FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
Rise Comrades beeldvorming van spionage en contraspionage in het post Koude Oorlog tijdperk onderzocht aan de hand van een filmische analyse van The Americans
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (01101567) Depaepe Niels Academiejaar 2014-2015
Promotor: Marc Cools
Commissaris: Veerle Pashley
Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen
Ondergetekende, Depaepe Niels (01101567) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 14/08/2015
Handtekening:
Woord vooraf Deze masterproef kwam tot stand met het oog op het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen aan de Universiteit Gent. Deze thesis is het laatste werk dat ik moet maken om deze opleiding na vier jaar af te sluiten. In samenwerking met mijn promotor, prof. dr. Marc Cools, slaagde ik erin om in dit werk mijn interesse voor criminologie te combineren met zowel mijn fascinatie voor de werking van inlichtingendiensten, als mijn liefde voor film en tv. Dit onderzoek toonde me dat criminologische onderzoeken niet per sé droge, statistische onderzoeken moeten zijn en dat kwalitatieve studies ook relevant kunnen zijn in de huidige maatschappelijke context. Vooraleer U als lezer begint aan het lezen van deze masterproef, wil ik even een moment van uw tijd gebruiken om een paar mensen te bedanken. Vooraleerst wil ik prof. dr. Marc Cools uitvoerig bedanken voor zijn begeleiding en steun bij het uitvoeren van dit onderzoek, maar ook voor de vele kritische reflecties en wetenschappelijke gegevens die hij me gedurende dit volledige jaar voorschotelde. Verder wil ik hem ook bedanken voor de vrijheid die hij me gaf bij het opstellen van deze thesis. Ook mijn commissaris, Veerle Pashley wil ik bedanken voor de getoonde interesse in dit onderzoek. Verder zou ik ook graag mijn ouders bedanken voor hun steun, zowel gedurende de afgelopen vier jaar, als bij het schrijven van deze thesis. Ook wil ik Sofie, Pieter, Ivan en Els bedanken voor hun steun de afgelopen twee jaar. Een speciale dank gaat ook uit naar mijn medeleiding dit jaar, Michiel, Dylan, Mathieu en Arnou, maar ook naar de voltallige leidingsgroep van Chiro Jefri Ingelmunster voor hun begrip en hulp bij deze thesis. Ook wil ik nog mijn volledige Gentse vriendengroep bedanken, met in het bijzonder een oprechte bedanking voor Michiel, die het afgelopen jaar fungeerde als mijn klankbord, als mijn ventilatiepunt voor mijn frustraties. Verder wil ik ook nogmaals het personeel van het Parket Oost-Vlaanderen bedanken, met in het bijzonder Mevr. Schoonjans, voor de mooie stage en de blijvende steun na mijn vertrek. Als laatste wil ik de bedenkers van The Americans en de volledige cast en crew bedanken voor het creëren van wat ik zonder twijfel mijn meest fascinerende onderzoeksmateriaal dat ik tot nu toe heb gehanteerd kan noemen. En als laatste wil ik u, de lezer, bedanken, omdat u de tijd wilt nemen om deze thesis te lezen.
I
Inhoudsopgave Woord vooraf .............................................................................................................................. I Inhoudsopgave .......................................................................................................................... II 1.
Inleiding .............................................................................................................................. 1 1.1 Motivatie onderwerpskeuze en probleemstelling ............................................................. 1 1.2 De onderzoeksvragen ...................................................................................................... 3 1.3 Onderzoeksstrategie .......................................................................................................... 4 1.4 Structuur ........................................................................................................................... 7
2. De culturele criminologie ....................................................................................................... 8 2.1 De Becker-Gouldner-controverse en het ontstaan van de kritische criminologie ............ 8 2.2 Wat is cultuur? ................................................................................................................ 11 2.3 De relevantie en onderzoeksdomeinen van de culturele criminologie ........................... 13 2.3.1 De laatmoderniteit en de nood aan focus op cultuur .................................................... 13 2.3.2 Beheersingscultuur en cultural criminology of state .................................................... 14 2.3.3 De crisis van de kritische criminologie en zookeeping................................................ 14 2.3.4 Het kosmopolitisch perspectief ....................................................................................... 15 2.3.5 Massamedia: representatie van misdaad, wethandhavingsdiensten en surveillance 16 3.
De Koude Oorlog .............................................................................................................. 22 3.1 Wat was de Koude Oorlog? ............................................................................................ 22 3.2 The Americans: Reagan en de jaren ’80 in de Koude Oorlog ........................................ 26 3.2.1 Het presidentschap van Reagan ...................................................................................... 26 3.2.2 Morning in America vs Mourning in America: Reagan en cultuur ............................ 29 3.3 De culturele factor binnen de Koude Oorlog.................................................................. 31 3.3.1 Cold War Culture vs. The Cultural Cold War .............................................................. 31 3.3.2 De Culturele Koude Oorlog ............................................................................................. 32 3.3.3 Propaganda......................................................................................................................... 37
4. Intelligence en counterintelligence ....................................................................................... 41 4.1 Wat is spionage en contraspionage? ............................................................................... 41 4.2 De rol van inlichtingendiensten en spionage in de Koude Oorlog ................................. 44 II
4.3 De Rezidentura ............................................................................................................... 46 5. De ideologische en politieke beeldvorming van spionage in fictie ...................................... 51 5.1 Delightful Murder: Ernest Mandel en spionageverhalen ............................................... 51 5.2 De ideologische en historische wortels van het spionageverhaal ................................... 52 5.2.1 Het ontstaan en de ideologische functie van het detectiveverhaal ............................. 53 5.2.2 Het spionageverhaal: trendbreuk of evolutie? ............................................................... 54 5.2.3 De verdere diversificatie van de literatuur..................................................................... 56 5.2.4 De veranderende ideologische functie van de spionageverhalen ............................... 57 5.3 Spionnen op de televisie ................................................................................................. 59 5.4 Besluit ............................................................................................................................. 64 6. Filmische analyse: The Americans ....................................................................................... 66 6.1 Wat is The Americans? ................................................................................................... 66 6.2 Historische analyse ......................................................................................................... 67 6.3 Politieke analyse: werking, banden en standpunt ........................................................... 74 6.3.1 Intelligence: de KGB en de Rezidentura ....................................................................... 74 6.3.2 Counterintelligence: FBI Counterintelligence Taskforce ............................................ 79 6.3.3 De politieke visie: demoniserend, tolererend of verwelkomend? .............................. 83 6.4 Ideologische en post-structurele kritiek .......................................................................... 86 6.5 Besluit ............................................................................................................................. 88 7. Algemene conclusie ............................................................................................................. 90 7.1 De onderzoeksvragen ..................................................................................................... 90 7.2 De beperkingen ............................................................................................................... 91 7.3 De toekomst .................................................................................................................... 92 Bibliografie............................................................................................................................... 94 Literatuur...................................................................................................................................... 94 Andere media .............................................................................................................................. 99
III
1. Inleiding 1.1 Motivatie onderwerpskeuze en probleemstelling Om volledig eerlijk te zijn, heb ik gekozen voor dit onderwerp omdat ik een fervent filmliefhebber ben. Spionagefilms en -reeksen hebben me altijd al gefascineerd en door de opkomst van de culturele criminologie zijn deze films en reeksen ook meer en meer het voorwerp geworden van onderzoek. Bepaalde criminologen, en dan vooral Gary Marx (1995), hebben gedurende hun carrière vaak gekeken naar hoe wetshandhavingsdiensten, inlichtingendiensten en criminaliteit gerepresenteerd worden in de media. Talloze voorbeelden zijn te vinden van deze representaties, zowel in de filmwereld, als in de muziekindustrie, de literatuur, enz.
Ook andere wetenschappelijke disciplines geven aandacht aan de representatie van de werking van overheidsdiensten in de hedendaagse of vroegere cultuur. De criminologie, als een wetenschap gegroeid uit een veelheid van wetenschappelijke disciplines bevindt zich op de perfecte plek om de culturele representatie van politie- en inlichtingendiensten te analyseren, wat ook al vaak gebeurde. Gezien de culturele criminologie volgens mij nog ietwat onbekend is, lijkt het me aangewezen om in het corpus van deze thesis een hoofdstuk te wijden aan deze subdiscipline, waarin er nog dieper zal ingegaan worden op de relevantie van deze stroming voor mijn thesis. Vooraleerst dient aangestipt te worden dat deze masterproef vooral theoriegericht zal zijn. Het is niet mijn bedoeling om nieuwe methoden van inlichtingenverzameling toe te lichten en hieromtrent aanbevelingen te maken. Het is echter ook niet de bedoeling om een volledig gefundeerde theorie op te stellen over deze beeldvorming en de evolutie hiervan doorheen de Koude Oorlog. Nu, waarom is de beeldvorming van spionage theoretisch relevant in de criminologische wetenschap? De Europese Vereniging voor Criminologie geeft acht deelaspecten van de criminologie. Voorbeelden hiervan zijn de verklaring van criminaliteit, preventie van criminaliteit, controle op criminaliteit en de opheldering van criminaliteit. Verder wordt er ook vaak gekeken naar de strafwetgeving. (Pauwels, 2012) Dit zijn echter de klassieke uitgangspunten van de criminologie. Eind jaren zestig ontstaat er binnen de criminologie een felle discussie tussen de structuralistische stroming aan de ene kant en de interactionistische stroming aan de andere kant.
1
Deze controverse wordt aanzien als het begin van de kritische criminologie. Deze stroming stelt dat de bestaande structuren en cultuur de context van handelen schept en ook dit moet bekeken worden. De culturele stroming binnen de criminologie kan onder dit kritisch perspectief worden geplaatst (van Swaaningen & Staring, 2010). Een belangrijk onderdeel in de kritische criminologie is het kijken naar hoe de media en de (strafrechtelijke) overheden samenwerken om beelden te maken die bruikbaar zijn bij criminaliteitscontrole. Deze beeldvorming en criminalisering krijgen de afgelopen jaren ook meer en meer aandacht, net als de beeldvorming van politiediensten en veiligheidsdiensten. Deze thesis is dus relevant voor de kritische en culturele kanten van de criminologie en probeert via de studie en beperkte historische analyse van de beeldvorming hierop een aanvulling te geven. Het eerste doel van deze thesis is om een adequaat beeld te schetsen van wat men exact met spionage en contraspionage bedoelt. Hierbij is de historische context van de Koude Oorlog een essentieel onderzoekdomein, gezien ik The Americans bestudeer en dit zich afspeelt in die periode. Hier wordt ook een sterke nadruk gelegd op de culturele aspecten van de Koude Oorlog. Een volgend doel is om uit te werken wat een filmische analyse is en wat hiervan de voor- en nadelen zijn. Het laatste doel van dit werk is om een beeld te vormen over de beeldvorming van deze soorten spionage in de Koude Oorlog in films, series en/of andere media. Nadat deze soorten beeldvorming geïdentificeerd zijn, zal ik proberen te bepalen hoe The Americans inlichtingendiensten representeren? De focus ligt vooral op de presentatie hiervan in het Westen, waarmee ik me vooral concentreer op de Verenigde Staten. De beeldvorming wordt omkaderd met een uitvoerige omschrijving van de culturele aspecten van de Koude Oorlog en bedenkingen geformuleerd in de wetenschappelijke literatuur omtrent de beeldvorming van spionagediensten. De filmische analyse van The Americans dient is in deze thesis een manier om te bepalen welke beeldvorming gehanteerd wordt door de reeks. Het hanteren van literatuur en de filmische analyse moeten er uiteindelijk toe leiden dat ik een volledig beeld krijg van de evolutie van het spionageverhaal, beginnende bij het ontstaan van het spionageverhaal als literair genre om te eindigen bij de meer hedendaagse vormen van representatie: spionagefilms en -series. Hoewel de evolutie geschetst door de literatuur relatief veralgemeenbaar zal zijn, zullen de conclusies die ik trek uit mijn filmische analyse dit niet zijn.
2
1.2 De onderzoeksvragen Om deze probleemstelling aan te pakken, heb ik volgende onderzoeksvragen opgesteld:
Wat is de culturele criminologie? o Hoe is deze tak van de criminologische wetenschap ontstaan? o Wat zijn de beginselen van de culturele criminologie? o Waarom valt dit onderzoek te plaatsen binnen de culturele criminologie?
Wat bedoelen we als we het hebben over De Koude Oorlog? o Wat was de Koude Oorlog en wie waren de voornaamste spelers? o Wat was de impact van het beleid van president Reagan op de Koude Oorlog? o Wat was de culturele impact van de Koude Oorlog? o Wat is het verschil tussen Koude Oorlogscultuur en de Culturele Koude Oorlog? o Wat was de Culturele Koude Oorlog en waarom was deze zo belangrijk?
Wat is spionage en contraspionage en hoe verhouden deze termen zich tot de termen intelligence en counterintelligence? o Wat is intelligence exact en wat is de rol van spionage in de verzameling hiervan? o Wat is counterintelligence en welke rol spelen beveiliging en contraspionage bij de uitoefening hiervan? o Wat was de rol van inlichtingendiensten tijdens de Koude Oorlog? Kan deze rol goed ingeschat worden? o Wat is de Rezidentura en wat bedoelt men als men het heeft over illegale en legale spionnen?
Hoe werd spionage en contraspionage gepresenteerd doorheen de tijd en wat was de ideologische en sociale functie van deze representatie? o Hoe ontstonden de eerste spionageverhalen in de literatuur en wat was de rol van deze verhalen? o Hoe werd de werking van overheidsdiensten die instonden voor spionage en contraspionage gerepresenteerd in de Verenigde Staten tijdens de Koude Oorlog? o Hoe en waarom evolueerde deze representatie? o Hoe spiegelen recentere reeksen zich aan deze vroegere reeksen?
3
Welke rol speelt The Americans in de representatie van spionage en contraspionage tijdens de Koude Oorlog in het post Koude Oorlogstijdperk? o Hoe representeert men de historische context van spionage en contraspionage in The Americans en wat is het belang van het feit dat we dit interpreteren in het post Koude Oorlogstijdperk? o Probeert men via The Americans een politieke mening te uiten over de werking van spionage en contraspionage? Hoe worden de politieke banden tussen de inlichtingendiensten en hun politieke oversten gepresenteerd? o Versterkt The Americans bestaande denkbeelden over spionage, contraspionage en de relatie tussen de grootmachten van de Koude Oorlog? o Probeert men via The Americans mensen te overtuigen van bepaalde waarden en zo ja, de welke?
