000
10000
5%
5000
0
0% 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
33
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken (Wachtregister)
Afbeelding 4. Erkenningspercentages (in %) volgens het jaar dat de aanvraag werd ingediend en de duur van de procedure (in het jaar) 14,0
12,0
10,0 1997 1998
8,0
1999 2000 2001 2002
6,0
2003 2004
4,0
2,0
0,0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken (Wachtregister)
Om het detail van die evoluties naar behoren te begrijpen, zou er waarde moeten worden gehecht aan de beslissingen die genomen worden bij elke fase van de procedure. Dat valt zeker buiten het kader van dit werk.
Zonder een beroep te doen om op deze complexe methode, blijkt duidelijk dat de toename van het aantal aanvragen omstreeks 2000 geleid heeft tot een duidelijke toename van de negatieve beslissingen, zonder toename van het aantal positieve beslissingen, en dus zeker tot een vermindering van het percentage erkenningen, zelfs als de schatting van dat percentage problematisch is (Afb. 5).
Wat betreft de reden voor deze vermindering van het percentage erkenningen bestaan er twee tegengestelde analyses. Volgens de enen wordt het verklaard door een stijging van het aantal ongegronde aanvragen, te wijten aan de gunstige onthaalvoorwaarden in België, waar mensen misbruik van maken. Volgens anderen gaat het om een grotere strengheid in de toepassing van de erkenningscriteria of door een veralgemeende ontmoediging van de aanvragen (al dan niet gegrond).
34
Desnoods moet daar nog aan worden toegevoegd dat de Kosovaren, die het basiselement uitmaakten van die golf asielaanvragen, vaak een statuut van tijdelijke bescherming kregen, wat hen de facto uitsloot van de positieve beslissingen (ze hebben een asielaanvraag ingediend, maar het onderzoek van hun aanvraag is niet beëindigd).
In het algemene schema is de toename van het aantal ongegronde aanvragen moeilijk te meten gezien er geen precieze statistieken voorhanden zijn over de redenen van de negatieve beslissingen. Enkele elementen kunnen ons echter wel aanwijzingen geven.
Enerzijds is het waar dat de toename van het aantal ingediende asielaanvragen daadwerkelijk betrekking heeft op een aantal nationaliteiten, waarvoor de toestand in het herkomstland niet radicaal geëvolueerd is op het einde van de jaren 2000. Onder de belangrijkste herkomstlanden waarvoor de toename van de aanvragen ‘gelezen kan worden’ als een poging om de asielprocedure te misbruiken, zouden we met de nodige omzichtigheid kunnen spreken over de snelle toename van de aanvragen vanwege Slovaken, Roemenen, Bulgaren en Kazakken…
Het is daarentegen zeker dat de stijging van het aantal aanvragen op het einde van de jaren 1990 grotendeels te wijten is aan het ontstaan of de heropleving van grote politieke crises. Het is zo, dat de toenemende aanvragen in de periode 1998-2000 in de eerste plaats te maken hebben met Kosovo (de aanvragen van de mensen met de ‘Joegoslavische’ nationaliteit worden met 10 vermenigvuldigd tussen 1997 en 1998, en met 2 tussen 1998 en 1999) en ze komen overeen met een periode waarin gesproken wordt over een genocide door de overheid in Belgrado. Tegelijkertijd komt er een heel sterke uitbreiding van de aanvragen vanwege de Russen (d.w.z. bijna uitsluitend van Tsjetsjenen), (ze worden verzesvoudigd tussen 1998 en 1999 en verdubbeld tussen 1999 en 2000), op het ogenblik dat de tweede Tsjetsjeense oorlog begint. In diezelfde periode wordt ook het aantal asielaanvragen van Congolezen (D.R.C.) en van Ruandezen duidelijk bevestigd en eens te meer komt dat overeen met een belangrijk politiek keerpunt, gezien de regering in Kinshasa de controle verliest in het oosten van het land aan de rebellen die gesteund werden door de regering van in Kigali, die niet tevreden was over de manier waarop de Hutu-milities door Congo werden onthaald.
Vanzelfsprekend is de evolutie van het aantal aanvragen niet het gevolg van één enkele factor (de ontwikkeling van grote politieke crises in bepaalde delen van de wereld of de bovenmatige toename van de ongegronde aanvragen). De stabiliteit van het aantal
35
erkenningen is niet enkel het resultaat van de stabiliteit van het aantal gegronde aanvragen, gezien de internationale toestand voor een instroom zorgt die ongetwijfeld beschouwd dient te worden als een vlucht voor grote crisissen. De stabiliteit van de erkenningen heeft dus ofwel te maken met een evolutie naar meer gestrengheid in de onderzoeksprocedure of met de ontmoediging van een zeker aantal asielaanvragers (die al dan niet gegronde redenen hebben om asiel aan te vragen). Indien sommige asielzoekers misbruik maken van de algemene crisis van het asielsysteem, komen ze samen met mensen die vluchten voor een crisis die allesbehalve economisch is.
36
DEMOGRAFIE 1. Migratiestromen Fiche 1.g.
Welke zijn de herkomstlanden van de asielaanvragers? En van de erkende vluchtelingen?
Herkomst van de asielaanvragers
Gedurende de jaren 1990 en tot in de jaren 2000 kwamen de meeste asielaanvragers uit Europa (voornamelijk uit Centraal- en Oost-Europa en meer in het bijzonder uit exJoegoslavië). De recente jaren worden getypeerd door een steeds opmerkelijker internationalisering van de herkomst van de asielzoekers, een geringere aanwezigheid van Europeanen, maar ook door het behoud van een hoog percentage asielaanvragen vanuit Afrika. Indien het aantal aanvragen vanwege Europeanen en Aziaten uiteindelijk gedaald is omdat de conflicten in de Balkan en in Afghanistan minder intens geworden zijn, mogen we niet uitsluiten dat de wijziging van de procedures bijgedragen heeft tot het ontmoedigen van een zeker aantal ongegronde aanvragen, vooral voor wat betreft de onderdanen uit de Oost-Europese landen. Het aantal aanvragen vanwege Afrikanen is daarentegen stabiel gebleven. De Afrikanen vertegenwoordigen dan ook 39% van de aanvragen in 2005 tegen 28% voor de Europeanen en de Aziaten.
Het is interessant om de aandacht te vestigen op het detail van de nationaliteiten die asiel aanvragen, want dat druist in tegen het gewoonlijk gehoorde discours dat in de asielzoeker in de eerste plaats een economische migrant ziet. Zelfs indien de asielzoekers niet noodzakelijk tegemoetkomen aan de criteria van de Conventie van Genève, moet er toch worden vastgesteld dat ze in de eerste plaats afkomstig zijn uit landen die toestanden van langdurig geweld of onstabiliteit kennen of gekend hebben. Zo stemmen de vier meest vertegenwoordigde nationaliteiten overeen met vier zones die gekenmerkt worden door grote conflicten: Congo, Rusland (personen die getroffen werden door de oorlog in Tsjetsjenië vallen onder meer in deze categorie), Irak en Servië. Indien we teruggaan in de lijst van de belangrijkste herkomstlanden van de asielzoekers wordt het globale schema bevestigd, zelfs indien de crisistoestand onduidelijker kan zijn in een aantal Afrikaanse landen. Zo dient er ook genoteerd dat 3 lidstaten of toekomstige
37
lidstaten van de Europese Unie (Slowakije, Bulgarije en Roemenië) nog steeds opvallen door
de
talrijke
asielaanvragen,
vooral
ingediend
door
leden
van
specifieke
minderheidsgroepen zoals de Roma. Zelfs al is er geen conflictsituatie, toch maakt de discriminatie van bepaalde gemeenschappen van die migraties een instroom die niet enkel economische redenen heeft.
Op basis van die eenvoudige gegevens per nationaliteit kan er zeker niet beweerd worden dat de asielaanvragen altijd gerechtvaardigd zijn. Er dient echter wel vastgesteld dat de asielzoekers niet massaal aankomen uit alle landen zonder onderscheid. De aanvragen komen vaak vanuit onstabiele of zeer onstabiele landen of breder gezien uit landen
waar
de
levensomstandigheden
van
sommige
groepen
of
minderheden
zorgwekkend zijn. Zelfs als de asielaanvragers niet altijd kaderen in de voorwaarden voor internationale bescherming, blijft het verkeerd om ze enkel als economische migranten te zien.
Afbeelding 5. Herkomst van de nieuwe asielaanvragers per nationaliteit en per continent
Oceanië 0,0%
Armenië 4,7%
Staatlozen en onbepaalde nationaliteit 1,7% Rest van Europa 4,9%
China Nepal 2,3% 4,0%
Russische federatie 8,0%
Servië en Montenegro 5,7%
Irak 6,6%
Turkije 2,9% Slovakije 2,9% Rest van Azië 12,2%
Bulgarije 2,7% Roemenië 2,6%
Amerika 0,5% Ivoorkust 2,0%
Rest van Afrika 11,6% Togo 3,0% Kameroen 3,8%
Guinee 4,7%
Congo (R.D.C.) 9,1%
Rwanda 4,0%
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken (Wachtregister)
38
Herkomst van de erkende vluchtelingen
Recent (2004-2006) was het aantal aanvragen aan de lage kant, terwijl het aantal erkenningen aanzienlijk toegenomen is en het aantal negatieve beslissingen stabiel is gebleven.
Ook hier weer zijn de verklaringen ingewikkeld. Volgens sommigen zouden de ongegronde aanvragen minder talrijk zijn omdat de mensen ontmoedigd worden door de grotere efficiëntie van het onderzoekssysteem van de aanvragen en door de hervorming van de sociale hulp. Volgens anderen is het aantal aanvragen gedaald omdat de internationale toestand zich gewijzigd heeft (minder intense conflicten, stabielere toestand of pacificatie in Kosovo, in bepaalde regio’s van Congo…). Bovendien betreffen de positieve beslissingen gedeeltelijk aanvragen die in de jaren 1998-1999-2000 werden ingediend, maar die toen niet op een afdoende manier konden afgehandeld worden gezien de werkoverlast van de asielinstanties. De snelle toename van het aantal aanvragen moet ook in verband worden gebracht met de belangrijke plaats die ingenomen wordt door de Tsjetsjeense asielzoekers die vandaag de dag zeer vaak erkend worden. Een van de meest opmerkelijke evoluties van de voorbije jaren is ongetwijfeld de primordiale plaats die wordt ingenomen door de vluchtelingen uit Rusland.
De
Russen
vertegenwoordigen
nu
immers
verreweg
de
belangrijkste
nationaliteit onder de erkende vluchtelingen (45% in 2005). Het aantal erkende Ruandezen, Congolezen, Serviërs, Iraniërs en Burundezen blijft hoog, maar de vele aanvragen
en
erkenningen
van
Tsjetsjenen
overschaduwen
duidelijk
de
andere
herkomstregio’s van de vluchtelingen.
39
Afbeelding 6. Negatieve en definitieve positieve beslissingen 8 30000
25000
20000
Positieve beslissingen
15000
Negatieve beslissingen
10000
5000
0 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken (Wachtregister)
8
De positieve beslissingen stemmen overeen met de beslissingen tot erkenning van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen (CGVS) en van de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen (VBV). De negatieve beslissingen komen overeen 1/ met de negatieve beslissingen van ontvankelijkheid van de Dienst Vreemdelingenzaken als de aanvrager geen beroep heeft aangetekend; 2/ met de negatieve beslissingen betreffende het dringend beroep van het CGVS; 3/ met de negatieve beslissingen van het onderzoek ten gronde van het CGVS, als de aanvrager niet in beroep gaat; 4/ met de negatieve beslissingen van de VBV. 40
Afbeelding 9. Belangrijkste nationaliteiten van de in 2005 erkende vluchtelingen Witrusland 1% Ex-USSR 1% Guinee 1%
andere 12%
Togo 2% Irak 2% China 2% Burundi 3%
Russische Federatie 45%
Iran 3% Joegoslavië 4%
Congo (R.D.C.) 6%
IOnbekend 6% Rwanda 12%
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken (Wachtregister)
41
DEMOGRAFIE 1. Migratiestromen Fiche 1.h.
Hoeveel mensen kregen een uitwijzingsbevel? En hoeveel van hen verlaten effectief het grondgebied?
De voorbije jaren (2004-2006) is het aantal aanvragen aan de lage kant, terwijl het aantal erkenningen aanzienlijk is toegenomen en het aantal negatieve beslissingen stabiel gebleven is. Afbeelding 1. Negatieve en definitieve positieve beslissingen 9 30000
25000
20000
Positieve beslissingen Negatieve beslissingen
15000
10000
5000
0 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken (Wachtregister)
9
De positieve beslissingen stemmen overeen met de beslissingen tot erkenning van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen (CGVS) en van de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen (VBV). De negatieve beslissingen komen overeen 1/ met de negatieve beslissingen van ontvankelijkheid van de Dienst Vreemdelingenzaken als de aanvrager geen beroep heeft aangetekend; 2/ met de negatieve beslissingen betreffende het dringend beroep van het CGVS; 3/ met de negatieve beslissingen van het onderzoek ten gronde van het CGVS, als de aanvrager niet in beroep gaat; 4/ met de negatieve beslissingen van de VBV. 42
Wat er van de uitgeprocedeerden gewordt, blijft natuurlijk een groot vraagteken In theorie zouden de meeste mensen het Bevel om het Grondgebied te Verlaten moeten opvolgen, dat hen bezorgd wordt eens de mogelijkheden tot beroep uitgeput zijn. In de praktijk kan het daadwerkelijke vertrek echter moeilijk gecontroleerd worden, buiten de gevallen van gedwongen verwijderingen of van vrijwillig vertrek dat omkaderd wordt door bv. de Internationale Organisatie voor Migraties. Bovendien - al krijgt dit aspect maar weinig media-aandacht – krijgt een deel van de uitgeprocedeerde asielaanvragers ook een verblijfstitel, omdat hun terugkeer onmogelijk is of nadat ze een nieuwe asielaanvraag hebben ingediend op basis van nieuwe elementen. Bovendien slaagt een ander gedeelte van de asielaanvragers er op termijn in, een vorm van regularisatie te verkrijgen op een andere basis dan het asiel, ofwel omwille van de onredelijke duur van de asielprocedure, ofwel omdat ze de voorwaarden vervullen om een ander soort verblijfstitel te verkrijgen (gezin, werk, ernstige ziekte…).
De informatie over die uitgeprocedeerde asielzoekers is zeer schaars en ze dekt maar een klein gedeelte van de bevolking in kwestie. We weten heel weinig over het lot van deze personen omdat er geen globale monitoring gebeurt. Sommige aspecten zoals de gedwongen verwijderingen zijn beter gekend, gezien ze per definitie sterk omkaderd worden door de administratie. Zo beschikken we over gegevens waaruit blijkt dat de gedwongen verwijderingen van vroegere asielzoekers sinds 2002 aanzienlijk verminderen, omdat ze met vertraging de evolutie volgen van het aantal aanvragen en het aantal negatieve beslissingen10. Die gegevens over de gedwongen verwijdering betreffen echter maar 1000 à 2000 personen per jaar, waardoor het lot van de uitgeprocedeerden globaal gezien zeker niet gevat kan worden omdat er per jaar zowat 15.000 à 20.000 mensen in dat geval zijn (Afb. 2).
10
De vertraging is in één geval het gevolg van de duur van het onderzoek van de aanvragen en in het andere van de termijn tussen de afgifte van het bevel om het grondgebied te verlaten en de verwijdering zelf. 43
Afbeelding 2. Evolutie van het aantal gedwongen verwijderingen (repatriëringen voor de vroegere asielzoekers die in het land zijn en uitzettingen aan de grens)
1800
1600
1400
1200
1000 Gedwongen verwijderingen uitwijzingen 800
600
400
200
0 2001
2002
2003
2004
2005
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken
44
DEMOGRAFIE
2. Aanwezigheid van vreemdelingen Fiche 2.a.
Hoe evolueert het aantal vreemdelingen in België?
Het aantal vreemdelingen en die evolutie ervan vormen zeker een van thema’s die het minst correct worden aangevoeld door de goegemeente, terwijl het eigenlijk de eenvoudigste indicator is. Terwijl het idee heerst dat de aanwezigheid van vreemdelingen sterk toeneemt, stellen wij vast dat die eigenlijk stagneert. En terwijl de niet-Europese bevolking door de goegemeente steeds naar voren wordt geschoven binnen de globale buitenlandse bevolking, stellen wij vast dat hun aandeel in België eerder aan de lage kant is. Het belangrijkste kenmerk van de vreemde bevolking in België is namelijk dat die voornamelijk Europees is. Ondanks alles wordt het ingebeelde aantal niet-Europese vreemdelingen en de evolutie hiervan nog steeds gretig gebruikt in allerhande uiteenzettingen.
Een vreemde bevolking die stagneert
Sinds 1890 beschikt België over reglementaire statistieken over de samenstelling van de bevolking per nationaliteit. De statistieken van de Algemene Directie Statistiek en Economisch Informatie van de FOD Economie11 , die aanvankelijk gerealiseerd werden op basis van tienjaarlijkse volkstellingen, resulteren nu uit het feit dat het Rijksregister voor statistische doeleinden wordt gebruikt en geven elk jaar een schatting van de omvang van de buitenlandse bevolking in ons land.
Op basis van die gegevens kan de evolutie van het aantal vreemdelingen in België getraceerd worden, waarbij we min of meer drie fasen kunnen onderscheiden (Afb. 1). Gedurende de gehele eerste helft van de 20ste eeuw steeg het aantal vreemdelingen voortdurend en aanzienlijk – als we de onderbreking van de eerste wereldoorlog uitsluiten. Zo kwamen we van 171.000 vreemdelingen in 1890 tot 368.000 in 1948, dus meer dan het dubbel. Ondanks deze aanvankelijk sterke toename zou het in de jaren ’50 en vooral tussen 1960 en 1970 nog sneller gaan, eerst omwille van de sterke stijging van 11
De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD is de nieuwe benaming van wat vroeger het Nationaal Instituut voor de Statistiek werd genoemd. 45
de arbeidsimmigratie uit het zuiden van Europa en vervolgens, gedurende de jaren 1960 en 1970, uit Marokko en Turkije. Ondanks de officiële arbeidsimmigratiestop in 1974 bleef het aantal vreemdelingen stijgen tot in 1980, voornamelijk als resultaat van de gezinsherenigingen. Vanaf 1981 wordt de evolutie van het aantal vreemdelingen onzekerder. Terwijl de toename van de vreemde bevolking tijdens de eerste twee fasen duidelijk was, zou hun aantal vanaf 1981 beginnen stagneren en zelfs lichtjes dalen, waarbij korte periodes van groei werden afgewisseld met bruuske periodes van daling (Afb. 2). Op 1 januari 1981 telden wij 904.000 vreemdelingen en er waren er nog 870.000 op 1 januari 2005. In detail: de buitenlandse bevolking stagneert tussen 1981 en 1984, daalt sterk tijdens het jaar 1985, stijgt terug tussen 1986 en 1991, daalt lichtjes vanaf 1992, daalt sterker vanaf 2000 om dan vanaf het jaar 2003 opnieuw toe te nemen.
Afbeelding 1. Evolutie van het aantal vreemdelingen en hun aandeel in België, 18902005 1.000.000
900.000
800.000
700.000
600.000
500.000
400.000
300.000
200.000
100.000
Bron: Volkstellingen en bevolkingsregisters / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
46
2005
2000
1995
1990
1985
1980
1975
1970
1965
1960
1955
1950
1945
1940
1935
1930
1925
1920
1915
1910
1905
1900
1895
1890
0
Afbeelding 2. Evolutie van het aantal vreemdelingen in België, 1970-2005 950.000
900.000
850.000
800.000
750.000
700.000
650.000
600.000
550.000
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
500.000
Bron: Volkstellingen en bevolkingsregisters / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
47
DEMOGRAFIE 2. Aanwezigheid van vreemdelingen Fiche 2.b.
Wat is het aandeel van de legale en van de clandestiene migranten die in België verblijven ?
Met de huidige stand van zaken is het onmogelijk om het aantal legale en clandestiene migranten te bepalen, wat natuurlijk wat uitleg vergt.
Eerst en vooral moeten we natuurlijk teruggrijpen naar de beschikbare gegevens over de buitenlandse bevolking. Op het gevaar af dat er een aantal populistische uitspraken mee worden gevoed, dient te worden aangenomen dat de statistieken waarover wij gewoonlijk beschikken in Europa over immigratie of over vreemdelingen al te vaak onbevredigend zijn, weinig betrouwbaar en niet vergelijkbaar van de ene lidstaat tot de andere, en niet afdoende bepaald om zomaar eender welke cijfers te accepteren.
Een goed afgebakende ‘legale bevolking’…
De statistieken die over de immigratie en de buitenlandse aanwezigheid werden gepubliceerd komen voornamelijk uit uittreksels van het Rijksregister.
Deze gegevens worden over het algemeen als betrouwbaar beschouwd, zelfs indien we noteren dat vertrekkende vreemdelingen niet altijd worden geregistreerd, wat kan leiden tot een lichte overschatting van de bevolking en voornamelijk van de buitenlandse bevolking. Vooral het wettelijke verslaan van de bevolking stelt een aantal problemen. Het is namelijk zo dat enkel de personen die wettelijk ingeschreven zijn in hun gemeente in de cijfers opgenomen worden.
Een aantal categorieën is echter uitgesloten: o
personen die zich niet kunnen inschrijven in de gemeente waar ze verblijven, zoals vreemdelingen in een onwettige situatie die geen verblijfsrecht hebben
o
personen die wel over verblijfsrecht beschikken, maar zich niet wensen in te schrijven, zoals sommige Europeanen bijvoorbeeld.
48
o
de asielaanvragers, sinds 1
februari 1995. Sinds het invoeren
van het
wachtregister worden de asielaanvragers niet langer opgenomen in de wettelijke bevolking van de gemeentes, zolang zij niet het statuut van vluchteling hebben gekregen of een andere vorm van verblijfsregularisatie. o
personen die voor korte periodes in België verblijven (minder dan drie maanden).
o
personen die niet verplicht zijn om zich in de gemeentes in te schrijven, zoals de diplomaten12.
