Beleidsartikel 8
Artikel 08. Versterken ruimtelijke kwaliteit landelijke gebieden 8.1. Algemene beleidsdoelstelling De Minister van VROM streeft naar een vitaal landelijk gebied, waarbij het accommoderen van de vraag naar meer ruimte voor wonen, werken, natuur, recreatie en water samen zal moeten gaan met verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het ruimtelijk beleid richt zich enerzijds op bescherming en zo nodig herstel van waardevolle gebieden met bijzondere landschappelijke, recreatieve, cultuurhistorische en/of ecologische kwaliteiten. Anderzijds richt het ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied zich op het verder ontwikkelen van deze waarden in relatie met ruimteclaims en/of gewenste functieveranderingen ten behoeve van wonen, werken en nieuwe infrastructurele werken in het buitengebied en op oplossingen voor de water- en milieuproblematiek. Wat dit laatste betreft gaat het soms om scheiding van – doorgaans conflicterende – functies, maar veelal – gezien de veelheid aan ruimtelijke claims – om oplossingen die uitgaan van meervoudig ruimtegebruik. De landbouw blijft de belangrijkste sociaal economische en landschappelijke drager van het buitengebied. Transitie van de landbouw – mede ingegeven door EU landbouwbeleid en milieubeleid – is noodzakelijk om deze functies voor het buitengebied te behouden. De Minister van VROM streeft er naar om bij functieveranderingsen inrichtingsvraagstukken de zogenaamde lagenbenadering als ordenend principe te hanteren, waarbij het water een steeds belangrijker sturende rol op de ordening van ruimtelijke functies zal vervullen. Water heeft ook de mogelijkheid om het landschap meer divers en aantrekkelijker te maken. 8.2. Operationele doelstelling
8.2.1. Bescherming en ontwikkeling van het landelijk gebied Door de toenemende «verstening» neemt de waarde van een groen danwel open buitengebied – met agrarische cultuurlandschappen, watergebieden, natuur- en recreatiegebieden aan belang toe. Het ruimtelijk beleid is gericht op het zoveel mogelijk in stand houden en zo mogelijk herstellen van deze waarden. Dit wordt bereikt door het samen met LNV opstellen van beleidskaders, het zorgen voor doorwerking in het beleid van andere overheden en het zo nodig beschikbaar stellen van instrumenten voor uitvoering van het beleid. De beleidskaders zijn gericht op bescherming van waardevolle landschappen en natuur- en recreatiegebieden, bundeling van de verstedelijking, de glastuinbouw en intensieve veehouderij, het vrijwaren van het buitengebied van functies die niet aan het buitengebied zijn verbonden en zo mogelijk komen tot vergroening door sanering (en vervolgens concentratie) van verspreid liggende kassen en (vrijkomende) bebouwing. Ook middels de ruimte voor ruimte benadering, wordt bijgedragen aan de bescherming en ontwikkeling van het buitengebied. Deze beleidskaders zullen worden geactualiseerd in de Nota Ruimte. Voorts zullen nieuwe beleidskaders voorzien in een goede afweging tussen het belang van ruimte voor water en andere ruimtelijke belangen, alsmede in een goede doorwerking van het sturend principe van water naar het niveau van het regionale watersysteem.
Persexemplaar
130
Beleidsartikel 8
8.2.1.1. Nationale landschappen Nederland kent een aantal gebieden met een kenmerkende landschappelijke identiteit die, op de schaal van de ruimtelijke hoofdstructuur waardevol zijn vanwege hun open, relatief niet verstedelijkt karakter en/of bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden. Het rijk wil de waarden van deze Nationale Landschappen behouden en waar nodig verder ontwikkelen.
