Beleidsplan Burgerschap & Integratie
1. Inleiding 1.1 Wetgeving Eind 2005 is een (onderwijs)wet aangenomen die scholen vraagt aandacht te besteden aan 'actief burgerschap en sociale integratie'. Centraal staat daarbij "de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. De overheid geeft de kaders aan maar laat scholen verder zelf invulling geven aan het overheidsbeleid. Een vanzelfsprekende positie van burgerschapsvorming in de school vraagt om effectief beleid en een gestructureerde en planmatige aanpak. Over de gebruikte termen actief burgerschap en sociale integratie zegt de minister dat actief burgerschap de bereidheid en het vermogen is om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Onder sociale integratie verstaat ze: een deelname van burgers aan de samenleving, in de vorm van sociale participatie, deelname aan de maatschappij en haar instituties en bekendheid met en betrokkenheid bij uitingen van de Nederlandse cultuur. De minister streeft er daarmee naar om zowel de sociale binding te vergroten als de Nederlandse cultuur centraal te stellen. De minister wijst eveneens op twee andere zaken die een relatie hebben met burgerschap: de Europese eenwording, die vraagt om een vorm van Europees burgerschap, en het alert zijn op de ondermijnende werking van radicalisering en het ontsporen van leerlingen. Europees burgerschap heeft net als het Nederlandse staatsburgerschap een formele basis: het bezitten van deze vormen van burgerschap brengt rechten en plichten met zich mee. Waar de minister spreekt over de samenleving en de gemeenschap gaat het dus ten minste over de Nederlandse en de Europese samenleving. Ten aanzien van de radicalisering kan de conclusie getrokken worden dat deze negatieve vorm van binding met de Nederlandse (en Europese) samenleving vraagt om een adequate, preventieve aanpak. Het belang van de wetswijziging wordt daarmee onderstreept. Ten slotte geeft de minister aan dat het onderwijs hieraan een bijdrage kan leveren, maar het onderwijs doet dit niet alleen of geïsoleerd van andere vormende instituten, waaronder in eerste plaats het gezin. Als uitgangspunt geldt daarom dat scholen manieren zoeken om ouders en de omgeving van de school te betrekken in hun aanpak. Het belang van kennismaking en ontmoeting wordt in dit verband extra benadrukt. Het gaat hierbij om het kennismaken met de samenleving en de ontmoeting van kinderen van verschillende afkomst. Scholen en besturen krijgen hiervoor ruimte, maar eveneens een opdracht: "opdat zij kunnen werken aan onderwijs dat kinderen een optimale start geeft om uiteindelijk als volwaardig democratisch burger in onze samenleving te kunnen functioneren; de school speelt daarbij in op maatschappelijke ontwikkelingen". School moet goed kunnen omgaan met de toenemende individualisering van de samenleving én met onderlinge verschillen tussen leerlingen. De keerzijde van toenemende individualisering is een vermindering van saamhorigheidsgevoel en een afname van sociale cohesie. Als de school werkt vanuit een eigen visie, waar ook de ouders en de leerlingen zich in kunnen vinden, zullen de verschillende geledingen binnen de schoolgemeenschap elkaar eerder als partners zien en samen komen tot onderwijsarrangementen op maat. Aandacht voor normen en waarden en goed burgerschap horen ook bij deze aanpak.
