Beleidsplan ‘Gezond in Eemsmond’ 2008-2011
1
Inhoudsopgave Gezondheidsprofiel Eemsmond..................................................................................................... 3 Regelgeving en beleid .................................................................................................................. 6 Visie en kaderstelling ................................................................................................................... 8 Speerpunt Roken ....................................................................................................................... 10 Speerpunt Overgewicht (bewegen en voeding) .......................................................................... 12 Speerpunt Overmatig alcohol- en drugsgebruik .......................................................................... 14 Speerpunt Diabetes.................................................................................................................... 16 Speerpunt Psychosociale problematiek....................................................................................... 17 Speerpunt Seksuele gezondheid................................................................................................. 20 Speerpunt Binnenmilieu.............................................................................................................. 22 Financiën en planning................................................................................................................. 25 BIJLAGE .................................................................................................................................... 28
2
Gezondheidsprofiel Eemsmond Burgers vinden hun gezondheid één van de belangrijkste zaken in het leven. Als gemeente hebben we de gezondheid van onze burgers ook hoog in het vaandel staan. Echter, uit onderzoek, onder andere van de GGD Groningen, blijkt dat onze burgers kampen met problemen die op korte of lange termijn de gezondheid bedreigen. Het goede nieuws is dat we als gemeente aan veel van deze problemen wél wat kunnen doen, samen met die burgers. En dat we dat willen staat buiten kijf: ons doel is gezonde inwoners in een gezonde leefomgeving. Eemsmond gezond! 2004 - 2007 Vier jaar geleden schreven we als gemeente onze eerste gezondheidsnota. De afgelopen jaren hebben we ervaring opgedaan en de huidige nota borduurt daarop voort. De nota Eemsmond Gezond 2004 - 2007 was een bundeling van alle activiteiten uit de diverse gemeentelijke beleidsterreinen met een gezondheidsbevorderend aspect. Hieronder viel het Groningen Sport Model, het instandhouden van de consultatiebureaus, de sluitende aanpak voor 0 tot 19-jarigen, extra aandacht voor leefstijlgedrag en de OGGz-problematiek. Vanuit de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid werd de gemeente de verplichting opgelegd elke vier jaar een nota lokaal gezondheidsbeleid op te stellen. Vanuit het Rijk werden echter geen middelen beschikbaar gesteld om het beleid tot uitvoering te brengen. De nota Eemsmond Gezond heeft dus niet ingezet op ambitieuze beleidsdoelstellingen; daarvoor ontbraken immers de middelen. In 2005 is in de bibliotheek in Uithuizen een informatiezuil geplaatst met informatie over de zogenaamde BRAVO-onderwerpen (bewegen, roken, alcoholgebruik, voeding en opvoeding) In 2006 liep vlak voor de zomervakantie de campagne: de gemeente Eemsmond wenst u een gezonde vakantie. Via diverse kanalen zijn verschillende onderwerpen onder de aandacht gebracht bij diverse doelgroepen. Zo stonden in de hal van het gemeentehuis informatieborden over tekenbeten, heeft op een zaterdagavond bij discotheek 538 een bus gestaan met informatie over veilig vrijen en verantwoord drugsgebruik en werd in een informatieve advertentie in de Ommelander Courant algemene informatie gegeven over gezonde voeding en verantwoord alcoholgebruik op vakantie. In 2007 voerde Verslavingszorg Noord Nederland voor ons de campagne Alcohol en Opvoeding uit. Deze campagne richtte zich op jongeren én hun ouders en was gericht op het tegengaan van overmatig alcoholgebruik. Daarnaast startte in 2007 de voorlichtingscamgagne 7even voor Gezondheid; via advertorials in de Ommelander Courant is het publiek geïnformeerd over de diverse aspecten van gezond leefstijlgedrag. De activiteiten die in de vorige planperiode zijn uitgevoerd zijn vooral gericht geweest op het tegengaan van een ongezonde leefstijl. Gezien de gezondheidsgegevens van de bevolking van onze gemeente blijft dit belangrijk. Toch willen we inzetten op een accentverschuiving; in plaats van alleen de nadruk te leggen op wat niet mag en het tegengaan van het ongezonde gedrag, willen we de komende jaren juist het gezonde gedrag onder de aandacht brengen, met als boodschap ‘gezond is lekker en leuk’.
3
Veel gezondheidsproblemen hebben alles te maken met een cruciale factor: de sociaal-economische status (SES), de mix van opleiding en inkomen. Groepen met een lage sociaal-economische status vertonen in het algemeen een minder gezonde leefwijze, en lopen daardoor veel meer gezondheidsrisico’s. Ook met een laag inkomen (lage SES) is een gezonde leefstijl mogelijk, maar omgeving en toekomstperspectief maken dit vaak niet eenvoudig. De provincie Groningen scoort wat betreft huishoudens met een laag inkomen, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en het beroep op de algemene bijstand beduidend slechter dan het Nederlandse gemiddelde. Ook binnen de provincie is sprake van aanzienlijke gezondheidsverschillen die samenhangen met de SES.
Gezondheidsprofiel Uit het Gezondheidsprofiel 2006 van de GGD1 komt een aantal onderwerpen naar voren die aanknopingspunten bieden voor het gemeentelijk beleid. Een tweede document dat belangrijke informatie bevat is de quickscan voor alcohol en drugs die de gemeente in 2006 onder jongeren heeft uitgevoerd. Hieronder volgt een opsomming van de onderwerpen. Overgewicht Om te beginnen met één van de grootste toekomstige bedreigingen van de volksgezondheid: overgewicht, een letterlijk en figuurlijk groeiend probleem. Niet alleen in onze gemeente, ook in de provincie Groningen en de rest van de welvarende wereld. Overgewicht vormt één van de grootste bedreigingen voor de (gezonde) levensverwachting en is de oorzaak van veel ziekten op latere leeftijd. De oorzaak: langdurig meer energie innemen dan je gebruikt, ofwel een gebrek aan balans tussen voeding en bewegen. In 2006 heeft 51% van de volwassenen in de provincie Groningen overgewicht (in 1990 was dit nog 37%). Voor de gemeenten in onze regio is dit 54%. Als we kijken naar de jeugd dan zien we in de hoogste groepen van het basisonderwijs al 12% te dikke kinderen, en in de klassen 2 tot en met 4 van het voortgezet onderwijs 5%, percentages die absoluut omlaag moeten!
Roken Een goede tweede op het lijstje van gezondheidsrisico’s is de nicotineverslaving. Hoewel het aantal rokers sinds 1990 daalt, is roken nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak in Nederland. De daling is gunstig, want stoppen met roken heeft op elke leeftijd nut. Maar zorgelijk is dat die daling vooral komt door het aantal stoppers op latere leeftijd, terwijl er nog steeds jongeren beginnen te roken. In onze regio rookt 25% van de volwassenen, ongeveer gelijk aan het gemiddelde in Groningen en in Nederland, namelijk 28%. Uit de quickscan komt naar voren dat jongeren in Eemsmond gemiddeld iets meer roken dan het landelijk gemiddelde onder jongeren. Wat hiervan precies de oorzaak is, is onbekend, maar het heeft waarschijnlijk te maken met de lagere sociaal-economische status in Eemsmond. Alcohol Alcohol is een ander genotmiddel dat bij overmatig gebruik schadelijk kan zijn en het risico op angst, depressieve klachten en agressief gedrag vergroot. Bij (veel) gebruik onder 16 jaar zijn de risico’s nog groter. In de provincie gebruikt 15% van de volwassen mannen en 9% van de volwassen vrouwen overmatig alcohol. Dat is veel, maar nog zorgwekkender is dat ook jongeren al regelmatig veel drinken. Als we kijken naar onze en de omliggende gemeenten dan praten we over 12% van de volwassenen, en maar liefst 51% van de jongeren die meer drinken dan goed voor hen is. De resultaten van de quickscan alcohol en drugs benadrukken dat in onze gemeente het alcoholgebruik bij jongeren hoog is. Behalve de maatschappelijke overlast, vandalisme en geweld die daaruit voorvloeien kan ook de gezondheidsschade op de langere termijn groot zijn. Seksuele gezondheid Seksualiteit en veilig vrijen blijft -met name voor jongeren - een leuk, maar lastig thema. Dat minder dan de helft van de jongeren bij het vrijen altijd een condoom gebruikt vertaalt zich onmiddellijk in het steeds toenemende aantal seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) en abortussen. In onze regio gebruikt slechts 52% van de jongeren altijd een condoom. Zorgelijk is ook dat de kennis onder jongeren over veilig vrijen en SOA te wensen overlaat, terwijl het aantal 1
Meer gegevens over de genoemde gezondheidsproblemen zijn te vinden in het Gezondheidsprofiel 2006 en de Jeugdpeiling 2004 van de GGD Groningen, zie www.ggdgroningen.nl
4
kinderen van 16 jaar dat al seks heeft toeneemt (in klas 4, gemiddeld 16 jaar, is dat nu al 32%). Daarbij lijkt er sprake te zijn van toename van de groepsdruk om dingen te doen die je eigenlijk niet wilt. De beeldvorming over seksualiteit in de media en de ‘anonimiteit’ van het internet spelen daarbij zeker een rol. Psychische problemen De psychosociale gezondheid is zeer belangrijk voor de kwaliteit van leven. In Nederland heeft 1 op de 10 mannen en 1 op de 5 vrouwen psychische klachten. Depressie, pesten en eenzaamheid (vooral op oudere leeftijd) zijn veelvoorkomende problemen. Gepest worden kan verregaande gevolgen hebben voor kinderen en is de belangrijkste voorspeller van psychosociale problematiek op latere leeftijd. Provinciaal gezien is 59% van de kinderen in groep 6 en 8 van het basisonderwijs het afgelopen jaar gepest, en dat was bij 18% van de leerlingen van klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs de afgelopen 3 maanden het geval. Voor onze regio bedragen deze percentages resp. 55% en 20%. Ongeveer 15% van de inwoners van onze gemeenten ervaart psychische problemen. Die kunnen licht zijn en eenmalig, maar ook ernstig en langdurig. Van onze burgers geeft 43% aan zich wel eens of zelfs altijd eenzaam te voelen. Provinciaal gezien is dit eveneens 43%. Binnenmilieu Naast deze leefstijlaspecten is ook de directe leefomgeving van belang. Mensen brengen verreweg de meeste tijd binnenshuis door. Het blijkt echter dat de binnenlucht vooral in goed geïsoleerde woningen en gebouwen behoorlijk is verontreinigd. Zo ligt het CO2-gehalte in de meeste scholen en kinderdagverblijven ver boven het acceptabele gehalte. Een slecht binnenmilieu kan luchtwegklachten veroorzaken, maar ook hoofdpijn, vermoeidheid en concentratieproblemen. Ook kan het leiden tot een allergie, astma, beroerte, hartinfarct of infectie. Conclusie: veel problemen, maar gelukkig ook veel kansen op verbetering. Juist een gemeente kan meer dan vaak wordt gedacht, omdat gezondheidsbeleid zich feitelijk afspeelt op verschillende gemeentelijke domeinen. In het volgende hoofdstuk geven wij een overzicht van landelijke en lokale regelgeving. In het daarop volgende hoofdstuk schetsen wij onze visie op het lokale gezondheidsbeleid.
