IAB-Info Nummer 11 25 mei-8 juni 2003
15e jaargang
Inhoud Aangifte personenbelasting – aanslagjaar 2003 Dit jaar moet de aangifte pas tegen 31 juli worden ingediend. De reden voor deze ruime termijn is de recente lancering van «Tax-on-web», het nieuwe systeem voor verzending van de aangifte via internet : om de kennismaking met en het gebruik van de elektronische aangifte wat te stimuleren, werd inderdaad gewacht met het verzenden van de «papieren» aangifte aan de belastingplichtigen op de inwerkingtreding van Tax-on-web, d.i. 22 mei 2003. Het model van de aangifte voor aanslagjaar 2003 werd vastgelegd door het K.B. van 9 maart 2003 (B.S. van 19 maart 2003). In dit nummer gaan we eerst na welke aspecten van de belastinghervorming concreet gevolgen hebben voor aanslagjaar 2003; vervolgens bespreken we de vakken I tot en met IV van de nieuwe aangifte, daarbij rekening houdend met recente evoluties in rechtspraak en administratieve circulaires. Het nummer 12 van IAB-Info, dat u zeer binnenkort wordt toegestuurd, bevat de bespreking van de vakken V tot en met XVI.
Wij herinneren eraan dat, op de Algemene Vergadering van het IAB die plaats vond op 26 april 2003, de volgende leden werden benoemd : –
voor het mandaat van Nederlandstalig effectief commissaris : de heer Hugo DOOMS, accountant en belastingconsulent (enige kandidaat);
–
voor het mandaat van Franstalig effectief commissaris : de heer Thierry BECKO, accountant en belastingconsulent;
–
voor het mandaat van Nederlandstalig plaatsvervangend commissaris : de heer Emile VAN KEERBERGHEN, accountant en belastingconsulent (enige kandidaat);
–
voor het mandaat van Franstalig plaatsvervangend commissaris : mevrouw Denise VERANNEMAN, accountant en belastingconsulent (enige kandidate);
–
tot effectief lid met de dubbele hoedanigheid van accountant en belastingconsulent van de Nederlandstalige Kamer van de Commissie van Beroep, voor een termijn van één jaar : de heer Leo STESSENS (enige kandidaat);
–
tot plaatsvervangend lid met de hoedanigheid van belastingconsulent van de Nederlandstalige Kamer van de Commissie van Beroep, voor een termijn van één jaar : de heer Luc VAN DE MOORTEL (enige kandidaat).
I.A.B.-mededelingen Belgische accountants vrijgesteld van gedeelte internationaal examen «Certified Internal Auditor» R. LASSAUX Dit jaar moet de aangifte pas tegen 31 juli worden ingediend. Vanwaar deze ruime termijn ? Om de kennismaking met en het gebruik van de elektronische aangifte wat te stimuleren, werd gewacht met het verzenden van de «papieren» aangifte aan de belastingplichtigen op de recente inwerkingtreding van Tax-on-web, d.i. 22 mei 2003. Het model van de aangifte voor aanslagjaar 2003 werd vastgelegd door het K.B. van 9 maart 2003 (B.S. van 19 maart 2003). In dit nummer gaan we eerst na welke aspecten van de belastinghervorming concreet gevolgen hebben voor aanslagjaar 2003; vervolgens bespreken we de vakken I tot en met IV van de nieuwe aangifte, daarbij rekening houdend met recente evoluties in rechtspraak en administratieve circulaires. Drie methoden om uw fiscale verplichtingen te vervullen Eerst en vooral de grote klassieker : een balpen, een postzegel, een brievenbus en «klaar is kees» – bij wijze van spreken. Tweede mogelijkheid die wat recenter, maar nog steeds up to date is : u haalt het formulier van de site van de FOD Financiën (www.minfin.fgov.be). Daarna drukt u het af (op A4papier met een gewicht van minstens 80 gram per vierkante meter), zorgt u ervoor dat het volledig en oprecht ingevuld, netjes gedateerd en ondertekend is en verstuurt u het samen met het klassieke, eveneens ondertekende, aangifteformulier. Maar dé grote nieuwkomer is dit jaar de formule «Tax-onweb» die u de mogelijkheid biedt om uw aangifte vanaf 22 mei 2003 via het internet in te vullen en te verzenden. De methode kent evenwel twee beperkingen. Ten eerste is ze uitsluitend voorbehouden voor de belastingplichtigen die deel I van de aangifte invullen en niet over buitenlandse inkomsten beschikken. Ten tweede moet zij vooraf worden geregistreerd op de