De eerste drie beperkingen zijn natuurlijk de ernstigste: de vreemdelingen die hier onwettig verblijven en geen verblijfsrecht hebben, de illegaal verblijvende vreemdelingen die hun situatie gemakkelijk zouden kunnen in regel brengen, zoals de EU-onderdanen en de asielaanvragers. Kunnen die genegeerd worden? En kan hun impact worden ingeschat?
Een ‘feitelijke bevolking’ die quasi onmogelijk geregistreerd kan worden
De slechte registratie van de Europeanen is heel zeker de minst belangrijke factor. We weten natuurlijk wel dat een aantal mensen – EU-onderdanen – in en rond Brussel niet het nodige doen om zich snel in de gemeentes in te schrijven. Maar we weten ook dat diegenen die zich hier duurzaam komen vestigen, zich op termijn ook wel inschrijven. Enerzijds
is
die
inschrijving
moeilijk
te
omzeilen
omwille
van
de
bestaande
controleprocedures. En anderzijds biedt de inschrijving niet onaanzienlijke voordelen in het dagdagelijkse leven (bewijs van adres, gezinssamenstelling, de mogelijkheid om van voordelen te genieten die voorbehouden zijn aan bewoners, zoals parkeerkaarten, voorrang of een reductie bij de toegang tot bepaalde diensten…). Gezien we over geen enkel ernstig element beschikken waarmee de omvang van de te lage registratie of de vertraging in de registratie kan worden ingeschat, nemen wij aan dat de impact op middellange termijn niet noemenswaard is.
Het feit dat de asielaanvragers uit de statistieken worden gehouden heeft natuurlijk een veel grotere impact, zelfs indien men in detail kan aantonen dat dit niet heeft geleid tot een
radicale
wijziging
van
het
totale
aantal
vreemdelingen.
Het
feit
dat
de
asielaanvragers niet worden meegeteld leidde tot een verkeerde inschatting van bepaalde nationaliteiten en in de statistieken over groepen waarbij men het meeste asielaanvragers vindt (ex-Joegoslaven, Russen, Congolezen…) zijn dan ook systematisch fouten geslopen. Het voorbeeld van de Congolezen (Afb. 1) is bijzonder frappant. De
12
Er dient genoteerd dat de leden van internationale en Europese instellingen gewoonlijk ingeschreven zijn in het Rijksregister via de FOD Buitenlandse Zaken. 49
evolutie wordt verstoord door de wijziging in de definitie. Ook de statistieken over de instroom zijn zeker sterk beïnvloed, gezien de asielaanvragers vandaag de dag een groot aandeel van de nieuwe immigranten vormen. In de massa van vreemdelingen die in België aanwezig zijn is de impact van de uitsluiting van asielaanvragers beperkter als het gaat om het totale aantal vreemdelingen, en ook als het gaat om de grootste groepen vreemdelingen (Marokkanen of Turken).
Afbeelding 1. Evolutie van het aantal Congolezen (D.R.C.) in België, 1960-2005 18000
16000
14000
12000
10000
8000
6000
4000
2000
0 1960
1965
1970
1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
Bron: Volkstellingen en bevolkingsregisters / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Het feit dat vreemdelingen in onwettig verblijf uit de statistieken worden geweerd heeft natuurlijk een impact. Het is echter niet mogelijk om deze impact te meten. Per definitie bestaan er geen statistieken over illegale of onwettig verblijvende vreemdelingen. We beschikken ten hoogste over aanwijzingen over de evolutie en de belangrijkste kenmerken van die bevolking. Op basis van enquêtes op het terrein kunnen we proberen om de samenstelling van die bevolking af te bakenen, maar daarmee kennen we nog de omvang van die bevolking niet. Op basis van indicatoren die te maken hebben met de repressie van het onregelmatig verblijf – onder meer op basis van de cijfers van het onderscheppen door de politie van vreemdelingen in onwettig verblijf – kan er ook kwalitatieve informatie verkregen worden en kunnen we ons een beeld vormen van de trends. Sommige bevolkingstypes lopen echter meer risico om aangehouden te worden, 50
terwijl andere makkelijker door de mazen van het net glippen. Bovendien moet de multiplicator waarmee uit het aantal aangehouden onwettig verblijvende personen die gepakt worden de feitelijk in het land verblijvende bevolking kan worden afgeleid, nog bepaald worden. En die fluctueert zeer zeker, gezien ook de politionele activiteiten fluctueren.
Een andere informatiebron krijgen we door het volgen van de onwettig verblijvende vreemdelingen die de regularisatie van hun verblijf aanvragen of verkrijgen. Maar ook indien die informatie interessant en waardevol is, lijkt het ons overmoedig om te denken dat de mensen die de regularisatie aanvragen heel getrouw de onwettig verblijvende personen vertegenwoordigen en in het bijzonder de massa mensen die de regularisatie niet aanvragen. We beschikken wel over interessant werk over de groepen die niet noodzakelijk
en
te
allen
prijze
een
regularisatie
wensen
ondanks
hun
sterke
aanwezigheid in België, zoals de Polen bijvoorbeeld.
Tenslotte moeten we dus genoegen nemen met het werken rond de legale bevolking in de veronderstelling dat de onwettigen op langere of kortere termijn legaal zullen worden. Misschien lijkt het niet zo belangrijk om rond de ‘legale’ bevolking te werken, maar het is zeker interessant. Als de vreemde bevolking die legaal verblijft stabiel is, betekent dit dan een op z’n minst miniem succes van het controlebeleid op de illegale instroom?
Er dient bovendien genoteerd dat het verband tussen de legale en de illegale bevolking niet zo evident is als men zou kunnen denken. De regularisatiecampagne die einde 1999 werd gelanceerd heeft namelijk niet geleid tot een opvallende toename van de vreemde bevolking. Integendeel, in 2000, 2001 en 2002 noteerden we een opmerkelijke vermindering van de buitenlandse bevolking.
Om een beeld te schetsen van de illegale bevolking en haar samenstelling, kunnen we teruggrijpen naar de statistieken over de intercepties van vreemdelingen in onwettig verblijf, waarmee een belangrijk gedeelte van de immigratie kan worden gepreciseerd. De nationaliteit van de personen in onwettig verblijf die door de politie worden opgepakt geeft wellicht een verre van perfect beeld van de samenstelling van de onwettig verblijvende bevolking. Bij gebrek aan beter is het echter de beste indicator waarmee we voor ons land op globale wijze de samenstelling van die bevolking kunnen bevatten.
De niet-Europeanen zijn duidelijk oververtegenwoordigd bij de onwettig verblijvende vreemdelingen. Indien ze slechts ongeveer een derde vertegenwoordigen van de vreemdelingen in onwettig verblijf, vertegenwoordigen de niet-Europeanen twee derden
51
van de onwettig verblijvenden die geïntercepteerd worden. Er dient echter opgemerkt dat de belangrijkste niet-Europese nationaliteiten die we onder de legale bevolking in België vinden (Marokko, Turkije en Congo) zich wel degelijk onder de vaak aangehouden personen bevinden, maar ze vormen de meerderheid niet en ze zijn er vaak niet of weinig
oververtegenwoordigd
in
verhouding
tot
de
legale
bevolking.
Zo
vertegenwoordigen de Marokkanen die 9,3% van de legale buitenlandse bevolking uitmaken 11,7% van de geïntercepteerde personen. De Turken die 4,6% van de vreemdelingen in legaal verblijf uitmaken staan slechts voor 2,1% van de intercepties. De Congolezen die 1,6% van de legale vreemde bevolking uitmaken vertegenwoordigen slechts 1,5% van de aangehouden personen.
Anders gezegd, de belangrijkste niet-Europese landen met een legale immigratie naar België toe zorgen niet voor een aanzienlijke illegale immigratie in verhouding tot hun legale immigratie. Het feit dat de clandestiene migranten niet in overweging worden genomen leidt wellicht tot een te lage inschatting van de omvang van de immigratie uit die landen, maar minder dan dat voor andere landen het geval is. Het is namelijk zo dat we onder de belangrijkste niet-Europese herkomstlanden van aangehouden clandestiene migranten veel nationaliteiten terugvinden die niet of bijna niet voorkomen in de statistieken van de legalen: Algerije, India, Brazilië, Irak, Palestina…).
Er dient ook benadrukt dat we onder de migranten zonder wettig verblijfsstatuut veel EUonderdanen of toekomstige EU-onderdanen vinden (24%), voornamelijk Roemenen, Polen en Bulgaren die 20% vertegenwoordigen van alle intercepties, terwijl die nationaliteiten slechts 3% uitmaken van de vreemdelingen in wettig verblijf. Bij deze groepen is de oververtegenwoordiging van vreemdelingen zonder wettig verblijf aanzienlijk hoger dan bij de Marokkanen, Turken of Congolezen. De beperkingen op de vrijheid op vestiging voor de onderdanen uit de nieuwe lidstaten sinds 2004 heeft de legale immigratie van langere duur uit die landen zeker ingeperkt. Dit wil echter niet zeggen dat de immigratie in het algemeen is ingedamd, maar eerder dat een groot deel van de immigratie vanuit Centraal- en Oost-Europa onwettig geworden is.
Het verband tussen legale en illegale immigratie is dus complex. De voornaamste herkomstlanden van vreemdelingen die hier wettig verblijven zijn niet de belangrijkste herkomstlanden van vreemdelingen in onwettig verblijf. De statistieken rond wettelijk in het land gevestigde vreemdelingen zijn geen goede afspiegeling van alle vreemdelingen. De ‘vervalsing’ die optreedt doordat in de officiële statistieken van legale migranten geen rekening wordt gehouden met mensen in onwettig verblijf, stelt niet zozeer een probleem voor de grootste immigratiestromen uit Marokko, Turkije of Congo. Het is vooral het zicht
52
op de kleine of recente immigratiestromen vanuit Centraal en Oost-Europa (bv.: Roemenië, Polen, Bulgarije, Servië, Rusland, Albanië…), vanuit Azië (bv.: India, Irak, Palestina, China, Iran…), vanuit Afrika (bv.: Algerije, Nigeria, Tunesië…) of vanuit Amerika (Brazilië, Ecuador…) dat vervalst wordt. De officiële statistieken zijn zeker niet perfect, maar ze bieden een correcte weergave van de grote stromen. Indien de statistieken over clandestiene migranten verfijnd dienen te worden, dan is dat vooral om de verminderde en/of nieuwe migratiestromen te begrijpen.
Afbeelding 2. Vreemdelingen
die hier
onwettig verblijven gerepatrieerd in 2006
volgens hun
nationaliteit
Roemenië Bulgarije Polen Brazilië Rusland Marokko Albanië Slowakije Servië en Montenegro Turkije Tsjechische Republiek Oekraïne Congo (D.R.C.) Litouwen Hongarije Irak China Kosovo Georgië Nigeria Andere Totaal
Aantal 1426 920 861 619 300 276 269 208 152 143 104 83 81 72 60 54 51 50 47 44 809 6629
Percentage 21,5 13,9 13,0 9,3 4,5 4,2 4,1 3,1 2,3 2,2 1,6 1,3 1,2 1,1 0,9 0,8 0,8 0,8 0,7 0,7 12,2 100,0
Bron: Dienst Vreemdelingenzaken
53
DEMOGRAFIE 2. Aanwezigheid van vreemdelingen Fiche 2.c.
Welke zijn de herkomstlanden van de vreemdelingen die in België verblijven?
Hoewel de niet-Europese vreemdelingen vaak meer aandacht krijgen, stellen we vast dat die groep in België in werkelijkheid eerder klein is in verhouding tot de gehele bevolking van vreemde afkomst. Het belangrijkste kenmerk van de vreemde bevolking in België is dat die voornamelijk uit Europeanen bestaat.
Een Europese bevolking die onvermijdelijk vernieuwd en gewijzigd wordt
Het grootste gedeelte van de buitenlandse bevolking in België is Europees en afkomstig uit de vroegere 15 lidstaten van de EU (Afb. 1). 64% van de vreemdelingen komen inderdaad uit die oude EU van 15 landen. De Europeanen uit de nieuwe EU-landen zijn weinig talrijk (2%), net als trouwens de onderdanen uit de landen die op 1 januari 2007 lid werden van de Unie die maar met iets meer dan 8000 zijn, of de andere Europeanen. Deze oververtegenwoordiging van EU-onderdanen onder de vreemdelingen is het belangrijkste kenmerk van de buitenlandse bevolking in België. Enkel Luxemburg en Frankrijk hebben een even buitenlandse bevolking die even ‘Europees’ is. Met z’n 64% EU-onderdanen telt België twee keer méér Europeanen dan het gemiddelde in de 25 lidstaten.
54
Afbeelding 1.Samenstelling van de vreemde bevolking volgens de nationaliteit13, op 1 januari 2005 Latijns-Amerika 1,3% Noord-Amerika 1,5%
Oceanië 0,1% Onbepaald en apatriden 0,4%
Azië 5,4%
Afrika 14,9%
Andere Europese landen (waaronder Turkije) 8,1%
EU-leden sinds 2004 4,2%
EU-leden voor 2004 (EU 15) 64,1%
Bron: Rijksregister / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
13
In tegenstelling tot de gewoonlijk gepubliceerde gegevens worden de vluchtelingen niet gegroepeerd in een aparte fictieve nationaliteit, maar ze werden opgenomen in elke nationaliteit of nationaliteitengroep. 55
Afbeelding 2. De Europeanen in de vreemde bevolking In de landen van de Europese Unie (EU25), 1 januari 2005
Luxemburg Frankrijk België Ierland Cyprus Zweden Slowakije Verenigd Koninkrijk EU 15 EU 25 Tsjechische Republiek Finland Duitsland Nederland Portugal Denemarken Oostenrijk Spanje Hongarije Griekenland Italië 10 nieuwe lidstaten Litouwen Slovenië Polen Estland Letland 0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
70,0%
80,0%
90,0%
Bron: Eurostat / GéDAP en BIVS
Sommige oudere migraties vanuit het mediterrane Europa daalden in intensiteit ingevolge de ontwikkeling van de regio na de tweede wereldoorlog. Helemaal verdwenen zijn ze echter niet. De stroom Italianen naar België toe is verminderd, maar niet gestopt. De migratie is op een eerder hoog niveau stabiel gebleven, en bedraagt toch meer dan 2000 aankomsten per jaar.
Tegelijkertijd heeft de instroom uit de aangrenzende landen weer historische hoogtes bereikt. Tijdens de voorbije 25 jaar vormden de Fransen en de Nederlanders veruit de grootste immigratiestroom naar België, hierbij nog maar recent gevolgd door de Marokkaanse immigratie.
Over het algemeen is de instroom van onderdanen uit alle landen van de vroegere EU 15 gestegen. In vele gevallen duiden die migratiestromen eerder op een toenemende interEuropese mobiliteit dan op een duurzame migratie van Europeanen naar België toe. Immigratie van EU-onderdanen is vaak van korte duur en resulteert niet in duurzame vestiging of het vormen van vele extra gemeenschappen, gezien een vertrek vaak een
56
aankomst compenseert. Maar toch zijn er uitzonderingen. De onderdanen uit de grenslanden, vooral de Fransen en de Nederlanders, onderscheiden zich door de grote aantallen duurzame migraties.
Afbeelding 3. Evolutie van de belangrijkste immigratiestromen, 1975-2004 10.000
9.000
8.000
7.000
6.000 Italië Frankrijk 5.000
Nederland Marokko Turkije
4.000
3.000
2.000
1.000
0 1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
Bron: Rijksregister / FOD Economie - – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Hoewel ze zeker de media haalden zijn de migratiestromen uit de 10 nieuwe lidstaten van de Unie sinds 2004 erg beperkt. Na een pauze van 50 jaar – enkel onderbroken door kleinere golven vluchtelingen – zien we weer de migratiestromen die we meemaakten tussen de twee wereldoorlogen. Het peil van de jaren 1930, toen de Polen de grootste buitenlandse gemeenschap vormden, wordt echter niet bereikt. De nieuwe instroom neemt aanzienlijk toe, vooral omdat het aanvankelijke niveau zeer laag was. En toch blijft de omvang van de instroom aan de lage kant. Sinds 1989 valt Polen op, het enige land dat voor een grote migratie zorgde naar ons land toe. De jaarlijkse immigratiestroom vanuit Polen bereikt vandaag de dag het peil van de Turkse immigratie. De migratie uit de andere EU-lidstaten blijft echter gering; we hebben het over enkele honderdtal immigranten per jaar.
57
De toetreding van Bulgarije en Roemenië zal de toestand niet al te veel veranderen. Na Polen zorgt Roemenië al voor de tweede grootste Oost-Europese instroom. De Bulgaarse migratie is niet zo groot. Er zijn inderdaad slechts weinig regularisaties van de verblijfssituatie aangevraagd door Bulgaren.
Naast de Europese immigranten uit de lidstaten of toekomstige lidstaten van de Europese Unie zijn er ook niet-EU groepen, voornamelijk afkomstig uit ex-Joegoslavië en Rusland. De bevolking uit ex-Joegoslavië is het resultaat van de vluchtelingenstromen die in de jaren 1990 de in verval geraakte Federatie ontvluchtten. De Servische onderdanen (eigenlijk Serven en Kosovaren) zijn op dit ogenblik het talrijkst. Indien deze bevolkingsgroep afneemt, dan is dat vooral omdat de Belgische nationaliteit verworven werd, want nog maar weinig mensen zijn teruggekeerd. De Russische bevolking is de laatste jaren aanzienlijk gestegen, omwille van twee verschillende logica’s. Enerzijds leidde een voornamelijk vrouwelijke arbeidsmigratie – net als voor alle landen uit Centraal- en Oost-Europa – tot de aangroei van de Russische bevolking (bij de Oekraïners doet zich een zelfde verschijnsel voor, zij het in mindere mate). Anderzijds vormden de Russen (in het bijzonder die van Tsjetsjeense herkomst) de voorbije jaren de belangrijkste nationaliteit onder de asielaanvragers in België, waardoor de Russische bevolkingsgroep in België versterkt werd.
Tabel 1. Gedetailleerde samenstelling van de vreemde bevolking volgens de nationaliteit 1 januari 2005
Totale bevolking
10.445.852
van wie Belgen
9.574.990
Vreemdelingen
870.862
van wie Totaal van de EU-onderdanen (EU25)
592.374
van wie EU met 15
571.636 Waarvan Italië
179.015
Frankrijk
117.349
Nederland
104.978
Spanje
43.203
Duitsland
36.330
Portugal
27.374
58
Verenigd Koninkrijk
25.983
Griekenland
16.589
Andere
20.815
Onderdanen uit de 10 nieuwe lidstaten
20.738
Waarvan Polen
14.521
Andere
6.217
Onderdanen uit 2 nieuwe lidstaten op 1 januari 2007 Waarvan
8.316
Bulgarije
2.684
Roemenië
5.632
Totaal van de niet-EU-onderdanen (buiten Bulgarije en Roemenië)
275.804 Waarvan Marokko
81287
Turkije
40.403
Congo (D.R.C.)
13.423
Verenigde Staten
11.476
Algerije
7.495
China
7.358
Servië en Montenegro
4.851
Roemenië
5.632
India
4.758
Rusland
4.306
Andere
94.815
Bron: Rijksregister / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Niet-Europese bevolkingsgroepen die snel afnemen
Terwijl de Europese bevolking aanzienlijk is, blijft de niet-Europese bevolking eerder gering: de niet-Europeanen vertegenwoordigen slechts 28% van de vreemde bevolking. Vooral drie niet-Europese nationaliteiten treden naar voren en tellen meer dan 10.000 personen: de Marokkanen, de Turken en de Congolezen. Hoe emblematisch ze ook mogen zijn voor de immigratie in België, toch zijn ze vandaag de dag niet de grootste nationale groepen die in België aanwezig zijn: de Marokkanen komen op de 4de plaats na de Italianen, de Fransen en de Nederlanders; de Turken komen op de 6de
59
plaats na de Spanjaarden; de Congolezen op de 11de plaats na de Duitsers, de Portugezen, de Britten en de Grieken.
De grootste groepen, de Marokkanen en de Turken, zijn sinds een twintigtal jaar aanzienlijk kleiner geworden: de Marokkaanse bevolking is sinds het historische hoogtepunt in 1992 met 44% afgenomen; de Turkse bevolking met 54%. Deze afname is niet het resultaat van een terugkeer. De Marokkaanse immigraties hebben weer een historisch hoog peil bereikt en ook de Turkse immigratie blijft aanzienlijk. De Marokkanen en Turken vragen echter heel vaak de Belgische nationaliteit aan en het aantal Marokkanen of Turken die Belg zijn geworden overschrijdt het migratiesaldo.
De enige groepen die sterk toenemen zijn het resultaat van een zeer recente en nog beperkte migratie vanuit China en India.
Afbeelding 5. Evolutie van de Marokkaanse bevolking die wettelijk in België verblijft, 1960-2005 160.000
140.000
120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0 1960
1965
1970
1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
Bron: Volkstellingen en Rijksregister / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
60
Afbeelding 6. Evolutie van de Turkse bevolking die wettelijk in België verblijft, 1960-2005 100.000
90.000
80.000
70.000
60.000
50.000
40.000
30.000
20.000
10.000
0 1960
1965
1970
1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
Bron: Volkstellingen en Rijksregister / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
61
DEMOGRAFIE 2. Aanwezigheid van vreemdelingen Fiche 2.d.
Wat is het aandeel van mannen en vrouwen bij de vreemdelingen die in België verblijven ?
Terwijl de herkomstlanden van de vreemdelingen zich vernieuwd hebben, is de samenstelling van de vreemde bevolking ook grondig vervrouwelijkt (Afb. 1). Van in de jaren 1960 tot aan het begin van de jaren 1980 bleef het aandeel van de vrouwen eerder stabiel, en vormde 45 tot 46% van de vreemde bevolking. Met de toename van de gezinshereniging is dit aandeel van de vrouwen gedurende de jaren 1980 en de eerste helft van de jaren 1990 snel gaan stijgen. Maar vooral de voorbije 10 jaar kunnen we spreken van een zeer snelle toename van de vervrouwelijking, daar het aandeel van de vrouwen op 1 januari 2006 al 49% bedroeg of quasi de helft van de vreemde bevolking.