5
Regelgeving en beleid Gemeentelijk gezondheidsbeleid staat niet op zichzelf. Het wordt onder andere gevormd door landelijke en lokale kaders. We noemen hier kort de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van de landelijke en lokale regelgeving die van invloed zijn op ons lokaal gezondheidsbeleid. Landelijk De belangrijkste wettelijke basis voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid is de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV). Op grond van deze wet hebben gemeenten een belangrijke taak op het terrein van de openbare gezondheidszorg. De WCPV bepaalt dat de gemeente onder andere de samenhang binnen de collectieve preventie bevordert, alsmede de afstemming met de curatieve gezondheidszorg. De gemeente draagt voorts zorg voor de uitvoering van de collectieve preventie op het gebied van infectieziekten en gezondheidsrisico's voor jeugdigen. Hiertoe moet zij een gemeentelijke gezondheidsdienst in stand houden, de GGD. In bijlage 1 treft u een opsomming van de taken aan die de GGD uitvoert. In de nabije toekomst zal de Wcpv worden vervangen door de Wet publieke gezondheid. De ministerraad is akkoord met het opstellen van deze wet. De nieuwe wet maakt het mogelijk om sneller in te grijpen bij dreigingen van bijvoorbeeld Sars of vogelgriep. De Wet publieke gezondheid regelt onder andere dat er voldoende voorzieningen komen om infectieziekten snel op te kunnen sporen en te bestrijden. Ook krijgt de minister van VWS meer bevoegdheden om bij landelijke infectieziektecrises de regie te voeren. De wet publieke gezondheid vervangt de Wcpv, de Infectieziektewet en de Quarantainewet. De minister van VWS stelt elke vier jaar de landelijke prioriteiten op het gebied van de collectieve preventie vast, zoals de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) vereist. De nieuwste nota, Kiezen voor gezond leven, gaat vooral over een betere afstemming tussen rijksbeleid en lokaal beleid. De gemeente voert de regie over de openbare gezondheidszorg. In ‘Kiezen voor gezond leven’ benoemt het ministerie van VWS vijf speerpunten als richtlijn voor de prioriteiten in gemeentelijk gezondheidsbeleid, te weten: ? ? ? ? ?
Roken; Schadelijk alcoholgebruik; Overgewicht (bewegen envoeding); Diabetes; Depressie.
Aan deze speerpunten heeft het ministerie doelen gekoppeld. De Inspectie Volksgezondheid toetst de effectiviteit van het gemeentelijke gezondheidsbeleid en richt zich daarbij vooral op deze landelijke speerpunten. Er is steeds meer aandacht voor effectiviteit van gezondheidsbevordering. Veel landelijke instituten zijn bezig om in kaart te brengen wat effectieve en/of veelbelovende interventies zijn. Bij het kiezen van de gemeentelijke activiteiten op het gebied van gezondheid houden we rekening met deze zogenoemde ‘evidence-based’ en ‘best-practice’ voorbeelden. De context van de interventie is echter ook belangrijk; het is niet altijd zo dat een effectieve interventie elders in het land ook in onze gemeente effectief zal zijn. Daarnaast zijn ook niet alle interventies op hun effectiviteit te beoordelen, omdat gezondheid een complexe zaak is. Als gemeente kiezen we zoveel mogelijk voor effectieve en veelbelovende interventies en anders voor interventies waarvan redelijkerwijs te verwachten valt dat ze -op termijn- de gewenste invloed zullen hebben.
6
Lokaal Per 1 januari 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in werking getreden. Deze wet decentraliseert verantwoordelijkheden van het Rijk naar de gemeenten op een zodanige manier dat een groot deel van gemeentelijke verantwoordelijkheden met een aantal nieuwe taken worden samengebracht in één wettelijk kader. De wet maakt gemeenten verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning, omdat zij beter zicht hebben op de plaatselijke situatie dan de rijksoverheid. Het doel van de Wmo is het meedoen van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, zo mogelijk met hulp van familie, vrienden of bekenden. De negen prestatievelden die zijn omsc hreven in de WMO raken veelal aan onderwerpen die ook in het lokale gezondheidsbeleid van belang zijn, vooral op het gebied van bevorderingstaken. De prestatievelden 2 (Preventieve ondersteuning jeugd) en 8 (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg -OGGZ) zijn hier goede voorbeelden van. De gemeente is verantwoordelijk voor de regie over de jeugdgezondheidszorg van 0 tot 19jarigen. In de Wet op de Jeugdzorg (per 1 januari 2005) zijn vijf gemeentelijke taken geformuleerd. Dit zijn: ? de advisering en ondersteuning van opvoeders; ? de vroegtijdige signalering; ? het toeleiden naar jeugdzorg; ? het aanbieden van licht pedagogische begeleiding; ? het coördineren van de zorg. Onze invulling van het lokale jeugdbeleid is vastgelegd in de integrale nota Jong in Eemsmond. Het programmaministerie Jeugd en Gezin ontwikkelt momenteel veel plannen die deels door gemeenten zullen worden uitgevoerd (zoals het centrum voor jeugd en gezin, het elektronisch kinddossier, de verwijsindex). Daarnaast neemt de gemeente deel aan de BOS-impuls. Groningen is de enige provincie van ons land waar alle gemeenten deelnemen aan Buurt Onderwijs en Sport-projecten. Deze stimuleringsregling is opgezet om kwetsbare jongeren in de leeftijd van 4 tot 19 jaar in actie te laten komen, zodat ze minder risico lopen op een gezondheidsprobleem, een onderwijsachterstand of een andere achterstand. De projecten die wij uitvoeren in het kader van de BOS-impuls passen erg goed bij de speerpunten van het lokale gezondheidsbeleid.
7
Visie en kaderstelling De gezondheid van de inwoners van onze gemeente kan beter, is de conclusie van het eerste hoofdstuk. De rol van de gemeente op gezondheidsgebied wordt steeds belangrijker. Als gemeente voeren we de regie over de Openbare Gezondheidszorg: het deel van de gezondheidszorg dat zich bezighoudt met het voorkómen van ziekte en de bescherming en bevordering van de gezondheid van burgers. De curatieve gezondheidszorg, dat wil zeggen van huisartsenzorg tot en met specialistische ziekenhuiszorg en AWBZ-gefinancierde zorg- en hulpverleningstaken, valt buiten de invloedsfeer van de gemeente. Gemeentelijk gezondheidsbeleid is erop gericht de gezondheid van de burgers te bevorderen en te beschermen, en is vooral preventief van aard. Volgens de definitie van World Health Organization is gezondheid ‘een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekten en gebreken’.
Als gemeente willen wij gezonde inwoners: voorkómen dat ze ziek worden en dat ze -indien nodig- de noodzakelijke zorg en ondersteuning krijgen. Maar gezondheid is meer dan de afwezigheid van ziekte. Voor de burger zelf is het vooral belangrijk hoe gezond hij/zij zich voelt, de gezondheidsbeleving. Je gezond voelen betekent niet alleen lichamelijk gezond zijn, maar ook een geestelijk en sociaal welbevinden. We willen als gemeente dan ook onze inwoners zodanig ondersteunen dat ze zoveel mogelijk maatschappelijk betrokken kunnen blijven.
