Beleidsplan Jeugdhulp lokaal 2015 – 2016 Gemeente Deurne
1
Inhoudsopgave
Samenvatting .................................................................................................................................. 4 Visie .................................................................................................................................................... 4 Hoe wordt de jeugdhulp georganiseerd? ............................................................................................ 4 Lokaal netwerk en opvoedondersteuners .......................................................................................... 5 Leeswijzer ....................................................................................................................................... 6 1.
Inleiding .................................................................................................................................. 7
1.1. Voor welke opgave staan we lokaal in 2015 .............................................................................. 7 1.2. Wie zijn betrokken bij het opstellen van dit beleidsplan? ......................................................... 8 1.3. De geldigheidsduur en actualisering van dit beleidsplan ........................................................... 8 2.
Ontwikkelingen en trends ........................................................................................................ 9
2.1. Hoe staat het met de jeugd in onze gemeente? ........................................................................ 9 2.2. Trends ......................................................................................................................................... 9 2.3.2. Negatieve trends ........................................................................................................... 10 3.
Visie en speerpunten ............................................................................................................. 11
3.1 Visie 11 3.2 Speerpunten lokaal ................................................................................................................... 12 3.2.1 Versterken Centrum Jeugd & Gezin en preventieve activiteiten ................................... 12 3.2.2 Preventie in het lokaal netwerk en doorontwikkeling opvoedondsteuners.................. 14 3.2.3. Opvoedondersteuning en preventie in de wijknetwerken ............................................ 17 4.
Samenhang met andere beleidsterreinen .............................................................................. 20
4.1. Participatie ................................................................................................................................ 20 4.2. Veiligheid .................................................................................................................................. 20 4.3. Passend onderwijs .................................................................................................................... 20 4.4. Deurne Koerst op Eigen Kracht ................................................................................................ 21 4.5. Koppeling met raadsopdrachten .............................................................................................. 21 5.
Hoe gaan we financiële middelen inzetten? .......................................................................... 22
5.1. Welk budget is er beschikbaar en hoe gaan we dit verdelen? ................................................. 22 2
6.
Communicatie, monitoring en ver‐ antwoording .................................................................... 23
6.1. Communicatie .......................................................................................................................... 23 6.2. Verantwoording over de uitvoering en resultaten over beleid ............................................... 24 Bijlagen ......................................................................................................................................... 25 Bijlage I Begrippenlijst .................................................................................................................... 26 Bijlage II Kinderen in Tel 2014 met daarin vergelijking landelijk / gemeentelijke ontwikkelingen . 32 Bijlage III Tabellen: cijfers jeugdmonitor GGD 2013 ........................................................................ 33 Bijlage IV Activiteitenplan 2015‐2016 .............................................................................................. 37
3
Samenvatting Jongeren en gezinnen willen zoveel mogelijk de regie (kunnen) nemen over hun leven en zo min mogelijk afhankelijk zijn van anderen. Voor de overheid is het van belang om deze zelfredzaamheid te bevorderen, onder meer om de kosten van de jeugdhulp betaalbaar te houden. Met de komst van de nieuwe Jeugdwet zijn de gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. Het gaat hierbij om preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei- en opvoedingsproblemen en psychische problemen en stoornissen, kinderbescherming en jeugdreclassering. Het beleidsplan Jeugdhulp lokaal geeft aan hoe de gemeente Deurne de jeugdhulp vanaf 2015 lokaal gaat organiseren.
Visie De visie van de gemeente Deurne is dat kinderen en jongeren gezond en veilig opgroeien tot verantwoordelijke en zelfstandige burgers. Hiervoor is het nodig dat zij zo lang mogelijk kunnen functioneren in de eigen leefomgeving. Door gebruik te maken van de eigen kracht en sociale netwerken, zoals hulp van familie, vrienden, buren of vrijwilligers(organisaties) is dit mogelijk. Door dat lokale netwerk te ondersteunen en faciliteren is de hulp laagdrempelig en dichtbij georganiseerd en hoeft minder snel een beroep te worden gedaan op relatief dure jeugdhulp. Het ondersteunen van het lokale netwerk is een taak van de gemeente.
Hoe wordt de jeugdhulp georganiseerd? De transformatie1 van het jeugdstelsel is uitgelegd in het Peelregionaal beleidsplan. De opbouw van het jeugdstelsel is hieronder afgebeeld.
De Peelgemeenten werken samen in Peel 6.1 bij het inrichten en uitvoeren van het nieuwe regionale jeugdhulpstelsel. De zorg voor een goed functionerend lokaal netwerk ligt bij de afzonderlijke gemeenten. Het spreekt voor zich dat het lokale netwerk goed moet aansluiten op het regionale stelsel en andersom. Hoe beter deze aansluiting functioneert, hoe beter en sneller jongeren en gezinnen geholpen worden.
1
Transformatie: de nieuwe zorg voor jeugd vraagt om een andere manier van denken en handelen. Deze verandering wordt de transformatie genoemd.
4
In dit beleidsplan richten we ons op de twee onderste lagen van het model. Namelijk het lokaal netwerk en de opvoedondersteuner. Het overgrote deel van de opvoed- en opgroeiproblemen word door het lokaal netwerk en de opvoedondersteuner gesignaleerd en opgepakt. Alleen in situaties die niet lokaal opgepakt kunnen worden, worden de regionaal georganiseerde jeugd & gezinswerker of specialistische voorzieningen ingezet.
Lokaal netwerk en opvoedondersteuners De meeste ouders zijn prima in staat de verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding van hun kinderen. Het lokale netwerk van voorzieningen zoals scholen, peuterspeelzalen, sportverenigingen, gemeenschapshuizen en het verenigingsleven geven daarbij ondersteuning. Bij deze voorzieningen zijn opvoedondersteuners beschikbaar voor vragen van ouders en jongeren over opvoeden en opgroeien. Deze lokale opvoedondersteuners worden aangestuurd door het Centrum Jeugd & Gezin. In veel gevallen is dit voldoende om de ouders en jongeren weer verder te helpen. Als er grotere of meerdere problemen zijn in een gezin schakelt de opvoedondersteuner extra ondersteuning in, zoals een jeugd- en gezinswerker (Peelregionaal). Voor de uitvoering van het lokaal jeugdbeleid 2015-2016 hebben we de volgende speerpunten geformuleerd: 1. Versterken Centrum Jeugd en Gezin & preventieve activiteiten 2. Preventie in het lokaal netwerk en doorontwikkeling opvoedondersteuners 3. Opvoedondersteuning en preventie in de wijknetwerken
5
Leeswijzer Net als nu het geval is, zijn gemeenten wettelijk verplicht hun beleid te formuleren in een beleidsplan jeugdhulp lokaal, vast te stellen door de gemeenteraad. U bent aan zet. In dit beleidsplan beschrijven we in hoofdstuk 1 voor welke opgave we staan in 2015. De ontwikkelingen en trends die zijn omschreven in hoofdstuk 2 worden in hoofdstuk 3 uitgewerkt in speerpunten. Elk speerpunt wordt uitgewerkt in activiteiten. De planning voor deze activiteiten vindt u in bijlage 5. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de samenhang met de andere beleidsterreinen zoals participatie en veiligheid, en de koppeling met raadsopdrachten. De inzet van de financiele middelen wordt toegelicht in hoofdstuk 5. U zult in dit beleidsplan een aantal kernbegrippen en begrippen tegenkomen. Kernbegrippen, zoals transitie en transformatie, worden uitgelegd in de voetnoten op de desbetreffende pagina. Voor uitleg over andere begrippen verwijzen we u naar de begrippenlijst in bijlage 1.
6
1. Inleiding 1.1. Voor welke opgave staan we lokaal in 2015 In 2015 staan we voor de opgave om de jeugdhulp op een passende manier te continueren. Daarbij moeten we rekening houden met een forse bezuinigingstaak, waardoor zaken echt anders geregeld moeten worden, en met de wettelijk verplichte taken. De bezuiniging is alleen te realiseren door in de voorkant te investeren, zodat de behoefte aan zwaardere zorg aan de achterkant wordt beperkt. Dit is een grote opgave voor bestuurders en professionals en gaat gepaard met onzekerheid en zorgen bij gezinnen en andere betrokkenen. Een omslag in denken en doen is echter noodzakelijk en dit kost tijd en energie. Deze omslag staat gelijk aan die van de kantelingsgedachte2 van de WMO. Uitgangspunten bij deze omslag zijn: 1. Ouders/verzorgers zijn het eerst verantwoordelijk voor het veilig opvoeden en opgroeien van hun kinderen. 2. Als er meer ondersteuning nodig is dan wordt deze geboden binnen het lokale netwerk. 3. Als de hulp van het eigen sociale netwerk en de lokale voorzieningen niet afdoende zijn faciliteert de gemeente passende jeugdhulp. We realiseren ons dat deze transitie3 zelf en de voorbereiding om tot de transformatie te komen, onduidelijkheid en onzekerheid met zich meebrengen. Dit geldt vooral voor gezinnen die nu en in de nabije toekomst zorg en ondersteuning nodig hebben en niet precies weten hoe ze die gaan ontvangen. En dit geldt ook voor professionals in de jeugdhulp die hun werk of werkplek zien veranderen of zelfs vrees hebben voor het verdwijnen ervan. We doen een groot beroep op deze betrokkenen door ze te vragen om niet alleen “de winkel open te houden, maar ook nog mee te helpen om de verbouwing te realiseren”. Onze verantwoordelijkheid als gemeente ligt op de eerste plaats bij het lokale veld, bij onze gemeenschap, onze jeugd en hun ouders. Daar vindt ook veelal de uitvoering van de jeugdhulp plaats. We willen hierbij zoveel mogelijk gebruik maken van onze lokale samenleving, en de kracht die daar zit. Daar ligt voor ons de basis! Hoe we dit uitvoeren, staat beschreven in dit lokaal beleidsplan en is terug te zien in de manier hoe wij met onze burgers samen optrekken.
2
De Kanteling stimuleert burgers en organisaties (de samenleving) om eigen kracht en eigen netwerk te ontwikkelen en te gebruiken voordat een beroep gedaan kan worden op aanwezige voorzieningen. Bij de inzet van voorzieningen wordt er naar gestreefd om eerst in te zetten op algemene voorzieningen en daar‐ na pas op individuele voorzieningen. Uitgangspunt is algemeen waar mogelijk, specifiek waar nodig. Voor de werkwijze betekent dit dat bij de Kanteling de omslag van claim‐ en aanbodgericht werken (voor‐ zieningen en hulpmiddelen) naar vraag‐ en resultaatgericht werken (participatie en zelfredzaamheid) cen‐ traal staat. 3 Transitie is een structurele verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterken‐ de ontwikkelingen op het gebied van jeugdzorg.
