h c e t id leaen
cbel
Situering
Europa
De klimaatverandering, het energievraagstuk, het indus triële concurrentievermogen en innovatie zijn belangrijke uitdagingen die de aandacht voor de omschakeling naar een eco-efficiënte economie in het Europees, Vlaams en provinciaal beleid de afgelopen jaren sterk heeft doen toenemen. Een ecoefficiënte economie staat voor het produceren van goederen en diensten op een meer milieuvriendelijke manier en vormt een essentieel onderdeel van een duurzame economie dat een economische, ecologische en sociale pijler telt.
Met het Europees energiebeleid dat in 2007 werd goedgekeurd, zet de Europese Unie (EU) zichzelf resoluut op weg naar een zuinig met energie omspringende economie die draait op continu leverbare, concurrerende en duurzame energie. De prioritaire doelstellingen op het vlak van energie zijn de goede werking van de interne energiemarkt, de continuïteit van de ener gievoorziening en een reële daling van de bij energieproductie en –verbruik ontstane emissie van broeikasgassen. De Europese Commissie lanceerde daarom de 20-20-20 doelstellingen.
Het is niet zo dat onze economie van de ene dag op de andere duur zaam of eco-efficiënt zal worden. Het is een proces, dat overigens al een tijdlang bezig is. De transitie naar een eco-efficiënte economie veronderstelt een verandering in de manier waarop we onze eco nomische activiteiten uitvoeren. Beleidsinterventies zijn essentieel om die verandering op gang te brengen. Het Europees, het Vlaams en het provinciaal beleid erkennen de noodzaak voor een dergelijke omschakeling en deze beleidsmatige aandacht vertaalt zich in een aantal acties, maatregelen en overheidsinitiatieven.
De beperking van de broeikasgasemissies staat centraal in de strategie van de EU om de klimaatverandering te beperken. De EU verbindt zich ertoe haar interne emissies tegen uiterlijk 2020 met min stens 20% te verminderen ten opzichte van 1990. Indien andere ont wikkelde landen, buiten de EU, bereid zijn om de uitstoot van broeikas gassen ook sterk terug te dringen, wil de EU haar doelstelling na 2012 nog verscherpen. De Europese uitstoot zou in dat geval met 30 procent moeten worden teruggebracht ten opzichte van 1990. Het beperken van de broeikasgasemissies vereist evenwel dat het energieverbruik daalt en dat van ‘schone’ energie gebruik wordt gemaakt. Momenteel is ener gie immers verantwoordelijk voor 80% van de broeikasgasemissies in de EU.
De streefdoelen in het huidige energiebeleid zijn duurzaamheid, concurrentievermogen en zekerheid van bevoorrading. De econo mische onderbouwing van dit energiebeleid zal leiden tot een sterk energiebeleid dat kansen biedt voor toekomstgerichte nieuwe sec toren en jobcreatie.
Verminderde uitstoot broeikasgassen
Het systeem van verhandelbare emissierechten (dikwijls ook emissie handel genoemd) is in dat opzicht een belangrijk instrument dat door de Europese Unie werd ingevoerd om de CO2-uitstoot van de bedrijven te beperken. Alle lidstaten participeren hieraan. Twee categorieën van installaties zijn verplicht hieraan mee te doen: -- installaties voor de productie van staal, cement, glas (minimaal 20 ton per dag), keramische producten (minimaal 75 ton per dag), pulp en papier, olieraffinaderijen en cokesovens. -- stookinstallaties met een thermisch ingangsvermogen (brandstof input) boven 20MW. De eerste periode van de verhandelbare emissierechten liep van 2005 tot 2007. De tweede periode die momenteel loopt, komt overeen met de eerste Kyoto-verbintenisperiode 2008-2012. Alle betrokken instal laties dienen hun CO2-emissies per kalenderjaar te monitoren en daarna emissierechten te overhandigen voor de opgetreden emissies. Wie rechten te veel heeft kan ze verkopen, wie er te weinig heeft kan er kopen.
Energie-efficiëntie De energie-efficiëntie tegen 2020 met 20% verhogen ofwel het primair energieverbruik doen verminderen met 20% tegen uiterlijk 2020, dat is het doel dat de EU zich in haar actieplan voor energie-efficiëntie (2007-2012) heeft gesteld. Om dat doel te bereiken moet worden gewerkt aan energiebesparingen in de vervoersector, de ontwikke ling van minimale criteria voor energie-efficiëntie voor apparatuur en uitrusting, het bevorderen van rationeel gedrag en spaarzaamheid bij de energie verbruikers, een efficiëntere productie, transport en distributie van warmte en electriciteit, de ontwikkeling van nieuwe energietechnologieën en een verbetering van de energieprestaties van gebouwen. De EU is voorts van plan een gemeenschappelijke ener 6 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
Het overheidsbeleid van Europa, Vlaanderen en Limburg voor de omschakeling naar een eco-efficiënte economie giebesparende aanpak op wereldschaal te bevorderen door aan te dringen op een internationale overeenkomst inzake energieefficiëntie.
Hernieuwbare energie Het gebruik van hernieuwbare energie (windenergie, zonne-energie, fotovoltaïsche energie, energie uit biomassa en biobrandstoffen, geo thermische energie en energie uit warmtepompen) draagt bij tot de beperking van de klimaatverandering. Het gebruik van deze ener gie draagt bovendien bij tot de continuïteit van de energievoorziening en zorgt voor meer en nieuwe werkgelegenheid in Europa dankzij een grotere productie en een groter verbruik van lokale energie. De hernieuw bare energiebronnen hebben momenteel evenwel slechts een gering aandeel in de Europese energiemix.
privé-investeringen een Europees leiderschap uit te bouwen.
Ontwikkeling van nieuwe energietechnologieën Innovatieve energietechnologieën zijn van kapitaal belang om het concur rentievermogen en de duurzaamheid van de energievoorziening met elkaar te verzoenen en tevens de continuïteit van de energievoorziening te verbe teren. Ook om de andere energiedoelstellingen te verwezenlijken zijn ze van essentieel belang. De EU is momenteel wereldleider op het gebied van hernieuwbare energie en wenst haar positie op dat vlak te versterken en tevens eenzelfde plaats te veroveren op de groeimarkt voor koolstofarme energietechnologieën.
Om hernieuwbare energie beter ingang te doen vinden, heeft de EU zich in haar stappenplan met betrekking tot de hernieuwbare energiebronnen een bindend streefcijfer opgelegd: uiterlijk in 2020 moet 20% van de Europese energiemix uit hernieuwbare energie bestaan. Om deze doelstelling te berei ken moet vooruitgang worden geboekt in de drie sectoren waarin vooral hernieuwbare energiebronnen kunnen worden ingezet: de electriciteitssec tor (die de electriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen moet verhogen en moet zorgen voor duurzame stroomopwekking uit fossiele brandstoffen met name dankzij systemen voor de opvang en opslag van CO2), de sector biobrandstoffen (die in 2020 goed moet zijn voor 10% van de brandstof voor motorvoertuigen) en tenslotte de sector van verwarmings- en koelsystemen.