Doelgroep Afhankelijk van de fase van de uitvoering zal VROM samenwerken met andere departementen en provincies, met waterschappen en maatschappelijke organisaties en dergelijke waarbij rolen taakverdeling onderwerp van nadere besluitvorming is. Beleidsinstrumenten VROM wil de kenmerkende identiteit van de Nationale Landschappen versterken. Voor elk Nationaal Landschap wordt daarom een ontwikkelingsprogramma gemaakt. De beleidslijnen daaruit moeten doorwerken in streekplannen en bestemmingsplannen, alsmede leiden tot de uitvoering van concrete projecten die de kenmerkende identiteit verder versterken en de landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en recreatieve waarden verbeteren. In 2004 wordt gestart met het opstellen van ontwikkelingsprogramma’s. Daarbij zal, waar mogelijk, aangesloten worden bij relevante regionale planvorming. De rol- en taakverdeling is nog onderwerp van nader besluitvormingIn 2004 wordt tevens een start gemaakt met de uitvoering van concrete projecten (BIRK, zie ook artikel 6). Verantwoordelijkheid minister Het beleid voor Nationale Landschappen wordt gezamenlijk met het ministerie van LNV opgesteld en tot uitvoering gebracht. Het beleid maakt onderdeel uit van de ruimtelijke hoofdstructuur waardoor de Minister van VROM eindverantwoordelijk is voor de Nationale Landschappen. Het Rijk is voor de uitvoering van het beleid voor Nationale Landschappen in grote mate afhankelijk van de provincies. Prestatiegegevens VROM neemt binnen het kader van de Nota Ruimte (onder andere selectie en begrenzing) het initiatief om de provincies te stimuleren ontwikkelingsprogramma’s op te stellen voor de Nationale Landschappen. Als vervolg op de evaluatie van het ontwikkelingsprogramma Groene Hart zal in 2004 worden begonnen met het opstellen van een geactualiseerd ontwikkelingsprogramma. 8.2.1.2. Bufferzone beleid en beleid voor regionale parken Om aan de vraag naar groen en recreatieruimte tegemoet te komen is, complementair aan het concept van verstedelijking in bundelingsgebieden, aangegeven dat in deze stedelijke gebieden voldoende recreatief groen moet worden gerealiseerd en dat de open ruimten tussen de steden moet worden gehandhaafd. Tot nu toe wordt hiervoor in delen van Nederland het instrument Bufferzones ingezet. De bufferzones zullen in regionale parken getransformeerd worden. Dat betekent een verschuiving van accenten: meer mogelijkheden voor dagrecreatie voor de
Persexemplaar
131
Beleidsartikel 8
bewoners van stedelijke gebieden en het geven van meer verantwoordelijkheid aan provincies en stedelijke netwerken bij de ontwikkeling en uitvoering van regionale parken.
Beleidsinstrumenten Dit instrument richt zich op het aankopen van gronden en vervolgens door inrichting komen tot kwaliteitsverbetering en vergroting van de gebruikswaarde van de gebieden. Mede om verdere verstedelijking te voorkomen. Totdat de planologische doorwerking van het beleidsconcept regionale parken is geregeld en is opgenomen in streekplannen door de provincies, blijft in 2004 het planologisch regime van het bufferzonebeleid gehandhaafd. Uitvoering van het bufferzonebeleid vindt plaats door restrictief planologisch beleid voor verstedelijking. Tevens koopt het rijk gronden aan binnen de bufferzones in de provincies Utrecht, Noord- en Zuid-Holland. De aangekochte gronden worden vervolgens, veelal in landinrichtingsverband, ingericht ten behoeve van recreatie. Verantwoordelijkheid minister De provincies zijn verantwoordelijk voor het opstellen van ontwikkelingsplannen voor regionale parken. Dit doen zij in overleg met de gemeenten van de stedelijke netwerken. De Minister van VROM heeft een gedeelde verantwoordelijkheid met de minister van LNV voor de vaststelling van de aan te kopen oppervlakten en in te richten delen van de bufferzonegebieden. Prestatiegegevens Ook in 2004 worden VROM middelen ingezet voor de aankoop van gronden in bufferzones om de continuïteit van het beleid te garanderen. Niettemin is een deel van de subsidietaakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord terecht gekomen op de Bufferzones. In de komende periode zal samen met LNV worden bekeken welke gevolgen dit heeft voor het ambitieniveau van het rijk met betrekking tot bufferzones en verder te ontwikkelen beleid in het kader van regionale parken. 8.2.1.3. Reconstructie van de zandgebieden De doelstellingen van reconstructie staan in het perspectief van een duurzame landbouw en een duurzaam ingerichte omgeving. Binnen dit laatste is de inzet gericht op de instandhouding en verhoging van milieukwaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied op de zandgronden in Nederland. De reconstructie opgave betreft een gebiedsmatige ruimtelijke afweging die alle ruimtelijke functies in het landelijk gebied omvat, uitgezonderd de zorg en ontwikkeling van (grote) kernen en steden en infrastructuur. Deze opgave is geografisch beperkt tot de concentratiegebieden van intensieve veehouderij (varkens, kippen) in de provincies Noord-Brabant, Limburg, Gelderland, Overijssel en Utrecht.
