Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016
Gemeente Westerveld Oktober 2014
0 Samenvatting/Besliskaders
We vervullen een faciliterende en stimulerende rol bij het versterken van het positief opvoedkundig klimaat. Onze regierol varieert van actief sturend tot passief sturend en faciliterend. De eerste jaren leggen we het accent op actief sturend, bijvoorbeeld door de inzet van Positief Opvoeden Drenthe binnen het onderwijs; We stimuleren initiatieven om de eigen kracht van inwoners te bevorderen en onderkennen het belang van een gezonde leefstijl; Daarbij gaan we uit van minder bureaucratie, meer slimme combinaties en een beperktere rol van de gemeente. We investeren in het laagdrempelig ondersteunen van ouders, jeugdigen en in basisvoorzieningen bij het opvoeden en opgroeien, liefst nog voordat er problemen zijn; We borduren voort op de ontwikkelingen die al binnen het CJG Westerveld zijn ingezet en in de toekomst via het sociaal team worden voortgezet: Informatie en advies; Pedagogische ondersteuning; Ondersteuning bij vraagverheldering op gezinsniveau en op alle levensdomeinen; 1 Gezin, 1 Plan, 1 Aanspreekpunt; We nemen deze uitgangspunten op in de inkoopovereenkomst (BCF) met de betreffende aanbieder(s); We maken afspraken met huisartsen over de voorwaarden en de wijze waarop de verwijzing plaatsvindt; De kwaliteits- en verantwoordingseisen die uit de nieuwe wetten voortvloeien, vertalen we naar normen waaraan de gemeentelijke organisatie en de (contract)partners/aanbieders moeten voldoen. Hierdoor kunnen we bij inkoop/aanbesteding en subsidieverstrekking een passende, effectieve en efficiënte set aan vereisten opstellen. Er vindt landelijk uniform toezicht plaats op jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen; Het meten van klanttevredenheid gebeurt op een eenvoudig, zorgvuldige en onafhankelijke wijze; In het RTA zijn afspraken gemaakt over het benutten van Monitor Meetbaar Beter teneinde zicht te krijgen op het gebruik van jeugdzorg. Doel van de monitor is via een aantal indicatoren de voortgang van de implementatie en transformatie te meten; Op Drentse schaal is een crisisprotocol in voorbereiding, operationeel op 1 januari 2015.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
2
Inhoudsopgave 0 Samenvatting/Besliskaders ............................................................................................................. 2 Inhoudsopgave ...................................................................................................................................... 3 1. Inleiding ........................................................................................................................................... 4 1.1 Jeugdwet ................................................................................................................................... 4 1.2 Beleidsplan ................................................................................................................................ 5 2. De huidige situatie ......................................................................................................................... 6 2.1 Aantal jeugdigen ....................................................................................................................... 6 2.2 Opgave voor Westerveld .......................................................................................................... 7 3. De toekomst .................................................................................................................................... 8 3.1 Visie en ambitie Sociaal domein ............................................................................................... 8 3.2 Rollen en verwachtingen ........................................................................................................... 9 4. Zorginfrastructuur in Westerveld ............................................................................................... 10 4.1 Inleiding ................................................................................................................................... 10 4.2 Interventieniveaus jeugdhulp .................................................................................................. 11 4.3 Lokaal jeugdbeleid (het voorliggend veld) .............................................................................. 11 5. Eisen aan de toegang .................................................................................................................. 13 5.1 Wet- en regelgeving ................................................................................................................ 13 5.2 Kaders vanuit de Drents Pilot Jeugd....................................................................................... 13 5.3 Systeemeisen .......................................................................................................................... 13 5.4 Samenwerking met huisartsen ................................................................................................ 14 6. Kwaliteit, verantwoording en monitoring .................................................................................. 15 6.1 Inleiding ................................................................................................................................... 15 6.2 Criteria en bewaking kwaliteit ................................................................................................. 15 6.3 Monitoring: Meetbaar beter Drenthe ....................................................................................... 16 6.4 Incidenten en calamiteiten ...................................................................................................... 16 7. Organisatie en samenwerking .................................................................................................... 17 7.1 Provinciale en regionale samenwerking ................................................................................. 17 7.2 Jeugdbescherming en – reclassering ..................................................................................... 17 7.3 AMHK: Advies- en meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld ................................... 17 7.4 Aansluiting Passend onderwijs ............................................................................................... 18 7.5 Gespecialiseerde dyslexiezorg ............................................................................................... 18 8. Inkoop en contractering .............................................................................................................. 19 8.1 Uitgangspunten ....................................................................................................................... 19 8.2 Persoonsgebonden budget ..................................................................................................... 19 9. Financiën ....................................................................................................................................... 20 9.1 Financiële uitgangspunten ...................................................................................................... 20 9.2 Budgetten ................................................................................................................................ 20 9.3 Risico’s .................................................................................................................................... 20 10. Cliëntenbeleid ........................................................................................................................... 22 10.1 Kaders voor cliëntenbeleid ...................................................................................................... 22 10.2 Vertrouwenspersoon ............................................................................................................... 22 10.3 Privacy .................................................................................................................................... 22 11. Communicatie ........................................................................................................................... 23 12. Bijlage ........................................................................................................................................ 24
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
3
1.
Inleiding
1.1 Jeugdwet De Jeugdwet regelt een nieuw stelsel waarin gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor alle jeugdhulp, waaronder de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In de Jeugdwet is de leeftijdsgrens 18 jaar. De jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23e levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en onder bepaalde, in de wet vastgelegde, voorwaarden. Daarnaast is het woonplaatsbeginsel van toepassing. De gemeente waar de ouder of verzorger met het ouderlijk gezag woont, is verantwoordelijk. De middelen en bevoegdheden voor alle vormen van zorg en hulp voor jeugd en gezin waarvoor nu provincie, rijk en zorgverzekeraars verantwoordelijk zijn, worden bij de gemeenten gelegd. De achterliggende gedachte hierbij is dat gemeenten beter in staat zijn om maatwerk te leveren en verbinding te leggen met andere leefdomeinen: zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid. Het betreft een ingrijpende operatie waarbij we eerst insteken op transitie (wettelijke verplichting) en waar mogelijk transformatie. De komende jaren zal de transformatie verder vorm krijgen, vooral binnen het lokale domein en in samenhang met de andere decentralisaties. De decentralisatie van de jeugdhulp past hiermee in de grote veranderingen in het sociaal domein, zoals de decentralisatie van de AWBZ en de participatiewet. Met de nieuwe bevoegdheden van gemeenten ontstaan de randvoorwaarden om de omslag te maken die nodig is in de zorg en ondersteuning van kinderen en gezinnen. Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp (inclusief specialistische hulp zoals Jeugd-GGZ, zorg voor jongeren met een beperking (zoals jongeren met (L)VB, autisme of NAH) en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroeien opvoedproblemen), de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Deze ondersteuning is nu geregeld binnen verschillende domeinen. Zie onderstaand schema:
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
4
De verantwoordelijkheid van de gemeente omvat: 1. Het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod; 2. Het opstellen van een beleidsplan voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei- en opvoedingsproblemen en psychische (en verslavings-) problemen en stoornissen en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; 3. Het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp (jeugdhulpplicht, vergelijkbaar met de compensatieplicht Wmo), als jeugdigen en hun ouders het niet op eigen kracht redden; 4. De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; 5. Het voorzien in maatregelen ter voorkoming van kindermishandeling; 6. De regie over de gehele jeugdketen en de afstemming met overige diensten op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid; 7. Het voorzien in vertrouwenspersonen voor jeugdigen, hun ouders, pleegouders of netwerkpleegouders die te maken hebben met hulpverleners.