1.3 Onderzoeksstrategie Voor dit onderzoek heb ik gekozen om kwalitatieve onderzoeksstrategieën te hanteren. De reden hiervoor is dat deze onderzoeksstrategieën zich beter lenen voor dit soort onderzoek. Het is onmogelijk om films en series in nummers om te zetten en hun betekenis te behouden. Mijn onderzoek probeert geen veralgemeenbare uitspraken te generen, maar probeert daarentegen een case te bespreken en te analyseren in zijn volledigheid en in zijn relatie tot zijn sociale context en geschiedenis. De eerste strategie valt te plaatsen onder bureau-onderzoek. Gezien er in de sociale wetenschappen al enorm veel geschreven is over beeldvorming van spionage, contraspionage en andere vergelijkbare onderwerpen, lijkt het me aangewezen om vooraleer mijn filmische analyse aan te vangen, eerst een goed beeld te schetsen over hoe dit alles gepresenteerd werd. Mijn doel is om via een literatuurstudie een zo volledig mogelijk beeld te schetsen over de filmische presentatie van de werkwijze van veiligheids- en inlichtingendiensten. Mijn focus ligt hier vooral op de presentatie van inlichtingendiensten in het westerse literatuur en entertainmentindustrie. Verder kan ik The Americans ook beter vergelijken met deze westerse voorbeelden, gezien we binnen dezelfde cultuur blijven. Dit eerste literatuuronderzoek heeft dus als doel een degelijk beeld te schetsen over de beeldvorming van spionage in de vroege literatuur, in films en op televisie. Het is absoluut niet de bedoeling om aan te tonen dat elke presentatie van spionage in deze media een prowesterse inslag had of inadequaat beeld gaf aan spionage. Het uiteindelijke doel is om een genuanceerd beeld te schetsen over hoe men deze diensten representeerde. 4
Dit literatuuronderzoek blijft echter niet beperkt tot de beeldvorming van inlichtingendiensten. In dit deel van mijn onderzoek zal er ook aandacht gegeven worden aan de Koude Oorlog als conflict en de culturele aspecten ervan. Verder zal ik ook kijken naar hoe deze thesis zijn relevantie put uit de culturele criminologie. Tenslotte geef ik in deze thesis ook aandacht aan de definiëring van wat nu inlichtingendiensten zijn. Deze andere aspecten van mijn onderzoek zou ervoor moeten zorgen dat ik de beeldvorming van inlichtingendiensten adequaat kan duiden. Mijn tweede onderzoeksstrategie is de filmische analyse van The Americans. Filmische analyse wordt door Kydd (2011) verdeeld in vier subdomeinen, de review, de historischeonderzoeksessay, de kritische analyse en de theoretische interpretatie. Deze analyse zal geen review zijn. Het is niet mijn bedoeling op mijn persoonlijke opinie over de reeks te geven en daarna een opsomming te maken van de muziek, methoden, enz. De analyse zal vooraleerst een historische onderzoeksessay zijn. Het hoofddoel van deze essays is om films in de culturele geschiedenis te plaatsen en focust op de context waarin hij gemaakt is en hoe de film zich relateert aan andere films. Dit is exact wat ik van plan ben om met The Americans te doen. Er moet echter ook opgemerkt worden dat deze vorm van filmische analyse intrinsiek verbonden is met de kritische analyse en theoretische interpretatie. Waar de kritische analyse zich focust op de linken tussen de techniek van de film en het verhaal, kijkt de theoretische interpretatie ook naar hoe cinema werkt als onderdeel in de cultuur en samenleving. De literatuurstudie zelf is dus zogezegd ook een deel van deze filmische analyse, gezien ik ook probeer de spionagefilm een plek te geven in de westerse maatschappij in de Koude Oorlog. De keuze voor een literatuuronderzoek is vooral ontstaan uit de noodzaak om een zo volledig mogelijk beeld te hebben. Via dit onderzoek zou ik veel verschillende perspectieven tegelijkertijd kunnen analyseren op een snelle manier. Het zou echter onhaalbaar zijn om een hele batterij films te analyseren om zo conclusies te kunnen nemen. Ik focus me meer op verzamelwerken die schrijven over dit genre film en verzamelwerken over hoe bepaalde aspecten van spionage en de koude oorlog in beeld werden gebracht. Door een groot aantal boeken te raadplegen, zou ik de valkuil van misse perspectieven proberen te ontwijken. Het materiaal dat ik hiervoor dus wil verzamelen zijn verzamelwerken en boeken over de cinema en diens link met de spionnenfilm en de Koude Oorlog.
5
Om een film te analyseren heb je ook verschillende uitgangspunten. Deze werden door Ryan en Lenos (2012) beschreven in het boek An introduction tot film analysis. Technique and meaning in narrative film. Voor mijn thesis zijn vier uitgangspunten hanteerbaar. Het eerste is de historische kritiek. Dit kijkt naar hoe een film geïnterpreteerd wordt of werd in een bepaalde tijdsperiode en legt de nadruk op de specifieke sociale context waarin de film gemaakt werd. Het tweede uitgangspunt is de structurele kritiek waar men kijkt naar de verschillende tekens en connotaties in de film. Een toepasselijk voorbeeld voor de thesis is bijvoorbeeld het feit dat men gedurende een lange tijd de Russische personages in Amerikaanse films gebruikte als misdadiger. Een ander voorbeeld dat aangehaald wordt zijn de kleren van het personage Roger Thornmill in North by Northwest. In de film draagt hij een net blauw pak, wat in die tijd voor een uitstraling zorgde van een succesvolle zakenman. Had men hem in een leren vest met een witte T-shirt gekleed, zou Thornmill gezien worden als een jeugddelinquent. Een uitbreiding hiervan is de post-structurele kritiek. Hier wordt de film gezien als een manier om mensen te overtuigen van bepaalde waarden. In de postmoderne wereld waarin we nu leven waar geen absolute waarheden bestaan, kunnen films echter mensen overtuigen dat een absolute waarheid bestaat. Zo kunnen ze bijvoorbeeld het beeld schetsen dat een mannelijke patriarchale autoriteit nodig is om de wereld te redden, wat geprobeerd zou zijn via The Godfather. Verder kan ook de ideologische kritiek worden toegepast. Hierbij wordt gekeken hoe bepaalde concepten of denkbeelden worden bevestigd en versterkt door de cinema als massamedium. Zo kan bijvoorbeeld het denkbeeld van het communisme als de focus van het kwade in de moderne wereld versterkt worden door de cinema. Het laatste uitgangspunt is de politieke kritiek. Hierin worden films bekeken als een manier om een politieke mening te geven in een conflict. Een voorbeeld hiervan is Apocalypse Now. De film portretteerde het westen als de haven van beschaving en correctheid, terwijl men een beeld gaf van Azië als barbaars, gewelddadig en kwaadaardig land. Onder de personages vind je sterk de conservatieve retoriek terug die tijdens de Vietnamoorlog werd gebruikt om de oorlog te verantwoorden. Deze vier invalshoeken zal ik ook onder handen nemen bij de filmische analyse. (Ryan & Lenos, 2012) De keuze voor de filmische analyse hierbij is uitermate vanzelfsprekend. Het lijkt me moeilijk om dit op een andere manier aan te pakken. De keuze om de vier verschillende uitgangspunten te nemen lijkt me haalbaar en noodzakelijk om een correct en genuanceerd beeld te vormen over The Americans. 6
De vier uitgangspunten vormen voor mezelf ook een kader om de literatuur op zo’n manier te analyseren. De combinatie van beide strategieën zou me in staat moeten stellen om de evolutie van spionage in de entertainmentmedia te schetsen en The Americans te plaatsen binnen deze evolutie. Het materiaal dat ik hiervoor gebruik zijn de eerste twee seizoenen van de reeks.
1.4 Structuur In de eerste vier hoofdstukken van deze thesis, vindt u de resultaten van de ondernomen literatuurstudie. In hoofdstuk 1 gaan we dieper in op wat exact de culturele criminologie is en waarom deze stroming relevant is voor mijn thesis. In hoofdstuk 2 gaan we dieper in op de maatschappelijke, historische, culturele en politieke context van de Koude Oorlog. In hoofdstuk 3 wordt de werking van inlichtingendiensten behandelt. In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar spionage en contraspionage en hoe deze samenhangen met de begrippen intelligence en counterintelligence. In hoofdstuk 4 worden de bevindingen uit de literatuur omtrent de ideologische en politieke rol van spionage in fictie aangeduid. Hierin wordt het boek Delightful Murder uitvoerig besproken en is er ook plaats voor meer recentere literatuur. Deze thesis wordt afgesloten met hoofdstuk 5, waarin ik mijn filmische analyse van The Americans presenteer, die kijkt naar de historische context en de ideologische, poststructurele en politieke visie van de reeks.
7
2. De culturele criminologie 2.1 De Becker-Gouldner-controverse en het ontstaan van de kritische criminologie Eind jaren zestig brak er een groot debat uit tussen de interactionisten en structuralisten in de criminologische wetenschappen. Dit debat zou later de ‘Becker-Gouldner-controverse’ heten. Dit debat is het startpunt van de kritische strekking binnen de criminologie. Howard Becker stelde in zijn essay ‘Whose Side Are We On?’ dat de criminologie amper aandacht schonk aan gelabelden en dat het idee van de onderzoeker als een neutrale actor een compleet illusionair beeld zou zijn. Alvin Gouldner stelt dat dit een compleet irrealistisch argument is. Dit komt omwille van het feit dat binnen de labelingstheorie zaken zoals structurele machtsrelaties miskend worden. Het idee dat iedereen op een gelijkwaardige manier een betekenis kan geven aan zijn eigen handelingen wordt hiermee verworpen. Gouldner haalt aan dat men naast eigen handelingen ook de structuur en cultuur die samen de context van het handelen bepalen ook moeten worden onderzocht en dit zou het uitgangspunt moeten worden van de kritische stroming binnen de criminologie. Verder wordt er afgestapt van de klassieke bestudering van oorzaken van criminaliteit en bestraffing en gaat men meer kijken naar de dynamiek tussen gedrag en sociale reactie. Deze wisselwerking zou op drie dimensies moeten worden bekeken: sociaalpsychologisch, sociologisch en politiek-economisch. Verder zorgt het woord kritiek voor drie implicaties: het brengen van een handelingsperspectief naar de criminologie, gezien wetenschap ook een manier is om de wereld te veranderen; men begon reflexief te kijken naar de criminologie zelf als wetenschapsgebied en bestaande onderzoeksmethoden en theorieën in vraag te stellen en uiteindelijk moeten ook maatschappelijke verhoudingen die leiden tot criminaliteit en de definiëring van criminaliteit ter discussie worden gesteld. (Staring & van Swaaningen, 2010) Het echte beginpunt van de kritische criminologie is gelinkt aan het verschijnen van het boek The New Criminology, geschreven door Taylor, Walton & Young (1973). Dit boek bekeek bestaande criminologische theorieën en perspectieven en kwam tot de conclusie dat deze meestal ontoereikend waren. Om zelf een nieuw criminologisch, theoretisch kader te creëren, stelden ze de structurele deviantietheorie op , met als uitgangspunt dat de meerderheid van de criminaliteit wordt gepleegd om te ontsnappen aan de werkdruk en prestatiedrang die in de hedendaagse kapitalistische maatschappij genesteld is. Het plegen van delicten zou een soort van escapisme zijn om disciplinering van de maatschappij te vermijden. In het licht van deze visie creëerde het trio een nieuw onderzoeksmodel voor de criminologie, bestaande uit zeven onderdelen: 8
-
De analyse van de politieke-economische context dat de ontstaansbodem vormt van criminaliteit. Hier wordt vooral gekeken naar de effecten van de kapitalistische maatschappij op personen en hoe dit mogelijk tot criminaliteit kan leiden;
-
Het tweede element waar men oog voor moet hebben zijn de omstandigheden waaronder delicten worden gepleegd en wat de keuze voor het plegen van het delict te maken heeft met iemands positie binnen deze maatschappelijke context;
-
Verder dient ook het interactieproces van iemand die kiest voor het stellen van een delinquente daad onderzocht te worden;
-
Hierop volgend dient men te onderzoeken waarom bepaalde mensen exact kiezen voor het plegen van delicten, terwijl anderen kiezen voor alternatieven. Hier dient ook de keuze van de maatschappij om hier een strafrechtelijke sanctie aan te koppelen verduidelijkt te worden;
-
Als vijfde element in dit onderzoekmodel dient de selectiviteit van het strafrechtelijk systeem aangepakt te worden via een politiek-economische benadering;
-
Ook moet bekeken worden welk effect de maatschappelijke en strafrechtelijke reactie heeft op de carrière van een delinquent;
-
Als laatste wijzen de auteurs erop dat maatschappelijke structuren, gedrag en sociale reacties in dialectische verhouding staan tot elkaar.
Meer recent ontstond de culturele criminologie. Jeff Ferrell (2011) schets deze stroming in de Blackwell Encyclopedia of Sociology. Hij stelt dat de culturele criminologie een nadruk legt op de betekenis en representatie van de constructie van criminaliteit. Criminaliteit kan zowel de vorm aannemen van één specifiek evenement, van een onderneming van een subcultuur of van een sociaal fenomeen. In wetenschappelijk onderzoek hiernaar, dient men te vertrekken uit een wijde, culturele focus die onderzoekers in staat zou moeten stellen om criminaliteit als een betekenisvolle activiteit beter te begrijpen en een beter inzicht te krijgen in het discours rond de politiek van misdaadcontrole. Deze stroming ontstond grotendeels vanuit het samenvloeien van het werk van The Birmingham School of Cultural Studies en de Britse new criminology uit 1970, met de symbolisch interactionistische stroming, die ontstond uit de Amerikaanse sociologie. Dit samenvloeien zorgde ervoor dat wetenschappers uit de Amerikaanse interactionistische stroming de Britse kritieken op legale en ideologische controle leerden kennen en begonnen te implementeren in hun werk. 9
De Britten kregen op hun beurt zicht op de fenomenologische ontwikkelingen die zich voordeden binnen de Amerikaanse interactionistische stroming. Culturele criminologie an sich ontstond in 1995, met de publicatie van Cultural Criminology door Ferrell en Sanders. De culturele criminologie legt zijn focus op de opwinding, het plezier en het gevoel van risico dat ontstaat door het plegen van en kijken naar criminaliteit, maar verliest het controleapparaat die dit alles moet inperken niet uit het oog. (Presdee, 2000). De wisselwerking tussen deze twee zaken is de hoofdfocus binnen de culturele criminologie en wordt door Ferrell, Hayward en Young (2008) samengevat als de wisselwerking tussen cultures of control en cultures of defiance. Verder is ook het spanningsveld tussen waarop strenge controle op alternatieve subculturen, de consumptie van criminaliteit als entertainment en de discussie over de vage grenzen tussen entertainment en criminaliteit zich bevinden een belangrijk onderwerp. (Ferrell, 2011). De culturele criminologie probeert ook af te stappen van wat zij de reductionistische stromingen binnen de criminologie noemen, zoals bijvoorbeeld de rationele keuze theorie. De culturele strekking geeft openlijk kritiek op het gebruik van kwantitatieve methoden binnen de criminologie en stelt dat deze enkel bijdragen tot de administratie van het strafrechtelijk systeem en de context uit het oog verliezen en al dusdanig geen correcte, holistische uitspraken kunnen doen over criminaliteit en de nodige controle erop. De administratieve criminologie zorgt er immers voor dat het politieke discours zich meer focust op individuele verantwoordelijkheid en punitieve justitie, zonder eigenlijk echt de ambiguïteit, irrationaliteit en natuur van criminaliteit te begrijpen, iets waar de culturele criminologie wel naar streeft. (Ferrell, 2011) Frank Bovenkerk (2008) haalt aan dat de culturele vorm van criminologie nog maar weinig ontwikkeling kent binnen de wetenschap en opleiding zelf. Er zou te veel focus zijn op de drie klassieke vragen van Sutherland & Cressy: wat is criminaliteit, waarom wordt criminaliteit gepleegd en wat is de maatschappelijke reactie hierop? Huidige basiswerken en leerboeken over de criminologie focussen op de biologische, psychologische, medische, economische en nog vele andere benaderingen van de criminologie, terwijl er maar weinig naar de culturele kant van het verhaal gekeken wordt.
10
Dit wordt echter problematisch als je daarnaast plaatst dat vele prominenten binnen de criminologie vaak naar cultuur verwijzen bij de formulering van hun antwoord op de hiervoor reeds aangehaalde klassieke vragen. Dit toont dat er een acute nood is aan degelijk criminologisch onderzoek naar cultuur en theoretische kaders hieromtrent.
2.2 Wat is cultuur? Cultuur wordt dus meer en meer een hot topic binnen de criminologie, maar wat is cultuur nu eigenlijk? Bovenkerk (2008) stelt dat cultuur op vier verschillende manieren kan worden ingevuld en elk van deze hebben een link met criminaliteit an sich, het plegen ervan, criminalisering en de reactie op criminaliteit. -
De eerste definitie die wordt aangehaald is die van Köbben: cultuur omvat het geheel van gewoonte, instituten, symbolen, voorstellingen en waarden van een groep die over de generaties heen wordt overgedragen. Bij deze betekenisgeving wordt criminaliteit gezien als de onafhankelijke variabele en moet men dit verschijnsel zelf cultureel gaan begrijpen.
-
De tweede definitie is de constructivistische definitie van cultuur. Leden van een groep of samenleving construeren een ideologisch systeem dat zelfstandig moet bestudeerd worden. Hier is cultuur een resultaat van de agency van (een deel van) de groep zelf. Cultuur op zichzelf betekent niets, net al criminaliteit, gezien deze moeten geconstrueerd worden.