Roadmap 2050 Op 8 maart 2011 publiceerde de Europese Commissie de ‘Roadmap for moving to a competitive low-carbon economy in 2050’. Dit stappenplan omvat een duidelijke visie voor 2050, waarbij een duurzame groei en de creatie van jobs samen met het behalen van de Europese lange termijn klimaatdoelstellingen worden gerealiseerd: een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 80 tot 95% in 2050 ten opzichte van 1990. Het stappenplan verschaft een analyse van de inspanningen die elke sector zal moeten leveren. De energieproductie zal bijvoorbeeld meer en meer moe ten voortkomen uit duurzame en koolstofarme bronnen. De transportsector zal haar uitstoot met ten minste 60% moeten verminderen tegen 2050. De rol van de infrastructuur en netwerken, die massale investeringen vergen, zal dus van het grootste belang zijn. De Roadmap toont ook aan dat de evolutie naar een koolstofarme samenleving het budgetvriendelijkst is als de binnen landse uitstoot kan verminderd worden met 25% tegen 2020. Hieraan wordt dus duidelijk de vraag gekoppeld van de overstap van 20 naar 30% voor de Europese doelstelling m.b.t. de vermindering van de uitstoot van broeikas gassen, met de mogelijkheid zich te beroepen op flexibiliteitmechanismen. Bij de overstap naar 30% moet er gewaakt worden over het concurrentiever mogen van de Europese bedrijven, KMO’s en verwerkende nijverheid. Met landen als China, India en Korea op kop is er een ware internationale wedloop naar nieuwe technologieën van start gegaan, die het concurrentievermogen van Europese ondernemingen onder druk zet. Europa mag niet achterop hin ken in deze wereldrace naar groene technologie. De Roadmap verschaft dan ook een veelbelovend kader om via grootschalige openbare investeringen en ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 7
h c e t dn leleeia
cb
De Europese Commissie heeft daartoe een Strategisch plan voor energietech nologie (SET-plan) uitgewerkt. Het doel van dit plan is: -- op korte termijn het onderzoek te versterken om de kosten te verminderen en de prestaties van de bestaande technologieën te verbe teren, alsmede de commerciële toepassing van deze technologieën te bevorderen. Op dit niveau moet met name actie worden ondernomen op het gebied van biobrandstoffen van de tweede generatie, koolstofop vang, -transport en -opslag, integratie van hernieuwbare energiebron nen in het elektriciteitsnet en energie-efficiëntie bij bouw en vervoer en in de industrie; -- op langere termijn de ontwikkeling te ondersteunen van een nieuwe generatie koolstofarme technologieën. Op dit gebied moeten de acties onder meer worden gericht op het concurrentievermogen van nieuwe technologieën voor duurzame energie, de opslag van energie, de duur zaamheid van kernsplijtingsenergie, fusie-energie en de ontwikkeling van trans-Europese energienetten. Het SET-plan voorziet in een gemeenschappelijke strategische planning, doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging, verhoging van de financiële en personele middelen en internationale samenwerking. Bedoeling is om het vermogen van bedrijven in Europa te versterken om uitdagingen op milieu gebied om te zetten in economische voordelen. Op het gebied van innovatie is er tevens het initiatief rond de leidende markten (lead markets). Dit wil de ontwikkeling van groeimarkten in de EU versnellen met instrumenten zoals normalisatie en innovatief aan besteden. Onder meer hernieuwbare energie en duurzaam bouwen werden als leidende markten geïdentificeerd. Voorts voorziet het Kaderprogramma voor Concurrentievermogen en Innovatie in middelen om Europese kmo’s op deze vlakken te versterken. In september 2009 verscheen ook een mededeling over ondersteunende technologieën die van belang zijn voor de modernisering van de industriële basis en noodzakelijk voor de overgang naar een lagekoolstofeconomie. De mededeling slaat een brug tussen het industriebeleid en het innovatiebeleid. Ook voor het concur rentievermogen is het belangrijk dat eco-efficiëntie in het externe beleid van de EU wordt geïntegreerd.
Gevolgen voor België Ons land moet tegen 2020 13% van het energieverbruik uit hernieuwbare energie halen en een kleine helft daarvan moet ons land zelf produceren. In 2007 was slechts 1,9% van het Belgisch energieverbruik afkomstig van her nieuwbare energie. België is op geografisch vlak echter weinig geschikt voor een grote elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen. Mogelijkheden voor stuwmeren zijn er nauwelijks of niet en de zon laat het vaak afweten. Klimatologisch zijn er wel mogelijkheden voor windenergie, doch de instal latie van krachtige windmolens is ruimtelijk beperkt. Dankzij de operati onalisering van het windmolenpark op de Thorntonbank en de lancering van andere windenergieprojecten, stak België wel al een tandje bij om de doelstelling te halen. De Belgische overheid en bedrijven zullen echter ook zwaar moeten investeren in hernieuwbare energieproductie in het buiten land om de 13% te halen. Die inspanningen leveren certificaten op die een lidstaat in rekening mag brengen. Agoria, de koepel van de technologie sector, berekende dat, indien de Europese doelstellingen inzake hernieuw bare energie in ons land worden waargemaakt, in 2020 33.000 Belgen in de hernieuwbare energiesector zullen werken. Er is vooral nood aan hoogop geleid technisch personeel en installateurs. Uit enquêtes uitgevoerd door het Vlaams departement Leefmilieu, Natuur en Energie wordt de tewerk 8 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
stelling in de hernieuwbare energiesector in 2008 geraamd op 8800 voltijdse jobs (0,4% van de actieve bevolking) en de omzet op ongeveer 5 miljard euro. De sector heeft m.a.w. een aanzienlijk groeipotentieel inzake tewerk stelling en omzet. Daarnaast wordt er van België verwacht dat de broeikasgasreductie in sec toren als transport, huisvesting (verwarming, airco), landbouw en afval verwerking tegen 2020 met 15% vermindert in vergelijking met 2005. De Kyoto-doelstelling (tegen 2012 7,5% minder uitstoot dan in 1990) is in ons land nog veraf. Daar komt nu nog de nieuwe EU-doelstelling bovenop. België zal daarom beroep moeten doen op dure maatregelen om de doelstellingen te realiseren. Wat de biobrandstof betreft, heeft België een achterstand in te halen. Amper 1% van de diesel en benzine die wordt getankt is bio.
Vlaanderen Het Vlaamse energiebeleid vertrekt van de kansen die een duur zaam energiebeleid biedt voor gezinnen en bedrijven. De Vlaamse Regering voert een duurzaam energiebeleid waarbij de economische, sociale en ecologische belangen van energie optimaal samen sporen, zodat de eindigheid van de fossiele brandstoffen en de draagkracht van het milieu geen beperkende factoren zijn, maar opportunitei ten worden. Het energiebeleid wordt zo een belangrijke hefboom om de economie te vergroenen. Het Vlaamse energiebeleid is gericht op een grotere energie-efficiëntie en meer milieuvriendelijke energieop wekking, afgestemd op de Europese kwantitatieve doelstellingen op mid dellange termijn (2020). De belangrijkste kernopdrachten in het Vlaamse energiebeleid zijn: -- verhogen van de energie-efficiëntie van gebouwen, voertuigen, appara ten, processen, producten en diensten; -- een verdergaande ontkoppeling tussen economische groei en energieverbruik; -- het sluiten van materiaalkringlopen (cradle-to-cradle) en energiekring lopen (hernieuwbare energie) en het vergroten van het aandeel van de decentrale energieproductie; -- het verzekeren van een betrouwbare electriciteits- en gasvoor ziening en performante dienstverlening aan electriciteits- en aardgas afnemers tegen concurrentiële prijzen en maatschappelijk aanvaardbare nettarieven en heffingen; -- het bewaken van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van energie voor de sociaal zwakkere doelgroep.