site van de Federale Overheidsdienst Financiën (www.minfin.fgov.be/ taxonweb) of op de site van de Federale Administratie (www.belgium.be/taxonweb). Concreet moet u daar het rijksregisternummer, alsook het nummer van uw identiteitskaart en van uw SIS-kaart opgeven. Binnen vijf dagen ontvangt u dan de paswoorden waarmee u de on line verbinding kunt opstarten. Voordeel van de formule ? Zolang u niet heeft bevestigd dat uw aangifte definitief is, wordt het ontwerp bewaard in een «tax box» die enkel toegankelijk is aan de hand van uw paswoorden. Op basis van het opgeslagen ontwerp kunt u tevens uw belasting berekenen, maar dat gebeurt louter informatief en bovendien wordt er nog geen rekening gehouden met een aantal elementen, zoals het remgeld voor de gezondheidszorg dat nog moet worden terugbetaald. U beslist dan of u de definitieve aangifte elektronisch wenst door te sturen. Daarna verschijnt er een ontvangstbericht op het scherm en wordt er een kopie van uw aangifte in uw «tax box» opgeslagen in pdf-formaat. Belangrijke details : de berichten van de pcserver en van de berekeningscomputer van het Ministerie van Financiën zijn versleuteld. De eventuele bijlagen kunt u uiteraard niet on line versturen : u moet ze samen met de nodige verantwoordingsstukken gedurende vijf jaar bewaren zodat u ze desgevallend kunt voorleggen aan uw controleur.
Weinig vormwijzigingen Hoewel de diverse belastinghervormingen telkens weer een aantal wijzigingen met zich meebrengen, stellen we vast dat de vormwijzigingen ingevolge de invoering of de afschaffing van bepaalde rubrieken vrij miniem zijn. Reden : de spreiding van de hervormingsmaatregelen op het stuk van de PB die we constant voor ogen moeten houden. Zo behoren enkel de volgende maatregelen tot de lichting «2003»1 : – Verhoging2 van het barema van de forfaitaire beroepskosten voor de werknemers en de beoefenaars van vrije beroepen. – Wijziging van de belastingschalen3 : afschaffing van de belastingvoet van 55 % en vermindering van het tarief van 52, 5 % met een half punt. – Verhoging van de belastingvrije som. – Vermeerdering (van 25 tot 50 km) van het maximumaantal in acht genomen kilometers tegen 0,15 EUR voor de verplaatsingen tussen de woon- en de werkplaats afgelegd met een voertuig of een daarmee gelijkgesteld vervoermiddel. – Stijging van de toegestane inkomsten voor kinderen ten laste. – Belastingkrediet voor kinderen ten laste. – Verhoging van het bedrag dat vrijgesteld is van belasting voor afzonderlijk belaste ouders. – Stimulerende voorwaarden voor de levensverzekeringscontracten, inning van het kapitaal op 65 jaar voor de vrouwen. – Aftrek van de kosten van het georganiseerd collectief vervoer. – Belastingkrediet voor de geringe inkomens uit arbeid. Van alle wijzigingen waartoe de hervorming van de PB aanleiding heeft gegeven en die voor het merendeel louter technisch van aard zijn, heeft enkel het belastingkrediet ervoor gezorgd dat er in een aantal vakken nieuwe rubrieken moesten worden ingevoerd. Opgelet : ook de recente Wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting heeft voor een wijziging gezorgd, meer bepaald op het vlak van de inhouding van 10 % op de liquidatieboni of de inkoopboni op eigen aandelen sedert 1 januari 2002, voor zover de vereffening niet vóór 25 maart 2002 wordt afgesloten wanneer het handelingen betreft die onder artikel 290 WIB 92 vallen. Artikel 171 WIB 92 werd immers gewijzigd om de liquidatie- en inkoopboni te kunnen onderwerpen aan de personenbelasting (de dividenden beoogd in artikel 18, 1e lid, 2°ter WIB 92 worden aan een afzonderlijk tarief van 10 % onderworpen ingeval deze voorheffing niet als bevrijdend kan worden aangemerkt omdat ze niet werd afgehouden (bv. bij inning in het buitenland)) of ingeval de liquidatie- of inkoopboni, ondanks hun bevrijdend karakter, toch zouden worden aangegeven om de verrekening en de terugbetaling van de afgehouden roerende voorheffing te verkrijgen. Het nieuwe belastingkrediet voor geringe inkomens uit arbeid Dit belastingkrediet (90 EUR – art. 289ter WIB 