1.2 Beleidsplan In de Jeugdwet is bepaald dat gemeenten in een beleidsplan vastleggen hoe ze invulling geven aan hun nieuwe verantwoordelijkheid voor het beleid en uitvoering rond preventie en jeugdhulp (artikel 2.2). Dit plan maakt duidelijk wat wij willen bereiken, hoe wij de zorg voor jeugdigen willen organiseren, welke middelen wij daarvoor inzetten en hoe wij invulling geeft aan onze rol. Wettelijk is bepaald dat het beleidsplan uiterlijk op 31 oktober 2014 door de gemeenteraad is goedgekeurd. Het beleidsplan is een tussenstap: een eerste uiteenzetting waarin vele ontwikkelingen nader worden toegelicht, maar waarvan ook veel onderwerpen nog nadere uitwerking behoeven. Dit beleidsplan is de basis waar vanuit we dat gezamenlijk met alle partners in de zorg voor jeugd de komende jaren gaan doen. Voor het vervolgtraject beogen we een steeds nauwere samenwerking met de partners in het maatschappelijk veld om de ideeën vanuit het beleid naar de praktijk te vertalen en bij te stellen waar dat nodig is. Het beleidsplan staat niet op zichzelf, maar is een document in een reeks van eerdere besluiten en stukken. Jeugdwet Drentse visie “Als jeugd en toekomst tellen”; Visiedocument Drie Decentralisaties Westerveld; Beleidsdocument toegang sociaal domein Westerveld; Uitvoeringsplan Sociale Team Westerveld Regionaal Transitie Arrangement (RTA), vastgesteld in december 2013 Transformatieplan jeugdhulp, juni 2014 In het belang van de continuïteit en om op tijd klaar zijn voor de transitie zijn op Drents en subregionaal niveau al veel samenwerkingsafspraken gemaakt voor 2014-2016, overeenkomstig de RTA-periode. Dit maakt de lokale beleidsruimte kleiner. Daarnaast moet voor een aantal onderwerpen uitwerking nog plaats vinden. We kiezen bewust niet voor een periode van vier jaar, omdat de transitie en transformatie van de zorg voor jeugd een doorgaande ontwikkeling is die tussentijdse bijstelling misschien nodig maakt. Gedurende de RTA-periode ontstaat meer duidelijkheid over de gewenste richting voor de toekomst.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
5
2. De huidige situatie 2.1 Aantal jeugdigen Op basis van de nu bekende gegevens zijn in Westerveld ruim 550 jeugdigen die van een zorgaanbod gebruik maken. In onderstaand overzicht geven we inzicht in het aantal jeugdigen tot 18 jaar binnen de huidige jeugdzorg in Westerveld. In het algemeen worden onderstaande gegevens als “hoog” ingeschat. Hoewel de cijfers met grote onzekerheid omgeven zijn (en blijven), bieden zij ons enige houvast. In het najaar wordt een zogenaamd ‘factlab’ georganiseerd met de aanbieders, waar de meest recente cijfers en aantallen beschikbaar komen. Aantal Jeugdigen 0 tot en met 17: 3705
Aantal
jeugd- en opvoedhulp jeugdzorg zonder verblijf
25
jeugdzorg met verblijf
11
pleegzorg
11
Vws, Amk-melding
19
Vws, Bjz-melding
60
jeugdbescherming
34
jeugdreclassering
12
jeugdzorg-plus (vh. gesloten)
1
ZVW geestelijke gezondheidszorg eerstelijns psychische problemen tweedelijns zonder verblijf
73 207
tweedelijns met verblijf
3
AWBZ langdurige zorg beperking zonder verblijf
89
psychisch zonder verblijf verstandelijk beperking met verblijf
7
psychisch met verblijf Totaal (cijfers zijn slechts indicatief, op basis van de medio 2014 aangeleverde gegevens).
552
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
6
2.2 Opgave voor Westerveld Eén van de belangrijkste knelpunten in het huidige stelsel is dat de zorg en ondersteuning aan jeugdigen en gezinnen teveel versnipperd is. Gezinnen moeten naar meerdere loketten toe, ontvangen hulp van veel verschillende hulpverleners, die elk hun eigen stukje van de hulp uitvoeren en bovendien onderling onvoldoende afstemmen. Daarnaast werkt de huidige vorm van toegang en indiceren sterk vertragend en zijn er - voor bepaalde vormen van zorg - wachtlijsten. De belangrijkste opgave voor onze gemeente is om een omslag tot stand te brengen die moet leiden tot: - Preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk; - Minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren; - Eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen; - Integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één aanspreekpunt; - Meer ruimte voor jeugdprofessionals en minder regeldruk. In de aanloop naar de decentralisatie jeugdzorg spelen er allerlei vragen. Hoe zetten we mensen in hun kracht? Hoe kunnen we gezinnen zoveel mogelijk zelfredzaam maken? Hoe geven we hulpverleners de vrijheid om gezinnen in dit proces te ondersteunen en niet de zorg over te laten nemen? Hoe beperken we de toestroom, maar kunnen we wel de juiste zorg en ondersteuning bieden? De belangrijkste opgave is om antwoord op deze en andere vragen te vinden, gestuurd door de praktijk. Niet alle antwoorden op deze vragen worden in dit beleidsplan gegeven dat slechts een eerste aanzet bevat. De daadwerkelijke uitvoering moet plaatsvinden in het transformatieproces. Uitgangspunt van dit beleidsplan is dat ouders en jongeren zelf verantwoordelijk zijn (eigen kracht) en daarop worden aangesproken. Waar nodig worden zij ondersteund vanuit het voorliggende veld, ook bij de inzet van vrijwillige of gedwongen hulp. In hoofdstuk 5 komen we daar op terug.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
7
3. De toekomst 3.1 Visie en ambitie Sociaal domein Onze centrale visie en uitgangspunten op het sociale domein zijn beschreven in ons visiedocument ‘drie transities in het sociale domein’, vastgesteld door de gemeenteraad op 15 oktober 2013. Onze visie op de transities in het sociale domein is dat de mensen zelf eigenaar zijn van hun problemen en oplossingen om invulling te geven aan hun eigen leven. Wij richten ons op: 1. 2. 3.
Het versterken van de eigen verantwoordelijkheid, de onafhankelijkheid en het sociale netwerk van burgers en samenleving; Het organiseren van effectieve ondersteuning voor inwoners van Westerveld die dat nodig hebben; Het zoeken naar een nieuw evenwicht tussen de verantwoordelijkheden van overheid en burger via de drie transities.