2
1.2 Burgerschap in de kerndoelen primair onderwijs Vanaf 1 sept. 2006 gelden nieuwe kerndoelen voor het primair onderwijs (leeftijdsgroep 4 tot 12). Hierin komt het begrip burgerschap een aantal keren terug. Ook wordt in deze kerndoelen een relatie gelegd tussen (Nederlands) taalonderwijs en succesvolle deelname in de samenleving en aan de sociale functie van taal. Burgerschapsvorming wordt niet gezien als een vak apart, maar als een manier van lesgeven waarbij de leerlingen uitgedaagd worden na te denken over hun rol als burger in de Nederlandse samenleving. Bij burgerschap gaat het om de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap én om daar actief een bijdrage aan te leveren. Ook als "kleine" burger moet je je betrokken voelen bij en verantwoordelijk zijn voor de maatschappij. De betrokkenheid en verantwoordelijkheid die je voor de gemeenschap voelt, zijn een deel van je identiteitsontwikkeling Een directe relatie met burgerschap is in de kerndoelen te vinden in het domein "Oriëntatie op jezelf en de wereld". Tot dit domein horen zaken zoals omgaan met andere mensen, problemen oplossen en vraagstukken rond zingeving. Specifieke kerndoelen zijn: 36 37 38
39 47
51 53
De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger; Leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen; De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen en ze leren respect op te brengen voor verschillen in opvattingen; De leerlingen leren met zorg omgaan met het milieu; De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen en buitenland, vanuit de perspectieven ( ) bestuur, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika; De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen zoals aanwezig in ons cultureel erfgoed; De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.
De kerndoelen dragen daarmee bij aan de kennisbasis van burgerschap zoals in paragraaf 2.1 door de minister verwoord als: "(deelname aan) de maatschappij en haar instituties en bekendheid met en betrokkenheid bij uitingen van de Nederlandse cultuur". Bovendien komt de Europese en internationale dimensie terug. Daarnaast zijn er enkele cognitieve vaardigheden zoals gebruik van bronnen, vergelijken en het hanteren van de perspectieven bestuur, cultuur en levensbeschouwing. Houdingen die terug komen zijn respect voor diversiteit en algemeen aanvaarde waarden en normen en zorg voor het milieu.
3
1.3 Doelen gericht op de domeinen 1.3.1 Democratie • •
Democratie is een politiek systeem om tot een evenwichtige machtverdeling te komen; Democratie is een fundamentele houding en de daaruit voortvloeiende gedragingen van een persoon.
De Nederlandse staat is een democratische rechtsstaat en de Nederlandse samenleving kenmerkt zich door pluriformiteit. Het functioneren van de democratische rechtsstaat hangt af van het denken en handelen van zijn burgers. Dat wordt mede op school gevormd. De school is voor veel leerlingen de enige plek waar zij kunnen oefenen in democratische principes en vaardigheden. Wij vinden dat democratie de beste vorm is om op een vreedzame manier om te gaan met de verschillen in de samenleving. Onder democratische principes en vaardigheden verstaan wij: • Principes van de democratische rechtsstaat; gelijkwaardigheid, vrijheid (van meningsuiting), rechtszekerheid, menselijke waardigheid, integriteit van het lichaam (je mag niet aan iemands lijf komen als hij dat niet wil). • Democratische spelregels en procedures; stemrecht en stemverdeling, regels over totstandkoming van wetten, machtsverdeling. • Democratische vaardigheden: democratie vraagt om sociale en communicatieve competenties die horen bij het samenleven in een democratie, denk aan: • het voeren van een discussie of debat over waarden, normen en meningen; • op een vreedzame manier omgaan met conflicten; • het respecteren van minderheden en minderheidsstandpunten; • het erkennen dat iedere burger in principe een bijdrage kan leveren aan het ‘besturen’ van de samenleving. Einddoelen democratie: • kennis over de democratische rechtstaat en politieke besluitvorming; • democratisch handelen en de maatschappelijke basiswaarden.
1.3.2 Participatie Burgerschap is de bereidheid en het vermogen deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Meedoen, participatie, staat hierin centraal. Participatie kan zich afspelen op verschillende niveaus: klas, school, vereniging, geloofsgemeenschap, wijk, stad, regionaal, landelijk, Europees, wereldwijd. Meedoen kan ook gericht zijn op meerdere gebieden: sociaal, cultureel, economisch, politiek. Participatie kent oplopende niveaus: • meedoen aan activiteiten die anderen organiseren; • zelf organiseren van activiteiten; • initiatief nemen om een activiteit op te starten. Einddoel participatie: • kennis over de basiswaarden en mogelijkheden voor inspraak en vaardigheden en houding die nodig zijn om op de school en in de samenleving actief mee te kunnen doen.