-
Ten derde kun je naar cultuur kijken als het ideologiebezit van groepen. Hier wordt cultuur geïnterpreteerd als een begrip met veel dimensies en worden verschillende culturen naast elkaar geplaatst. Diversiteit in criminaliteit binnen één sociale eenheid kan dan begrepen worden via de verschillen in cultuur.
-
De laatste manier om naar cultuur en criminaliteit te kijken, vindt men in de comparatieve criminologie. Hierin wordt gekeken naar de verschillen in de definiëring van criminaliteit, het strafrechtssysteem e.d., terwijl men de culturele verschillen van de samenleving in het achterhoofd haalt. Hier wordt criminaliteit dus grotendeels gebaseerd op de culturele overtuigingen van een sociale eenheid.
Deze definities van het cultuurbegrip zijn handig, maar geven een te essentialistische visie op het cultuurbegrip. Dit wordt ook door Breuil (2011) aangekaart in het Tijdschrift over Cultuur en Criminaliteit. Breuil probeert in haar artikel vanuit een cultureel antropologische visie aan te tonen wat niet schort met de huidige visie van cultuur binnen de culturele criminologie.
11
Cultuur is doorheen de tijd geëvolueerd en is niet langer een essentialistisch begrip, maar wordt nu vaker gezien als iets vloeibaars en maakbaar. De culturele antropologie stelt immers dat cultuur vandaag de dag meer een abstract, situationeel, subjectief, geconstrueerd en politiek concept is. Cultuur wordt aanzien als iets dat door een groep gevormd wordt. Deze cultuur blijft niet an sich bestaan, maar is ook onderhevig aan continue verandering. Dit wil echter niet zeggen dat zaken zoals geschiedenis en tradities moeten genegeerd worden. Kort samengevat kan cultuur meer en meer gezien worden als iets dat ontstaat in wisselwerking tussen het kunnen kiezen in het toepassen van culturele waarden en het onderhevig zijn aan culturele regels, waarden en normen. Deze meer hedendaagse ‘vloeibare’ visie op cultuur brengt met zich mee dat wij als criminologen meer inzicht krijgen in bijvoorbeeld motivaties van gedrag, machtsverhoudingen in settings, verschillen in modus operandi en de evolutie van deze zaken, zonder dat we vast komen te zitten in onze oude visie waar we deze dingen zagen als vaste fenomenen. Deze nieuwe visie zorgt ervoor dat criminologen zich kunnen focussen op dynamische, culturele kaders en diens wisselwerking met menselijke agency en creativiteit om nieuwe aspecten aan te pakken. Deze notie van cultuur als iets in beweging wordt ook gedragen door Hayward en Young (2007). Deze overstap van het statische cultuurbegrip naar een dynamisch cultuurbegrip brengt op zijn beurt drie implicaties met zich mee: -
De culturele criminologie moet vertrekken vanuit een interactionistisch perspectief van betekenisgeving. Hiermee bedoelt men dat interacties tussen individuen zelf ook sociale feiten zijn die binnen de criminologie moeten worden onderzocht, alsook het feit dat men moet beseffen dat instituties en de maatschappelijke orde tot stand komt vanuit gemeenschappelijk handelen;
-
Ten tweede moeten we dit allemaal bekijken vanuit een bottom-up-perspectief. Door de onderzoeker direct te betrekken bij een onderwerp, zal hij in staat zijn om het onderwerp beter te begrijpen.
-
Ten derde moeten we als culturele criminologen oog hebben voor de wisselwerking tussen cultuur als systeem van betekenisgeving en de wijdere context. De ruimte waarin we betekenis geven aan zaken, wordt immers bepaald door een aantal factoren, zoals economische, politieke en historische processen. (Schuilenberg et al, 2011)
12
2.3 De relevantie en onderzoeksdomeinen van de culturele criminologie 2.3.1 De laatmoderniteit en de nood aan focus op cultuur Ferrell, Hayward en Young (2008) stellen in het boek Cultural Criminology dat de culturele tak binnen de criminologie zijn relevantie put uit het late moderniteit. Dit tijdperk wordt gekenmerkt door hyperpluralisme. Dit ontstond door drie veranderingen die zich voltrokken binnen de maatschappij: ten eerste krompen zaken zoals tijd en ruimte in. Men heeft het nu veel makkelijker om te communiceren met andere personen die zich ruimtelijk ver van elkaar bevinden en door de technologische vooruitgang die geboekt werd in de laatste paar jaren, is transport tussen ver van elkaar liggende plaatsen meer en meer vergemakkelijkt. Verder zijn ook de virtuele en echte samenlevingen meer en meer met elkaar verbonden en is cultuur niet langer iets wat plaatsgebonden is. We kijken niet meer elk in ons eigen land naar onze eigen televisiereeksen, maar reeksen worden nu door iedereen in de ganse wereld bekeken. Terwijl er vroeger vaak veel tijd tussen zat vooraleer reeksen gemaakt in de Verenigde Staten uitgezonden werden in Europa, kunnen we vandaag de dag stellen dat deze tussenperiode praktisch onbestaande is geworden. Kijk bijvoorbeeld naar de internationale uitzendingen van de HBO-reeks Game of Thrones, waarbij éénzelfde aflevering door de hele wereld tegelijkertijd kan bekeken worden. Deze laatmoderniteit zorgt ervoor dat er zekerheden wegvallen in het leven en dat we de richting die we vroeger meekregen verliezen. Hyperpluralisme is dus niet enkel een manier waarop menselijk potentieel exponentieel kan stijgen door het leren kennen en het leren uit andere culturen, maar ook een fenomeen waardoor zekerheden wegvallen. Deze zekerheden worden op hun beurt terug opgebouwd via othering en klassenstrijd en deze openen op hun beurt de deur voor strengere misdaadcontrole en criminalisering. (Ferrell, Hayward & Young, 2008) Deze criminalisering is volgens Presdee (2000) een cultureel proces. Criminaliteit wordt immers gedefinieerd via sociale en culturele processen, waarin politici en machtige groepen een sterke rol spelen. Cultuur kan ervoor zorgen dat deze criminalisering gedragen wordt door de maatschappij. Om dit te verduidelijken, een voorbeeld: stel, een jongere wordt opgepakt door de politie wegens joyriden. De media visualiseert deze arrestatie en brengt een beeld naar het algemeen publiek van het feit als iets gevaarlijk en onverantwoord. Deze visie wordt op zijn beurt gedragen door een deel van de maatschappij, die deze criminalisering in stand houdt.
13
De criminologie moet zich dus ook focussen op deze laatmoderne processen om actueel te blijven, maar ook omdat de beheersingscultuur de laatste jaren alsmaar meer toeneemt. Dit sluit dan ook naadloos aan op het tweede deel van dit hoofdstuk. 2.3.2 Beheersingscultuur en cultural criminology of state De tweede reden waarom de culturele criminologie aan relevantie heeft gewonnen, ligt in het ontstaan van de beheersingscultuur. Veel sectoren en aspecten van het dagelijkse leven zijn zodanig geherstructureerd, dat men in vele landen nu spreekt van governing through crime. Veranderingen in een veelheid van structuren wordt de dag van vandaag meer en meer verklaard met het veiligheidsargument. Bekende voorbeelden hiervan zijn het langdurig bijhouden van telefonische gegevens, cameratoezicht en de beruchte terroristenlijsten. De culturele criminologie heeft als taak om een buffer te zijn voor deze beheersingscultuur. Men moet onderzoeken of de maatregelen daadwerkelijk wel bijdragen tot onze veiligheid en of deze maatregelen geen nefast vormen voor onze democratische samenleving. Verder kan men vanuit de culturele strekking ook mensen onderzoeken die het vaakst worden onderworpen aan deze veiligheidszorg om te kijken hoe ze dit beleven. (Van Swaaningen, 2008). De kritische criminologie liet zich ook te veel vormen door deze beheersingscultuur en werd op den duur afhankelijk van dit kader. De politieke context waarin men beheersingspraktijken vorm gaf werd uit het oog verloren, maar is nu terug opgepikt door culturele criminologen. Culturele criminologie nu – net als de kritische criminologie in de jaren ’70 – kan gezien worden als een beweging die beslist af te stappen van de beginselen van de gouvernementele criminologie en het vakgebied emancipeert van het beheersingsperspectief. (Schuilenberg et al, 2011) 2.3.3 De crisis van de kritische criminologie en zookeeping Deze crisis begon eind jaren ’80 en was zowel een interne als externe crisis. Op extern, cultureel vlak zien we gebeurtenissen van Mei ’68 en het marxisme aan aantrekkingskracht verloren. Dit, samen met het feit dat arbeidersklasse niet meer per se links georiënteerd was door de opkomst van het populisme, zorgde ervoor dat rechts meer en meer aan stemmen won. Verder verdween ook het moderne vooruitgangsoptimisme dat zo prominent was in de kritische criminologie en werd dit vervangen door de ‘postmoderne’ tijdsgeest. (Van Swaaningen, 2008) Verder was er ook een interne crisis binnen de criminologie. Na deze crisis kwamen er veel tekortkomingen van de kritische criminologie boven, waar men vandaag de dag lessen dient uit te trekken. 14
Het grootste waakpunt tot op heden blijft de angst voor zookeeping criminology. Een foutief gebruik van het cultuurconcept als iets statisch kan ervoor zorgen dat criminologen andere groepen meer en meer zullen zien als exotisch en vreemd en deze ook als dusdanig benaderen. Deze visie zorgt ervoor dat we deze groep niet correct begrijpen en ook niet genoeg inzicht krijgen in de werking van deze groepen. (Breuill, 2011) Ook geeft de culturele stroming binnen de criminologie een manier om methoden en gegevens uit andere wetenschappelijke disciplines te betrekken in criminologisch onderzoek. Verder wordt het domein van de criminologie ook uitgebreid door dingen te onderzoeken die niet aan bod kwamen in de klassieke criminologie, zoals kunst, muziek, … (Ferrell & Sanders, 1995) 2.3.4 Het kosmopolitisch perspectief Er is binnen de kritische criminologie een duidelijk tekort aan analyse van criminaliteit die gepleegd werd door de machtige personen, zoals bijvoorbeeld witteboordencriminaliteit. Verder werd het interactionisme binnen de kritische criminologie verwaarloosd en men ging vooral focussen op de ‘onderdrukking door de staat’. Door dit te hanteren verloren de kritische criminologen vele zaken uit het oog, zoals de overname van controletaken door de particuliere sector en de inperking van het speelveld waarop nationale overheden zich bevonden door supranationale instellingen. De culturele criminologie heeft echter een meer kosmopolitisch perspectief. Dit kosmopolitisch perspectief wordt razend actueel tegen de achtergrond van de steeds toenemende globalisering. Een neveneffect van globalisering is glocalisation, wat duidt op het feit dat lokale verschijnselen volgens mondiale patronen worden gereproduceerd. De culturele criminologie heeft over dit recente fenomeen al veel geschreven. (Van Swaaningen, 2008) Verder dient de culturele criminologie ook de keerzijden van de globalisatie te bekijken en hierbij vooral te kijken naar de negatieve gevolgen van het kapitalisme. Verder dient ook gekeken te worden naar hoe de westerse overheden, zoals de V.S, supranationale dreigingen gebruiken om meer en meer zaken te criminaliseren en meer intensief samen te werken met buitenlandse diensten. Hier kunnen we terug beginnen spreken over het cultureel imperialisme, maar dit imperialisme stopt daar niet. Een sprekend voorbeeld hiervan is nog altijd de Koude Oorlog, waar de strijd zich vooral focuste op het promoten van de ‘eigen cultuur’ en het proberen invloed te verkrijgen in landen zodat ze niet in vijandige handen zouden vallen. (Van Swaaningen, 2008)
15
2.3.5 Massamedia: representatie van misdaad, wethandhavingsdiensten en surveillance Het meest relevante onderzoekdomein in de culturele criminologie voor deze thesis is de analyse van de effecten van de massamedia op de criminaliseringsprocessen, de beeldvorming van criminaliteit en de analyse van de wisselwerking tussen cultuur en criminaliteit. Eén van de belangrijkste aspecten hierbij is de samenwerking van de entertainmentindustrie en het strafrechtelijk apparaat om samen politiek bruikbare beelden te construeren over criminaliteit. Deze beeldvorming zorgt ervoor dat er bij het grote publiek ideeën en vooronderstellingen ontstaan over criminaliteit, criminelen en de aanpak hiervan. (Ferrell & Sanders, 1995) Deze ontwikkelingen worden ook gelinkt aan het ontstaan van de beheersingscultuur. Moral panics zijn ook een intrinsiek onderzoeksdomein van de culturele criminologie. Een voorbeeld uit de Koude Oorlog hierover is de invoering van de comic code. Onder de invloed van anticommunisme en McCarthyisme begon het Amerikaanse volk na een intense mediahype over deze stripverhalen te eisen dat deze gereguleerd zouden worden. Dit eindigde uiteindelijk in de zogenaamde comic code, die strikte regels opstelde over wat wel en niet in deze strips mocht verschijnen. (Ahern, 2011) Deze moral panics zorgden er ook voor dat bepaalde politieke leiders of morele kruisvaders konden evolueren naar een status van de belangrijk, publieke woordvoeder van een groep die oplossingen biedt voor de degeneratie van de zeden en de steeds stijgende criminaliteitscijfers. (Ferrell & Sanders, 1995). Hayward en Young (2007) merken echter ook een evolutie op binnen het gebruik van dit fenomeen. Moral panics worden ook meer en meer gebruikt binnen de marketingstrategie van ondernemingen. Criminaliteit, geweld en zelfs de reactie op geweld zijn vanaf de twintigste eeuw enorm populair geworden binnen de entertainmentsmedia. Deze fenomenen worden telkens op een andere manier gerepresenteerd, en soms, heel soms overstijgen hooggestyleerde beeldvormingen van misdaad en geweld de klassieke discussies van censuur en de debatten over hoe gereageerd moet worden op deze zaken (Hayward & Young, 2007). Maar waarom consumeren we zoveel criminaliteit in onze vrije tijd via de media? Hier volgen we de visie van Presdee (2000), die stelde dat criminaliteit gewoon leuk is. Sommigen vinden het leuk om het zelf te doen en halen ook zin uit criminele feiten die ze plegen. De merendeel van de bevolking pleegt echter geen criminaliteit, maar kijkt graag naar criminaliteit. Door het kijken naar criminaliteit ervaren we schuldgevoelens, maar ergens vinden we het leuk om te kunnen kijken naar hoe anderen zaken doen, die we nooit zelf zouden doen. 16
Door de industrialisering en globalisering is het aantal manieren om te kijken naar criminaliteit zelfs toegenomen: er zijn realityreeksen over de werking van de politie, procedurele drama’s die de fictieve werking tonen van een wetshandhavingsdienst, maar we kunnen ook verder gaan. Er zijn extremere, gewelddadige programma’s op televisie, zoals Jackass of Dirty Sanchez. We kunnen kijken naar films over seriemoordenaars, of zelfs snuffmovies bekijken op het internet. Dit alles zorgt ervoor dat wij naar criminaliteit kunnen kijken. Beter zelfs, we kunnen dit alleen thuis doen, zonder ons vragen te stellen over hoe dit alles is kunnen gebeuren of hoe het gaat met het slachtoffer en zijn familie. (Presdee, 2000) Deze beelden worden ook meer en meer even realistisch ervaren als echte criminaliteit en misdaadcontrole en dragen bij tot hoe men criminaliteit ervaart, zowel op individueel, als op maatschappelijk vlak. (Hayward en Young, 2007) De culturele criminologie kijkt echter niet enkel naar de beelden, maar probeert ook een postmoderne invulling te geven van deze beelden en wat de diepere betekenis is hiervan. Hierbij wordt de esthetica van de autoriteit onder handen genomen. Deze term wijst op hoe men vanuit een mengeling van esthetische vooronderstellingen en strafrechtelijke controle probeert de schoonheid en wensbaarheid van bepaalde zaken te definiëren. Welke straatkunst mag? Welke stijl mag? Welke televisieseries zijn wenselijk? Wat dient men te vermijden? Hier komt – naast het kijken naar de beeldvorming en de diepere betekenis van deze beelden – het derde punt aan bod waar de culturele criminologie dient rekening mee te houden. Processen over macht en conflict dienen onderzocht te worden. Welke invloed heeft de gecreëerde cultuur op het breder maatschappelijk spectrum en hoe gaat men via deze cultuur conflict creëren en macht te verkrijgen? Een spraakmakend voorbeeld hierbij is de film The Red Nightmare. Deze film probeerde de bevolking bang te maken en aan te tonen hoe de communistische dreiging razend actueel was in die tijd. Door deze angst te creëren, is het niet onwaarschijnlijk dat men naar de overheid toe zou stappen om hulp te vragen hiertegen, wat op zijn beurt weer extra macht aan de overheid zelf geeft. (Sanders & Lyon, 1995) (Barak, 1995) Twee deelaspecten van culturele criminologie focussen op de beeldvorming van law enforcement agencies en de beeldvorming van surveillance en informatieverzameling. Het uitgangspunt van de beeldvorming van wetshandhavingsorganisaties is het creëren van een onrealistische pure zwart-wit wereld.
