Artikel 8 Fundamentals Thema’s of fundamentals Wat zijn fundamentals? We onderscheiden een aantal basistechnieken in het basketball. Ze zijn doorgaans aan elkaar gerelateerd. In het onderwijzen van de fundamentals zie ik drie niveaus: 1. het wat 2. het hoe 3. …en de…details. In volgorde zoals binnen cursussen van NBB behandeld: 1. Lichaamsbalans en voetenwerk De kern van basketball is het één-twee ritme. Uitgangspunt John Wooden: “Keeping head centered and steady over wide base of feet!”
Belangrijke aandachtspunten: Steeds aandacht voor het zgn “stap-stap” in balans en wel binnenvoet-buitenvoet. Correcties: Niet vallen. “Balance before speed!” Als pedagogisch uitgangspunt. Techniek: Alle loopscholing. 2. Vasthouden bal. Hoe controleer je de bal? Julius Erving: nee! Belangrijke aandachtspunten: duimen meest belangrijk. Vingers gespreid. Geen handpalmen. Ellebogen wijd of niet? Correcties van veel technische onderdelen zijn in foutenanalyse terug te voeren of tekortkomingen in vasthouden. Techniek: Grips: Koker, T-grip, W-grip Het pakken van de bal is een combinatie van hardheid en veerkracht. Probleem is het juist doseren van spanning in vingers en duimen en polsen. Polsen ontspannen houden. Het karakter van vasthouden/vangen varieert. Enerzijds het streven naar maximale controle in het “opbergen” van de bal, anderzijds de bal zo snel mogelijk weer kunnen wegwerken, als een handgranaat waar de pin al uit is en die elk moment kan exploderen. Wat? 1t,1b: * Beschermen: ellebogen? Bal aan de heup/ aan de schouder * Zwiepen/ Overhalen 2t, 1b: * Tipping (statisch/ dynamisch/ zittend): één hand ….hoog – laag/ verrassing
* Sterk (niet rukken) 3. Passen en vangen Volgens de regels van het spel mag een basketballer niet lopen met de bal in de handen. Daarom moet hij samenspelen. Passen en vangen is het middel bij uitstek. Vangen en passen zijn onlosmakelijk verbonden. Passen en spel ZB zijn direct aan elkaar gekoppeld, net zoals vangen de het spel MB. Daarom: 1. Vangen ….én ….2. Balans ….én…..3. Bescherming als voorportaal van alle overige balvaardigheid. 3a. Vangen Vangen is niet genoeg! Je moet dus: 1. aanspeelbaar zijn (oogcontact/ bewegen/ buitenhand opsteken), en 2. de bal aanvallen, klaar zijn om direct door te spelen. Een technische catch is een voordeel, geen nadeel! Belangrijke aandachtspunten: Klaar staan! In balans! De handen (of hand) opgestoken (boven ellebogen)! Vingers gestrekt, duimen omhoog, polsen ontspannen. Meegeven met de bal. Het belangrijkste is de duimstand……duimen kruisen in hart bal. Staan als keeper voor de penalty. Volgorde: “ogen….voeten…handen!” De moeilijkheidsgraad schuilt voor een belangrijk deel in de volgende paradox. Controle uitoefenen voorafgaand aan het uitvoeren van basistechnieken (zoals passen, dribbelen of schieten), maar tegelijk die technieken in één beweging kunnen uitvoeren. Correcties: Begin met simpele oefeningen (2t, 1b). Waarom? Om goed te kunnen corrigeren en doseren. Technische aspecten: houding, de schok absorberen. Onderschat die oefeningen niet. Steeds snellere controle. Bij de moeilijke bal speelt inzicht een rol. Spelers met inzicht plaatsen zich sneller in de baan van de bal, reiken minder en hebben aan hun voetenwerk genoeg. Langzame controle Plathanden. Verkeerde duimstand. Fumble. Loopovertreding. Niet alert. Voor lage bal niet door de knieën. Controlefout (block and tuck/ te laat/ handen bewegen nog naar voren op impact) Techniek: Kernvraag: voorafgaand aan het in balans komen, dan wel pivoteren in triple threat de bal verwerken met ellebogen uit (om te beschermen)? Of in om sneller te kunnen attaqueren? Ogen voor voeten voor handen. Handen op. Ontspanning. Drie aspecten benadrukken: vangen/ in balans komen/ beschermen. Wat? 2t, 1b/ 2t, 2b : bal tussen knieën. Met handen kruisen Dos a face (1/2 draai)
