Belanghebbende: een relatief begrip! mr. C.J. Visser 1.
1
Inleiding
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zullen circa 25 bestaande afzonderlijke vergunningen, toestemmingen en ontheffingen op het te rrein van bouwen, wonen, ruimte, milieu en natuur worden samengevoegd in één omgeving svergunning. De Wabo strekt – in zijn huidige vorm – ‘slechts’ tot coördinatie van besluitvorming; de bestaande toetsingskaders uit onder meer de Woningwet, de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening blijven vooralsnog bestaan. In het bestuursrecht geldt de regel dat alleen belanghebbenden toegang tot de bestuursrechter hebben. De in het kader van de Wabo te handhaven toetsingskaders kennen elk een e igen – van elkaar verschillende – invulling van het belanghebbende-begrip. De invulling van het belanghebbende-begrip is in de loop der jaren ontwikkeld in jurisprudentie. Dat bij de verschillende toetsingskaders sprake is van een eigen invulling van het belan ghebbende-begrip, wordt duidelijk geïllustreerd in een recente 2 uitspraak van de Rechtbank Roermond, waarin het draait om een door burgemeester en wethouders van Maasbree verleende bouwvergunning en vrijstelling voor het verplaatsen van een schutterslokaal, vijf 3
schietmasten en een opslagcontainer. Het daartegen gerichte bezwaar van de buurman is door het college van burgemeester en wethouders niet-ontvankelijk verklaard; hij woont op 500 à 600 meter van de projectlocatie en zal nauwelijks zicht hebben op het gebouw omdat sprake is van maïsbegroeiing op de tussengelegen landbouwgrond. In beroep stelt de buu rman dat hij ten onrechte niet als belanghebbende is aangemerkt. Hij verwijst daartoe naar de aangevochten besluiten in de milieuprocedure, in het kader waarvan hij wél als belanghe bbende is aangemerkt. De rechtbank overweegt: “Ook het feit dat eiser in de milieurechtelijke procedures wel als belanghebbende is aa ngemerkt, maakt niet dat hij om die reden ook in de onderhavige bouwvergunningproced ure als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb moet worden beschouwd, waarbij de rechtbank overweegt dat het in eerstgenoemde procedure(s) volgens vaste jurisprudentie met name gaat om de vraag of aannemelijk is dat er milie ugevolgen kunnen worden ondervonden, terwijl in onderhavige (bouw)procedure de reeds eerder vermelde criteria als zicht, afstand en ruimtelijke uitstraling een rol spelen.”
1 2
00/2691197.4 0/2691197.4 /2691197.4 2691197.4 691197.4 91197.4 1197.4 197.4 97.4 7.4 .4 4
500/2691197.4
3
Christine Visser is advocaat bij Houthoff Buruma te Rotterdam. Deze bijdrage is afgerond op 15 oktober 2009. Rechtbank Roermond 28 september 2009, LJN: BJ8995.
In deze kwestie wordt dus geoordeeld dat de buurman – in feite ten aanzien van één project, namelijk het verplaatsen van het schutterslokaal – wél belanghebbende is bij de milieubesluiten, maar niet bij de ruimtelijke besluiten. Vraag is hoe deze beoordeling zal uitpakken na de inwerkingtreding van de Wabo, wanneer in een soortgelijk geval – in plaats van een afzonderlijke milieuvergunning en bouwvergunning – één omgevingsvergunning zal worden afgegeven. Is de buurman belanghebbende bij die omgevingsvergunning? En kan hij daar dan alle gronden tegen aanvoeren? Of moet per toetsingskader worden beoordeeld of hij belan ghebbende is? De vraag is kortom hoe het belanghebbende-begrip zal worden ingevuld onder de W abo. Deze vraag staat centraal in deze bijdrage. Paragraaf 2 bevat een wee rgave van wat omtrent het belanghebbende-begrip is overwogen bij de parlementaire behandeling van de Wabo. In paragraaf 3 worden drie verschillende varianten besproken voor de invulling van het belan ghebbende-begrip. Aansluitend daarop wordt in paragraaf 4 besproken of het wenselijk is om een relativiteitsvereiste te introduceren in het omgevingsrecht. Paragraaf 5 bevat mijn conclusie. 2.