17
Hier wordt vooral een focus gelegd op de beeldvorming van wie illegaal gedrag heeft gesteld, waarom dat gedrag gesteld werd en welke straf hij hiervoor krijgt. De misdadiger wordt meestal afgeschilderd als de antagonist en er wordt maar weinig aandacht gegeven aan zijn sociale-economische achtergrond. Verder worden ook meestal enkel de meest extreme gevallen bovengehaald. Zo wordt er bijvoorbeeld in de entertainmentmedia een sterke nadruk gelegd op delicten zoals moorden, overvallen, vechtpartijen, … Dit staat in sterk contrast met de maatschappij, waar meer en meer misdaden worden gepleegd tegen eigendommen zoals diefstal en woninginbraken. Deze beeldvorming zorgt ervoor dat bij het publiek men meer en meer de sociale omgeving zal zien als gevaarlijk en dreigend. Dit zorgt op zijn beurt terug voor extra sociale controle maatregelen, gezien bange burgers sneller vrijheden willen afgeven voor veiligheidsmaatregelen. Jock Young plaatst dit binnen een ‘consensueel model’ en stelt dat de media hierbij zich extra zal proberen om het beeld van de ordelijke maatschappij te creëren en accentueren. Binnen dit model zal men focussen op de normale mensen die leven binnen de regels en normen van de maatschappij, terwijl criminelen deze orde proberen te verstoren. De media zal hierbij criminaliteit zo weinig mogelijk proberen te presenteren als ‘spannend’ of ‘interessant’, maar zal proberen een beeld te vormen van de delinquent als ‘zwak’, ‘ziek’ of ‘irrationeel’. (Sanders & Lyon, 1995) Dit zorgt echter voor een omgekeerd effect bij het terugdringen van criminaliteit. Door deze beeldvorming zal de delinquent zich verder geïsoleerd voelen en zal meer deviante daden stellen in de toekomst. (Sanders & Lyon, 1995) De instanties die instaan voor de wetshandhaving hebben een wederkerige relatie met de media. Wanneer de media beeld vormt van een bepaalde misdaad, ontstaan er bij de bevolking zorgen hierover. Deze zorgen worden door de media gestuurd, terwijl de media zelf de stappen die wetshandhavingsdiensten nemen om dit probleem op te lossen schetsen. Deze stappen worden meestal responsief genoemd en worden – soms, maar niet altijd – in een goed daglicht gezet. De diensten gaan op hun beurt extra tijd steken in net die zaken die via deze beeldvorming op de publieke agenda zijn gekomen. (Sanders & Lyon, 1995) Het tot een goed einde brengen van deze zaken wordt dan op zijn beurt terug in de media gebracht en zou moeten aantonen hoe efficiënt de instellingen werken en hun rol als de goede bewaarder van de sociale orde in de schijnwerper zetten. (Sanders & Lyon, 1995)
18
Series over politie en andere handhavingsdiensten zijn een constante geworden in de entertainmentmedia. Bijna elke avond wordt er wel ergens een reeks getoond over politieagenten die een of andere moord willen oplossen. Deze media creëren echter het beeld van de dienst die ons zou doen laten geloven dat alles snel wordt opgelost. Dit beeld strookt niet met de realiteit, waar niet alles wordt opgelost en als iets opgelost wordt, dit ook niet per se snel gaat. Verder wordt er ook zeer vaak getoond hoe een actor uit één van de diensten grondrechten overtreedt of procedure achter zich laat. Deze overtredingen worden aanzien als een noodzakelijk kwaad gezien het oplossen van de misdaad belangrijker is dan deze schendingen. Dit zorgt ervoor dat bij het publiek een soort van tolerantie ontstaat van de schending van deze rechten, wat hen opnieuw meer open laat staan voor deze schendingen door overheden. Als deze schendingen echter door andere diensten worden gedaan, zoals bijvoorbeeld inlichtingendiensten uit andere landen, worden deze schendingen echter gedemoniseerd en in een enorm slecht daglicht gesteld. (Sanders & Lyon, 1995) Het tweede deelaspect dat ik wil aankaarten is hoe de media inlichtingendiensten, surveillance en de inzameling van informatie beeld geeft. De media is dit fenomeen niet uit de weg gegaan. Kijk maar naar bekende liedjes als Every Breath You Take van The Police en Bob Dylan die in het lied Talkin’ John Birch Paranoia Blues kritiek geeft op het overmatig gebruik van surveillance aan om de communistische dreiging aan te pakken. Als we dit naast de hele resem protestliederen over dit onderwerp (zoals Who’s Watching the Man van Sy Kahn of Private Investigations van Dire Straits) plaatsen, is het dus duidelijk dat er kritische stemmen gaan richting de praktijken van surveillance en inlichtingen diensten. Ook wordt er vaak gespot met spionage en surveillance, zoals in de stripreeks Spy vs. Spy, waarin men verhuld spot met de inlichtingendiensten van zowel de V.S. als de U.S.S.R. door ze af te schilderen als incompetent en belachelijk. Er zijn echter ook bepaalde vormen van cultuur die deze net in een goed daglicht zetten, zoals de anticommunistische propaganda die in volle Koude Oorlog hoogtij vierde. (Marx, 1995; Ahren, 2011) Dit alles kan in drie soorten beeldvorming gegoten worden: de beeldvorming die deze surveillance in een slecht daglicht stelt en demoniseert, beeldvorming die deze surveillance (voorlopig) tolereert of beeldvorming die een tekort van surveillance aanpraat en bijkomende maatregels verwelkomt. Dit gaat echter allemaal over binnenlandse surveillance.
19
Over buitenlandse surveillance wordt niet direct kritiek gegeven, maar er is indirecte kritiek te begrijpen die stelt dat men soms té paranoia is over deze buitenlandse inlichtingendiensten. Ter volledigheid zijn er ook zaken die deze problematiek aankaarten zoals The Red Nightmare, die de Amerikaanse bevolking duidelijk probeerde te maken dat er een dreiging was van buitenlandse surveillance door de U.S.S.R. (Marx, 1995) Deze beeldvorming van surveillance brengt zeven implicaties met zich mee: -
De beeldvorming van surveillance, onder welke vorm dan ook, kan ons helpen om de nieuwe ontwikkelingen hiervan te zien en te begrijpen;
-
Er is een strijd bezig over wat exact deze surveillance is en hoe deze moet worden gepresenteerd;
-
Veel van de culturele beeldvorming van surveillance wijst op het feit dat dit uiteindelijk over macht gaat door erop te wijzen dat er iemand is die controleert en iemand is die gecontroleerd wordt;
-
Verder wordt ook aangetoond hoe onze egalitaire en democratische samenleving zich ongemakkelijk voelt als er processen van brute macht gepresenteerd worden;
-
Deze beeldvormingen zijn afhankelijk van de context waarin ze gepresenteerd worden;
-
Dit alles vraagt om onderzoek door de sociale wetenschappen. Onderzoeksvragen zoals ‘wat is de impact van het lied Party in the C.I.A. door “Weird” Al Yankovic op het beeld dat het publiek zich vormt over inlichtingendiensten?’ krijgen in de culturele criminologie een plaats en zijn nuttig voor het wetenschappelijk discours;
-
Dit alles wijst op de gelijkenissen van kunst en wetenschap. Beiden proberen onder de oppervlakte te kijken en trekken bestaande conventies in twijfel.
Deze beeldvorming kan ook een deur openen om kritiek te geven op de praktijken van de bestaande inlichtingendiensten en kan de bevolking een stem geven. Verder kunnen we ook kritiek geven op de vroegere praktijken van deze inlichtingendiensten en over de geopolitiek hieromtrent, bijvoorbeeld hoe de V.S. probeerde zijn ideologie te verspreiden.
20
Dit onderzoeksdomein kan men plaatsen in wat Ferrel, Hayard en Young “cultural criminology of state” noemen. Deze tak binnen de culturele criminologie zou zich moeten focussen op hoe overheden en machtige groepen in de hedendaagse kapitalistische, laatmoderne maatschappij controle proberen uit te oefenen op de massa via het gebruik van media en beeldvorming, iets waar tot de dag van vandaag nog te weinig aandacht is aan gegeven. (Ferrell et al., 2008) Het is dus duidelijk dat mijn thesis een kritische invalshoek krijgt, die valt te plaatsen onder de conflict-theoretische perspectieven. (Marx, 1995)
21
3. De Koude Oorlog Waarom verdient de Koude Oorlog een apart hoofdstuk in deze thesis? Vooraleerst is dit conflict het historisch tijdperk waarin The Americans zich afspeelt. Verder werd in de Koude Oorlog exhaustief gebruik gemaakt van inlichtingendiensten. Maar dit conflict tussen het Oosten en het Westen was veel meer dan twee landen die in conflict waren met elkaar. Het liet een enorme indruk na op de globale en lokale cultuur. Deze invloed is tot op de dag van vandaag zelfs nog voelbaar en er wordt nog met de regelmaat van de klok wetenschappelijk onderzoek gevoerd omtrent de Koude Oorlog en bepaalde fenomenen die het conflict typeerden. Het beste voorbeeld hiervan is The Journal of Cold War Studies dat tot de dag van vandaag de Koude Oorlog nog analyseert en lessen probeert te trekken uit het conflict. Vooraleer ik de meest relevante gebeurtenissen uit de Koude Oorlog schets, lijkt het me aangewezen om eerst een definitie te geven van dit conflict. Na de definitie en beschrijving, probeer ik ook een beeld de schetsen van het presidentschap van Reagan en Cold War Culture in Amerika.
3.1 Wat was de Koude Oorlog? Binnen de academische wereld is er nog tot op heden een discussie gaande van wat exact de Koude Oorlog was. Volgens Vanden Berghe (2002) kan de Koude Oorlog het best gedefinieerd worden als een conflict tussen twee grootmachten en twee ideologieën die na Wereldoorlog II tegenover elkaar kwamen te staan. Deze twee spelers waren aan de ene kant het kapitalisme, vertegenwoordigd door de Verenigde Staten en aan de andere kant de sovjetleninistische versie van het marxisme, vertegenwoordigd door de USSR. Deze oorlog werd als ‘koud’ aanzien omdat er nooit een rechtstreeks conflict tussen de twee kampen is geweest. Deze definitie is echter voor deze thesis ietwat te nauw en toont ook niet alle aspecten van de Koude Oorlog, noch toont het waarom deze grootmachten met elkaar in conflict lagen. Mario Del Pero (2014) stelt dat als we de Koude Oorlog als geopolitiek conflict beter willen begrijpen, we eerst de historische wortels van het conflict moeten bekijken. De Koude Oorlog vindt zijn oorsprong in de nieuwe machtsbalans die ontstond na de Tweede Wereldoorlog, waar de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten tegenover elkaar kwamen te staan. Waar er eerst nog hoop was voor het ontstaan van een machtsevenwicht, gedragen door Groot-Brittannië als “stabilisator”, bleek achteraf dat de doelstellingen van beide supermachten lijnrecht tegenover elkaar stonden.
22
De Verenigde Staten poogde om hun superioriteit te behouden en zelfs uit te bouwen, wou ook wegstappen van het isolationistisch buitenlands beleid wat voorheen de norm was en wilden een poging ondernemen om de kapitalistische en liberale wereldorde die vergaan was met de beurscrash van 1929 terug in te stellen. De USSR daarentegen focuste zich vooral op het behouden van de nieuwe verkregen stukken land, maar wou uiteindelijk vooral tijd trekken om socialisme terug uit te bouwen, om dit uiteindelijk tegenover het kapitalistisch systeem te plaatsen. Deze belangen, samengenomen met de inspanningen die gemaakt werden door Truman om Europa op te bouwen om potentiële communistische revoltes van te voren de kop in te drukken en de oprichting van zowel de NAVO en het Warschaupact, plaatsten de twee supermachten rechtstreeks tegenover elkaar. De competitie tussen de twee supermachten focuste zich niet op militair treffen – de oorlog was immers koud -, maar legde meer de focus op economische en politieke strijd. In essentie was dit conflict te vergelijken met een wedstrijd tussen de USSR en de VS, die als doel had aan te tonen wie het best in staat was om een maatschappij goed, efficiënt en daadkrachtig te organiseren. Militaire overwinningen zouden er amper iets toe doen, want het conflict focuste zich meer op lange termijndoelstellingen. Voor beiden was dit conflict een manier om aan te tonen dat hun eigen visie van de maatschappij en de organisatie ervan correct was en beter was dan die van hun tegenstander. Deze competitie werd zeer ernstig genomen in het begin van de Koude Oorlog, gezien communisme toen ervaren werd als iets uiterst intimiderend en inspirerend. (Gaddis, 2011) In het verlengde van deze competitie valt de notie dat de Koude Oorlog ook een sterk ideologisch conflict was. Het conflict tussen de USSR en de VS was in essentie ook een clash tussen de liberale-kapitalistische ideologie gevolgd in het Westen en de communistische, socialistische, leninistische visie die gevolgd werd in het Oosten. Beide visies hadden eigen ideeën over hoe de staat en het dagelijkse leven dienden georganiseerd te worden. Wat wel moet opgemerkt worden is dat deze visies intern soms gedifferentieerd waren, of anders gesteld: De VS en USSR verdedigden dan wel respectievelijk de liberale en communistische ideologie, maar hun eigen visies waren niet noodzakelijk de enige interpretatie van de ideologie. (Nehring, 2012)
23
Het kijken naar de Koude Oorlog als een ideologisch conflict vindt de laatste aantal jaren meer en meer aantrek binnen academische wereld, vooral in Duitsland, Frankrijk en Italië, waar de term Koude Oorlog soms vervangen wordt door het concept van het “Oost-WestConflict”. (Nehring, 2012) Verder moet opgemerkt worden dat de Koude Oorlog niet beperkt werd tot een conflict tussen twee landen. Het conflict werd door het uitbreken van de Korea-oorlog en de overwinning van Mao in de Chinese Burgeroorlog sterk geglobaliseerd. Het conflict speelde zich misschien uit tussen twee supermachten, maar er waren ook nog andere spelers in de wereld. Een groot aantal landen weigerde zich aan te sluiten bij het Westen of het Oosten. Deze landen werden de Derde Wereld genaamd. Egypte is een schoolvoorbeeld van deze geopolitieke stroming, vooral onder het beleid van president Nasser. Hij speelde schaamteloos de twee grootmachten tegen elkaar uit. (Del Pero, 2014, Vanden Berghe, 2008)) Dit was het best zichtbaar in de affaire rond het Suezkanaal. Nadat Nasser het kanaal besloot te nationaliseren, kwam er een internationaal conflict tot stand tussen Frankrijk, GrootBrittannië, Israël, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Dit conflict werd uiteindelijk opgelost door president Eisenhower, die publiekelijk de daden van zijn bondgenoten veroordeelde. (Vanden Berghe, 2008) Adam Roberts (2010) toont in zijn essay An 'incredibly swift transition': reflections on the end of the Cold War dat er naast het bestaan van twee superkrachten, elk met een eigen idee over wat universele waarden zou moeten zijn, er ook nog een tweede constitutief element bestaat dat de Koude Oorlog definieert, namelijk het bestaan van (de mogelijkheid tot) een nucleaire confrontatie tussen deze twee machten. Het feit dat de twee machten allebei een uitgebreid arsenaal nucleaire wapens in hun bezit hadden, was één van de meest definiërende aspecten van de Koude Oorlog en leidde vaak tot conflicten en incidenten. Het meest bekende incident hierrond is de Cubacrisis in 1962, waar het bijna tot een nucleair treffen kwam tussen het Oosten en het Westen nadat raketten ontdekt waren op Cuba. Het goed aflopen van deze crisis leidde dan weer tot een detente, gezien men nu het risico van strategische spelletjes met kernwapens duidelijk ervaren had. Kort hierna kwam de eerste grote wapenbeheersingsovereenkomst, SALT I genaamd. Hierna zouden nog een aantal overeenkomsten en verdragen volgen die de wapenwedloop moesten beperken en de ontwapening in de hand dienden te helpen. (Vandenberghe, 2002)
24
Een laatste belangrijk fenomeen binnen de Koude Oorlog is cultuur. Ergens in de Koude Oorlog kwamen politici tot het besef dat de populaire cultuur, zoals televisieprogramma’s, literatuur, films, theaterstukken, enz., kan omgezet worden in zogenaamde soft power. Via cultuur was het mogelijk om controle uit te oefenen op de massa, maar ook om propaganda en dergelijke toe te passen. Dit wordt ook wel eens de culturele Koude Oorlog genoemd. Hierover meer in het laatste onderdeel van dit hoofdstuk. Wat nu handig is om mee te nemen is het besef dat de Koude Oorlog zowel een culturele entiteit was, maar ook iets dat de cultuur beïnvloedde. De Koude Oorlog zorgde niet enkel voor een stabiele basis voor de samenleving, maar leverde ook op zijn beurt een raamwerk waarrond politici, prominenten, werkgevers, maar ook de modale burger een visie kon uitbouwen. (Westad, 2013) Vanaf het jaar 1989 begon het einde van de Koude Oorlog zich aan te kondigen. Dit verliep in drie fasen. In de eerste fase, de crisis van 1983, verkilden de contacten tussen de USSR en VS enorm door de uitdagingen van Ronald Reagan, zowel op ideologisch, als op militair vlak. Deze crisis stopte echter toen de leiders van beide grootmachten beseften dat confrontatie niets zou oplossen. Dit kondigde de tweede fase aan: de hervormingen van Gorbatjsov, de twee bekendste zijnde Glasnost en Perestrojka. Deze hervormingen, samen met de eerste tekenen van democratisering van de Oostbloklanden, zorgden ervoor dat de externe macht van de Sovjet-Unie en de interne macht van de Sovjetpartij aftakelde. Gorbatsjov zelf stelde de ene symbolische daad na de andere, zoals het ontmoeten van Amerikaans president Bush Sr. en het ontmoeten van Paus Johannes Paulus II, waar hij aankondigde dat hij de godsdienstvrijheid in de Sovjet-Unie zou vrijwaren. In de derde fase kwam de Sovjet-Unie ten einde bij de Val van de Berlijnse Muur en de machtsovername in Rusland door Boris Jeltsin, die op 8 december 1991 het GOS oprichtte en stelde dat de Sovjet-Unie niet meer bestond. Na laatste, mislukte pogingen door Gorbatsjov om het leger voor zich te winnen, nam Jeltsin de macht over, waarna op 31 december 1991 de Sovjet-Unie officieel niet langer bestond. (Vanden Berghe, 2008; Suri, 2004) Dit alles leidt tot mijn definitie van de Koude Oorlog, die stelt dat de Koude Oorlog een conflict was tussen twee supermachten dat ontstond binnen de tijdsgeest van het postWereldoorlog II-tijdperk. In dit conflict was er een heftige concurrentie tussen de USSR en de VS, dat niet militair was, maar zich meer focuste op maatschappelijke en ideologische strijd. Deze oorlog bestond niet in een vacuüm, maar werd verder gediversifieerd en geglobaliseerd door de oorlogen in Korea en Vietnam en het ontstaan van de Derde Wereld. 25
Als laatste element dient ook aangehaald te worden dat binnen dit conflict ook de mogelijkheid tot een nucleair treffen bestond, en dat de Koude Oorlog – echter tot op heden weinig bestudeerde – ook een sterk culturele aspect had.