3.b Passen Overspelen van de bal. Met twee handen. Natuurlijk is dat trager dan met één hand, maar in verband met de controle verdient het voor jongere spelers de voorkeur. Links en rechts. Onder- en bovenhands. Aan begin en eind moet de pass kloppen (hard, zuiver, snel). Statisch, dynamisch, uit sprong (rebound). Vanuit verschillende posities inzet passbeweging. Timing en spacing. Controle. Basishouding is schredestand, knieën licht gebogen, romp iets hellend, lichaamsgewicht op beide voeten. Vaak wordt een pass ondersteund met een stap van het gelijkzijdige been. Belangrijke aandachtspunten: Algemene lichaamshouding. Passing is in relatie tot voetenwerk in balans. Kracht halen uit grote spieren, pas later inzet schoudergordel. Handpositie aan zijkanten bal, duimen erachter, vingers licht gespreid. Eindigen met handpalmen naar buiten na polsklap in het strekken van armen. Duimen wijzen naar eigen tenen. (overhead/ chest) Eerst controle…dan passen! Zeker bij verbindingen. Schijn maken + pass. Dat wil zeggen “even compact vasthouden” …én dan snelle pass.” Drie criteria: hard ….zuiver ….en….snel! Dus vaart geven aan de bal (baltempo) Een technische pass is een voordeel, geen nadeel. Een goede pass is on time en on target. Correcties: Rijzende pass Onzuivere pass (afwijking links/ rechts/ hoogte) Boogje(s) Zacht Te lang Passer staat rechtop Loopovertreding Slecht voetenwerk (stap-stap) Breng de ontvanger niet in problemen. Not secure, not safe Geen nonchalance Onvoldoende bescherming bal Techniek: a. Sec soorten – Overhead pass (2-handige pass van boven het hoofd) Belangrijkste pass in basketball. Iets boven voorhoofd. Bal niet naar achteren brengen (i.v.m. tijd) Target is even hoog.
Schouder pass/ push pass (anderhalve hand) Bal iets boven schouder. Ook vermijden. Polsklap geeft bal snelheid.
Hook pass Langs uitgestoken arm van verdediger passen. Dus vermijden met een snelle polsklap.
Borst pass (2-handige borst pass) Dit is een vrije pass. Bal vastgehouden op maag hoogte, duimen achter. Polsklap. Eindigen met de palmen naar buiten en de duimen wijzend naar tenen. Er ontstaat backspin door de grip op de bal in bovenste helft. Pols door bal in beweging uitdraai.
Stuit pass (2-handige stuit pass) Techniek zelfde als bij chest pass. Alleen bal iets lager. Stuitpunt op 2/3 afstand ontvanger. Vertragende lage pass, moeilijk voor langere spelers. In bijzondere situaties nuttig (aanspelen post).
Baseball pass Toepassing over lange afstanden. In relatie tot voetenwerk. Over voorste voet heenstappen in afronding.
Hand off (1-hand) Hand onder bal en wel de hand het dichtst aan kant waar ontvanger gepasseerd wordt. Bal wordt op heuphoogte overgespeeld. Beschermde pass op vierkante meter.
Behind back (1-hand)
Zijwaartse positie.
b. Verbinding(en) – Uit sprong (liever niet)
Uit dribbel Twee of anderhalve hand.