Doelgroep De voornaamste doelgroepen worden gevormd door de provincies, die samen met gemeenten en waterschappen, belangenorganisaties en betrokken agrariërs, én het rijk een aanpak ontwikkelen voor de betreffende gebieden. De provincie zorgt voor besluitvorming en uitvoering van de uiteindelijke plannen.
Persexemplaar
132
Beleidsartikel 8
Beleidsinstrumenten Het belangrijkste instrument vormt de Reconstructiewet Concentratiegebieden van 2002. Daarin staat vermeld dat er per reconstructiegebied een reconstrucieplan wordt opgesteld door een reconstructiecommissie. Het kader voor de reconstructieplannen is neergelegd in de vastgestelde Rijksuitgangspuntennota. VROM/LNV dient uiteindelijk zijn goedkeuring aan de plannen te hechten, hetgeen in een bestuursovereenkomst zal worden vastgelegd. Verantwoordelijkheid minister De directe verantwoordelijkheid voor de reconstructie, afgeleid van de Reconstructiewet, berust bij de Ministers van LNV en VROM. Zij scheppen gezamenlijk de inhoudelijke kaders, de condities van planvorming en uitvoering voor de provincies en keuren de vastgestelde reconstructieplannen goed. De ministers controleren daarbij of de rijksdoelen gehaald worden. Prestatiegegevens Nadere vaststelling van rijksbeleid en inzet van het rijk bij de reconstructie opgave. Dit geschiedt via bestuurlijk en ambtelijk overleg met de provincies (gemeenten en waterschappen) en de rijkspartners over invulling en vorming van rijksbeleid tot nu toe. Kweken van draagvlak en bevordering van doorwerking van Rijksbeleid naar de provincies en in plannen van gemeenten en waterschappen via communicatie en betrokkenheid bij de reconstructiecommissies. Beoordelen van de reconstructieplannen, inclusief het uitvoeringsprogramma en de wijze van financiering van die plannen. Nadere aanscherping van de prestaties van VROM zal plaatsvinden in het besluitvormingsproces rond de Nota Ruimte. 8.2.1.4. Glastuinbouw Doel van het rijksbeleid is de herstructurering van bestaande verouderde glastuinbouwgebieden mogelijk te maken, onder meer door planologische ruimte voor de glastuinbouwsector te realiseren. Bij de herstructurering worden bedrijven uitgeplaatst waardoor bedrijven die blijven kunnen worden gemoderniseerd met mogelijkheden voor ruimtelijke kwaliteitsen milieuwinst. Voor de uitplaatsing van bedrijven en deels voor de extra ruimtebehoefte aan glastuinbouwlocaties heeft het rijk 10 nationale projectlocaties aangewezen. Doel is ook de verspreide vestiging van kassen te voorkomen en waar mogelijk tot sanering van bestaande solitaire vestigingen te komen.
Doelgroep Van provincies en gemeenten wordt verwacht dat zij voldoende planologische ruimte voor glastuinbouw reserveren, de herstructurering ter hand nemen en een actief beleid voeren om solitair glas te voorkomen en zo mogelijk tot sanering en concentratie over te gaan. Beleidsinstrumenten Voor sanering van niet perspectiefrijk glas kan de provincie een regeling ontwikkelen die aansluit bij het gedachtegoed ruimte voor ruimte. Verantwoordelijkheid minister De directe verantwoordelijkheid voor een duurzame ontwikkeling van de glastuinbouwsector ligt bij de minister van LNV. Gezien de indringende
Persexemplaar
133
Beleidsartikel 8
invloed van de glastuinbouw als ruimtelijke functie zijn de Ministers van VROM en LNV verantwoordelijk voor formulering en toetsing van het ruimtelijk beleid voor deze sector.