3.2 The Americans: Reagan en de jaren ’80 in de Koude Oorlog 3.2.1 Het presidentschap van Reagan Reagan en de evolutie van de Koude Oorlog in de jaren ’80 is extra belangrijk voor deze thesis gezien The Americans zich afspeelt in dit tijdperk. Verder is Reagan ook een belangrijk fenomeen in de Koude Oorlog en zijn presidentschap had een sterke culturele impact, zowel direct als indirect. Maar wat waren de visies van Reagan en wat was zijn rol in de Koude Oorlog?
Zoals we hierboven lazen, werden er na de Rakketencrisis in 1962 een aantal akkoorden afgesloten om de wapenwedloop tegen te gaan. In de Verenigde Staten waren er echter een aantal personen uit de neoconservatieve kring die deze ontwapening sterk bekritiseerden. In 1976 verenigden deze tegenstanders zich in het Committee on the Present Danger. Dit comité stond kritisch tegenover de detentepolitiek en stelde dat het streven naar militaire suprematie belangrijk was, gezien de USSR volgens hen naar werelddominantie streefde. Ronald Reagan was een deel van dit comité en stelde dat de VS in slaap was gevallen en dat er actief weerwerk moest geboden worden tegen de Sovjet-Unie. Hij zag het Oosten als iets immoreel en vond dat het moest bestreden worden. (Vanden Berghe, 2008)
Reagan werd in 1981 verkozen tot president van de Verenigde Staten. Zijn ambtstermijn werd sterk gekenmerkt door zijn anticommunisme en zijn missie om Amerika de leider van de (vrije) wereld te maken. Hiervoor ging hij rechtstreeks de confrontatie aan met de Sovjetunie, met als doel dit communistisch bastion te vernietigen. Zijn kabinet had hem geïnformeerd dat de oosterse economie aan de grond zat. Door hen te betrekken in een nieuwe wapenwedloop, zou hun economie waarschijnlijk volledig instorten. Deze nieuwe confrontatie zorgde ervoor dat het defensiebudget tijdens zijn ambtstermijn met ongeveer 70% steeg. De stijging van het budget ging hand in hand met de zogenaamde Reaganomics, het nieuw economisch beleid van Reagan, dat geïnspireerd was op de anti-keynesiaanse school. De belastingen werden verlaagd, er was weinig staatsinmenging, enz. (Vanden Berghe, 2008)
26
De wereldvisie en het beleid van Reagan was volgens McDermott (2002) gebaseerd op vijf pijlers. Vooraleerst stelde Reagan dat de Sovjetunie een illegitieme staat was die bestreden moest worden. De USSR was voor hem iets amoreel en werd volgens hem door niemand gesteund, zelfs niet door zijn inwoners. Deze visie zorgde ervoor dat Reagan de USSR zag als de complete tegenligger van het democratische westen. De Koude Oorlog was voor hem een strijd met als doel vrijheid en democratische waarden te doen overwinnen. De tweede pijler van het beleid van Reagan was het zien van de Sovjet-Unie als een expansionistische grootmacht, die geluimd was op wereldoverheersing. Deze visie zorgde ervoor dat het Westen in een slachtofferrol werd geduwd. Dit verantwoorde op zijn beurt de verdedigende houding van het Westen die Reagan voorstelde. Ten derde vond Reagan de appeasementpolitiek van zijn voorgangers maar niets. Zijn credo was peace through strenght. Enkel door actief weerstand te bieden aan de USSR, zou men vrede kunnen bereiken. De vierde pijler van het Reaganbeleid was de stelling dat de MAD-doctrine niet klopte. MAD stelt dat gezien de twee grootmachten een even groot nucleair arsenaal hebben, het aanwenden van dit arsenaal zou leiden tot wederzijdse verzekerde vernietiging (“Mutual Assured Destruction”). Het had dus geen nut om raketten te lanceren, gezien dit ook de eigen vernietiging zou garanderen. Volgens Reagan klopte dit niet, gezien hij de Sovjetunie zag als valsspelers, die toch geluimd waren op wereldoverheersing. De Sovjets bereidden zich volgens Reagan continu voor op een nucleaire oorlog. MAD was dus iets amoreel en gevaarlijk en liet de kansen op een Amerikaanse overwinning dalen. Als laatste stelde zijn beleid dat geen controle op wapens beter was dan slechte controle. Reagan stond uitermate kritisch tegenover de wapenconventies en zag deze als unilaterale verdragen die de VS ontwapenden, terwijl de USSR verder wapens bleef produceren.
Het nieuwe beleid van Reagan creëerde een tijdperk van angst en werd geconfronteerd met kritiek. Het eerste grote conflict kwam er toen Reagan raketten wou plaatsen in West-Europa. Dit lokte een gigantische antirakettenbeweging uit, waar vooral de linkse partijen het voortouw namen. Zelfs in het Oosten, zoals in de DDR en Hongarije ontstonden kleine vredesbewegingen. In de Verenigde Staten zelf klonk ook protest. Deze kwam uit de Freezebeweging die samengesteld was door katholieke bisschoppen en de Wereldraad van Kerken. (Vanden Berghe, 2008)
27
Deze kritiek leidde tot een onderhandeling in Genève, maar dit haalde niets uit. De raketten werden geplaatst, wat ervoor zorgde dat de Sovjetleiding meer raketten operationeel maakte uit vrees voor een Amerikaanse kernaanval gezien Reagan en zijn kabinet meermaals aanhaalden dat een kernoorlog praktisch uitvoerbaar was geworden (Vanden Berghe, 2008). Yuri Andropov, die tijd hoofd van de KGB, was de persoon die aan de alarmbel trok over de raketten en stelde een doemscenario op waarbij de Sovjetunie volledig vernietigd werd. (Mastny, 2009) Deze tweede rakettencrisis had een grote impact op de KGB, die meteen zijn medewerkers in het buitenland op hoog alert plaatste. De leiding binnen de USSR kondigde geheime operatie VRYaN af, welke tot doelstelling had om te achterhalen wanneer de raketten zouden worden afgevuurd en te trachten deze raketten te ontwapenen. Deze operatie zou blijven duren tot 1991. (Mastny, 2009) De spanningen tussen Oost en West bereikten een hoogtepunt in 1983 toen Reagan de Sovjetunie de focus van het kwaad in de moderne wereld noemde. Deze speech werd later bekend als de “Evil Empire-speech”. Kort hierna werd een Zuid-Koreaans passagiersvliegtuig door de Sovjet-Unie neergehaald, wat leidde tot sterke kritiek van Reagan en het afkondigen van zwaardere economische sancties. (Vanden Berghe, 2008) Hierop volgde Operation Able Archer, waarin Reagan en Thatcher besloten om diverse stadia van het nucleair alarm te oefenen. De USSR-top aanschouwde dit als een potentiële aanval en sloeg in paniek. Dit werd duidelijk gemaakt aan de westerse wereldleiders door de dubbelspion Oleg Gordievsky. Hierna werd besloten de operatie in te perken. Dit incident zou ervoor gezorgd hebben dat Reagan voorzichtiger werd met zijn uitspraken, hoewel de vrees voor het Rode Gevaar bleef bestaan. Deze zou blijven bestaan tot zijn ontmoeting met Gorbatsjov in 1985 (Vanden Berghe, 2008).
Deze operatie blijkt echter niet zo belangrijk te zijn als eerst gedacht. Volgens Mastny (2009) was de KGB grotendeels op de hoogte van de onschuld van deze operatie en, hoewel er wel een kleine periode van paniek was binnen het intern bestuur van de USSR, bleek achteraf dat dit helemaal niet zo desastreus was zoals men dacht. Verder werd deze operatie ook misbruikt door de propagandamachine van de USSR om protest tegen de raketten in Europa op te voeren. Able Archer was uiteindelijk vooral een les voor beide partijen om niet langer gevaarlijke spelletjes te spelen met kernwapens, net zoals de Cubacrisis in 1962.
28
Hierna kondigde Reagan echter zijn SDI-project af, beter bekend als het Star Wars-project. In dit project zou hij proberen een ruimtelijk rakettenschild te maken om de VS te kunnen beschermen tegen nucleaire aanvallen uit Moskou. Dit plan werd gelanceerd zonder overleg met zijn NAVO-bondgenoten en de Amerikaanse Ministers. Dit plan zou wederom op ferme kritiek stuiten van zowel zijn bondgenoten als van het Oosten. Uiteindelijk bleek dit plan onuitvoerbaar. (Vanden Berghe, 2008)
Tijdens een topontmoeting met Gorbatsjov werd Reagan onder druk van de publieke opinie aangedrongen tot het nemen van een tegemoetkomend gebaar ten aanzien van de USSR. Hieruit ontstond het INF-verdrag dat stelde dat een groot deel kernwapens zouden verwijderd en vernietigd worden. Verder werd er ook duidelijk gemaakt dat geen van beide partijen nog agressief stond tegenover de ander. Dit was volgens velen het begin van het einde van de Koude Oorlog. (Vanden Berghe, 2008) 3.2.2 Morning in America vs Mourning in America: Reagan en cultuur De culturele impact van zijn presidentschap, alsook zijn eigen culturele visie én het gebruik van de culturele factor door Reagan zelf zijn tot op heden sterk bediscussieerde onderwerpen in de academische wereld, die vaak sterk verdeeld is tussen het anti-Reagan kamp en het proReagan kamp op dit gebied. Laten we beginnen met de retoriek van Reagan. De speechen die Reagan tijdens verkiezingscampagnes en zijn presidentschap maakte, waren doorspekt van culturele verwijzingen. In deze speechen gebruikt hij vaak culturele connotaties, die een negatieve subtext hadden als ze verwezen naar de oppositie en eerder positief overkwamen als hij zijn eigen plannen bespreekt. Het voornaamste voorbeeld hierbij is de juxtapositie van de zogenaamde aanbidding van het Gouden Kalf van de liberale ideologie en de verwijzing naar de vrije markt als iets magisch. In zijn speechen maakte Reagan echter ook gebruik van een ideologische en culturele metafoor die sterke gelijkenissen vertoonde met het verhaal van Moses die het volk door de Woestijn naar het Beloofde Land leidde. Reagan was Moses, de woestijn waren de politieke, morele en economische problemen die Amerika teisterden tijdens de jaren ’60 en het Beloofde Land was het Amerika dat Reagan zou creëren eenmaal hij aan de macht was. Deze culturele metafoor gebruikte hij om de scheiding van publieke en private goederen te verdedigen, maar vooral omdat het een makkelijk wij/zij-verhaal schetst. Als Amerika het gekozen volk is, dan kunnen landen die een andere weg pleitten, zoals de Sovjetunie, niets anders dan vijanden en valse goden zijn, die moeten bevochten worden. (Hattenhauer, 1984) 29
Tijdens zijn presidentschap had Reagan ook een nieuwe visie voor de Verenigde staten. Dit nieuwe perspectief had een sterke invloed op het Witte Huis en beïnvloedde zelfs nakomende presidenten zoals Bush Sr., Clinton en Bush Jr. Reagan startte culturele gespreken over bepaalde waarden en combineerde politieke en populaire cultuur vaak, maar het voornaamste aspect van de culturele visie voor Amerika was een sterk optimisme en geloof in het land. (Troy, 2007)
Reagan begreep, in tegenstelling tot sommige van zijn tegenstanders, dat door culturele veranderingen binnen het land, de president het voornaamste aandachtspunt was wanneer mensen dachten aan de politiek. Dit had ertoe geleid dat de politieke cultuur belangrijker was geworden. Hij verving politiek jargon in speechen door proza, schreef de verantwoordelijkheid voor culturele veranderingen, zoals de oprichting van CNN of de gloriedagen van Dallas en Dynasty op zijn naam en zag het groeiend belang van storytelling over policymaking en draaide dit naar zijn hand. Dit resulteerde in de verhaallijn van Reagan, die uit drie delen bestond. De jaren ’60 en ’70 doopte hij om tot de tijden van Het Trieste Amerika, dat in de slop zat. Dit was vooral de schuld van de vier mislukte presidenten voor hem. Daarna kwamen de Tijden van Verandering, die aangevoerd werden door Reagan zelf, om uiteindelijk te eindigen in het tijdperk van Morning in America, een periode waar de beurzen, de werkgelegenheid en de welvaart van de V.S. bleven stegen en de USSR zichzelf de grond in boorde. Reagan had via deze ‘verhaallijn’ een visie voor Amerika op tafel gelegd en was uiteindelijk verantwoordelijk voor een nieuwe vorm van regeren die lange tijd ongezien was geweest, namelijk een regeren met een lage impact en een minima aan eisen.