Deze visie vraagt een omkering in denken en doen. Hiervoor hebben wij een aantal uitgangspunten geformuleerd. Deze zijn al breed kenbaar gemaakt en worden ook al in de praktijk toegepast. De transities vragen echter om een structurele doorvoering van de uitgangspunten, ook in beleidskeuzes. Voor het sociale domein zijn daarom de volgende uitgangspunten vastgesteld die ook gelden voor de hulp aan jeugdigen en hun gezinnen:
De mogelijkheden van de burgers staan centraal, niet de beperkingen; Als mensen problemen of beperkingen hebben, lossen ze deze in eerste instantie zelf op of in de directe omgeving. Voorts wordt gekeken of algemene voorzieningen een oplossing kunnen bieden. Pas als dat niet lukt, is professionele hulp aan de orde; Investeren in de zelfsturing van mensen. Hulp is in eerste instantie gericht op het zelf leren doen; Ondersteuning is in principe tijdelijk, dichtbij en eenvoudig; Minder regels – meer ruimte voor uitvoering. Regels worden beperkt om uitvoerders ruimte te geven de beste en meest efficiënte oplossing te kiezen; Maatschappelijke dienstverlening bestaat zoveel mogelijk uit vrij toegankelijke, algemene voorzieningen; Wederkerigheid – iedereen kan iets voor een ander betekenen. In het Beleidsplan Integrale toegang hulp en ondersteuning zijn deze uitgangspunten nader uitgewerkt. Drentse pilot jeugd: ´als jeugd en toekomst tellen´ In de afgelopen jaren is samenwerking ontstaan tussen de provincie en de twaalf Drentse gemeenten, in voorbereiding op de decentralisatie jeugdzorg: de Drentse Pilot Jeugd. Het gaat daarbij niet alleen om een overdracht van taken, maar ook om het ontwikkelen van een nieuw inhoudelijk fundament. In 2012 is binnen de Drentse pilot de volgende visie geformuleerd: Uitgangspunt is dat de woonomgeving van jeugdigen een goede plek is om op te groeien; met de nodige voorzieningen die een volwaardige deelname aan de samenleving mogelijk maken en stimuleren. Deze brede maatschappelijke opdracht sluit aan bij het International Verdrag van de Rechten van het Kind. Hierin is het universele recht van elk kind, ongeacht achtergrond of beperking, vastgelegd om gezond en veilig op te kunnen groeien.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
8
3.2 Rollen en verwachtingen Met het merendeel van de kinderen en jongeren gaat het goed. De meeste gezinnen zijn prima in staat zichzelf te redden. Ouders zijn allereerst zelf verantwoordelijk voor opvoeding en welzijn van hun kinderen. Wanneer opvoeders tegen bepaalde zaken aanlopen of vragen hebben, is een positief opvoedklimaat van belang. Ouders worden bij vragen of problemen in eerste instantie ondersteund door hun eigen omgeving. Die omgeving wordt bijvoorbeeld gevormd door ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook door familieleden, leraren en sportcoaches. Een belangrijk onderdeel in het jeugdstelsel zijn de (basis)voorzieningen of ‘het voor(liggend) veld’. Hieronder verstaan we de voorzieningen waar vrijwel alle ouders en kinderen komen en die algemeen toegankelijk zijn. Denk daarbij aan peuterspeelzalen, scholen, kinderopvang, verenigingen voor de jeugd, jeugdwelzijnswerk en de jeugdgezondheidszorg. We verwachten van hen dat zij zich expliciet richten op het creëren van een positief opvoedkundig klimaat, met aandacht voor preventie en vroegsignalering. Deze voorzieningen geven uitvoering aan de principes van positief opvoeden (kinderen een veilige en stimulerende omgeving bieden, kinderen laten leren door positieve ondersteuning, realistische verwachtingen hebben van kinderen, etc.). Daar hoort ook bij het versterken van de eigen kracht en het stimuleren van sociale netwerken.
We vervullen een faciliterende en stimulerende rol bij het versterken van het positief opvoedkundig klimaat. Onze regierol varieert van actief sturend tot passief sturend en faciliterend. De eerste jaren leggen we het accent op actief sturend, zoals bijvoorbeeld door de inzet van Positief Opvoeden Drenthe binnen het onderwijs (zie ook beslispunt bij paragraaf 4.4.)
Onze regierol in het sociale domein krijgt vorm door – naast het reguliere toezicht op maatschappelijke effecten en middelen – ook toezicht te houden op processen, procedures, kwaliteit, budget en samenwerking. Wij zijn bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de zorg aan jeugdigen (van lichte ondersteuning tot specialistische zorg). Uitvoering is in handen van onze partners. We kiezen daarbij voor samenwerking en partnerschap tussen gemeente en instellingen. De klassieke rol van opdrachtgever - opdrachtnemer verdwijnt. Instellingen zelf zijn met ondersteuning vanuit de gemeente verantwoordelijk voor het bereiken van de resultaten, op grond van hun maatschappelijke opdracht.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
9
4. Zorginfrastructuur in Westerveld 4.1 Inleiding De decentralisatie van bevoegdheden, verantwoordelijkheden en middelen van het rijk naar lokaal niveau dwingt de gemeente, maatschappelijke instellingen, bedrijven en burgers om zich te bezinnen op hun rol en positie in het lokale sociale domein. Dit geldt ook voor de vierde decentralisatie, die van passend onderwijs, waarbij de regie niet zo zeer bij de gemeente, maar bij het onderwijs ligt. De noodzaak om samen te werken aan vernieuwing en nieuwe verhoudingen is groter dan voorheen. De decentralisaties zijn door het rijk geïnitieerd, met de gedachte dat gemeenten door slimme combinaties tussen de drie transities en de al bestaande gemeentelijke taken, met een lager budget toekunnen. De aanzienlijke bezuiniging is vervolgens doorberekend in de te decentraliseren budgetten. Op een aantal terreinen is 'een slimme' combinatie snel te vinden, maar op andere gebieden moet worden geïnvesteerd om dergelijke combinaties in de toekomst te bereiken. Algemene voorzieningen zullen het gebruik van maatwerkondersteuning doen afnemen, maar dan moet het bestaan van algemene voorzieningen wel eerst worden gestimuleerd. Daarnaast valt te denken aan vervoer, gebundeld gebruik van accommodaties en bredere inzet van vrijwilligers. Versterken voorliggend veld Algemeen Het versterken van het voorliggende veld is essentieel. Het is belangrijk om een beweging van onderop te stimuleren, vanuit de nulde lijn. Sleutelorganisaties in de Westerveldse samenleving dienen een positie te krijgen in het organiseren van eigen kracht, preventie en vroegsignalering. Preventie en vroegtijdig signaleren van problemen kan voorkomen dat intensieve vormen van ondersteuning nodig zijn. Problemen kunnen als eerst worden gesignaleerd door inwoners in de directe omgeving van de betreffende personen, bijvoorbeeld de familieleden, vrienden, huisartsen, kerken of de verenigingen waar iemand lid van is. Zij zijn de oren en ogen in de samenleving. Ze vormen de vindplaatsen van in dit geval jeugdigen die ondersteuning nodig hebben. Het sociaal team speelt in deze aanpak ook een belangrijke rol als het gaat om opvoeding en jeugdzorg. Dit team wordt uitgebreid beschreven in het Beleidsplan Integrale Toegang Hulp en Ondersteuning. Preventie Jeugd Op dit moment worden er in de gemeente diverse preventieprogramma’s uitgevoerd in het sociaal domein. Het welzijnswerk voert programma’s uit, gericht op jeugd rondom weerbaarheid, veiligheid en middelengebruik. Wij zijn direct betrokken bij preventie wanneer het gaat om overgewicht bij kinderen en het stimuleren van bewegen door inzet van de sportcoaches. De GGD heeft diverse preventieprogramma’s rondom jeugdgezondheidszorg en openbare gezondheidszorg. In het regionaal transitie arrangement (RTA) Jeugdhulp is gesteld dat: “per sub-regio in Drenthe een plan van aanpak opgesteld wordt om de preventieve dienstverlening in het voorliggende veld van en in gemeenten te versterken”. Gemeenten hebben de wens om meer integraal signalen en problemen in de eigen (leef)omgeving van de burgers aan te pakken. Hierdoor is de (vaak dure) specialistische zorg minder of minder intensief en lang nodig, of kan eerder en effectiever ingezet worden. In Drenthe hebben de gezamenlijke jeugdzorgaanbieders afgesproken dat ze 4% van hun budget (of inzet van expertise) aanwenden voor de versterking van het voorliggende veld. Wij zullen hiervoor een plan van aanpak maken, waarin we inhoudelijk en financieel aangeven hoe wij deze versterking willen inrichten. Ons plan van aanpak is erop gericht om verschillende vormen van voorlichting en trainingen breed in de Westerveldse samenleving aan te bieden; dit in samenwerking met uitvoerende organisaties. In het derde kwartaal 2014 is deze uitwerking gereed.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
10
We stimuleren initiatieven om de eigen kracht van inwoners te bevorderen en onderkennen het belang van een gezonde leefstijl. Daarbij gaan we uit van minder bureaucratie, meer slimme combinaties en een beperktere rol van de gemeente.