92) dat volledig losstaat van het belastingkrediet (330 EUR – art. 134, par. 3 WIB 92) voor kinderen ten laste en waarmee het dus niet mag worden verward, is een fiscaal voordeel dat verrekenbaar en zelfs terugbetaalbaar is (indien de belastingvrije som of de aftrekken ervoor zorgen dat er geen belasting verschuldigd is). Een woordje uitleg lijkt ons aangewezen, zelfs al gebeurt de berekening door de Administratie. Uit de tekst van het nieuwe artikel 289ter van het WIB 92 dat de praktische uitvoering regelt, blijkt dat deze maatregel geldt voor de activiteitsinkomens zowel van een werknemer als van een zelfstandige (met dit voorbehoud evenwel dat hij niet forfaitair wordt belast) die een bepaald bedrag niet overschrijden. Wat moet onder «activiteitsinkomen» worden verstaan ? Het antwoord is vrij eenvoudig : alle netto beroepsinkomsten, met uitzondering echter van de pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen, de uitkeringen verkregen als volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke inkomensderving (werkloosheidsuitkeringen, brugpensioenen, verzekeringsuitkeringen wegens ziekte of invaliditeit) en de afzonderlijk belastbare inkomsten. Wat de zaak iets ingewikkelder maakt, is dat enkel de inkomsten voortkomend uit de hoofdactiviteit van de belastingplichtige in aanmerking worden genomen.
Daarom werden er ook nieuwe rubrieken in de betrokken vakken ingevoerd. Desgevallend moet men dus de bezoldigingen van een deeltijds werk aftrekken waarvan de duur minder dan één derde van de wettelijk vastgelegde arbeidsduur bedraagt alsook de inkomsten van een activiteit die als zelfstandige in bijberoep wordt uitgeoefend met het oog op de toepassing van de wetgeving betreffende het sociaal statuut van de zelfstandigen. De nieuwe grensbedragen zien er als volgt uit : voor dit aanslagjaar heeft elke belastingplichtige die een activiteitsinkomen van minimum 3 850 EUR en maximum 16 680 EUR geniet, recht op dat belastingkrediet voor zover zijn totale netto inkomen niet meer dan 16 680 EUR bedraagt. Ligt het activiteitsinkomen tussen 5 130 EUR en 12 840 EUR, dan bedraagt het belastingkrediet 90 EUR. Voor personen die deze grenzen in mindere of meerdere mate benaderen, wordt een evenredige vermindering toegepast. In feite gaat het om een negatieve belasting, wat betekent dat ze wordt verrekend met de verschuldigde personenbelasting en dat er een eventueel saldo wordt terugbetaald. Bespreking per vak Over tot de kern van de zaak : we overlopen hierna vak per vak alle nuttige cijfers en coëfficiënten en vermelden telkens de belangrijkste punten uit rechtspraak, circulaires en andere ministeriële antwoorden die in de loop van 2002 zijn verschenen. VAK I : MUNTEENHEID In tegenstelling tot de drie vorige aanslagjaren heeft u geen keuze meer. De euro is de verplichte munteenheid geworden. VAK II : PERSOONLIJKE GEGEVENS EN GEZINSLASTEN – Huwelijk, overlijden, feitelijke scheiding of scheiding van tafel en bed in 2002 Indien, in geval van huwelijk, de netto bestaansmiddelen van één van de echtgenoten minder dan 2 140 EUR bedroegen in 2002, wordt een belastingvermindering van zo’n 290 EUR toegekend wanneer u het overeenstemmende vakje van de aangifte van de andere echtgenoot aankruist. – Belastingvrije som (cf. Circulaire Ci. RH 331/532.273 van 19 februari 2003) * Alleenstaande ouders met kinderen ten laste. Vanaf dit aanslagjaar wordt de verhoging van de belastingvrije som met 1 160 EUR automatisch toegekend aan elke «afzonderlijk belaste belastingplichtige die één of meer kinderen ten laste heeft» (art. 133, § 1, 1° WIB 1992) vanaf het jaar dat volgt op de scheiding zelfs al is hij nog niet volledig uit de echt gescheiden. U moet dus niet langer afzonderlijk vermelden of u meent recht te hebben op de verhoging. * Weduwnaar. De verhoging van de vrijstelling voor een weduwnaar of een weduwe die niet hertrouwd is kan terecht worden opgevraagd door een belastingplichtige wiens ex-echtgenoot na de overschrijving van de echtscheiding overleden is (Gent, 24 januari 2002). * Belastingkrediet. Zoals