1.3.3 Identiteit De Nederlandse samenleving doet een sterk beroep op de eigen verantwoordelijkheid. Er wordt verwacht dat iedere burger zelf keuzes maakt over het ontwikkelen van de eigen identiteit. De
4
jongere ontwikkelt zijn identiteit met de (sociale) omgeving. Identiteitsontwikkeling staat in relatie tot: • zelfbeeld: wie ben ik, hoe zie ik mezelf, hoe kijken anderen naar mij?; • levensbeschouwelijke ontwikkeling: in welke religie of levensbeschouwing groei ik op, wat zegt dit over mijn plaats in de wereld en in het leven; • de vorming van waardepatronen en de ontwikkeling van moreel oordeelsvermogen: wat vind ik waardevol en hoe laat ik dat zien in mijn gedrag; • de ontwikkeling van het geweten. Einddoelen identiteit: • verkennen van de eigen identiteit en die van anderen; • voor welke levensbeschouwelijke waarden sta ik en hoe maak ik die waar?
1.3.4 Rol van de leerkracht De leerkracht is de professional die op de hoogte is van de gestelde leerdoelen en vervult voornamelijk een voorbeeldfunctie bij het in praktijk brengen van burgerschapsdoelen. Vooral wanneer het gaat om gelijkwaardigheid tussen mensen, het betrekken en motiveren van leerlingen, het ingaan op actuele gebeurtenissen en incidenten binnen en buiten de school. Het (voorbeeld) gedrag van de leerkracht is erg bepalend bij burgerschap. De leerkracht moet daarbij zijn visie en doelen omzetten in leeractiviteiten en voorbeeldgedrag. De leerkracht is zich bewust van de doelen die behaald dienen te worden. Het vraagt extra inzet van de leerkracht om ruimte te geven aan leerling-participatie en contacten te leggen buiten de school. De leerkracht onderhoudt de contacten met de ouders en eventueel instanties in de schoolomgeving. Binnen een team is het van belang om met enige regelmaat aandacht te besteden aan doelen van burgerschapsvorming en pedagogisch- didactische werkwijzen.
5
2.Visie en uitgangspunten Als basisschool willen we dat onze leerlingen zich zoveel mogelijk ontplooien en bereiden we ze voor op deelname aan onze samenleving. Daarom leren we ze vaardigheden die je nodig hebt om je in die samenleving staande te houden (denk aan goed kunnen lezen, schrijven en rekenen). Maar daarnaast willen we de leerlingen ook stimuleren om later actief aan onze democratische samenleving deel te nemen. Daar heb je kennis voor nodig (hoe zit de samenleving in elkaar?), maar ook vaardigheden (bijvoorbeeld hoe discussieer je respectvol met elkaar?) en is het bovendien van belang dat je leert handelen vanuit met elkaar gedeelde waarden en normen. Wij voeden onze kinderen op om te functioneren in de samenleving. Een democratische samenleving, waaraan kinderen later moeten kunnen en willen deelnemen. Daar zijn schoolse vaardigheden als lezen, taal en rekenen voor nodig. Maar dat is niet genoeg. Sociale en emotionele vaardigheden zijn ook belangrijk om te slagen in de maatschappij. Omgekeerd heeft onze democratische samenleving behoefte aan actieve, betrokken en deelnemende burgers. Bij burgerschap op Merlijn gaan we uit van de volgende pijlers: • • •
Democratie Burgerschap Pedagogisch klimaat
2.1 Democratie Wij vinden dat democratie de beste vorm is om op een vreedzame manier om te gaan met de verschillen in de samenleving. Het is daarom nodig kinderen via het onderwijs de benodigde kennis, attituden en vaardigheden bij te brengen. Opvoeding en onderwijs zijn de laatste tijd steeds meer geïndividualiseerd. Onderwijs heet tegenwoordig al gauw vraaggericht of zorg op maat, en opvoeding richt zich op de vorming van een eigen identiteit en een stabiele persoonlijkheid. We zien het kind niet zozeer meer als middel tot een hoger doel, maar als mens, en dat is natuurlijk een enorme verworvenheid. Daarnaast moeten kinderen ook leren over ‘het algemene belang'. Geen maatschappij ter wereld kan immers goed functioneren