Pact 2020 – ViA Het Pact 2020 van de Vlaamse Regering bevat 20 concrete doelstel lingen om Vlaanderen tegen 2020 tot de top 5 van de Europese regio’s te laten behoren. De acties die moeten ondernomen worden om deze doelstellingen te halen zijn vervat in het actieprogramma ‘Vlaanderen in Actie’ (ViA). Zowel in het Pact 2020 als in ViA wordt specifieke aandacht geschonken aan een efficiënt energieverbruik en aan energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen. Zo is in het Pact 2020 opgenomen dat de CO2-emissie in Vlaanderen in 2020 in overeenstemming moet zijn met de Europees aangegane verbintenis sen en dat de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling (WKK) aanzienlijk moet stijgen, in navolging van de Europese richtlijn hernieuwbare energie. Voorts vermeldt het Pact 2020 dat het energiegebruik van het gebouwen park aanzienlijk moet dalen en dat er een verdere ontkoppeling moet gerealiseerd worden van economische groei en het geheel van emissies en afvalproductie. Het potentieel aan economische activiteiten en werkgele genheid dat uit deze beleidsopties voortvloeit, in het bijzonder in de her nieuwbare energiesector, dient zoveel mogelijk gerealiseerd te worden.
gie-efficiënter. Voor heel wat parameters zijn de emissies en afvalproductie niet meer afhankelijk van de economische groei. Dat geldt ook voor de indi viduele sectoren van de huishoudens, de industrie en de energiesector. Het energiegebruik van het gebouwenpark daalt echter niet, ondanks de vele energiebesparende maatregelen. De energieprestatienormen hebben wel een effect bij onder andere de nieuwbouwwoningen.
Benchmarkconvenanten Het Benchmarkingconvenant van de Vlaamse Regering is opgesteld voor grote energie-intensieve bedrijven, uit alle industriële sectoren. De toetreding gebeurt per vestiging. Een ondergrens van 0,5 PJ (Petajoule) per vestiging wordt gehanteerd, omdat dit een objectief criterium is waaronder de benchmarkstudie te duur zou worden. In speci fieke gevallen kunnen bedrijven beneden 0,5 PJ toch beslissen om toe te tre den tot het benchmarkconvenant. Het convenant loopt af in 2012. Door toe te treden tot het convenant gaan de bedrijven de verplichting aan om de energie-efficiëntie van hun procesinstallaties op wereldtopni veau te brengen en/of te behouden tegen 2012, er mee rekening houdend dat het wereldtopniveau ook zal verbeteren in de tussenliggende periode. Als wereldtop wordt niet gehanteerd de allerbeste van de wereld, maar een beperkte marge, waarvoor meerdere methoden bestaan. De benchmarkstudies worden uitgevoerd door ervaren consultants, per procesinstallatie. Het opdelen van het bedrijf in procesinstallaties is dik wijls nodig om eenheden te verkrijgen die vergelijkbaar zijn met andere installaties in het buitenland. Het zal dus voorkomen dat een bedrijf meer dan één installatie laat benchmarken zodat de afstand tot de wereldtop per procesinstallatie verschillend is. Het bedrijf maakt, uiterlijk anderhalf jaar na toetreding tot het convenant, een EnergiePlan op, waarin alle maatregelen en een timing zijn opgenomen die nodig zijn om de achterstand tot de wereldtop blijvend te overbruggen. Vanaf dan zal het bedrijf jaarlijks een opvolging- en monitoringverslag opstellen.
Om de doelstellingen van het Pact 2020 goed te kunnen opvolgen, meet de Studiedienst van de Vlaamse Regering jaarlijks een hele reeks indi catoren. In februari 2011 maakte de Studiedienst de cijfers van de eerste meting (na de nulmeting van vorig jaar) bekend. Uit die éénmeting blijkt dat Vlaanderen door zijn relatief hoge energieverbruik in een zwakke positie blijft staan omdat het voor de invoer en distributie afhankelijk is van enkele grote verdelers. Bovendien is nog een te beperkt aandeel van de productie afkomstig van hernieuwbare energiebronnen. Vlaanderen wordt wel ener ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 9
h c e t dn leleeia
cb
Als stuurgroep voor het convenant werd de ‘Commissie Benchmarking’ opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de overheden en de industriële sectoren. Voor de berekeningen en de opvolging van de uitvoering van het convenant wordt een onafhankelijk Verificatiebureau aangeduid. Als tegenprestatie voor de inspanningen van de bedrijven garandeert de Vlaamse Overheid dat zij geen bijkomende maatregelen aan de bedrijven zal opleggen op gebied van rationeel energiegebruik of CO2; in het bijzon der geldt dit voor taksen of emissieplafonds. Verder zal ze alles in het werk stellen om voor de convenantbedrijven vrijstelling te verkrijgen van bijko mende Belgische of Europese maatregelen. Volgende Limburgse bedrijven zijn reeds toegetreden tot het benchmarkcon venant (toestand op 17.08.2010): Borealis Polymers (Beringen), ViskoTeepak (Lommel), DOW Belgium (Tessenderlo), Tessenderlo Chemie (Tessenderlo en Ham), Limburgse Vinyl Maatschappij (Tessenderlo), Nitto Europe (Genk), ArcelorMittal (Genk, huidige naam: Aperam), Sappi (Lanaken), Farm Frites Belgium (Lommel), Limelco (Zonhoven), Scana Noliko (Bree), Nyrstar Belgium (Overpelt), Ford Werke GmbH (Genk), Celanese (Lanaken), Wienerberger (Maaseik en Tessenderlo), Steenfabriek Heylen (Lanaken), Vandersanden (Bilzen en Dilsen-Stokkem), Steenfabrieken A. NelissenHaesen (Lanaken), Keramo Steinzeug NV (Hasselt), Norbord (Genk), Pittsburgh Corning Europe (Tessenderlo), EMGO (Lommel), SCR Sibelco (Lommel en Maasmechelen).
I-Cleantech Vlaanderen voor de bevordering van innovatie De vzw I-Cleantech Vlaanderen, waarbij de I staat voor Innovatie, dient concrete acties en innovaties te ondersteunen ten gunste van de ont wikkeling van de cleantechsector in Vlaanderen. De vzw I-Cleantech Vlaanderen zal een hoofdzakelijk coördinerende rol spelen om de bestaande initiatieven van zowel overheden als bedrijven en kennis instellingen beter op elkaar af te stemmen. Het doel van die coördinatie is om vernieuwende cleantech projecten op te zetten, ondernemerschap te stimuleren om deze projecten breed uit te rollen en zo een internationale uitstraling te geven. Naast een actieprogramma op Vlaams niveau zal er binnen de werking van I-Cleantech Vlaanderen ook plaats zijn voor regi onale acties. Ook bedrijven kunnen toetreden tot de vzw en een beroep doen op de ondersteunende diensten die worden aangeboden. Bovendien is er voor het bedrijfsleven een afvaardiging voorzien in de Raad van Bestuur. Dat betekent dat zij mee het beleid van de vzw kunnen bepa len. Zij kunnen via de vzw ook samenwerkingen opzetten of opdrachten omschrijven voor kennisinstellingen en overheden betreffende schone technologie. In totaal zal de Raad van Bestuur van de vzw bestaan uit negen bestuur ders. De Vlaamse regering kiest de voorzitter en drie bestuurders. Het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek (VITO), de kennis instellingen en de lokale overheden leveren elk één bestuurslid. De bedrijven en instellingen in de cleantechsector leveren er twee. Omwille van het traject dat Limburg al heeft afgelegd in de ontwik keling en ondersteuning van de cleantechsector, wordt de centrale werking van de vzw I-Cleantech Vlaanderen ondergebracht in de Cleantech Campus in Houthalen-Helchteren waar het voormalige 10 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
mijngebouw wordt omgevormd tot een cleantechincubator en waar de hele site errond wordt uitgebouwd rond cleantech. Dit illustreert dat Limburg in Vlaanderen een leidende provincie is op het vlak van cleantech en de transitie naar duurzaamheid.