gezegd wordt het gedeelte van de belastingvrije som voor kinderen ten laste dat niet wordt aangerekend op de belastbare inkomsten vanaf dit aanslagjaar omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet dat evenwel beperkt blijft tot 330 EUR (index 2002) per kind ten laste (art. 134, par. 3 WIB 92). Dat bedrag wordt verdubbeld indien het kind gehandicapt is (Beknopt verslag, Commissie voor de Financiën en de Begroting van de Kamer, 16 april 2002). B.1 Gezinslasten * Inkomsten. Het bedrag van de netto bestaansmiddelen in 2002 mag niet meer dan 2 410 EUR bedragen voor kinderen ten laste van echtgenoten. Voor de kinderen van een alleenstaande bedraagt de grens 3 480,00 EUR, of zelfs 4 420 EUR indien het kind zwaar gehandicapt is. In elk geval (ongeacht of het kind ten laste is van alleenstaande of gehuwde personen) moet u geen rekening houden met de eerste 2 410 EUR (Bericht van 9 mei 2002 – B.S. van 9 mei 2002) van de onderhoudsuitkeringen die een kind ontvangt vooraleer u de aftrek van 20 % toepast om het nettobedrag van de bestaansmiddelen te berekenen.
* Buitenlandse student. In het kader van een verblijf van 17 maanden logeert een Amerikaanse student bij een gezin en is hij ingeschreven in het Belgische bevolkingsregister. Rekening houdend met het feit dat de essentiële kosten van het dagelijks leven eveneens ten laste worden genomen door het onthaalgezin, zonder dat zij daar enige vergoeding voor ontvangen, kan de belastingvermindering wegens gezinslasten worden toegekend (Brussel, 31 mei 2002, FJF nr. 2002/165). * Gezamenlijk hoederecht van gescheiden ouders. De Administratie respecteert de keuze van de ouders en komt slechts tussenbeide indien het kind door de beide ouders ten laste werd genomen. De keuze zal dan worden gemaakt in toepassing van de bewijsmiddelen die door het gemeenrecht worden toegelaten. VAK III : INKOMSTEN VAN ONROERENDE GOEDEREN * Coëfficiënten (cf. IAB-Info n°2003/7). De revalorisatiecoëfficiënt bedraagt 3,35 zodat de forfaitaire onderhouds- en herstellingskosten niet meer dan 3,35 x 2/3 KI (niet geïndexeerd) mogen bedragen. De indexeringscoëfficiënt voor de kadastrale inkomens bedraagt 1,3175, waarbij de aldus geïndexeerde KI op de hogere of lagere euro moeten worden afgerond naargelang het cijfer van de centiemen al dan niet 50 bereikt (art. 518 WIB 92). * Woningaftrek. Een echtelijke onenigheid kan worden gelijkgesteld met het geval van een echtscheiding die door de rechtsleer als «sociale reden» wordt aangehaald zodat de eigenaar die het huis niet langer zelf bewoont, in dat geval, toch de woningaftrek kan verkrijgen (Namen, 27 maart 2002). * Onroerende voorheffing. Een belastingplichtige die niet alles in het werk heeft gesteld om een bepaalde improductiviteit te voorkomen (in casu het aanvaarden van een onverantwoord uitstel van de overname van de lokalen van een huurder die laattijdig betaalt) kan niet aanvoeren dat de improductiviteit onafhankelijk is van zijn wil. De vermindering van onroerende voorheffing wordt niet toegekend (Bergen, 10 jan. 2002). – Code 108. Erfpacht. Een voordelige verhuring (de verhuurder is slechts belastbaar op basis van het geïndexeerde KI) «overeenkomstig de wetgeving op de erfpacht» houdt inzonderheid in dat de door de Wet opgelegde maximumhuurprijzen worden nageleefd. Het KB van 11 september 1989 dat de coëfficiënten vastlegt die van toepassing zijn op het kadastraal inkomen om de maximumhuurprijs te kunnen bepalen, is wel degelijk toepasbaar op terreinen én gebouwen en derhalve ook op serres en hangars (Antwerpen, 22 maart 2002). – Codes 109 tot 113. A.6. Onroerende goederen verhuurd in andere omstandigheden dan die waarvan sprake in de nummers A.3 tot 5 : * Vermoeden van beroepsmatig gebruik. Een belastingplichtige verhuurt een appartement aan een universiteitsprofessor. De (geregistreerde) overeenkomst bepaalt dat het goed als hoofdverblijf of als tweede verblijf zal worden gebruikt. De huurder brengt de huur in aftrek als beroepskost. De Administratie belast de verhuurder op de huurprijs en de werkelijk