Deze evolutie heeft meerdere oorzaken. Eerst en vooral is België reeds lang een immigratieland, en de hier aanwezige vreemde bevolking veroudert ondanks de aankomst van nieuwe immigranten. Aangezien de levensverwachting van de mannen lager ligt dan die van de vrouwen, wordt er een opmerkelijke feminisatie waargenomen van de oudere vreemde bevolking. Bovendien zorgden de gezinsherenigingen en de huwelijksmigraties vanaf de jaren 1980 ervoor dat er heel wat vrouwen van immigranten aankwamen, samen met hun kinderen, van wie er vaak evenveel meisjes als jongens waren. En tenslotte - en dat is wellicht de voornaamste oorzaak van de spectaculaire versnelling van de voorbije jaren – gingen er zich de laatste tien jaar nieuwe ‘vrouwelijke migraties’ ontwikkelen.
62
Afbeelding 1. Evolutie van het percentage vrouwen in de vreemde bevolking, 1960-2006
50%
49%
48%
47%
46%
45%
44%
43%
42%
41%
2005
2000
1995
1990
1985
1980
1975
1970
1965
1960
40%
Bron: Volkstellingen en Rijksregister / DG SEI
Deze sterk gefeminiseerde nieuwe immigranten komen uit Zuid-Oost-Azië (Thailand en de Filippijnen), uit Latijns-Amerika en uit Centraal- en Oost-Europa (Afb. 2). In het extreme geval van de Thailanders tellen we 83% vrouwen; bij de Filippijnen 73%; bij de Latijns-Amerikanen 61% en bij de 12 nieuwe lidstaten van de Europese Unie 58%. De bevolking uit de oude lidstaten van de Europese Unie daarentegen, die het grootste deel van de vreemdelingen uitmaken, zijn nog eerder samengesteld uit mannen, wat verklaart dat de mannen onder de vreemdelingen nog steeds in de meerderheid zijn. Er zijn immers meer Italiaanse mannen dan vrouwen en dat geldt ook bij de Nederlanders, de Britten, de Grieken of de Portugezen. Het behoud van een nog voornamelijk mannelijke vreemde bevolking kan anderzijds worden verklaard door de eerder vermannelijkte groep uit de oude, niet-Europese immigraties, met name vanuit de Maghreb, maar ook vanuit de nieuwe herkomstlanden zoals India of Pakistan. Ondanks alles wijst de trend op een toekomstig overwicht van de vrouwelijke op de mannelijke vreemdelingen14.
14
Verder resulteert het feit dat we meer vrouwen dan mannen tellen in de vreemde bevolking uit de snellere en frequentere verwerving van de Belgische nationaliteit door de vreemde vrouwen in verhouding tot de mannen. 63
Afbeelding 2. Aandeel van de vrouwen in de vreemde bevolking volgens nationaliteit, 1 januari 2005 100,0% 90,0% 80,0% 70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0%
Bron: Rijksregister - DG SEI
Dit wordt enerzijds verklaard door de vaker voorkomende gemengde huwelijken die een snelle verwerving van de Belgische nationaliteit mogelijk maken en anderzijds door een wet die tot in 1984 het verwerven van de nationaliteit begunstigde voor vreemde vrouwen die met Belgen getrouwd waren en de mannelijke vreemdelingen die met Belgische vrouwen getrouwd waren, benadeelde. 64
Pakistan
India
Tunesië
Algerije
Luxemburg
Italië
Groot-Britannië
Marokko
Nederland
EU-15
Griekenland
EU-27
FR Joegoslavië
Kameroen
Totaal vreemdelingen
Ghana
Portugal
Congo (DRC)
Spanje
Niet EU-27
Turkije
Duitsland
Frankrijk
Noord-Amerika
China
Zweden
Japan
Denemarken
Rwanda
Polen
Rusland
Bulgarije
12 nieuwe lidst. EU-27
Finland
Latijns-Amerika
Brazilië
Thailand
Filippijnen
0,0%
DEMOGRAFIE
2. Aanwezigheid van vreemdelingen Fiche 2.e.
Hoe zijn de vreemdelingen met wettige verblijfsstatus verdeeld naargelang hun soort verblijf: lang en kort verblijf, vluchtelingen en asielaanvragers, houders van een arbeidskaart, studenten…
Via de gewoonlijk beschikbare statistieken over vreemdelingen en immigranten krijgen we niet echt een inzicht in het wettelijke kader en de redenen voor hun verblijf. Er zijn gegevens te vinden over het aantal vreemdelingen volgens leeftijd, geslacht, nationaliteit, echtelijke situatie, gemeente… maar doorgaans is het onmogelijk om duidelijke en precieze informatie te krijgen over de redenen waarom die mensen in België konden binnenkomen en er verblijven. Was het ingevolge een procedure voor gezinshereniging? Na een huwelijk? Om studies te beginnen aan een Belgische onderwijsinstelling? Doordat ze in België een betrekking vonden?
Deze informatie is belangrijk voor een beter begrip van de immigratiemechanismen, al was het maar om: o
de evolutie van de migratiestromen te begrijpen
o
de impact te vatten van de maatregelen die genomen werden om de migratiestromen te omkaderen (en ze soms te beperken)
o
te overwegen de reglementering op de immigratie doeltreffend te wijzigen in functie van een aantal politieke doelstellingen.
Zoals we zullen zien is er op dit ogenblik jammer genoeg geen betrouwbare informatie voorhanden over de redenen voor de immigratie. Dit probleem is bijzonder frappant voor wat de gezinshereniging betreft, of het nu gaat om de aankomst van een echtgeno(o)t(e), een kind of een ouder, want het gaat tenslotte om de belangrijkste oorzaak van immigratie sinds 30 jaar. Via bepaalde onrechtstreekse gegevens – onder meer over de visa - zien we wel in dat het fenomeen uiterst omvangrijk is, maar ze laten geen afdoende monitoring van de toestand toe. Met een aantal eenvoudige maatregelen zou het probleem kunnen verholpen worden, maar die moeten dan wel genomen worden.
65
De beperkingen van de registratiesystemen van de motieven voor het afleveren van verblijfstitels
De beslissing om een verblijfstitel te verlenen resulteert uit de toepassing van de wet van 15 december 1980 ‘betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen’, en bij het afleveren van verblijfstitels worden een aantal administratieve documenten opgemaakt. De redenen voor het afleveren van de verblijfstitels worden echter niet op een gecentraliseerde en geïnformatiseerde manier geregistreerd. Sommige administratieve diensten maken statistieken op van hun eigen activiteiten, waardoor bepaalde aspecten beter belicht worden, maar op dit ogenblik is het onmogelijk om een globale visie te krijgen van de redenen voor immigratie. Soms worden er schattingen gedaan of gegevens gebruikt binnen bepaalde openbare diensten, maar die zijn weinig betrouwbaar en vaak zeer onvolledig. Die gegevens kunnen hoe dan ook niet worden gebruikt.
We weten dat het aantal personen die sinds het begin van de jaren 1980 legaal op het Belgisch grondgebied aankomen stijgt (Afb. 1). Door terreinkennis weten we ook dat deze toename voor een groot deel resulteert uit de uitbreiding van alle fenomenen die men onnauwkeurig onder dezelfde noemer van gezinshereniging onderbrengt15, maar we zijn niet in staat om heel precies het aandeel van de verschillende migratietypes te kwantificeren en een degelijk inzicht te krijgen in de wettelijke mechanismen die de uitbreiding van de immigratie mogelijk maken.
15
De term is onnauwkeurig in die zin dat die migranten groepeert met nogal verschillende motivaties en in diverse situaties: kinderen en partners die naar een vreemdeling komen die zich eerder in België vestigde om weer een gezin te vormen dat reeds bestond voor het vertrek van de eerstgekomene, partners die met iemand trouwen die in België verblijft (personen met de Belgische nationaliteit en vreemdelingen) krijgen hierdoor een verblijfsrecht en beginnen een gezinsleven in België, ouders van migranten die hun volwassen kind(eren) vervoegen, die vroeger naar België immigreerden. 66
Afbeelding 1. Evolutie van het aantal immigraties en emigraties van vreemdelingen, 1970-2004 100 000
90 000
80 000
70 000
60 000 Immigraties
50 000
Emigraties
40 000
30 000
20 000
10 000
2004
2002
2000
1998
1996
1994
1992
1990
1988
1986
1984
1982
1980
1978
1976
1974
1972
1970
1968
1966
1964
1962
1960
1958
1956
1954
1952
1950
1948
0
Bron: Bevolkingsregisters / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Dit gebrek aan gegevens is niet uniek in Europa. Als het gaat om een thema dat politiek gevoelig ligt zijn de beschikbare gegevens over immigratie over het algemeen eerder beperkt, weinig betrouwbaar en moeilijk te vergelijken van het ene land tot het andere. Dit verklaart onder meer waarom de Europese Commissie onlangs voorstelde om de Raad van Europa en het Europese Parlement een reglement te doen aanvaarden over de communautaire statistieken rond asiel en immigratie. Dit zou eerlang door het Europese Parlement onderzocht moeten worden zodat we over betere gegevens beschikken om het toekomstige beleid te stoelen op een concrete basis. Het reglement voorziet onder meer de opmaak van gegevens over het afleveren van verblijfsvergunningen.
In de huidige stand van zaken en in het kader van het aannemen van dit reglement, hebben de Belgische diensten die gelast zijn met immigratie en met het opstellen van migratiestatistieken laten weten16 dat zij niet bij machte zijn om dergelijke gegevens te produceren. De gegevens van het Rijksregister zouden moeten worden aangepast om
16
Tijdens de jaarlijkse inzamelingen van gegevens door Eurostat en tijdens de door de Commissie opgedragen enquête THESIM over de beschikbaarheid van informatie over immigratie en asiel. 67
dergelijke gegevens op te leveren. Dat moet nog gebeuren, zelfs indien men reeds lang die oplossing voor ogen had.
Een onrechtstreekse schatting van de redenen voor immigratie
Het makkelijkst in te schatten gedeelte is de immigratie die te maken heeft met asiel. Via de asielprocedure beschikken we over duidelijke gegevens over de aanvragen en over de beslissingen
tot
erkenning
of
weigering
van
het
vluchtelingenstatuut.
Terwijl
de
asielaanvragen worden geregistreerd beschikken wij spijtig genoeg niet over duidelijke statistische publicaties over het aandeel van het asiel in de immigratie. Het is namelijk zo dat ingevolge de invoering van een specifiek register voor de asielaanvragers in 1995 – het Wachtregister - de asielaanvragers uit de immigratiestatistieken verwijderd werden (dit verklaart voor een gedeelte de ommekeer in de trend die halverwege de jaren 1990 in de officiële statistieken werd geobserveerd). Het logische gevolg van die keuze om de asielaanvragers uit te sluiten, had moeten zijn dat de vluchtelingen in de statistieken werden opgenomen op het ogenblik dat ze als dusdanig erkend werden. Om technische redenen is dat nog steeds niet gebeurd. Als een gevolg hiervan zijn de erkende vluchtelingen en de asielaanvragers uitgesloten uit de immigratiestatistieken. De vluchtelingen verschijnen enkel in de bevolkingsstatistieken m.b.t de ‘stock’, d.w.z. tot de personen die op een gegeven datum in het land wonen, maar ze zijn niet aanwezig in de stromen, d.w.z. de personen
die over een
periode van gegeven jaar het land
binnenkwamen17.
Voor wat de andere redenen voor de immigratie betreft zijn er op dit ogenblik geen bronnen voorhanden waarmee op een eenvoudige en betrouwbare manier de jaarlijkse instromen verklaard kunnen worden.
Een van de zeldzame informatiebronnen komt van de FOD Buitenlandse Zaken die gegevens opstelt over de visa, waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen de diverse redenen waarom een visum wordt afgeleverd. Deze gegevens leiden slechts tot een ruwe schatting, bij gebrek aan beter18. Ze dekken namelijk niet alle immigranten, gezien een aantal landen niet onderworpen is aan het visumstelsel. Bovendien kunnen mensen een
17
De erkende vluchtelingen verschijnen op verraderlijke wijze in een zeer beperkt aantal tabellen die worden gepubliceerd rond de beweging van de bevolking van het Rijk in de rubriek «correctie» onder de benaming «verandering van register». Jammer genoeg verdwijnt deze categorie uit de specifieke immigratietabellen en het is onmogelijk om de verdeling per nationaliteit te kennen. 18 De betrouwbaarheid van de visumgegevens moet niet in vraag gesteld worden, maar die gegevens laten slechts een schatting toe van de redenen tot immigratie, omdat ze niet met dat doel werden opgemaakt. Ze geven ons in de eerste plaats informatie over het onderzoek van de visumaanvragen, over het afleveren of de weigering tot het afleveren van een visum, wat nogal verschilt van de schatting van de immigratie naargelang van de reden, hetgeen ons interesseert. 68
visum aanvragen, het verkrijgen en uiteindelijk niet naar België komen. Sommige personen krijgen ook een visum voor een bepaald soort verblijf, maar verkrijgen een wijziging van hun statuut eens ze in België zijn. En tenslotte kunnen sommigen illegaal het land binnenkomen (of het grondgebied betreden voor een bezoek van korte duur waarvoor geen visum vereist is), in het land blijven en hun situatie later laten regulariseren zonder dat ze ooit een visum hebben aangevraagd. Ondanks dit alles blijft er natuurlijk een verband bestaan tussen het aantal afgeleverde visa en de daadwerkelijke immigratie. Zo zien we dat op de 30.524 visa van lange duur (die een verblijf toelaten van meer dan 3 maanden) die
in
2005
werden
afgeleverd,
meer
dan
de
helft
betrekking
hebben
op
de
gezinsherenigingen (met inbegrip van de aankomst van een partner, kind(eren) of ouder(s). De tweede reden voor het afleveren van visa is het voortzetten van studies (25%) en die staat ver boven de tewerkstelling (9%).
Dit betekent dat de gezinshereniging vandaag de dag zeker de belangrijkste oorzaak van de immigratie is. Door de beperkingen echter van de indicator die wij gebruiken, betekent dit niet dat we kunnen stellen dat meer dan de helft van de immigranten België binnenkomen of een verblijfstitel krijgen ingevolge een gezinshereniging. Zoals wij reeds aanstipten zijn niet alle immigranten in die databank over de visa opgenomen. In het verleden was het aantal asielaanvragers eerder hoog en het overschreed zelfs het aantal gezinsherenigers (dat was o.m. het geval omstreeks 1993 en 1999). De gegevens dienen dus met de nodige omzichtigheid te worden gebruikt. Op termijn zal er een oplossing moeten gevonden worden waarmee we op een meer precieze manier de mechanismen van de legale immigratie kunnen bevatten.
69
Afbeelding 2. Verdeling van de visa van lange duur, afgeleverd in 2006, volgens de reden van verblijf Au pair 1%
Familiehereniging echtgenoot werknemer 1% Samenwonend 2%
Religieuze activiteit 1% Anderen 3%
Adoptie 1%
Stage of Opleiding 2% Zelfstandige (beroepskaart) 5%
Bezoldigde arbeid 10% Gezinshereninging 49%
Studie 25%
Bron: Databank ‘Visa’ van de FOD Buitenlandse Zaken Berekening: Nicolas Perrin
Op basis van statistische gegevens (van het Rijksregister of van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid) is het mogelijk om een onderscheid te maken tussen de immigranten die een voordien gevestigde partner komen vervoegen en migranten die alleen komen19. Deze gegevens zijn wellicht zeer relevant om het familiale kader van de migraties te begrijpen, maar ze laten natuurlijk niet toe om de wettelijke mechanismen te begrijpen die aan de basis van de immigratie liggen. Zo kan een asielaanvrager een familielid komen vervoegen
die
voordien
naar
België
was
geïmmigreerd.
Hij/zij
blijft
echter
een
asielaanvrager en is geen begunstigde van de gezinshereniging, zoals zou kunnen blijken uit het soort gegevens dat beschikbaar is.
Besluit
De gezinshereniging vormt vaak het middelpunt van de politieke debatten, maar de statistische gegevens waarmee het fenomeen begrepen kan worden zijn nagenoeg onbestaand. Het is namelijk zo dat de reden voor het afleveren van verblijfstitels niet informatiek wordt geregistreerd door de bevoegde instanties. Die lacune die reeds vaak 19
Wij verwijzen met name naar een lopend project van Johan Wets (Hiva-KUL) en Chris Timmerman (UA) over de gezinshereniging (Gezinshereniging: kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de trends en profielen). 70
werd
aangehaald
door
de
bevoegde
administraties
voor
immigratie
(de
Dienst
Vreemdelingenzaken) en de wetenschappelijke middens dient zeker te worden ingevuld. De maatregelen met het oog op het registreren van deze essentiële informatie zijn wellicht eenvoudig: het registreren van de reden voor het afleveren van verblijfstitels op gemeentelijk vlak en het opnemen van die informatie in het rijksregister. Zolang er geen dergelijke registratie wordt ingevoerd kennen we de precieze impact van de huidige wettelijke bepalingen niet en kunnen we moeilijk de impact inschatten van een gewijzigde regelgeving.
Onrechtstreekse informatie-elementen geven ons een vaag idee over de kenmerken en de omvang van de gezinshereniging, maar een betrouwbaar totaalzicht is niet mogelijk. Via statistieken kunnen we misschien niet alle details van de immigratiemechanismen begrijpen,
maar
het
gebrek
aan
statistieken
kan
leiden
tot
zware
beoordelingsfouten. Voor we de verbeelding de vrije loop laten – en dat gebeurt soms als het over immigratie gaat – zou het zeer nuttig zijn om over gegevens te beschikken waarmee de discussie in een precies kader kan geplaatst worden.
71
DEMOGRAFIE 3. Nationaliteit Fiche 3.a.
Hoe evolueert het aantal mensen dat de Belgische nationaliteit verwerft?
De voornaamste reden voor de vermindering of de stagnering van de vreemde bevolking - ondanks haar natuurlijke en migratiedynamiek – is in feite de sterke toename van het aantal verwervingen of toekenningen van de Belgische nationaliteit aan vreemdelingen. Terwijl het recht op de nationaliteit vroeger eerder restrictief was, resulteerden de wetswijzigingen
in
1984,
1991
en
1999
in
plotse
toenames
van
de
nationaliteitswijzigingen – door een inhaalbeweging – terwijl het jaarlijkse gemiddelde van de vreemdelingen die Belg worden stijgt. Indien we daarbij het feit optellen dat de wijzigingen in de nationaliteitswet hebben geleid tot een daling van het aantal geboortes van buitenlanders – doordat een aantal kinderen van vreemdelingen bij de geboorte de Belgische nationaliteit krijgen – is het recht op de nationaliteit en de nieuwe kansen die de vreemdelingen krijgen om Belg te worden de bepalende factor geworden in de demografische dynamiek van de buitenlandse bevolking. Deze eerder unieke situatie verdient het om uitgediept te worden; wat er ons natuurlijk toe brengt om terug te komen op de begrippen ‘vreemdelingen’ en ‘Belgen’, en om ons vragen te stellen over de betekenis van die enorme trend om de nationaliteit te verwerven.
72
Afbeelding 1. Evolutie van het aantal vreemdelingen die de Belgische nationaliteit verwerven, 1970, 2004 70 000
60 000
50 000
40 000
30 000
20 000
10 000
2004
2002
2000
1998
1996
1994
1992
1990
1988
1986
1984
1982
1980
1978
1976
1974
1972
1970
0
Bron: Jaarlijkse statistieken van het Rijk en Rijksregisters / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
De begrippen ‘vreemdeling’ en ‘Belg’
Het eerste gevolg van de zeer sterke toename van het aantal vreemdelingen die Belg worden is de toenemende differentiatie tussen de ‘wettelijk’ vreemde bevolking, d.w.z. de personen die de Belgische nationaliteit niet hebben en de bevolkingsgroepen
van
vreemde herkomst, ‘allochtonen’ of als dusdanig gezien door een deel van onze bevolking.
In een ver verleden, waarin de internationale migraties naar België niet belangrijk waren, waar de immigranten hier slechts tijdelijk verbleven, waar de toegang tot de nationaliteit streng omkaderd was op basis van het jus sanguinis paterni (recht van het bloed van de vader), waar slechts een minderheid de mogelijkheid had om de nationaliteit te verwerven, waar het migratiebeleid vrijer was en de toegang tot de nationaliteit niet altijd een springplank was voor vreemdelingen op zoek naar ene duurzaam verblijf, enz... was het aantal personen dat Belg werd niet zeer talrijk en de meesten verwierven de Belgische nationaliteit terwijl ze vaak reeds als Belg werden gezien (of zichzelf reeds lang als Belg beschouwden). De situatie is aanzienlijk veranderd. Het feit Belg te zijn volgens
73
de wet en het feit als dusdanig beschouwd te worden overlappen elkaar niet langer systematisch in het dagdagelijkse leven.
De courante betekenis van het woord ‘vreemdeling’ is vaak breed, maar mag ons niet doen vergeten dat de Belg van vreemde herkomst, of de ‘allochtone’ Belg, niet langer een vreemdeling is. In een aantal gevallen kan het nuttig blijken om te verwijzen naar de herkomst van een individu (om discriminatie te bestuderen die gebaseerd is op die eigenschap, voor de culturele verschillen…), maar dat heeft niets te maken met diens nationaliteit.
Het aantal personen van vreemde herkomst kan dus toenemen, terwijl het aantal vreemdelingen in rechte vermindert. Dit verschijnsel kan bovendien makkelijk worden aangetoond door de evolutie van het aantal vreemde personen te vergelijken met het aantal personen dat als vreemdeling geboren is, rekening houdend met vreemdelingen die Belg zijn geworden. Daarmee kunnen natuurlijk niet alle personen worden opgenomen die kunnen beschouwd worden als zijnde van vreemde herkomst20, maar het kan ons een idee geven van de trend (Afb. 2).
20
In een bepaald aantal gevallen kunnen personen van vreemde herkomst de Belgische nationaliteit verkrijgen van bij de geboorte. 74
Afbeelding
2.