4.2 Interventieniveaus jeugdhulp Er bestaan diverse vormen van jeugdhulp. In Drenthe wordt gewerkt met zogenoemde interventieniveaus van niveau 1 t/m 8. De interventieniveaus 1 t/m 3 betreffen preventie. Voor deze niveaus zijn wij nu al verantwoordelijk. Vanaf interventieniveau 4 is jeugdhulp aan de orde. Hoe hoger het interventieniveau, hoe specialistischer en intensiever de vorm van jeugdhulp. De interventieniveaus 7 en 8 betreffen de dagopname en de opname met verblijf. Een gering percentage (3%) van de Drentse jeugd maakt gebruik van deze zorg. Voor de zorg vanaf niveau 4 worden (boven)regionaal afspraken gemaakt. Hiervoor verwijzen we naar het transformatieplan van juni 2014. In dit beleidsplan staat ook aangegeven wat we doen op de interventieniveaus 1 tot en met 3, het zogenaamde voorliggend veld. Uitgangspunt daarbij is dat van het versterken van de basis een preventieve uitwerking uitgaat. Het is van belang dat in het voorliggend veld (waar mogelijk) zaken adequaat en slagvaardig worden opgepakt, waarmee de inzet van de duurdere zorg wordt teruggedrongen.
4.3 Lokaal jeugdbeleid (het voorliggend veld) Gemeenten zijn al vanaf 2008 verantwoordelijk voor het (preventieve) jeugdbeleid vanuit de Wmo (prestatieveld 2) en eerder al voor enkele taken op het gebied van jeugdgezondheidszorg (JGZ) op basis van de Wet Publieke gezondheid (WPG). In Westerveld zetten we via het (preventieve) jeugdbeleid, o.a. in op: - Jeugdgezondheidszorg (integraal 0-19 jaar sinds januari 2014); - Gezondheidsbeleid: alcoholmatiging; - Inzet Schoolmaatschappelijk werk op basis- en VO-scholen; - Voor- en Vroegschoolse educatie; - Combinatiefunctie. Ook valt te denken aan programma’s als Jongeren op gezond gewicht (waar Westerveld formeel nog niet aan deelneemt). De investeringen zijn gericht op het laagdrempelig ondersteunen van ouders, jeugdigen en op de basisvoorzieningen voor opvoeden en opgroeien, liefst nog voordat er problemen zijn. Partners als de jeugdgezondheidszorg, de welzijnsinstellingen, de kinderopvang, het onderwijs, het (school)maatschappelijk werk vervullen hierin een grote rol. Investering in deze basisvoorzieningen blijft de komende jaren noodzakelijk. We borduren voort op de ontwikkelingen die al binnen het CJG Westerveld zijn ingezet en in de toekomst via het sociaal team worden voortgezet: 1. Informatie en advies; 2. Pedagogische ondersteuning; 3. Ondersteuning bij vraagverheldering op gezinsniveau en op alle levensdomeinen; 4. 1 Gezin 1 Plan 1 Aanspreekpunt (coördinatie van zorg op gezinsniveau): uitvoeringscoördinatie en procesregie (bij complexe problematiek en/of stagnatie uitvoeringscoördinatie, afstemming met of – tijdelijke- overname door procesregisseur). Zachte landing We hebben de samenwerking met Bureau Jeugdzorg (BJZ) geïntensiveerd. Een medewerker van het aanmeldteam en de orthopedagoog van BJZ hebben zitting binnen het multidisciplinair overleg van het CJG. Op deze manier delen we kennis en ervaring met het oog op de nieuwe situatie, leren we van elkaar en zoeken we werkende weg naar een optimale organisatievorm. Voor de verdere bemensing van onze toegang gaan we gebruik maken van de huidige medewerkers BJZ, uit te werken binnen de ontwikkeling van het sociaal team.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
11
Positief Opgroeien Drenthe (POD) In het RTA is vastgesteld dat Positief Opgroeien Drenthe het fundament is voor de toekomstige jeugdtaken in Drenthe. Met inzet van POD verwachten we met minder geld een effectieve aanpak te kunnen realiseren. Om die reden reserveren de gezamenlijke gemeenten in Drenthe vanaf 2015, 2% van het totale budget voor de uitrol en doorontwikkeling van POD. De afgelopen jaren is er al gewerkt door professionals met methodieken die passen binnen POD. De kern van POD is het versterken van de opvoeding vanuit een positieve grondhouding en het verbinden van de ondersteuningsvraag in de verschillende leefmilieus van kinderen/opvoeders. POD richt zich daarmee op versterken van het leefklimaat (milieu) waar kinderen zijn en het bieden van kind/gezinsgerichte interventies. Een nadere uitwerking en begroting van de doorontwikkeling van POD zijn na de zomerperiode 2014 beschikbaar.
We investeren in het laagdrempelig ondersteunen van ouders, jeugdigen en in basisvoorzieningen bij het opvoeden en opgroeien, liefst nog voordat er problemen zijn. We borduren voort op de ontwikkelingen die al binnen het CJG Westerveld zijn ingezet en in de toekomst via het sociaal team worden voortgezet: 1. Informatie en advies; 2. Pedagogische ondersteuning; 3. Ondersteuning bij vraagverheldering op gezinsniveau en op alle levensdomeinen; 4. 1 Gezin 1 Plan 1 Aanspreekpunt. Deze uitgangspunten op te nemen in de inkoopovereenkomst (BCF) met de betreffende aanbieder(s).