als zij louter zou bestaan uit burgers die zich slechts individueel hebben ontplooid. Burgers moeten op zijn minst óók willen proberen om het met elkaar eens te worden over omgangsvormen in het persoonlijke, sociale en maatschappelijke leven, over rechtvaardigheid, solidariteit en handhaving van normen. Dat sociale engagement ontstaat niet vanzelf. Sociale betrokkenheid en verantwoordelijkheid moeten worden geleerd. De meeste burgers prefereren democratie boven dictatuur. Democratie vormt dus een grootste gemene deler van belangen. Daarbij gaat het niet slechts om de formele, staatsrechtelijke aspecten van de democratie, zoals die bijvoorbeeld zijn neergelegd in de grondwet. Kenmerkend voor de democratie is vooral ook een sociale ethiek. Zo'n democratische manier van samenleven veronderstelt bijvoorbeeld dat burgers bereid zijn conflicten op te lossen via dialoog en onderhandeling; desnoods door tussenkomst van de rechter, maar in ieder geval niet door het toepassen van geweld. Sterker nog, het is de essentie van democratie dat ernaar gestreefd wordt conflicten tussen individuen en/of groepen op een humane, geordende en vreedzame manier op te lossen. Verder gaat het in een democratische ethiek natuurlijk ook over gelijkheid en gelijkwaardigheid, sociale verantwoordelijkheid, rechten en plichten, over het verbod op discriminatie op grond van geloof, afkomst of geaardheid, rechten van minderheden, enz.
6
Opvoeding en onderwijs spelen een belangrijke rol, bijvoorbeeld door het cultiveren van de “wil” om op democratische manier met elkaar samen te leven.
2.2 Burgerschap Scholen zijn sinds 1 februari 2006 verplicht om in hun onderwijs aandacht te besteden aan actief burgerschap en sociale integratie. Met deze wet wil de overheid dat scholen hun leerlingen voorbereiden op deelname aan de pluriforme samenleving. “Doordat de Nederlandse samenleving steeds meer gericht is op individualisering is de betrokkenheid tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid afgenomen. Plichten en rechten die horen bij burgerschap zijn hierdoor op de achtergrond geraakt. Daar komt nog bij dat veel ouders en kinderen door een allochtone herkomst niet gewend zijn aan de burgerschapstradities en -gebruiken van onze samenleving. Door de ontwikkeling tot burgerschap een plaats te geven in het onderwijs kan worden bereikt dat allochtone en autochtone leerlingen een gemeenschappelijk en gedeeld perspectief krijgen op de bijdrage die zij als burgers aan de samenleving kunnen leveren”. Drie niveaus van burgerschap in het onderwijs: school, maatschappelijk, politiek De minister van onderwijs legt in deze wet een relatie tussen burgerschap, sociale cohesie en sociale integratie. Burgerschap wordt omschreven als ‘de bereidheid en het vermogen deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren’. En sociale integratie wordt omschreven als ‘deelname van burgers aan de samenleving, in de vorm van sociale participatie, deelname aan de maatschappij en haar instituties en bekendheid met en betrokkenheid bij uitingen van de Nederlandse cultuur’. In haar advies Onderwijs en burgerschap (2003) onderscheidde de Onderwijsraad drie niveaus in burgerschap: •
•
•
Microniveau ofwel schoolburgerschap: burgerschapsvorming op het niveau van de interne relaties binnen de school, gericht op het deel uitmaken door de leerlingen van de microgemeenschap die de school is. Mesoniveau ofwel maatschappelijk burgerschap: burgerschapsvorming op het niveau van de plaatselijke gemeenschap, in de vorm van het zinvol participeren in (op boven- en buitenschools niveau georganiseerde) maatschappelijke activiteiten. Macroniveau ofwel politiek of staatsburgerschap: burgerschapsvorming gericht op het bijbrengen van kennis van en instemming met de maatschappelijke en politieke praktijken van de democratische samenleving.