7
1.2. Wie zijn betrokken bij het opstellen van dit beleidsplan? Bij het opstellen van dit beleidsplan zijn diverse mensen uit het veld betrokken, zoals het Centrum Jeugd en Gezin en de opvoedondersteuners. Daarnaast heeft de participatieraad positief advies uitgebracht over dit beleidsplan en deze adviezen zijn besproken met de wethouder. We gaan de komende periode met de Participatieraad in gesprek om de aandachtspunten verder te concretiseren.
1.3. De geldigheidsduur en actualisering van dit beleidsplan Het lokale beleidsplan betreft de periode 2015-2016. Het accent ligt met vooral op de transitie. Het plan wordt na twee jaar geactualiseerd aansluitend op het Peelregionale beleidsplan. Het accent komt dan op de transformatie te liggen. Voor de zomer van 2016 is duidelijk wat dit concreet betekent; een aanscherping van het beleidsplan, een nieuw beleidsplan of continuering van het beleidsplan met aanpassingen in het actieplan. Dit doen we omdat sommige zaken gefaseerd worden doorgevoerd. Daarbij zijn de jeugdhulptaken voor gemeenten nieuw, net als de verdergaande onderlinge samenwerking. Ook heeft het rijk nog diverse verplichtingen opgelegd voor 2015, waardoor we als gemeenten nog beperkte vrijheid hebben om tot een volledige transformatie te komen.
8
2. Ontwikkelingen en trends 2.1. Hoe staat het met de jeugd in onze gemeente? Nederlandse kinderen zijn over het algemeen gezond en gelukkig. Slechts een kleine groep kinderen, ongeveer 300.000, heeft extra bescherming, aandacht en steun nodig. Die kinderen wonen verspreid over heel Nederland. In de Jeugdwet spreekt men over kinderen vanaf -9 maanden tot 18 jaar (met uitloop naar 23 jaar). In Deurne hebben we momenteel 8312 jongeren in de leeftijd van 0 tot 22 jaar oud. Verdeeld in onderstaande aantallen: Leeftijdscategorie
Aantal
%
0 t/m 3 jaar 4 t/m 12 jaar 13 t/m 17 jaar 18 t/m 22 jaar
1.205 2.973 2.189 1.945
14,5% 35,8% 26,3% 23,4%
Totaal
8.312 100,0%
Het gaat over het algemeen goed met de jeugd in onze gemeente. Meer informatie daarover leest u onder het kopje trends. We trekken deze conclusie uit het Data boek Kinderen in Tel 2014 en uit de jeugdmonitor van de GGD Brabant-Zuidoost 2013. Zie bijlage 2 en 3.
2.2. Trends In Deurne zien we onderstaande positieve en negatieve trends. Deze trends nemen we mee in de speerpunten van dit beleidsplan.
2.2.1.
Positieve trends
1. Ouders positief over de opvoeding van hun kinderen Bijna alle ouders voelen zich voldoende competent als opvoeder. Sinds 2008 hebben meer ouders in Deurne opvoedvragen, maar een grote groep is in staat deze vragen zelf op te lossen of kan hiervoor terecht bij familie of vrienden. Ook blijkt dat ouders vaak bereid zijn om andere ouders in hun opvoeding te ondersteunen. Er is een kleine groep ouders (4%) dat meer ondersteuning nodig heeft bij de opvoeding. Vergeleken met 2008 lijken ouders steeds vaker een beroep te doen op hun sociale netwerk: ruim een kwart vraagt hulp of advies aan familie, vrienden of kennissen. De eigen kracht van ouders en hun sociale netwerk is toegenomen wat aansluit bij de kantelingsgedachte.
9
2. Ouders positief over de gezondheid van hun kind In Deurne ervaart 95% van de ouders van 0-11 jarige kinderen de gezondheid van zijn of haar kind als (heel) goed. Ook bij de jongeren van 12 tot 18 jaar uit Deurne zien we dat 87% de gezondheid als (zeer) goed beoordeelt. 3. Gunstige ontwikkeling in de leefstijl van ouders te zien Er zijn positieve ontwikkelingen op verschillende leefstijlitems zichtbaar. Er is een afname zichtbaar van het alcoholgebruik tijdens de zwangerschap, en het roken tijdens de zwangerschap is afgenomen. Bovendien laten ouders hun kind minder vaak meeroken.
2.3.2.
Negatieve trends
1. Kinderen die klem zitten in echtscheidingssituaties De gevolgen van echtscheiding voor kinderen en jongeren zijn groot. Echtscheidingskinderen hebben een verhoogd risico op o.a. gedragsproblemen, emotionele problemen, moeilijkheden in sociale relaties, riskante gewoonten en schoolproblemen. Het basisonderwijs in Deurne heeft te maken met meer (v)echtscheidingen en maken zich daar zorgen over. 2. Behoefte aan weerbaarheidstraining Eén op de zes ouders wenst ondersteuning om kind (meer) weerbaar te maken. Hoewel de meeste ouders in Deurne hun kind naar eigen zeggen voldoende weerbaar vinden, geeft toch 16% aan dat men behoefte heeft aan ondersteuning bij het (meer) weerbaar maken van hun kind. 4% van de jongeren in Deurne heeft een lage weerbaarheid. Jongeren met een lage weerbaarheid hebben vaker een negatieve seksuele ervaring gehad dan jongeren met een hogere weerbaarheid. Ook wordt deze groep jongeren vaker gepest. Ook scholen hebben behoefte aan weerbaarheidstraining voor de leerlingen. 3. Bij Deurnese ouders minder draagvlak voor leeftijdsgrens alcohol dan in regio De mening en de houding van ouders is heel belangrijk bij het verantwoord leren omgaan met alcohol. Vanaf 1 januari 2014 mag er geen alcohol meer verkocht worden aan jongeren onder 18 jaar. Het draagvlak voor deze leeftijdsgrens bij de ouders in Deurne is lager dan in de rest van de regio. 4. Meldingen van kindermishandeling is fors gestegen Het aantal meldingen van kindermishandeling is fors gestegen. Over de gehele linie zien we een stijging van het aantal meldingen. Dit heeft voor een deel te maken met een betere bekendheid van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Vanaf 2015 gaat het AMK op in Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (Veilig Thuis). Veilig Thuis moeten bekijken of alle organisaties in Deurne die werken met jongeren en gezinnen zich houden aan de meldcode kindermishandeling.
10
3. Visie en speerpunten De visie van de Peelregio 6.1 en gemeente Deurne is dat kinderen en jongeren gezond en veilig opgroeien tot verantwoordelijke en zelfstandige burgers. Hiervoor is het nodig dat zij zo lang mogelijk kunnen functioneren in de eigen leefomgeving. Door gebruik te maken van de eigen kracht en sociale netwerken, zoals hulp van familie, vrienden, buren of vrijwilligers(organisaties) is dit mogelijk. Door dat lokale netwerk te ondersteunen en faciliteren is de hulp laagdrempelig en dichtbij georganiseerd en hoeft minder snel een beroep te worden gedaan op relatief dure jeugdhulp. Het ondersteunen van het lokale netwerk is een taak van de gemeente. Wij hechten veel belang aan preventie omdat we daarmee de zelfredzaamheid van ouders vergroten en kunnen voorkomen dat zwaardere zorg nodig is. Dit is in het belang van de jongere zelf, het gezin, het lokale netwerk, de professionele hulpverlening en de gemeente. In dit hoofdstuk staan 3 speerpunten centraal om het lokale netwerk en preventie in Deurne te versterken. We richten ons op kinderen in de leeftijd van -9 maanden tot 18 jaar (met uitloop naar 23 jaar).
3.1
Visie
De visie van de gemeente Deurne is gelijk aan de visie op Peelniveau: De transformatie is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor het eerst verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. We willen hierbij een vloeiende lijn vormgeven voor kinderen vanaf -9 maanden tot 18 jaar (met uitloop naar 23 jaar). Ambitie: In de Peelregio en in Deurne groeien kinderen en jongeren gezond en veilig op tot verantwoordelijke en zelfstandige burgers. Onze • • • • •
inhoudelijke ambitie is concreter gezegd: Kinderen groeien gezond en veilig op Jongeren (12-23 jaar) zijn in staat om hun leven in goede banen te leiden Opvoeders zijn in staat om opvoeding en huishouden in goede banen te leiden Kinderen maken een goede start Jongeren hebben een startkwalificatie of hebben (begeleid) werk (voor minstens 24 uur per week)
11
3.2
Speerpunten lokaal
Om het lokale netwerk en preventie te versterken zetten we in op 3 speerpunten: 1. Versterken Centrum Jeugd en Gezin & preventieve activiteiten 2. Preventie in het lokaal netwerk en doorontwikkeling opvoedondersteuners 3. Opvoedondersteuning en preventie in de wijknetwerken De manier waarop we deze speerpunten inzetten wordt hieronder uitgelegd. De concretisering hiervan vind u in het actieplan in bijlage 4.