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
12
5. Eisen aan de toegang 5.1 Wet- en regelgeving Onder toegang verstaan we het proces vanaf het moment waarop een inwoner zich meldt (of wordt gemeld) met een ondersteuningsvraag tot aan het bieden van een passende oplossing. Dit in afwijking van het begrip toegang zoals bedoeld in de zorginfrastructuur; Hoofdstuk 4.2). Met de invoering van de Jeugdwet vervalt de indicatiestelling van Bureau Jeugdzorg en het CIZ. Dit hoofdstuk geeft aan op welke wijze de toegang (en toeleiding) van jeugdzorg er vanaf 2015 uit komt te zien. Voor de toegang en de uitgangspunten is op verschillende niveaus al het nodige geregeld c.q. vastgelegd. Hieronder volgt per onderdeel een korte samenvatting: Wettelijke eisen: De verantwoordelijkheid van gemeenten voor de toegang tot jeugdhulp omvat: - Organiseren van herkenbare en laagdrempelige toegang tot jeugdzorg; - Waarborgen dat passende hulp tijdig wordt ingezet en dat de juiste expertise beschikbaar is; - Voorzien in een consultatiefunctie voor professionals die werken met jeugdigen - Mogelijk maken van directe interventies in crisissituaties; - Bij complexe hulpvragen of wanneer de veiligheid van het kind in geding is, zo snel mogelijk specialistische hulp inschakelen of een verzoek tot onderzoek bij de raad van de kinderbescherming overwegen; - Kosteloos en anoniem advies beschikbaar stellen voor jeugdigen met vragen over opgroeien en opvoeden (kindertelefoon). In de concept Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) over de toegang staat dat binnen de gemeentelijke toegang tenminste kennis en deskundigheid moet zijn over: - Opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; - Opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling kunnen worden bedreigd; - Taal- en leerproblemen (dyslexie); - Somatische aandoeningen; - Lichamelijke of verstandelijke beperkingen; - Kindermishandeling en huiselijk geweld. 5.2 Kaders vanuit de Drents Pilot Jeugd Vanuit de Drentse Pilot is een aantal aanvullende uitgangspunten voor de toegang geformuleerd (en vastgesteld). 1. Toeleiding naar hulp gaat via een eenvoudig model dat in maximaal twee stappen hulp nabij haalt: “matched care” in plaats van “stepped care”; 2. Ouders en jongeren zijn zelf verantwoordelijk en worden daarop aangesproken en waar nodig ondersteund vanuit het voorliggende veld, ook bij de inzet van vrijwillige of gedwongen hulp; 3. Ouders en jongeren zijn nadrukkelijk betrokken bij de totstandkoming van het ondersteuningsplan; 4. Tot en met niveau 3 is de ondersteuning vrij toegankelijk, niveau 4 is via een professional (die POD 3 geschoold is en door de gemeente daartoe aangewezen) beschikbaar en niveau 5 en hoger zijn niet vrij toegankelijk; 5. Organisaties die niveau 3 aanbieden, mogen niet ook niveau 4 aanbieden; 6. Het plan uit 1gezin 1plan 1aanspreekpunt is eigendom van ouders en jeugdigen. Het plan is niet vrijblijvend voor betrokkenen. Perspectief, resultaat van de ingezette hulp en de eigen mogelijkheden van ouders en jeugdigen maken onderdeel uit van het plan; 7. Professionals zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering en gemeenten stellen hen daartoe in de gelegenheid. 5.3 Systeemeisen Op basis van bovenstaande is duidelijk dat er rondom de toegang al veel geregeld en vastgelegd is. Op Drents niveau zijn ook zogenaamde ‘systeemeisen’ ontwikkeld, die ervoor zorgen dat er in Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
13
Drenthe op dezelfde kwalitatieve wijze zorg toegewezen wordt. Dat is wenselijk omdat elke gemeente op een eigen wijze vormgeeft aan de toegang c.q. het gebiedsgericht werken. Het is van belang dat de gemeentelijke toegang tot zorg voor jeugd in heel Drenthe voldoet aan een aantal systeemeisen en tegelijk voldoende ruimte biedt voor ‘de couleur locale’. Deze systeemeisen betreffen: 1. Alle professionals (niveau 3) zijn in staat een brede integrale analyse te maken; 2. Positief Opgroeien Drenthe als fundament; 3. Veilig Opgroeien Drenthe ingebed en onlosmakelijk verbonden aan POD; 4. We hanteren de interventieniveaus 1-8; 5. Coördinatie van de integrale ondersteuning vanuit het lokale team; 1Gezin 1Plan 1Aaanspreekpunt Uitvoeringscoördinatie Procesregie bij complexe problematiek, veiligheidsissues en stagnerende hulpverlening 6. De toegang volgens het ‘erbij haal’ model; 7. Specialistische expertise beschikbaar voor de lokale toegang. 5.4 Samenwerking met huisartsen In de Jeugdwet staat dat de huisarts (en ook jeugdarts van de GGD en medisch specialist) op basis van medische richtlijnen, rechtstreeks kan verwijzen naar alle vormen van jeugdhulp, waaronder de jeugd GGZ en de jeugdzorg. Het is daarom belangrijk om samenwerkingsafspraken met de huisartsen te maken over de toeleiding naar passende hulp, afstemming in de hulpverlening en omgang met gegevensuitwisseling. In Westerveld is overleg met huisartsen om de samenwerking te verstevigen. We werken ernaar toe dat de huisartsen en de praktijkondersteuner van de huisartsen een positie krijgen in de ontwikkeling van het sociaal team, zodat afgestemd kan worden als meer expertise nodig is om tot een juiste diagnose/verwijzing te komen.
We maken afspraken met huisartsen over de voorwaarden en de wijze waarop de verwijzing plaatsvindt.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
14
6. Kwaliteit, verantwoording en monitoring 6.1 Inleiding Onder kwaliteit verstaan we: goede zorg en doen wat nodig is. We streven naar de juiste vormen van ondersteuning om het optimale resultaat te bereiken; niet te licht, niet te zwaar; niet te lang, niet te kort. De juiste acties moeten tijdig worden ingezet en gecoördineerd indien er sprake is van meerdere hulpverleners. De regie is hierbij in handen van de juiste persoon die het belangrijkste aanspreekpunt voor het gezin is. Onder kwaliteit verstaan we ook: breder kijken dan je eigen specialisme en je richten op alle leefgebieden van een gezin. Ondersteuning met een goede kwaliteit vraagt bovendien om betrokkenheid van het hele gezin en haar eigen netwerk om tot de beste oplossingsrichtingen te komen. Kwaliteit is het voldoen aan de uitgebalanceerde eisen en verwachtingen van alle belanghebbenden.