Evolutie
van
het
aantal
vreemdelingen,
Belgen
door
nationaliteitsverwerving en het aantal personen dat als vreemdeling geboren werd
1 800 000
1 600 000
1 400 000
1 200 000
1 000 000
Als buitenlander geboren (Buitenlanders + Belgen door verkrijging)
800 000 Buitenlanders
600 000 Belgen door verkrijging
400 000
200 000
0 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Bron: Rijksregisters / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie / Berekeningen Nicolas Perrin
Door rekening te houden met de vreemdelingen die Belg zijn geworden, verandert de vaststelling over de voornamelijk Europese aard van de buitenlandse aanwezigheid in België niet helemaal. We stellen wel degelijk vast dat de niet-Europeanen vaker de Belgische nationaliteit verwerven dan de Europeanen. De omvang van die nationaliteitsverwerving is echter niet helemaal te verwaarlozen voor de Europeanen die vroeger en in grote getallen naar België migreerden. In totaal en rekening houdend met de vreemdelingen die Belg zijn geworden, vertegenwoordigen de onderdanen van het oude Europa van 15 nog steeds 50 % van de personen die als vreemdeling geboren zijn . Door de onderdanen van de 10 nieuwe lidstaten en de 2 toekomstige lidstaten op te nemen komen we op 54%. Als we de niet-communautaire Europeanen opnemen (buiten de Turken) komen we aan 58%.
75
Afbeelding 3. Samenstelling van de ‘bevolking van vreemde herkomst ’ (als vreemdeling geboren) volgens de nationaliteit bij geboorte, 1 januari 2006
Latijns-Amerika 1,6%
Oceanië 0,1%
Noord-Amerika 1,1%
Apatriden en onbepaalden 1,0%
Andere Afrika 5,4% Congo (D.R.C.) 2,5%
Marokko 15,4%
EU 15 50,0%
Azië (zonder Turkije) 6,0% Andere Europa 3,9% Turkije 8,7%
2 nieuwe EU lidstaten sinds 2007 (Bulgarije en Roemenië) 1,1%
10 nieuwe EU lidstaten sinds 2004 3,4%
Bron: Rijksregisters / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie / Berekeningen Nicolas Perrin
Onder de bevolkingsgroepen van niet-Europese herkomst (onderscheiden op basis van hun nationaliteit bij de geboorte), is het meest opmerkelijke element het feit dat de Belgen vandaag in de meerderheid zijn (70% van de Turken, 67% van de Marokkanen, 64% van de Congolezen…). Zonder dat wij er ons misschien rekenschap van
geven
is
de
problematiek
van
de
integratie
van
de
extra-Europese
bevolkingsgroepen een politiek geworden die zich vooral zou moeten toespitsen op Belgen van vreemde herkomst.
76
Afbeelding 4. Aandeel van de personen die Belg geworden zijn of vreemdeling gebleven zijn volgens de nationaliteit van herkomst, 1 januari 2005 Turkije
Marokko
Congo (DRC)
Polen
GEMIDDELDE
personen die de belgische nationaliteit verworven hebben vreemdelingen
Italië
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Spanje
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Bron: Rijksregister en volkstelling van 1991 / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie / Berekeningen Nicolas Perrin
77
DEMOGRAFIE
3. Nationaliteit Fiche 3.b.
Op welke manier kan de nationaliteit verkregen worden?
Het Wetboek van Belgische Nationaliteit biedt verschillende mogelijkheden om de nationaliteit
te
verwerven:
door
toekenning,
nationaliteitskeuze
(of
‘optie’),
nationaliteitsverklaring en naturalisatie.
Bij toekenning van de nationaliteit verwerft men de nationaliteit zonder enige stap te moeten ondernemen. Bijvoorbeeld, in het geval van minderjarige kinderen die de nationaliteit automatisch verwerven wanneer de ouders Belg worden. Ofwel, in sommige andere gevallen, wordt hen de nationaliteit toegekend na een aanvraag door hun ouders.
De nationaliteitskeuze en nationaliteitsverklaring zijn open voor meerderjarigen die aan verschillende voorwaarden beantwoorden (met betrekking tot hoofdverblijf, de duur van verblijf, enz…) en voor wie er geen “ beletsel is wegens gewichtige feiten, eigen aan de persoon”. In het geval van weigering, heeft men de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de rechtbank. Bij wijze van voorrbeeld: een vreemdeling die 7 jaar van legaal ononderbroken hoofdverblijf heeft in België en die op het tijdstip van de verklaring over een
onbeperkt
verblijfsrecht
beschikt, kan de nationaliteit
verkrijgen
door een
nationaliteitsverklaring bij de ambtenaar van burgerlijke stand af te leggen.
De naturalisatie is een specifieke procedure, alleen voor meerderjarigen en die langs het Parlement verloopt. De Kamer van Volksvertegenwoordigers beslist soeverein aan wie ze de naturalisatie toekent en bouwde zijn eigen rechtspraak op. Er is geen beroepsmogelijkheid en daarom noemt men deze procedure soms een gunstprocedure.
In tegenstelling tot wat men zou kunnen denken was het verwerven van de Belgische nationaliteit door naturalisatie nooit de vaakst gebruikte weg om Belg te worden. Gedurende een heel deel van de vroege geschiedenis van ons land en tot midden de jaren 1960 werden de meeste buitenlanders Belg door keuze. De naturalisatie ging een belangrijker plaats innemen tegen het einde van de jaren 1960 tot begin jaren 1980,
78
toen ze de belangrijkste toegangsweg werd tot de Belgische nationaliteit. Maar zelfs tijdens
die
periode,
was
ze
maar
goed
voor
maximum
30
à
40%
van
de
nationalitsveranderingen. Tijdens de jaren 1990 nam dat deel van de naturalisaties nog af, door de toename
van
de nationaliteitsverwervingen door verklaring en
de
toekenningen van de Belgische nationaliteit aan minderjarigen door het collectieve effect van een nationaliteitsverwerving door een ouder.
Vandaag de dag verwerven de meeste vreemelingen de Belgische nationaliteit door verklaring. Bovendien is
de naturalisatie
slechts
de
derde meest voorkomende
rechtvaardiging van een nationaliteitswijziging, gezien de toekenningen door collectief effect van de nationaliteit aan een minderjarige van wie één van de ouders de Belgische nationaliteit verworven heeft, talrijker zijn dan de naturalisaties.
Tabel 1. Evolutie van het aantal vreemdelingen die Belg zijn geworden, naargelang van de procedure, 1995-2005
Motivering
1995
1997
1999
2001
2003
2005
Verwerving door naturalisatie
4602
9638
5794
10644
4085
6621
Verwerving door nationaliteitskeuze Verwerving door de buitenlandse echtgenoot van een Belg
1249
913
727
185
88
95
2782
2731
3635
4290
4625
5145
Verwerving door nationaliteitsverklaring
6908
5485
4639
24567
15939
11299
4435
7723
4368
20040
7662
7135
3459
2239
1647
483
239
123
50
35
39
65
33
26
249
248
286
490
358
363
Toekenning als gezamenlijk gevolg van een akte van verkrijging Toekenning aan een kind geboren in België op verklaring vóór 12 jaar Toekenning omwille van geboorte in België Toekenning omwille van de nationaliteit van de vader of de moeder Toekenning omwille van adoptie
288
229
213
224
133
169
Geen motivering
1852
2280
2695
301
225
229
68
58
57
90
71
69
Herkrijging Andere (inclusief speciale gevallen) Totaal
103
116
96
1603
251
238
26045
31695
24196
62982
33709
31512
Bron: Rijksregister / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
79
DEMOGRAFIE
3. Nationaliteit Fiche 3.c.
Wat is het profiel van de mensen die de Belgische nationaliteit verworven hebben (geslacht, leeftijd, enz….)?
Om een zicht te krijgen op het profiel van de mensen die de Belgische nationaliteit verwerven, onderscheiden we twee criteria: het geslacht en de leeftijd.
Het geslacht
De laatste jaren zijn er ongeveer evenveel vrouwen als mannen die de nationaliteit hebben verkregen. Deze situatie is nieuw in de geschiedenis van ons land.
Eerst en vooral resulteerde tot in 1984 de discriminatie van vrouwen inzake de gevolgen van het huwelijk voor de nationaliteit tot: o
een automatische verwerving van de Belgische nationaliteit door buitenlandse vrouwen die een Belgische man gehuwd hadden, terwijl buitenlandse mannen die Belgische vrouwen trouwden niet van die faciliteiten genoten;
o
de mogelijkheid voor vrouwen die met vreemdelingen gehuwd zijn om de Belgische nationaliteit te verliezen.
Als een gevolg daarvan waren de vrouwen heel wat talrijker onder de personen die Belg werden: ofwel gebeurde dat automatisch ingevolge het huwelijk van een buitenlandse met een Belg, ofwel omdat Belgische vrouwen die hun nationaliteit verloren door hun huwelijk met een vreemdeling hun geboortenationaliteit wensten terug te krijgen. Er dient dus te worden gewacht tot 1985 om een gelijk aantal ‘nieuwe Belgische mannen’ als ‘nieuwe Belgische vrouwen’ te krijgen.
Bovendien dient er genoteerd dat als een gevolg van de wet van 6 augustus 1993 het aantal vrouwen dat Belg werd in 1994 sterk daalde. Door deze wet moesten de echtgenoten in plaats van 6 maanden nu 3 jaar samenwonen om een vereenvoudigde verwerving van de Belgische nationaliteit toe te staan aan de partner van een Belg.
80
Buitenlandse vrouwen waren veel vaker in die situatie dan de buitenlandse mannen, zodat die bepaling de toegang tot de Belgische nationaliteit voor de vrouwen conjunctureel verminderde. Eenmaal die overgangsperiode voorbij was, keerde de toestand naar z’n vertrekpunt terug en het aantal vrouwen dat Belg wordt is vandaag de dag grosso modo gelijk aan dat van de mannen (Afb. 1).
Afbeelding 1. Evolutie van het aandeel van de vrouwen onder de nieuwe Belgen, 19912004 (%)
% vrouwen 54
52
50
48
46
44
42
40 1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Bron: Rijkregister / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Indien het lijkt alsof de vrouwen even makkelijk toegang hebben tot de Belgische nationaliteit als de mannen, dient er toch genoteerd dat de toestand sterk varieert naargelang van de groepen. Bij bepaalde nationaliteiten valt het grote aantal vrouwen dat de Belgische nationaliteit verwerft sterk op. Het gaat voornamelijk om de groepen waarvoor ook een belangrijke feminisatie van de immigratie waargenomen wordt (immigranten uit Centraal- en Oost-Europa, Zuid-Oost-Azië…), maar ook om groepen waar er veel gemengde huwelijken zijn tussen buitenlandse vrouwen en Belgische mannen, dat wil zeggen de reeds vermelde immigranten uit Centraal- en Oost-Europa en Zuid-Oost-Azië, maar ook vrouwen uit Congo en Ruanda, Latijns-Amerika…
81
Afbeelding 2. Aandeel van de vrouwen en de mannen onder de nieuwe Belgen tijdens de periode 1991-2004, volgens de nationaliteit (%)
Polen
Latijns-Amerika
Rwanda
Congo (D.R.C)
Vrouwen Mannen
Nationaal gemiddelde
Turkije
Marokko
Ex-Joegoslavië
EU-15
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Bron: Rijksregister / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
De leeftijd
Voor 1992 werd een groot aantal kinderen Belg kort na hun geboorte. Dat gebeurde ook net voor hun 12de en net voor hun 18de jaar. Vervolgens zag men een concentratie van de nationaliteitswijzigingen tussen de 20 en de 40 jaar.
De wijzigingen van 1991 leidden in 1992 conjunctureel tot de massale toekenning van de Belgische nationaliteit aan kinderen van 0 tot 12 jaar, tot een aanzienlijke verwerving van de Belgische nationaliteit door minderjarigen tussen 12 en 18 jaar en door meerderjarigen tussen 18 en 25 jaar.
Op langere termijn – en dat is veel moeilijker te begrijpen voor een leek – resulteerde dit in een tijdelijke piek van nationaliteitsverwervingen op 12 en op 18 jaar, die geleidelijk aan is afgezwakt naarmate de in België geboren kinderen uit ouders die voor 1992 in
82
België verbleven en voor wie de ouders niet de nationaliteit hadden aangevraagd voor hun 12de jaar, minder talrijk werden (voor de kinderen die na 1992 geboren werden, gebeurde de toekenning automatisch). Deze kleine toename van het aantal verwervingen net voor het 12de en net na het 18de jaar bestaat nog steeds, maar ze is veel minder uitgesproken dan vroeger.
Naarmate het conjuncturele effect van de wetswijzigingen verzwakt, tekent er zich een nieuwe
kalender
af
in
het
verwerven
van
de
nationaliteit,
met
talrijke
nationaliteitstoekenningen en -verwervingen gedurende de kindertijd en tot 25 jaar, maar vooral met verwervingen die vanaf die leeftijd toenemen tot zowat 40 jaar, t.t.z. op leeftijden die over het algemeen volgen op de periode van de levenscyclus waar er het meest immigratie wordt waargenomen. Na 40 jaar worden de nationaliteitswijzigingen minder frequent, wat duidt op een zekere vorm van ‘conservatisme’ inzake nationaliteit bij de ouderen, die geen nationaliteitsverandering schijnen te wensen.
Afbeelding 3.
1991
1992
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 66 68 70 72 74 76 78 80 82 84 86 88 90 92 94 96 98 100
% 7
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 66 68 70 72 74 76 78 80 82 84 86 88 90 92 94 96 98 100
% 7
2004 % 7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 66 68 70 72 74 76 78 80 82 84 86 88 90 92 94 96 98 100
% 7
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 66 68 70 72 74 76 78 80 82 84 86 88 90 92 94 96 98 100
1999
Bron: Rijksregister / FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
83
RECHTEN
84
RECHTEN
1. Internationale teksten Fiche 1.a.
Door welke internationale teksten en conventies worden de migratiestromen gereglementeerd?
Eigenlijk is er geen enkele internationale tekst die op een globale manier de migratiestromen regelt. Indien het recht van elke burger om zijn Staat te verlaten erkend wordt door de Universele verklaring van de rechten van de mens, heeft elke Staat het recht om zijn soevereiniteitsrecht te gebruiken om de toegang tot zijn grondgebied te beperken.
En daarin ligt precies de hele paradox van het migratiebeleid: het recht van elke mens om zijn land te verlaten gaat niet gepaard met de toegang tot elk grondgebied van zijn keuze, met uitzondering voor diegenen die zich kunnen laten erkennen als vluchteling of die een broep kunnen doen op een van de zeldzame wettelijke immigratiekanalen. De behoefte van de Staten aan mankracht en de menselijke behoefte aan internationale bescherming hebben er samen voor gezorgd dat er evoluties zijn in het recht om zijn land te verlaten en op het grondgebied van een ander land binnen te komen.
Bij gebrek aan een gobale regelgeving van de migratiestromen door middel van een normatieve tekst, dienen er toch twee soorten teksten terzake te worden onderscheiden.
1. Multilaterale teksten 2. Bilaterale teksten
Multilaterale teksten
Universele teksten De Universele verklaring van de rechten van de mens, die aangenomen werd op 10 december 1948, stipuleert in artikel 13 het volgende “Een ieder heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen de grenzen van elke Staat. Een ieder heeft
85
het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren”. De Conventie van Genève betreffende de status van vluchtelingen wordt vaak kortweg de ‘Conventie van Genève’ genoemd en ze bepaalt de modaliteiten volgens dewelke een Staat het statuut van vluchteling moet toekennen aan personen die daar een aanvraag voor indienen, evenals de rechten en de plichten van die personen. Ze werd aangenomen op 28 juli 1951 door een conferentie van gevolmachtigden over het statuut van vluchtelingen en staatlozen die werd bijeengeroepen door de VN, in toepasisng van de resolutie 429 (V) van de Algemene Vergadering van 14 december 1950. Noteren we ook dat de tekst wordt aangevuld door een Conventie betreffende de status van staatlozen van 28 september 1954. Het
Internationaal
Verdrag
inzake
Burgerrechten
en
Politieke
Rechten,
aangenomen op 16 december 1966 stipuleert in het artikel 12 : 1. Eenieder die wettig op het grondgbeid van een Staat verblijft heeft binnen dit grondgebied, het recht zich vrijelijk te verplaatsen en er zijn verblijfplaats vrijelijk te kiezen. 2. Eenieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te verlaten. 3. De bovengenoemde rechten kunnen aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke bij de wet zijn voorzien, nodig zijn ter bescherming van de nationale veiligheid, de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden of van de rechten en vrijheden van anderen en verenigbaar zijn met de andere in dit Verdrag erkende rechten. 4. Aan niemand mag willekeurig het recht worden ontnomen naar zijn eigen land terug te keren. In artikel 13 wordt ook het volgende gepreciseerd: “Een vreemdeling die wettig op het grondgebied verblijft van een Staat die partij is bij dit Verdrag, kan slechts uit die Staat worden gezet krachtens een overeenkomstig de wet genomen beslissing, terwijl het hem, tenzij dwingende redenen
van
nationale veiligheid een
tegengestelde beslissing
rechtvaardigen, is toegestaan zijn bezwaren tegen zijn uitzetting kenbaar te maken en zijn
geval
opnieuw te
doen
beoordelen
door,
en
zich met dit
doel te
doen
vertegenwoordigen bij de bevoegde autoriteit dan wel door een of meer personen die daartoe speciaal door de bevoegde autoriteit zijn aangewezen.” De Verklaring inzake territoriaal asiel van 14 december 1967 wijst ook op het volgende: “Het asiel dat door een Staat wordt toegestaan in de uitoefening van zijn 86
soevereiniteit, aan personen die gemachtigd zijn artikel 14 van de Universele verklaring van de rechten van de mens in te roepen, met inbegrip van deze die het kolonialisme bestrijden, moet door alle andere staten erkend worden” en dat geen van die personen “onderworpen zal worden aan maatregelen zoals een geweigerde toelating aan de grens, of als de persoon reeds op het grondgebied is aangekomen waar hij asiel zocht, de verbanning of de uitwijzing naar eender welke Staat waar hij het risico loopt om het slachtoffer te worden van vervolgingen”.
Er bestaat ook een Verklaring betreffende de rechten van de mens voor personen die de nationaliteit niet bezitten van het land waarin zij verblijven, aangenomen op 13 december 1985.
De Resolutie 55/93 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 28 februari 2001 roept een Internationale dag van de Migrant uit op 18 december. Doelstelling is, binnen de gastlanden en door de sensibilisering van de bevolking een beleid te stimuleren dat de migrantenrechten eerbiedigt.
Conventie 45/58 van de Verenigde Naties ter Bescherming van de Rechten van Alle Arbeidsmigranten en hun Gezinsleden werd van kracht in juli 2003. De belangrijkste doelstelling bestaat erin, de migranten werknemers – een bijzonder kwetsbare groep – te beschermen tegen geweld en tegen de schending van hun mensenrechten. België heeft deze Conventie niet geratificeerd.
Europese teksten Het vrije verkeer van personen bestaat sinds de oprichting van de Europese Gemeenschap in 1957. Dit principe werd aanvankelijk ingevoerd omwille van economische redenen. Het recht was namelijk gebonden aan het statuut van de persoon (loontrekkende) en kaderde in de oprichting van een gemeenschappelijke markt, gebaseerd op het vrije verkeer van kapitalen, goederen en diensten. Dit recht werd later uitgebreid tot zelfstandigen en tot dienstverlenende ondernemingen. De gezinsleden genieten van hetzelfde recht. Het recht werd dan nog uitgebreid om van toepassing te zijn op alle categorieën burgers. In de jaren 1990 garanderen drie richtlijnen het verblijfsrecht aan andere categorieën van personen dan werknemers: aan gepensioneerden, studenten en inactieven. In 1992 introduceerde het Verdrag van Maastricht het concept van de burgerschap van de Europese Unie, dat aan elke EU-onderdaan het fundamenteel en persoonlijk recht gaf om vrij te circuleren en te verblijven, zonder verwijzing naar een economische
87
activiteit. Het Verdrag van Amsterdam dat in 1999 van kracht werd, versterkte nog de rechten rond het EU-burgerschap door in het verdrag de Conventie van Schengen op te nemen. Het Verdrag van Nice werd van kracht op 15 februari 2003 en maakte het opstellen van wetten inzake het vrije verkeer en verblijf gemakkelijker, door het invoeren van de gekwalificeerde meerderheid bij de beslissingen van de EU. En tenslotte werd de richtlijn 2004/38/CE betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden door het Parlement en de Raad aangenomen op 29 april 2004 om de problemen op te lossen rond het gebrek aan informatie over hun rechten, de lengte van de administratieve procedures om de verblijfstitel te verkrijgen en rond het bepalen van de precieze rechten van de familieleden. Deze tekst wordt ‘de omwerking’ genoemd omdat die elementen verzamelt en codificeert die vroeger in diverse regels gevat waren.
De bilaterale conventies
Omwille van de behoeften van zijn arbeidsmarkt heeft België een reeks bilaterale overeenkomsten afgesloten met derde landen, zodat er arbeidskrachten gegarandeerd konden worden.
In 1946 werd er een protocol ondertekend met Italië. Dit voorziet het sturen van 50.000 Italiaanse arbeiders voor de Belgische mijnen, in ruil voor een betere toegang van Italië tot de Belgische steenkool. Het gebrek aan onthaalstructuren en de herhaalde arbeidsongevallen, waaronder de ramp van Marcinelle, zette Italië ertoe aan om die emigratie stop te zetten (die tussen 1946 en 1948 voor meer dan 65.000 mannen had gezorgd).
Toen
ondertekende België overeenkomsten met andere
landen: Spanje (1956),
Griekenland (1958), Marokko (1964), Turkije (1694), Tunesië (1969), Algerije (1970), Joegoslavië (1970). Die overeenkomsten voorzien soms bijzondere modaliteiten in een aantal domeinen (bv.: de gezinshereniging).
88
RECHTEN
2. Verblijfsvergunningen voor EU-burgers in België Fiche 2.a.
Welke zijn de wettelijke migratievoorwaarden voor EU-burgers?
Algemene principes Het vrije verkeer Het vrije verkeer is een van de voornaamste verworvenheden in de uitbouw van Europa sinds 1957 en wordt gereglementeerd door een hele rist regels die bijeengebracht en gehomogeniseerd werden via de circulaire 2004/38/CE betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden. (cf. fiche II, 1). Europese burgers kunnen zich vrij tussen de Lidstaten verplaatsen onder voorwaarden die gelijkaardig zijn aan degene die de verplaatsing en de verandering van woonplaats regelen van nationale burgers die zich verplaatsen of van woonplaats veranderen binnen hun eigen Lidstaat. De Europese burgers hebben het recht om op het grondgebied van eender welke Lidstaat binnen te komen, te verblijven en te wonen voor een periode gaande tot drie maanden, op voorlegging van een geldige nationale identiteitskaart of paspoort; zonder dat er andere formaliteiten vereist zijn. Indien het verblijf langer duurt dan drie maanden moet er een verblijfsvergunning verkregen worden. De toekenning van een dergelijke vergunning hangt af van het statuut van de burger (werknemer of zelfstandige, student, gepensioneerd of inactief).