Flanders Cleantech Association voor internationale promotie en acquisitie Zeker in een nichemarkt als cleantech is internationalisering van uiter mate groot belang. Bedrijven in deze sector moeten vrijwel van bij de start internationaal actief zijn, zogenaamde ‘born globals’. De Flanders Cleantech Association (FCA) werd opgericht om Vlaanderen als cleantechregio internationaal te promoten, vooral met het oog op het aantrekken van kapitaal en projecten voor de industrie. VITO lanceerde FCA op 19 april 2010 tijdens de internationale conferen tie rond duurzame productie. Flanders Cleantech Association biedt een vrij en open platform aan alle stakeholders die in Vlaanderen met cleantech zijn begaan: industrie, kmo’s, federaties, overheden (FIT, OVAM, Vlaams Energie-Agentschap), financiële organismen (LRM, PMV, risicokapitaalverschaffers,…) en kennisinstellingen, om de krachten te bundelen, kritische massa te creëren en de Vlaamse troeven internationaal uit te spelen. FCA werkt nauw samen met Flanders Investment and Trade (FIT).
Financiële ondersteuningsinstrumenten De federale en Vlaamse regering hebben de afgelopen jaren een sterk impulsbeleid uitgewerkt om energiebesparende maatregelen in bedrijven en woningen te stimuleren. Uiteraard heeft deze financiële ondersteuning een positieve impact op de bedrijvigheid van bedrijven uit de cleantechsec tor. Veel van deze maatregelen zijn op verschillende websites terug te vin den; www.energiesparen.be, www.premiezoeker.be, www.agentschapon dernemen.be, enz. In 2012 verandert er heel wat op het vlak van premies voor energiebesparende maatregelen. De belastingsvermindering voor energiebesparende maatregelen van de federale overheid wordt beperkt in 2012, zeker voor particulieren. Alleen het fiscale voordeel voor het plaatsen van dakisolatie blijft in beperkte vorm. De investeringsaftrek voor bedrijven (natuurlijke personen en rechtspersonen) blijft (voorlopig) behouden (zie voor meer info: www.fiscus.fgov.be).
Limburg
Naast de Europese en Vlaamse plannen heeft ook Limburg recent een eigen klimaatplan gelanceerd, het zogenaamde TACO2-plan. Deze plannen heb ben een belangrijke milieucomponent maar openen ook een groot econo misch perspectief op het vlak van energie-efficiëntie, milieu- en energie technologie. De zogenaamde groene economie is, naast de witte economie, een nieuwe beloftevolle sector die in Limburg grote ontwikkelingskansen heeft. De provincie Limburg en POM Limburg ondersteunen en stimule ren enerzijds de verdere groei van de cleantechsector in onze provincie en nemen anderzijds het voortouw in de ontwikkeling van duurzame bedrij venterreinen (zie blz. 34).
Limburg gaat klimaatneutraal ‘Limburg CO2-neutraal tegen 2020’. Deze doelstelling is iets meer dan 2 jaar geleden door de provincie Limburg gelanceerd. Het is meteen één van de meest verreikende ambities ter wereld op het vlak van klimaatbeleid. Hoewel de provincie Limburg daarmee verder bouwt op een
ruime traditie van succesvolle campagnes en projecten rond duurzame ontwikkeling, is deze doelstelling - en vooral de voorop gestelde termijn - toch op de nodige scepsis onthaald. Begrijpelijk, want men moet geen wetenschapper zijn om te beseffen dat die uitdaging enorm is, zowel op technisch als maatschappelijk vlak. Het bestuur is echter van oordeel dat streefdata in de verre toekomst te weinig mobiliserend zijn en een onvoldoende stimulans zijn voor actie en ontvankelijkheid voor verandering. Limburg beschouwt een ambitieus klimaatbeleid immers niet alleen als een noodzakelijke bijdrage aan het oplossen van de klimaatwijziging. Er is ook aandacht voor de kan sen die een klimaatneutrale provincie biedt op het vlak van biodiversiteit, gezondheid, omgevingskwaliteit, welzijn en niet te vergeten: de economi sche ontwikkeling en concurrentiepositie van Limburg. Een eerste stap in de ontwikkeling van het Limburgse klimaatbeleid is gezet met de opmaak van een wetenschappelijke studie, die zowel posi tieve als negatieve effecten van een gericht beleid en bepaalde specifieke maatregelen in kaart heeft gebracht. De studie bestaat uit 3 delen: -- Het voorstellen van een werkbare en maatschappelijk verantwoorde definitie voor het concept ‘Limburg CO2-neutraal’ -- Het ontwikkelen van twee scenario’s die tot CO2-neutraliteit kunnen leiden -- Het formuleren van aanbevelingen voor lokale besturen Uitgangspunten Het provinciebestuur heeft bij de aanvang van de studie al enkele belangrijke keuzes gemaakt. Zo is duurzame ontwikkeling het noodzakelijk kader, maar meer specifiek nog zijn volgende uitgangspunten aangenomen: -- De provincie Limburg kiest ervoor om naast CO2 ook methaan (CH4) en lachgas (N2O) mee te nemen in haar reductiebeleid. Daarom wordt nu vooral de term ‘klimaatneutraal’ gebruikt i.p.v. ‘CO2-neutraal’. -- De provincie Limburg streeft naar klimaatneutraliteit op haar eigen grondgebied. Het bestuur kiest er bewust voor om de Limburgse uit stoot niet op te heffen door compensatieprojecten te financieren op andere plaatsen in de wereld. Er zal worden geïnvesteerd in lokale oplossingen. -- Klimaatneutraliteit voor Limburg betekent dat de uitstoot aan broei kasgassen maximaal even groot is als de opname. Om die uitstoot te
Tabel 1: Uitstoot en opname van broeikasgassen in Limburg in 2008 SCOPE 1
SCOPE 2
TOTAAL (kton CO2 eq. emissies)
-2896
2320
0
2320
83
1620
10
1630
Huishoudens
1472
1770
200
1970
Industrie
4500
1640
630
2270
Handel en diensten
1333
320
190
510
SECTOR
ELECTRICITEITSVERBRUIK ( GWh )
Energie Transport
Landbouw
870
0
870
Natuur - uitstoot
290
0
290
- opname
-720
Totaal
4500
8110
-720 1030
9140
Bron: ‘Hoe Limburg klimaatneutraal maken in 2020? Resultaten van de TACO2-studie’ – Provincie Limburg (2011)
berekenen, werd uitgegaan van het Green House Gas Protocol. Dat bepaalt dat de emissies van alle activiteiten binnen Limburg worden aangerekend (scope 1), alsook de emissies buiten Limburg die verbon den zijn aan ingevoerde elektriciteit (scope 2). Emissies buiten Limburg van goederen en diensten die hier gebruikt of toegepast worden, beho ren niet tot de verplichte ‘boekhouding’. De provincie kiest ervoor om deze emissies niet mee te nemen. De redenen hiervoor zijn pragmatisch van aard: enerzijds zou een gigantische betrouwbare dataset nodig zijn, anderzijds is er een risico op dubbeltellingen indien de landen/regio’s van oorsprong ook een balans zouden gaan opmaken. Dan verschijnen deze emissies namelijk in hun scope 1. Nulmeting Met deze keuzes als uitgangspunt, is op basis van het meest recente en volle dige gegevenspakket – van het jaar 2008 - gemeten wat de uitstoot en opname van broeikasgassen is in Limburg, opgesplitst over verschillende sectoren (zie tabel 1). Daarnaast werd ook de socio-economische toestand in kaart gebracht. Deze resultaten dienen als uitgangspunt voor de verdere bereke ningen van de scenario’s. ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 11
4000
h c e t dn leleeia
Energiesector Natuur
2000
cb
0
-2000
Nulmeting 2008
REF 2020
TACO21 2020
De scenario’s Niemand beschikt over een glazen bol, maar op basis van beschikbaar cijfermateriaal kunnen wel zinvolle prognoses worden gemaakt van de effecten van bepaalde maatregelen. Samen vormen die prognoses scenario’s die een mogelijk pad aangeven van hoe we vanuit de huidige situ atie kunnen komen tot de gewenste toestand.
te maken tegen 2020. Hoewel het volledig realiseren van het 2020-scenario enorme investeringen zou vereisen, omvat dit scenario een relatief omvang rijk pakket maatregelen dat op een globaal Limburgs niveau weinig of niets zou kosten, mogelijk zelfs geld zou opbrengen. Dit maakt de kans reëel dat investeerders aangesproken worden om deze maatregelen te helpen implementeren.