Prestatiegegevens + In 2004 zullen streek- en bestemmingsplannen door het rijk worden getoetst op beschikbaarheid van ruimte op de 10 nationale projectlocaties, de toekomst van bestaande regionale glastuinbouwgebieden, inclusief de rol die deze kunnen spelen bij de inplaatsing van verspreid liggende bedrijven en het schrappen van overige planologische ruimte voor glastuinbouw, + Het rijk zal de regelingen van de provincies voor het saneren en verplaatsen van niet perspectief rijk glas toetsen aan de uitgangspunten van het beleid voor ruimte voor ruimte, + Een tussentijdse evaluatie van het beleid met betrekking tot de 10 projectlocaties vindt plaats in 2005. 8.2.1.5. Beleid vrijkomende gebouwen met Ruimte voor Ruimte regeling Het ruimtelijk beleid is er op gericht dat vrijkomende bebouwing in het buitengebied welke goed past in het landschap kan worden herbenut voor kleinschalige functies. Vrijkomende bebouwing die niet de vereiste kwaliteit heeft, dient indien mogelijk te worden gesloopt. In ruil voor een aanzienlijke amovering van bebouwing, bestaat de mogelijkheid om één of meer woningen terug te bouwen, waarvan de opbrengsten ten goede komen aan de sloop. In dat geval moet er sprake zijn van een aanzienlijke reductie van bouwvolume en -oppervlak. Het doel van dit beleid is om in het geval van sanering tot een aanzienlijke vermindering van de verstening van het buitengebied en de Ecologische Hoofdstructuur te komen en ongewenste bedrijfsactiviteiten in de vrijkomende gebouwen tegen te gaan. Als bijkomend effect worden door dit beleid de mogelijkheden vergroot voor het wonen in het buitengebied.
Doelgroep Het instrument staat ten dienste van provincies en gemeenten die tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering van het buitengebied willen komen. Beleidsinstrumenten Als beleidsinstrumenten worden onderscheiden: a. De Ruimte voor Ruimteregeling, die provincies kunnen opstellen voor alle vrijkomende bedrijfsbebouwing in het buitengebied; b. De specifieke regeling in het kader van het bestuursakkoord van Brakkestein, waarin nadere afspraken zijn gemaakt tussen het rijk en de 5 provincies die betrokken zijn bij de regeling beëindiging Veehouderijtakken. Verantwoordelijkheid minister Provincies hebben de verantwoordelijkheid om voor vrijkomende bebouwing regels op te stellen en er ruimtelijke voorwaarden aan te verbinden, vast te leggen in het streekplan of een ander Statenbesluit. De minister is er verantwoordelijk voor dat de provinciale regelingen en de uitvoering in de praktijk in overeenstemming zijn met de ruimtelijke kaders van het rijk. Dit kan worden bereikt via een bestuurlijk of juridisch spoor.
Persexemplaar
134
Beleidsartikel 8
Prestatiegegevens + Initiëren en ontwikkelen van bestuurlijk of juridisch instrumentarium ter borging ruimtelijk kaders van het Rijk in streekplan en andere Statenbesluiten. + In 2004 zal de toepassing van het ontwikkelde instrumentarium worden beoordeeld en geëvalueerd in samenwerking met de provincies. 8.2.1.6. PKB Rivierengebied/Maas/Noodoverloopgebieden Teneinde de in paragraaf 8.1 geformuleerde algemene doelstelling op het gebied van water en ruimtelijke ordening te operationaliseren worden lange termijn doelen geformuleerd. Zo zal de PKB Ruimte voor de Rivier, onder primaire verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat met als doelstellingen: verhogen van de veiligheid tegen hoogwater en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, in 2005 naar verwachting gereed zijn. De uitvoering van deze PKB dient uiterlijk 2015 zijn beslag te hebben. VROM gaat daarvoor een kader ontwikkelen om de doelstelling «verbetering van de ruimtelijke kwaliteit» voor de Rijn en haar zijtakken te operationaliseren en daarmee stuurbaar en toetsbaar te maken. Voor de Maas is een Integrale Verkenning Maas (IVM) uitgevoerd, waarbij eveneens een ruimtelijk kwaliteitskader is ontwikkeld. Deze IVM is gericht op maatregelen om Limburg en Brabant op termijn (na 2015) te beschermen tegen hoogwaters. De IVM zal gaan doorwerken de streekplannen. Aangezien er met alle genoemde hoogwatermaatregelen toch altijd een kans op overstroming overblijft, wordt door de Minister van VROM meegewerkt aan het tot stand brengen van een kabinetsstandpunt, waarin een aantal gebieden voor noodoverloop zullen worden aangewezen.