Kaderstelling door de gemeenteraad Hoe kunnen wij als gemeente gezondheidswinst behalen zonder de verantwoordelijkheid voor de levens van onze burgers over te nemen? Volgens het theoretische model van Lalonde wordt gezondheid beïnvloed door vier factoren: biologische factoren, leefstijlaspecten, zorg(voorzieningen) en de omgeving. Gezondheidsbeleid raakt daarmee niet alleen de beleidsterreinen volksgezondheid en welzijn, maar strekt zich ook uit naar terreinen als milieu, wonen, onderwijs en opgroeien. Een cruciale factor is ook dat verschillen in gezondheid en sterfte voor een belangrijk deel verklaard worden door de sociaal-economische status, kortweg de mix tussen inkomen en opleiding. Een lagere sociaal-economische status (SES) hangt samen met meer ziekte en een ongezondere leefstijl. Werkgelegenheid en sociale zaken spelen dus ook een belangrijke rol. Kortom, lokaal gezondheidsbeleid is bij uitstek integraal beleid. De raad moet vanuit haar kaderstellende functie de prioriteiten voor onze gemeente vaststellen. Dit heeft zij gedaan in de kaderstellende discussie op 13 december 2007. De discussie vond plaats op basis van de volgende vragen: 1. Brengt de raad een prioritering aan in de vijf verplichte speerpunten zoals die door het ministerie van VWS zijn vastgelegd, te weten: overmatig alcoholgebruik, roken, overgewicht, diabetes en depressie? 2. Neemt de raad een of meerdere speerpunten over die de GGD heeft voorgesteld op basis van het regionale gezondheidsprofiel, te weten: binnenmilieu, seksuele gezondheid en eenzaamheid? 3. Voegt de raad zelf speerpunten toe op basis van eigen kennis en inzicht? 4. Kiest de raad voor specifieke doelgroepen waarop het uitvoeringsprogramma zich zal gaan richten? De raad heeft een prioritering aangebracht voor de vijf verplichte speer punten die door het ministerie van VWS zijn vastgelegd. Zij geeft prioriteit aan roken, overmatig alcoholgebruik en overgewicht. Drugsgebruik moet hier aan worden toegevoegd. Daarnaast geeft de gemeenteraad aan dat zij het belangrijk vindt om aandacht te besteden aan de onderwerpen seksuele gezondheid en binnenmilieu.
8
Een aantal andere onderwerpen wordt eveneens van belang geacht, maar deze hoeven niet in deze nota worden opgenomen omdat zij aan de orde komen bij andere beleidsterreinen. Dit geldt ondermeer voor het onderwerp psychosociale gezondheid (zoals eenzaamheid en depressie) dat inhoudelijk bij de Wmo wordt behandeld en pesten; dit is een belangrijk onderwerp maar staat onder de aandacht via het jeugd- en onderwijsbeleid. De lokale overheid heeft nauwelijks instrumenten om het onderwerp diabetes te beïnvloeden. In eerste instantie wordt gekozen voor de gehele bevolking als doelgroep voor het lokaal gezondheidsbeleid, waarbij wel de mogelijkheid nadrukkelijk wordt opengehouden om specifieke doelgroepen (zoals jeugd of ouderen) speciaal te benaderen. In de komende hoofdstukken beschrijven we speerpunten waar de gemeente de komende vier jaar aandacht aan gaat besteden.
9
Speerpunt Roken Preventie van roken (dus het niet beginnen met roken) is één van de onderwerpen waaraan gemeenten volgens het ministerie van VWS aandacht moeten besteden. Want preventie is van belang om de grootste gezondheidsproblemen, zoals hart- en vaatziekten en kanker, in de toekomst te voorkomen. Gemeenten kunnen landelijke maatregelen voor tabakspreventie ondersteunen door eigen beleid te ontwikkelen waarbij verschillende groepen binnen de gemeenten zijn betrokken. Grootte van het probleem Roken veroorzaakt veel vroegtijdige sterfte en heeft daarnaast een nadelige invloed op de kwaliteit van leven. Roken is verantwoordelijk voor ongeveer een derde van de totale kankersterfte, voor 30% van de sterfte door een hartinfarct en 14% van de sterfte door een beroerte. Verder verhoogt roken het risico op astma, chronische longziekte (COPD) en oogziekten. Vergeleken met andere leefstijlfactoren is voor roken de bijdrage aan de totale ziektelast hoog. Door passief roken (blootstelling aan omgevingstabaksrook) neemt het risico op longkanker bij personen in de omgeving met circa 20% toe. Daarnaast is meeroken ook nog verantwoordelijk voor veel gevallen van hart- en vaatziekten en ook luchtwegaandoeningen bij kinderen. Ruim een kwart van de volwassen Groninger bevolking (27%) rookt. Het percentage rokers in de provincie Groningen lag altijd boven het landelijk gemiddelde, maar in 2006 is het percentage rokers vergelijkbaar met het landelijk referentiecijfer (Stivoro over het jaar 2005). Onder jongeren roken beduidend meer meisjes dan jongens en meer VMBO-leerlingen dan leerlingen van VWO. Figuur 1. Trend roken naar leeftijd (provincie Groningen) in de periode 1990-2006 (%) 1990
1994
1998
42 35
39
2000-2002
48
41 42
43 41
39
32
29
2004-2006
39 31
36 36 34 27
22 12
14 jaar
16 jaar
20-34 jaar
35-49 jaar
50-64 jaar
22
18 18
15 14
65 en ouder
Doelgroep ? Jongeren ? Meerokers ? Rokers die willen stoppen met roken Wat willen wij bereiken? De landelijke doelstellingen zijn: in 2010 rookt nog 20% van de Nederlandse volwassen bevolking en de blootstelling aan tabaksrook in de omgeving is verder gedaald. De gemeente kan investeren in het terugdringen van het aantal rokers en meerokers. Het volgende willen wij bereiken: ? Op schoolpleinen wordt niet gerookt. ? Wij bereiken jongeren én hun ouders en geven hun voorlichting over de gezondheidsrisico’s van roken. ? De consultatiebureaus hebben aandacht voor rokende ouders en besteden aandacht aan de voorlichting over de schadelijke gevolgen van het meeroken. ? Het gemeentepersoneel geeft het goede voorbeeld en rookt niet.
10
Denise Thuis bij de veertienjarige Denise wordt niet gerookt. Ze mag op haar 18e op kosten van haar ouders haar rijbewijs halen als ze tot die tijd rookvrij blijft. Dat lijkt Denise geen probleem! Op een dag vinden haar vriendinnen uit VMBO-3C dat ze ook maar eens een sigaret moet proberen. ‘Doe effe normaal hé, je gaat er toch niet dood aan! Het is hartstikke lekker na je eerste!’. Omdat ze niet af wil gaan accepteert ze de aangestoken sigaret. Ze stikt er bijna in, maar thuis vertelt ze niets. Een maand en al heel wat sigaretten later moet klas 3C een werkstuk maken over verslaving. Ze zoekt in de openbare bibliotheek van haar dorp naar informatie om daarover wat meer te weten te komen. Ze schrikt zich rot als ze daar leest dat roken zo ongeveer de ergste verslaving is… Wat gaan wij daarvoor doen? Interventies op het gebied van roken/tabak dienen met elkaar samen te hangen. Als er meer rokers stoppen met roken, de sa menleving steeds meer rookvrij wordt, dan worden jongeren steeds minder geconfronteerd met roken en andermans rookgedrag. De openbare ruimte en sportverenigingen zijn voor de gemeente belangrijke plaatsen om te interveniëren. De inzet moet zijn dat minder jongeren zullen gaan roken. Bovendien leidt een verhoging van het aantal gestopte rokers en een vermindering van het aantal nieuwe rokers tot een betere bescherming van de nietrokers. Door uitbreiding en aanscherping van de Tabakswet zijn nu grote delen van het publieke domein rookvrij. Daarnaast is nu vastgelegd dat vanaf 1 juli 2008 de horeca, maar ook evenementenhallen, de gehele sportsector en overdekte winkelcentra rookvrij moeten zijn. Uiteraard is het belangrijk dat dit beleid wordt gehandhaafd. Dit is een taak van de voedsel- en warenautoriteit. Degene die zeggenschap over de ruimte heeft is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Tabakswet. Voor het opzetten van een effectief beleid is ondersteuning vanuit andere sectoren binnen de gemeente Eemsmond van belang. ?
In de gemeente worden de komende periode afspraken gemaakt met de verantwoordelijke ambtenaren onderwijs, sport, recreatie en de organisaties die een rol spelen bij de handhaving. Bij het opzetten en uitvoeren van de interventies werken we samen met organisaties zoals GGD, VNN, het onderwijs en huisartsen. We willen voorkomen dat de jeugd gaat roken.
?
Daarnaast willen we het meeroken voorkomen, door aandacht te vragen voor niet-roken waar kleine kinderen bij zijn. Het consultatiebureau is hierbij onze samenwerkingspartner.
?
In 2008 worden vanuit de BOS-impuls themaweken gezondheid georganiseerd voor het basisonderwijs. Onderdeel hiervan is het onderwerp Kies voor Hart en Sport.
?
Daarnaast financiert de gemeente voor het basisonderwijs het lesprogramma Ik wait wat ik dou en voor het voortgezet onderwijs het programma Gezonde school en genotmiddelen. Dit zijn twee preventieprogramma’s gericht op gedrags- en attitudeverandering ten opzichte van genotmiddelen. Beide programma’s richten zich op leerlingen en op hun ouders.