Het referentiescenario Om de effecten van verschillende beleidskeuzes op een goede manier zicht baar te maken, is een referentiescenario aangewezen. Om dit te berekenen, is uitgegaan van het huidig Belgisch en Vlaams beleid, maar ook van de bijko mende beleidsmaatregelen die door Europa worden opgelegd of gestimuleerd tegen 2020. Concreet betekent dit onder meer dat tegen 2020 de productie van wind- en zonne-energie al gevoelig zou toenemen, dat eerst het vrachtvervoer en nadien het personenvervoer aan rekeningrijden zou worden onderworpen, dat de isolatienorm voor nieuwbouwwoningen wordt verscherpt naar E 80, dat er zuiniger verlichting wordt toegepast en dat bepaalde intensieve land bouwactiviteiten autonoom afnemen.
Er zijn echter ook wat minpunten aan dit scenario. Omdat de termijn om klimaatneutraliteit te realiseren erg kort is, is Limburg in het 2020scenario in hoge mate afhankelijk van biomassa om de doelstel ling te behalen. Die biomassa is slechts voor een beperkt deel voorra dig in Limburg. Het overgrote deel zou moeten worden ingevoerd. Het Limburgse energieprobleem zou dus worden afgewenteld naar andere plaatsen in de wereld en zou ons i.p.v. olie-afhankelijk, biomassaafhankelijk maken. Dit is m.a.w. geen duurzame of ethisch verantwoorde keuze.
Deze reductie volstaat helemaal niet om de ambitie van een klimaatneutrale provincie waar te maken. Daarom zullen bijkomende maatregelen nodig zijn bovenop de maatregelen die nu al in het Europese beleid voorzien zijn. Om die extra inspanningen zichtbaar te maken, zijn twee klimaatneutrale scena rio’s ontwikkeld: het 2020-scenario en een visionair scenario. Het 2020-scenario Met 2020 als streefdatum zijn de mogelijkheden om tot klimaat neutraliteit te komen vrij beperkt. Er moet immers worden gewerkt met technologie die vandaag reeds operationeel en kwantificeerbaar is. Iets meer dan 50 maatregelen zijn gevonden die in theorie samen kunnen leiden tot een (bijna-) evenwicht tussen de uitstoot en opname van broeikasgasemissies in Limburg in 2020 (zie grafiek 2). Onder de maatregelen van het 2020-scenario, vinden we onder meer terug: -- De aanleg van een warmtenet van de elektriciteitscentrale van Langerlo naar de stedelijke agglomeraties van Hasselt en Genk (+/- 40 000 woningen) -- De vervanging van klassieke (industriële) stookinstallaties door instal laties op biomassa -- Doorgedreven dak-, muur- en vloerisolatie in woningen (tot passiefhuisnorm) -- Inzetten van warmtepompen voor verwarming/koeling van kantoorgebouwen -- Versnelde introductie van plug-in hybride en batterijelektrische voertuigen -- Verlies aan bosoppervlakte stoppen -- Het werken met semi-gesloten kassen in de glastuinbouw -- …
Grafiek 1: Reductie broeikasgasemissie volgens het referentiescenario Scope 1 en 2 11000
12 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
Handel en diensten Industrie Huishoudens
7000
Transport 5000
Energiesector Opname bodem
3000 1000 0 -1000 2008
2020
Bron: ‘Hoe Limburg klimaatneutraal maken in 2020? Resultaten van de TACO2-studie’ – Provincie Limburg (2011)
Grafiek 2: Reductie broeikasgasemissie volgens het 2020-scenario 10000
Landbouw Handel en diensten
8000
Industrie Huishoudens
6000
Transport 4000
Energiesector Natuur
2000 0 -2000
Opvallend en bemoedigend: de berekening van het 2020-scenario heeft aan getoond dat het technisch gezien mogelijk is om Limburg klimaatneutraal
Landbouw en natuur
9000
kton CO2-eq
Wanneer de prognoses voor het referentiescenario worden uitgezet t.o.v. de nulmeting, krijgen we een bescheiden reductie tussen 2008 en 2020 (zie gra fiek 1).
Het 2020-scenario houdt ook geen rekening met veelbelovende tech nologieën die wellicht pas na 2020 operationeel zullen zijn (zoals geo thermie en CCS (carbon capture and storage)). Daardoor kunnen bepaalde kansen om de klimaatneutraliteit op een efficiëntere manier te realiseren niet worden benut in dit scenario. Een laatste bedenking is dat technologische innovaties vaak op niet-techno logische hindernissen stuiten (vergunningen, maatschappelijke weerstand,
Nulmeting 2008
REF 2020
Bron: ‘Hoe Limburg klimaatneutraal maken in 2020? Resultaten van de TACO2-studie’ – Provincie Limburg (2011)
TACO21 2020
marktvraag,…) die de ontwikkeling, verspreiding en implementatie van tech nologische innovaties kunnen vertragen of doen falen. Sommige maatregelen vergen ook een wezenlijke maatschappelijke transitie of een systeemverande ring, iets wat wellicht niet realiseerbaar is tegen 2020. Er zijn dus voldoende argumenten om naast het 2020-scenario nog een andere optie tegen het licht te houden. Het visionair scenario Als de streefdatum 2020 enkele belangrijke nadelen met zich meebrengt, is het logisch om ook de piste te onderzoeken van wat de mogelijkheden zijn als die datum (deels) wordt losgelaten. In overeenstemming met gangbare inter nationale doelstellingen is gekozen voor 2050 als einddatum. Enerzijds heeft dit als risico dat de tijdshorizon wordt gezien als te ver weg van het dagelijks denken en doen. Bovendien zijn nogal wat maatregelen abstract en niet becijferbaar. Dat is niet bevorderlijk voor het investeringsklimaat en laat (teveel) ruimte voor discussie: het kostenplaatje en het reductiepotentieel zijn immers ongekend. Keuzes kunnen daardoor minder goed onderbouwd worden, waardoor het draagvlak aan stevigheid verliest en het ondernemen van gerichte acties kan stokken. Anderzijds biedt de doorkijk naar 2050 een oplossing voor bepaalde problemen die in het 2020-scenario zijn genoteerd. Om beide enigszins te verzoenen, zijn aan het visionair scenario enkele streefdoelen gekoppeld bovenop de randvoorwaarden voor de berekening van het 2020-scenario: -- Streefdoel 1: op korte termijn (2020) streeft Limburg naar een zo groot mogelijke emissiereductie. -- Streefdoel 2: op lange termijn (2050) streeft Limburg naar een optimale duurzame energieopwekking en maximale energieefficiëntie . -- Streefdoel 3: Limburg maakt werk van een overkoepelende strategie om uit te groeien tot een veerkrachtige en weerbare provincie. Concreet betekent dit dat het vertrekpunt om de emissies maximaal te redu ceren, in de eerste plaats de kostenneutrale maatregelen zijn uit het 2020-sce nario. Daarnaast moet Limburg resoluut kiezen voor maatregelen die leiden tot optimale zelfvoorziening en energie-efficiëntie. Daarbij wordt verwacht dat men nu reeds zou investeren in onderzoek en ontwikkeling van een aan tal visionaire technieken en technologieën met een redelijke kans om door te breken vóór 2050. Om de veerkracht en weerbaarheid van Limburg te verhogen, zet de studie enkele krijtlijnen uit die vooral niet-technologisch van aard zijn: -- Vandaag wegen vooral economische afwegingen op korte termijn in beslissingen door. Het concept van ecosysteemdiensten en het econo miseren ervan kan helpen om ecologische overwegingen op te nemen in het beleid. Het gaat niet alleen om het beschermen van soorten en natuurgebieden. Ook in woon- en industriegebieden zijn tal van maat regelen denkbaar om de plaatselijke biodiversiteit te bevorderen. Denk maar aan groendaken, daktuinen, groenzones, onverharde parkings, enzovoort. -- Duurzame gebiedsontwikkeling is een nieuwe vorm van ruimte lijke ontwikkeling die inspeelt op de samenhang tussen ruimte lijke en maatschappelijke vraagstukken van een gebied en streeft naar evenwicht tussen ecologische, sociale en economische belan
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 13
h c e t dn leleeia
cb