Economische activiteiten Elke EU-burger mag een economische activiteit uitoefenen in een andere Lidstaat, ongeacht of dat als werknemer of als zelfstandige is. In dat geval krijgt hij/zij een
89
verblijfsvergunning op eenvoudige voorlegging van een identiteitsdocument (paspoort of identiteitskaart) en van een bewijs dat hij/zij een activiteit uitoefent als werknemer of zelfstandige. Indien een burger in een andere Lidstaat wenst te verblijven zonder een activiteit uit te oefenen of om te studeren, dan kan dat op voorwaarde dat hij/zij kan bewijzen (en in het geval van de student, kan verklaren) dat hij/zij over voldoende financiële middelen beschikt om geen last te worden voor het sociale zekerheidssysteem van de onthalende Lidstaat, en bovendien gedekt is door een ziekteverzekering. Hij/zij moet ook bewijzen voldoende financiële middelen te hebben en een ziekteverzekering voor elk familielid dat de toelating heeft om bij hem/haar te verblijven.
Familie De familieleden hebben – ongeacht hun nationaliteit – het recht om een Europese burger te vergezellen die op het grondgebied van een andere Lidstaat verblijft en om zich samen met hem te vestigen. Volgens de communautaire wetgeving zijn de familieleden die van dit recht kunnen genieten: de echtgeno(o)t(e), de minderjarige (minder dan 21 jaar) of ten laste zijnde kinderen, en ouders die ten laste zijn. Indien de burger in kwestie echter student is, wordt dit recht beperkt tot de partner en de kinderen ten laste. Indien de familieleden geen EU-onderdanen zijn, zal het gastland waar die personen de EU-burger naartoe willen vergezellen hen om een aankomstvisum verzoeken, dat kosteloos en probleemloos wordt versterkt door de Lidstaat in kwestie.
Richtlijn 2004/38/CE betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden Deze tekst zorgt voor een aantal stappen vooruit: o
het recht van vrij verkeer en verblijf voor alle burgers van de EU in hun hoedanigheid van burger, en niet langer enkel voor bepaalde categorieën personen zoals werknemers, studenten, zelfstandigen, enz…
o
de vereenvoudiging van de administratieve voorwaarden en formaliteiten rond de uitoefening van het recht van vrij verkeer en verblijf in de Lidstaten. Voor de verblijven van minder dan drie maanden is de enige voorwaarde dat men in het bezit is van een geldig identiteitsdocument. Voor een verblijf van meer dan drie maanden wordt de verplichting tot het houden van een verblijfskaart afgeschaft voor de EU-burgers en vervangen – indien de nationale wetgeving dat voorziet –
90
door een inschrijving in de bevolkingsregisters van de verblijfplaats. De inschrijving wordt gevalideerd door een attest dat meteen wordt afgeleverd op voorlegging van het bewijs dat de aan het verblijfsrecht verbonden voorwaarden vervuld zijn. De EU-burgers moeten werknemers zijn of zelfstandigen of over voldoende middelen beschikken om geen belasting te vormen voor sociale bijstand van het gastland, alsook over een volledige ziekteverzekering. De familieleden moet hun identiteit en de familieband met de burger van de Unie bewijzen. o
De invoering van een duurzaam verblijfsrecht voor de EU-burgers na vijf jaar ononderbroken verblijf. Het verblijfsrecht wordt voor de burgers aan geen enkele voorwaarde meer onderworpen en ze zullen nagenoeg op dezelfde manier behandeld worden als de nationale ingezetenen.
o
De vereenvoudiging van het vrije verkeer van familieleden, ongeacht of zij EU-onderdanen zijn.
o
De verheldering van de beperkingen op het verblijfsrecht om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid, zodat de burgers van de Europese Unie een betere administratieve en juridische bescherming krijgen ingeval hun verblijfsrecht onderworpen zou worden aan beperkende maatregelen, en er een degelijke bescherming geboden wordt tegen de uitzetting van minderjarigen en van personen die gedurende een lange periode in het gastland verbleven hebben.
91
RECHTEN
3. Verblijfsvergunningen voor niet EU-onderdanen in België Fiche 3.a.
Welke mogelijkheden hebben niet-EU-onderdanen om een verblijfsvergunning te verkrijgen ?
i.
Kort verblijf
Het visum voor kort verblijf of het ‘Schengen-visum’ is het traditionele toeristenvisum, dat een verblijf van maximum drie maanden mogelijk maakt. Het uniforme visum of het Schengen-visum werd ingevoerd door de Schengen-akkoorden. Het is geldig voor het grondgebied van alle Lidstaten die de Schengen-akkoorden hebben ondertekend en het geeft het recht op een ononderbroken verblijf van maximaal 90 dagen of op meerdere opeenvolgende korte verblijven over een periode van zes maanden op het Schengengrondgebied, te tellen vanaf de datum van de eerste aankomst. In afwijking van de algemene regel kan elke partner-Lidstaat van Conventie van Schengen zich het recht voorbehouden om de territoriale geldigheid van het visum te beperken.
Als men een dergelijk visum verkregen heeft, heeft men dus het recht om voor een korte periode (90 dagen maximum op een semester) binnen te komen en te verblijven op het grondgebied van de betrokken landen. Het visum kan ter plaatse worden verlengd voor een maximale duur van drie maanden.
De vreemdeling die onderworpen is aan de visumplicht moet zich wenden tot de bevoegde diplomatieke of consulaire post voor de plaats waar hij/zij woont of voor de plaats waar hij/zij in het buitenland verblijft. De visumaanvraag wordt doorgegeven aan de dienst Vreemdelingenzaken. Indien ze leidt tot een weigering kan de aanvraag in beroep worden gedaan bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Er dient echter genoteerd dat een visum geen absolute waarborg vormt voor de toegang tot het grondgebied van de betrokken landen; het is slechts aan toelating om zich aan de grens aan te bieden. De Belgische overheid kan een vreemdeling met een geldig visum
92
weigeren indien ze meent dat hij/zij niet aan een andere toelatingsvoorwaarde voldoet, zoals de duidelijkheid van de reden voor de reis of de bestaansmiddelen bijvoorbeeld.
ii.
Gezinshereniging
De gezinshereniging “beoogt de samenstelling of de vorming van een gezins- of familiale cel op het Belgisch grondgebied, en is dus gebaseerd op de bereidheid van de betrokken personen om samen te leven”. De gezinshereniging is een van de manieren waarop het recht om een gezin te stichten en in familieverband te leven gerealiseerd kan worden. Het is een fundamenteel recht, dat bekrachtigd wordt door internationale (en regionale) teksten inzake mensenrechten én door de Belgische Grondwet.
De gezinshereniging is in de praktijk ook de legale toegangsweg tot het grondgebied via dewelke de meeste vreemdelingen hier aankomen.
De gezinshereniging voor een niet-EU-hereniger met onbeperkt verblijfsrecht (art.10)
Vreemdelingen die aan de gestelde voorwaarden voldoen om een niet-EU-vreemdeling te vervoegen die geniet van een onbeperkt verblijfsrecht worden “van rechtswege toegelaten”. (Dit in tegenstelling tot vreemdelingen die een vreemdeling willen vervoegen
met
een
beperkte
verblijfstitel, die
moeten
een
‘verblijfsvergunning’
aanvragen). In theorie volstaat het dus dat ze aantonen dat ze aan de gestelde voorwaarden voldoen.
De begunstigden
De begunstigden kunnen enerzijds de echtgenoot en de gelijkgestelde partner zijn, en anderzijds de kinderen.
Wat betreft de echtgenoot of de gelijkgestelde partner, moet het gaan om een partnerschap dat gelijkwaardig is aan een huwelijk. Op dit ogenblik heeft dit betrekking op de Scandinavische landen, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en IJsland. Het kan ook nog gaan om de ‘geregistreerde partner’, hetgeen verwijst naar een partnerschap dat niet gelijkwaardig is aan een huwelijk, maar dat een ‘duurzame en stabiele relatie van minstens één jaar’ bekrachtigt.
93
Het Koninklijk Besluit van 17 mei 2007 preciseert sommige van die voorwaarden. Zo dienen de twee partners vrijgezel te zijn; de relatie moet bekrachtigd zijn door een samenwoonst van minstens één jaar of door een relatie die minstens al twee jaar duurt, periode waarin de partners hebben samengewoond gedurende minstens vijfenveertig dagen; de hereniger moet een verbintenis tot tenlasteneming onderschreven hebben ten overstaan van zijn partner.
De
hereniger
en
zijn
echtgenoot
of
partner
moeten
ouder
zijn
dan
21
jaar
(uitzonderingen: 18 jaar indien de samenwoonst minstens één jaar geduurd heeft voor de aankomst in België, of gunstiger voorwaarden voorzien door een bilateraal akkoord). Gezinshereniging van meer dan één partner ingeval van een polygame vreemdeling wordt uitgesloten.
Wat betreft de kinderen als begunstigden van gezinshereniging, kan het gaan om verschillende gevallen. Als het gaat om de kinderen van de hereniger en van de echtgenote of partner, moet het kind jonger zijn dan achttien jaar en vrijgezel. Kinderen uit polygame huwelijken zijn uitgesloten van het recht op gezinshereniging.
Als het gaat om kinderen van ofwel de hereniger ofwel de echtgenote of partner (en een ouder dus een kind uit een vroegere relatie naar België wil doen komen), moet het kind eveneens jonger zijn dan achttien jaar, en vrijgezel, met als bijkomende voorwaarde dat de ‘hereniger’ het hoederecht en het kind ten laste dient te hebben.
Meerderjarige gehandicapte kinderen kunnen zonder leeftijdsgrens voor gezinshereniging in aanmerking komen, als ze vrijgezel zijn.
De basisvoorwaarden
Er zijn enkele basisvoorwaarden vastgelegd voor de gezinshereniging. Zo moet
de
herenigde wel degelijk ‘komen samenwonen met’ de hereniger en met hem/haar een ‘daadwerkelijk huwelijks- of gezinsleven leiden’
De hereniger moet beschikken over ‘voldoende huisvesting’. Deze voorwaarde is echter niet van toepassing bij gezinshereniging met een erkende vluchteling, indien de aanvraag ingediend wordt in het jaar van de erkenning, behalve als er een mogelijkheid bestaat van gezinshereniging in een ander land. De grote lijnen van het begrip ‘voldoende
94
huisvesting’ werden gepreciseerd door het Koninklijk Besluit21: de voorwaarde wordt beoordeeld op basis van een attest dat wordt afgeleverd door de gemeente die een onderzoek moet doen op basis van de ‘regionale criteria’. Indien de gemeente een dergelijk attest niet heeft afgeleverd of dat weigerde te doen binnen de zes maanden na de aanvraag, zal de voorgestelde huisvesting voldoende worden geacht.
Daarnaast moet de hereniger ook beschikken over een ziekteverzekering voor hem/haar en zijn familie. Deze voorwaarde is niet van toepassing ingeval van een gezinshereniging met een erkende vluchteling, indien de aanvraag ingediend wordt in het jaar van de erkenning, behalve als er een mogelijkheid bestaat van gezinshereniging in een ander land.
De herenigde mag ook niet lijden aan een ziekte die een gevaar inhoudt voor de volksgezondheid.
Bovendien, en ingeval van een gezinshereniging van een zwaar gehandicapt kind, moet de hereniger het bewijs leveren dat hij/zij beschikt over stabiele, regelmatige en voldoende bestaansmiddelen.
Tenslotte zijn er enkele voorwaarden verbonden aan de openbare orde. Deze stellen dat de herenigde: o
niet gesignaleerd mag zijn voor niet-toelating in een Schengen-land, omwille van gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid, ofwel door een vroegere verwijderingsmaatregel met verbod tot binnenkomst
o
niet beschouwd mag worden als een gevaar voor de internationale betrekkingen van België of een ander Schengen-land
o
niet beschouwd mag worden als een gevaar voor de openbare rust, de openbare orde of de nationale veiligheid
o
gedurende minstens tien jaar niet verwijderd of uitgezet mag zijn.
De procedure
De aanvraag tot verblijf moet in principe ingediend worden bij de Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van de verblijfplaats van de toekomstige herenigde. Er moeten een aantal stukken worden voorgelegd die aantonen dat de voorwaarden om te kunnen genieten van het recht op gezinshereniging vervuld zijn.
21
Art.26/3 van het Koninklijk Besluit van 8 oktober 1981 als gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 27 april 2007. 95
De aanvraag mag in bepaalde uitzonderlijke gevallen worden ingediend bij de (Belgische) gemeente waar de begunstigde reeds verblijft.
Het duurt ongeveer 9 maanden voor er een beslissing valt, te tellen vanaf het indienen van het volledige dossier, ofwel bij de diplomatieke post, ofwel bij de gemeente. Deze termijn kan met drie maanden worden verlengd, twee keer, ingeval de zaak uitzonderlijk ingewikkeld is. Indien de Minister binnen die termijn niet heeft beslist (9 maanden + eventueel 3 maanden + eventueel 3 maanden of maximum 15 maanden) volgt een automatische gunstige beslissing.
Indien aan al de voorwaarden voldaan zijn, krijgt de herenigde een Bewijs van Inschrijving in het Vreemdelingenregister (BIVR) met de beperkte duur van één jaar, hernieuwbaar. Na drie jaar wordt het verblijf van de herenigde onbeperkt en echt ‘autonoom’ in verhouding tot de situatie van de hereniger.
Beslissing tot weigering of intrekken van de verblijfsvergunning en beroep
De Minister of zijn afgevaardigde (de Dienst Vreemdelingenzaken) kan de toelating tot het verblijf weigeren indien de vreemdeling niet aan de vereiste voorwaarden voldoet.
Bovendien heeft hij de mogelijkheid om het behoud van de voorwaarden in kwestie te controleren, zelfs na een toelating tot verblijf, en een eerder verleende toelating weer in te trekken. Dit kan gebeuren bij een herenigde die niet langer aan de aanvankelijke voorwaarde voldoet, zolang zijn/haar verblijf van beperkte duur is, of gedurende een periode van drie jaar vanaf de toelating tot verblijf of het afleveren van het document dat het indienen van de aanvraag bij de gemeente staaft.
Gedurende de eerste twee jaar volstaat het vast te stellen dat één van de voorwaarden niet langer vervuld is. In de loop van het derde jaar zijn er elementen vereist die wijzen op een ‘een toestand van fraude’. (NB: dit begrip werd niet nader ingevuld).
Het gaat er vooral om, te controleren of het een daadwerkelijk en continu gezinsleven betreft. Daarom mag de Dienst Vreemdelingenzaken overgaan of doen overgaan tot controles, niet enkel bij de hernieuwing, maar ‘eender wanneer’, “als er gegronde aanwijzingen zijn van fraude of als het huwelijk, het partnerschap of de adoptie plaatsvonden om aan de persoon in kwestie de mogelijkheid te geven in het Rijk binnen te komen of er te verblijven”.
96
Hoe staat het dan met gevallen waarbij een partner die aanvankelijk te goeder trouw was, zich inzake het verblijfsrecht in een situatie van afhankelijkheid bevindt van een partner
met
wie
de
relatie
verslechterd
is?
De
wetgever
vraagt
de
Dienst
Vreemdelingenzaken dan ook om “bijzonder rekening te houden met de situatie van personen die het slachtoffer van geweld zijn in hun familie, die hun thuis verlaten hebben en bescherming nodig hebben”.
Een beslissing tot weigering van verblijf of de intrekking van het verblijfsrecht kan gevolgd worden door een beroep tot nietigverklaring, binnen de dertig dagen in te dienen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Dit beroep is van rechtswege opschortend.
De gezinshereniging voor niet-EU-vreemdelingen met beperkt verblijfsrecht
Vreemdelingen die aan de gestelde voorwaarden voldoen om een vreemdeling te vervoegen
die
geniet
van
een
beperkt
verblijfsrecht
moeten
een
‘verblijfsvergunning’ aanvragen (in tegenstelling tot de vreemdelingen die een vreemdeling vervoegen die recht heeft op onbeperkt verblijf, die worden ‘van rechtswege toegelaten’).
Artikel 10 bis van de wet van 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen regelt de gevallen waarbij de hereniger in België verblijft als student, geniet van de subsidiaire bescherming, houder is van de arbeidskaart B of met een verblijf dat voor beperkte duur geregulariseerd werd.
De begunstigden
De begunstigden voor gezinsheriniging met een vreemdeling met beperkt verblijfsrecht zijn dezelfden als bij een vreemdelingen met onbeperkt verblijfsrecht, namelijk: de echtgeno(o)t(e) of gelijkgestelde partner, en de kinderen. Een bijkomde begunstigde in deze categorie zijn de ouders van niet-begeleide minderjarigen die als vluchteling erkend zijn.
De basisvoorwaaden: artikel 10 bis (wet van 15 december 1980 ‘betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen’)
De basisvoorwaarden zijn dezelfde als voor de hereniger met onbeperkt verblijfsrecht. De hereniger moet bovendien het bewijs voorleggen dat hij/zij “beschikt over stabiele,
97
regelmatige en voldoende bestaansmiddelen om in te staan voor de eigen behoeften en die van zijn familieleden en geen belasting zal worden voor de overheid”.
De procedure
De aanvraag gebeurt onder de vorm van een aanvraag tot verblijfsvergunning van meer dan drie maanden, in principe bij de bevoegde diplomatieke post. Behalve in het geval van eventueel beroep op artikel 9bis (vroegere 9.3), dan is de aanvraag te richten aan de burgemeester van de plaats van verblijf ingeval van ‘uitzonderlijke omstandigheden’.
iii.
Studies
Buitenlandse studenten uit derde landen kunnen een visum krijgen om in België te komen studeren. Daartoe moeten ze houder zijn van een inschrijving of een belofte van inschrijving in een hogere onderwijsinstelling die erkend is en/of door de overheid gesubsidieerd. Het moet gaan om hoger onderwijs (universitaire studies, hogere nietuniversitaire studies van het lange of het korte type) of om een voorbereidend jaar op hogere studies (voorbeeld: 7de jaar gespecialiseerd in wetenschappen of wiskunde, een jaar voor het grondig aanleren van een van de landstalen, ...) Dit onderwijs moet in principe voltijds zijn. Het kan echter om onderwijs gaan met een beperkt leerplan, maar dan moet de vreemdeling bewijzen dat de studie zijn hoofdactiviteit is in België en dat het de voorbereiding of de aanvulling vormt voor voltijds onderwijs. Het onderricht mag verstrekt worden door een onderwijsinstelling die georganiseerd, erkend of gesubsidieerd wordt door de overheid. Enkel die instellingen zijn in principe gemachtigd om een attest van inschrijving of toelating te geven, dat bij het dossier gevoegd
moet
worden
dat
aan
de
Belgische
diplomatieke
of
consulaire
vertegenwoordiging van het herkomstland moet worden bezorgd. Sinds het academiejaar 2004-2005 echter kan een buitenlandse student ook een verblijfsvergunning aanvragen via een inschrijvingsbewijs dat afgeleverd wordt door een onderwijsinstelling die niet georganiseerd, erkend of gesubsidieerd is door de overheid. Er dient ook te worden bewezen dat de student over voldoende bestaansmiddelen zal beschikken gedurende zijn/haar schooljaar (persoonlijke middelen, steun van de ouders…). En tenslotte dient de student desgevallend een attest hebben gekregen van de
98
gelijkwaardigheid van zijn/haar diploma’s, maar dat valt onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen. De visumaanvraag moet gebeuren in de consulaire of diplomatieke post van het herkomstland van de student. De student dient de volgende documenten voor te leggen: o
Een attest van toelating tot de onderwijsinstelling voor het lopende schooljaar
o
Het bewijs van voldoende bestaansmiddelen; het vereiste minimum bedrag voor het maandinkomen bedraagt voor het academiejaar 2007-2008 nu 531 EUR. De inkomsten
kunnen
bewezen
worden
d.m.v.
een
studiebeurs,
persoonlijke
bestaansmiddelen of nog een tenlasteneming door een garant in België. o
Een medisch attest
o
Een bewijs van goed gedrag en zeden.
Het studieverblijf wordt van jaar tot jaar hernieuwd zolang aan de voorwaarden voldaan wordt. Een student kan in principe geen bezoldigde activiteit hebben, behalve onder bepaalde voorwaarden.
iv.