11
Speerpunt Overgewicht (bewegen en voeding) Overgewicht is een prioriteit in de gezondheidsnota Kiezen voor gezond leven van de rijksoverheid, waaraan ook gemeenten veel aandacht dienen te schenken. Mensen met overgewicht hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van chronische aandoeningen zoals diabetes, hart- en vaatziekten en aandoeningen van het bewegingsapparaat. Grootte van het probleem Er zijn verschillende oorzaken te noemen voor het ontstaan van overgewicht. De belangrijkste is een disbalans tussen energie-inname (voeding) en energieverbruik (lichamelijke activiteit). Een kleine positieve energiebalans leidt over langere perioden al tot grote veranderingen in lichaamsgewicht. Overgewicht en in het bijzonder ernstig overgewicht, ook wel vetzucht of obesitas genoemd, hangen samen met chronische aandoeningen zoals diabetes mellitus type 2 (in de volksmond 'suikerziekte'), hart- en vaatziekten, aandoeningen van de galblaas, aandoeningen van het bewegingsapparaat en verschillende vormen van kanker. Daarnaast houdt overgewicht verband met een relatief groot verlies aan kwaliteit van leven. Op bevolkingsniveau heeft in 2006 51% van de Groningers overgewicht. Vanaf 1990 betekent dat een toename van bijna 1% per jaar (figuur 2). Figuur 2 Trend in overgewicht bij volwassenen in de provincie Groningen 1990-2006 1990
17 19
31 27 30
19-34 jaar
37 38
42
48 49
35-49 jaar
1994
1998
51 50
55
61 62
2002
2006
58 54 56
50-64 jaar
62
66 43 37 40
65+ jaar
49 51
Totaal
Doelgroep ? Jeugdigen (0-4 jarigen, 4-12 jarigen, 12-19 jarigen) ? Volwassenen (inclusief 50+-ers) ? Mensen met een laag inkomen en/of lage opleiding Wat willen wij bereiken? Preventie van overgewicht richt zich zowel op het voorkómen van het ontstaan van overgewicht als op het voorkómen dat mensen die al overgewicht hebben verder toenemen in gewicht. Een effectieve aanpak van overgewicht richt zich niet alleen op voorlichting over gezond eten en voldoende beweging. Ook kan de fysieke en sociale omgeving zo worden ingericht, dat die uitnodigt tot bewegen en een gezond voedingspatroon stimuleert. Dit betekent het beïnvloeden van verschillende ‘settings’: thuis, op school, op het werk en in de wijk. Het volgende willen wij bereiken: ? Het percentage volwassenen met overgewicht moet niet stijgen. ? Het percentage jeugdigen met overgewicht moet dalen. Wat gaan wij daarvoor doen? Een belangrijke invalshoek voor preventie van overgewicht is bewegingsstimulering. Dit kan op verschillende manieren. Sport is hierbij een voor de hand liggend instrument, maar er zijn ook mogelijkheden bij het inrichten van de samenleving. Zo kan bij het herinrichten van de woonomgeving rekening worden gehouden met beweging danwel fietsbeleid (zoasl veilige
12
fietsroutes naar school). Een tweede invalshoek is het stimuleren van gezonde voeding, zoals gezond kantinebeleid op scholen en in sportaccommodaties. In de eerste plaats zijn mensen zelf verantwoordelijk voor een goede balans tussen eten en bewegen. Het is echter lang niet altijd makkelijk om de gezonde keuze te maken. De rijksoverheid heeft, samen met levensmiddelenindustrie, horeca, werkgevers, zorgverzekeraars en sportorganisaties, het Convenant Overgewicht opgesteld. Prioriteiten zijn onder andere een beter vindbaar aanbod van gezonde voeding in de supermarkt en gezondere schoolkantines op middelbare scholen.
Tommie Al in het overdrachtsdossier van het Consultatiebureau stond het: Tommie is wel erg stevig voor zijn leeftijd. Maar bij het eerste contactmoment van jeugdverpleegkundige Ina op de basisschool – Tommie was toen bijna zes – noteerde haar assistente al in plaats van ‘stevig’ een Queteletindex van ruim 29, zeg maar ‘dik’. In een gesprek met de moeder kaart Ina het overgewicht van Tommie aan. Moeder zegt dat er toch niets aan te doen is: ‘het zit nu eenmaal in de familie, mijn pa woog toen hij stierf op z’n 58e meer dan 110 kilo’. Ina is het daar niet mee eens en bespreekt de mogelijkheden om het zover met Tommie niet te laten komen. Behalve een radicale wijziging van het voedingspatroon en een verwijzing naar de huisarts (die later doorverwijst naar een diëtist) adviseert ze ook om Tommie in beweging te krijgen. Dat lijkt hem wel wat, want hij wou toch al maanden op voetbal. De gemeentelijke inzet zal zich met name richten op het promoten van bewegen en op het faciliteren van mensen zodat bewegen niet wordt belemmerd door financiële hindernissen of andere obstakels. ?
Het uitvoeringsprogramma voor bewegen vloeit voort uit de gemeentelijke nota sportbeleid. Op dit moment wordt in Eemsmond actief gewerkt aan de uitvoering van de BOS-impuls.
?
Begin 2008 is gestart met het project Gezonde Gruiten, waarbij de gemeente in het basisonderwijs groente en fruit aanbiedt om zo kinderen te leren dat groenten en fruit niet alleen gezond, maar ook lekker zijn.
?
Bewegingsstimulering wordt gerealiseerd via het Groninger Sport Model dat ertoe leidt dat er meer uren bewegingsonderwijs wordt gegeven binnen het basisonderwijs.
?
Daarnaast leiden activiteiten als de sportpas en het aanbieden van sportclinics tot een grotere toegankelijkheid van het sportaanbod in onze gemeente. Hetzelfde geldt voor het stimuleren van sportparticipatie van jongeren via de financiële regeling die in het gemeentelijk armoedebeleid is opgenomen.
?
Het is uiteraard belangrijk dat er ook activiteiten voor volwassenen worden ontwikkeld. In de nieuwe nota sportbeleid wordt dit onderwerp verder uitgewerkt.
?
Een specifiek onderdeel kan hier nog worden genoemd: valpreventie voor ouderen. In het kader van het voorkomen van valongelukken biedt Thuiszorg Groningen de cursus ‘In balans’ aan. Deze cursus is bedoeld voor 65-plussers die de kans op een val kleiner willen maken. Thuiszorg Groningen werkt samen met het Huis van de Sport Groningen (HvdSG) voor de uitvoering van deze cursus. Het programma combineert gezondheidsvoorlichting en bewegen, dit laatste onder leiding van een Meer Bewegen voor Ouderen (MbvO)docent. Tijdens de cursus komen onder andere bewegen en gezondheid, actieve leefstijl en veiligheid in en om huis aan bod. Bij voldoende belangstelling kunnen we een kortdurend of doorlopend beweegprogramma als vervolg uitvoeren onder leiding van een MbvO-docent.
13
Speerpunt Overmatig alcohol- en drugsgebruik Overmatig alcohol- en drugsgebruik brengt veel gezondheidsrisico’s en maatschappelijke problemen met zich mee. Onderzoek toont aan dat de Nederlandse jongeren behoren tot de stevigste drinkers van Europa. Een ontwikkeling die zorgelijk is. Uit de quick scan alcohol en drugs blijkt dat jongeren in onze gemeente ook veel alcohol gebruiken. Grootte van het probleem: overmatig alcoholgebruik Niets is zo algemeen maatschappelijk geaccepteerd als de consumptie van het genotmiddel alcohol. Uit gezondheidsoogpunt is daar op zich weinig bezwaar tegen, mits met mate gebruikt. En juist daar ontstaan de problemen. Alcoholafhankelijkheid behoort tot de top 10 van gezondheidsproblemen. In de provincie Groningen is 43 % van de mannen tussen de 19 en 34 jaar te typeren als zware drinker. Onder jongeren is het beeld in de provincie Groningen niet anders dan in de rest van Nederland. Het drinken van alcohol op jonge leeftijd is schadelijk voor de gezondheid en kan bijvoorbeeld leiden tot hersenbeschadiging. Ouders zijn steeds gemakkelijker geworden over het drankgebruik van hun kinderen. Zij kennen de schadelijke gevolgen van alcohol meestal niet, en weten vaak niet goed hoe zij in de opvoeding met alcoholgebruik van hun kinderen moeten omgaan. Figuur 3. Overmatig alcoholgebruik in 2006 naar leeftijd en geslacht provincie Groningen (%)
Mannen
Vrouwen
overmatig gebruik >=6 glazen >=1x per week 1x of vaker >= 5 glazen per keer per maand
overmatig gebruik >=6 glazen >=1x per week 1x of vaker >= 5 glazen per keer per maand
76 54 43
41
22
39 22 15
21 15
1715
6
6 4 14 jr
16 jr
19-34 jr 35-49 jr 50-64 jr
65+
Totaal 19+
14 jr
16 jr
11
16 8
4
4
19-34-jr 35-49 jr 50-64 jr
5
9 1
65+
5
Totaal 19+
Grootte van het probleem: drugsgebruik Een belangrijke doelstelling in het Nederlandse drugsbeleid is het voorkomen van (problematisch) gebruik. Om dit doel te bereiken ondersteunt de overheid voorlichtings- en preventie-activiteiten. Ten aanzien van de bestaande gebruikers is het beleid gericht op beperking van gezondheidsrisico’s, ook wel harm reduction genoemd. Voor afkicken biedt de verslavingszorg mogelijkheden. In gevallen waarin een drugsvrij bestaan op korte termijn niet haalbaar is, wordt gestreefd naar een verbetering van de levensomstandigheden van de gebruiker. Bij heroïnegebruikers gebeurt dit bijvoorbeeld door een ‘onderhoudsdosis’ methadon (of een ander middel zoals buprenorfine) te verstrekken en te zorgen voor schone spuiten. De overheid probeert ook de maatschappelijke overlast door probleemgebruikers terug te brengen. Daarbij is nadruk komen te liggen op drang: verslaafden die geregeld met de politie in aanraking komen, kunnen kiezen tussen 'straf of behandeling'. Sinds 1 april 2001 zijn er ook mogelijkheden voor dwang: verslaafden waarbij drang niet helpt, worden in de gevangenis gedwongen af te kicken. Of deze aanpak werkt, moet de komende jaren blijken. Vooralsnog staat de effectiviteit van drang en dwang in de verslavingszorg niet vast.