Doelgroep VROM werkt samen met V&W en LNV, alsmede met andere overheden, waterschappen, maatschappelijke organisaties, e.d. Beleidsinstrumenten Voor het Ruimte voor de Rivierbeleid wordt een PKB «Ruimte voor de Rivier» opgesteld voor de Rijn en haar zijtakken. Voor de Maas is er de Integrale Verkenning MaasHet rijksruimtelijk kader van VROM zal door de projectorganisatie van de PKB Ruimte voor de Rivier worden uitgewerkt tot een concreet sturend en toetsend instrument. Een aantal ruimtelijke ontwerpen zullen worden gemaakt op te selecteren locaties in de Rijn teneinde de kansen voor verhoging van de ruimtelijke kwaliteit zichtbaar te maken en een basis te bieden voor mogelijke ontwikkelingsplanologische samenwerkingsverbanden (pps). De procesarchitectuur voor het tot stand brengen van de PKB zal mede gericht worden op het effectief betrekken van maatschappelijke groeperingen teneinde de doelstelling ruimtelijke kwaliteit maatschappelijk gelegitimeerd te operationaliseren. Er zal een limitatieve lijst worden opgesteld met locaties waar experimenten met aangepast bouwen kunnen worden uitgevoerd in het winterbed van de grote rivieren. De Beleidslijn Ruimte voor de Rivier blijft het bestaande instrument vormen voor de toetsing van voorgenomen bouwactiviteiten, waarbij als uitgangspunt geldt, dat de ruimte voor de rivier dient te worden behouden.
Persexemplaar
135
Beleidsartikel 8
Verantwoordelijkheid minister De Minister van VROM is mede initiatiefnemer (met LNV en projectverantwoordelijke V&W) voor het opstellen van de PKB Ruimte voor de Rivier. Deze PKB is gericht op rivierverruiming, ruimtelijke kwaliteitsverbetering in de Rijn en haar zijrivieren. Het ontwikkelen en uitvoeren van waterbeleid is voor het grootste deel de verantwoordelijkheid van V&W. De ruimtelijke kwaliteit van Nederland is een verantwoordelijkheid van de Minister van VROM. Het inkaderen, stimuleren en waar nodig faciliteren van processen ten behoeve van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit (in combinatie met het oplossen van watervraagstukken op het gebied van veiligheid en wateroverlast) is een verantwoordelijkheid van de Minister van VROM. Prestatiegegevens + In 2004 is deel 1 van de PKB Ruimte voor Rivier gereed. Hierin zal tevens zijn aangeduid welke gebieden ruimtelijk worden gereserveerd teneinde op de lange termijn maatregelen gericht op het scheppen van ruimte voor water mogelijk te maken. + Een ruimtelijk kader is opgesteld, waarbinnen de provincies verder beleidsvrijheid hebben om te komen tot invulling met maatregelen van de PKB. + Er is in 2004 een limitatieve lijst met locaties in het winterbed van de rivier, waar geëxperimenteerd kan worden met vormen van aangepast bouwen. 8.2.1.7. Schadeclaims Ruimte voor Rivier Tijdens het bestuurlijk overleg op 23 april 1997 over de uitvoering van de Beleidslijn «Ruimte voor de Rivier» (Staatscourant nr. 77, 19 april 1996) en in de brief daarover aan de Tweede Kamer van 7 juli 1997 is vastgelegd dat het rijk bereid is een grote verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de eventuele planschade die ontstaat door deze beleidslijn. Hiertoe is een regeling ontworpen.