Parlementaire behandeling (Invoeringswet) Wabo 4
In de Memorie van Toelichting (MvT) bij de Wabo wordt in het kader van de positie van de derdebelanghebbenden overwogen dat de toetsing inhoudelijk niet verandert, maar dat het verschil is dat deze voortaan gelijktijdig plaatsvindt. Dit heeft nadelen (belanghebbenden moeten in één keer alle argumenten naar voren brengen) maar ook voordelen (belanghe bbenden hoeven niet verschillende procedures te doorlopen), aldus de MvT. Hoe het belanghebbende-begrip onder de Wabo moet worden ingevuld, bijvoorbeeld ten aanzien van de hierboven beschreven kwestie, wordt echter niet duidelijk. Pas tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer kwam de invulling van 5
het belanghebbende-begrip – zijdelings – aan de orde. De leden van de PvdA-fractie vroegen of er geen aanleiding bestaat om het belanghebbende-begrip op voorhand door het be6
stuursorgaan te laten definiëren, bijvoorbeeld in een verordening. Dit werd niet wenselijk geacht door de minister, maar zij was wel bereid toe te zeggen dat in het kader van de voo r-
4
Kamerstukken II, 2006/2007, 30844, nr. 3, p. 44. Dit gebeurde naar aanleiding van het amendement van het Lid Van der Burg c.s., dat door de Tweede Kamer is aangenomen, op grond waarvan de kring van inspraakgerechtigden is beperkt tot alleen belanghebbe nden (in plaats van ‘eenieder’). De leden van de Eerste Kamer vroegen zich af of dit verenigbaar is met het Ve rdrag van Århus. Uiteindelijk heeft de regering de kring van inspraakgerechtigden – op advies van de Raad van State – weer opgerekt tot ‘eenieder’ bij het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Wabo. 6 Kamerstukken I, 2007/2008, 30844, C, p. 19.
00/2691197.4 0/2691197.4 /2691197.4 2691197.4 691197.4 91197.4 1197.4 197.4 97.4 7.4 .4 4
500/2691197.4
5
2/8
lichting en invoeringsbegeleiding mede aandacht zal worden besteed aan de toepassing van het belanghebbende-begrip bij de verlening en handhaving van omgevingsvergunningen.
7
Uit de MvT bij de Invoeringswet Wabo kan wel worden afgeleid dat de inwerkingtreding van de Wabo in ieder geval niet tot een beperking van de kring van belanghebbenden mag le iden. Dit blijkt uit de volgende overweging: “Eén van de uitgangspunten van de Wabo is de handhaving van het bestaande beschermingsniveau van de fysieke leefomgeving en van de rechtsbescherming van derdeb elanghebbenden. (..) Iedere vergunningaanvraag doorloopt de daarop betrekking hebbe nde procedure. In deze procedures is een aantal waarborgen ter bescherming van derdebelanghebbenden opgenomen: publicatie aanvraag en besluit, indienen van zien swijzen, instellen van bezwaar en beroep, etc. Ongeacht de wijze van aanvraag is derha lve voorzien in rechtsbescherming voor derden. De kring van belanghebbenden is daarbij in geen geval kleiner dan in de bestaande jurisprudentie ten aanzien van de huidige a f8
zonderlijke vergunningen.” (mijn onderstreping, CJV)
De minister stelt dus dat de kring van belanghebbenden niet mag worden beperkt ten opzichte van huidige jurisprudentie. Hoe hieraan in de praktijk invulling moet worden gegeven, wordt echter (ook hier) niet duidelijk (gemaakt). In de hiernavolgende paragraaf worden drie mogelijke varianten voor de invulling van het belanghebbende-begrip onder de Wabo (en hun voor- en nadelen) besproken. 3.
Drie varianten 9
In de bestuursrechtelijke vakliteratuur zijn – onder meer – de volgende drie varianten besproken voor de invulling van het belanghebbende-begrip:
het handhaven van de bestaande invulling van het belanghebbende-begrip (variant A);
het vaststellen van een AMvB waarin het belanghebbende-begrip wordt geobjectiveerd (variant B); of
het aanvaarden van de regel dat degene die belanghebbende is bij het ene besluit omtrent een activiteit, dat ook is voor alle andere activiteiten (variant C).
3.1.