3.2.1
Versterken Centrum Jeugd & Gezin en preventieve activiteiten
Centrum jeugd en gezin De rol van het Centrum Jeugd & Gezin wordt uitgebreid doordat ze zich gaat richten op vrijwilligers en het lokaal netwerk. Het Centrum Jeugd & Gezin (CJG) is een netwerkorganisatie voor jeugd, ouders en professionals in Deurne. Het CJG geeft informatie en advies over opvoeden en opgroeien. Momenteel organiseert en coördineert het CJG preventieve activiteiten op het gebied van opgroeien en opvoeden in Deurne. Jongeren en ouders kunnen tijdens bijeenkomsten vragen stellen en leren op eigen kracht met moeilijkheden om te gaan. Dit draagt bij aan de zelfredzaamheid van jongeren en ouders en sluit aan bij de opgave waar we met jeugd voor staan. De resultaten van de CJG-bijeenkomsten zijn goed, ze worden door veel mensen bezocht en men is tevreden over de inhoud. De komende 2 jaar gaan we door met deze activiteiten en worden ze aangevuld met activiteiten voor vrijwilligers en andere betrokkenen binnen het lokaal netwerk. Ook dit sluit aan bij het versterken van de eigen kracht waar we ons de komende jaren op richten. Preventieve activiteiten op het gebied van opvoeden en opgroeien 2015-2016 Match Mentor Match Mentor wordt in 2015 gecontinueerd. De eerste resultaten laten een positief effect zien. Jongeren krijgen meer zelfvertrouwen en maken gebruik van hun sociale netwerk. Eind 2013 zijn we gestart met de pilot Match Mentor. Hierbij wordt een jongere met minder ontwikkelingskansen ondersteund door een vrijwillig opgeleide mentor (een maatje). Of maatjesprojecten op bredere schaal kunnen worden ingezet bij hulp aan jeugdigen en hun ouders wordt de komende periode verder onderzocht. Trainingen Het CJG gaat in 2015 trainingen op het gebied van weerbaarheid en (v)echtscheiding aanbieden die voorheen door het basisonderwijs aangeboden werden. Hierbij wordt alleen gebruik gemaakt van effectief bewezen trainingen. Voor het voortgezet onderwijs geldt dat trainingen voor een groot deel op het IVOD worden aangeboden vanwege het grote bereik van jongeren daar. Social Media We gaan samen met jongeren bekijken welke mogelijkheden er zijn op het gebied van social media. Van jongeren weten we dat zij niet snel aankloppen bij de professionele hulpverlening. Soms omdat ze de weg niet weten, maar vaak vinden ze het gewoon niet “cool”. Ze praten liever met een vertrouwd persoon (vriend, familie, docent, sportcoach) in hun omgeving. Inmiddels zijn meerdere social media initiatieven bekend die hierop inspelen. We bereiken hiermee dat jongeren eerder hulp zoeken en vinden bij een vertrouwd persoon. Problemen worden hierdoor eerder gesignaleerd en opgepakt. Projecten “Leef” en “Lekker fris in Deurne” De projecten “Leef” en “Lekker fris in Deurne” gericht op preventie worden gecontinueerd in 2015. We willen dat de jeugd gezond blijft en zich geestelijk en fysiek volledig kunnen
12
ontwikkelen. Op deze manier kunnen zij deelnemen aan de samenleving. Het project “Leef” stimuleert onder andere een gezonde leefstijl bij jongeren door de inzet van buurtsportcoaches op scholen en verenigingen. Zij hebben een relatie met de reguliere contactmomenten van de jeugdgezondheidszorg in groep 2 en groep 7. Met de campagne “Lekker fris in Deurne” willen we alcoholmatiging bevorderen en de leeftijd waarop jongeren met drinken beginnen opschroeven. Uit de GGD monitor is gebleken dat dit in Deurne een aandachtspunt is. Vooral de bijdrage van ouders aan deze campagne is onmisbaar. Zij bepalen immers op welke leeftijd hun kinderen alcohol mogen drinken. Om aan de ouders van (toekomstig) uitgaande jeugd reëel beeld te geven van uitgaan is het concept ‘Uit met Ouders’ ontstaan. Tijdens een “kroegentocht” in Deurne krijgen zij informatie over de gevolgen van alcohol- en drugsgebruik op jonge leeftijd, over het politieoptreden tijdens stapavonden en over wat horecaondernemers doen om uitgaan leuk en gezellig te houden. Vrijwillige initiatieven voor jongeren We gaan bekijken welke vrijwillige initiatieven voor jongeren er zijn, welke behoeftes er leven en welke ondersteuning vrijwilligers nodig hebben. De mensen uit het lokale netwerk krijgen een grotere rol. Zo ook de vrijwilligers die behoeftes signaleren en iets willen betekenen voor anderen. Door hier aandacht voor te hebben en vrijwilligers te ondersteunen dragen we bij aan een sterker lokaal netwerk. Voorbeelden van huidige vrijwillige initiatieven zijn: Cratosvrienden, activiteiten voor kinderen die het een beetje moeilijk kunnen hebben. Dat kan zijn door een beperking, handicap, psychische beperking of financiële problemen. Stichting leergeld, zij bieden kansen aan kinderen om te kunnen deelnemen aan binnen- en buitenschoolse activiteiten waardoor zij opbloeien, kennis en vaardigheden ontwikkelen en eigenwaarde krijgen. Proeftuin informele zorg en cliëntondersteuning De Wmo heeft een aantal tools ontwikkeld waar jeugd ook gebruik van kan maken om eigen kracht van burgers te versterken en ondersteuning te bieden waar nodig. Wmo en Jeugd trekken hierin samen op zodat deze tools ook geschikt en bruikbaar zijn voor jongeren, gezinnen en professionals binnen de jeugdhulpverlening. De proeftuin omvat een drietal digitale ondersteuningsinstrumenten. Dat zijn: Guido Deurne (sociale kaart in ontwikkeling waar ook jeugd in meegenomen wordt.) Zorgsite (eigen mini web omgeving voor organisatie van ondersteuning en zorg) Zorgvoorelkaar (hulpmiddel voor inzet eigen netwerk en vrijwilligers) Hiermee bieden we onze inwoners, mantelzorgers maar ook professionals instrumenten om de onderlinge inzet beter af te stemmen en om zelf regie te voeren op de eigen situatie. Cliëntondersteuning De gemeenten zijn vanaf 2015 verplicht om cliëntondersteuning te organiseren voor al hun inwoners. Dat houdt in dat inwoners een beroep moeten kunnen doen op een onafhankelijke organisatie die hen helpt met informatie, advies en algemene ondersteuning op gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Jeugd en Wmo trekken hierin samen op.
13
3.2.2
Preventie in het lokaal netwerk en doorontwikkeling opvoedondersteuners
Het lokale netwerk heeft de taak om opvoed- en opgroeiproblemen te signaleren. De opvoedondersteuner is het vaste aanspreekpunt voor deze signalen. De komende jaren zetten we in op doorontwikkeling van de opvoedondersteuners. Zij worden verankerd in het netwerk van de jeugd, ouders, professionals en vrijwilligers in een wijk. Hoe deze verbindingen worden gelegd op het gebied van preventie en risicosignalering komt in onderstaand plaatje naar voren.
Preventie Gezondheid Consultatiebureau, huisarts, jeugdgezondheidszorg, verloskun‐
Onderwijs Kinderopvang, scholen, peuters‐ peelzalen
Sociale zaken Werk & inkomen, wonen, WMO
Vrije tijd Jongerenwerk, kernen verenigin‐ gen
Veiligheid Politie, veiligheidshuis
Hieronder leest u per leefgebied hoe de aansluiting is. Uiteraard vinden binnen het leefgebied ook preventieve activiteiten plaats. Wij beperken ons hier echter tot de aansluiting hierop. Opvoedondersteuners zijn er om opvoedvragen te beantwoorden en te signaleren binnen het lokale netwerk. Daarnaast kan de opvoedondersteuner ook het lokale netwerk inzetten om een gezin verder te helpen. Gezondheid: consultatiebureau, huisarts, jeugdgezondheidszorg en verloskundige. Het consultatiebureau en de GGD hebben beide een jeugdarts in dienst. Deze kijkt vooral naar het medische stuk. Bij sociaal emotionele problemen wordt de opvoedondersteuner ingeschakeld. In 2014 waren jeugdverpleegkundigen van de Zorgboog en de GGD voor een aantal uren per week opvoedondersteuner. In 2015 gaan we met de GGD en de Zorgboog in overleg welke afspraken te maken over de aansluiting en inzet, nu de taak van opvoedondersteuner meer een functie wordt. Huisartsen en medisch specialisten kunnen vanaf 2015 een casus doorverwijzen naar de opvoedondersteuners. De coördinator van het CJG wordt voor hen de vaste contactpersoon. De verloskundigen hebben momenteel vooral contact met de Zorgboog als het gaat om risicogezinnen.
14
Onderwijs: kinderopvang, scholen, peuterspeelzalen Elke school heeft per 1 januari 2015 een vaste opvoedondersteuner als contactpersoon die zij in kunnen schakelen bij opvoed- en opgroeiproblemen die school zelf niet op kan lossen. Elke school heeft een Zorg Advies Team (ZAT) waarbij verschillende professionals aansluiten zoals de wijkagent, de GGD en de opvoedondersteuner. Het ZAT wordt in 2015 gecontinueerd omdat hier een preventieve werking vanuit gaat. Er is vanaf 2015 structureel overleg tussen opvoedondersteuner, GGD en het onderwijs om jeugdigen in (v)echtscheidingssituaties in beeld te krijgen en hen een passend hulpaanbod aan te bieden. Zorgmeldingen die het onderwijs voorheen bij Bureau Jeugdzorg neerlegde, lopen van 2015 via de opvoedondersteuners. Ook voor de kinderopvangcentra en peuterspeelzalen geldt dat zij ook een opvoedondersteuner toegewezen krijgen, waar zij met vragen en signalen terecht kunnen. Sociale zaken: werk en inkomen, wonen, WMO Problemen die spelen op meerdere leefgebieden worden opgepakt binnen het gebiedsteam. Het gebiedsteam wordt in kopje 3.2.3 verder uitgelegd. Aan elk gebiedsteam wordt een opvoedondersteuner gekoppeld die ingezet kan worden bij opvoed- en opgroeiproblemen. Vrije tijd: jongerenwerk, kernen, verengingen Het jongerenwerk, kernen en verenigingen kunnen vanaf 2015 terecht bij de opvoedondersteuner die gekoppeld is aan de wijk. Veiligheid: politie en veiligheidshuis Er zijn nu al meerdere overleggen tussen politie, Halt en jeugdzorg. Dit werkt preventief in escalatie. Deze overleggen worden gecontinueerd in 2015, degene van jeugdzorg wordt de opvoedondersteuner. Het JIB-protocol (Jongeren in Beeld) blijft van kracht omdat er een preventieve werking uitgaat tegen overlast veroorzakende jongeren. Het JIB biedt een handvat om door middel van een integrale aanpak (gemeente, politie, jongerenwerk, buurtbemiddeling en bewoners) situatiegericht en preventief op te treden tegen overlast veroorzakende jongeren.’ De zorgmeldingen van de politie worden op basis van landelijke regelgeving verstuurd aan Veilig Thuis (het Algemeen Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling). Als na screening door Veilig Thuis blijkt dat de casus voor het lokale netwerk is, wordt de casus doorgezet naar de CJG-coördinator. De huidige werkwijze met het Jeugd Preventie Programma (JPP) verdwijnt hierdoor. Zorg voor jeugdsysteem We hebben het meldsysteem Zorg voor Jeugd om problemen bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 – 23 jaar in een vroegtijdig stadium te signaleren en vervolgens de coordinatie van zorg te organiseren. Dit systeem wordt te weinig gebruikt. We willen inzetten dat de drempel omlaag gaat zodat scholen sneller melden en hulp inroepen. Het is een ondersteunend systeem. We gaan in 2015 regionaal (Peel) bekijken welke meerwaarde dit systeem heeft in het nieuwe stelsel. Dit is ook afhankelijk van de eisen die het rijk stelt aan de Verwijsindex. De opvoedondersteuner De opvoedondersteuner is de professional die werkt vanuit de gedachte één gezin-één plan-één regisseur. Hij normaliseert en ondersteunt waar nodig, waarbij het gezin en het netwerk daaromheen zoveel mogelijk worden aangesproken op de eigen kracht. Als blijkt dat er zwaardere of lichtere vormen van zorg nodig zijn, dan is de opvoedondersteuner de toegang hiernaar toe. Als ouders een vraag hebben, kunnen ze terecht bij de opvoedondersteuner aangesloten bij de basisvoorziening en het wijknetwerk in de eigen wijk. Het lokale netwerk kan bij de opvoedondersteuner terecht met lichte vragen zoals “mijn kind plast in bed”, maar ook