Doelgroep De doelgroep zijn instanties, zowel overheden als particulieren die menen door de inwerkingtreding van de beleidslijn planschade te hebben geleden. Beleidsinstrumenten Getroffenen kunnen een schadeclaim indienen bij de «Commissie schadebeoordeling beleidslijn Ruimte voor de Rivier». Deze commissie is eind 1999 ingesteld door de Minister van VROM voor een periode van vijf jaar. De Commissie beoordeelt ingediende claims en adviseert op verzoek van gemeenten of de Minister van VROM over de ingediende claims conform het gestelde in het instellingsbesluit. Nadat de commissie de minister van advies heeft gediend, neemt de minister een besluit over de toekenning van de schadeclaim en de hoogte daarvan. Verantwoordelijkheid minister De Minister van VROM is verantwoordelijk voor de toekenning van schadevergoeding als gevolg van eventuele planschade door de inwerkingtreding van de beleidslijn.
Persexemplaar
136
Beleidsartikel 8
Prestatiegegevens 1. Behandeling door de commissie van ingediende schadeclaims binnen de daartoe gestelde wettelijke termijnen. De commissie is tot nu toe ingeschakeld bij 11 mogelijke schadegevallen, die allen nog in enige mate in procedure zijn. 2. Besluit over uitkering van schadevergoedingen binnen gestelde termijnen. De minister heeft tot nu toe in twee gevallen een schadevergoeding uitgekeerd. 3. In 2004 evaluatie van de commissie schadebeoordeling en vaststelling van eventuele vervolgactiviteiten. Tabel 8.1 Prestaties 2004 Outcome-indicatoren* + Kwaliteit waardevolle landschappen + Aandeel en toename woningvoorraad, werkzame personen en oppervlakte bedrijventerreinen in waardevolle landschappen, in EHS en buiten bebouwd gebied + Areaal recreatief groen in regionale parken + Aandeel oppervlakte glastuinbouw op projectlocaties VROM-prestaties + Stimuleren van provincies voor het opstellen van ontwikkelingsprogramma’s voor de nationale landschappen + + + + + + + + + + + + *
Start opstellen geactualiseerd ontwikkelingsprogramma Groene Hart Aankoop van gronden in de Bufferzones Vaststelling van de rijksinzet bij de reconstructie van de zandgebieden Bevorderen doorwerking rijksbeleid inzake reconstructie van de zandgebieden in plannen van lagere overheden Beoordelen van de reconstructieplannen Toetsen van streek- en bestemmingsplannen op beschikbaarheid van ruimte op de 10 projectlocaties glastuinbouw Toetsen van regelingen van provincies inzake het verplaatsen van niet perspectief rijk glas Ontwikkelen instrumentarium t.b.v. beleid vrijkomende bebouwing in buitengebied Afronden PKB deel 1 Ruimte voor Rivier + opstellen ruimtelijk kader Vaststellen van locaties in het winterbed van de rivier t.b.v. het experimenteren met aangepast bouwen Behandeling schadeclaims in het kader van de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier Evaluatie schadeclaims in het kader van de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier Gezien de ontwikkeling rond de Nota Ruimte zijn de outcome-indicatoren nog volop in ontwikkeling.
Persexemplaar
137
Beleidsartikel 8
8.3. Evaluaties Voor de komende jaren zijn de volgende evaluaties gepland: Tabel 8.2 Evaluaties Operationele Doelstelling
Onderzoek
2003
Beschermen en ontwikkeling van het landelijk gebied Evaluatie Groene Hart Draagvlakonderzoek ruimte voor de rivier Evaluatie watertoets MER en MKBA ruimte voor de rivier Ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie Ruimte voor ruimte regeling Transformatie buitengebied Draagvlakonderzoek Nationale Landschappen Evaluatie Glastuinbouw Evalutaie Schadeclaims Ruimte voor Rivier
x x x x x
2004
2006
2007
2008
x x
x x
2005
x
x x x
8.4. Budgettaire gevolgen van beleid Tabel 8.3 Bedragen in € 1000 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Verplichtingen:
14 830
9 394
9 927
10 801
10 230
9 811