Variant A: handhaven bestaande invulling belanghebbende-begrip
7
Kamerstukken I, 2007/2008, 30844, D, p. 44. Kamerstukken II, 2008/2009, 31953, nr. 3, p. 33. 9 Zie onder meer A. ten Veen, ‘Milieurechtsbescherming onder de Wabo’, M&R 2005, p. 557-560, W.G.A. Hazewindus en R. Uylenburg, ‘Rechtsbescherming tegen de omgevingsvergunning’, TO 2006, nr. 4, p. 147-150 en F. Onrust, ‘Het belanghebbendebegrip in de Wabo’, TBR 2008/85, p. 401-412.
00/2691197.4 0/2691197.4 /2691197.4 2691197.4 691197.4 91197.4 1197.4 197.4 97.4 7.4 .4 4
500/2691197.4
8
3/8
Deze variant komt neer op een voortzetting van de huidige jurisprudentie inzake de betre ffende wet(ten) waaraan inhoudelijk getoetst moet worden. Dit is eenvoudig voor enkelvoudige omgevingsvergunningen. Heeft een omgevingsvergunning echter betrekking op verschi llende activiteiten, dan vergt deze variant meer werk. Dan zal per toetsingsgrond en de wet waarop deze is gebaseerd, moeten worden bepaald of een bezwaar of beroep in zoverre ontvankelijk is.
10
Nadeel van deze variant is dat het – bij meervoudige omgevingsvergunningen – bewerkelijk is voor het bestuursorgaan en de rechter om vast te stellen wie belanghebbende is bij welk onderdeel van de omgevingsvergunning. In de literatuur wordt zelfs betoogd dat dit tot een onwerkbare situatie zal leiden.
11
Dit valt mijns inziens te bezien. Er kan immers worden te-
ruggevallen op bestaande jurisprudentie met betrekking tot de verschillende toetsingskaders (wat het voordeel is van deze variant). Men zou het kunnen vergelijken met de praktijk bij bestemmingsplannen, waarbij een partij wel als belanghebbende bij het ene onderdeel en niet als belanghebbende bij het andere onderdeel van het bestemmingsplan wordt aangemerkt. In zo’n geval verklaart de Afdeling een beroep gedeeltelijk wel en gedeeltelijk niet ontvankelijk.
12
Een dergelijke insteek lijkt mij, mede gelet op het feit dat de inhoudelijke toe t-
sing onder de Wabo vooralsnog niet wijzigt en – als gezegd – kan worden teruggevallen op bestaande jurisprudentie, niet onwerkbaar. 3.2.
Variant B: AMvB vaststellen waarin belanghebbende-begrip wordt geobjectiveerd
Ten Veen heeft de suggestie gedaan om bij AMvB een matrix vast te stellen met afstandst abellen, al dan niet aangevuld met een categorie-indeling vergelijkbaar met het Inrichtingenen Vergunningenbesluit.
13
Afhankelijk van aard en omvang van de activiteit geldt een af-
standsnorm. Omwonenden binnen de vastgestelde afstand zijn belanghebbende, omwone nden daarbuiten niet. Dit systeem zou kunnen worden aangevuld met een hardheidscla usule. Als alternatief stelt hij voor de huidige lijn uit de jurisprudentie in een tabel te vatten; wordt voldaan aan de criteria van de tabel, dan is men belanghebbende.
14
Voordeel van deze oplossing is dat op voorhand voor iedereen duidelijk is, wie als belan ghebbende bij een omgevingsvergunning kan worden aangemerkt. Dit dient de rechtszekerheid. Er kan ook bewust een keuze worden gemaakt voor een uitbreiding of een beperking van de kring van belanghebbenden onder de Wabo. Nadeel is echter dat het belanghebbe n10
00/2691197.4 0/2691197.4 /2691197.4 2691197.4 691197.4 91197.4 1197.4 197.4 97.4 7.4 .4 4
500/2691197.4
In de in de inleiding aangehaalde kwestie zal het bezwaar van de buurman tegen de omgevingsvergunning wél ontvankelijk zijn voorzover het het milieudeel van de omgevingsvergunning betreft maar niet voor zover het het bouwen betreft. 11 F.C.M.A. Michiels, A.G.A. Nijmeijer, J.A.M. van der Velden, Het wetsvoorstel Wabo. Preadviezen voor de Vereniging voor Bouwrecht, Den Haag 2007, p. 88. 12 Zie bijvoorbeeld ABRvS 8 juli 2009, zaaknummer 200807787. 13 A. ten Veen, ‘Milieurechtsbescherming onder de Wabo’, M&R 2005, p. 557-560. 14 Zie voor een voorbeeld van een objectivering van het belanghebbende-begrip (ten aanzien van kapvergunningen) de uitspraak van de Rechtbank Utrecht van 13 februari 2009, LJN: BH3305.