15
met vragen zoals “een kind uit mijn voetbalteam met ADHD is niet meer te hanteren door woede uitbarstingen, hoe ga ik daarmee om?” 12- wijkgericht en 12+ vindplaatsgericht In Deurne maken we vanaf 2015 onderscheid naar de leeftijd 12- en 12+. De jeugd in de leeftijd van 0-12 jaar bevindt zich vooral op de basisvoorzieningen en verenigingen in de eigen wijk. Deze doelgroep bereiken we dus in de wijk. De opvoedondersteuners werken wijkgericht. De jeugd 12+ beweegt zich in een groter gebied dan de wijk waar zij woonachtig zijn. Zij komen samen binnen het voortgezet onderwijs. Wij kiezen er daarom voor om een opvoedondersteuner 12+ structureel op het IVOD te positioneren. Daarnaast zijn andere opvoedondersteuners 12+ beschikbaar voor deze doelgroep. Deze opvoedondersteuners zijn ook in andere wijken in Deurne aanwezig. Hierdoor houden we het ook voor jongeren laagdrempelig. Doorontwikkeling opvoedondersteuner In 2015 ontwikkelt de rol van de opvoedondersteuner zich verder van taak naar functie. Dit is nodig om voldoende ruimte te creëren bij professionals om ook deskundig en daadwerkelijk met vragen aan de slag te kunnen gaan en ouders en jeugdigen te ondersteunen. In 2014 is een eerste start gemaakt met het opvoedondersteuners team. Opvoedondersteuning is hierbij vormgegeven als taak bij professionals die al een informatie en adviestaak voor ouders en jongeren hebben. Professionals voeren deze taak uit naast hun huidige functie bij de moederorganisatie. Ook in 2015 blijven de opvoedondersteuners in dienst bij hun eigen moederorganisatie. Van daaruit worden zij inhoudelijk gevoed in hun kennis en expertise. De gemeente heeft met de moederorganisaties afspraken gemaakt over de scholing van de opvoedondersteuners. De opvoedondersteuner wordt aangestuurd door de coördinator CJG. Met de moederorganisaties zijn werkafspraken gemaakt over de taakverdeling en wederzijdse informatie-uitwisseling over het functioneren van de opvoedondersteuner om kwaliteit te waarborgen. Taakverzwaring De formatie en expertise van de opvoedondersteuners word uitgebreid. Reden hiervoor is de taakverzwaring voor de opvoedondersteuners door onderstaande ontwikkelingen: 1. Toegang tot alle jeugdhulp Opvoedondersteuners zijn de toegang tot jeugdhulp. Gezinnen waarbij zwaardere zorg nodig is, komen vaak eerst bij de opvoedondersteuner terecht. Dit is nieuw voor opvoedondersteuners. Opvoedondersteuners kunnen doorverwijzen naar een Jeugd & Gezinswerker (J&G). J&G pakken zaken alleen op als ze voldoen aan de eisen die hiervoor gesteld zijn. Dit betekent dat opvoedondersteuners met complexere vraagstukken langer dan voorheen bij gezinnen betrokken zijn. Dit vraagt een andere insteek, houding en expertise dan tot nu toe lokaal beschikbaar was. Ook krijgen de opvoedondersteuners gezinnen, waarbij de J&G-er “klaar” is met zijn werk, maar waarbij het gezin nog wel ondersteuning nodig heeft. Om de bewegingen beide kanten op goed te laten verlopen, sluit de intaker van het J&G team aan op het casusoverleg van de opvoedondersteuners. Wanneer er praktische ondersteuning nodig is, kan de opvoedondersteuner vanaf 2015 gezinnen lokaal ook verwijzen naar de gespecialiseerde thuisbegeleiding (GTB) van Savant. 2. Ontwikkelingen Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg (BJZ) houdt per 01-01-2015 op te bestaan. Alle zaken die voorheen bij de Toegang van BJZ binnenkwamen komen nu terecht bij de opvoedondersteuner. Een voorbeeld daarvan zijn de zorgmeldingen waarvoor professionals voorheen bij Bureau
16
Jeugdzorg terecht konden (niet zijnde meldingen kindermishandeling). Zij kunnen nu terecht bij de opvoedondersteuner. Deze taken zijn nieuw voor de opvoedondersteuners. Zij moeten een analyse maken van de situatie en de juiste hulp inzetten. Veiligheid van kinderen speelt hierbij vaak een rol wat vraagt om extra expertise.
3. Ontwikkeling Veilig Thuis Er zijn gezinnen vanuit Veilig Thuis die niet door Veilig Thuis opgepakt hoeven te worden, maar lokaal. Dit zal in 2015 in toenemende mate spelen, omdat de zorgmeldingen van de politie ook bij Veilig Thuis binnenkomen. Ook bij deze groep speelt veiligheid van het kind een grote rol. Omdat het niet werkzaam is voor Veilig Thuis om de zorgmeldingen naar diverse opvoedondersteuners door te zetten, komen deze bij de coördinator CJG terecht. Het daadwerkelijk aan de slag gaan met de gezinnen gebeurt echter door de opvoedondersteuners. Formatie en expertise Het team opvoedondersteuners wordt in 2015 uitgebreid met een gedragswetenschapper ter ondersteuning bij complexe opvoed- en opgroeivragen. Ook moet er voldoende kennis beschikbaar zijn om te kunnen inschatten of er sprake is een kind-gerelateerd probleem (bv ontwikkelingsstoornis) of een gezins-gerelateerd probleem (bv. opvoedingsvraagstuk). We zetten de komende jaren in op uitbreiding van het opvoedondersteuners team met voldoende expertise op het gebied van veiligheid en kindermishandeling, gezinnen en / of jeugdigen met een beperking, psychiatrische problematiek, ontwikkelingsproblematiek en Multi probleem gezinnen. Dit is van groot belang om de opvoed- en opgroeivragen die er spelen binnen het lokaal netwerk op te kunnen pakken. In 2015 blijven we dicht op de uitvoering zitten. Dit betekent dat we nauw monitoren of de opvoedondersteuners de caseload kunnen behappen qua formatie en qua expertise. nodig is. Als blijkt dat meer nodig is, dan moet dit gerealiseerd worden. Rol Centrum Jeugd en Gezin Samengevat krijgt de coördinator CJG met ingang van 2015 een aantal taken erbij. In 2014 is hier al de aansturing van de opvoedondersteuners bijgekomen. In 2015 is de CJG-coördinator ook het vaste contactpersoon voor huisartsen en medisch specialisten, voor vragen rondom lokale jeugdhulp en sluit de coördinator aan bij de overleggen van de Stichting Sociale Gezondheid Deurne (SSGD) De SSGD bevordert de samenwerking tussen de gezondheidszorg, de reguliere zorg- en hulpverleners en de gemeente. Het CJG is de contactpersoon voor het SSGD en zorgt voor afstemming wanneer er sprake is van problemen rondom jeugd.
3.2.3.
Opvoedondersteuning en preventie in de wijknetwerken
Momenteel zijn we in Deurne gebiedsteams en wijknetwerken aan het opzetten (hier ligt de beleidsmatige link tussen het WMO beleidsplan 2015 – 2017 en dit beleidsplan). De jeugd maakt hier ook deel van uit. We zetten in op versterking van het lokaal netwerk en preventie door onderdeel uit te maken van de gebiedsteams en wijknetwerken. De opvoedondersteuner heeft hierin zoals gezegd een centrale rol. Hij is de vaste contactpersoon in het wijknetwerk en in het gebiedsteam als het gaat om opvoed- en opgroeivragen. Hieronder worden de wijknetwerken en gebiedsteams kort uitgelegd. 11 wijknetwerken in Deurne In elk dorp of wijk zijn natuurlijke netwerken actief. De inwoners kunnen bijvoorbeeld via het gezin, de buren, verenigingen, gemeenschapsaccommodaties, en basisvoorzieningen als huisartsen en opvoedondersteuners elkaar ontmoeten. Door hier goede verbindingen te leggen ontstaan de wijknetwerken. Voor alle wijken en dorpen wordt via een wijkscan in beeld gebracht hoe het wijknetwerk er nu uitziet en welke verbindingen gelegd kunnen worden. Hierin wordt ook meegenomen wat er speelt rondom opvoeden en opgroeien in de wijk. Deze wijkscan is de basis voor de verdere ontwikkeling van het wijknetwerk. De
17
LEV groep maakt deze wijkscans, brengt de 11 wijknetwerken in beeld en onderhoudt ze. Dit zijn Helenaveen, Liessel, Neerkant en Vlierden, Heiakker, Koolhof en DeurneWest/Houtenhoek, Centrum, Sint Jozefparochie, Walsberg en Zeilberg. De wijknetwerken zorgen ervoor dat de mogelijkheden voor de informele zorg (vrijwilligerswerk en mantelzorg) optimaal worden benut. Voor de opvoedondersteuner geldt daarbij dat niet mensen niet alleen moeten weten dat ze met vragen bij de opvoedondersteuner terecht kunnen, maar dat de opvoedondersteuner ook weet wie in de wijk belangrijke sleutelfiguren zijn en welke initiatieven er zijn op het gebied van opvoeden en opgroeien. Onderstaand figuur is een voorbeeld van een wijknetwerk. Het gaat om maatwerk dus dit zal per wijk of dorp verschillend zijn. De opvoedondersteuner moet in dit gehele wijknetwerk bekend zijn en aanspreekbaar zijn. Om dit voor elkaar te krijgen maakt de opvoedondersteuner een plan van aanpak per wijknetwerk. De informatie die uit de wijkscans naar voren komt nemen we mee om preventie per wijknetwerk vorm te geven en de functie van opvoedondersteuner te concretiseren. Uiteindelijk moet de opvoedondersteuner zo gepositioneerd zijn dat het een vanzelfsprekendheid is in de wijk, laagdrempelig en dichtbij.
3 gebiedsteams in Deurne Daarnaast is de ZoWel-pilot gestart. Hiervoor wordt Deurne opgedeeld in 3 gebiedsteams. Deze pilot is een gezamenlijk initiatief van de gemeente Deurne en de CZ zorgverzekeraar. Doel van de pilot is om te zorgen voor efficiënte afhandeling van complexe hulpvragen. De gebiedsteams zijn vanaf 1 oktober actief. Bij de start zitten in de gebiedsteams een wijkverpleegkundige en een WMO-deskundige. Samen zorgen zij voor goede cliëntondersteuning. Zij hebben een schakelfunctie tussen de wijknetwerken en het reguliere zorgaanbod. Aan elk gebiedsteam wordt een opvoedondersteuner gekoppeld. Deze opvoedondersteuner stemt af met de wijkverpleegkundige en WMOdeskundige als jeugd betrokken is bij een hulpvraag. Als er sprake is van een Multi probleem gezin op het gebied van opvoed- en opgroeien wordt de Jeugd- en Gezinswerker ingeschakeld.
18
Onderstaand figuur maakt duidelijk hoe het wijknetwerk zich verhoudt tot de gebiedsteams.