De indeling in micro-, meso-, en macroniveau heeft zijn beperkingen. De Onderwijsraad gaf zelf al aan dat de nagestreefde doelen op de drie verschillende niveaus in de praktijk veelal niet te scheiden zullen zijn: om als maatschappelijk of staatsburger goed te functioneren zullen verschillende competenties nodig zijn die te maken hebben met burgerschapsvorming op het microniveau. De driedeling heeft niet alleen een ‘geografische’ functie: burgerschap binnen de school(gemeenschap), binnen de plaatselijke gemeenschap (in de omgeving van de school), en in de samenleving. Het is ook een indeling in drie inhoudelijk verschillende niveaus: • • •
het niveau van de relaties tussen leerlingen onderling en tussen leerlingen en onderwijspersoneel het niveau van zinvol participeren (met name in de toekomst) het niveau van kennis van en instemming met de maatschappelijke en politieke praktijken in een democratische samenleving.
7
De teamleden van Merlijn zien het als taak om kinderen te ontwikkelen tot actieve burgers in de huidige pluriforme samenleving. Om dit te bereiken dienen de kinderen t.a.v. actief burgerschap, kennis en inzicht te verwerven en vaardigheden en basishoudingen te ontwikkelen. De school is een gemeenschap waar actief invulling wordt gegeven aan de drie domeinen van burgerschap: democratie, participatie en identiteit. De school is om deze reden een perfecte oefenplaats voor goed burgerschap. In de klas, in het schoolgebouw, op het schoolplein en in de directe schoolomgeving, komen kinderen in aanraking met processen, gedragingen en gebeurtenissen die ook voorkomen in de ‘echte’ samenleving. Op school wordt een kind gestimuleerd voor zijn mening uit te komen en respect te hebben voor mensen die anders zijn. Het kan zijn sociale vaardigheden verder ontwikkelen, wordt zich bewust van zijn sociale rechten en plichten en kan meedenken en meebeslissen. De school is de maatschappij in het klein. Op deze manier willen wij de kinderen ontwikkelen tot kritische democratische burgers. Hierbij is waardeontwikkeling een doorlopend proces waarbij een kritische houding net zo van belang is als een communicatieve houding en inlevingsvermogen (empathie). Het gaat hier om: Kritische houding • De leerlingen leren met hun eigen mogelijkheden en grenzen om te gaan; • Ze hebben zelfvertrouwen; • Ze kunnen gedragsimpulsen beheersen; • Ze kunnen en durven voor zichzelf en anderen op te komen. Communicatieve houding en inlevingsvermogen • De leerlingen leveren een positieve bijdrage in de groep; • Ze gaan respectvol met de anderen om; • Ze handelen naar algemeen geaccepteerde normen en waarden; • Ze respecteren verschillen in levensbeschouwing en cultuur; • Ze durven in de groep voor hun eigen standpunt uit te komen; • Ze houden rekening met gevoelens en wensen van anderen; • Ze durven in de groep steun te geven aan iemand met een afwijkend standpunt; • Ze nemen verantwoordelijkheid voor te verrichten taken.
2.3 Pedagogisch klimaat Democratie en burgerschap zijn geen gebieden die in aparte lesjes onderwezen moeten worden op school. Beide maken deel uit van het pedagogisch klimaat op onze school. Hoe kinderen opgevoed worden, hoe de leden van de schoolgemeenschap met elkaar omgaan, de houding, kennis en vaardigheden die daarbij nodig zijn vormen een pedagogisch klimaat waarbij democratie een leidend principe is. Natuurlijk is opvoeden tot democratie niet alleen de taak van de school. Voor veel leerlingen heeft de opvoeding thuis, binnen de eigen levensbeschouwelijke gemeenschap, in de peergroep (subcultuur), op straat, of in de vereniging meer invloed op het vormen tot democratische burgerschap dan het onderwijs. Dit betekent een relativering van de verwachtingen en van de effecten van burgerschapsvorming. Scholen kunnen niet verantwoordelijk worden gesteld voor de wijze waarop de toekomstige burger zich zal gaan manifesteren. Dat laat onverlet dat wij ons pedagogische klimaat en ons onderwijs zo inrichten dat er sprake is van een open en respectvolle leeromgeving gebaseerd op democratische waarden. En dan gaat het
8
niet alleen om het overbrengen van kennis over democratie, maar vooral om kinderen te leren zich te gedragen in een democratische gemeenschap.