4/8
de-begrip en de bestaande jurisprudentie met betrekking tot de verschillende toetsingsk aders zich niet, althans niet eenvoudig, laten objectiveren in een algemene lijst. Jurisprude ntie toont aan dat veel verschillende feiten en omstandigheden van (doorslaggevend) belang zijn bij de beoordeling van de vraag of iemand belanghebbende is (niet alleen afstand, maar ook milieugevolgen, ruimtelijke uitstraling, het feit of men eigenaar is, of verkeerseffecten kunnen worden ondervonden etc.). Deze variant lijkt daarmee niet uitvoerbaar. 3.3.
Variant C: het aanvaarden van de regel dat degene die belanghebbende is bij het ene besluit omtrent een activiteit, dat ook is voor alle andere activiteiten
Het idee van deze variant is dat ontvankelijkheid op basis van één materiële wet, waarop de voorliggende omgevingsvergunning qua inhoudelijk toetsingskader mede is gebaseerd, on tvankelijkheid met betrekking tot die omgevingsvergunning als geheel meebrengt. I s men eenmaal ‘binnen’ via het besluitonderdeel dat de grootste kring van belanghebbenden kent (doorgaans het milieudeel), dan kan met ten aanzien van alle besluitonderdelen beroep sgronden naar voren brengen. Dit geldt ook voor besluitonderdelen waarbij me n onder de thans geldende jurisprudentie niet als belanghebbende zou worden aangemerkt.
15
Voordeel van deze variant is dat het eenvoudig(er) is de invulling van het belanghebbende begrip vast te stellen; men kijkt naar het besluitonderdeel gebaseerd op de materiële wet met doorgaans de grootste kring van belanghebbenden en er hoeft niet per toetsingsgrond te worden geoordeeld. De positie van derdebelanghebbenden wordt in deze variant optimaal gewaarborgd. Nadeel is evenwel dat dit ertoe kan leiden dat een a anvrager uit tactische overwegingen zal kiezen voor het aanvragen van deelvergunningen, waarmee afbreuk zou worden gedaan aan de doelstelling van de Wabo om een einde te maken aan de veelheid van toestemmingen nodig voor één fysiek project. Bovendien kan d eze variant tot maatschappelijk ongewenste uitkomsten leiden; de buurman krijgt hiermee meer mogelijkheden – met succes – te ageren tegen besluitonderdelen die zijn belangen in het geheel niet r aken. Dit laatste aspect raakt aan de discussie omtrent de introductie van een relativiteitsvereiste in het bestuursrecht. Dit wordt in de hiernavolgende paragraaf nader toeg elicht. 4.
Introductie relativiteitsvereiste
In de huidige praktijk van het bestuursrecht geldt het belanghebbende-vereiste slechts als toegangsdrempel. Is men over deze drempel heen, dan kan alles worden aang evoerd, ook – en anders dan in het privaatrecht – strijd met regels die niet beogen het belang van degene, die zich daarop beroept, te beschermen. Een in dat verband veelvuldig aangehaald voo rbeeld, betreft dat van de bewoners van een villawijk die tegen de vestiging van een woonw agenkamp opkwamen. Zij voerden aan dat de kampbewoners teveel geluidoverlast zouden 15
00/2691197.4 0/2691197.4 /2691197.4 2691197.4 691197.4 91197.4 1197.4 197.4 97.4 7.4 .4 4
500/2691197.4
In het in de inleiding aangehaalde voorbeeld zou het bezwaar van de buurman dan wel ontvanke lijk zijn, ook voor zover het betreft het ruimtelijk onderdeel van de omgevingsvergunning.
5/8
ondervinden van een nabijgelegen zwembad en dat een afstand van 75 meter (in plaats van 10 meter) zou moeten worden aangehouden tussen de woonwagens.