19
4. Samenhang met andere beleidsterreinen Een aantal beleidsterreinen en projecten binnen het gemeentelijk- en onderwijsdomein hebben een relatie met de jeugd. Het merendeel hiervan is al benoemd zoals de relatie met de WMO.
4.1. Participatie In de huidige ontwikkelingen is de invoering van de Participatiewet niet los te zien van de transitie Jeugdzorg. Om de grote druk op gespecialiseerde zorg terug te dringen en de verkokerde manier binnen de jeugdhulp aan te pakken is er gekozen voor een stelselwijziging. De gemeenten hebben in die nieuwe situatie een belangrijke rol. Het is daarnaast voor een integrale aanpak van groot belang dat onderlinge aansluiting wordt gevonden. Meer specifieke onderlinge verbanden tussen Jeugdzorg en Participatiewet zijn nog niet ingevuld en moeten verder nog invulling vinden via 3D op regioniveau. Prioriteitstelling in de Peelregio zou er toe moeten leiden de jongeren die vastlopen op het gebied van scholing en werk worden opgeleid en vervolgens aan het werk worden geholpen.
4.2. Veiligheid De uitvoering van de Jeugdwet kan niet los worden gezien van het veiligheidsbeleid binnen de gemeenten. Thema’s uit het veiligheidsdomein die direct raken aan de jeugdhulp zijn: overlast gevende en criminele jeugdgroepen en 12-, overlast gevende Multiprobleemgezinnen, huiselijk geweld en kindermishandeling, nazorg van ex-gedetineerden, en psychisch kwetsbaren die overlast veroorzaken en een gevaar vormen voor zichzelf en hun omgeving. Vaak vraagt de aanpak van deze veiligheidsvraagstukken om een meersporenaanpak van straf en zorg, en niet alleen gericht op de jeugdige, maar ook op het gezin (ouders, broertjes en zusjes) en de sociale omgeving (vrienden, school, sport, vrije tijd). Vroegtijdig signaleren en ingrijpen is daarbij essentieel om overlast en criminele carrières te voorkomen of te doorbreken. De werelden van (openbare orde en) veiligheid en jeugdhulp komen hier nadrukkelijk samen. Jeugd en veiligheid trekt bijvoorbeeld samen op bij projecten rondom alcoholmatiging zoals “Lekker fris in Deurne”. In de Jeugdwet komt de relatie met het veiligheidsdomein aan de orde bij de bepalingen over de jeugdbescherming en de jeugdreclassering (het gedwongen kader). Gemeenten maken over dit gedwongen kader afspraken met de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast worden er praktische werkafspraken gemaakt voor het omgaan met calamiteiten in de jeugdzorg. Veiligheid en jeugd wordt hierin gezamenlijk getraind.
4.3. Passend onderwijs De Wet passend onderwijs is gestart op 1 augustus 2014. Scholen hebben nu een zorgplicht. Dit betekent dat scholen ervoor verantwoordelijk zijn om elk kind een goede onderwijsplek te bieden. Om dit te kunnen realiseren, vormen reguliere en speciale scholen samen regionale samenwerkingsverbanden. Volgens de wet hebben de samenwerkingsverbanden en gemeenten tenminste overleg en afstemming over de aansluiting passend onderwijs met jeugdzorg, leerlingenvervoer, leerplicht en onderwijshuisvesting.
20
Om hier invulling aan te geven, vindt er jaarlijks bestuurlijk overleg plaats tussen de besturen van de samenwerkingsverbanden en de wethouders van de gemeenten die vallen onder de samenwerkingsverbanden. In dit overleg zijn bestuurlijke opdrachten vastgesteld die betrekking hebben op de hierboven genoemde punten. Aan de uitwerking hiervan wordt invulling gegeven door een werkgroep die bestaat uit een vertegenwoordiging vanuit de samenwerkingsverbanden en ambtenaren van de gemeenten die vallen onder de samenwerkingsverbanden. Verder ligt onze lokale taak als gemeente op de vertaling van het regionaal beleid naar de lokale situatie. Thuisnabij onderwijs is het uitgangspunt van passend onderwijs. Om hier invulling aan te geven, zijn er in Deurne op twee scholen integratieklassen gestart. Doel deze integratieklas is aan leerlingen met een verstandelijke beperking een passend aanbod aan onderwijs en begeleiding te bieden in een reguliere school. Hiervoor wordt zowel in het basisonderwijs bij OBS De Hasselbraam als in het voortgezet onderwijs bij Instelling Voortgezet Onderwijs Deurne samen gewerkt met de Antoon van Dijkschool Helmond, een school voor speciaal onderwijs. Hierdoor ontstaat een doorlopende leerlijn in Deurne voor een aantal kinderen die anders naar de Antoon van Dijkschool in Helmond zouden gaan.
4.4. Deurne Koerst op Eigen Kracht De uitgangspunten van de Jeugd en het programma Deurne koerst op Eigen Kracht zijn zeer nauw verwant. Beiden gaan uit van de eigen mogelijkheden en het zelf oplossend vermogen van mensen en organisaties. De gemeente heeft daarin een aanvullende en facilitaire taak. Deze gedachte sluit aan bij het versterken van de eigen Kracht van jongeren en gezinnen.
4.5. Koppeling met raadsopdrachten Er liggen relaties tussen de Jeugd en de door de raad vastgestelde raadsopdrachten. Dat geldt in de eerste plaats voor de opdracht voor het nieuw in te richten vrijwilligersbeleid die in 2015 wordt opgepakt: Ontwikkel een nieuw vrijwilligersbeleid, met aandacht voor de gevolgen van de transities. Aandachtspunten: positie van mantelzorgers: financiële ondersteuning, ondersteuning door professionals, deskundigheidsbevordering, gevolgen participatiewet. verenigingen: onderzoeken mogelijkheid kwijtschelding OZB/heffingen, vereenvoudigen van regelgeving, ondersteuning initiatieven (KOEK), advisering verenigingen om geld in te zamelen, faciliteren in opleidingen (financiën, gebouwenbeheer). vrijwilligers: het binden, vinden en ondersteunen van vrijwilligers. Al deze punten zijn voor jeugd van groot belang als onderdeel van het lokaal netwerk. Daarnaast zijn er nog twee lopende (raads)opdrachten die raakvlakken hebben met de Jeugd. Dat is het onderzoek naar het aantal benodigde gemeenschapsaccommodaties c.q. het voorzieningenniveau. En de herijking van het subsidiebeleid.
21
5. Hoe gaan we financiële middelen inzetten? 5.1. Welk budget is er beschikbaar en hoe gaan we dit verdelen? Voor de lokale uitvoering van de jeugdhulp worden de budgetten voor het Centrum Jeugd en Gezin en het budget toegangsfunctie4 ingezet. De begroting voor 2015 ziet er als volgt uit:
Inkomsten Centrum Jeugd en Gezin Jeugdhulp lokaal
Uitgaven Centrum Jeugd en Gezin (coördinator, website, inzet part‐ ners) Jeugdgezondheidszorg 0‐4 jaar Opvoedondersteuners Aanbod (trainingen, matchmentor, cursus, voorlichtingen,...) Hulpverlening interne rebound IVOD Ondersteunende systemen(zorg voor jeugd, kind dossier) Flexibel lokaal in te zetten in 2015
788.040 450.800 1.238.840
70.000 397650 435.000 86.500 50.000 52.800 146.890 1.238.840
De uitgaven zijn bedoeld om per 1 januari 2015 het team van opvoedondersteuners uit te breiden met deskundigheid op het gebied van onder andere Multi-probleemgezinnen, risicotaxatie bij vermoedens van kindermishandeling en GGZ-problematiek. Daarnaast zijn de uitgaven bedoeld om preventieve activiteiten in te zetten zoals trainingen en voorlichtingen op het gebied van opvoeden en opgroeien. Met deze uitgaven zorgen we er voor dat er per 1 januari 2015 voldoende mensen in Deurne zijn (opvoedondersteuners) met de juiste kennis om zelf de vragen van jeugdigen, ouders, professionals en vrijwilligers te beantwoorden. Als er meer nodig is, dan kunnen de opvoedondersteuners de juiste hulp voor hen inschakelen. In 2015 wordt duidelijker wat verder nog nodig is lokaal. Het flexibel lokaal in te zetten budget wordt dan gebruikt om aan deze nieuwe en aanvullende activiteiten uitvoering te geven. Mocht dit budget niet voldoende blijken dan komen we met een vraag om middelen terug bij de raad.
Vanuit het beleidsplan jeugdhulp Peel zijn de volgende budgetten vastgesteld als richtlijn om lokaal in te zetten:
4
Toegangsfunctie
450.800
Ambtelijke uitvoeringskosten
182.000
Transformatieruimte
290.900
In dit lokale beleidsplan en bijbehorende begroting zijn alleen de middelen toegangsfunctie meegenomen.
22
6. Communicatie, monitoring en verantwoording 6.1. Communicatie De veranderingen in de ondersteuning en zorg vanaf 1 januari 2015 vragen om een zorgvuldige, heldere communicatie richting de verschillende doelgroepen. Lokale communicatie De lokale communicatie is vooral gericht op een cultuurverandering. Dit betekent dat we rekening moeten houden met mogelijke weerstanden, gevoelens van onzekerheid en dit betekent dat we nog meer dan anders moeten luisteren naar wat er speelt in de samenleving. We communiceren over de nieuwe Jeugdwet via onderstaande middelen: • Peelwebsite, met veel gestelde vragen en antwoorden (over alle zorgthema’s), deze website blijft actueel • Folder over veranderingen in jeugdhulp • Brief en folder aan alle gezinnen met kinderen <18 jaar • ‘Toolkit’ voor Centrum Jeugd & Gezin (o.a. folders, teksten, presentaties over de veranderingen in de Jeugdhulp) • 4x Themapagina’s in h-a-h bladen • Nieuwsberichten, artikelen • Filmpje opvoedondersteuners, inzet social media • Doorontwikkeling websites Peel/CJG voor 1-1-2015 Daarnaast organiseren we in december een inwonersbijeenkomst over de wijzigingen in de Wmo en jeugdzorg. Ook informeren we actief lokale voorzieningen zoals scholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, huisartsen en sportverenigingen over de veranderingen in de jeugdhulp. We geven aan welke opvoedondersteuner hun vaste contactpersoon wordt voor vragen rondom opvoeden en opgroeien.