Deze vorm van regeren leidde echter ook tot culturele omwentelingen die hij niet wou, zoals de steeds verdergaande individualisering van de maatschappij. Als we dit alles bij elkaar nemen, kunnen we stellen dat de culturele omwentelingen verkregen door het beleid van Reagan nog altijd zichtbaar zijn in de VS. (Troy, 2007)
Wat is nu de relatie tussen Hollywood en Reagan? Hollywood was niet altijd het liberale bastion dat we nu kennen. In de jaren ’60 overtuigde de toenmalige voorzitter van de MPAA een groot aantal beleggers om te investeren in Hollywood. Door een grote toestroming van deze, meestal conservatiever aangelegde, geldschieters in Hollywood, werden er meer en meer rechtser getinte film gemaakt. In deze conservatieve sfeer had Reagan een eerste politieke ervaring, als president van de Screen Actors Guild. 30
De jonge Reagan, toen nog liberaler, werd na vele aanvallen van het liberale front meer en meer conservatiever. Toen hij uiteindelijk besloot om mee te dingen in de verkiezing tot gouverneur van California beriep hij zich op zijn imago als celebrity en bracht hij flair en faam naar de verkiezing. Hij verkoos ook een zeer directe band met de pers en liet zich omringen door zogenaamde Celebrities for Reagan. Uiteindelijk won hij deze verkiezingen. (Dickenson, 2006; Critchlow, 2013)
In deze conservatievere periode in Hollywood waren er toch nog liberalere reacties op Reagan: films zoals Wall Street, Salvador, Full Metal Jacket en Blade Runner gaven elk op hun eigen manier kritiek op het Reagan-establishment. Deze kritiek zorgde er echter voor dat Reagan zich meer en meer keerde tegen Hollywood, die de entertainmentindustrie zag als iets dat misleidt was door liberale ideeën. Uiteindelijk pleitte hij voor lichte censuur op een moreel foute industrie. Dit zorgde ervoor dat films vaak werden aangevallen, of zelfs in het geval van de film Red Dawn volledig overgenomen door andere regisseurs. Red Dawn was aanvankelijk een meer kritische film dat zich zou focussen op kinderen die probeerde om een Sovjetinvasie te stoppen, maar werd uiteindelijk aangepast tot een propagandafilm die zich focuste op vier kinderen die op een patriottistische manier het land verdedigden en verzet boden aan het Rode Leger. Reagan sloeg er uiteindelijk niet in om Hollywood te veranderen in een conservatief bastion. Dit kwam vooral door de afschaffing van het klassieke studiosysteem, dat op zijn beurt plaats gaf aan meer onafhankelijke, kritische projecten. (Dickenson, 2006; Critchlow, 2013)
3.3 De culturele factor binnen de Koude Oorlog 3.3.1 Cold War Culture vs. The Cultural Cold War In dit laatste hoofdstuk over de Koude Oorlog gaan we wat dieper in op de culturele achtergronden en aspecten van de Koude Oorlog zelf. De culturele Koude Oorlog wordt vaak uit het oog verloren, terwijl dit het belangrijkste strijdveld van het conflict was. In de wetenschappelijke literatuur worden er twee termen meestal door elkaar gebruikt, namelijk de culturele Koude Oorlog en Koude Oorlogscultuur. De culturele Koude Oorlog refereert naar het cultureel conflict tussen de twee grootmachten. Hier wordt de focus gelegd op het gebruik van cultuur door de staat als een instrument van politieke overtuigingskracht. Hier tegenover staat Koude Oorlogscultuur. Hier kijkt men naar beleidsplannen inzake cultuur en kijkt men ook naar de uitbreiding van de culturele industrie tijdens de Koude Oorlog.
31
Hier kijkt men ook naar de representatie van zaken zoals de staat en de tegenstander, maar ook van overheidsinstellingen of prominente leidersfiguren binnen het land. (Moran, 2013) In het deel hieronder geef ik een kort overzicht van de Culturele Koude Oorlog, samen met een aantal voorbeelden van projecten, films en tentoonstellingen die een rol speelden binnen dit cultureel conflict. Verder spendeer ik ook een kort deel aan propaganda, een integraal deel van dit conflict. Koude Oorlogscultuur wordt aangepakt in het deel over inlichtingendiensten, waar ik dieper inga op de representatie van inlichtingendiensten in deze Koude Oorlogscultuur. 3.3.2 De Culturele Koude Oorlog Tony Shaw (2001) stelt in zijn review essay The Politics of Cold War Culture dat vooral na de periode 1950-1960 duidelijk werd dat een militair treffen tussen de twee supermachten als idioot aanzien werd. Dit kwam vooral door de visie die ontstond uit de MAD-doctrine. Dit zorgde ervoor dat men zich meer en meer ging focussen op het culturele en psychologische aspect van het conflict. Een culturele strijd werd het alternatief voor de militaire strijd. Dit culturele conflict werd ook belangrijker door de gouden eeuw van de radio en de opkomst van satelliettelevisie. Deze twee vormen van massacommunicatiemedia, maar ook kunst, cinema, literatuur en dergelijke werden op den duur gezien als zaken die men kon gebruiken als een politiek wapen, in staat meningen en opinies te helpen vormen, zowel in de eigen maatschappij, als in die van de tegenstander. De neiging om cultuur en politiek te verenigen bestond al vroeg in de Sovjetstaat. Lenin stelde al in 1917 dat het succes van het communisme sterk afhing van het slagen van een volledige culturele omwenteling. Volgens zijn visie moesten artiesten, schrijvers en dergelijke de meest actieve strijders zijn om het communisme te doen slagen en dienden ze de principes van het sovjetpatriotisme en proletarisch internationalisme hoog in het vaandel te dragen. Lenin en de Bolsjewieken waren er vanaf het begin over eens dat de cultuur zowel een factor kan spelen op vlak van propaganda, maar ook een rol kan spelen op vlak van culturele diplomatie, waarin cultuur wordt gebruikt om de ideeën van de Sovjet-Unie duidelijk te maken aan de rest van de wereld. De twee grootste diensten die zich in de USSR bezig hielden met cultuur waren Agitprop en Cominform. Het bedrag uitgegeven door de USSR aan propaganda en cultuur zou rond de jaren 60 rond de twee miljard dollar moeten bedragen hebben. (Shaw, 2001)
32
Toch werd er ook door de interne cultuur van de Sovjetunie kritiek gegeven op het communisme, al was het op een meer subtiele wijze. Hier speelde de Tsjechische New Wave beweging een grote rol. Deze beweging kon ontstaan doordat het bestuur van de USSR minder en minder censuur toepaste, wat uiteindelijk zou leiden tot de Praagse Lente in 1968. Twee spilfiguren in deze beweging waren de filmmakers Miloš Forman en Jan Němec die met hun films indirecte kritiek gaven op het Sovjetregime. Dit deden ze door simpele verhalen te vertellen, die op het eerste gezicht flets en oppervlakkig leken, maar indien je de politieke en culturele context erbij nam, slaagden ze erin om op een zeer grondige en gefundeerde manier kritiek te geven op de USSR. Hun bekendste werken zijn Loves of a Blonde, The Firemen’s Ball en A Report on the Party and the Guest. (Sachleben & Yenerall, 2012) Cultuur werd in de Koude Oorlog vooral gebruikt om een nieuw beeld te schetsen van het conflict. In het boek American Cold War Culture stelt Ryan (2005) dat cultuur in de Verenigde Staten gebruikt werd om consensus te scheppen en het politieke spanningsveld te simplificeren door een bipolair beeld te hanteren in plaats van een sterk gediversifieerd ideologisch spectrum te hanteren. Het gebruik van cultuur in het Westen blijft echter nog een zaak waar nog veel discussie rond bestaat. Vaak wordt de Verenigde Staten met de vinger gewezen als een onderdrukker van linksgerichte cultuur. Echter blijkt dat voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog er een paar linksgeoriënteerde films werden gemaakt, waarin het communisme, de Russische revoluties en de historiek van de USSR verklaard werden of zelfs in een ietwat positiever daglicht werden gesteld. Voorbeelden hiervan zijn The Fall of the Romanoffs, Mission in Moscow, gemaakt met actieve steun van de Roosevelt-administratie en Tender Comrade. De achterliggende context hier is de alliantie van de USSR en de VS in de Tweede Wereldoorlog. (Sachleben & Yenerall, 2012) Toch ontwikkelde The Red Scare zich al in de periode 1910-1920, een voorbeeld uit deze periode is The Tempest uit 1927 waar men de kijker duidelijk wou maken hoe brutaal het er wel aan toe ging onder communistische regimes. De zogenaamde Red Scare zorgde in de periode 1940-1950 een klimaat van angst in de Amerikaanse cultuur. Dit fenomeen kwam er vooral door de verhoren georganiseerd door het HUAC, afkorting van het House UnAmerican Activities Committee. Dit comité werd opgericht in 1938 als een reactie op de nieuwe progressieve programma’s die waren geïnstitutionaliseerd toen de New Deal aangenomen werd. Hoewel communisten niet meteen het doelwit van het comité waren, begon het comité vanaf de Tweede Wereldoorlog meer en meer op die doelgroep te focussen. 33
Vanaf 1947 begonnen het HUAC met ondervragingen van zogenaamde high profile getuigen. Bekende namen kwamen terug bij deze getuigen, zoals Ronald Reagan, Walt Disney en Ayn Rand. Ook werden schrijvers (vooral indien ze lid waren van the Screen Writers Guild) nauwkeurig onder de loep genomen. Indien men toegaf een communist te zijn én namen gaf van medecommunisten, werden geen straffen uitgedeeld. Anders was de kans meer dan reëel dat men op de zwarte lijst geplaatst werd. (Kackman, 2005) De macht van het HUAC piekte rond 1956, maar voor een aantal jaar zou er binnen de Amerikaanse entertainmentindustrie paranoia heersen. De Red Scare-films kwamen volledig tot bloei vanaf het begin van de Koude Oorlog in de jaren vijftig. Deze opkomst kwam er onder andere door lange strubbelingen in Hollywood op vlak van arbeidswetgeving, de opkomst van het HUAC, het groeiende wantrouwen tussen de grootmachten en de negatieve gevolgen van de Korea-oorlog. De filmmakers deden dit niet zuiver omwille van hun geloof in het kapitalistisch model en hun haat voor hun ideologische tegenligger, maar eerder uit motieven van winstbejag, opportunisme en als reactie op een veranderde binnenlandse politiek. McCarthy en zijn anticommunistische retoriek was dus verre van de enige factor die een invloed had op Hollywood. (Sachleben & Yenerall, 2012) Bekende voorbeelden van Red Scare films zijn The Iron Curtain, I Married a Communist, My Son John en I Was a Communist for the FBI. Deze films verspreiden wantrouwen tegenover de intelligentsia die hun studenten zouden beïnvloeden met communistische cursussen en theorieën, toonden aan dat kinderen moesten beschermd worden tegen de brainwashing door de Sovjet-Unie en dat iedereen, zelfs familie, moest aangegeven worden als ze te sterke communistische neigingen hadden. (Sachleben & Yenerall, 2012) Een belangrijke film uit deze stal is zonder twijfel The Invasion of the Body Snatchers, een legendarische sciencefictionfilm uit 1956. In deze film wordt een Latijns-Amerikaans stadje geïnfiltreerd door aliens die op hun beurt via zaden en sporen de plaatselijke bevolking veranderen in harteloze medewerkers. De link met de Rode Dreiging is niet ver te zoeken. De aliens zijn de communisten die het stadje veranderen in medecommunisten. Dit zou kunnen gebeuren in elke woonwijk in Amerika. Als je echter verder kijkt, zie je een meer obscure boodschap in de film. Je kunt ook de aliens en hun sporen ook zien als het McCarthyisme en het hersenloos anticommunisme die de bevolking verlamt met angst. Deze film wordt vaak door velen aanzien als één van de eerste films die het anticommunisme en McCarthy zelf durfde te bekritiseren. (Sachleben & Yenerall, 2012)
34
Toch wordt er volgens Shaw (2001) in de wetenschappelijke literatuur gesteld dat de filmmakers in Amerika en het westen vaak vrijer waren in wat ze deden. Als men al invloed uitoefende op culturele figuren, gebeurde dit vaker subtieler dan de praktijken in de communistische landen. Deze beïnvloeding zal er geweest zijn omdat alle landen wel beseften dat het gebruik van cultuur een sterke rol zou spelen in de Koude Oorlog, dan in de conflicten voordien. Het feit dat de men de culturele en creatieve figuren in het Westen met gerust liet, toonde net aan dat ze vrij waren. Als de westerse politici evenveel druk en invloed uitoefenden op de cultuur als hun Oosterse collega’s, zou dit betekenen dat ze niet veel beter waren dan hun tegenstanders. Dit leidde op den duur tot films die zich vragen begonnen te stellen bij het Westerse systeem. Een bekend voorbeeld hiervan is Metropolis, een sciencefictionfilm uit 1927 waarin de verre toekomst werd geschetst. In deze visie was de ongelijkheid tussen arm en rijk zodanig uit de hand gelopen dat een fysieke scheiding ontstond tussen de rijken, die in de metropolis boven de grond woonden en de armen die zich dood zwoegden onder de stad. De film zelf nam nooit echt een vast ideologisch standpunt, maar toch wordt deze film door velen aanzien als een kritisch werk. Films zoals The Invasion of the Body Snatchers, maar ook bijvoorbeeld The Manchurian Candidate en The Front durfden ook openlijk kritiek geven op het anticommunisme dat heerste in de vroege Koude Oorlog. Meer recentere voorbeelden uit het post Koude Oorlogstijdperk zijn de films Minority Report waar men openlijk kritiek geeft op preventieve justitie, Capitalism: A Love Story, waarin Michael Moore de vrije markt in openlijk in vraag stelt en Inside Job, een film waarin alle factoren die een rol speelden in het creëren van de globale economische crisis allemaal haarfijn aan het bod komen. (Sachleben & Yenerall, 2012) Verder daalde vanaf de jaren ’60 de macht van het HUAC en werd de entertainmentindustrie minder aan banden gelegd. Dit kwam samen met een aantal nieuwe bewegingen die zich vragen stelden bij de Koude Oorlog en de toenmalige maatschappij, zoals de antioorlogsbeweging en de burgerrechtenbeweging. De personen die voor het HUAC verschenen spelden vaak het comité de les en gaven tijdens hun hoorzittingen openlijk kritiek. Het voornaamste voorbeeld hiervan was Abbie Hoffman die in 1968 verscheen voor het HUAC met een T-shirt aan waarop de Amerikaanse vlag stond en daarna het comité continu uitdaagde. In deze periode werd het terug mogelijk om openlijk kritiek te geven op inlichtingendiensten, de staat en de maatschappij in het algemeen. (Kackman, 2005)