ontvangen huurvoordelen. Volgens het Hof is enkel het effectieve gebruik van het goed doorslaggevend voor de beoordeling van de aanslagregeling (Brussel, 28 juni 2002, in diezelfde zin, Antwerpen, 8 januari 2002). In een recenter arrest werd evenwel geoordeeld dat de fiscus moet aantonen dat een verhuurd goed daadwerkelijk voor beroepsdoeleinden werd bewoond. Een bijkomende aanslag die enkel voortvloeit uit de aangifte van het beroepsmatig gebruik door de huurders, is dus uitgesloten (Brussel, 13 december 2002). We herinneren eraan dat in geval van verhuring aan een vennootschap het bedrijfsmatig karakter wettelijk wordt vermoed. * Verhuring/onderverhuring. Zelfs als er geen sprake is van simulatie, kan een verhurings / onderverhuringsconstructie worden verworpen zodra blijkt dat de belastingplichtige enkel tot doel had aan de normale aanslag te ontsnappen (Brussel, 7 maart 2002).
VAK IV : WEDDEN, LONEN, WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN, WETTELIJKE UITKERINGEN BIJ ZIEKTE OF INVALIDITEIT, VERVANGINGSINKOMSTEN EN BRUGPENSIOENEN Eerst en vooral moet er op worden gewezen dat een aantal elementen niet in dit vak moeten worden vermeld. Dat is in principe het geval met de terugbetalingen van de uitgaven die ten laste van de werkgever vallen (voor zover deze laatste het dubbele bewijs levert dat de vergoeding dient om kosten te dekken die hem eigen zijn en dat ze effectief aan deze kosten werd besteed), sommige doctoraatsbeurzen en, binnen bepaalde grenzen, sociale voordelen. A) Uitgaven eigen aan de werkgever –
Principes
* Omkering van het vermoeden van niet-belastbaarheid. De wet vermoedt dat de terugbetaling van uitgaven eigen aan de werkgever geen belastbaar beroepsinkomen uitmaakt; het is de Administratie die moet aantonen dat het om verkapte bezoldigingen gaat zodat de betrokken werknemer de besteding van de terugbetaalde uitgaven niet moet verantwoorden (Gent, 29 januari 2002, Brussel, 21 juni 2002 en Antwerpen, 16 september 2002). * Bewijs door de Administratie. Een belastingplichtige is bediende met de hoedanigheid van verzekeringsagent en oefent in dezelfde sector een bijberoep als zelfstandige uit. De Administratie slaagt erin om te bewijzen dat de vergoedingen die de zogezegde uitgaven eigen aan de werkgever dekken, in werkelijkheid verkapte bezoldigingen vormen. Daarvoor baseert ze zich op de volgende elementen : de werkgever vermeldt niet in hoever de vergoeding eigen kosten dekt; hij vraagt geen enkel bewijsstuk aan zijn bediende, noch enigerlei uitgavenstaat; de vergoedingen worden forfaitair bepaald volgens criteria die geen ernstige norm vormen; de bediende legt geen verantwoordingsstukken voor, noch opgaven van de kosten die hij zogezegd heeft gedragen (de bewaringstermijn is niet verstreken); de bediende geeft aanzienlijke algemene kosten aan ten opzichte van de aangegeven inkomsten in de activiteit van zelfstandige die hij in dezelfde tak als zijn bezoldigde activiteit uitoefent (Luik, 16 mei 2001). Anderzijds levert de Administratie dit bewijs niet door louter te beweren dat de terugbetaling van kosten te hoog is, uitgaand van het enige feit dat het aantal vergoede kilometers meer dan 24 000 bedraagt. Hoewel het in artikel 31/36 van het WIB 92 vermeld staat, heeft dit grensbedrag volgens het Hof van Beroep te Antwerpen overigens geen enkele wettelijke bestaansreden zodat het geen aanslag kan rechtvaardigen (Antwerpen, 2 april 2002). –
Tarief
* Dienstverplaatsingen. Voor de periode gaande van 1 juli 2002 tot 30 juni 2003 bedraagt de kilometervergoeding die een werkgever onder belastingvrijstelling aan een personeelslid kan toekennen voor het gebruik van een eigen wagen, motorfiets of bromfiets voor dienstverplaatsingen 0,2677 EUR/kilometer (CI.RH.241/ 551.550 van 28 augustus 2002). * Reizen naar het buitenland. De forfaitaire vergoedingen voor missies in het buitenland werden aangepast op 1 november 2002 (B.S., 1 november 2002, p. 49.938 e.v.). B) Doctoraatsbeurs Een Circulaire van de Administratie bepaalt de voorwaarden waaronder de doctoraatsbeurzen