6.2 Criteria en bewaking kwaliteit Het kwaliteitsbeleid is nu nog erg versnipperd binnen de huidige domeinen. Eind maart 2014 startte de ontwikkeling van een breed kwaliteitskader voor de Jeugdwet, in opdracht van VWS en de VNG. Dit kwaliteitskader is een uitwerking van een amendement van de Tweede Kamer. Gevraagd werd om een integrale aanpak van professionalisering, door samen met alle betrokken partijen een nieuw kwaliteitskader te ontwikkelen voor de jeugdhulp, vanuit het perspectief van het brede sociale domein. Bij dit traject zijn veel partijen betrokken, waaronder zorgbranches, beroepsverenigingen en vertegenwoordigers van cliënten(organisaties). Het kwaliteitskader jeugd moet bijdragen aan de kwaliteit van de beroepsbeoefenaren en de beoogde transformatie in de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen. Ook moet het kader aannemelijk maken dat verantwoorde hulp kan worden geboden. In de Jeugdwet blijft de norm van verantwoorde werktoedeling de basis voor aantoonbare kwaliteit. Alle jeugdhulpaanbieders moeten op basis van deze norm geregistreerde professionals inzetten. Het inzetten van niet-geregistreerden is alleen mogelijk als het aantoonbaar niet leidt tot kwaliteitsverlies. Aangesloten wordt bij bestaande kwaliteitswetgeving. Het gaat dan om eisen met betrekking tot verantwoorde zorg, Verklaring Omtrent Gedrag, hulpverleningsplan, systematische kwaliteitsbewaking, klachtrecht en medezeggenschap en inhoudelijke eisen aan de vertrouwenspersoon. Opdracht in de Drentse pilot (gestart mei 2014): Inventariseren kwaliteitseisen in de Jeugdwet en bepalen welke in Drenthe nader moeten worden uitgewerkt; Aansluiten bij de landelijke opdracht en waar mogelijk een bijdrage leveren; Advies over vervolg ontwikkelingen kwaliteitsbeleid. Resultaat van de opdracht is dat gemeenten en Drentse jeugdzorgaanbieders vanaf 1 januari 2015 voldoen aan de kwaliteitseisen uit de Jeugdwet. Daarnaast sturen we op kwaliteit, effecten en kosten. De verantwoordingssystematiek die daarvoor wordt ontwikkeld, is gericht op: Wettelijke regels (doel- en rechtmatigheid); Administratieve lastenverlichting; Effectmeting en bijsturing; Beheersing van kosten; Publiek verantwoorden. We vinden het belangrijk te weten in hoeverre een inwoner tevreden is over de ingezette dienstverlening. Het meten van klanttevredenheid gebeurt op een eenvoudig, zorgvuldige en onafhankelijke wijze.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
15
De kwaliteits- en verantwoordingseisen die uit de nieuwe wetten voortvloeien, worden vertaald naar normen waaraan de gemeentelijke organisatie en de (contract)partners/aanbieders moeten voldoen. Hierdoor kan bij inkoop/aanbesteding en subsidieverstrekking een passende, effectieve en efficiënte set aan vereisten worden opgesteld. Er vindt landelijk uniform toezicht plaats op jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Het meten van klanttevredenheid gebeurt op een eenvoudig, zorgvuldige en onafhankelijke wijze.
6.3 Monitoring: Meetbaar beter Drenthe Er is bestuurlijk opdracht gegeven voor de doorontwikkeling van de monitor Meetbaar Beter (www.meetbaarbeterdrenthe.nl). De Drentse werkgroep Meetbaar beter is in 2013 met een jeugdmonitor gekomen waarin inzet en resultaat van hulp zichtbaar moet worden. Ook worden, met inzet van de regio, landelijk indicatoren ontwikkeld waarmee maatschappelijke effecten van jeugdzorg gemeten kunnen worden. In het RTA zijn afspraken gemaakt over het benutten van Monitor Meetbaar Beter teneinde zicht te krijgen op het gebruik van jeugdzorg. Een eerste concept is beschikbaar met indicatoren om de voortgang van de implementatie en transformatie te meten. Dit concept wordt i.o.m. de aanbieders verder aangescherpt en is in juli 2014 gereed. De gevraagde gegevens kunnen zo worden meegenomen bij de contractering van de aanbieders.
In het RTA zijn afspraken gemaakt over het benutten van Monitor Meetbaar teneinde zicht te krijgen op het gebruik van jeugdzorg. Doel van de monitor is via een aantal indicatoren de voortgang van de implementatie en transformatie te meten.
6.4 Incidenten en calamiteiten We willen de zorg voor jeugd transformeren, zodat gezinnen sneller en beter geholpen kunnen worden. Toch zullen er altijd incidenten en calamiteiten zijn. We vinden het als gemeente belangrijk om hier op een goede manier mee om te gaan. We willen dit soort situaties gedegen oppakken en achteraf direct met elkaar analyseren hoe de dienstverlening is verlopen en bekijken of en waar we de dienstverlening verder kunnen aanscherpen. Een aanzet tot een crisisprotocol is op Drentse schaal in voorbereiding.
Op Drentse schaal is een crisisprotocol in voorbereiding, operationeel op 1 januari 2015.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
16
7. Organisatie en samenwerking 7.1 Provinciale en regionale samenwerking In de Jeugdwet staat dat gemeenten - indien noodzakelijk - op bovenlokaal niveau samenwerken. Dit geldt voor een aantal taken, zoals de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en bepaalde specialistische vormen van zorg en gesloten jeugdhulp bij ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Het betreft hier relatief kleine doelgroepen, waarvoor een beperkt aanbod beschikbaar is. Vaak gaat het om dure vormen van zorg, of zorg waarvoor specifieke kennis nodig is. Het is daarom wenselijk dat gemeenten deze taken gezamenlijk oppakken. Over de jeugdbescherming / jeugdreclassering en het meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld zijn al besluiten genomen over (boven)provinciale samenwerking. Door de komst van de nieuwe Jeugdwet is er in Drenthe voor gekozen om Bureau Jeugdzorg per 1 januari 2015 op te heffen, uitgaande van een goede overdracht van taken. Dat maakt dat voor taken die wel voortgezet gaan worden na de stelselwijziging van de Jeugdwet, mogelijk op een andere wijze, tijdig keuzes gemaakt moeten worden. 7.2 Jeugdbescherming en – reclassering Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt. Dat gebeurt als een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jongere wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet of niet voldoende helpt. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Jeugdreclassering wordt opgelegd door de rechter. De gemeenten in Groningen en Drenthe hebben aangegeven in te zetten op het afnemen van JB&JR bij één gecertificeerde instelling (werktitel: 2Noord) en daartoe met de huidige Bureaus Jeugdzorg van Groningen en Drenthe afspraken te maken. Dit past binnen het eerder vastgestelde voornemen in het RTA. Hiermee zijn de taken op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering geborgd. Op basis van de Jeugdwet moet de gemeente afspraken maken met de raad voor de kinderbescherming. Hiertoe is landelijk een handreiking en een model samenwerkingsovereenkomst ontwikkeld. Een werkgroep is bezig om, op basis van de modelovereenkomst, voor de regio Drenthe hier invulling aan te geven, zodat dit via de colleges kan worden bekrachtigd.