Werk
Sinds het officiële einde van de arbeidsimmigratie in 1974 is het moeilijk geworden om te emigreren voor economische redenen. Er kan echter nog een visum voor lang verblijf verkregen worden voor die reden. Dit visum is bestemd voor mensen die het bewijs kunnen voorleggen van een belofte tot aanwerving door een werkgever in België. Het wordt slechts afgeleverd indien de werkgever bij de bevoegde regionale tewerkstellingsen plaatsingsdiensten (Forem in het Waalse Gewest, de VDAB in et Vlaamse Gewest en Actiris in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest) de toelating heeft gekregen om die persoon aan te werven (aanvraag tot arbeidskaart B). Het verkregen visum wordt beperkt tot de duur van de arbeidsovereenkomst. De onderdanen uit derde landen in wettelijk verblijf in België mogen werken als zij een arbeidskaart hebben. Die bestaat in drie categorieën, die overeenkomen met drie verschillende soorten verblijf. De arbeidskaart A De arbeidskaart A wordt slechts toegekend krachtens arbeid die in het verleden gepresteerd werd met een arbeidskaart B, met name aan personen die kunnen bewijzen dat ze gedurende een periode van tien jaar voorafgaand aan de aanvraag gedurende 4
99
jaar als loontrekkende gewerkt hebben met een arbeidskaart B, en in het kader van een ononderbroken wettig verblijf. Deze duur wordt teruggebracht tot 3 jaar voor de burgers uit
landen
waarmee
België
internationale
akkoorden
heeft
afgesloten
inzake
tewerkstelling. Die periodes van 4 en 3 jaar kunnen nog worden ingekort met één jaar indien de echtgenote en de kinderen van de werknemer wettelijk met hem in België verblijven. De arbeidsjaren gedekt door arbeidskaarten die werden toegekend aan gespecialiseerde techniekers, stagiairs, gedetacheerde werknemers, gediplomeerden van het hoger onderwijs en navorsers komen echter niet in aanmerking. Die regels zijn ook van toepassing op bovenvermelde werknemers van de 8 nieuwe Lidstaten van de Europese Unie die weliswaar toegang hebben tot de EEC-verblijfstitels, maar onderworpen blijven aan de reglementering inzake de arbeidskaart. Na drie jaar (voor alleenstaanden) en na twee jaar (voor de werknemers die hier wonen met hun gezin) krijgen ze een arbeidskaart A. De Belgische salaris- en arbeidsvoorwaarden evenals de sociale zekerheidsregels blijven echter integraal van toepassing. Deze overgangperiode heeft sinds 1 januari 2007 ook betrekking op Roemeense en Bulgaarse burgers. In hun geval loopt die tot 31 december 2008. De arbeidskaart B Buitenlandse onderdanen die wensen te werken moeten over een arbeidskaart beschikken en hun werkgevers zijn onderworpen aan de verplichting om een toelating tot tewerkstelling aan te vragen. Die
arbeidsvergunning
wordt
automatisch
toegekend
aan
bepaalde
categorieën,
waaronder: o
werknemers die in het bezit zijn van een diploma van hoger onderwijs (universitair of gelijkwaardig diploma) met een jaarsalaris van 33.082,- € (voor 2006);
o
leidinggevende werknemers (manager, directeur, Algemeen Directeur) met een jaarsalaris van 55.193,- € (voor 2006);
o
gespecialiseerde techniciens (montage, lancering, reparatie van een installatie die werd gefabriceerd door hun werkgever in het buitenland), voor de maximale duur van 1 jaar;
o
stagiaires (personen tussen de 18 en 30 jaar die meteen na het behalen van hun diploma gedurende maximaal één jaar voltijds werken, op wie de minimale
100
loonvoorwaarden van toepassing zijn en die werken in het kader van een opleidingsprogramma); o
de navorsers en gastprofessoren van een universiteit, een instelling voor hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling;
De arbeidsvergunning wordt na onderzoek toegekend aan: o
werknemers die een functie kunnen uitoefenen waarvoor er geen adequate kandidaat wordt gevonden op de arbeidsmarkt,
o
werknemers die van de bevoegde minister verkrijgen dat een individuele afwijking op deze regel aanvaard wordt, omwille van economische en sociale redenen.
In elk geval blijven de Belgische salaris- en arbeidsvoorwaarden evenals de sociale zekerheidsregels integraal van toepassing. De werknemers zijn gemachtigd in België te verblijven conform de modaliteiten van Titel I van de Vreemdelingenwet van ‘80. Ze hebben verblijfsrecht en krijgen het Bewijs van Inschrijving in het Vreemdelingenregister (BIVR). De arbeidskaart C De arbeidskaart is een persoonlijke werkvergunning van beperkte duur die geldig is voor alle bezoldigde beroepen en voor elke werkgever in België. De kaart is maximum 12 maanden geldig en hernieuwbaar, maar ze verliest alle geldigheid indien de houder zijn verblijfsrecht of verblijfsvergunning verliest. De kaart wordt toegekend aan ontvankelijk verklaarde asielaanvragers, aan personen die erkend worden als slachtoffer van mensenhandel en die in het bezit zijn van een aankomstverklaring of van een BIVR van bepaalde duur, aan personen die een aanvraag tot gezinshereniging indienen op basis van artkel 10 van de wet van 15 december, met een persoon wiens verblijfsvergunning niet berust op een tewerkstelling. De arbeidskaart C wordt slechts toegekend tijdens de onderzoeksfase van de aanvraag. De kaart wordt ook toegekend aan studenten die wensen te werken buiten de schoolvakanties en aan personen die krachtens artikel 9 al. 3 van de wet van 15 december 1980 recht hebben op een tijdelijk verblijf voor uitzonderlijke omstandigheden, voor zoverre de verlenging van het verblijfsrecht onderworpen is aan de tewerkstellingsvoorwaarde.
101
RECHTEN
4. Internationale Bescherming Fiche 4.a.
Wat is asiel en hoe kan asiel worden aangevraagd?
i. Asiel en de gebruikte criteria
Asielmigratie is een belangrijk aspect geworden van de immigratie in Europa sinds de sluiting van de grenzen in 1973-1974. Het beeld van de asielzoeker mag dan wel ‘populair’ geworden zijn, maar wat er geweten is over het fenomeen en de evolutie ervan is vaak nogal beperkt, als het al niet verkeerd is.
De asielprocedure en de erkenning van vluchtelingen worden gereglementeerd door de Conventie van Genève van 1951, die in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog werd aangenomen en tot doel had een minimale bescherming te bieden aan mensen die om diverse redenen hun land moesten ontvluchten. Die redenen worden duidelijk onderkend door de Conventie en in tegenstelling tot de gangbare mening die wordt doorgegeven met de onjuiste uitdrukking ‘politiek vluchteling’ zijn ze niet uitsluitend ‘politiek’. De persoon in kwestie is iemand die met reden “vreest te worden vervolgd omwille van ras, godsdienst,
nationaliteit,
het
behoren
tot
een
sociale
groep
of
zijn
politieke
overtuigingen”.
Een vluchteling is een persoon van wie door een lidstaat van de Conventie van Genève erkend wordt dat hij/zij beantwoordt aan de criteria die door de Conventie werden bepaald om te kunnen genieten van de bescherming van die staat. Zolang hij/zij deze erkenning niet heeft gekregen wordt de persoon een ‘asielaanvrager’ genoemd. Opdat die persoon als vluchteling erkend wordt, moeten de individuele vervolgingen die door de asielaanvrager worden aangevoerd bevestigd worden door één van de vijf criteria, die exhaustief zijn, maar open voor interpretatie.
Voor wat de procedure betreft is de Dienst Vreemdelingenzaken (DV) gelast met de aanduiding van de Staat die bevoegd is om de asielaanvraag te behandelen (in
102
toepassing van het Reglement van Dublin). De Dienst ontvangt ook de asielaanvraag. Het eerste gesprek wordt vervangen door een vragenlijst die ingevuld moet worden. De Dienst is bovendien bevoegd om de tweede asielaanvraag ontvankeijk te verklaren of niet.
Het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) is de enige instantie die een echte onderzoeksbevoegdheid heeft over de gefundeerdheid van de aanvraag tot internationale bescherming. Het CGVS onderzoekt rechtstreeks alle asielaanvragen, eerst vanuit het stanpunt van de bescherming van Genève en vervolgens vanuit de subsidiaire bescherming. Het behandelt voortaan de aanvragen ten gronde; het onderscheid tussen de fasen ‘ontvankelijkheid’ en ‘grond’ verdwijnt. In elk dossier neemt het CGVS de beslissing tot het al dan niet toekennen van de internationale bescherming (statuut van vluchteling of subsidiaire bescherming). Tegen die beslissingen is een beroep
mogelijk
voor
de
Raad
voor
Vreemdelingenbetwistingen.
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) is een nieuwe administratieve rechtsmacht van 1ste instantie, gespecialiseerd in vreemdelingenbewistingen. Hier wordt effectief in beroep gegaan tegen beslissingen. Dit beroep ‘van rechtswege’ staat open voor alle asielaanvragers. DE RVV kan de aanvraag opnieuw onderzoeken om de beslissing van het CGVS te bevestigen of te hervormen. Door dit beroep wordt ook automatisch het bevel om het grondgebied te verlaten opgeschort, en de kandidaatvluchteling kan dus niet gedwongen verwijderd worden alvorens de rechter een beslissing genomen heeft. De RVV heeft ook de bevoegdheid om het dossier naar het CGVS terug te sturen voor aanvullend onderzoek.
De procedure voor de RVV is formeel en schriftelijk. De partijen en hun advocaten hebben de mogelijkheid om mondelinge opmerkingen te maken tijdens de hoorzitting, maar de mogelijkheid om andere middelen in te roepen dan diegene die uiteengezet worden in het onderzoek, is zeer beperkt.
Het komt erop neer dat de RVV voornamelijk de negatieve beslissingen van het CGVS behandelt. Er dient echter opgemerkt dat ook een positieve beslissing aangevochten kan worden, bijvoorbeeld als het CGVS aan de asielaanvrager het voordeel van de subsidiaire bescherming toekent, maar niet het asiel (Conventie van Genève). In een dergelijk geval loopt de vragende partij het risico om het voordeel van de verworven beslissing te verliezen, gezien de RVV de beslissing van het CGVS geheel kan hervormen. Tegen de negatieve beslissingen van de RVV kan een cassatieberoep worden ingediend bij de Raad van State.
103
De Raad van State (RS) is dus nog steeds bevoegd om dat cassatieberoep te onderzoeken.
Het
onderzoek
wordt
onderworpen
aan
een
voorafgaande
ontvankelijkheidprocedure. Het beroep wordt onontvankelijk verklaard indien de RS niet bevoegd is of geen of indien het beroep doelloos of duidelijk onontvankelijk is. Indien de Raad van State de betwiste beslissing annuleert, wordt het dossier teruggestuurd naar de RVV die opnieuw uitspraak zal moeten doen over de asielaanvraag, maar conform het verkregen arrest. Dit beroep is echter niet opschortend.
ii.
Subsidiaire bescherming
Sinds 10 oktober 2006 zijn de asielinstanties – krachtens een Europese richtlijn die in Belgisch recht werd omgezet - ook bevoegd om het statuut van subsidiaire bescherming toe te kennen. Deze bescherming is bestemd voor mensen die niet als vluchtelingen beschouwd kunnen worden, maar die daadwerkelijk het risico lopen om blootgesteld te worden aan de doodstraf of een executie, aan wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen of aan een ernstige bedreiging van hun leven of persoon als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict (dit heeft enkel betrekking op burgers, niet op militairen).
De introductie van dit statuut in het Belgische recht resulteert uit de verplichting om een Europese richtlijn om te zetten, die de bepalingen en de afgeleide rechten van vluchtelingen en begunstigden van de subsidiaire bescherming harmoniseerde.
In België was die bescherming gekend onder de vorm van ‘niet-terugleidingsclausules’. Als het CGVS een definitieve beslissing nam tot weigering van verblijf met een bevel om het grondgebied te verlaten in het kader van een onontvankelijke asielaanvraag, gaf het aan de Minister van Binnenlandse Zaken een formeel advies over de eventuele terugleiding van persoon naar de grens van het land dat hij/zij ontvlucht was, indien er in het dossier elementen aanwezig waren die wezen op het risico van wrede of vernederende onmenselijke behandelingen in het herkomstland of indien het CGVS kennis had van degelijke elementen.
Die personen (vandaag de dag gaat het voornamelijk om Ivorianen, Irakezen, Kosovaren, Soedanezen uit Darfoer en mensen uit Erithrea) konden dan wel niet verwijderd worden, maar ze kregen ook geen enkel statuut of verblijfstitel, geen
104
reispapieren, geen toegang tot de arbeidsmarkt – Hun bevel om het grondgebied te verlaten werd periodiek verlengd en ze hadden recht op een voorlopige sociale hulp.
Alle
personen
die van
het
CGVS
een niet-terugleidingsclausule kregen –
voor
ontvankelijkheid of ten gronde – krijgen een verblijfstitel als begunstigde van het statuut van subsidiaire bescherming.
De introductie van het statuut van subsidiaire bescherming staat voortaan garant voor een volledig statuut, namelijk: een verblijfstitel die gedurende één jaar geldig is, verlengbaar en hernieuwbaar. Vijf jaar na het indienen van de asielaanvraag krijgt de begunstigde van het statuut van subsidiaire bescherming een onbeperkt verblijfsrecht.
Sinds 1 juni 2007 is de vreemdeling die van de bescherming geniet onderworpen aan de voorwaarden van artikel 10 bis voor wat betreft de gezinshereniging (zie fiche 2.b). Voor wat betreft het recht op arbeid worden zijn rechten gelijk aan die van de asielaanvrager tijdens de duur van de procedure. Als de vreemdeling erkend wordt als begunstigde van de subsidiaire bescherming, mag hij/zij werken met een arbeidskaart C.
De procedure is identiek aan diegene rond de aanvraag tot erkenning als vluchteling (cf. infra). Indien het CGVS een aanvraag tot internationale bescherming onderzoekt gebeurt dat altijd eerst vanuit het oogpunt van de asielcriteria en vervolgens uit dat van de subsidiaire bescherming.
iii.
Tijdelijke bescherming
De tijdelijke bescherming is een uitzonderlijke maatregel waardoor ontheemden uit een derde land een onmiddellijke en tijdelijke bescherming krijgen als er een risico is dat de normale toepassing van de regels van de asieltoekenning niet voldoende zouden zijn om de situatie aan te kunnen.
De bescherming wordt verleend voor een periode van één jaar en wordt twee keer met zes maanden verlengd tot een tweede periode van één jaar.
Tot op heden werd er nog geen gebruik gemaakt van die procedure.
105
iv.
Humanitaire redenen
Een hele reeks mensen die niet als vluchtelingen werden erkend bevinden zich soms in zodanige omstandigheden dat een terugkeer naar hun land ondenkbaar is, of dat de regularisatie de enige oplossing is voor de ernstige toestand in hun herkomstland. Die personen kunnen desgevallend geregulariseerd worden. Deze zaak werd geregeld door het befaamde artikel 9, alinea 3 van de wet van 1980, die onlangs hervormd werd.
Artikel 9 is en blijft de verklaring van het algemene principe, namelijk dat de toelatingen voor het tijdelijke verblijf vanuit het buitenland moeten worden aangevraagd. Het formaliseert echter twee uitzonderingen: de buitengewone omstandigheden (9bis) en de medische redenen (9ter).
9bis
(buitengewone
omstandigheden):
de
hervorming
preciseert
criteria
van
onontvankelijkheid, zonder echter te stipuleren wat die ‘buitengewone omstandigheden’ zijn. De hervormde wet preciseert enkel wat niet als dusdanig kan worden ingeroepen. Bovendien worden er nieuwe ontvankelijkheidsvoorwaarden ingevoegd, zoals het kunnen voorleggen van identiteitspapieren, behalve voor asielaanvragers of vreemdelingen die hun onmogelijkheid om het vereiste identiteitsdocument te verwerven in België, op geldige wijze aantonen. Er is nog steeds geen termijn voor het behandelen van de aanvragen en tijdens het onderzoek van de aanvraag wordt er geen enkel document afgeleverd aan de persoon die de regularisatie aanvraagt.
9ter (medische redenen) : dit artikel voert een algehele regularisatieprocedure in voor personen die lijden aan “een ziekte die een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit of een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in zijn land van herkomst of het land waar hij verblijft”. Een college van artsen (een Franstalige en een Nederlandstalige) dat de mogelijkheid krijgt om een lijst van specialisten te raadplegen, behandelt die situaties binnen de Dienst Vreemdelingenzaken. Tegen een negatieve beslissing kan binnen de 30 dagen beroep worden aangetekend voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
106
RECHTEN
5. Rechten verbonden aan de verschillende statuten Fiche 5.a.
Welke zijn de rechten van de vreemdelingen die gemachtigd zijn om in het land te verblijven of er zich te vestigen, naargelang van hun verblijfstitels?
Algemeen principe
Over het algemeen heeft een vreemdeling die voor een onbepaalde duur wettig op het Belgische grondgebied verblijft dezelfde rechten en plichten als de Belgische burgers, met uitzondering van die burgerlijke en politieke rechten die door de Grondwet, de wet, het decreet of de ordonnantie enkel aan Belgen zijn voorbehouden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de toegang tot militaire en burgerlijke functies, de deelname aan verkiezingen
(met
de
opmerkelijke
uitzondering
van
de
Europese
en
de
gemeenteverkiezingen) en voor het zetelen in een assisenjury.
Politieke rechten
Het recht om deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen is sinds 2000 gewaarborgd voor de onderdanen uit een Lidstaat van de Europese Unie, en sinds 2006 voor de niet-EU-burgers. De voorwaarden zijn: o
Gedurende vijf jaar ononderbroken een verblijfplaats hebben in België, gedekt door een wettelijke verblijfstitel; deze voorwaarde heeft enkel betrekking op de niet-EUburgers;
o
Ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van een gemeente. Op de dag van de verkiezingen minstens 18 jaar oud zijn;
o
Op de dag van de verkiezingen van zijn politieke en burgerrechten genieten;
o
Uiterlijk drie maanden voor de verkiezingen ingeschreven zijn in de kieslijsten.
Eenmaal de vreemdeling in de kieslijsten werd opgenomen, is de stemming voor hem verplicht, net als voor de Belgen.
107
Er blijft een belangrijk verschil in de uitoefening van dit recht tussen de EU-onderdanen en de andere vreemdelingen, gezien de eersten ook verkozen kunnen worden en de functie van schepen uitoefenen, terwijl de niet-Europese vreemdelingen enkel stemrecht hebben. De EU-onderdanen mogen ook deelnemen aan de Europese verkiezingen in het land van de Unie waar ze verblijven.
Specifieke rechten naargelang de aard van het verblijf
i.
Kort verblijf
Het visum voor kort verblijf biedt het recht op vrij verkeer en verblijf voor een periode van drie maanden die éénmaal hernieuwbaar is, op het grondgebied van de Lidstaten van de Schengenzone. Het opent geen recht op werk, noch op sociale bescherming.
ii. Gezinshereniging
De herenigde geniet, eenmaal hij/zij gevestigd is, van dezelfde rechten als alle vreemdelingen die in het land verblijven. Die persoon heeft het recht om een beroep uit te oefenen middels het verkrijgen van een arbeidskaart. De partner van een Belg heeft geen arbeidskaart nodig.
iii. Studies
De buitenlandse student heeft beperkte verblijfsvoorwaarden om zijn studies voort te zetten. Hij/zij mag werken, binnen bepaalde beperkingen (20u per maand maximum).
iv. Werk
Tenzij hij/zij er door de wet is van vrijgesteld (zoals de gevestigde vreemdelingen die beschikken over een gele kaart voor vijf jaar) heeft de vreemdeling die dit wenst het recht om te werken in België, middels het verkrijgen van een arbeidskaart. Er zijn drie soorten arbeidskaarten, zoals beschreven in de fiches over tewerkstelling.
Het recht op werk gaat over het algemeen gepaard met het recht op sociale prestaties.
108
v. Internationale bescherming
Hier dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de onderzoeksfasen en het statuut van erkend vluchteling – of van begunstigde van de internationale bescherming.
Tijdens de behandeling van de aanvraag De asielaanvragers krijgen materiële hulp die gegeven wordt via een open centrum (waar men hen medische zorgen verstrekt), een opvangcentrum of het OCMW van de gemeente die hen werd toegewezen tijdens de duur van hun aanvraag. Indien ze met het vliegtuig zijn aangekomen, kunnen ze gedurende de tijd van de procedure vastgehouden worden in een gesloten centrum. Ze hebben van rechtswege ook toegang tot een ziekteverzekering en hebben recht op een werkloosheidsuitkering als ze kunnen bewijzen dat ze voordien hebben gewerkt. Ze hebben daarentegen geen recht op gewaarborgde kinderbijslag. Ze hebben geen toegang tot de arbeidsmarkt gedurende het eerste jaar van hun asielprocedure.
Na de erkenning De erkende begunstigden van een statuut van internationale bescherming (asiel of subsidiaire bescherming) hebben recht op een sociale uitkering en toegang tot de arbeidsmarkt zonder dat ze daar een arbeidskaart voor nodig hebben (behalve de begunstigden van de subsidiaire bescherming die een arbeidskaart C nodig hebben). Voorts hebben zij dezelfde rechten als de Belgen.
109
RECHTEN
6. Mensen zonder wettig verblijf Fiche 6.a.
Wat zijn de rechten van de vreemdelingen in onwettig verblijf?
Gezien clandestiene vreemdelingen niet verondersteld worden hier te zijn, zijn hun rechten beperkt. We gaan hier in op de belangrijkste rechten, namelijk het recht op dringende medische hulp, recht op sociale bijstand, het recht op onderwijs, op huisvesting, op huwelijk, de arbeidsrechten, en de rechtsbijstand.
Onder een clandestiene migrant verstaan we een vreemdeling die over geen enkele verblijfstitel beschikt, ook geen tijdelijke. Een vreemdeling bv. die houder is van een Bevel om het Grondgebied te Verlaten, waarvan de uitvoeringstermijn verlengd is, is niet in onwettig verblijf en kan dus genieten van sociale hulp. Dringende medische hulp22
Het recht op dringende medische hulp is enkel van toepassing op mensen in onwettig verblijf, d.w.z. die mensen die over geen enkele verblijfstitel - ook geen tijdelijke – beschikken,
die
niet
in
een
opschortende
beroepsprocedure
zitten
en/of
de
vreemdelingen van wie het bevel om het grondgebied te verlaten verlopen is. Zo zijn er dus de uitgeprocedeerde asielzoekers, de clandestienen, de uitgeprocedeerden in het kader van de gezinshereniging, de uitgeprocedeerden in de procedure voor de slachtoffers van de mensenhandel,…
De dringende medische hulp komt voor in de organieke wet van de OCMW’s en werd bekendgemaakt
door
diverse
omzendbrieven
die
bepaalde
punten
van
de
wet
verduidelijken. Er resten echter een paar onduidelijkheden, vooral dan wat betreft de bevoegdheden van het OCMW.
22
Bron: Medimmigrant, http://www.medimmigrant.be/ 110
Het Koninklijk Besluit van 12.12.1996 preciseert het volgende: o
het kan gaan om zowel zorgen van preventieve als curatieve aard, de medische hulp mag zowel ambulant als in een verplegingsinstelling worden gegeven. Er bestaat geen lijst die de beoogde prestaties preciseert,
o
enkel een door het RIZIV erkende arts of tandarts mag een attest van dringende medische hulp verstrekken,
o
het vertrouwelijke karakter dient absoluut te worden geëerbiedigd, de informatie die bijeengebracht
wordt
tijdens
de sociale enquête
wordt
niet
aan
de
politie
doorgegeven, noch aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
Het K.B. sluit daarentegen wel uitdrukkelijk de kosten voor voeding, kleding en huisvesting uit, behalve ingeval van ziekenhuisopname waar de dagprijs aanvaard wordt en voeding en verblijf inbegrepen zijn.
Er moet een verschil worden gemaakt tussen de dringende medische hulp en die van de ‘ 100 ’ hulpdiensten, die dan weer afhangt van een fonds voor dringende medische hulp, maar enkel van toepassing is op de onmiddellijk verstrekte zorgen en niet op de nazorg (bv. een gipsverband verwijderen).