belastingvrijstelling kunnen genieten (Circ. AOIF nr. 25/2002, RH.241/467.677 van 8 oktober 2002). C) Sociale voordelen Voor de vrijstellingsvoorwaarden van geschenkcheques en cultuurcheques verwijzen we naar de Circulaire van de AIOF nr. Ci. RH 242/554.900. – Codes 250/300 A.1. LONEN EN WEDDEN. Een per vergissing uitgevoerde betaling waarover de werkgever en de werknemer het eens zijn dat het bedrag moet worden terugbetaald, vormt geen belastbare bezoldiging, ook al betaalt de werknemer het « overtollige» loon pas terug tijdens het belastbaar tijdperk dat volgt op dat waarin het werd geïnd (Cass., 20 juni 2002).
– Codes 250/300 – Voordelen van alle aard. * Principe. Zodra is aangetoond dat voordelen van alle aard werden toegekend naar aanleiding of uit hoofde van het beroep van een belastingplichtige, moet deze laatste worden belast ongeacht of hij ze persoonlijk heeft genoten of derden ervan heeft laten genieten (Luik, 20 maart 2002). * Regel van de 5 000 km. De Belastingadministratie mag geen minimum van 5 000 km voor privégebruik vastleggen indien een belastingplichtige zijn eigen voertuig voor privé-doeleinden gebruikt. De privé-verplaatsingen moeten op een redelijke manier worden bepaald (Antwerpen, 10 september 2002). – Codes 249/299 A.5 Aandelenopties. In het kader van de fiscale regeling van de aandelenopties die vóór de toepassing van de Wet van 26 maart 1999 gold, werd geoordeeld dat men moet vertrekken van het tijdstip van de toekenning van de optie om te achterhalen of een loontrekkende een belastbaar voordeel van alle aard ontvangt terwijl de eventuele winsten die de loontrekkende verkrijgt op het ogenblik dat hij de optie licht, het gevolg zijn van de prijsschommelingen van de onderliggende aandelen en niet de vrucht van de geleverde arbeid in dienst van zijn werkgever (Cass. 16 januari 2003, zie eveneens Brussel, 14 maart 2002). – Codes 254 (304) en 255 (305). Terugbetaling woon-werkverkeer In feite bestaat de vrijstelling nog enkel voor de werknemers die zich tevreden stellen met het wettelijk forfait. Ze varieert volgens het gebruikte transportmiddel : – De verplaatsingen worden volledig met het openbaar vervoer verricht (trein, tram, bus, metro) : rubriek 14a) – de werkgeverstussenkomst is volledig vrijgesteld (met of zonder abonnement); – Gebruik van het openbaar vervoer, maar ook van andere transportmiddelen (wagen, fiets, te voet, carpooling) voor het volledige of een deel van het traject : rubriek 14b) – totale prijs betaald voor het openbaar vervoer verhoogd met 150 EUR waarbij het totale bedrag niet hoger mag zijn dan het bedrag van de werkgeverstussenkomst. – Collectief vervoer van het personeel georganiseerd door de werkgever (of een groep werkgevers) : rubriek 14c) – het bedrag van de vrijstelling is gelijk aan de prijs die men zou moeten betalen voor een treinabonnement «eerste klas» om dezelfde afstand af te leggen. Het feit dat een kaderlid over een bedrijfswagen beschikt en een collega aan het station afhaalt en op de werkplaats afzet, kan niet als een collectief transport worden aangemerkt. Het begrip moet heel ruim worden geïnterpreteerd – een collectief transport is een gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden door middel van elk voertuig dat het vervoer van ten minste twee personen (wagen, lichte bestelwagen, autobus, ¼) mogelijk maakt en dat door de werkgever wordt georganiseerd – en omvat inzonderheid het gebruik van een bedrijfswagen en carpooling. Wordt echter niet als carpooling beschouwd, de terbeschikkingstelling van een voertuig met chauffeur voor verplaatsingen tussen de woon- en de werkplaats (Ci.RH. nr. 241/550.265 van 18 juli 2002). – Ander transportmiddel : de vrijstelling is beperkt tot 150 EUR. – Codes 253/303 : Opzeggingsvergoeding * Concurrentiebeding. Een concurrentievergoeding die aan een bediende wordt uitbetaald, is belastbaar als opzeggingsvergoeding, ook al wordt die vergoeding betaald krachtens een akkoord dat na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst werd gesloten (Antwerpen, 10 september 2002).