7.3 AMHK: Advies- en meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld Het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling (AMK ) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) worden per 1 januari 2015 samengevoegd tot één AMHK. Deze wordt ondergebracht bij de GGD Drenthe. De samenvoeging is zowel op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning als de Jeugdwet een vereiste. Via een intentieverklaring hebben de 12 Drentse gemeenten, provincie Drenthe, Bureau Jeugdzorg Drenthe en GGD Drenthe afgesproken per 1 januari 2015 in Drenthe het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) te realiseren. Hiermee zijn de taken ten aanzien van het meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld, geborgd.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
17
7.4 Aansluiting Passend onderwijs Ook de invoering van Passend Onderwijs vormt voor de gemeente een met het onderwijs gedeelde opgave die grenst aan de decentralisaties. Op 1 augustus 2014 is de Wet passend onderwijs ingegaan. Daarin staat dat de schoolbesturen een zorgplicht krijgen. Dat betekent dat scholen verantwoordelijk zijn voor het bieden van een goede onderwijsplek aan elk kind. Dit kan op de eigen school zijn, eventueel met extra ondersteuning in de klas, maar ook op een andere school in de regio, regulier of in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Ouders moeten hier nauw bij betrokken worden. Reguliere en speciale scholen vormen samen regionale samenwerkingsverbanden om aan alle kinderen een goede onderwijsplek te kunnen bieden. De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over de ondersteuning aan leerlingen en de bekostiging daarvan. Zij hebben hun afspraken uitgewerkt in een ondersteuningsplan. Zowel in de Wet passend onderwijs als de Jeugdwet is vastgelegd dat gemeenten en samenwerkingsverbanden hun plannen rondom passend onderwijs en zorg voor jeugd op elkaar afstemmen. De school is een belangrijke vindplaats om problemen vroeg te signaleren, zodat snel en adequaat lichte zorg verleend kan worden. Dit voorkomt escalatie van problemen en schooluitval. Daarom wordt er regionaal Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) gevoerd tussen het bestuur van het samenwerkingsverband en het bestuur van de gemeente (de portefeuillehouders onderwijs en jeugdzorg). Zij worden daarbij ondersteund door de coördinatoren van de samenwerkingsverbanden PO en VO. Er is een OOGO gehouden over het ondersteuningsplan. Een tweede OOGO zal in het kader van het beleidsplan Passend Onderwijs plaatsvinden.
7.5 Gespecialiseerde dyslexiezorg Een specifiek onderwerp in de afstemming met het passend onderwijs is de gespecialiseerde dyslexiezorg. In overleg met de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs (en de mbo’s) zal worden bepaald op welke wijze de bestaande verwijsstructuur naar deze dyslexiezorg ingevuld gaat worden. Van belang is dat enerzijds de toegang goed geregeld wordt (zodat passende zorg wordt verleend, maar ook budgettaire kaders gehanteerd worden) en anderzijds een dekkend aanbod wordt verzorgd voor kinderen, ouders en scholen. De aanbieders van dyslexiezorg in Drenthe zijn gestart met een gezamenlijk overleg. De bestaande bekostigingstitel (DBC’s) wordt in stand gehouden. De eisen, voorwaarden en kaders voor de gespecialiseerde dyslexiezorg zijn daarmee duidelijk en hanteerbaar vastgesteld. Over de rol van de schoolbesturen, gemeenten en over de te hanteren tarieven worden afspraken gemaakt. Gemeenten nemen gezamenlijk het initiatief om dit overleg met de zorgaanbieders in te richten.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
18
8. Inkoop en contractering 8.1 Uitgangspunten Dit onderwerp wordt voor het belangrijkste deel uitgewerkt in de Drentse pilot, dus op provinciaal niveau. In het RTA is aangegeven hoe gemeenten hier mee willen omgaan. Dit is verder uitgewerkt in het transformatieplan. Gedurende de periode van het RTA (2014-2016) vindt de inkoop voor de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van de jeugdzorg op Drents niveau plaats. Aanvullend op het transformatieplan willen we lokaal de volgende uitgangspunten hanteren:
Bij de transitie rondom de Jeugdwet gaan we ten aanzien van sturing, bekostiging en inkoop uit van een groeimodel; We willen sturen op kosten, zorggebruik en kwaliteit; Het jaar 2015 beschouwen we als een overgangsjaar waarin we de huidige bekostigings - en inkoopvormen zoveel mogelijk continueren; Bij de bekostiging van individuele (maatwerk)voorzieningen is keuzevrijheid voor inwoners een leidend principe; Voor de toekomst willen we gefaseerd doorgroeien naar nieuwe bekostigingsvormen die het beste passen bij de uit te voeren taak en voorzien in de volgende voorwaarden: o ruimte voor diversiteit en innovatie; o een breed aanbod om maatwerk te realiseren; o op voorhand geen goede aanbieders uitsluiten; o kansen voor kleinere, gespecialiseerde leveranciers; o zoveel mogelijk voorkomen van misbruik en fraude. We streven in de periode van het RTA (2014-2016) naar een model waarbij de risico’s voor de individuele gemeenten afnemen, maar waarbij wel voldoende prikkels zijn ingebouwd om afwenteling op andere gemeenten te voorkomen. In deze overgangsperiode zullen we soms concessies moeten doen aan de hier geformuleerde uitgangspunten; Er zal een verschuiving plaats moeten vinden van gedetailleerde contractvoorwaarden naar een geformuleerde maatschappelijke opgave. Eenvoud in regelgeving en procedures staan hierbij voorop; Bij inkoop en contractering zijn kwaliteit en betrokkenheid van de huidige leveranciers van maatschappelijke dienstverlening het uitgangspunt.
8.2 Persoonsgebonden budget Een persoonsgebonden budget (PGB) kan een succesvol instrument zijn voor de aanvrager om regie over het eigen leven te behouden. In de Jeugdwet zijn beperkende voorwaarden opgenomen waaronder jeugdigen en ouders kunnen kiezen voor een PGB. Daarnaast kan de gemeente in een verordening of beleidsregels bepalen in welke situaties en onder welke voorwaarden de persoon de mogelijkheid heeft om iemand in te schakelen uit zijn sociale omgeving. De gemeente moet in een verordening of beleidsregels opnemen op welke wijze de hoogte van het PGB in de gemeente wordt vastgesteld, met de mogelijkheid om een bepaalde differentiatie in tarieven aan te brengen. Een aanvraag voor PGB mag worden geweigerd als de kosten ervan hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening. De betaling van het PGB geschiedt door de Sociale Verzekeringsbank namens het college.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
19
9. Financiën 9.1
Financiële uitgangspunten
In de “Perspectiefnota” (2015-2018) is als uitgangspunt vastgelegd dat nieuwe taken die voortkomen uit de decentralisaties, binnen de over te dragen middelen worden uitgevoerd. Om uitvoering te kunnen geven aan de nieuwe taken worden budgetten vanuit het Rijk overgeheveld naar de gemeenten. Deze overdracht gaat met een stevige efficiencykorting gepaard. Binnen het RTA zijn met de aanbieders afspraken gemaakt over de te realiseren bezuinigingen. 9.2 Budgetten Onderstaand overzicht koppelt de budgetten uit de meicirculaire 2014 aan de aantallen jeugdigen in de jeugdhulp (zie hoofdstuk 2.1). Het overzicht plaatsen we om een indicatie te geven, maar wel met de volgende kanttekeningen: Er is nog veel onduidelijkheid over de aangeleverde cijfers; Het beschikbare budget zegt nog niets over de uitgaven.