9
3.Gebruikt onderwijsleerpakket 3.1 Leer- en ontwikkelingsdoelen (zie ook bijlagen) In Nederland zijn de inhouden van het onderwijs vastgesteld in kerndoelen. Aan de hand van deze kerndoelen wil Merlijn bereiken dat kinderen na het basisonderwijs: • • •
• •
•
•
•
hoofdzaken kennen van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger; handelen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen; hoofdzaken kennen van de geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen en leren respect op te brengen voor verschillen in opvattingen; zorgvuldig omgaan met het milieu; de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving kunnen vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen en buitenland, vanuit de perspectieven bestuur, cultuur en levensbeschouwing. Gebruik maken van eenvoudige historische bronnen zoals aanwezig in ons cultureel erfgoed zoals: musea, geschiedenis boeken, talen, verhalen en legendes, lokale muziek, volksdans, feesten en rituelen; Informatie kennen over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis, staatsinrichting en de rol van de burger; Hoofdzaken kennen over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen en ze leren respect op te brengen voor verschillen in opvattingen.
3.2 Coöperatieve werkvormen Wanneer gesproken wordt over actief burgerschap en sociale integratie, dan focussen wij op de woorden actief en sociaal. Dit is niet gekoppeld aan één specifieke methode. In onze visie kunnen kinderen zich op dit terrein het best ontwikkelen door te “doen”, waarna feedback volgt. Merlijn heeft niet voor niets gekozen voor coöperatief of samenwerkend leren. Dagelijks passen wij, binnen vrijwel alle domeinen, coöperatieve werkvormen toe bij onze lessen. Kinderen leren al doende te acteren op een wijze die burgerschapsvorming en integratie beoogt. De aspecten genoemd onder kritische en communicatieve houding en inlevingsvermogen zijn daarbij leidend om het gewenste resultaat van een opdracht te bereiken. Door het toepassen van coöperatieve werkvormen doen kinderen kennis op en ontwikkelen ze inzichten, vaardigheden en houdingen op het gebied van democratie, participatie en identiteit. Kortom ze ontwikkelen zich tot sociaal vaardige burgers. Op Merlijn ondersteunen wij dat b.v. met T-kaarten. Voor dit onderdeel verwijs ik naar de beleidsstukken die hiervoor zijn opgenomen in het handboek m.b.t. de kwaliteitskaart Coöperatief leren en bijlagen.
3.3 Oriëntatie op jezelf en de wereld Veel zaken rond burgerschap komen aan de orde in de lessen wereldverkenning. De door ons gebruikte methoden schetsen een realistisch beeld van de maatschappelijke werkelijkheid, waarin zich problemen kunnen voordoen als discriminatie of racisme. Kinderen begrijpen dat discriminatie ontoelaatbaar is en een reden voor verzet. Ze leren inzien dat vooroordelen voortkomen uit stereotype denken. Ideeën over vermeende inferioriteit of superioriteit van groepen mensen worden aan de kaak gesteld. Onze methodieken gaat uit van een pluriforme samenleving. Er wordt aandacht geschonken aan verschillen tussen mensen en groepen op uiteenlopende terreinen als familie- en gezinsrelaties,
10
leefgewoonten, woonvormen, taal, kunst, religie, waarden en normen. De kinderen ontdekken dat zich ook binnen etnische groepen zelf verschillen kunnen voordoen. Verschillen worden overigens niet benadrukt, maar komen, evenals overeenkomsten, op een vanzelfsprekende manier aan de orde. Er wordt aandacht besteed aan sociale relaties tussen mensen met verschillende achtergronden. Volwassenen en kinderen gaan op een fatsoenlijke manier en respectvol met elkaar om, ongeacht hun maatschappelijke positie, leeftijd, sekse of etnische achtergrond. Relaties worden gekenmerkt door gelijkwaardigheid, samenwerking en solidariteit. Onze methodieken benadrukken dat alle mensen dezelfde rechten hebben. Personen uit uiteenlopende groepen nemen gelijkwaardige posities in. Mensen kunnen verschillende maatschappelijke posities bereiken, van hoog tot laag. Maatschappelijke betrokkenheid ontstaat niet door confrontatie met ideeën, maar door daadwerkelijke ervaringen in dagelijkse relaties. Morele opvoeding binnen de klas moet worden verbonden met praktijkervaringen binnen en buiten de school. Een poging om normen en waarden in geïsoleerde vorm via het onderwijs te herstellen blijkt niet effectief te zijn. Door leerlingen de gelegenheid te geven om morele opvattingen te ontwikkelen en te toetsen aan de hand van concrete (maatschappelijke) ervaring, komt burgerschapsvorming pas tot zijn recht.