gen. Hoewel het provinciebestuur inzake ruimtelijke ordening niet alle instrumenten in handen heeft, kan de provinciale overheid de ontwikkeling binnen de grenzen van Limburg wel slim sturen. Dat kan door een verbindende rol te spelen en zo publieke, private en particuliere belangen op elkaar af te stemmen. -- Beleidsmakers worden geconfronteerd met complexe problemen, onzekerheid, versnippering van kennis en van beleidsdomeinen, … De oplossing ligt in een proces van leren, bijsturen en aanpassen van het beleid, ook wel ‘adaptive governance’ genoemd. -- Om een duurzame maatschappij mogelijk te maken, moeten de culturele normen en waarden veranderen, zodat duurzaam han delen zo natuurlijk wordt als consumeren vandaag is. Om zo een duurzaamheidscultuur te creëren, moeten alle facetten van de samenleving worden aangepakt: educatie, handel, media, overheden, tradities, sociale bewegingen, enzovoort. Hoewel het visionaire karakter niet toelaat om concrete berekeningen te maken van de impact van het scenario, is toch getracht een indicatief beeld te schetsen van het mogelijk verloop van de Limburgse emissies tussen 2008 en 2050 (zie grafiek 3). Aanbevelingen Tot slot is het onderzoeksteam gevraagd om aanbevelingen te formuleren voor de lokale besturen (provincie en gemeenten). Omdat het onmo gelijk is om, binnen het bestek van dit Economisch Rapport, op alle concrete aanbevelingen in detail te treden, focussen we hier op de algemene principes, zoals het hanteren van de Trias Energetica: begin met het verminderen van de energievraag; gebruik voor de energie die toch nodig is zoveel mogelijk duurzame energiebronnen; gebruik de energie die dan toch uit fossiele brandstoffen moet komen, zo efficiënt mogelijk.
De uitdaging is het ontwikkelen van een strategie die inspeelt op duur zaamheid en veerkracht en het maximaal benutten van de instrumenten die de provincie heeft om anderen positief te beïnvloeden en te komen tot een maatschappelijk transitieproces. Zo’n transitie vraagt een gedragen Grafiek 3: Het visionair reductiescenario met een gecombineerd korte- en langetermijnperspectief Streefdoel 1
Streefdoel 2 en 3
9000 CO2 reductie (Kton CO2 eq)
1.
2.
3.
2020
2030
2050 Jaar
1. No regret + Low cost/co-benefit Voorbereiding M7-15 2. Implementatie van M3-6 (vb. kleine geo-centrales, duurzame biomassa, smart grids, vraagreductie en timing) Voorbereiding versnelde implementatie van mix van M7-15 3. Pay-off M12-15, doorbraken in M8-11 (o.a. grote geo-centrales, radicale doorbraken, duurzaamheidscultuur etc)
Bron: ‘Hoe Limburg klimaatneutraal maken in 2020? Resultaten van de TACO2-studie’ – Provincie Limburg (2011)
14 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
Eén van de kansen die wordt aangereikt om een sturende rol als provincie te spelen, is dat van de ruimtelijke planning. Klimaatmaatregelen hebben immers bijna altijd een plaatscomponent. Concreet kan het gaan over oriëntatie en inplanting van gebouwen, maar ook over het opmaken van energieplannen per regio. Op die manier kan bijvoorbeeld de mogelijke koppeling tussen bedrijventerreinen en woongebieden in kaart worden gebracht. Op het vlak van mobiliteit is de gerichte uitbouw van het openbaar vervoersnetwerk een ‘must’, samen met het opvoeren van woondichtheden op zeer specifieke locaties (doorgedreven gedeconcentreerde bundeling). Zeer specifiek moet Limburg nadenken over de bereikbaarheid van haar grote attracties (Maasmechelen Village, Nationaal Park Hoge Kempen,…) en zowel het recreatief als functioneel fiets routenetwerk verder uitbouwen. Ook duurzaam en meervoudig ruimtege bruik is een zinvolle richtlijn. Voorbeelden zijn het bundelen van wind- en gsm-masten, het stapelen van functies (bv.bedrijven in verdiepingen, eerder dan alles op de begane grond) of het verweven van functies, bv. serres plaat sen boven productiebedrijven, kantoren voorzien boven de parking, een par king ontwerpen als skatepark enzovoort. Tot slot wordt gepleit voor overgangsmaatregelen of tijdelijke invullin gen. Een braakliggend stukje bouwgrond of industrieterrein zou bijvoor beeld tijdelijk kunnen worden ingeplant met korte-omloophout in afwach ting van het realiseren van de definitieve bestemming. Of het gebied kan tijdelijk een recreatiefunctie vervullen voor de buurt, waardoor de druk op andere gebieden (tijdelijk) afneemt. Wat nu? Voor een goed begrip: een wetenschappelijke studie is geen beleids document. Ze beschrijft wel in detail de metingen, schattingen, tech nische randvoorwaarden en economische gevolgen van bepaalde activiteiten en maatregelen, maar ze maakt daarbij geen maatschappelijke afwegingen. Die afwegingen zal het provinciebestuur – op basis van de stu die, maar ook rekening houdend met andere factoren - in de loop van de komende jaren nog moeten maken om haar beleid vorm te geven. Wat duidelijk is: de studie is geen eindpunt, maar een inspirerend begin. Ze leert ons welke maatregelen relevant zijn en geeft zelf aan dat in een transitie naar klimaatneutraliteit belangrijke kansen zitten voor een beter en sterker Limburg, los van het feit of totale klimaatneutraliteit voor 2020, dan wel 2050 moet worden gerealiseerd.
5000
2008
langetermijnvisie met oog voor zowel technologische, institutionele als socio-culturele veranderingsprocessen en voldoende ruimte voor het uittesten van nieuwe ideeën. Daarbij is een samenwerking tussen overheid, middenveld en burgers noodzakelijk en moet het provinciebestuur een sterke voorbeeldrol spelen.
Maar wel zullen daarvoor eerst de voorgestelde maatregelen maatschap pelijk moeten worden afgetoetst. In overleg met de verschillende belang hebbenden zullen ze moeten worden besproken, verfijnd en uitgewerkt. Het speelveld van een provinciebestuur is immers beperkt, hoeveel ambi tie ze ook heeft. Het bestuur kan maatregelen faciliteren of ondersteunen, maar kan zelf niet instaan voor de realisatie van álle maatregelen. Een dialoog is daarbij broodnodig: de verschillende maatregelen moeten immers worden verzoend met andere doelstellingen en aspecten van
de samenleving. Dat betekent misschien dat sommige maatregelen op korte termijn geen prioriteit zullen krijgen, andere dan weer net wel. Voor deze maatschappelijke en sectorale toetsing zal het provinciebestuur voornamelijk werken via het Cleantechplatform.be. Aan de Limburgse gemeenten biedt zij ondersteuning om gemeentelijke klimaatplannen op te maken en zo de impact van de beleidskeuzes lokaal te vertalen. Ten aanzien van de brede bevolking gaat zij verder met haar traditie van sensibiliserende campagnes. De komende maanden wil het provinciebestuur extra inspanningen doen om het klimaatbewustzijn te versterken. Daartoe zal het bestuur zelf acties opzetten, voor de nodige aandacht zorgen in de Limburgse media, oplossin gen suggereren en inspanningen publiceren. Om het bereik van de klimaat boodschap te vergroten, gaat het provinciebestuur ook voor een partnership met de Limburgse media. Op 20 mei 2011 is reeds een engagementsverklaring gelanceerd en getekend door een 70-tal sleutelorganisaties en bedrijven in Limburg. Zij verkla ren hiermee zich te willen inzetten voor de gezamenlijke ambitie ‘Limburg Klimaatneutraal’. Ook de Limburgse gemeentebesturen engageren zich hiervoor. Op woens dag 30 november 2011 ondertekenden alle Limburgse burgemeesters het Europese “Covenant of Mayors” (burgemeestersconvenant). Met deze onder tekening engageren de gemeenten zich om de uitstoot van CO2 op hun grond gebied met meer dan 20 % te verlagen tegen 2020. Aangezien de Limburgse klimaatambitie niet stopt bij 20 %, maar mikt op volledige klimaatneutraliteit, zullen de 44 lokale klimaatplannen uitgaan van een zo groot mogelijke reduc tie van de CO2-uitstoot.