23
6.2. Verantwoording over de uitvoering en resultaten over beleid Monitoring Omdat 2015 het eerste jaar is dat we gaan werken in het nieuwe stelsel jeugdzorg monitoren we continu. Daarbij kijken we of de aanpak gewenst verloopt en of lokaal voldoende inzet en expertise beschikbaar is voor de vragen van jeugd en ouders. Zodra gedurende het jaar blijkt dat bijsturing nodig is, dan doen we dat. De monitoring in 2015 is vooral kwantitatief (o.a. aantal casussen, aantal vragen, inzet opvoedondersteuners, aantal keren jeugd- en gezinswerkers ingeschakeld, financiën) van aard. Naar de toekomst willen we een meer kwalitatieve monitoring gericht op onze ambities. In 2015 bekijken we op welke wijze dit wordt vormgegeven en toegepast. Verantwoording Jaarlijks vindt zowel inhoudelijke als financiële verantwoording plaats richting de raad. Tevens wordt in 2015 de raad maandelijks geïnformeerd over de voortgang.
24
Bijlagen
25
Bijlage I
Begrippenlijst
Advies- en meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) Per 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor het realiseren en in stand houden van een Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). De Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s) en de Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG’s) worden samengevoegd tot één organisatie, het AMHK. Deze bundeling van AMK en SHG is nodig zodat burgers en professionals weten waar ze terecht kunnen bij een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Daarnaast is de samenvoeging van het AMK en het SHG bedoeld om een integrale aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld te bevorderen. Het AMHK wordt geen aanbieder van jeugdhulp, maar moet zorgen dat instanties die passende professionele hulp kunnen bieden, in kennis worden gesteld. Concreet betekent dit dat de AMHK’s de benodigde hulp op gang brengen. Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s) Het AMK geeft advies en onderzoekt (vermoedelijke) situaties van kindermishandeling en brengt zo nodig de juiste hulp op gang. Het AMK is de instelling voor iedereen met vragen, zorgen of meldingen over kindermishandeling. Per 1 januari 2015 wordt het AMK samengevoegd met het SHG tot het AMHK. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten was een volksverzekering voor ziektekostenrisico's. Iedereen die in Nederland woont of werkt was ervoor verzekerd en had recht op vergoeding van de AWBZ-zorg. De AWBZ dekte zware geneeskundige risico's die niet onder de zorgverzekeringen vallen. Het ging om medische kosten die door vrijwel niemand op te brengen zijn. Op grond van de AWBZ kregen personen bijzondere ziektekosten vergoed (zoals langdurige zorg thuis of opname in een verpleeghuis of gehandicapteninstelling). De AWBZ is gedeeltelijk overgegaan naar de Wmo, de Wlz en de Zvw. Cliëntondersteuning Volgens de Wmo 2015 is cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. In basis is cliëntondersteuning een generalistische ondersteuningsvorm. In een aantal gevallen bijvoorbeeld bijzondere doelgroepen vraagt deze meer gespecialiseerde inzet. Decentralisatie Decentralisatie betekent dat de regering verantwoordelijkheden afgeeft aan lagere overheden (zoals de gemeente), waardoor voorzieningen dichter bij de burger komen te staan. Met de Jeugdwet worden de verantwoordelijkheden van de gemeenten met betrekking tot de jeugdzorg uitgebreid. Vanaf 2015 zullen alle vormen van jeugdzorg onder de gemeenten vallen. Gemeenten worden met de WMO 2015 verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. De aanspraken op deze zorg worden tegelijkertijd geschrapt of beperkt. Met de invoering van de Participatiewet worden gemeenten verantwoordelijk voor de uitkeringsverstrekking en re-integratie van niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikte jonggehandicapten en een voorziening voor beschut werk voor wie geen regulier werk kan verrichten.
26
Eén gezin- één plan- één regisseur Dit is een aanpak waarbij een gezin/huishouden met meerdere problemen (en vaak net zoveel hulpverleners/instanties) nog maar te maken krijgt met 1 aanspreekpunt (de regisseur) en 1 plan. Niet het aanbod van instanties maar het intrinsieke vermogen en de motivatie van het gezin en haar omgeving staat hierbij centraal. Hulp- en zorgverleners werken samen waarbij de regie en het mandaat niet langer versnipperd is, maar is belegd bij de regisseur. De regisseur zorgt ervoor dat de inzet van de betrokken organisaties op elkaar wordt afgestemd. De aanpak is er op gericht om maatwerk voor gezinnen/huishoudens mogelijk te maken zodat zij stabiliseren of er op vooruit gaan (meer zelfredzaam, meer welzijn, sociale stijging en meer gezondheid). Daarnaast moet de aanpak leiden tot minder kosten: minder zware zorg en ondersteuning, minder inzet van hulpverleners, meer benutten van eigen kracht en informele ondersteuning en meer preventie. Eigen kracht Zeggenschap over je eigen leven in een samenleving waarin participatie en samen redzaamheid centraal staan, zeker in contact met organisaties en overheden. * als overkoepelende richting waarin de veranderingen in het sociale domein zich (moeten gaan) voltrekken * als prioritering: bij vragen/problemen/zorgbehoefte, eerst kijken in eigen netwerk, wijk/buurt etc. dan organisaties en alleen als het niet anders kan, en zo beperkt mogelijk, intramuraal Eigen verantwoordelijkheid Iedere burger is zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen die nodig zijn om deel te kunnen blijven nemen aan de samenleving. Met ander woorden; de burger bekijkt eerst hoe hij of zij op zijn of haar eigen manier de beperking of het probleem kan oplossen. Gebiedsgericht werken Dit is een manier van werken waarbij de gemeente, samen met de bewoners van een leefgebied (wijk, buurt, of een aantal dorpen), het maatschappelijk middenveld en professionele organisaties nadenkt over en uitvoering geeft aan de aanpak van zaken met betrekking tot wonen, welzijn, zorg en participatie in de directe leefomgeving. Daarbij staan vraaggericht en integraal werken en betrokkenheid van burgers bij hun eigen woonomgeving centraal. De gedachte is dat problemen en behoeften per wijk verschillen en dat daarom in het beleid maatwerk is vereist. Burgers bewegen zich ook voor hun dagelijkse bezigheden in een gebied rondom hun woonplaats Jeugd & gezinswerker De jeugd- en gezinswerkers zijn de jeugdhulpprofessionals in het gezin. Zij zijn de vertaling van het uitgangspunt ‘1 gezin, 1 plan, 1 regisseur’. Zij verlenen op basis van een gezinsplan zelf zoveel mogelijk hulp. Als gespecialiseerde hulp nodig is, vliegen zij deze in. De specialisten nemen het werk niet over, maar springen bij, zoveel mogelijk in de gezinssituatie (bij de mensen thuis). Het gezin blijft samen met de jeugd- en gezinswerker de regie houden over het gezinsplan. Jeugd & Gezinswerker Intaker De intaker is een Jeugd & Gezinswerker met een extra taak. De intaker sluit aan bij het opvoedondersteunersoverleg om het proces van op- en afschalen van opvoedondersteuner naar J&G en andersom goed te laten verlopen.
27
Jeugdreclassering De jeugdreclassering richt zich op verdachten en/of daders van een delict. Reclasseringswerk is geen hulpverlening maar ook geen politiewerk. Iemand wordt gedwongen zich te melden bij de jeugdreclassering en zich te houden aan de afspraken, aanwijzingen en bijzondere voorwaarden die aan het jeugdreclasseringscontact zijn verbonden. Reclasseringsbemoeienis is dus niet vrijblijvend, maar wordt afgedwongen door de overheid. Als iemand niet meewerkt, kan alsnog detentie volgen. De jeugdreclassering in Nederland heeft drie hoofdtaken: - toezien op de uitvoering van werkstraffen - diagnose en advies aan rechters en officieren van justitie - toezicht op daders en verdachten Jeugdwet Gemeenten en provincies zijn samen verantwoordelijk voor de zorg voor jeugd. Deze verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet op de jeugdzorg (Wjz). Vanaf 2015 wordt de zorg voor jeugd helemaal ondergebracht bij de gemeente. De verantwoordelijkheden van de gemeente zijn vastgelegd in de nieuwe Jeugdwet. Op 18 februari 2014 heeft de Eerste Kamer met deze wet ingestemd. De Jeugdwet treedt op 1 januari 2015 in werking. Provinciale taken: Wet op de jeugdzorg De regels voor de jeugdzorg zijn op dit moment vastgelegd in de Wet op de jeugdzorg. Uitgangspunt van de wet is de hulpvraag van kinderen, jongeren en hun ouders en opvoeders. Doel van de wet is een vraaggerichte jeugdzorg. In het kort komt de wet op het volgende neer: - Kinderen, jongeren en ouders hebben recht op jeugdzorg. - De zorg moet zo dicht mogelijk bij het kind of de jongere worden georganiseerd, zo kort mogelijk duren en zo licht mogelijk zijn. In de praktijk komt het erop neer dat gemeenten meer verantwoordelijkheid krijgen. - Elke provincie krijgt geld van het Rijk. De provincie financiert met dat geld Bureau Jeugdzorg en daarmee de toegang tot de jeugdhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd (jeugd-ggz), jeugdbescherming en jeugdreclassering. - De provincie koopt zorg voor kinderen, jongeren en ouders in bij de jeugdzorginstellingen. - De provincie maakt resultaatgerichte afspraken over de verantwoordelijkheden voor jongeren met problemen. (De) Kanteling De Kanteling stimuleert burgers en organisaties (de samenleving) om eigen kracht en eigen netwerk te ontwikkelen en te gebruiken voordat een beroep gedaan kan worden op aanwezige voorzieningen. Bij de inzet van voorzieningen wordt er naar gestreefd om eerst in te zetten op algemene voorzieningen en daarna pas op individuele voorzieningen. Uitgangspunt is algemeen waar mogelijk, specifiek waar nodig. Voor de werkwijze betekent dit dat bij de Kanteling de omslag van claim- en aanbodgericht werken (voorzieningen en hulpmiddelen) naar vraag- en resultaatgericht werken (participatie en zelfredzaamheid) centraal staat. Raad voor de Kinderbescherming De Raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld als de omstandigheden van een kind en zijn gezin zorgelijk zijn, de geboden vrijwillige hulpverlening niet (meer) voldoende is of het gezin geen hulp accepteert. De Raad speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol bij gezinnen met opvoedingsproblemen. Verder houdt de Raad zich bezig met jongeren die met de politie in aanraking komen. Ook is de Raad betrokken bij het afstaan of adopteren van kinderen. Bovendien speelt de Raad op verzoek van de rechter een rol bij ouders die uit elkaar gaan en het niet eens
28
worden over afspraken over hun kinderen. De Raad verleent zelf geen hulp aan gezinnen. Wel zorgt de Raad dat de hulpverlening zo nodig op gang komt. Mantelzorg De zorg aan een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. De mantelzorger is geen professionele zorgverlener, maar geeft de zorg omdat hij/zij een persoonlijke band heeft met de hulpvrager. (definitiekaart Mezzo) Mantelzorg is de extra zorg die voortvloeit uit een sociale/ familiaire relatie en verleend wordt aan naasten met beperkingen en/ of gezondheidsproblemen. Tussen de mantelzorger er de zorgbehoevende bestaat een persoonlijke band; partner, ouder, kind, kleinkind, familie, vriend. Mantelzorg kan allerlei vormen van zorg/ hulp bevatten, zoals huishoudelijke hulp, verzorging, begeleiding maar ook emotionele ondersteuning. Meld code huiselijk geweld en kindermishandeling De meld code voor huiselijk geweld en kindermishandeling helpt professionals goed te reageren bij signalen van dit soort geweld. Bijvoorbeeld huisartsen, leerkrachten en medewerkers van jeugdinrichtingen. Sinds 1 juli 2013 zijn beroepskrachten verplicht een dergelijk meldcode te gebruiken bij vermoedens van geweld in huiselijke kring. Nulde lijn In de nulde lijn speelt het normale leven zich af. Al dan niet met behulp van de sociale omgeving redt men zichzelf en is er geen behoefte aan meer complexe vormen van ondersteuning. Het gaat hierbij om de informele netwerken tussen inwoners via familie, mantelzorg, vrienden, lotgenoten, verenigingen, etc. Ook de wat meer formele voorzieningen in de wijk of buurt zoals scholen, buurthuizen, speelvoorzieningen en bibliotheken spelen een belangrijke rol in de nulde lijn. De gemeente heeft hierin alleen een rol qua facilitering, het zorgen voor de aanwezigheid van basisvoorzieningen en activiteiten gericht op preventie. Participatie Deelnemen aan de samenleving zoals het hebben van werk, volgen van onderwijs, verrichten van vrijwilligerswerk, deelname aan (verenigings)activiteiten, betrokken zijn bij leefbaarheid van de eigen omgeving. Participatiewet De Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen in de samenleving. (Gemeenschappelijke regeling) Peel 6.1 In Peel 6.1 werken de 6 Peelgemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren in één regio samen om (nieuwe) taken op te pakken. Zo ontstaat een krachtige samenwerking die de strategische positie van de Peelregio versterkt en waar de kwaliteit van de dienstverlening aan klanten gewaarborgd blijft. Dit tegen minder kosten en een lagere kwetsbaarheid per individuele gemeenten. De basis van deze samenwerking vormt een gemeenschappelijke regeling. Kort gezegd is een gemeenschappelijke regeling: een publiekrechtelijke overeenkomst tussen bepaalde bestuursorganen van verschillende gemeenten waarbij bepaald wordt dat bepaalde taken en bevoegdheden centraal uitgevoerd worden. Preventie Het geheel van inspanningen die door verschillende actoren worden geleverd met als doel de gezondheid c.q. het welbevinden van de bevolking en/of groepen te bevorderen, beschermen of te bewaken. Met andere woorden alle activiteiten die gericht zijn op het voorkomen van problemen of inspelen op de eerste signalen dat er een probleem aan het ontstaan is.