3.4 Leefstijl Als onderdeel van onze Brede School “De Breedenborgh” heeft Merlijn, samen met de beide andere scholen (RK ’t Venne en PC Opmaat), gekozen voor een gezamenlijke aanpak middels de methode “Leefstijl”. Deze methode ondersteunt de vaardigheden en houdingen die kinderen in de verschillende gebieden moeten ontwikkelen. Leerlingen en in hun kielzog ouders worden bewust gestimuleerd sociale vaardigheden verder te ontwikkelen.
3.5 Gedrags- en pestprotocol De dagelijkse gang van zaken, schoolregels, schoolcultuur kunnen worden gezien als een aanbod en bevordering van sociale integratie. Het schoolteam is wars van elke vorm van discriminatie. Jaarlijks stellen de leerlingen regels op binnen de groep. Uitgangspunt hierbij zijn de regels uit het “Pestprotocol”. Deze regels zijn bij de kleuters terug te vinden middels pictogrammen en bij de overige groepen in op klassenniveau beschreven regels, ondertekend door de leerlingen. Doordat de leerlingen zelf mee de regels maken, is het voor hen vaak makkelijker deze op te volgen. Merlijn heeft een gedragsprotocol opgesteld voor alle betrokkenen bij de school, dus leerlingen, hun ouders, teamleden en bezoekers. Doel hiervan is het waarborgen van een veilige sociale omgeving voor allen, indachtig de uitgangspunten van al hetgeen bedoeld wordt binnen de gestelde kaders van actief burgerschap en integratie. Hierin zijn verwachte gedragingen en houdingen, daaruit voortvloeiende handelingen en mogelijke sancties vastgelegd.
3.6 SCOL De voortgang en groei meten wij middels het programma Scol. De resultaten worden gerapporteerd en besproken met ouders. Zo nodig worden de verbeterpunten in een handelingsplan vastgelegd.
3.7 Overige activiteiten Naast methodische inhouden, dienen zich elk schooljaar tal van activiteiten, thema’s en gebeurtenissen aan, die elk ook een bijdrage leveren aan de ontwikkeling tot actief burgerschap en integratie.
11
Deelname aan kunst en cultuurprojecten vanuit het gemeentelijk aanbod “Kunstmenu” en de toegekende subsidies van de overheid. Hiervoor is binnen Merlijn een cultuurcoördinator opgeleid en actief Natuureducatieve excursies Bezoeken aan de bibliotheek
Excursies naar scholen voor Voortgezet Onderwijs Excursies naar bedrijven Excursies aan musea in de bereikbare omgeving (regio Hoofddorp, Leiden, Amsterdam, Haarlem) Excursies naar aan leerstof- en schoolthema’s gerelateerde onderwerpen Uitnodigen van “Gasten in de klas”. Dit leidt o.a. tot (meer) aandacht voor - vaardigheden rond sociaal functioneren; - het leren leren; - spelend en onderzoekend leren in de betekenisvolle context; - het inspelen op individuele verschillen; - het zelfstandig leren; - het kennen van de sociaal-culturele context waar onze leerlingen vandaan komen; - het op verschillende manieren van verschillende manieren van kennis verwerven; - het kunnen communiceren over leerprocessen met kinderen (interactie) Vieringen en festiviteiten gebaseerd op o.a. culturele en geloof gebaseerde achtergronden
Volgen van maatschappelijk georiënteerde schooltelevisie programma’s
Maatschappelijke en sociale thema’s binnen de wereldoriënterende vakken Het jaarlijks organiseren van één of meer “Goede Doelenacties”.