16
De regelgeving
waarop de villabewoners zich – overigens tevergeefs – beriepen, strekte niet tot bescherming van hun belangen. Door het ontbreken van een bestuursrechtelijk relativiteitsver eiste, stond aan een dergelijk beroep echter niets in de weg. Dit wordt door velen als maatscha ppelijk ongewenst beschouwd en om die reden wordt gepleit voor introductie van het relativ iteitsvereiste in het bestuursrecht (in het bijzonder het omgevingsrecht). De Tweede Kamer heeft zich ontvankelijk getoond voor dit pleidooi en heeft (al in 2007) een motie aangenomen, waarin de regering werd opgeroepen een relativiteitsvereiste in te vo eren in de Awb.
17
De regering heeft daarop toegezegd dit te zullen doen in de Wet aanpassing
bestuursprocesrecht.
18
Vooruitlopend hierop is in het recent ingediende wetsvoorstel voor de
Crisis- en herstelwet een relativiteitsvereiste opgenomen.
19
De Wabo bevat geen relativiteitsvereiste. Zou het niet wenselijk zijn dit alsnog toe te voegen? Aan de kring van belanghebbenden behoeft dan niet te worden getornd. Het relativ iteitsvereiste zou namelijk eerst – en alleen door de bestuursrechter – worden toegepast nadat is vastgesteld dat een partij belanghebbende is bij een omgevingsv ergunning. Door toetsing aan het relativiteitsvereiste kunnen vervolgens uitkomsten, die – kennelijk – als maatschappelijk ongewenst worden gezien, worden voork omen. Hoewel dit misschien aantrekkelijk klinkt, moeten hier kanttekeningen bij worden geplaat st. Om te beginnen is van belang op te merken dat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het probleem, dat introductie van een relativiteitsvereiste zou moeten wegnemen, niet groot is.
20
Het probleem speelt in hooguit 1 op de 250 rechtbankzaken en in 1 op de 15 za-
ken bij de Afdeling.
21
Bovendien kan tegen introductie van een relativiteitsvereiste in het b e-
stuursrecht naar voren worden gebracht dat burgers altijd recht hebben op een in alle o pzichten rechtmatige besluitvorming door de overheid wanneer het besluit hun belang raakt. In dat opzicht, zo kan worden gesteld, is een onderscheid met het privaatrecht gerechtvaardigd. Voorts kan worden gewezen op praktische bezwaren. Het zal voor een rechter zeer lastig zijn te beoordelen welke belangen een wettelijk voorschrift nu precies beoogt te be16
ABRvS 19 maart 2003, zaaknummer 200205654. Kamerstukken II, 2007/2008, 29385, nr. 14. 18 Kamerstukken II, 2008/2009, 31721, nr. 24, p. 39. 19 Artikel 1.9. De administratieve rechter laat toetsing van het bestreden besluit aan een geschreven of ongeschr even rechtsregel achterwege, indien de rechtsregel niet strekt tot bescherming van belangen van degene die zich beroept op schending van die regel. 20 J.C.A. de Poorter e.a., Herijking van het belanghebbendebegrip. Een relativiteitsvereiste in het Awbprocesrecht?, Den Haag, 2004. 21 Overigens kan dit natuurlijk veranderen na de inwerkingtreding van de Wabo, zeker wanneer gekozen zou wo rden voor een invulling van het belanghebbende-begrip conform variant C.
00/2691197.4 0/2691197.4 /2691197.4 2691197.4 691197.4 91197.4 1197.4 197.4 97.4 7.4 .4 4
500/2691197.4
17
6/8
schermen. De wetgever laat zich daar zelden over uit. Het zal jaren duren voordat zulks is uitgekristalliseerd in jurisprudentie en dat heeft tot gevolg dat gedurende lange tijd rechtso nzekerheid zal bestaan. Is dit gerechtvaardigd wanneer men bedenkt dat het probleem zich slechts in een beperkt aantal gevallen voordoet? Tot slot kan nog worden gewezen op het 22
Verdrag van Århus . Hoewel dit verdrag zich niet verzet tegen invoering van een relativ iteitsvereiste, volgt uit het verdrag wel dat voor effectieve handhaving van het objectieve mil ieurecht een vrij ruime toegang tot de rechter noodzakelijk is, zodat niet snel moet worden aangenomen dat een appellant het relativiteitsvereiste kan worden tegengeworpen. Er zijn kortom verschillende redenen om niet over te gaan tot een introductie van een relativ iteitsvereiste in het omgevingsrecht. De regering staat desalniettemin – en overigens ondanks een negatief advies van de Raad van State
23
– positief tegenover deze wijziging van
het bestuursrecht, zij het (nog) niet in de Wabo. 5.