Welke zijn de voorwaarden om de dringende medische hulp te kunnen geven? o
er dient een attest te worden afgeleverd door een door het RIZIV erkende arts of tandarts,
o
de persoon moet onwettig in België verblijven. Het OCMW kan dat controleren via het wachtregister; de Dienst Vreemdelingenzaken kan dat ook en neemt (ingeval van betwisting) de uiteindelijke beslissing betreffende het verblijfsstatuut,
o
de persoon moet behoeftig zijn, wat nagegaan wordt tijdens een sociale enquête die wordt gevoerd door het OCMW die de persoon opvangt,
o
de ten laste genomen zorgen moeten voorkomen in de lijsten van het RIZIV. Prothesen (tanden, heupen,…) worden uitgesloten, evenals brillen, sommige vormen van tandverzorging en het medisch materiaal zoals krukken, rolstoelen,…. Eigenlijk worden dezelfde regels toegepast als voor mensen die van het OCMW afhangen.
Recht op sociale bijstand
De sociale rechten die aan de clandestiene vreemdelingen worden toegekend in de marge van de dringende medische hulp, zijn zeer beperkt. De clandestiene vreemdelingen hebben niet langer recht op een minimuminkomen, noch op enige vorm van materiële hulp. Er zijn echter twee uitzonderingen:
111
o
indien er een beroep werd ingediend bij de Raad van State tegen het bevel om het grondgebied te verlaten en/of er een regularisatieaanvraag werd ingediend en de vreemdelingen een gezin vormen met schoolgaande kinderen, dan kan er een opvang worden toegestaan in een open centrum (KB van 24 juni 2004) na vaststelling van de staat van behoeftigheid op basis van een sociale enquête door het OCMW;
o
indien er een voorlopig beroep werd ingediend bij een arbeidsrechtbank.
Juridische bijstand Vreemdelingen in onwettig verblijf kunnen zoals elke andere burger genieten van juridische bijstand. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen eerstelijns- en tweedelijnsbijstand. Juridische eerstelijnsbijstand Iedereen kan een eerste rechtsadvies krijgen dat gratis door een advocaat wordt verstrekt. Dit gebeurt met name in de justitiehuizen of bij organisaties voor juridische bijstand. Zo is het mogelijk om inlichtingen te krijgen over de te volgen procedures en de te contacteren diensten. Deze hulp blijft echter beperkt tot een advies. Juridische tweedelijnsbijstand Gratis (pro Deo) of gedeeltelijk kosteloze juridische bijstand van een advocaat is toegankelijk voor de personen die een laag inkomen hebben. Om die aan te vragen moet men zich wenden tot het bureau voor juridische hulp, georganiseerd door de balie van het gerechtelijke arrondissement waar men verblijft. Dit bureau zal een advocaat aanduiden die zich met de zaak zal gelasten. Ingeval van juridische bijstand kan de wetgever de te berechten persoon vrijstellen van de verplichting om de procedurekosten voor te schieten. De juridische bijstand is geheel kosteloos in een beperkte reeks gevallen, met name voor de vreemdelingen die een aanvraag tot verblijfsregularisatie willen indienen of een beroep tegen een bevel om het grondgebied te verlaten, alsook voor de asielaanvragers of eender welke persoon die een verklaring of een aanvraag tot erkenning van zijn statuut van vluchteling indient of het statuut van ontheemde aanvraagt.
112
Recht op onderwijs23
Alle kinderen tot 18 jaar hebben recht op onderwijs in België. Scholen mogen leerlingen zonder wettige verblijfsdocumenten dan ook niet weigeren, en deze leerlingen hebben ook recht op een officieel diploma. De verzekering van de school dekt ook de leerlingen zonder wettig verblijf. Leerlingen zonder wettig verblijf die een stage moeten lopen in het kader van hun opleiding, wat vaak het geval is in technische- en beroepsopleidingen, kunnen dit wettelijk gezien ook doen. Zo kunnen deze leerlingen ook in systeem van deeltijds leren en werken stappen, waarbij ze dan 2 dagen op school zijn en 3 dagen werken in een onderneming (met een leercontract).
De politie mag geen kinderen aanhouden tijdens de schooluren, en in principe mag de politie de kinderen zelfs niet opwachten aan de schoolpoort. Dit is echter wel toegestaan wanneer de ouders reeds aangehouden zijn (bijvoorbeeld om ze uit te wijzen).
Voor jongeren ouder dan 18 jaar geldt het recht op onderwijs niet meer. Dit betekent niet dat de wet om onderwijs te volgen, maar scholen en vormingsinstellingen kunnen wel weigeren om leerlingen zonder wettig verblijf in te schrijven. Er zijn nog wel enkele mogelijkheden, zoals het volgen van taalonderwijs, van bepaalde beroepsopleidingen, van rechtstreekse deelname aan officiële examens, enzovoort. Een aantal hogescholen en universiteiten maken er geen probleem van om studenten zonder wettig verblijf in te schrijven. Recht op huisvesting en recht om te huwen24
Het is wettelijk toegestaan dat mensen zonder wettig verblijf een woning huren, en daar ook een woonverzekering voor afsluiten. Ook het kopen van een woning is in principe mogelijk. De sociale woning, die bedoeld zijn voor mensen met lage inkomens, zijn niet toegangkelijk voor mensen zonder wettig verblijf.
Mensen zonder wettig verblijf kunnen in België huwen, al betekent dit niet dat ze automatisch een verblijfsrecht krijgen.
23 24
Bron: Informatiegids voor mensen zonder wettig verblijf, Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel, 2007 Bron: Informatiegids voor mensen zonder wettig verblijf, Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel, 2007)
113
Arbeidsrecht
Clandestiene migranten die aan het werk zijn, ook al is dit in het zwart en zonder arbeidscontract, hebben een aantal rechten.25
De twee belangrijkste rechten in dit verband zijn de volgende: o
recht op het minimumloon
o
recht op een vergoeding bij een ongeval tijdens het werk
Er zijn nog veel meer rechten die ook voor clandestiene werknemers gelden, maar die echter in de praktijk niet altijd gerespecteerd worden. Enkele voorbeelden van rechten die ook clandestiene arbeidsmigranten hebben zijn de volgende:
o
Men mag enkel ontslagen worden als er een zware fout is begaan. Die fout moet bewezen zijn.
o
Men mag niet gevraagd worden meer dan 38 uur per week te werken. Voor overwerk (vanaf 40 uren) moet men een hoger loon krijgen.
Ook clandestiene arbeiders
hebben recht op 1 volledige rustdag per week, en moeten betaald worden op wettelijke feestdagen. Verder hebben ze ook recht op vaste pauzes om te eten en even te ontspannen tijdens je werkuren.
o
Een zwangere vrouw heeft recht op specifieke bescherming. Ze mag bijvoorbeeld niet ontslagen worden omdat ze zwanger is, ze mag geen overuren doen, en ze heeft recht op moederschapsverlof. Voor die periode kan wel geen uitkering gekregen worden.
o
Clandestiene migranten hebben ook recht op respect voor hun persoon, hun lichaam en hun eigendommen. Als ze het slachtoffer worden van misbruik, op het werk of daarbuiten, hebben ze ook recht op bescherming en eventueel een vergoeding.
Over het algemeen is het moeilijk voor clandestiene migranten om deze rechten af te dwingen, omdat de inbreuken dikwijls moeilijk te bewijzen zijn, en omdat het niet hebben van een wettelijk verblijfsstatuut vaak een grote drempel is om schendingen van deze rechten publiek te maken.
25
Bron : ORCA, Werknemers zonder papieren : een rechtengids, 2006, www.orcasite.be 114
RECHTEN
6. Mensen zonder wettig verblijf Fiche 6.b.
Welke zijn de mogelijke regularisatiewijzen voor clandestien verblijvende vreemdelingen en welke criteria worden er gebruikt ?
De wet voorziet slechts de bepalingen in artikel 9 van de wet van 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Bij de recente hervorming van juni 2007 werd het vroegere artikel 9.3 op basis waarvan alle regularisatieaanvragen geformuleerd werden ingetrokken, en werden in de wet een aantal criteria opgenomen die in de praktijk reeds werden gebruikt door de Dienst Vreemdelingenzaken.
Artikel 9 is en blijft de verklaring van het algemene principe dat stelt dat toelatingen voor tijdelijk verblijf vanuit het buitenland moeten worden aangevraagd. Het formaliseert echter twee uitzonderingen: de buitengewone omstandigheden (9bis) en de medische redenen (9ter).
9bis (buitengewone omstandigheden): de hervorming preciseert criteria van onontvankelijkheid, zonder evenwel te stipuleren wat de ‘buitengewone omstandigheden’ zijn. De hervormde wet preciseert enkel wat niet als dusdanig kan worden ingeroepen. Bovendien worden er nieuwe ontvankelijkheidsvoorwaarden ingevoegd, zoals het kunnen voorleggen van identiteitspapieren, behalve voor asielaanvragers of vreemdelingen die hun onmogelijkheid om het vereiste identiteitsdocument te verwerven in België, op geldige wijze aantonen.
9ter (medische redenen) : dit artikel voert een algehele regularisatieprocedure in voor personen die lijden aan “een ziekte die een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit of een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in zijn land van herkomst of het land waar hij verblijft”. Een college van artsen (een Franstalige en een Nederlandstalige) dat de mogelijkheid krijgt om een lijst van specialisten te raadplegen, behandelt die situaties
115
binnen de Dienst Vreemdelingenzaken. Tegen een negatieve beslissing kan binnen de 30 dagen beroep worden aangetekend voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
116
TEWERKSTELLING
117
TEWERKSTELLING
Fiche 1.a.
In welke arbeidssectoren werken vreemdelingen voornamelijk ? Wat weten we in dat kader over de arbeidsverdeling tussen legale en clandestiene migranten?
De sectoren
De officiële gegevens maken enkel een onderscheid tussen Belgen en niet-Belgen, en zeggen ons niets over het migratie-traject van de betrokkenen. Zeer onrechtsreeks kan hierover wel informatie verkregen worden, door de cijfers inzake het afleveren van arbeidskaarten (cf. Fiche 1.b.). Via diverse studies kan de kwestie van de verdeling per sector beter gevat worden, en de kruising van deze studies geeft een gecontrasteerd portret.
26
Zoals zal blijken uit de gegevens over de situatie van vreemdelingen op de arbeidsmarkt (zie Fiche 1.c.) worden vreemdelingen en Belgen van vreemde herkomst harder getroffen door de werkloosheid. De groep Turken en Marokkanen krijgen er het meest mee te maken, met een percentage dat vijf maal hoger ligt dan dat van de Belgen. De duur van de werkloosheid is voor hen ook langer dan voor de Belgen.
Voor wat de verdeling over de sectoren betreft zien we dat de autochtone Belgen over alle sectoren van de arbeidsmarkt verspreid werken, wat zeker niet het geval is voor de vreemdelingen. De oververtegenwoordiging van de vreemdelingen wordt niet enkel vastgesteld in de sector van de industrie, maar ook in de landbouw- en de dienstensector. De concentratie is vooral te merken in die subsectoren waar minder gewaardeerd werk wordt gepresteerd, voornamelijk in de sectoren van de horeca, de verkoop en de industriële schoonmaak. We merken ook dat in de quartaire sector, die de tewerkstelling in de openbare sector, de instellingen voor medische zorg en voor cultuur groepeert, zowel de vreemdelingen als de Belgen van vreemde herkomst zwaar ondervertegenwoordigd zijn.
26
(Bron: Ilke Adam « Les immigrés et leurs descendants sur la marché de l’emploi », in « Immigration et intégration en Belgique francophone, 2007 »).
118
Als we de aanwezigheid van vreemdelingen in bepaalde sectoren bekijken, volgens hun nationaliteit, blijkt het fenomeen van de concentratie nog veel duidelijker. Terwijl er slechts 0,6% van de Belgen op actieve leeftijd als loontrekkende tewerkgesteld zijn in de primaire sector, stellen we vast dat diezelfde sector 15 % Turken en 7 % Aziaten tewerkstelt. Als we daarmee dan de variabele van het geslacht of de leeftijd combineren, komen we tot onthutsende vaststellingen: in 1997 zijn in het Brusselse Gewest 73 % van de Turkse vrouwen en 42 % van de Marokkaanse vrouwen tewerkgesteld in de sector “diensten aan ondernemingen en aan personen, uitzendwerk en industriële schoonmaak” (Verhoeven en Martens, 2000, geciteerd door Adam, 2007).
Er dient ook genoteerd dat Belgen van vreemde herkomst beter af zijn dan de vreemdelingen, hoewel ze wel blijvend geconfronteerd worden met een etnische stratificatie van de arbeidsmarkt die vergelijkbaar is met diegene die ook de vreemdelingen meemaken.
Tewerkstelling van clandestiene vreemdelingen
Het is nagenoeg onmogelijk om de arbeidssectoren te bepalen waar de clandestiene vreemdelingen voornamelijk te vinden zijn, gezien zij per definitie niet geteld kunnen worden en aangewezen zijn op zwart werk. We bedoelen hier wel degelijk vreemdelingen in onwettig verblijf, en niet bv. vreemdelingen in wettig verblijf die een onwettige activiteit uitoefenen. Uit enkele enquêtes en verslagen kunnen we echter wel enkele aanwijzingen halen.27
In 2001 werd tussen de Sociale Inspectie van de FOD Sociale Zekerheid en de Algemene directie
Toezicht
op
de
Sociale
Wetten
van
de
FOD
WASO
een
mini-
samenwerkingsprotocol gesloten om de illegale tewerkstelling van vreemdelingen doeltreffender te bestrijden. Het doel van dat protocol is om systematisch en gecoördineerd te controleren in bijzonder met mensenhandel kampende sectoren (exotische restaurants, landbouw, tuinbouw, schoonmaak, confectie, vernieuwbouw en de prostitutiewereld). Concreet worden in elk gerechtelijk arrondissement éénmaal per maand gerichte controleacties uitgevoerd. Het protocol is tot in 2004 van kracht gebleven en heeft de volgende resultaten opgeleverd:
In 2004 werden 891 instellingen en 3016 werknemers gecontroleerd, van wie 1363 vreemdelingen (onder wie 240 zelfstandigen). Van die vreemdelingen waren er 333
27
«Immigratie in België », FOD SPF Werkgelegenheid, 2007
119
illegaal tewerkgesteld. De onderstaande tabel geeft de sectoren waarin de meeste overtredingen (in absolute cijfers) zijn vastgesteld: de Chinese restaurants (17,7% illegale tewerkstelling) de exotische restaurants (11,1%), de bouw (16,5%) en tot slot de land- en tuinbouw (9%). Als men echter het aantal overtredingen bekijkt in verhouding tot het aantal uitgevoerde controles, dan is het bij particulieren, in garages en in tankstations of in de voedingssector dat de meeste illegale vreemdelingen worden tewerkgesteld.
De interpretatie van die resultaten is echter delicaat omdat de selectiemethodes van de instellingen waar de controles worden gehouden niet identiek zijn; zo werden de controles bij particulieren uitgevoerd na een politiesurveillance, wat verklaart waarom 100 % van die controles zo succesvol zijn verlopen.
Afbeelding 1. Mini-protocol 2004 – Clandestiene werkers per sector
Bron: «Immigratie in België », FOD Werkgelegenheid, 2007
120
Uit de onderstaande grafiek blijkt dat de Chinezen van alle vreemde werknemers het meest zijn gecontroleerd en, in absolute cijfers, ook het vaakst illegaal bleken tewerkgesteld.
Proportioneel
daarentegen
is
het
percentage
personen
dat
in
onregelmatige toestand in ons land werkt het hoogst onder de Bulgaren (81% van de gecontroleerde Bulgaren waren illegale arbeidskrachten), de Roemenen (74%) en de Ghanezen (69%).
Afbeelding 2. Aantal gecontroleerde werknemers in 2004 per nationaliteit Bron: «Immigratie in België, FOD Werkgelegenheid, 2007
121
TEWERKSTELLING
Fiche 1.b.
Wat weten we over de binnenkomst van buitenlandse werknemers? Wat is de verdeelsleutel van de arbeidskaarten B naargelang van de sectoren?
De enige beschikbare informatie m.b.t. de binnenkomst van buitenlandse werknemers komt uit de statistieken over aflevering van eerste arbeidskaarten A en B en betreft dus enkel de niet-Europese werknemers en deze uit de nieuwe lidstaten waarvoor overgangsmaatregelen gelden.
In 2005 werden er 6.311 eerste arbeidskaarten B afgeleverd aan vreemde werknemers (zie volgende tabel) waarvan 1.860 aan vrouwen (29%). Meer dan 33% van alle eerste arbeidskaarten werden afgeleverd aan Poolse werknemers, gezien zij samen goed zijn voor 2.122 arbeidskaarten (waarvan 734 voor vrouwen). Vervolgens hebben de Indiërs (795 arbeidskaarten), de Amerikanen (591) en de Japanners (467) de meeste arbeidskaarten gekregen. Er dient opgemerkt dat het aantal afgeleverde eerste arbeidskaarten vanaf 1991 niet verminderd is (16.276 eerste arbeidskaarten afgeleverd) en dat de talrijkst vertegenwoordigde werknemers toen uit andere landen kwamen; in 1991 vormden de Marokkanen en de Turken de belangrijkste nationaliteiten. Tussen 2004 en 2005 noteren we ook een aanzienlijke stijging (van 4.312 tot 6.311) die vooral verklaard lijkt te worden door een explosieve toename va het aantal arbeidskaarten dat werd toegekend aan Polen (van 1.046 tot 2.122).
122
Afbeelding 1. Eerste arbeidskaarten A en B – 2002 – 2005 (Bron: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg)
2002 Waarvan Totaal vrouwen Europa Bulgarije Hongarije Polen Tsjechië Roemanië Rusland Slowakije Turkije Afrika Zuid-Afrika Congo (DR) Marokko Amerika Brazilië Canada Verenigde Staten Azië China India Japan Overige Totaal
2003 Waarvan Totaal vrouwen
2004 Waarvan Totaal vrouwen
2005 Waarvan Totaal vrouwen
93 245 383 104 183 164 148 252
54 25 165 22 86 70 27 82
99 67 582 154 169 89 87 135
42 19 164 22 77 33 15 39
68 91 1.046 61 105 71 60 95
37 26 346 22 61 24 16 29
98 95 2.122 99 210 111 80 193
60 49 734 52 123 48 19 38
80
21
50
19
29
12
59
14
231 557
118 170
68 182
37 57
21 55
10 22
43 72
25 28
68 169
20 46
40 102
6 39
114 107
13 35
101 104
28 34
591
143
467
120
504
106
591
141
268 686 417 2.037 6.676
93 53 33 538 1.766
193 194 383 1.566 4.627
70 52 43 314 1.168
131 666 405 683 4.312
40 74 29 221 1.123
220 795 467 851 6.311
42 98 43 284 1.860
Arbeidskaart C
Sinds 2003 wordt de arbeidskaart C afgeleverd aan vreemdelingen aan wie een voorlopige verblijfsvergunning werd toegekend om andere redenen dan tewerkstelling. Deze arbeidskaart dient bv. voor studenten die willen werken tijdens het schooljaar. Via het aantal afgeleverde arbeidskaarten C kan echter niet worden bepaald hoeveel houders van die arbeidskaart ook effectief werken, gezien de arbeidskaart C aan de vreemdeling wordt toegekend voor eender welk soort arbeid, maar zonder de verplichting om te werken. Het is dus mogelijk dat heel wat vreemdelingen de arbeidskaart aanvragen, maar dat slechts een fractie van hen werkt. Het aantal arbeidskaarten C dat in 2005 werd afgeleverd bedroeg 27.612, waarvan 10.506 aan vrouwen.
123
Afbeelding 2. Arbeidskaart C 2003 – 2005 (Bron: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg) 2003 Waarvan Totaal vrouwen Europa Albanië Bulgarije Polen Roemanië Rusland Turkije Servië en Montenegro Afrika Algerije Burundi Kameroen Congo (DR) Ivoorkust Guinea Marokko Rwanda Togo Amerika Centraal en Zuid Amerika Azië Armenië China Irak Iran Nepal Overige Totaal
2004 Waarvan Totaal vrouwen
2005 Waarvan Totaal vrouwen
449 216 172 188 2.725 660
202 125 120 134 1.131 184
484 254 292 288 3.456 789
221 155 220 196 1.437 231
343 225 332 289 2.237 708
157 158 278 196 932 206
1.126
400
1.223
456
209
72
528 336 1.053 2.341 360 677 2.170 908 447
82 159 358 1.059 69 121 397 444 92
411 417 1.219 3.092 522 648 2.306 1.031 591
82 202 443 1.456 108 163 570 483 142
372 428 1.461 3.133 622 805 2.022 875 764
76 218 532 1.510 123 234 476 425 184
456
217
648
333
578
321
286 1.058 406 804 240 6.537 24.143
123 461 76 253 38 2.058 8.303
436 1.983 653 1.246 407 7.154 29.550
198 928 108 413 78 2.483 11.106
429 2.010 696 1.015 578 7.481 27.612
196 991 77 347 91 2.706 10.506
Instroom van hooggeschoolde werknemers
De arbeidsvergunning die nodig is voor het afleveren van een arbeidskaart B mag normaal gezien maar worden toegekend als er een tekort aan mankracht is op de plaatselijke arbeidsmarkt. Bovendien wordt ze in de eerste plaats afgeleverd aan werknemers uit de nieuwe EU-landen of uit landen waarmee België een overeenkomst heeft afgesloten. Er zijn echter uitzonderingen, en voor veel categorieën werknemers wordt er geen rekening gehouden met de toestand van de arbeidsmarkt noch met de herkomst van de werknemer. Hooggekwalificeerde werknemers genieten van deze uitzonderingsregel. In 2003 werden er 5.489 arbeidskaarten (1ste en hernieuwingen)
124
toegekend aan hooggeschoolde werknemers of aan mensen in directiefuncties. Op het totaal van de in 2003 afgeleverde arbeidskaarten gebeurde dat in 60% van de gevallen aan hooggeschoolde werknemers. Zowat de helft van die arbeidskaarten werden afgeleverd aan Japanners, Indiërs en Amerikanen (zie onderstaande tabel).