Alle groepen jaarlijks vastgelegd in cultuurplan, waarbij tenminste 1 keer actief en 1 keer passief
Alle groepen gekoppeld aan thema’s (tenminste 1 keer per jaar) Alle groepen gekoppeld aan boekpromotieactiviteiten als b.v. kinderboekenweek Groep 8 (minimaal scholen in Nieuw Vennep) Groep 8 (afhankelijk aanbod) Groepen 5, 6, 7 en 8 (tenminste 1x per jaar)
Alle groepen (tenminste 1 keer per jaar) Alle groepen (tenminste 2 keer per jaar)
Alle groepen • Sint-, kerst- en paasviering • Verjaardagen en jubilea • Aandacht voor b.v. Suikerfeest Wekelijks • Koekeloere (groep 1,2) • Huisje boompje beestje (groep 3,4) Nieuws uit de natuur (groep 5, 6) • Schooltv-weekjournaal (groep 7,8) Groepen 3 t/m 8 Mogelijkheden • Jantje Beton (groepen 5 t/m 8) • Stichting Hulphond
12
Doe een wens Kinderpostzegels (jaarlijks groepen 7/8) • Kaartenactie (rond kerst) • Sponsorloop (alle groepen) Jaarlijks (groepen 7 en 8) Jaarlijks groep 8 Gehele jaar wekelijks groepen 6, 7 en 8 Rond vakanties groepen 6, 7 en 8 Jaarlijks groep 7 Jaarlijks groepen 7 en 8 Jaarlijks rond september groepen 7 en 8 • •
Deelname aan de “Dag van Respect” Gastles “Belangvereniging Gehandicapten” Sport Matcht School Sporttoernooien Verkeersexamen Dode hoekles Project “de derde kamer”, met o.a. als doel leren debatteren op basis van onze democratische principes. Daaruit voortvloeiende b.v. in 2007, de oprichting van het Nederlands Kinderparlement, discussie met politieke kopstukken en ontwerpen politieke programma’s, deelname aan politieke kinderprogramma’s op TV middels ZAPP Opstap-project Mimondo (anderstalige leerlingen) Stimuleren van ouders bij opvoedkundige problemen om contact te zoeken met hulpverlenende (jeugd-) instanties en/of met de schoolarts Aandacht in de klas voor milieu en verwerken van afval (opruimen zwerfvuil i.s.m. vuilverwerkingsbedrijf de Meerlanden) Gastlessen Bureau Halt (gevaren drugs/vuurwerk)
Op basis van vraag Op basis van instroom Op basis van vraag
Groep 8
Groep 8
3.8 Rapportage naar en betrokkenheid van ouders Ouders worden door middel van de volgende media van informatie voorzien: • Schoolgids; • Jaarkalender; • Nieuwsbrieven en/of Nieuwsblog van Merlijn ; • Oudergesprekken • Groepsweblog; • Website. Middels deze informatiekanalen krijgen ouders de kans mee te denken over lopende en komende projecten. Ouders kunnen de informatie over onderwerpen, die spelen in en buiten de school, met hun kinderen bespreken. De informatie is ook bedoeld om ouders op de hoogte te brengen van de gang van zaken op school. Het biedt ouders gelegenheid om vragen te stellen, kritisch te zijn en suggesties te geven. Ouders hebben aldus de mogelijkheid om een actieve bijdrage te leveren binnen de school.
13