Eerst schijn maken (fake pass/ schot of dribbel + make pass) Balvaardigheid en pass Bal om middel + pass
4. Dribbelen Belangrijke aandachtspunten: Behendigheid speelt een grote rol. Technisch dribbelen moet een voordeel opleveren, geen nadeel zijn! Toepassingen van snelheids- en richtingsveranderingen. Spelers moeten de baan van de bal gedurende dribbel zodanig leren beheersen dat het stuitpunt naast de voeten ligt en de benen geen obstakel vormen. Bovendien geeft het meer visie op het veld en ruimte om snelheid te maken met de benen. Speciaal punt van aandacht is het onderscheid tussen dribbel en drive. De eerste is in een richting oost-west op het veld en de laatste (ook wel rechte penetratie genoemd) in een richting noord -zuid. In het klassieke basketball was iedereen gecharmeerd van het zogenaamde “pass..pass..pass spel”, niet noodzakelijk met een direct penetratieresultaat. Meer collectief overleg en interactie. Met de huidige regels ligt er meer nadruk op de beslissing die de verdediging eerder voor en keuze stelt. Hoe eerder deze zich moet verklaren in een rotatie, des te beter. In de huidige meer tactische benadering van het teamspel speelt de dribbeldrive een grotere rol dan voorheen. Drie criteria penetratie zijn: a. Controle (en snelheid) b. Getimed (nul en één tel ritme) c. overzicht Penetratie betekent: …perifeer weten en dichtbij (direct) aanvallen! Niet wachten! Het penetratiespel ligt binnen bereik één-tegen-één en pick-and-roll. Techniek: Dribbelen op en van de plaats. Hoogte stuit in relatie tot druk. Visie op veld is crux tijdens stuiteren. 2-handigheid. Directe controle met ontvangende hand. Nooit palm, wel vingertoppen (gespreid) en buitenste kwart van duimtop. Soorten: Dribbelstarts: cross/ open/hybride hoog of laag, speed of walking dribble, change of pace hesitation dribble hockey dribble x-over, x-between, behind back, reverse of spin dribble fake dribbels: fake x-over en fake reverse a. dribbel - op de plaats Met de bal pielen/ één worden met de bal/ goochelen ….dit alles om het vermogen d.m.v. bal
vaardigheid openingen in de wedstrijd (1-1) om te zetten in openingen. Wat? Dribbelcirkel: elke speler één bal Opsomming: 1. Basic 5: fingertips/ side to side/ push and pull/ hand to hand/ verbindingen 1 t/m 4 2. Roffelen: vast stuitpunt (1 of 2 handen)/ wisselend stuitpunt (om één been/ om 2 benen/ om 2 gesloten benen) Figure 8 roffelen om twee benen (Let the ball sparkle like electricity! 3. Voeren van de bal: Fake X-over/ pullback dribbel Insteken van de bal (één hand: voorin/ achterom; twee handen: voorin/ achterom) Ongebruikelijke dribbels: afwijkende lichaamshouding: zit (3 stuitjes)/ op 1 knie/ lig/ spider dribbel tegen muur 4. 2 ballen: gelijk op/ pistons/ 2 x sts/ 2 x pap/ wisselen/ voeren/ hoog en laag/ bal wisselen/ 2 ball figure 8 5. tennisbal/ basketball: tennisbal opwerpen en vangen + 2 x hand to hand 6. opdrachten uitvoeren. Ziten, opstaan etc. b. dribbels - van de plaats 1. Basic 5 van de plaats (voor-, zij- en achterwaarts) we noemen ze ook wel controle dribbels. 2. Zig zag (de 4 richtingsveranderingen en verbindingen) 3. Stop and go (eventueel stutter) 4. Speed dribbel (hoogte, niet houterig, maar pompend met gevoel, dat wil zeggen de (harde bal) zachter tegemoet treden. Wat? Alles één-tegen-één tijdens dribbel Tik/dribbel spelletjes MB Slalomdribbel (paaltjes) Dribbel races/ estafettes Dribbelweave (3t,1b) Omgangsbaan Ander dribbelparcours met obstakels Siamese dribbel: 2-tal geeft elkaar hand + opdracht Hondje en zijn baas: 2t,1b Dribbel + drive! De bal in het hart van de verdediging krijgen, is cruciaal voor het welslagen van elke aanval. Driven is een passeertechniek die hiertoe geëigend is. Penetratie trekt help. Ergo de pass is een epifenomeen van de drive. Correcties: a. Elementair technisch –
Ogen op bal, geen blik op veld Handpalm op bal Beschermingsprobleem (lichaam tussen bal en tegenstander) Trage controle tijdens receptie(s) b. Penetratie – Penetratie in een rechte lijn, niet in een boogje Vermijd charge (penetratie is nooit vrij, eerder berekend) Geen tempoverlies (door beoordeling) Of te bedachtzaam Niet eerst wachten De catch én de directe penetratie – zonder loopovertreding 5. Stoppen en pivoteren Stoppen en pivoteren is onderdeel voetenwerk. Rode draad is balans. Aandachtspunten: Parallelstop en schredestop 3 ritmes Front + reverse pivot Waarom pivoteren? Open ruimte aanvallen/ bal beschermen/ ruimte scheppen. Correcties: Voldoende lichaamscontrole Balans Overzicht Techniek: “Stap-stap” Wat? Omgangsbaan. Stoppen. Pivoteren. Mass drill 6. Schieten Zie artikel 9