* Morele schade. Een vergoeding wegens morele schade is belastbaar zodra ze wordt verkregen uit hoofde van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst (art. 31, 2e lid, 3° van het WIB 92). Indien de werknemer voor een rechtbank of een hof evenwel aantoont dat de werkgever een fout heeft begaan, niet door de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar bij deze beëindiging en dat deze fout een geïndividualiseerde persoonlijke schade heeft berokkend die niet werd gecompenseerd door de opzeggingstermijn of -vergoeding, kan hij een vergoeding wegens morele schade opeisen die, als zij wordt toegekend, niet belastbaar zal zijn (Vr. en Antw., Kamer, BZ 2001-2002, nr. 122 p. 15.353). – Codes 258/308 : Andere beroepskosten * Verplaatsing woon-werkplaats. – Met de eigen wagen of bedrijfswagen, break of minibus : forfait van 0,15 EUR/afgelegde km, vermeerderd met de eventuele financieringskosten. – Naar het werk met een ander vervoermiddel : 0,15 EUR per afgelegde km, waarbij de afstand van een enkel traject niet meer dan 50 km mag bedragen (zie Vr. en Antw., Kamer, BZ 2001- 2002, nr. 134, p. 16.849). In de praktijk kan dat forfait worden toegepast zonder dat de belastingplichtige facturen moet voorleggen (Namen, 22 mei 2002) ook als blijkt dat de werkelijke kosten lager uitvallen. Het dekt alle kosten voor het gebruik van de wagen (inclusief de huurkosten van een garage, Luik, 7 februari 2002), met uitzondering evenwel van de financieringskosten en de GSM-kosten.
In casu moet de belastingplichtige enkel het bewijs leveren van het gebruik van zijn voertuig en van het aantal kilometers dat hij daarbij heeft afgelegd. Bovendien moet het gekozen traject niet noodzakelijk het kortste zijn, maar wel het meest normale, rekening houdend bijvoorbeeld met specifieke verkeersproblemen (Luik, 8 februari 2002 en 13 september 2002). * Huur tweede verblijf. In sommige gevallen is, door specifieke omstandigheden, het huren van een tweede verblijf in de omgeving van de werkplaats werkelijk zo noodzakelijk voor de uitoefening van de activiteit dat de daarmee gepaard gaande uitgaven een beroepskarakter kunnen verkrijgen. Zo werd bijvoorbeeld in 2002 geoordeeld over de aankoop van een mobil home door een beroepsmilitair vanwege zijn talrijke kazerneringen (Antwerpen, 17 april 2002) en de huur van een kleine studio door een jachtpiloot (Gent, 25 juni 2002). Anderzijds werden deze kosten geweigerd voor een ziekenhuisdokter (Gent, 27 februari 2002) en voor een ingenieur (Gent, 11 juni 2002). * Lening. Er wordt een lening gesloten om de oprichting van een onroerend goed te financieren dat voor 40 % wordt gebruikt voor beroepsdoeleinden. De belastingplichtige toont aan dat de lening enkel wordt aangegaan voor het beroepsgedeelte van het onroerend goed en dat de eigen middelen volstaan voor de oprichting van het privé-gedeelte van het onroerend goed. De interestaftrek wordt toegestaan door de rechtbank (Gent 17 april 2002). * Administratieve circulaire bijzonder kostenforfait van bedienden, ¼ bezoldigingen uitoefenen waarmee België (Cass., 20 juni 2002).