35
Dit beeld moet echter niet geromantiseerd worden. Niet alles was verboden in de periode 1950 en niet alles werd toegelaten vanaf de jaren ’60. Zie het meer als een evolutieproces. In de eerste periode van de Koude Oorlog werd gekenmerkt door een sterke correspondentie tussen overheidsinstellingen en televisie-industrie, zodat die eerste een invloed kunnen uitoefenen op hun representatie door de andere. Vanaf eind jaren ’60 spreken we echter van een politiek onafhankelijke en internationale televisie-industrie. (Kackman, 2005) Cultuur werd in de Koude Oorlog niet enkel gebruikt werden om een angstklimaat op te bouwen en de tegenstander te ondermijnen. Zo werd in 1959 door het United States Information Agency een tentoonstelling gezonden naar Rusland als onderdeel van het U.S.U.S.S.R. Cultural Exchange Agreement om een betere relatie te bouwen tussen de landen en elkaar beter te proberen informeren. Hoewel het achterliggend doel van deze tentoonstelling sterk propagandistisch was, bleek er binnen het artistiek gedeelte ervan, tevens ook het meest populaire onderdeel, ook plaats te zijn voor kunstwerken met een kritische visie op het Westen. De McCarthyïsten gaven sterke kritiek op deze kunstwerken, maar ze werden nooit verwijderd uit de tentoonstelling. (Kushner, 2002) Een ander voorbeeld van positieve Koude Oorlogscultuur zijn de Civil Defense Films die waren ontworpen om de bevolking te informeren over de gevolgen van een nucleaire oorlog. Deze waren in de jaren ’50 ideologisch geïnspireerd, maar van de jaren ’60 werden deze films meer en meer gekenmerkt door objectiviteit. Deze films hadden echter ook wel nog een ideologisch en propagandistisch doel, maar dit werd meer en meer een secundair doel naarmate de jaren voorbij gingen. (Ringstad, 2012) Het uiteindelijke effect van de Culturele Koude Oorlog is moeilijk te bepalen. Kijk maar naar de Vietnamoorlog die niet meteen stopte na ellenlang protest of zelfs het ‘herrijzen’ van de Koude Oorlog onder Reagan. (Kackman, 2005) Wat echter vaststaat is dat deze cultuur ervoor gezorgd heeft dat een groot deel van de wereldbevolking de Koude Oorlog geïnternaliseerd heeft. Er kan echter een voorzichtig gesteld worden dat de Amerikaanse cultuur er beter voor stond. Deze was immers veel meer gediversifieerd, alomtegenwoordig en was ook veel beter verspreid gezien hun betere financiële en communicatieve mogelijkheden. Dit alles samen genomen kan ons tot de conclusie leiden dat de Amerikaanse cultuur waarschijnlijk ergens wel zal toegedragen hebben tot de val van het communisme (Shaw, 2001). 36
Verder moet er ook worden opgemerkt dat dit niet voltooid verleden tijd is. We kunnen nog altijd vanuit een hedendaagse bril naar de cultuur van de Koude Oorlog kijken en veel aspecten van deze cultuur leven nog altijd verder in hedendaagse populaire cultuur, maar veranderen continu zodat we er hedendaagse kwesties en gevoelens kunnen op reflecteren. (Chapman, 2007) 3.3.3 Propaganda Propaganda is doorheen de tijd meer en meer een begrip geworden met een steeds negatievere connotatie. Propaganda wordt in een hedendaagse visie enkel aangewend door de tegenstander. De staat zelf zou nooit propaganda gebruiken en indien ze iets soortgelijks zouden doen, wordt het meestal gemaskeerd met de termen ‘informatie’ of ‘publiciteit’. Dankzij deze evolutie is propaganda een hol begrip geworden. In mijn thesis gebruik ik de recente definitie van Jowett en O’Donnell (2014), opgesteld in hun boek Propaganda en Persuasion, samen met een paar bedenkingen geformuleerd door Taylor in 1998. Wat zijn de kenmerken van propaganda? Ten eerste moet propaganda opzettelijk gebeuren. Vooraleer het toegepast wordt, moet er ook over nagedacht worden en dienen verschillende actieplannen te worden afgewogen. Verder moet het systematisch worden toegepast, in de zin dat het precies, methodologisch en tussen regelmatige intervallen moet gebeuren. Verder is propaganda enkel een poging tot het veranderen van zaken bij zijn doelpubliek. Verder is het hoofddoel van propaganda om percepties die leven bij de gewone burger te veranderen. Dit gebeurt vaak via slogans of posters en is gebaseerd op complexe psychologische, filosofische en traditionele gedrags- en gedachtenpatronen. (Jowett & O’Donnell, 2014). Propaganda houdt zich ook bezig met het verspreiden en overbrengen van ideeën en waarden van één persoon of groep naar een andere persoon of groep. De mate waarin deze ideeën en waarden worden verspreid is de propagatie. Verder moet propaganda ook doelgericht gebeuren. Zonder een doel heeft propaganda geen richting en zonder richting kan propaganda amper onderscheiden worden van andere politieke activiteiten. Door de noodzakelijkheid van een doel te accepteren, verdwijnt de mogelijkheid dat er zoiets als accidentele of onbedoelde propaganda bestaat. Als laatste element is er de verbinding tussen de propagandist en zijn publiek. Zonder deze verbinding zou het niet mogelijk zijn om een transmissie van waarden en ideeën te doen slagen. (Taylor, 1998)
37
Verder bestaat er ook binnen de literatuur een discussie omtrent wie nu de propagandist is: de artiest of de politieke organisator. Meer en meer wordt de politieke organisator aanschouwd als de propagandist. De artiest kan propaganda verspreiden, maar de politieke organisator kan het potentieel van de propaganda opwekken en veel meer effect halen hieruit. Verder dient ook aangehaald te worden dat propaganda beter werkt indient het een verborgen activiteit is.. (Taylor, 1998) Propaganda is dus de opzettelijk en systematische poging om de publieke opinies en percepties te beïnvloeden aan de hand van een doelgerichte transmissie van ideeën en waarden. Propaganda heeft de kans om te falen en kan zowel wijzen op het bevestigen van bestaande denkbeelden bij de bevolking of op het veranderen van deze denkbeelden. Verder is propaganda ook gericht op een breed publiek en dient men dit publiek te beïnvloeden om er zelf beter uit te komen. Deze beïnvloeding gebeurt echter niet openlijk. Propaganda is subtiel en werkt het best als men niet weet dat wat men voorgeschoteld krijgt, eigenlijk propaganda is. (Taylor, 1998; Jowett & O’Donnell, 2014) Deze definitie kan voor de thesis korter geoperationaliseerd worden. Gezien mijn thesis inspeelt op de beeldvorming van spionage in cinema en televisieprogramma’s, wil ik me vooral focussen op het gebruik van deze media bij propaganda. Voor mijn thesis wordt propaganda dus geoperationaliseerd als de poging om de publieke opinies van een groot publiek te beïnvloeden, uitgevoerd door een politieke grootmacht, speler of organisator aan de hand van de transmissie van waarden en ideeën op een subtiele wijze via de media van cinema en televisie, zonder dat het doelpubliek doorheeft dat men de publieke opinies wil beïnvloeden. Propaganda speelt een belangrijke rol in conflicten, zeker in het geval van een oorlogssituatie. De Casey (1944) stelt dat propaganda een vorm van druk op de tegenstander vormt, dat naast militaire, politieke en economische druk viel. Verder is propaganda ook een manier om de moraal van de troepen hoog te houden en is het gebruik ervan in conflictsituaties sterk toegenomen na de tweede wereldoorlog. Het gebruik van radio uitzendingen in de Koude Oorlog is hier een goed voorbeeld van. Deze bron is een oud pamflet, opgesteld in de jaren na de Tweede Wereldoorlog om Amerikanen te waarschuwen over de gevaren van propaganda. Hoewel deze bron verouderd is, is het een voorbeeld om aan te tonen hoe in zulke wetenschappelijke pamfletten ook propaganda sluipt. 38
Zo maakt hij een onderscheid tussen democratic propaganda en enemy propaganda. De laatste vorm van propaganda verspreidt leugens onder de inwoners van het land van de tegenstander, in dit voorbeeld Nazi-Duitsland, terwijl de propaganda uitgevoerd door de democratische landen, zoals de V.S., Frankrijk of Groot-Brittannië zich moet focussen op waarheden en dit ook deed. Het gebrek aan van een kritische visie in deze bron, toont de gevaren van propaganda aan, door in een schijnbaar wetenschappelijke ogend verhaal over de gevaren van propaganda, toch zelf in de rol van de propagandist te vallen. Het Oosten en het Westen waren beiden zeer sterk actief op vlak van propaganda in de Koude Oorlog. Amerikaanse propaganda kunnen in twee fasen worden opgedeeld. In het presidentschap van president Truman was het propagandabeleid sterk gefocust op het bevrijden van de Sovjet-Unie. Dit veranderde toen president Eisenhower aan de macht kwam. Die zag dat dit propagandabeleid faalde en besloot een nieuw beleid op te stellen dat meer rekening hield met de veranderingen in het internationaal veiligheidsbestel. In dit beleid werd de nadruk meer gelegd op culturele infiltratie en culturele uitwisselingen. Dit werd ook beïnvloed door de hervormingen die ingevoerd waren in de Sovjetunie door Chroesjtsjov. Deze had de grenzen van het Oosten wat meer opengemaakt en dit zorgde ervoor dat het Westen directer kon communiceren met het Oosten en dus directere propaganda kon voeren. Een voorbeeld van deze nieuwe propaganda was The American National Exhibition in Moskou in 1959, hierboven al genoemd. Propaganda werd in de V.S. uitgevoerd door een hele resem organisaties, zoals The State Department, The Department of Defense, semi-private organisaties zoals het Office of Policy Coordination en zelfs door de CIA, wie een grote rol speelde door het opzetten van het Congress for Cultural Freedom, dat een grootschalige werking had en in verschillende landen de intelligentsia probeerde te beïnvloeden om meer werken te maken geïnspireerd op Amerikaanse en kapitalistische waarden. (Schwartz, 2009; Maron, 2013; Saunders, 1999) Propaganda in het Oosten vond bij aanvang vooral zijn inspiratie bij wat Stalin hostile isolationism noemde. Deze visie zag de wereld in twee kampen, het vredevolle, socialistische Oosten en het imperialistisch, kapitalistisch Westen, die een continu conflict hadden, omwille van de steeds aanhoudende vijandigheid vanuit het Westen.
39
Volgens deze visie zou het Oosten echter overwinnen. Dit werd wetenschappelijk onderbouw door het Marxistisch determinisme. Volgens deze visie werd propaganda enkel gebruikt om de bevolking te indoctrineren en om ze te doen geloven in de perfecte communistische staat. Hoewel er een zeer grote continuïteit terug te vinden is in dit propagandabeleid, is het nodig om erop te wijzen dat dit soort propaganda zich op een spectrum bevond, met aan de ene kant het vijandelijk isolationisme van Stalin, wat pleitte voor gesloten grenzen en geen inmenging van het Westen duldde en aan de andere kant de openheid die er kwam onder het regime van Chroesjtsjov en de glasnosthervorming van Gorbatjsov. (Schwartz, 2009)
40
4. Intelligence en counterintelligence 4.1 Wat is spionage en contraspionage? Spionage en contraspionage kunnen beter worden begrepen met de kernbegrippen ‘intelligence’ en ‘counterintelligence’ in het achterhoofd. ‘Intelligence’, of inlichtingen, kunnen op twee manieren gedefinieerd worden: strategisch en tactisch. Strategische inlichtingen kunnen gezien worden als het kennis hebben van de wereld rondom ons. Dit zou ervoor moeten zorgen dat het land dat deze inlichtingen verzamelen beter mogelijke situaties en risico’s eraan verbonden kan inschatten als het zich begeeft op het internationale speelveld. Een voorbeeld hiervan is het vooraf weten of een andere geopolitieke speler al dan niet over een bepaalde vorm van technologie beschikt. Tactische inlichtingen geven vooral situationeel inzicht in bepaalde situaties, zoals het weten waar belangrijke, strategische doelwitten zich bevinden tijdens een militaire operatie. (Johnson, 2009) Inlichtingen kunnen vanuit verschillende bronnen worden verzameld. Johnson (2009) stelt dat bij deze informatieverzamelingsopdrachten de voornaamste bronnen TECHINT & HUMINT zijn. TECHINT, of informatie verzameld via technologische apparaten, kan onderverdeeld worden in verschillende subcategorieën. De belangrijkste hierbij zijn inlichtingen verkregen door het onderscheppen door buitenlandse signalen (SIGINT). Dit kan op zijn beurt terug onderverdeeld worden in inlichtingen verworven uit het onderscheppen van communicatie (COMINT) en inlichtingen verworven uit elektronica (ELINT). Andere aspecten van TECHINT worden samengenomen onder de noemer MASINT. Hieronder vallen zaken zoals radar, infraroodopnames, nucleaire scans, … (Richelson, 2009) Hitz (2009) geeft een beschrijving van de tweede belangrijke inlichtingencategorie. Hij spreek over HUMINT. Het basiskenmerk van dit soort inlichtingen is dat al deze informatie verkregen wordt vanuit een menselijke bron. Spionage is misschien wel de meest bekende methode die toegepast wordt om HUMINT te verzamelen. Deze methode wordt gedefinieerd als het verkrijgen van geheime informatie over of van een ander land, zonder dat men weet dat deze informatie gelekt is. Spionage kan zowel door personen zelf worden gepleegd, als met de hulp van technologische middelen zoals satellieten. (Johnson, 2009) De laatste jaren is echter een nieuwe vorm van inlichtingen, OSINT of open source intelligence. Dit is informatie dat doelbewust ontdekt, gedistilleerd en verspreid is naar een select aantal personen om uiteindelijk een bepaalde vraag te beantwoorden.