Cleantechplatform.be Samenwerking tussen de verschillende cle antech actoren om proactief tot innovatieve oplossingen te komen met economische toe gevoegde waarde en milieuwinst, is essentieel. Technologieontwikkeling wordt algemeen beschouwd als de sleutel tot een hogere productiviteit en de creatie van welvaart. Dikwijls ontbreken echter de juiste prikkels en maatregelen om de ontwikkelde technologie toe te passen. Veel bedrijven ontwikkelen en/of implementeren al aspecten van cleantech, maar dit kan beter. Coördinatie en samenwerking tussen de verschillende cleantech spelers of actoren doorheen de waardeketen is belangrijk. Vijf
essentiële actoren kunnen worden onderscheiden: bedrijven, overheid, inves teerders, consumenten en kenniscentra. Er is momenteel nog onvoldoende bundeling van de beschikbare expertise en er is een te beperkte interactie tussen (cleantech) bedrij ven en kenniscentra. Daarom werd het Cleantechplatform.be opge richt, een broedplaats waar diverse partijen (bedrijven, kennisinstel lingen, investeerders, overheden en consumenten) rond cleantech samenwerken om bedrijfseconomische activiteiten te ontwikkelen, bestaande kennis te valoriseren, kennisontwikkeling te stimuleren en projecten te initi ëren. Het cleantech kennisplatform is afgestemd op de prioritaire sectoren die bepaald werden in het transitietraject ‘Limburg gaat klimaatneutraal’. De kennisuitwisseling en kennisontwikkeling zal leiden tot meer cleantech toepassingen in Limburg. De Universiteit Hasselt, de Provincie Limburg en POM Limburg werken samen in het Cleantechplatform.be. Dit project is een verlenging van een eerder lopend kennisplatform en komt tot stand met de financiële steun van EFRO en de Provincie Limburg. De Universiteit Hasselt is promotor van het Cleantechplatform.be en is verantwoordelijk voor het stimule ren van kennisuitwisseling en kennisontwikkeling in het kennisplatform. De provincie Limburg en POM Limburg zijn copromotoren. De provincie Limburg speelt een belangrijke rol in het stimuleren van toepassingen en het overbrengen van kennis bij bedrijven en burgers. Ook bij de afstem ming en bij de communicatie neemt de provincie een grote rol op zich. Om de link met de bedrijven blijvend te verzekeren, is POM Limburg als copromotor betrokken. POM Limburg speelt een cruciale rol bij het stimuleren van Cleantech business (toepassingen en infrastructuur). Cleantech Denk- en Do-tanks De Cleantech Denktank stuurt het Cleantechplatform.be aan, richt the matische Do-tanks op die afgestemd zijn op het plan ‘Limburg gaat klimaatneutraal’ en zorgt voor reflectie op en coördinatie van deze Do-tanks. De Do-tanks gaan concreet met bedrijven, kennisinstellingen en overheden samenwerken om cleantech projecten te lanceren. Zo hebben de do-tanks in de vorige projectperiode van het Cleantechplatform enkele con crete en belangrijke projecten gelanceerd. Enkele van deze projecten, die
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 15
h c e t dn leleeia
cb
momenteel nog lopende zijn, worden in dit Economisch Rapport nader toe gelicht, zoals de Energie Conversie Parken (ECP) en het Collectief Cleantech Realisatieplan (CCR). Daarnaast is samen met UHasselt, KULeuven, VITO, HUB (Hogeschool Universiteit Brussel) en Groep Machiels het project Enhanced Landfill Mining (ELFM) opgericht, dat zich richt op doorgedreven afvalrecyclage. Deze projecten zijn heel divers, gaande van een meer toege past onderzoeksproject (ECP), naar een project op een bedrijventerrein (CCR) en een project met een bedrijf en een nieuwe innovatieve technologie (ELFM). In de huidige projectperiode van het Cleantechplatform.be werden volgende do-tanks opgericht: - Bedrijventerreinen: CO2-neutraliteit van nieuwe bedrijventerreinen is een begrip dat de laatste jaren enorm aan belang aan het winnen is. Op bestaande terreinen blijkt deze opdracht echter niet zo eenvoudig. Daarom is het cru ciaal om in deze Do-tank samen met de Limburgse Ondernemersclubs en bedrijven zoveel mogelijk te streven in de richting van klimaatneutraliteit. De samenwerking met deze actoren is van uiterst belang, zodat voor de bedrijven winsten ontstaan op zowel ecologisch als economisch vlak. Acties die hierbij opgezet worden zijn: ■ Logistieke bundeling / modal shift ■ Uitwisseling van reststromen (warmte, materialen, water,…) ■ Gezamenlijke energie-initiatieven ■… Naar analogie met de Do-tank ETS-bedrijven wordt in deze werkgroep ener zijds gewerkt vanuit de interesses van de bedrijven, en anderzijds worden direct de problemen/beperkingen aangepakt die optreden in de uitvoering van een cleantech initiatief. Elke mogelijke actie die u als bedrijf op een bedrijventerrein denkt te kunnen plaatsen in het Cleantech verhaal interes seert ons. Aarzel dus niet om ons hiervoor te contacteren! - Biomassa: biomassa, zoveel mogelijkheden, zoveel projecten. In de klank bordgroep biomassa komt het allemaal aan bod: ■ Lopende projecten rond biomassa ■ Inventaris van de biomassa ■ Verwerking van biomassa (centraal of decentraal) ■ Biomassa als materiaal of energiebron ■… Bent u zelf bezig met een project rond biomassa? Hebt u biomassa ter beschik king en zoekt u een nuttige toepassing? Wilt u deelnemen aan de klankbord groep biomassa? Hebt u innovatieve ideeën rond biomassa? Neem dan zeker even contact op. - Duurzaam bouwen: materialen, technieken en visie rond duurzaam bou wen en wonen komen samen in deze Do-tank. Het werkveld bestrijkt zowel de particuliere woningbouw als de tertiaire sector. De passiefstandaard vormt het streefbeeld, maar alle intermediaire ingrepen komen aan bod. De output van deze Do-tank situeert zich zowel op het vlak van concrete projecten, als netwerking, opleidingen, campagnes, onderzoek enz. Wellicht zit er ook voor u een meerwaarde in! - Duurzame energie: duurzame energieproductie biedt heel wat kansen: economisch, ecologisch en maatschappelijk. Deze Do-tank gaat dieper in op de mogelijkheden die er in Limburg zijn om hernieuwbare technologieën te stimuleren en te zorgen voor de juiste randvoorwaarden. Er wordt gekeken
16 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