29
Psychische problemen Psychische problemen of klachten kunnen - meestal op zeer uiteenlopende wijze - te maken hebben met: gevoelens, emoties en sentimenten, zoals stemming, bezorgdheid, angst, opwinding, verlangen, verstandelijke of cognitieve vermogens, zoals geheugen, dromen, fantasieën, denkbeelden, voorstellingen, individueel gedrag, waaronder het reactie- en concentratievermogen, alertheid, snelheid van reageren, aandacht houden bij, sociaal gedrag of de omgang met anderen. Psychosociale problemen Problemen met het geestelijk vermogen en/of de sociale vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen omgaan met mensen en verschillende omstandigheden in het leven. Sociaal domein Het Sociaal Domein is een breed begrip. Het gaat over alles waarmee burgers te maken hebben en heeft onder andere betrekking op zorg, welzijn, arbeid, onderwijs, gezondheidszorg en vrije tijdsbesteding. Het sociaal domein zijn alle organisaties, diensten en voorzieningen samen die mensen ondersteunen, de leefbaarheid vergroten en de participatie bevorderen. Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) Een Steunpunt huiselijk geweld is een voor iedere burger toegankelijke en (telefonisch) goed bereikbare front office. Slachtoffers, plegers en getuigen van huiselijk en seksueel geweld, maar ook beroepsgroepen kunnen er terecht voor informatie, advies, melding en doorverwijzing. Het steunpunt spreekt met slachtoffers, plegers en kinderen om de problemen in kaart te brengen en de hulpvragen te verhelderen. Daarbij onderzoekt het steunpunt welke hulpverlening door welke instelling al wordt geboden, of geboden kan worden. Waar nodig motiveert de medewerker van het steunpunt degenen die de problemen ontkennen of hulp weigeren, of moeite hebben met aangifte doen bij de politie. (de) Toegang De inzet van professionele hulp voor jeugdigen en/of hun ouders/opvoeders begint met een vraag of een signaal. De professional bij wie de vraag of het signaal terechtkomt, maakt een afweging of professionele hulp al dan niet nodig is om een passend antwoord te geven op de vraag. Uit dit moment van afweging bestaat de eerste toegang tot jeugdhulp. Vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk is werk waarvoor iemand zelf kiest, dat niet wordt betaald, dat plaatsvindt in georganiseerd verband en dat ten goede komt aan anderen in de samenleving. Vrijwilligers kiezen bewust voor een bepaalde taak. Vrijwilligerswerk is vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Vrijwilligers kunnen echter wel besluiten om op ieder moment te stoppen met het vrijwilligerswerk. Veilig Thuis Het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) gaan per 1 januari 2015 samen. De naam van het gecombineerde meldpunt wordt: 'Veilig Thuis'. Door de fusie worden de aanpak van geweld in huiselijke kring en de aanpak van kindermishandeling geïntegreerd. Eén punt voor alle zorgen en vragen. Daarom kunnen burgers en professionals straks bij één punt terecht met hun zorgen en vragen over en meldingen van zowel huiselijk geweld als kindermishandeling. Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) De Wmo is van kracht sinds 1 januari 2007 en verving de Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) en delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De
30
Wmo draagt ertoe bij dat álle burgers kunnen participeren in de samenleving. Hierbij heeft iedere gemeente beleidsvrijheid om de uitvoering zelf vorm te geven waardoor de uitvoering per gemeente kan verschillen. De maatschappelijke ondersteuning dient gericht te zijn op: 1. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, evenals voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, 2. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, 3. bieden van beschermd wonen en opvang. Zorgmelding Wanneer een burger of een professional zich zorgen maakt over een kind, kan dat schriftelijk gemeld worden. Dat heet een zorgmelding. De zorgen moeten eerst met de ouders besproken worden. In de zorgmelding wordt zo uitgebreid mogelijk beschreven op welke gronden er zorgen zijn. De zorgmelding kan opgepakt worden door Veilig thuis (bij vermoedens van kindermishandeling) of lokaal door de opvoedondersteuner.
31
Bijlage II Kinderen in Tel 2014 met daarin vergelijking landelijk / gemeentelijke ontwikkelingen
Voor meer informatie verwijzen we naar de bijlagen Kinderen in Tel 2014. Deze bijlage kunt u inzien bij de griffie.
32
Bijlage III Tabellen: cijfers jeugdmonitor GGD 2013 Het recente cijfer van Deurne wijkt significant af van vorige meting in Deurne Het recente cijfer van Deurne wijkt significant af van het recente regionale cijfer
Jeugd 0-11 jaar Gezondheid algemeen (0-11 jaar) Mening ouders over gezondheid kind: (heel) goed Gevoelens afgelopen 3 maanden: (heel) blij Zwangerschap en leefstijl (0-11 jaar) Moeder van het kind heeft alcohol gebruikt tijdens zwangerschap Moeder van het kind heeft gerookt tijdens (deel van) de zwangerschap Is in afgelopen 7 dagen in huis aan (sigaretten)rook blootgesteld Mening ouders alcoholgebruik (8-11 jaar) Verantwoorde leefstijl eerste glas: ‐ 15 jaar of jonger
Monitor 2013 Deurne %
Monitor 2013 Regio %
96 80
95 86
96 85
9
3
4
16
11
11
17
5
5
15
7
4
‐
16-17 jaar
67
51
42
‐
18 jaar of ouder
18
42
54
Verantwoorde leefstijl verantwoord alcoholgebruik: ‐ 15 jaar of jonger
2
0
0,1
‐
16-17 jaar
25
19
10
‐
18 jaar of ouder
74
81
89
-
99
96
-
95
93
42 35
59 98 97 42
57 96 97 37
18
26
21
25
23
25
-
91 92 88 77 88 89 14
91 92 89 77 86 88 14
-
95
95
-
16
16
Opvoeding (0-11 jaar) Ouder is overtuigd dat hij/zij alle noodzakelijke vaardigheden bezit om een goede ouder te zijn Ouder heeft gevoel dat hij/zij de opvoeding goed aan kan Ouder heeft soms tot vaak vragen over opvoeding Kan met opvoedvragen terecht bij familie Kan met opvoedvragen terecht bij vrienden Ouder ervaart soms tot vaak problemen bij opvoeding Voor opvoedproblemen hulp gezocht bij familie/vrienden/kennissen Ervaart bovengemiddeld veel stress bij opvoeding Weerbaarheid (4-11 jaar) Kind kan voor zichzelf opkomen Kind kan ‘nee’ zeggen tegen andere kinderen Kind zoekt hulp als hij/zij het nodig heeft Kind kan met teleurstellingen omgaan Kind heeft zelfvertrouwen Kind houdt rekening met grenzen andere kinderen Kind gaat bij een probleem snel schelden en/of vechten Ouder vindt kind (soms tot meestal) voldoende weerbaar Ouder heeft behoefte aan ondersteuning bij (meer) weerbaar maken kind
Monitor 2008 Deurne %
33
Ouder heeft behoefte aan: ‐ Informatie hoe ik mijn kind meer weerbaar kan maken
-
8
8*
-
6
5*
‐
Extra begeleiding op school voor mijn kind op dit gebied
‐
Weerbaarheidstraining voor mijn kind
-
3
4*
‐
Individuele hulp of advies van een deskundige
-
2
3*
‐
Andere ondersteuning
-
2
2*
*Percentage Deurne niet getoetst ten opzichte van de regio
Jeugd 12-18 jaar Gezondheid algemeen Mening ouders over gezondheid kind: (heel) goed Gevoelens afgelopen 3 maanden: (heel) blij Voelt zich psychisch ongezond Alcoholgebruik % van totale groep jongeren Heeft alcohol gedronken in afgelopen 4 weken Drinkt 20 glazen alcohol of meer per week Heeft in afgelopen 4 weken bij één gelegenheid 5 glazen of meer gedronken Is in de afgelopen weken dronken of aangeschoten geweest % van jongeren die alcohol drinken Drinkt 20 glazen alcohol of meer per week Heeft in afgelopen 4 weken bij één gelegenheid 5 glazen of meer gedronken Is in de afgelopen weken dronken of aangeschoten geweest Leeftijd eerste glas alcohol, % van drinkers ‐ Jonger dan 12 jaar
Monitor 2007 Deurne %
Monitor 2011 Deurne %
Monitor 2011 Regio %
88 71 12
87 69 15
86 67 13
58 9 42
47 10 36
41 5 30
25
21
19
15 70
20 76
12* 72*
42
45
47*
7
1
5*
‐
12 of 13 jaar
31
22
18*
‐
14 of 15 jaar
54
64
57*
‐
16 jaar of ouder
9
12
20*
11
4 8
4 10
Weerbaarheid/pesten Heeft lage weerbaarheid Is afgelopen drie maanden op school gepest *Percentage Deurne niet getoetst ten opzichte van de regio
34
Tabellen: echtscheiding (regio) Tabel 1. Psychische problemen bij kinderen in Zuidoost-Brabant uitgesplitst naar wel/niet echtscheiding meegemaakt (GGD Brabant-Zuidoost, 2007 & 2013)3 Geen echtscheiEchtscheiding ding meegemaakt meegemaakt 0-11 jaar Afgelopen 3 maanden beetje tot erg somber 3% 0,8% 4-11 jaar Indicatie voor psychosociale problematiek 17% 7% 7% 13% Indicatie voor emotionele problemen 4% 9% Indicatie voor gedragsproblemen 5% 10% Indicatie voor problemen met leeftijdsgenoten Verstoring van het dagelijks functioneren door psychosociale problemen 12-18 jaar Beetje tot erg somber in de afgelopen 3 maanden Psychisch ongezond Suïcide overwogen in de afgelopen 12 maanden Suïcidepoging ondernomen in de afg. 12 maanden