14
Uit de quickscan komt naar voren dat ongeveer een kwart van de jongeren de voorgaande drie maanden cannabis heeft gebruikt (hash en wiet). Er is een verschil tussen de dorpen: in Roodeschool en Uithuizen zit blowen niet in de taboesfeer, in de andere dorpen geldt sterker dat blowen wordt afgewezen. De leeftijd waarop jongeren beginnen met blowen wordt steeds lager, uit de gegevens komt de leeftijd 13/14 jaar naar voren. Blowen vindt met name op straat plaats, in de jeugdsozen wordt niet geblowd. Ruim zes procent van de geënquêteerde jongeren heeft ervaring met cocaïne, drie procent heeft deze drug zelfs recent gebruikt. Landelijk liggen deze percentages op twee procent en nihil. Het gebruik in Eemsmond vindt met name plaats in de zogenaamde hardcoregroep en dan bij de wat oudere jongens. Zowel de professionals als de hulpverlening maken zich zorgen over het cocaïnegebruik onder jongeren. XTC wordt op een iets grotere schaal gebruikt dan cocaïne, het gebruik van speed komt overeen met dat van cocaïne. Het aantal personen in onze gemeente dat bekend is bij de verslavingszorg is, vergeleken met de rest van de provincie, laag (1,3 per 1000 inwoners). Dit betreft personen met zowel alcohol als drugsproblematiek. Doelgroep ? Jongeren ? Ouders Wat willen wij bereiken? Het kabinet wil de komende vier jaar het alcoholgebruik op jonge leeftijd voorkomen, vooral onder 16 jaar. Daarnaast richt het kabinet zich op de preventie van schadelijk en overmatig alcoholgebruik van oudere jongeren en probleemdrinkers. Ons lokaal beleid dient zich hierop aan te sluiten. Het volgende willen wij bereiken: ? Preventie van alcoholgebruik onder jongeren. ? Preventie van drugsgebruik onder jongeren. Wat gaan wij daarvoor doen? Het is van belang om de problematiek integraal te benaderen door de belangrijke invalshoeken van alcohol- en drugsbeleid te combineren: gezondheidsbeleid/jeugdbeleid en openbare orde & veiligheid. Vanuit meerdere beleidsterreinen is er, vanuit verschillende gezichtspunten, belang bij het terugdringen van de nadelige gevolgen van alcohol- en drugsgebruik. Hiervoor gaat de gemeente de volgende activiteiten ontplooien: ? Het stimuleren van preventieprogramma’s in het onderwijs dat zich richt op zowel de jeugd, als hun ouders en de professionals werkzaam binnen het onderwijs (Ik wait wat ik dou en Gezonde school en genotmiddelen). ?
Zorgen voor een integrale aanpak via het overleg dat plaatsvindt in de gemeentelijke werkgroep Jeugd en Veiligheid.
?
Bij de evaluatie van het horecaconvenant wordt onderzocht in hoeverre de leeftijd waarop jongeren alcohol mogen kopen kan worden verhoogd van 16 jaar naar 18 jaar.
15
Speerpunt Diabetes Grootte van het probleem In Nederland hebben meer dan 600.000 mensen diabetes, elk jaar komen er ruim 70.000 bij. Het RIVM voorspelt dat het aantal personen met diabetes tussen 2005 en 2025 met een derde toeneemt (32,5 procent). Bovendien hebben naar schatting 250.000 mensen de ziekte al zonder dat ze het weten, met als gevolg: meer kans op complicaties bij de ziekte. De groei van diabetes komt vooral door demografische ontwikkelingen zoals veroudering van de bevolking en steeds zwaardere mensen in alle leeftijdsgroepen. De verontrustende toename van (vooral ook jongere) diabetespatiënten, bedreigt de vitaliteit van de samenleving en heeft ook economische gevolgen, bijvoorbeeld voor de arbeidsmarkt, en de betaalbaarheid van de zorgsector. Diabetes is een ernstige chronische ziekte. Zonder een passende leefstijl en goede behandeling krijgen veel patiënten complicaties, waaronder hart- en vaatziekten, blindheid, aantasting van de nieren en het zenuwstelsel en soms amputaties. Preventie kan de kans op diabetes verminderen en complicaties voorkomen. Op landelijk niveau wordt de komende jaren het bestaande diabetesactieprogramma 2005- 2009 verder uitgevoerd en uitgebreid. De oorspronkelijke opzet van dit programma is gericht op de verbetering van zorg van mensen die al diabetes hebben. Aan dit diabetesactie-programma zal een nieuw programma worden toegevoegd, namelijk het nationaal diabetes preventie programma. De Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) zal op basis van de lopende voorlichtingscampagne Kijk op Diabetes samen met de partijen die al aan de campagne deelnemen het nationaal diabetes preventie programma ontwikkelen. Dit programma bevat algemene publieksvoorlichting en een meerjarige campagne voor groepen met een hoog risico. Dat zijn mensen boven de 45 jaar met overgewicht, mensen met een lage sociaal-economische status en mensen van Hindoestaanse, Marokkaanse en Turkse afkomst. Dit programma ontwikkelt ook leefstijlinterventies. Verder zal voorlichting en educatie gegeven worden aan mensen die al diabetes hebben. Doelgroep: ? Kinderen ? Mensen boven de 45 jaar met overgewicht ? Mensen met een lage sociaal-economische status Wat willen wij bereiken? Het volgende willen wij bereiken: ? Een goede samenhang tussen preventie en curatie in het hierboven beschreven diabetesprogramma door lokale betrokkenheid. ? Activiteiten dienen aan te sluiten bij de jeugdgezondheidszorg of bij de lokale gezondheidsprogramma’s: zo zullen de mogelijkheden in kaart gebracht worden om diabetes op te sporen bij kinderen met een te hoge Body Mass Index of andere risicofactoren voor diabetes. Wat gaan wij hiervoor doen? ? In overleg met de stichting JGZ en de GGD zullen wij nagaan in hoeverre kinderen met risicofactoren voor diabetes tijdens de contactmomenten van het basistakenpakket JGZ 0 -19 opgespoord kunnen worden waarna zij, en met name hun ouders, extra voorlichting krijgen over de gevaren van diabetes. ? Onderzoeken of het consultatiebureau voor ouderen (zie speerpunt psychosociale problematiek) hier een rol kan spelen voor de doelgroep ouderen.
16
Speerpunt Psychosociale problematiek Volgens de WHO zal rond 2020 depressie volksziekte nummer 1 zijn. Reden waarom het ministerie van VWS depressie als één van de vijf speerpunten heeft benoemd. In deze nota kiezen wij ervoor om depressie en eenzaamheid samen te beschrijven onder de noemer ‘psychosociale problematiek’. Grootte van het probleem: psychisch welbevinden Uit een groot landelijk onderzoek blijkt dat twee op de vijf volwassenen ooit in hun leven een of andere psychische stoornis heeft gehad. Depressie is een van deze psychische stoornissen. Depressie wordt gekenmerkt door een sombere stemming en interesseverlies. Maar er zijn meer klachten die een verstorende invloed hebben op iemands functioneren, zoals een ontregelde slaap, energiegebrek, problemen met de concentratie, toename of verlies van eetlust, piekeren over de dood en suïcide. Depressie kent een ongunstig verloop en kan meermalen in iemands leven terugkeren. Het psychisch welbevinden (zie figuur 4) geeft een indicatie voor zowel angst als depressie. Eenzaamheid en gepest worden kunnen voorstadia zijn van psychische ongezondheid. Gepest worden is een van de belangrijkste voorspellers voor psychosociale problematiek bij kinderen. Drievijfde van de leerlingen (2004) in het basisonderwijs geeft aan in het afgelopen schooljaar wel eens gepest te zijn. In 2004 geeft 18% van de VO -leerlingen aan in de afgelopen drie maanden wel eens gepest te zijn. Van alle leerlingen in het basisonderwijs is 16% het afgelopen schooljaar regelmatig tot vaak gepest tegenover 4% in het voortgezet onderwijs. Figuur 4: Psychisch welbevinden in de afgelopen vier weken naar regio (%), GGD 2006. Gezond Stad Groningen
Licht ongezond 78
Matig ongezond
Ernstig ongezond 15
4 3
Westerkwartier
85
10
4 1
Noord-west
85
10
3 2
Noord-oost
86
10
3 2
Haren
89
7
Hoogezand
78
Centrum-oost
78
13
6
2
Oldambt
80
13
6
2
Zuid-oost
81
Provincie Groningen
81
13
13 6
12 12
3
3 4 4 2
Grootte van het probleem: eenzaamheid Eenzaamheid komt voor in alle lagen van de bevolking, maar vooral bij ouderen, alleenstaanden en mensen met psychologische of psychiatrische problemen. Vrijwilligers spelen een belangrijke rol bij de ondersteuning en het weer op gang helpen van mensen die in een isolement zitten. Uit onderzoek wordt steeds duidelijker dat mensen die last hebben van eenzaamheid grotere gezondheidsrisico's lopen dan mensen die zich niet eenzaam voelen. Het afweersysteem is aantoonbaar slechter. Mensen die last hebben van eenzaamheid voelen zich in het algemeen ook minder gezond. Uit de gezondheidsenquête 2006 blijkt dat meer dan de helft van de 75 plussers zich in min of meerdere mate eenzaam voelt. Logischerwijs is het percentage eenzame mensen bij
17
alleenstaande ouderen het hoogst. Maar ook van de mensen tussen 19 en 75 jaar geeft nog steeds 35 tot 45% aan matig tot ernstig last te hebben van eenzaamheid, 7 % is zelfs ernstig eenzaam. Sinds de vorige enquête uit 2002 is dit beeld ongeveer gelijk gebleven. Figuur 5. Mate van eenzaamheid naar regio niet Stad Groningen
matig
ernstig
zeer ernstig
58
35
60
Westerkwartier
35
Noord-west
57
36
Noord-oost
58
33
Haren
56
37
Hoogezand
54
Centrum-oost
54
Oldambt
52
Zuid-Oost Provincie Groningen
5 3
38 36
57
4 3 6
3 3 3
4 6
42
54
3 2
4 4 4 1
41
22
36
4 3
Eenzaamheid is een moeilijk probleem. Vooral de maatschappelijke factoren zijn niet zo gemakkelijk te beïnvloeden. Eenzaamheid is vooral bij ouderen een ernstig gezondheidsprobleem. In de provincie Groningen zijn verschillende organisaties actief op het gebied van eenzaamheid. Mantelzorg is hier een van de ondersteunende interventies. In onze provincie vormen 63.000 mantelzorgers het fundament van de zorg. Doelgroep ? Ouderen Wat willen wij bereiken? Het volgende willen wij bereiken: ? Het verminderen van de psychosociale problematiek onder ouderen. Wat gaan wij hiervoor doen? ? Preventie van psychische ongezondheid wordt ook behandeld in de Wmo-beleidsnota Betrokken bij Eemsmond. ? Omdat eenzaamheid bij ouderen zowel nadere aandacht verdient als ook een eigen aanpak behoeft, is het wenselijk hiervoor een eigen spreekuur in het leven te roepen. Dit dient via het consultatiebureau voor ouderen te gebeuren. Het consultatiebureau voor ouderen is een spreekuur voor ouderen vanaf 60 jaar die willen weten hoe het met hun gezondheid staat en die actief met hun eigen gezondheid en welzijn aan de slag willen. Tijdens het spreekuur kijkt de wijkverpleegkundige samen met de oudere naar zijn/haar gezondheid en welzijn en wat de oudere kan doen om gezond te blijven en om gezondheidsrisico’s en -klachten te verminderen. Samenwerking met huisartsen, die daarvoor een positieve attitude ten opzichte van het seniorenspreekuur moeten hebben, is van groot belang. Het consultatiebureau voor ouderen (CbO) is een multidisciplinaire consultatie, waarbij diverse facetten van actief en gezond ouder worden aan de orde komen zoals sociaal, lichamelijk, psychisch, cognitief functioneren en kwaliteit van leven. Het CbO is een vorm van systematische preventie. Ouderen bezoeken het CbO meerdere keren, om zo de gezondheid te kunnen volgen.