naar marktrijpe technologieën (PV, groene WKK ‘s, windturbines,…) maar ook naar nieuwe ontwikkelingen binnen of buiten deze sectoren. Tot slot besteedt deze Do-tank aandacht aan onderzoek en proefprojecten rond slimme ener gienetwerken. Maak ook uw ‘energienetwerk’ slim en neem met ons contact op. - ETS-bedrijven: ETS-bedrijven (EU Emissions Trading System) zijn bedrij ven die een groot aandeel van de CO2-uitstoot voor hun rekening nemen en dus vallen onder het Europese systeem van handel in emissierechten. Deze groep van bedrijven onderneemt reeds inspanningen om hun CO2 uitstoot te beperken in het kader van de Benchmarkconvenanten. Uit gesprekken met de Limburgse ETS-bedrijven is reeds gebleken dat er echter nog tal van clean tech mogelijkheden zijn om rond te werken. Acties die hierbij kunnen opgezet worden zijn: ■ Logistieke bundeling / modal shift ■ Uitwisseling van reststromen (warmte, materialen, water,…) ■ Gezamenlijke energie-initiatieven ■ Individuele initiatieven op vlak van energie-efficiëntie, groene energie opwekking, recuperatie van reststromen,… ■… In deze Do-tank wordt samen met de ETS-bedrijven gezocht naar oplossin gen die een economische en ecologische meerwaarde kunnen bieden. Naar analogie met de Do-tank Duurzame Bedrijventerreinen wordt enerzijds gewerkt vanuit de interesses van de bedrijven en anderzijds worden direct de problemen/beperkingen aangepakt die optreden in de uitvoering van een cleantech initiatief. Bent u als ETS-bedrijf aan het denken rond een interessant cleantech ini tiatief? Ondervindt u daarbij heel wat problemen/beperkingen? Hebt u vanuit een andere invalshoek interesse om een meerwaarde te betekenen voor de Limburgse ETS-bedrijven? Aarzel dan zeker en vast niet om ons te contacteren! - Landbouw: heel wat sectoren binnen de land- en tuinbouw kampen al jaren met problemen en onzekerheid. Europese normen worden steeds strenger en
binnen de klimaatproblematiek staat de impact van voeding hoog genoteerd. Een nieuwe bedreiging voor de sector of juist een kans om ook de andere problemen aan te pakken en een meer stabiel bedrijfsklimaat te creëren? Dat is waar deze Do-tank zich over buigt. Er wordt niet alleen gekeken naar mogelijkheden van duurzame energietoepassingen en biomassaproductie, betere veevoeders, teeltmethodes en bemesting, maar ook naar diversificatie, ketenverkorting en samenwerking om te komen tot een sector met toekomst. Vertrekkend vanuit uw problemen willen wij tot oplossingen komen die ons allemaal vooruit helpen.
- Natuur: in deze Do-tank wordt speciale aandacht geschonken aan de Limburgse trots: het bronsgroen eikenhout. Als huisvesting voor zeldzame en minder zeldzame soorten, leverancier van hout en andere materialen, van ger van fijn stof, water- en koolstofbuffer en bron van recreatie draagt onze natuur in belangrijke mate bij aan de kwaliteit van onze leefomgeving. De centrale vraag binnen deze Do-tank is hoe wij deze ecosysteemdiensten op een duurzame manier kunnen benutten. Alle organisaties die werken met of afhangen van ons natuurlijk kapitaal, zowel in stedelijk als buitengebied, zijn potentiële partners binnen deze Do-tank.
- Logistiek: ook in logistieke vraagstukken wordt meer en meer aandacht gevestigd op CO2-reductie. Logistieke bedrijven besteden momenteel reeds vanuit kostenperspectief veel aandacht aan o.a. het bundelen van goederen stromen. Dit potentieel wordt echter nog niet optimaal benut. Thema’s die in deze Do-tank samen met de logistieke bedrij ven, kennisinstellingen en overheden zullen behandeld worden zijn: ■ Bundeling van goederenstromen/ multimodaal transport ■ Elektrische/hybride voertuigen ■ Alternatieve brandstofmethodes ■… Bent u als logistieke speler geïnteres seerd in een cleantech initiatief, dat ook uw kosten gevoelig doet dalen? Bent u als onderzoeksinstelling bezig met interes sante cases die nog verder uitgewerkt kunnen worden, of die bedrijven kun nen implementeren? Aarzel dan niet om ons te contacteren!
- Ondergrond: onbekend is onbemind. De ondergrond heeft een enorm potentieel om de CO2 uitstoot te verminderen, warmte te recupereren en zoveel meer: ■ ‘carbon capture and storage’ ■ gebruik van mijnwater ■ ‘enhanced coalbed methane’ ■ mogelijkheden van geothermie in Limburg ■… De meest technieken zijn nog experi menteel en niet meteen toepasbaar. In deze do tank wordt het lopende onder zoek opgevolgd en ondersteund. Bent u zelf bezig met een project onder(de)grond? Hebt u innovatieve ideeën rond de ondergrond? Neem dan zeker even contact op.
- Materialen: minstens even belangrijk dan rationeel energiegebruik is het rationeel gebruik van materialen, ook materialen zijn immers eindig! Veel van onze huidige materialen zijn nog steeds petroleum gebaseerd en dus binnen kort onbetaalbaar en uitgeput. Een aantal topics die behandeld worden in deze Do-tank zijn: ■ bio-gebaseerde materialen ■ rationeel materiaalgebruik ■ recyclage en herwinning van materiaal uit afval ■ ‘cradle tot cradle’ ■ Chemical leasing ■… Daarnaast wordt ook onderzoek naar biochar (een bijproduct van pyrolyse) en minerale carbonatatie opgevolgd. Ook op materiaalniveau staan ons heel wat uitdagingen te wachten. Hebt u een nieuw idee rond materialen? Gebruikt u een materiaalvriendelijk pro ductieproces? Ontwikkelt u nieuwe materialen? Aarzel dan niet om ons te contacteren! - Mobiliteit: hoe zullen we ons in de toekomst verplaatsen in Limburg, zowel privé als voor woon-werkverkeer? Slagen we erin om fietsen en openbaar ver voer een betere plaats te geven. Evolueren we van een groener maar indivi dueel wagenpark naar mobiliteitsdiensten? Welke infrastructuur is hiervoor nodig? Wat is de toekomst voor biobrandstoffen? Hoe anticiperen we op kilo meterheffingen? Deze en andere vragen komen aan bod in deze Do-tank. Een must voor iedereen die niet wil stilstaan.
Troeven van Limburg Het hoeft niet te verbazen dat Limburg een voortrekkersrol speelt in Cleantech. Limburg is een regio met voldoende beschikbare ruimte en infrastructuur, kennis en personeel om Cleantech activiteiten verder uit te bouwen. Daarnaast is er een sterke betrokkenheid van het provinciebestuur (met ‘Limburg gaat klimaatneutraal’), steden en gemeenten. Zo zijn er onder meer belangrijke initiatieven in HouthalenHelchteren, Genk, Lommel en Heusden-Zolder. Cleantech vormt ook één van de speerpuntsectoren in het investeringsbeleid van de Limburgse investerings maatschappij LRM. De historische verbondenheid met energie via de Limburgse mijnbouw is een ander aanknopingspunt voor het uitbouwen van een ‘groene’ regio. Ook beschikt Limburg over een ondergrond met interessante mogelijkheden voor geothermie, winning van methaangas en valorisatie van mijnwater.
Gezocht: bedrijven Bent u actief in de Cleantech sector en hebt u inte resse om in meer of mindere mate mee te werken aan het cleantechplatform.be, neem dan zeker even contact op via
[email protected]. Uw kritische opmerkingen, vragen en visies kunnen dan verwerkt worden tot concrete actie punten. Zo kan ook u en uw bedrijf meewerken aan een klimaat neutraal Limburg.
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 17