Afbeelding 3. Arbeidskaarten B voor hooggeschoolde werknemers en directiefuncties van de 8 belangrijkste nationaliteiten (Bron: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg)
Instroom van zelfstandigen
Het aantal binnenkomsten van zelfstandingen in België wordt berekend op basis van de gegevens van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ). Het gaat in feite over het aantal vreemdelingen die een zelfstandige activiteit begonnen zijn in de loop van het jaar. Onderstaande tabel geeft aan dat in 2004, 8.716 vreemdelingen en 51.522 Belgen een zelfstandige beroepsactiviteit hebben opgestart in België. Onder de meest vertegenwoordigde nationaliteiten vinden we onderdanen uit de EU-landen. Zo zijn de Nederlanders het talrijkst in 2004 (1.258). Ze weden gevolgd door de Fransen en de Italianen in 1995 en 2000 maar die werden voorbijgestoken door de Polen in 2004, het jaar waarin 1.206 Polen met een zelfstandige activiteit begonnen zijn.
Tenslotte dient er opgemerkt dat het aantal opgestarte zelfstandige activiteiten – zowel door vreemdelingen als door Belgen – rond 2000 is gaan dalen (5.749 voor de vreemdelingen en 48.358 voor de Belgen in 2000). Vervolgens keert de trend om met een
toename
van
beginnende
zelfstandige
activiteiten
die
hoger
ligt
bij
de
vreemdelingen: een stijging van 51.6% tussen 2000 en 2004 voor de vreemdelingen en slechts van 6.5% voor de Belgen.
125
Afbeelding 4. Zelfstandigen en helpers die hun activiteit opstartten tijdens het jaar (Bron: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg)
De spreiding van de arbeidskaarten in functie van sectoren werd niet specifiek in statistieken gevat.
126
TEWERKSTELLING
Fiche 1.c.
Wat is de plaats van migranten op de arbeidsmarkt en onder welke eventuele discriminatie hebben zij te lijden?28
Het onderstaande is gebaseerd op cijfers die enkel een onderscheid kunnen maken tussen ‘Belg’ en ‘niet-Belg.
De plaats van de vreemdelingen op de arbeidsmarkt
De actieve bevolking
In 2004 telde de totale beroepsbevolking
4.711.624 personen van wie 3.488.000
loontrekkenden, 681.000 personen die arbeid als niet-loontrekkende verrichten en 542.722 werklozen. De buitenlandse beroepsbevolking telde 427.729 personen, of 9% van de totale beroepsbevolking. Daar waar de totale en de Belgische beroepsbevolking sedert 1990 constant toenemen, daalde de buitenlandse beroepsbevolking lichtjes in 1999 (vermindering van 3% ten opzichte van 1998, die te verklaren is door de naturalisaties); sedert 1999 neemt ze elk jaar toe. In 2004 kent ze zelfs een stijging van 8% ten opzichte van 2003. In 2004 vertegenwoordigen de vrouwen 44,1% van de totale beroepsbevolking, 44,8% van de Belgische beroepsbevolking maar slechts 37,7% van de buitenlandse beroepsbevolking.
In 2004 bedraagt de activiteitsgraad van de Belgen 69% tegenover 65% bij de buitenlanders. Hoewel beide cijfers sedert 1990 zijn toegenomen, gaat de activiteitsgraad van de buitenlanders er sterker op vooruit: van 47% in 1990 naar 65% in 2002. In dezelfde periode stijgt de Belgische activiteitsgraad slechts met 6%. Zowel bij de Belgen als bij de buitenlanders blijft de vrouwelijke activiteitsgraad lager dan de mannelijke, maar het verschil is groter bij de buitenlandse bevolking, met een kloof van 27% (tegenover 14% bij de Belgen). Daar waar het verschil met de tijd afneemt bij de Belgische beroepsbevolking, stellen we vast dat het verschil bij de buitenlanders onveranderd blijft of tijdens bepaalde jaren zelfs toeneemt (zie de grafiek hieronder). 28
immigratie in België, FOD Werkgelegenheid, 2006.
127
Tenslotte stellen we vast dat de mannelijke activiteitsgraad bij de vreemdelingen sterk stijgt terwijl hij zich bij de Belgen stabiliseert: in 2004 is de mannelijke activiteitsgraad bij de vreemdelingen gelijk aan die van de Belgische mannen (76%) daar waar in 1990 de buitenlandse activiteitsgraad nog 17% lager lag.
Afbeelding 1. Activiteitspercentage van de Belgen en de vreemdelingen volgens geslacht (Bron: «Immigratie in België», FOD Werkgelegenheid, 2006)
Indien we ons nu buigen over de belangrijkste nationaliteiten die de buitenlandse actieve bevolking uitmaken, zien we dat de Europeanen daar 63,3 % in vertegenwoordigen (zie onderstaande tabel). De Italianen, de Fransen en de Nederlanders vormen de talrijkste groepen in België. We merken echter op dat het aantal actieve Italianen mettertijd vermindert, in tegenstelling tot het aantal actieve Fransen en Nederlanders dat voortdurend toeneemt. De Marokkanen en Turken zijn de talrijkste niet-Europese actieven, ook al daalde hun aantal tot in 2003 (nog steeds omwille van de vele naturalisaties). In
2004
daarentegen
registreerden
die twee nationaliteiten een
vooruitgang van hun aandeel in het aantal actieve personen.
128
Afbeelding
2.
Actieve
bevolking
volgens
de
belangrijkste
nationaliteiten
(Bron:
«Immigratie in België, FOD Werkgelegenheid, 2006»)
De binnenlandse werkgelegenheid en de werkzaamheidsgraad
Net zoals de activiteitsgraad, is de ‘binnenlandse’ werkzaamheidsgraad van de vreemdelingen lager dan de Belgische: in 2004 bedraagt hij 50% voor de vreemdelingen tegenover 62% voor de Belgen (bij een totale werkzaamheidsgraad van 61%). De werkzaamheidsgraad van de vreemdelingen groeit evenwel sneller dan de Belgische aangezien de eerste tussen 1990 en 2004 met 13 procentpunten is gestegen en de tweede slechts met 4 procentpunten voor dezelfde periode. Het verschil tussen de mannelijke
en
de
vrouwelijke
werkzaamheidsgraad
is
opnieuw
groter
bij
de
vreemdelingen (25 punten) en wordt niet kleiner met de tijd, in tegenstelling tot het verschil tussen de Belgische mannelijke en vrouwelijke werkzaamheidsgraad (23 punten in 1990 en 16 punten in 2004). Tenslotte moet er worden opgemerkt dat hoewel de mannelijke werkzaamheidsgraad van de vreemdelingen nadert op die van de Belgische mannen, hij er nog ver van verwijderd is (12 procentpunten) en dus niet volledig de tendens van de activiteitsgraad volgt (dit betekent uiteraard dat hun werkloosheidsgraad gestegen is).
129
Afbeelding 3. Werkzaamheidsgraad van de Belgen en van de vreemdelingen volgens geslacht (Bron: «Immigratie in België, FOD Werkgelegenheid, 2006»)
A. Loontrekkenden
In 2004 telt de totale beroepsbevolking 3.488.000 loontrekkenden (hetzij 83,7% van de totale
tewerkstelling),
waaronder
3.209.437
Belgische
en
278.563
buitenlandse
loontrekkenden, waarbij die laatste groep 8% van de totale arbeid in loondienst vertegenwoordigt. In de loop der jaren stellen we vast dat de totale arbeid in loondienst en de Belgische arbeid in loondienst constant toeneemt, maar dat de buitenlandse arbeid in loondienst daarentegen lichtjes is gedaald in 1999 en in 2002-2003 om vervolgens sterk te stijgen in 2004. Het aandeel van de vrouwen binnen het aantal buitenlandse loontrekkenden bedraagt 36,9%, tegenover 45,3% bij de Belgische loontrekkenden. Beide cijfers stijgen evenwel sedert 1999.
In 2004 zijn de belangrijkste nationaliteiten dezelfde als die in de beroepsbevolking, behalve het aantal Nederlandse loontrekkenden (25.144) ligt hoger dan dat van de Marokkaanse loontrekkenden (20.467).
B. Zelfstandigen
Op 31 december 2004 tellen we 49.838 buitenlandse zelfstandigen en helpers tegenover 631.162 Belgische. Tussen 1996 (651.552) en 2003 (630.260) daalde de Belgische arbeid als niet-loontrekkende. Ook de buitenlandse arbeid als niet-loontrekkende loopt terug tussen 1998 (53.674) en 2002 (46.148). In 2004 waren er meer Belgen en buitenlanders die arbeid als niet-loontrekkende uitoefenden dan in 2003. Het aandeel van de vrouwen in de zelfstandige arbeid ligt nog lager dan hun bijdrage aan de arbeid in loondienst, aangezien deze 28,1% bedraagt voor de buitenlanders tegenover 35,2% voor
130
de Belgen. Bovendien daalt dit aandeel sinds 1999, -2,2 punten voor de buitenlanders, 3,8 punten voor de Belgen.
Hier vinden we dezelfde nationaliteiten terug als bij de loontrekkenden en de beroepsbevolking maar wel in een andere volgorde. De Europeanen vertegenwoordigen 71,4% van de buitenlandse zelfstandigen en helpers, maar ditmaal gaan de Nederlanders de Italianen en de Fransen vooraf. De Marokkanen en de Turken, de eerste niet-Europese vertegenwoordigers, nemen pas de 9de en de 10de plaats in (tegenover de 3de en de 6de bij de buitenlandse beroepsbevolking).
Afbeelding 4. Zelfstandig binnenlands werk volgens de belangrijkste nationaliteiten (Bron: «Immigratie in België», FOD Werkgelegenheid, 2006)
Werkloosheid
In juni 2004 zijn 23,2% van de actieve buitenlanders (99.426 personen) werkloos tegenover
10,3%
van
de
actieve
Belgen
(443.296)
en
11,5% van
de
totale
beroepsbevolking. Op hetzelfde ogenblik vertegenwoordigen de buitenlandse werklozen 18,3% van de totale werkloosheid (18,5% in 1999). Het aandeel vrouwen binnen de buitenlandse werklozen bedraagt 44,9% tegenover 54,6% bij de Belgische werklozen. Dit aandeel daalt evenwel ten opzichte van 1999 en dit zowel bij de Belgen (-3,6 punten) als bij de vreemdelingen (-1,6 punten).
131
Afbeelding 5. Werkloosheidsgraad van de Belgen en van de vreemdelingen volgens geslacht (Bron: «Immigratie in België, FOD Werkgelegenheid, 2006»)
Indien we de bovenstaande grafiek bekijken stellen we vast dat de curves in de werkloosheidsgraad van de Belgische en buitenlandse mannen en vrouwen in de loop der tijd
dezelfde
tendens
gevolgd
hebben:
na
de
piek
van
1995
daalde
het
werkloosheidspercentage tot in 2001 en het steeg lichtjes tot in 2004. Zoals voorgaande gegevens doen vermoeden, is de werkloosheidsgraad het hoogst bij de buitenlandse vrouwen (28% in 2004), gevolgd door de buitenlandse mannen (21%), de Belgische vrouwen (13%) en de Belgische mannen (8%). Het verschil qua werkloosheidsgraad tussen mannen en vrouwen is opnieuw groter bij de buitenlanders (het verschil bedraagt 7 procentpunten) dan bij de Belgen (5 procentpunten) en wordt met de tijd kleiner (in 1990 bedroeg het verschil respectievelijk 13 en 7 procentpunten).
In 2004 vertegenwoordigden de Europeanen slechts 43% van de buitenlandse werklozen en hun werkloosheidsgraad bedroeg 16%. In absolute cijfers komen de Italianen op de eerste plaats, gevolgd door de Marokkanen, de Fransen en de Turken. Wanneer men enkel de werkloosheidsgraad bekijkt, ligt die met 45% het hoogst bij de Turken en de Marokkanen, gevolgd door de Algerijnen en de Congolezen (allebei met 40%).
132
Afbeelding 6. Werklozen volgens de belangrijkste nationaliteiten (Bron: «Immigratie in België», FOD Werkgelegenheid, 2006 »)
Arbeidsmarktparticipatie van genaturaliseerde personen.
Een recente studie van het vroegere NIS, die zich baseert op resultaten van een enquête over arbeidskrachten in 2002 en 2003, levert nuttige informatie over de deelname aan de
Belgische
arbeidsmarkt
van
Belgen,
vreemdelingen
én
van
genaturaliseerde
personen.29
Uit de studie blijkt dat de deelname aan de arbeidsmarkt van genaturaliseerde vreemdelingen van Marokkaanse of Turkse herkomst zwakker is dan die van de autochtonen en dat ook zij een hoger werkloosheidspercentage kennen dan de autochtonen. Het is echter interessant om op te merken dat genaturaliseerde vreemdelingen op de arbeidsmarkt dichter staan bij de autochtonen dan de nietgenaturaliseerde vreemdelingen voor wat betreft de activiteitensectoren, het soort werk en het beroepsstatuut.
29
Okkerse L en Termote A., (2004), “Hoe vreemd is vreemd op de arbeidsmarkt? Over de allochtone arbeidskrachten in België”, (Nationaal Instituut voor de Statistiek, Statistische studiën 111), geciteerd in “Immigratie in België”, FOD werkgelegenheid, 2006. 133
Discriminatie en etnische stratificatie van de arbeidsmarkt30
Sinds de jaren ‘70 en tot zeer recent werd er enkel verwezen naar de structurele factoren van de arbeidsmarkt als verklaring voor het lage tewerkstellingspercentage van vreemdelingen. In een dergelijke benadering wordt de doelgroep geïdentificeerd als de oorzaak van het probleem (lage scholing, gebrekkige kennis van de taal, enz...). Deze factoren vormen wat men tot in de jaren ‘90 de ‘thesis van het deficit’ noemde. Die zienswijze veranderde toen op het einde van de jaren tachtig en begin de jaren negentig vastgesteld werd dat een deel van de nakomelingen van immigranten, die hoge studieniveaus hadden gehaald en geen taalhandicaps meer vertoonden, nog steeds een zwakkere positie hadden op de arbeidsmarkt. De weg naar de hypothese van de discriminatie was bereid.
De hypothese moest echter nog geconceptualiseerd en getest worden. In hun studie van 2005 gaan Albert Martens en Nouria Ouali31 uit van het principe dat het verschil in werkloosheids- of tewerkstellingspercentage, dat niet verklaard kan worden door individuele
karakteristieken
zoals
het
opleidingsniveau,
het
resultaat
is
van
discriminatieprocessen. De hierboven vermelde studie van het NIS is in dit opzicht heel belangrijk. Er wordt aangetoond dat zelfs met een gelijk opleidingsniveau, er grote verschillen blijven bestaan in de werkloosheidspercentages tussen autochtone Belgen, Belgen van vreemde herkomst en vreemdelingen. Met een diploma van het hoger onderwijs op zak hebben Belgen van vreemde herkomst twee maal meer kans om in de werkloosheid terecht te komen dan de autochtone Belgen, de Turken en de Marokkanen hebben zes keer meer kans en de andere niet-EU-burgers vier keer meer.
Ander, kwalitatief vorsingswerk toonde het bestaan aan van discriminerende praktijken bij de aanwerving. Dit wordt duidelijk door de weigeringen om vreemde werknemers aan te werven, door hun inzet in ondergewaardeerde en precaire jobs. Een studie van het Internationaal Arbeidsbureau van 199732 gebruikte voor het eerst de testmethode om de realiteit van die discriminatie aan te tonen. De situatietest kan worden omschreven als een sociaal experiment in situaties waarbij personen in een
30
Ilke Adam, «Les immigrés et leurs descendants sur le marché de l’emploi », in «Immigration et intégration en Belgique francophone» in « Immigration et intégration en Belgique francophone. État des savoirs », onder directie van de Marco Martiniello, Andrea Rea en Félice Dassetto, éditions Academia Bruylant, 2007» 31 MARTENS A., en OUALI, N (2005), Discriminations des étrangers et des personnes d’origine étrangère sur le marché du travail de la Région de Bruxelles-Capitale (syntheserapport) (Brussel: Université Libre de Bruxelles – Katholieke Universiteit Leuven/ORBEM), geciteerd door Ilke Adam, op. cit. 32 ARRIJN, P., FELD, S. et NAYER, A. (1997) Discriminations à l’embauche (Brussel : Services fédéraux des affaires scientifiques, Techniques et Culturelles), geciteerd door Ilke Adam, op. cit. 134
machtspositie beslissen over de kansen van een bepaalde groep om toegang te hebben tot werk. Zo werd de discriminatie voor de eerste keer becijferd. Het ging om 27% discriminatie in Wallonië, 34,1 % in Brussel en 39,2 % in Vlaanderen.
Tot besluit: als de discriminatie bij de aanwerving een fenomeen is dat moelijk kan worden afgebakend, dan werd de etnische stratificatie van de arbeidsmarkt toch duidelijk aangetoond. En we mogen gerust stellen dat de etnische stratificatie zelfs een rol speelt nadat de Belgische nationaliteit verworven werd.
135
TEWERKSTELLING
Fiche 1.d.
Is er sprake van een inkomstenderving als gevolg van discriminatie bij de aanwerving? En indien dat het geval is, kan die becijferd worden?
Deze vraag gaat ervan uit dat discriminatie bij de aanwerving een bewezen feit is. Zelfs indien de etnostratificatie van de arbeidsmarkt niet langer betwist wordt, vergt de discriminatie bij aanwerving en in de andere sectoren andere studies om beter begrepen te worden. Tot nog toe zijn er geen studies beschikbaar die het bestaan kunnen aantonen van inkomstenderving ingevolge discriminatie bij de aanwerving.
Het is echter wel mogelijk zich voor te stellen dat een dergelijke discriminatie kan leiden tot kosten van allerlei aard: economische omwille van de oningevulde betrekkingen en kwalitatief verlies dat kan resulteren uit de aanwerving van minder gekwalificeerd personeel,
maar
ook
maatschappelijke
en
menselijke
kosten.
Het
hoge
werkloosheidspercentage van vreemdelingen en de geringe koopkracht die daar een resultaat van is zijn geenszins factoren voor een positieve groei.
Fiche 1.e.
Wat is de impact en het economische gewicht van allochtone werknemers ?
Bij ons weten bestaat er geen studie over dit onderwerp. We zouden dat gewicht eventueel kunnen afleiden uit wat we weten over de etnische stratificatie van de arbeidsmarkt (cf. de voorgaande vragen) en over de talrijke aanwezigheid van vreemdelingen in de minst gevaloriseerde arbeidssectoren.
136
Koning Boudewijnstichting Samen werken aan een betere samenleving www.kbs-frb.be De Koning Boudewijnstichting steunt projecten en burgers die zich engageren voor een betere samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Koning Boudewijnstichting is onafhankelijk en pluralistisch. We werken vanuit Brussel en zijn actief op Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zowel lokale, regionale als federale projecten lopen. De Koning Boudewijnstichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden, we ontwikkelen eigen projecten, we organiseren workshops en rondetafels met experts en burgers, we zetten denkgroepen op rond actuele en toekomstige thema’s, we brengen mensen met heel verschillende visies rond de tafel, we verspreiden de resultaten via (gratis) publicaties,.... De Koning Boudewijnstichting werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met het European Policy Centre, een denktank in Brussel. Onze activiteiten zijn gebundeld rond deze thema’s: Migratie & multiculturele samenleving – integratie en multicultureel samenleven bevorderen in België en Europa Armoede & sociale rechtvaardigheid – nieuwe vormen van sociaal onrecht en armoede opsporen; projecten steunen die de solidariteit tussen de generaties versterken Burgersamenleving & maatschappelijk engagement – maatschappelijk engagement stimuleren; bij jongeren democratische waarden promoten; buurt- en wijkprojecten ondersteunen Gezondheid – een gezonde levenswijze bevorderen; bijdragen tot een toegankelijke en maatschappelijk aanvaarde gezondheidszorg Filantropie – bijdragen tot een efficiënte uitbouw van filantropie in België en Europa De Balkan – de rechten beschermen van minderheden en van slachtoffers van mensenhandel; een visasysteem opzetten voor studenten Centraal-Afrika – projecten steunen rond aidspreventie en de begeleiding van aidspatiënten De Raad van Beheer van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen van het beleid uit. Een zestigtal medewerkers -mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen, Vlamingen, Walen, Brusselaars- zorgt voor de realisatie. Jaarlijks besteedt de Stichting zo’n 40 miljoen euro. Naast ons eigen kapitaal en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij zijn er ook de Fondsen van personen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten. Meer info over onze projecten en publicaties vindt u op www.kbs-frb.be. Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kan u terecht op
[email protected] of 070-233 728 Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel +32-2-511 18 40, fax +32-2-511 52 21 Giften op onze rekening 000-0000004-04 zijn fiscaal aftrekbaar vanaf 30 euro.
137
Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding werd opgericht in 1993. Het Centrum is een openbare dienst, onafhankelijk in de uitoefening van zijn opdracht, met als doel discriminatie te bestrijden. In 1999 werd een “Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting” bij het Centrum opgericht. Tenslotte is het Centrum ook bevoegd om de overheden te informeren over de migratiestromen en om de rechten van vreemdelingen te behartigen. In België zijn er wetten die discriminatie verbieden op basis van een zogenaamd ras, afkomst, nationale of etnische afstamming, huidskleur, geloof of levensbeschouwing, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, handicap of fysieke eigenschap, leeftijd, fortuin, geboorte, seksuele geaardheid, burgerlijke staat… Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding van kansen helpt slachtoffers van discriminatie door : o o
advies en/of juridische ondersteuning aan het slachtoffer, bemiddeling en eventueel juridische actie; advies in verband met de fundamentele rechten van vreemdelingen.
o
Daarnaast is er de preventieve aanpak : sensibilisering, trainingen en vormingen over interculturele communicatie en diversiteit; informatieverspreiding via documentatiedienst; samenwerking met de verschillende overheidsdiensten, verenigingen, en andere deskundigen ; aanbevelingen en advies aan de overheid.
o o o o o
Het Centrum heeft ook expertise op het gebied van: ontwikkelen van een algemeen beleid tegen racisme en discriminatie; advies en overleg op het gebied van integratiebeleid; analyse van de migratiestromen; coördineren van de strijd tegen de internationale mensenhandel in België; overleg en advies over armoede door het Steunpunt Armoedebestrijding.
o o o
Discriminatie op basis van geslacht behoort tot de bevoegdheden van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.
138