18
Doel van het CbO is dat ouderen zich meer bewust worden van hun gedrag en dat (zo nodig) aanpassen en tevens beter de weg weten te vinden naar de diverse welzijns- en zorgvoorzieningen. Het CbO wil bereiken dat de oudere meer de regie neemt over zijn of haar leven, beter inzicht heeft in de eigen gezondheid en hoe die te bevorderen. Thuiszorg Groningen biedt het consultatiebureau voor ouderen als dienst aan. Zij doen dit op basis van co-financiering: de gemeente betaalt de helft mee.
19
Speerpunt Seksuele gezondheid Seksualiteit en veilig vrijen blijft - met name voor jongeren - een spannend maar lastig probleem. Weliswaar stijgt het aantal gevallen van seksueel overdraagbare aandoeningen niet langer sterk, maar het aantal abortussen neemt de laatste jaren wel toe. De GGD ziet hier een duidelijk verband met het feit minder dan de helft van de jongeren bij het vrijen altijd een condoom gebruikt. Grootte van het probleem Er is de laatste jaren een toenemend probleem in de provincie Groningen op het terrein van seksuele gezondheid. Er is een stijging van chlamydia en syfilis besmettingen en een toename van HIV-besmettingen. Verder is er een toename van het aantal ongewenste zwangerschappen en abortussen. Uit onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van mensen met seksuele problemen geen hulp weet te vinden, terwijl ze dat graag zouden willen. Jongeren hebben op jongere leeftijd seks. De gemiddelde leeftijd is momenteel 14 jaar voor het hebben van gemeenschap. Opvallend is dat slechts 40% van de Groningse jongeren structureel een condoom gebruikt. Figuur 6. Seksueel gedrag bij jongeren 14-16 jaar naar geslacht in 2004 (%) Ervaring met geslachtsgemeenschap 69
jongens
66
Condoomgebruik(%) jongens
meisjes
64
meisjes
55 45 36
20 9
nooit
4
1 keer
11 10
een paar keer
11
regelmatig
altijd
niet altijd
Twee vijfde (42%) van de jongeren gaf aan bij de laatste keer géén condoom te hebben gebruikt bij de geslachtsgemeenschap. Minder dan de helft van de jongeren zei altijd een condoom te gebruiken en zij lopen dus een kleinere kans op overdracht van een seksueel overdraagbare aandoening ( SOA). De meest genoemde redenen om geen condoom te gebruiken waren: ‘de pil of een ander voorbehoedsmiddel werd gebruikt’, ‘we hadden vaste verkering’ en ‘we vertrouwden elkaar’. Over SOA bestaan bij de jeugd veel misverstanden: 38% van de jongeren dacht dat door gebruik van de ‘pil’ de kans op het krijgen van een SOA wordt verkleind; 21% dacht dat de meeste SOA vanzelf weer overgaan; 11% dacht dat je geen SOA hebt zonder dat je het zelf ook weet. De kennis over SOA is lager in het VMBO. Doelgroep ? Jongeren (VMBO-leerlingen in het bijzonder) ? Allochtonen ? Laag opgeleide vrouwen Wat willen wij bereiken? Het volgende willen wij bereiken: ? De beschikbaarheid van condooms vergroten. ? Uitbreiding seksuele vorming op jonge leeftijd (vanaf groep 7/8 basisschool). Wat gaan wij hiervoor doen? SOA/HIV-preventie alleen lijkt niet voldoende. Er zal veel meer een verbinding moeten worden gelegd met seksuele gezondheid in het algemeen. Het condoomgebruik zal drastisch omhoog
20
moeten. Bij maatregelen zouden we, waar mogelijk, gebruik moeten maken van de nieuwe media om aan te sluiten bij de leefwereld van de jeugd. Mogelijke partners zijn: de GGD, gezondheidscentra, jongerenwerk, SOA Aids Nederland. ?
Beschikbaarheid van condooms in openbare ruimtes, horeca en dergelijke bevorderen.
?
Spreekuren seksuele voorlichting in het toekomstige Centrum voor Jeugd en Gezin (tot die tijd in combinatie met de schoolspreekuren van de GGD in het voortgezet onderwijs); laagdrempelige consultatie over onder andere anticonceptie en veilig vrijen.
21
Speerpunt Binnenmilieu Luchtverontreiniging, geluid, binnenmilieu, UMTS en GSM, stank en bodemverontreiniging: allemaal milieufactoren die gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen. Zij leiden tot ongerustheid, hinder en ziekte. Blootstelling aan geluid bijvoorbeeld kan hinder en slaapverstoring veroorzaken. Dit geldt zowel voor stedelingen als plattelandsbewoners. Indirect kan geluid -door stress- leiden tot een verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten. Lawaai is in alle Groninger gemeenten een belangrijke bron van hinder, omdat bijna de helft van de inwoners (enige tot ernstige) hinder ervaart van een of meer geluidsbronnen. Bij lawaaihinder gaat het vooral om gemotoriseerd verkeer in woonwijken, brommers en scooters en burengerucht. Ook ongerustheid kan leiden tot gezondheidsklachten, zoals hoofdpijn, hoge bloeddruk en concentratiestoornissen. Communicatie over mogelijke milieu-gezondheidsrisico’s kan onnodige ongerustheid relativeren. Bij het onderwerp milieu valt de meeste gezondheidswinst te behalen op beleidsterreinen buiten het volksgezondheidsbeleid. Denk hierbij aan ruimtelijke plannen, verkeer en milieuthema’s als geluid en luchtverontreiniging. Alleen rekening houden met wettelijke normen beschermt de gezondheid niet in de volle breedte. De laatste jaren komt er steeds meer aandacht voor de invloed van het binnenmilieu op de gezondheid. De meeste mensen brengen gemiddeld niet meer dan 30 % van hun tijd buiten de deur door. De rest van de tijd zijn ze binnen. Dat lijkt comfortabel en gezond maar toch is er een probleem. De binnenlucht is met name in goed geïsoleerde woningen en gebouwen flink verontreinigd. Grootte van het probleem De binnenlucht is doorgaans meer verontreinigd dan de buitenlucht. Een slecht binnenmilieu in woningen kan hoofdpijn, vermoeidheid en irritatie van ogen, neus en keel veroorzaken. Ook kan het op langere termijn leiden tot een allergie, astma, beroerte, hartinfarct, infectie of longkanker. Verontreinigde binnenlucht wordt vaak onvoldoende afgevoerd, omdat woningen moeten voldoen aan de norm voor energiezuinigheid en goed geïsoleerd zijn. De ventilatie schiet dus over het algemeen tekort. Het binnenmilieu in scholen is vaak ongunstig als gevolg van de beperkingen van het gebouw en door het gebruik, zoals onvoldoende ventileren. Dit leidt tot meer ziekte en verminderde leerprestaties. Ook het binnenmilieu in kinderdagverblijven is vaak ziekmakend. Net als in scholen is de lucht in kinderdagverblijven vaak bij zonneschijn te warm. In te koude slaapkamers trekt vocht in matrassen, wat aantrekkelijk is voor schimmels en huisstofmijten. Het binnenmilieu in discotheken is wat betreft het geluid schadelijk als de bezoekers meer dan 40 uur per week aan dit geluid zijn blootgesteld. De werkgever is hierin verantwoordelijk richting haar werknemers. De bezoekers zullen zo’n vijf à zes uur per week aan het geluid zijn blootgesteld. Daarnaast brengen de bezoekers vrijwillig een bezoek aan de discotheek; de gemeente heeft hierin geen verantwoordelijkheid. Binnen het lokaal gezondheidsbeleid geven wij derhalve geen aandacht aan het onderwerp geluidsoverlast binnen discotheken. Wél zal in gesprekken met de verantwoordelijke personen worden gewezen op de verantwoordelijkheden van de desbetreffende personen.