– forfaitaire kosten. De administratieve circulaire die een bijkomend 30 % toekent aan de Belgen die in de hoedanigheid van arbeiders, ontvangen uit hoofde van een activiteit die zij in een niet-Europees land geen dubbelbelastingverdrag heeft gesloten, is onwettig op dat punt
– Codes 290/340. Bezoldigingen voor arbeidsprestaties waarvan de duur minder dan één derde van de wettelijke arbeidsduur bedraagt. Zoals gezegd zal het bedrag dat in deze rubriek wordt opgegeven, niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van het bedrag van de netto inkomsten van activiteiten met het oog op het verkrijgen van het belastingkrediet van 90 EUR toegekend aan belastingplichtigen met geringe inkomsten uit arbeid (van 5 130 EUR tot 12 840 EUR – art. 289ter WIB 92).
L. Opties op aandelen en deelbewijzen Voor de aandelenoptieplannen die tussen 1 januari 1999 en 31 december 2002 werden gesloten, zij opgemerkt dat de Programmawet van 24 december 2002 de mogelijkheid biedt om de uitoefeningsperiode tot maximum drie jaar te verlengen zonder bijkomende belastingdruk. In de praktijk moet deze beslissing worden genomen door de vennootschap die de opties aanbiedt met het akkoord van de begunstigden (er is een schriftelijk document voor elk van hen vereist) en dit vóór 30 juni 2003. Dit akkoord moet bij de Administratie worden betekend vóór 31 juli 2003.
Noten: 1 Ondanks de aandacht die de pers eraan heeft besteed, mogen we zeker niet uit het oog verliezen dat sommige maatregelen die onder meer werden ingevoerd door de Programmawet van 24 december 2002 pas tijdens het aanslagjaar 2004, ja zelfs op een datum die nog bij koninklijk besluit moet worden vastgelegd, van kracht worden. Denken wij maar aan de sociale vrijstellingen verbonden aan de privé-plannen inzake aanvullend pensioen, het nieuwe statuut van de meewerkende echtgenoot, de maatregelen ten voordele van de aanvullende pensioenen voor de zelfstandigen, de belastingvermindering met 600 EUR voor de energiebesparende investeringen in de woning, de verhoging van de maximumbijdrage van de werkgever in de kost van de maaltijdcheques (van 4,46 EUR tot 4,91 EUR), evenals de integrale decumul van de inkomsten of de volledige verdwijning van de aanvullende crisisbijdrage. 2 Het tarief dat op de eerste loonschijf van toepassing is (0,01 en 4 420 EUR) stijgt van 20 naar 23 % zodat de forfaitaire kosten met 135 EUR toenemen indien het beroepsinkomen niet meer dan 4 420 EUR bedraagt. Dit staat gelijk met 10 % van het inkomen vermeerderd met 574, 60 EUR voor de inkomsten tussen 4 420, 01 EUR en 8 790 EUR en 5 % vermeerderd met 1 014, 10 EUR voor de schijf tussen 8 790, 01 en 14 630 EUR. Boven de 14 630 EUR komt dit neer op 3 % van het inkomen vermeerderd met 1 306, 70 EUR evenwel met een absoluut maximum van 2 950, 00 EUR. 3 Voortaan moet men de volgende belastingschalen in aanmerking nemen : 25 % : van 0,01 EUR tot 5 705,00 EUR; 30 % : van 5 705,00 EUR tot 7 565,00 EUR; 40 % : van 7 565,00 EUR tot 10 785,00 EUR; 45 % : van 10 785,00 EUR tot 24 800,00 EUR; 50 % : van 24 800,00 EUR tot 37 185,00 EUR; 52 % : boven 37 185,00 EUR. 4 Deze tarieven vindt u terug op de Website van de NMBS : http://www.b-rail.be/mvn/N/info/general.conditions/index.html
(501/NB I.A.B.)
© 2003 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever: J. De Leenheer, IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail:
[email protected]) IAB-publicatie, in samenwerking met Kluwer uitgevers, Ragheno Business Park, Motstraat 30, 2800 Mechelen.