7 264
Uitgaven:
17 405
10 028
11 021
12 278
11 444
10 275
7 728
Programma: Bescherming en ontwikkeling landelijk gebied: Aankoop bufferzones Ontwikkeling Waddengebied Overige instrumenten landelijk gebied Ontwikkelingsbijdrage landelijk gebied Beleidlijn Ruimte voor de rivier Investeringsbijdragen Vijfde Nota uit FES-fonds Onderzoek DGR Communicatie-instrumenten
16 141
8 620
9 655
10 938
10 121
8 959
6 412
16 141 10 930 91
8 620 6 880 0
9 655 7 463 0
10 938 8 463 0
10 121 8 309 0
8 959 7 897 0
6 412 5 350 0
14
667
684
654
604
604
604
3 970 863
586 93
1 050 68
1 363 68
750 68
0 68
0 68
0 273 0
0 164 230
0 160 230
0 160 230
0 160 230
0 160 230
0 160 230
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
Apparaat: Apparaat: Juridische instrumenten Apparaat DGR
1 264
1 408
1 366
1 340
1 323
1 316
1 316
125 1 139
128 1 280
129 1 237
129 1 211
129 1 194
129 1 187
129 1 187
Ontvangsten:
1 472
0
0
0
0
0
0
Overig programma: Nader aan te wijzen
Persexemplaar
138
Beleidsartikel 8
Toelichting: Onder het instrument «Ontwikkelingsbijdrage landelijk gebied» staan onder meer de uitgaven voor de Nationale Landschappen. De uitgaven voor «reconstructie van de zandgebieden», «glastuinbouw», «Ruimte voor Ruimte regeling» en PKB rivierengebied/Maas/ Noodoverloopgebieden» hebben betrekking op het apparaat. 8.5. Budgetflexibiliteit Tabel 8.4 Bedragen in € 1000 2004 1. Totaal geraamde kasuitgaven 2. Waarvan apparaatsuitgaven 3. Dus programma-uitgaven Waarvan op 1 januari 2004: 4. Juridisch verplicht 5. Complementair noodzakelijk 6. Bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) 7. Beleidsmatig gereserveerd (op grond van een wettelijke regeling of beleidsprogramma) 8. Beleidsmatig nog niet ingevuld 9. Totaal (= gelijk aan 3.)
11 021 1 366 9 655
2005 12 278 1 340 10 938
2006 11 444 1 323 10 121
2007 10 275 1 316 8 959
2008 7 728 1 316 6 412
15% 0%
1 492 0
14% 0%
1 493 0
9% 0%
954 0
5% 0%
454 0
7% 0%
454 0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
77%
7 463
77%
8 463
82%
8 340
88%
7 916
85%
5 443
7% 100%
700 9 655
9% 100%
982 10 938
8% 100%
827 10 121
7% 100%
589 8 959
8% 100%
515 6 412
Toelichting: Het grootste deel van dit artikel wordt gevormd door de bestuurlijk (middels een convenant) gebonden Bufferzones (7,5 mln). De juridisch verplichte projecten betreffen: Groot Mijdrecht zuid (0,5 mln); Subsidies (0,8 mln); Nationale Landschappen (0,2 mln). 8.6. VBTB-paragraaf Na vaststelling van het nationaal ruimtelijk beleid en de rijksagenda, gericht op het bereiken van een gecoördineerde inzet van investeringsstromen met betrekking tot een aantal prioriteiten van het nationaal ruimtelijk beleid, zal meer helderheid ontstaan over de VROM-agenda voor de komende periode en de te realiseren doelstellingen. Op basis hiervan kunnen zowel de algemene beleidsdoelstelling als de operationele doelstelling verder worden aangescherpt. Tevens zal duidelijkheid ontstaan over welk departement verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de verschillende prioriteiten van het nationaal ruimtelijk beleid. Prestatie- en effectgegevens betreffen in deze begroting voornamelijk procesindicatoren. Na vaststelling van het nationaal ruimtelijk beleid zal de aandacht zich tevens richten op het gebruik van effectindicatoren. Effectindicatoren op het niveau van de algemene beleidsdoelstelling zijn al wel beschikbaar en dienen als basis voor het uit te voeren monitoringen evaluatie-onderzoek. In de begroting van 2005 zal dit nader worden uitgewerkt.
Persexemplaar
139
Beleidsartikel 8
Bij de operationele doelstellingen moet ontwikkeling van de effectindicatoren en bijbehorende streefwaarden nog grotendeels plaatsvinden. Het gaat hier met name om de onderwerpen Ontwikkelingsprogramma’s, reconstructie zandgebieden en het Rivierengebied.
Persexemplaar
140