22
Figuur 7: CO2 -gehalte, als ventilatiemaat, op 8 scholen in relatie tot adviesnorm (rode lijn), GGD ‘06. CO2-gehalte
4000
3000
2000
1000
0 1a
1b
2a
2b
3a
3b
4a 4b 5a 5b 6a School en lokaalaanduiding
6b
7a
7b
8a
8b
Doelgroep ? Scholen ? Kinderdagverblijven ? Goed geïsoleerde woningen/gebouwen Wat willen wij bereiken? Het volgende willen wij bereiken: ? De factor ‘gezondheid’ een grotere rol laten spelen in ons milieubeleid en de ruimtelijke ontwikkeling. Daarbij dient gezondheid in een vroeg stadium van de planvorming een rol te spelen. Wat gaan wij hiervoor doen? ?
Bij planvorming voor nieuwbouw, grote infrastructurele of herstructureringsprojecten wordt het thema gezondheid in een vroegtijdig stadium meegenomen om een gezondheidkundige afweging mogelijk te maken. Hiervoor staan diverse instrumenten tot onze beschikking, zoals de Gezondheidseffectscreening (GES) en Strategische milieubeoordeling (SMB);
?
Om te voldoen aan het verdrag van Aarhus realiseren we een milieu-informatiepagina op de gemeentelijke website en verstrekken we actief informatie bij geconstateerde of te verwachten ongerustheid over milieugezondheidsrisico’s;
?
Stimuleren dat bij nieuwbouw of renovatie een Programma van Eisen wordt gehanteerd dat is gebaseerd op het concept ‘Gezondere Woning’ van BAM/Senter Novem;
?
Voorlichting geven aan scholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven over het binnenmilieu;
?
Bij nieuwbouw en renovatie van scholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven rekening houden met het binnenmilieu.
Samen met de milieuambtenaar zal dit speerpunt verder uitgewerkt worden. De kosten hebben betrekking op de voorlichting. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van voorlichtingsmateriaal van de GGD.
23
Anita Juf Anita werkt sinds een half jaar op basisschool ‘Vergeetmijnietje’. De laatste tijd heeft ze na een dag in de klas steeds meer last van hoofdpijn. Met een aspirientje houdt ze het wel vol, maar ze maakt zic h wel zorgen – ze was altijd zo gezond! Op een dag vertelt de moeder van de kleine Marjolein haar dat haar dochter vaak benauwd is. Niet alleen in hun nieuwbouwhuis, maar ook als ze thuis komt van school. En dan herinnert Anita zich een uitzending van Netwerk waarin werd gezegd dat het binnenklimaat in de klas vaak slecht is en dat daardoor op latere leeftijd ernstige gezondheidsproblemen kunnen ontstaan. Ze bespreekt haar vermoeden in de wekelijkse docentenvergadering en dan blijkt dat ze niet de enige is met gezondheidsklachten. Als de GGD een paar weken later metingen verricht slaat de CO2-meter ver uit. Op advies van de milieukundige komt er een mechanisch luchtverversingssysteem en dat help onverwacht goed. En die kleine Marjolein… die voelt zich heel wat beter, ook al omdat haar moeder thuis wat vaker het raam op een kiertje open laat staan!
En dan nog even dit… Hierboven beschreven we wat we willen doen om de gezondheid van onze burgers zo goed mogelijk te bevorderen en te beschermen. Soms is dat niet genoeg en gaat het mis. De laatste jaren worden we steeds meer geconfronteerd met gevallen van acuut hartfalen, bijvoorbeeld op het sportveld. Dan bieden onze investeringen in het voorkomen van ongezondheid geen soelaas en moet er acuut worden ingegrepen om een leven te redden. Om deze reden willen wij overgaan tot de plaatsing van hartdefibrilatoren in onze gemeente. Hoe we hier invulling aan zullen geven zal in een aparte nota over defibrilatoren aan de gemeenteraad worden voorgelegd.
24
Financiën en planning Hier volgt een overzicht van de voorgestelde activiteiten. Per speerpunt is aangegeven wat wij willen doen, wat dit kost en of dit al dan niet onderdeel uit maakt van de gemeentelijke begroting.
Speerpunt
2008
2009
2010
2011
In begroting:
Trekker
Partners
Uitvoering
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
Gemeente
Betrokken afdelingen binnen de gemeente, Onderwijsorganisaties, Sportverenigingen en Consultatiebureau.
43751
8750
8750
8750
Gemeente
Kies voor Hart en sport
670
670
670
Rijksbijdrage preventief jeugdbeleid BOS-impuls
Betrokken afdelingen binnen de gemeente, Onderwijsorganisaties, Sportverenigingen, Consultatiebureau, Voedsel en Warenautoriteit Onderwijs
Gemeente
Onderwijs
Huis voor de Sport en GGD
Overgewicht BOS-impuls
43.000
43.000
43.000
Gemeente
Gezonde Gruiten
1500
1750
2000
BOS-impuls (t/m 2010) Onderdeel van de BOS-impuls; uitgaande van groei aantal deelnemende scholen
Jeugd en jeugdvoorzieningen Onderwijs
Huis voor de sport en GGD Huis voor de Sport en GGD
Roken Afstemmingsafspraken interne en externe parterns met als doel: jeugd begint niet met roken en voorkomen dat kleine kinderen meeroken. Preventieprogramma’s BO en VO onderwijs
Gemeente
GGD en VNN
25
Speerpunt
2008
2009
2010
2011
In begroting:
Trekker
Partners
Uitvoering
Groninger Sportmodel
5400
PM
PM
PM
Gemeente
Onderwijs, Huis voor de Sport
Vakleerkrachten bewegingsonderwijs
Valpreventie voor ouderen
7502
1500
1500
1500
Onderdeel van de BOS-impuls: gemeentelijke besluitvorming over vervolg vindt plaats in 2008. Overige gezondheidszorg
Gemeente
Huisartsen, thuiszorgorganisaties, ouderenorganisaties
Thuiszorg Groningen en Huis voor de Sport
Activiteiten voor volwassenen in sportbeleid Sportparticipatie via minimabeleid
PM
PM
PM
PM
PM
PM
PM
PM
Onderdeel van het budget Bijzondere bijstandsverlening
Gemeente
Sportverenigingen
Gemeente
nvt
nvt
nvt
nvt
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
Zie onder speerpunt Roken Onderdeel reguliere werkzaamheden
Gemeente
Onderwijs, GGD, VNN, Politie, Bureau Halt, Bureau Jeugdzorg, Gemeentelijke afdelingen
Onderwijs, GGD, VNN, Politie, Bureau Halt, Bureau Jeugdzorg, Gemeentelijke afdelingen
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
Onderdeel reguliere werkzaamheden
Gemeente
Middenstand, Politie
PM
PM
PM
PM
Onderdeel regulieren werkzaamheden
Gemeente
GGD, Stichting JGZ 0 – 4 jaar, Consultatiebureau voor ouderen
Overmatig alcohol- en drugsgebruik Preventieprogramma’s BO en VO onderwijs Werkgroep Jeugd en Veiligheid
Evaluatie Horecaconvenant Diabetes Signaleren kinderen en ouderen met risicofactoren
Gemeente
Schoolartsen, Consultatiebureaus
26
Speerpunt Psychosociale gezondheid Consultatiebureau voor ouderen (1* 2 weken) Seksuele gezondheid Beschikbaarheid condooms in openbare ruimte bevorderen Spreekuur seksuele gezondheid in CJG
2008
2009
2010
2011
In begroting:
Trekker
Partners
Uitvoering
3500
3500
3500
3500
Overige gezondheidszorg
Gemeente
Thuiszorg Groningen
Thuiszorg Groningen
PM
PM
PM
Overige gezondheidszorg
Gemeente
GGD
GDD
Planning en kosten is afhankelijk van realisatie CJG (onderdeel Wmo)
Gemeente
Afhankelijk van realisatie CJG
Afhankelijk van realisatie CJG
Binnenmilieu In overleg met de Gemeente Peuterspeelzalen, milieuambtenaar zullen Onderwijs, de activiteiten nader Kinderopvang, ingevuld worden Woningbouwcorporaties 1 In 2008 subsidieert de provincie de helft van het bedrag in het kader van Jeugd en Veiligheid 2 In 2008 kan van het aanbod van Thuiszorg Groningen gebruik worden gemaakt op basis van co-financiering
27