14%
6%
7% 20% 12% 3%
3% 13% 8% 0,7%
Tabel 2. Problemen en problematisch gedrag bij kinderen en jongeren in Zuidoost-Brabant uitgesplitst naar wel/niet echtscheiding meegemaakt (GGD Brabant-Zuidoost, 2007 & 2013)1 Geen echtscheiding Echtscheiding meegemaakt meegemaakt 0-11 jaar 20% 30% Eén of meer problemen in de ontwikkeling van kind 5% 8% Slaapproblemen 4% 7% Eetproblemen 4-11 jaar Leerproblemen op school 12% 7% Concentratieproblemen 29% 19% Slechte relatie met leraar 11% 7% 12-18 jaar Heeft afgelopen 4 weken gespijbeld van school 15% 9% Zit niet meer op school 5% 3% 34% 39% Binge drinker alcohol 3% 8% Afgelopen 4 weken wiet of hasj gebruikt 59% 73% Afgelopen 12 maanden strafbaar feit gepleegd Heeft één of meer problemen die dag en nacht spelen 20% 12% Heeft behoefte aan professionele hulp bij problemen 4% 2%
35
Tabel 3. Problemen in relaties met ouders en leeftijdsgenoten bij kinderen en jongeren in Zuidoost-Brabant uitgesplitst naar wel/niet echtscheiding meegemaakt (GGD Brabant-Zuidoost, 2007 & 2013)1 Geen echtscheiding Echtscheiding meegemaakt meegemaakt 0-11 jaar Opvoedingsproblemen mbt sociaal contact, spelen 12% 6% Ouder ervaart (zeer) veel stress bij de opvoeding kind 37% 24% 4-11 jaar 6% 10% Niet genoeg vriend(inn)en buiten schooltijd 9% 13% Ervaart op school problemen in relaties met andere kinderen 23% 37% Kind wordt (soms/vaak/heel vaak) gepest 12-18 jaar Geeft moeder rapportcijfer lager dan 6 (onvoldoende) 6% 2% Geeft vader rapportcijfer lager dan 6 (onvoldoende) 20% 3% Ervaart problemen met vrienden of vriendinnen 27% 20% Ervaart problemen met verkering / relaties 30% 21% 1
De verschillen in percentages tussen kinderen die wel en kinderen die geen echtscheiding hebben meegemaakt zijn getoetst en significant. Toelichting bronnen: Gegevens zijn afkomstig uit de GGD Jeugdmonitor 0-11 jaar 2013 en de Jeugdmonitor 12-18 jaar uit 2007, de meeste recente monitor onder 12-18 jarigen uit 2011 bevat helaas geen informatie over het aantal jongeren dat wel of geen echtscheiding binnen het gezin heeft meegemaakt.
36
Bijlage IV activiteitenplan 2015-2016
Activiteitenplan jeugdhulp lokaal 2015 Het onderstaande overzicht van activiteiten betreft de “nieuwe” activiteiten die we in 2015 ondernemen op basis van het beleidsplan. Huidige (structurele) activiteiten die doorlopen in 2015 zijn hier niet in opgenomen. Preventieve activiteiten: Centrum jeugd en gezin Toelichting Het CJG organiseert activiteiten voor jongeren, ouders, professionals, vrijwilligers en het lokaal netwerk Actie Voor iedere doelgroep is minimaal 1 activiteit georganiseerd Doel/resultaat Versterken eigen kracht Wanneer Verspreid over het hele jaar met nadruk in de week van de opvoeding (oktober) In samenwerLokale partners, professioneel en vrijwillig. king met:
Preventieve activiteiten: Matchmentor Toelichting MatchMentor ondersteunt jongeren in de leeftijd van 10 tot 23 jaar, die weinig positieve rolmodellen hebben in hun omgeving. Door het matchen van een vrijwillige mentor aan een jongere krijgt deze een steuntje in de rug om zijn capaciteiten beter te benutten. Ondersteuning vindt plaats op gebieden onderwijs, vrije tijd, thuissituatie en arbeid. Actie In 2015 worden 16 trajecten MatchMentor voor jongeren van 10 tot 23 jaar gerealiseerd, waarvan er minimaal 6 voor de jongeren met ASS (autisme spectrum stoornissen), ADHD en of LVB (licht verstandelijke beperking). Doel/resultaat Jongeren in de leeftijd van 10 tot 23 jaar te ondersteunen bij het succesvol inrichten van hun leven. Wanneer Betreft hele jaar 2015 In samenwerLEVgroep en vrijwilligers king met:
Preventieve activiteiten: Trainingen Toelichting Uit de trends van de GGD en ervaringen vanuit school komt naar voren dat er behoefte is aan trainingen voor jeugdigen op het terrein van weerbaarheid/sociale vaardigheden en (v)echtscheiding. Actie Meerdere trainingen per jaar organiseren voor jeugdigen op het terrein van weerbaarheid/sociale vaardigheid en (v)echtscheiding Doel/resultaat Versterken eigen kracht. Er wordt alleen gewerkt met effectief bewezen interventies. Wanneer Verspreid over het jaar, zodat jeugdigen niet te lang hoeven te wachten op een training. In samenwerOnderwijs en aanbieders van trainingen. king met:
37
Preventieve activiteiten: kinderen die klem zitten in een (v)echtscheiding Toelichting Er zijn steeds meer jeugdigen die klem zitten in (v)echtscheidingssituaties. Dit blijkt uit de trends van de GGD en ervaringen vanuit scholen en hulpverleners. Actie Opvoedondersteuners, GGD en onderwijs signaleren jeugdigen die klem zitten in (v)echtscheidingssituaties. Zij geven input welke hulp deze jeugdigen nodig hebben en de gemeente faciliteert deze hulp. Doel/resultaat Kinderen die klem zitten in (v)echtscheidingssituaties zijn in beeld en krijgen een passend hulpaanbod Wanneer 1e helft 2015 In samenwerGGD, onderwijs en opvoedondersteuners. king met:
Preventieve activiteiten: Social Media Toelichting Actie In Deurne is een initiatief actief dat jongeren via social media met elkaar en vertrouwenspersonen verbindt om laagdrempelig vragen te stellen. Doel/resultaat Jongeren zoeken eerder hulp bij vragen. Wanneer: 1e helft 2015 In samenwerJongeren king met: Preventieve activiteiten: Vrijwillige initiatieven Toelichting Actie Nog niet concreet bepaald Doel/resultaat In samenwerking met: Preventieve activiteiten: Aansluiting bij tools Wmo Toelichting Vanuit het beleidsterrein Wmo zijn de digitale ondersteuningsinstrumenten ‘Guido Deurne’, ‘Zorgsite’ en ‘Zorg voor elkaar’ ontwikkeld. Actie De instrumenten ook voorzien van informatie jeugdhulp en inzetten voor terrein jeugd. Doel/resultaat Eigen kracht versterken en ondersteuning bieden waar nodig. Wanneer: 1e helft 2015 implementatie In samenwerNavragen bij Wmo partners king met:
38
Lokale aansluiting en doorontwikkeling opvoedondersteuners Toelichting De jeugdverpleegkundigen van de GGD en Zorgboog hebben opvoedondersteuning als taak. Hierdoor kunnen zij zeer beperkt gezinnen in de breedte ondersteunen. Actie Vormgeven aansluiting met GGD en Zorgboog en inzet opvoedondersteuners Doel/resultaat Goede aansluiting medische en opvoedkundige vragen en signalen Wanneer: 1e kwartaal 2015 In samenwerGGD king met: Zorgboog CJG Lokale aansluiting: opvoedondersteuners Toelichting Actie Alle scholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, verenigingen, partners in het wijknetwerk hebben 1 opvoedondersteuner als 1e aanspreekpunt voor vragen en signalen over opvoeden en opgroeien. Doel/resultaat Vroegtijdig signaleren, vragen beantwoorden en hulp bieden. Wanneer Per 1-1-2015 algemeen bekend, per 1-3-2015 heeft iedere organisatie/vereniging kennis kunnen maken met de “eigen” opvoedondersteuner In samenwerCJG king met: Opvoedondersteuners en hun moederorganisatie Positionering opvoedondersteuners binnen wijknetwerken Toelichting Actie De opvoedondersteuners maken een plan van aanpak om zichzelf te positioneren binnen het wijknetwerk waarin zij actief zijn als contactpersoon bij vragen over opvoeden en opgroeien. Zij maken gebruik van de wijkscans die gemaakt worden door de LEV-groep. Doel/resultaat Opvoedondersteuners zijn bekend in de wijk, laagdrempelig te benaderen bij vragen rondom opvoeden en opgroeien en dichtbij het lokale netwerk. Wanneer 1e kwartaal 2015 In samenwerDe CJG-coördinator stuurt de opvoedondersteuners aan en geeft hen king met: de opdracht om ervoor te zorgen dat de opvoedondersteuners het wijknetwerk goed kennen en het wijknetwerk hen. De opvoedondersteuners zijn verantwoordelijk om zichzelf te positioneren als vast contactpersoon in de wijk.
Monitoring Toelichting Actie Doel/resultaat Wanneer In samenwerking met:
Er ontbreekt momenteel een goed monitoringsinstrument dat de gewenste resultaten meetbaar maakt. In 2015 komen tot een goed monitoringsinstrument. Resultaten meetbaar maken Eind 2015 Peelgemeenten (Asten, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren) GGD
39
40