9.3 Risico’s Voor de (transitie van de) jeugdhulp kunnen de volgende financiële risico’s worden onderkend: Onvoldoende budget om benodigde zorgaanbod te realiseren. Het rijksbudget is taakstellend, maar als gemeente hebben we de plicht om bestaande zorg te continueren. Daarnaast wordt vanaf 2017 het rijksbudget niet meer verdeeld o.b.v. historische kosten maar o.b.v. objectieve maatstaven. Dit kan nadelig uitpakken; Zorggebruik: het zorggebruik neemt nu nog jaarlijks toe en een transformatieproces neemt meerdere jaren in beslag. Het is de vraag of de zorgsector en het beleid in 2015 al zodanig zijn getransformeerd dat de jaarlijkse toename van zorggebruik geremd kan worden; Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
20
Deels zal de toegang bij de gemeente zelf liggen. Huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten houden hun bevoegdheid om rechtstreeks door te verwijzen naar (gespecialiseerde) hulpverlening; Het risico dat daaruit voortvloeit, is dat wij moeten betalen voor de inzet van zorg waarbij wij de toegang daartoe niet zelf beoordelen. Met alle partijen zullen daarom goede afspraken moeten worden gemaakt; Leveringsplicht van jeugdbescherming, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp. De gemeente zal ongeacht de ruimte in het budget moeten voldoen aan deze plicht; De interventieniveaus 4 en 5 worden bekostigd op basis van het profijtbeginsel. Het risico is aanwezig dat de verwachte invloed op het gebruik van de zorg op interventieniveaus 4 en 5 de eerste jaren beperkt is, omdat de transitie nog vorm moet krijgen; Verder worden er tussen gemeenten en zorgaanbieders nog afspraken gemaakt over de risicoverdeling. Dit wordt nog nader uitgewerkt.
Bij de overdracht van alle verantwoordelijkheid past ook de bevoegdheid om inzicht te hebben in alle relevante gegevens. Naar het huidige inzicht (in het kader van de éénmalige gegevensoverdracht jeugd) worden niet alle gegevens overgedragen. Hierdoor blijft het voor een deel niet mogelijk om aantallen aan kosten te koppelen. Uit het oogpunt van sturing op zorgconsumptie in relatie tot de budgetten is dit relevant. We vinden dat dit zorgpunt collectief opgelost moet worden.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
21
10. Cliëntenbeleid 10.1 Kaders voor cliëntenbeleid De Jeugdwet schrijft voor dat gemeenten kaders voor het cliëntenbeleid binnen de jeugdhulp vastleggen. Onder cliëntenbeleid verstaan we: ‘het vaststellen van de rechten van cliënten en stimuleren van betrokkenheid van cliënten bij gemeenten en zorginstellingen (om de positie van cliënten te versterken)’. De collectieve belangenbehartiging binnen de gemeente en de medezeggenschap van cliënten rond het beleid van instellingen moet zodanig zijn ingericht dat cliënten daadwerkelijk zeggenschap hebben over de hulp die zij krijgen. Ook instellingen zelf hebben hun eigen cliëntenraden. Een ieder die gebruik maakt van zorg moet daarnaast toegang hebben tot een effectieve, laagdrempelige klachten- en geschillenbehandeling. Hiervoor is een gezaghebbende instantie nodig die een klacht onderzoekt en maatregelen kan nemen. Voor cliënten moet heldere, onafhankelijke en gemakkelijk toegankelijke informatie beschikbaar zijn over rechten en plichten. Dat is een voorwaarde om actief de regie te kunnen nemen en houden. Cliëntenparticipatie is een onderwerp dat binnen de Drentse Pilot Jeugd wordt uitgewerkt. Ook op beleidsniveau zien we graag participatie van cliënten. Bij het ontwikkelen van beleidsplannen willen we de input van cliënten betrekken. Van de instellingen waar we mee samenwerken verwachten we eveneens input.
10.2 Vertrouwenspersoon Wij zijn er onder andere voor verantwoordelijk dat jeugdigen, ouders, pleegouders of netwerkpleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon is werkzaam bij een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die onafhankelijk is van de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling en van personen in dienst van de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt. Wij stellen de vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen. Het realiseren van deze wettelijke eis wordt in de aanloop naar 1 januari 2015 verder uitgewerkt. Naar verwachting volgt hier landelijke besluitvorming over. De insteek in Drenthe is om in elk geval voor 2015 de contracten met de huidige organisaties Vertrouwenswerk Zorgbelang en belangenbehartiging door Stichting Pleegwijzer, voort te zetten. Financiering van deze organisaties is meegenomen binnen het RTA en dus geborgd. De Drentse expertgroep cliëntenbeleid jeugdzorg komt met een advies over de inrichting van processen betreffende klachten, bezwaar en beroep. Daarnaast speelt dat de MEE gelden overgaan naar gemeenten per 2015. Een VDG werkgroep werkt het vervolg uit. Afgesproken is om op Drents niveau een gezamenlijke visie uit te werken op het gebied van cliëntenbeleid, participatie en ondersteuning en verbeteringen door te voeren.
10.3 Privacy Gezien het grote aantal nieuwe taken dat op ons afkomt, is het ook van belang na te denken over hoe wij omgaan met privacy en de organisatie daarvan. Hoe wij omgaan met rollen, taken en bevoegdheden als het gaat om de verwerking van persoonsgegevens, moet nog worden uitgewerkt. Daarbij horen ook de afspraken die we maken over de verantwoording van het privacybeleid van betrokken partijen. Dit wordt vastgelegd in een nog op te stellen privacyprotocol.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
22
11. Communicatie Voor de communicatie over de decentralisaties is het Communicatieplan sociaal domein opgesteld. De daarin geformuleerde ambities en strategie gelden ook voor de jeugdzorg. De communicatie is gericht op cliënten, partnerorganisaties en inwoners.
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
23
12. Bijlage
Bijlage 1: Afkortingen AmvB: Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) AMHK: Advies- en meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld AMK: Advies- en meldpunt kindermishandeling BJZ: Bureau Jeugdzorg CJG: Centrum voor Jeugd en Gezin DBC´s: Diagnose Behandeling Combinatie GGD Drenthe: Geestelijke gezondheidsdienst Groningen GGZ: Geestelijke gezondheidszorg JB en JR: Jeugdbescherming en jeugdreclassering JGZ: Jeugdgezondheidszorg LVB: Licht verstandelijk beperkt LVG: Licht verstandelijk gehandicapt MBO: Middelbaar beroepsonderwijs NAH: Niet aangeboren hersenletsel OOGO: Op overeenstemming gericht overleg PBS: Positive behaviour support PGB: Persoonsgebonden budget PO: Primair onderwijs POD: Positief Opvoeden Drenthe RTA: Regionaal Transitiearrangement VNG: Vereniging Nederlandse Gemeenten VO: Voorgezet onderwijs VWS: Volksgezondheid, Welzijn en Sport WMO: Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Beleidsplan Jeugdhulp 2014 – 2016 Oktober 2014
24