BIJLAGE GGD-basistaken vanuit WCPV Iedere gemeente is volgens de WCPV (Wet collectieve preventie volksgezondheid) verplicht een GGD in stand te houden. Individuele uitvoering van deze verplichting door een gemeente zou echter inefficiënt zijn en leiden tot onevenredig hoge kosten. De 25 Groningse gemeenten nemen daarom deel aan de ‘Gemeenschappelijke regeling Hulpverlening en Openbare Gezondheidszorg Groningen’. In deze regeling wordt de uitvoering van in ieder geval een groot aantal WCPV- taken bij GGD Groningen neergelegd. In de WCPV zijn zes basistaken geformuleerd: Bevorderingstaken, Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, Medische Milieukunde, Technische Hygiënezorg, Infectieziektebestrijding en Jeugdgezondheidszorg. Binnen de zes basistaken worden productgroepen en producten onderscheiden. Een basistaak kent een uniform gedeelte -producten die alle GGD’en aan alle gemeenten leveren- en een ‘maatwerk’ gedeelte. Hieronder volgt een overzicht van de basistaken. 1. Bevorderingstaken: De GGD bevordert de totstandkoming, de continuïteit van en de samenhang binnen collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg. Onder bevorderingstaken vallen de volgende taken: ? Onderzoek (epidemiologie) De GGD verzamelt en analyseert gegevens over de gezondheidstoestand van de bevolking in de regio. Daarvoor maakt de GGD gebruik van: ? gegevens uit de gezondheidspeilingen jeugd, volwassenen en ouderen, die de GGD elke vier jaar uitvoert onder de bevolking. Deze peilingen geschieden volgens de landelijke werkwijze; ? gegevens uit eigen registraties; ? gegevens uit landelijk onderzoek. Al die informatie levert een beeld op van de gezondheid van de bevolking in de regio en van de aard en omvang van gezondheidsproblemen. ? Beleidsadvisering Gemeenten zijn verplicht eens in de vier jaar hun plannen rond lokaal gezondheidsbeleid te verwoorden. Hiertoe biedt de GGD de gemeenten inzicht in recente ontwikkelingen op gezondheid en zorg, op landelijk en regionaal niveau. Daarnaast adviseert de GGD de gemeenten gevraagd en ongevraagd over gezondheidsaspecten van beleidsbeslissingen en over de aanpak van gezondheidsproblemen. ? Gezondheidsbevordering Gezondheidsbevordering gaat over het bevorderen van een gezonde leefstijl en gezondheidstoestand van de gehele bevolking. Het gaat ook over het creëren van een sociale, economische en fysieke omgeving die gezond gedrag en gezondheid stimuleert. Gezondheidsbevordering heeft betrekking op maatschappelijke vraagstukken die niet via een individuele vraag naar voren komen en is preventief. Gezondheidsbevordering is erop gericht om gedragsgerelateerde gezondheidsproblemen aan te pakken. Het omvat de volgende functies: ? het bevorderen van gezond gedrag van mensen, binnen de context van hun omgeving; ? het bevorderen van een gezonde leefomgeving ? het zorgen voor een goede preventiestructuur. 2. Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) Per 1 januari 2007 zijn de OGGz-taken onderdeel geworden van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), met uitzondering van psychosociale hulpverlening bij rampen. De taken die vanuit de WCPV overgeheveld zijn naar de WMO zijn: ? het signaleren en bestrijden van risicofactoren ? het begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen
28
? het fungeren als meldpunt voor signalen van crisis (of dreiging) ? het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de OGGz-uitvoering. Daarnaast heeft de gemeente Groningen als centrumgemeente voor de maatschappelijke opvang en verslavingszorg extra taken en middelen gekregen aangaande de OGGz-toeleiding. De centrumgemeentetaak wordt uitgevoerd door de GGD. De centrumgemeenterol houdt in dat de gemeenteraad van Groningen bevoegd is besluiten te nemen op dit terrein, maar wel verplicht is dit in overleg te doen met de regiogemeenten. Het beleid en de middelen zijn immers ook voor de burgers van de regiogemeenten bedoeld. De centrumgemeentetaken zijn: ? mensen in problemen signaleren, op te sporen, contact te leggen en contact te houden; ? het toeleiden naar zorg zelf; ? ongevraagde nazorg. 3. Medische milieukundige zorg De GGD bewaakt dat de gezondheid van burgers geen gevaar loopt als gevolg van milieuproblemen. Steeds vaker werkt de GGD als Kenniscentrum Milieu en Gezondheid aan het voorkómen van problemen, bijvoorbeeld door voorlichting over een gezond binnenmilieu. Het Kenniscentrum adviseert interne en externe partners, zowel individuen als organisaties, over te nemen maatregelen en milieugerelateerde vraagstukken vanuit het perspectief van de volksgezondheid. De GGD voert de volgende taken uit: ? het signaleren van ongewenste situatie; ? het adviseren over risico’s, in het bijzonder bij rampen of dreigingen van rampen; ? het beantwoorden van vragen uit de bevolking; ? het geven van voorlichting; ? het doen van onderzoek. 4. Technische hygiëne: ? Technische hygiënezorg De GGD heeft vanuit de WCPV een adviestaak met betrekking tot hygiëne en veiligheid voor kinderopvang, peuterspeelzalen, tattoo en piercing en seksinstellingen. De GGD geeft op basis van vragen advies over mogelijkheden om hygiëne en veiligheid te verbeteren. Soms wordt de GGD ook om advies gevraagd bij de bouw van inrichtingen. ? Technische hygiëneinspectie Per 1 januari 2005 is de Wet Kinderopvang in werking. Gemeenten moeten op basis hiervan hun eigen handhavingsbeleid vaststellen. De nadruk ligt op de kwaliteit van de kinderopvang, waarvan de technische hygiëne een onderdeel is. De Wet Kinderopvang bepaalt dat de GGD in opdracht van de gemeente het toezicht kinderopvang uitvoert. Met de invoering van de wet voert de GGD inspecties uit volgens een nieuwe landelijk geüniformeerde werkwijze en aan de hand van het Handboek Kwaliteit Toezicht Kinderopvang. Op basis van het Warenwetbesluit Tatoeëren en piercen (per 1 juni 2007) inspecteert de GGD ook tattoo en piercinginstellingen. De inspecties van prostitutiebedrijven (voor zover niet vrijwillig) en peuterspeelzalen geschiedt op basis van de gemeentelijke verordeningen en handhavingsnota's. 5. Infectieziektebestrijding De infectieziektebestrijding omvat alle besmettelijke ziekten die een gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van inwoners, inclusief de tuberculosebestrijding en de bestrijding van AIDS en andere SOA’s. De GGD voert de volgende taken uit: ? registreren van meldingen: voor sommige infectieziekten is melding wettelijk verplicht; ? bron- en contactonderzoek: nagaan hoe iemand besmet is geraakt en wie hij of zij vervolgens kan hebben besmet, bijvoorbeeld bij tuberculose; ? het adviseren over maatregelen, zoals een werkverbod voor een patiënt, sluiting of ontsmetting van een gebouw; ? voorlichting, bijvoorbeeld over het voorkomen van besmetting met SOA waaronder Hepatitis B en HIV/ AIDS; ? vaccinatie op kleine of grote(re) schaal; ? voorbereiding op mogelijke grootschalige uitbraken van infectieziekten.
29
6. Jeugdgezondheidszorg Onder jeugdgezondheidszorg verstaan we het bevorderen en bewaken van de gezondheid, groei en de ontwikkeling van jeugdigen van 0 tot 19 jaar. In de per 1 januari 2003 gewijzigde wet staat dat de gemeente zorg draagt voor de uitvoering van de JGZ voor de 0 tot 19 jarigen. De gemeentelijke regie is hiermee per 1 januari 2003 uitgebreid met de leeftijdgroep 0 tot 4 jaar. Er is een basistakenpakket JGZ vastgelegd met een landelijk uniform deel (zonder inhoudelijke, gemeentelijke beleidsvrijheid) en een maatwerk deel (wel beleidsvrijheid). De GGD draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de zorg voor 4-19 jarigen en de Stichting Jeugdgezondheidszorg voor de zorg voor de 0-4 jarigen. In het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg worden de volgende productgroepen omschreven: ? het periodiek bepalen van de gezondheidstoestand, de monitoring en signalering; ? het afstemmen van de zorgverlening op de zorgbehoefte; ? het opsporen van en voorkomen van bepaalde ziekten, screeningen en vaccinaties; ? voorlichting, advies, instructie en begeleiding geven ter verbetering van het gezondheidsgedrag; ? onderkennen en beïnvloeden van gezondheidsbedreigende factoren in de sociale en fysieke omgeving. Relatie tussen de Wcpv en Wmo De Wcpv en de Wmo hebben diverse raakvlakken met elkaar, vooral op het gebied van bevorderingstaken. Je kunt de wetten zien als twee onlosmakelijk met elkaar verbonden pijlers. Overstijgend doel is het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers. De Wcpv begeeft zich vooral op het gebied van primaire en secundaire preventie en heeft ten doel de gezondheid van (nog) gezonde burgers te bevorderen en te beschermen. De Wmo richt zich op secundaire en tertiaire preventie en heeft vooral ten doel burgers met een fysieke, sociale of psychische beperking te laten deelnemen aan de maatschappij. Uit menig onderzoek is gebleken dat mensen die participeren in de maatschappij zich gezonder voelen. Andersom maakt een goede gezondheid in zowel psychisch, sociaal als fysiek opzicht deelname aan de maatschappij weer mogelijk. Gezondheid in brede zin speelt dus een belangrijke rol bij de Wmo. Wanneer mensen een kwalitatief goed leven leiden, zullen zij meer openstaan voor actieve deelname aan en betrokkenheid bij de maatschappij. Beide wetten dragen dan ook bij aan het creëren van een civil society.
30