Conclusie
Nu de wetgever zich niet heeft uitgelaten over de invulling van het belanghebbende -begrip, is het aan het bestuursorgaan en de bestuursrechter om dit te doen. Variant B is daa rmee eigenlijk al afgevallen. Deze variant lijkt overigens ook niet uitvoerbaar. De wetgever heeft, althans in de Wabo, evenmin gekozen voor de introductie van een relat iviteitsvereiste. Dit is, gelet op de hierboven beschreven kanttekeni ngen, wat mij betreft ook niet wenselijk. De (beperkte) omvang van de problematiek, het principiële onderscheid tu ssen privaat- en publiekrecht, Europese regelgeving en praktische bezwaren wegen naar mijn idee zwaarder dan het voordeel van de introductie van een relativiteitsvereiste. De keuze lijkt daarmee te gaan tussen variant A of C. Variant C oogt het meest handzaam. Het bespaart bestuursorgaan en bestuursrechter veel tijd en discussie in de marge. Deze variant heeft echter wel als risico dat de Wabo haar doel voorbij schiet; bere kenende aanvragers zullen terugvallen op deelvergunningen. Bovendien kunnen bezwaarmakers zich gaan beroepen op onderdelen van het besluit waarbij hun belang niet rechtstreeks is betrokken (wat moet worden onderscheiden van de situatie dat een rechtsregel niet strekt tot de bescherming van het belang waarin appellant is geschaad). Mijn voorkeur gaat – ook met het oog op die nadelen – vooralsnog uit naar variant A. Voordeel van variant A is dat kan worden teruggevallen op bestaande jurisprudentie met betrekk ing tot de invulling van het belanghebbende-begrip. Daarbij is mijns inziens van groot belang dat de Wabo geen inhoudelijke, maar slechts een procedurele samenvoeging vormt van verschillende toetsingskaders in één o mgevingsvergunning. De wetgever heeft niet beoogd verandering te brengen in de materiële
22
Trb. 1998, 289 Kamerstukken II, 2009/2010, 32127, nr. 4, p. 9 en 12.
00/2691197.4 0/2691197.4 /2691197.4 2691197.4 691197.4 91197.4 1197.4 197.4 97.4 7.4 .4 4
500/2691197.4
23
7/8
toetsing(skaders). Met het oog daarop is handhaving van de onder deze materiële toetsing skaders ontwikkelde invulling van het belanghebbende-begrip gerechtvaardigd. Kort en goed: het bezwaar van de buurman uit de inleiding voor zover dit betreft de ruimtelijke onderdelen zou in mijn visie ook na de inwerkingtreding van de Wabo niet -ontvankelijk moeten worden verklaard. Het belanghebbende-begrip blijft wat mij betreft dus een relatief begrip! Ik besluit met een enkel woord tot Jaap. Beste Jaap, onze bureaus staan (hemelsbreed) ca. 53,5 kilometer uit elkaar. Dit roept de vraag op in hoeverre ik als belanghebbende kan wo rden aangemerkt bij jouw besluit, om ons kantoor te verlaten. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor volgens vaste jurisprudentie van de (straks: jouw) Afdeling immers niet voldoende.
24
Wanneer sec naar het af-
standscriterium zou worden gekeken, dan is niet aannemelijk dat ik als bel anghebbende zou worden aangemerkt. Gelukkig heb jij nooit het idee gegeven dat afstand een bepalend crit erium zou zijn om al dan niet te kunnen behoren tot jouw 'kring van belanghebbenden' binnen kantoor. Ook wij Rotterdammers konden op jouw persoonlijke belangstelling rekenen. Tijdens onze wekelijkse videovergaderingen sprak je ons herhaaldelijk en – op een jou naar mijn idee kenmerkende wijze – nadrukkelijk met voornaam aan, waardoor de kilometers eerder centimeters leken. Ik wens je alle goeds en kijk vol verwachting uit naar de 'sterke' uitspraken, die jij als staatsraad zult gaan doen.
Zie bijvoorbeeld ABRvS14 oktober 2009, zaaknummer 200809112.
00/2691197.4 0/2691197.4 /2691197.4 2691197.4 691197.4 91197.4 1197.4 197.4 97.4 7.4 .4 4
500/2691197.4
24
8/8