41
Deze bronnen kunnen ook aangewend worden door andere diensten dan de klassieke inlichtingendienst. Voorbeelden hiervan zijn experten over een specifieke kwesties, zoals het Midden-Oosten, en het internet (Steele, 2009). Deze inlichtingen worden voor de staat verzameld door inlichtingendiensten. Deze diensten staan in voor het verzamelen van inlichtingen die voor de staat nuttig kunnen zijn. Voor mijn thesis is vooral de KGB belangrijk. De KGB, vertaald Het Comité voor Staatsveiligheid, stond in voor de verzameling van inlichtingen in het binnen- en buitenland. Verder verzorgde de dienst ook taken van contraspionage en de beveiliging van partijleden. Verder was het ook een geheime politie die binnen het rijk verantwoordelijk was voor de goelags, het elimineren van oppositie van de dictatuur en het doordringen van de collectivisering. Deze geheime politie had een zeer turbulente ontstaansperiode en vindt zijn historische roots in de Cheka, het Russisch Buitengewoon Comité voor de Strijd tegen de Contrarevolutie en Sabotage. Dit comité werd ontbonden en vervangen door de GPU, de Politieke Administratie van de Staat, waarna het onder de noemer van OGPU een onafhankelijke institutie werd. De OGPU werd uiteindelijk gefusioneerd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en kreeg de naam NKVD. Na de dood van Stalin, ontmantelde de Partij de NKVD en richtte in de plaats ervan de KGB op en plaatste op deze manier deze geheime politie opnieuw onder het gezag van de Partij. (McCauley, 1998) Het tweede kernconcept is contraspionage. Om dit concept goed te begrijpen, moet eerst het concept counterintelligence verklaard worden. Counterintelligence is een containerbegrip dat een grote lading methoden dekt. Deze methoden moeten een land beschermen tegen operaties die uitgevoerd worden in opdracht van andere landen, met als doel het vermijden van het in verkeerde handen vallen van bepaalde informatie. Counterintelligence kan op twee manieren worden aangepakt: beveiliging en contraspionage. (Johnson, 2009) Beveiliging is het defensieve aspect van counterintelligence. Hiervoor worden maatregelen zoals het fysiek bewaken van belangrijke personeelsleden of van belangrijke instellingen binnen het land genomen. Andere voorbeelden zijn van defensieve counterintelligence is het genereren van codes, het instaleren alarmen en het beperken van de vrije toegang tot plaatsen met gevoelige data of infrastructuur. (Johnson, 2009)
42
Contraspionage is de agressieve kant van counterintelligence. Hoewel er ook gepoogd wordt om mogelijke dubbel agenten, lekken of mollen effectief op te sporen en deze aan te pakken, is het voornaamste doel hier het identificeren, penetreren en uiteindelijk controleren of neutraliseren van de tegenoverstaande inlichtingendienst. Om dit duidelijker voor te stellen, een voorbeeld. Stel, land A heeft een zeer effectieve inlichtingendienst. De leiders van land B zullen verwachten dat land A zal proberen om inlichtingen te verzamelen binnen hun land. Land B zal hierdoor defensieve counterintelligence maatregelen opstellen, terwijl men ook actief zal proberen om het ander land te infiltreren, de inlichtingendienst binnen het land te identificeren, deze dienst te infiltreren en uiteindelijk de dienst zelf onder controle proberen te krijgen of te vernietigen van binnenuit. (Johnson, 2009) Overlopers spelen binnen de werking van contraspionage een belangrijke rol. Dit zijn individuen die ofwel werkten bij een inlichtingendienst, tijdelijk gecoöpteerd waren om bij een inlichtingendienst te werken of over belangrijke inlichtingen beschikken. Deze personen lopen over naar de tegenstander en geven hen inlichtingen om extra inzicht te verkrijgen in hoe de vijandige inlichtingendienst werken of extra inzicht geven in andere belangrijke aspecten van de tegenstander. In ruil hiervoor krijgen ze geld en/of politiek asiel aangeboden. (West, 2009) Veiligheidsdiensten staan in voor zowel het uitvoeren van zowel agressieve als defensieve opdrachten van counterintelligence. In de Verenigde Staten is de voornaamste veiligheidsdienst de FBI. De Federal Bureau of Investigation focust zich vooral op de defensieve kant van counterintelligence. Hiervoor sporen ze binnenlandse bedreigingen op, zoals undercoveragenten of terroristische groeperingen. (Johnson, 2009) In tegenstelling tot de CIA heeft de FBI geen autonomie. (Jeffreys-Jones, 2009). Er moet echter duidelijk aangetoond worden dat de FBI niet als enige deze taak uitvoert. Instellingen die met gevoelige data werken dienen zelf maatregelen te voorzien om spionage tegen te gaan. (Taylor, 2009)
43
4.2 De rol van inlichtingendiensten en spionage in de Koude Oorlog De Koude Oorlog wordt door velen vaak de Gouden Eeuw van Spionage genoemd. In de Koude Oorlog werd spionage zeer intensief toegepast en zelfs tot de dag van vandaag worden verzamelde inlichtingen gebruikt om beleid op te stellen. Verzamelde en geanalyseerde inlichtingen vormen een basis waarmee beleidsmakers mogelijke dreigingen en mogelijkheden kunnen inschatten, zowel tijdens de Koude Oorlog als nu. (Garthoff, 2004) Maar wat was de precieze impact van de werking van inlichtingendiensten tijdens de Koude Oorlog? Garthoff (2004) probeert op deze vraag een antwoord te geven. Dit doet hij op basis van de wetenschappelijke literatuur en geclassificeerde documenten van internationale inlichtingendiensten over hun activiteiten tijdens de Koude Oorlog. Vooraleerst krijgen inzicht in hoe men zich toespitste op bepaalde bronnen van inlichtingen en welke methoden gebruikt werden om vanuit deze bronnen informatie te verkrijgen. Zowel op vlak van signalisatie-inlichtingen (SIGINT), communicatie-inlichtingen (COMINT), fotografische inlichtingen (PHOTINT) en elektronisch en technische inlichtingenverzameling (resp. ELINT en TECHINT) waren de twee grootmachten zeer actief. De USSR liep echter mijlenver voor op de VS en haar bondgenoten op vlak van menselijke inlichtingenverzameling (HUMINT). Toch moet er gesteld worden dat geen van beide kampen erin geslaagd is om een agent binnen te krijgen in beleidskringen. Verder werd ook geen enkele politieke of militaire beslissing beïnvloedt door buitenlandse agenten. (Garthoff, 2004)
De verzameling van inlichtingen in het algemeen en spionage als specifieke methode hiertoe, heeft er tijdens de Koude Oorlog amper tot geleid dat de specifieke intenties van de tegenstander werden onthuld. Inlichtingendiensten hadden meer succes in het achterhalen van de capaciteiten van hun tegenstanders. Dit moet echter ook met een korrel zout genomen worden, gezien men ook vaak de capaciteiten van de tegenstander overschatte. Verder werd informatie verzameld door inlichtingendiensten ook vaak aangewend voor contraspionage. (Garthoff, 2004)
De analyse van deze inlichtingen was veel belangrijker. Dit zorgde ervoor dat men een duidelijker en meer waarheidsgetrouw beeld kreeg van bepaalde fenomenen. Geanalyseerde inlichtingen hadden een veel hogere betrouwbaarheidsgrens en werden vaker meegenomen bij het opstellen van beleid en het overgaan tot bepaalde acties, gezien de informatie veel meer gegrond was in de werkelijkheid. 44
Veel van deze informatie werd echter ook verkeerd geïnterpreteerd. Dit was een probleem voor beide kampen, maar kwam veel vaker voor binnen de Sovjetunie. In het Oosten werd informatie vaker verkeerd geïnterpreteerd omwille van ideologische vooronderstellingen en psychologische blinde vlekken die waren ontstaan door het totalitaire politieke systeem. (Garthoff, 2004)
De impact van inlichtingendiensten in de Koude Oorlog moet ook bekeken worden in zijn historische en (geo)politieke context. Op dit vlak kan worden vastgesteld dat inlichtingendiensten en spionage er vooral ervoor zorgden dat de Koude Oorlog in stand gehouden werd. Dit komt omwille van het feit dat deze diensten opereerden binnen het raamwerk van de Koude Oorlog en ook een bepaalde vooronderstellingen hanteerden over hun tegenstanders.
Op geen enkel moment in de Koude Oorlog presenteerden deze diensten informatie die ertoe zou kunnen geleid hebben dat er radicale omwentelingen zouden gebeuren in het conflict. Ook op vlak van crisissen in de Koude Oorlog, zoals Able Archer en de Rakettencrisis speelden deze inlichtingendiensten een kleine rol, gezien de inlichtingen die tijdens de crisissen verzameld werden, vaak ondermaats of zelfs onbestaande waren. (Garthoff, 2004)
Dit betekent echter niet dat spionage nooit politieke gevolgen had. Bepaalde zaken hadden een zeer nefaste invloed op de relatie tussen de twee grootmachten. Zo zorgde de ontdekking van de Atoomspionnen, Russische spionnen die de geheimen van de atoombom hadden ontfutseld van de Amerikanen, voor spanning tussen de landen. Verder had de ontdekking van spionagenetwerken vooral een impact op de publieke opinie. Dit zorgde ervoor dat er veel steun kwam voor het containmentbeleid. Ook in de USSR was men zeer bezorgd wanneer buitenlandse spionnen ontmaskerd waren. Dit wantrouwen nam nog meer toe in de periode 1970-1980 onder het presidentschap van Reagan. Vaak werd spionage door beide kanten gezien als bewijs van de intentie van de tegenstander om hun land aan te vallen of te ondermijnen. (Garthoff, 2004)
Het bepalen van de rol van inlichtingendiensten in de Koude Oorlog wordt door drie factoren bemoeilijkt. Het eerste probleem is het tekort aan informatie. Bronnen zijn vaak beperkt en een groot aantal documenten omtrent de werking van inlichtingendiensten en hun verzamelde informatie zijn nog altijd niet openbaar gemaakt. 45
Vaak is documentatie onbestaande en als er documenten te vinden zijn, dan zijn ze vaak ernstig gecensureerd. Verder zijn bronnen van de vroegere Sovjetunie veel moeilijker in te kijken dan hun westerse equivalent. Verder wordt het bepalen van de impact van inlichtingendiensten bemoeilijkt door het zogenaamd perceptieprobleem. Vaak werden zaken verkeerd geïnterpreteerd door inlichtingendiensten, wat ervoor zorgt dat de te vinden data niet altijd even betrouwbaar is. (Garthoff, 2004) Als laatste weten we ook niet welke inlichtingen op welk moment gebruikt werden in het opstellen van beleid. Achterhalen welke informatie voorgelegd werd aan beleidsmakers is moeilijk. Daarbovenop is het achterhalen of deze informatie dan effectief gebruikt werd mogelijk nog moeilijker. (Garthoff, 2004)
4.3 De Rezidentura In The Americans volgen wel Philip en Elizabeth Jennings, twee leden van de KGB die undercover en illegaal verblijven in Amerika. In de literatuur worden aan deze soort spionnen illegalen genoemd, maar wat zijn ze nu precies en waar haalden de makers van The Americans hun inspiratie?
Het containerbegrip voor agenten van de KGB gestationeerd in het buitenland is de Rezidentura. Onder deze noemer vallen twee verschillende soorten residentiële spionnen: de legale residentiële spion (legal’nye rezidenty) en de illegale residentiele spion (nelegal’nye rezidenty). (Shulsky & Schmitt, 2002) Maar wat is nu exact het verschil tussen deze spionnen?
Zoals de naam suggereert verblijven spionnen die tot de legale rezidentura behoren in het buitenland onder een officiële legende. Deze spionnen hebben meestal een functie binnen het consulair personeel van de ambassade. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld commerciële of culturele attachés. Deze legale spionnen bezitten diplomatieke onschendbaarheid en kunnen niet worden vervolgd door hun gastland. Ze kunnen wel teruggezonden worden naar hun land van afkomst. (Schulsky & Schmitt, 2002)
Tegenover de legale Rezidentura staan de residentiële, buitenlandse spionnen die zich in een land vestigen zonder dat hun gastland weet heeft van hun missie. Deze agenten leven vaak onder een compleet valse identiteit, wat ervoor zorgt dat ze praktisch onmogelijk op te sporen zijn. Kristof Clerix (2015) geeft in MO* een korte definitie: 46
“Een “illegaal” is dus een voltijdse en volwaardige medewerker van een inlichtingendienst die onder valse identiteit maar met een burgerlijke legende – en dus niet in het kader van een officiële diplomatieke vertegenwoordiging – gedurende lange tijd in het doelwitland een taak vervult.” (Clerix, March 19 2015, Hand- en spandiensten, Par. 2)
Illegalen worden door verschillende inlichtingendiensten te wereld gebruikt, maar zijn zeer populair in Rusland (alsook in de vroegere Sovjetunie) en Israël. Beide landen hanteerde dit soort spionnen voor de eerste keer in respectievelijk de jaren 1920 en de jaren 1940. (Godson, 2011)
Vooraleer illegale spionnen kunnen worden ingezet, is er het documentatieproces. In dit proces worden de agenten voorzien van officiële documenten. Deze documenten zorgen ervoor dat de spion veilig toegang kan krijgen tot het doelwitland. (Godson, 2011) Dit jaar nog kwam aan het licht dat er in België een koppel illegale Russische spionnen aanwezig is. De ontdekking van deze agenten zorgt ervoor dat we een uniek inzicht hebben in hoe zo’n documentatieproces verloopt. Het proces verloopt in drie fasen:
-
In de eerste fase worden in verschillende landen in Latijns-Amerika en Europa valse papieren ingezameld. Voorbeelden hiervan zijn vervalste huwelijks- en geboorteaktes;
-
In de tweede fase worden deze valse stuken samengevoegd in ambassades van het doelwitland in het buitenland voor de aanvraag van authentieke identiteitsdocumenten;
-
In de derde fase worden deze paspoorten afgehaald door koeriers, tussenpersonen tussen het consulaat en de inlichtingendienst.
Bij dit proces moeten nog vijf opmerkingen gemaakt worden. Ten eerste wordt er vaak gebruik gemaakt van dead doubles. Dit zijn recycleerbare profielen, gebaseerd op de identiteit van personen die jong zijn gestorven. Deze kinderen hebben nog geen levensloop en deze kan niet gedubbelcheckt worden. Verder worden al deze profielen meestal vooraf verzameld, zodat de inlichtingendienst een grote verzameling identiteiten heeft die men dan kan gebruiken om een spion te laten infiltreren in een land. Ten derde moet duidelijk worden gemaakt dat corruptie in deze consulaten het gevaar op illegalen doet stijgen. De paspoorten moeten in essentie persoonlijk worden opgehaald, maar sommige consuls werden door de Russen omgekocht om het ophalen van de paspoorten door de koeriers toe te laten. 47
Verder valt ook op te merken dat bij het binnenkomen van het land, de illegalen meestal via een derde land gaan. (Clerix, 2015) Ter volledigheid dient ook duidelijk te worden gemaakt dat dit proces geschetst is aan de hand van één enkele case, maar het lijkt niet overroepen om te stellen dat dit proces sterk bij een algemeen proces aansluit.
Russische illegalen worden op handen gedragen in Rusland en worden uitgeroepen tot wonderkinderen. Vele inlichtingendiensten, ook de Amerikaanse, noemen dit de ‘Koningsdiscipline van een geheime dienst”. Kandidaten voor een loopbaan als illegaal worden al aan een zeer vroege leeftijd geselecteerd en uitermate intensief opgeleid. In deze opleiding gaat niet alleen aandacht uit naar operationele technieken, maar ook naar talenkennis en kennis over het land zelf. (Clerix, 2015)
Dit wil echter niet zeggen dat enkel Russische illegale spionnen gebruikt werden en dat deze spionnen enkel in Amerika gestationeerd werden. Douglas Boyd (2015) haalt in het recente werk Daughters of the KGB enkele voorbeelden aan van het gebruik van illegalen door de satellietstaten van de Sovjetunie. Ik heb besloten om als voorbeeld in mijn thesis de praktijken van DDR aan te halen, gezien in The Americans ook referentie gemaakt wordt naar agenten van Oost-Duitsland. De KGB stuurde in 1951 twee agenten naar de DDR om binnen het Ministerium für Staatssicherheit – beter bekend onder de onofficiële naam Stasi - een spionagedienst op te richten, die later de naam HVA (afkorting van Hauptverwaltung Aufklärung) zou krijgen. Deze dienst had drie functies: het verkrijgen van politieke, economische en technologische inlichtingen vanuit het Westen, met een focus op WestDuitsland, disinformatie verspreiden in West-Duitsland en het verzorgen van contraspionage in de DDR, door agenten te infiltreren binnen Westerse inlichtingennetwerken.
Toenmalig hoofd van de Stasi, Erich Mielke, richtte deze tak op en gaf de leiding aan Heinrich Weiberg. Deze dienst behaalde bescheidene successen en hanteerde zowel klassieke, als meer hedendaagse technieken. Een groot voordeel van deze dienst was het grote aantal Romeo’s in dienst, die trachtten informatie te verzamelen door secretaresses van hooggeplaatsten te verlijden. Deze aanpak toont sterke gelijkenissen met het Secretaries Offensive, dat hieronder verder wordt toegelicht. Wat wel moet worden aangehaald, is dat deze diensten echter ook specifieke richtlijnen kregen van en onderzoeken moesten overlaten aan de KGB. (Boyd, 2015)
48
Illegale agenten worden vaak ingezet omwille van hun effectiviteit. Godson (2011) stelt dat terwijl de legale sovjetspionnen het moeilijk hadden om hun westerse tegenstander slimmer af te zijn, illegale agenten het veel gemakkelijker hadden wegens het gebrek aan controle op hun activiteiten, meer financiële middelen, enz. Dit alles leidt tot een zekere onzichtbaarheid, wat ervoor zorgt dat deze agenten uitermate effectief kunnen werken terwijl de tegenstander maar weinig mogelijkheden krijgt om de illegalen te identificeren en te neutraliseren. Deze effectiviteit komt echter tegen een fikse prijs, gezien deze agenten een veel groter risico hebben om psychologische en fysieke schade op te lopen. (Godson, 2011)
Verder zijn deze agenten ook uitermate loyaal en betrouwbaar. Ook zijn ze uitermate effectief op lange termijn. Illegalen worden dan ook niet ingezet om zelf informatie in te zamelen, ze focussen meer op het uitbouwen van een informatienetwerk en het rekruteren van informaten en medewerkers. Ze hebben ook een sterke informatiefactor, kunnen advies geven over welke personen belangrijke interne functies hebben in het doelwitland en kunnen ze ook tactische inlichtingen verstrekken. (Clerix, 2015) In tegenstelling tot de legale Rezidentura kunnen deze illegalen in het land blijven wanneer er een diplomatieke breuk zou ontstaan tussen de landen en kunnen ze ook veel meer bronnen en informanten benaderen, gezien ze niet belemmerd worden door hun politieke en diplomatieke achtergrond. Dit zorgt ervoor dat bronnen meer open zullen zijn en minder achterdochtig zullen staan tegenover de illegale spion. (Shulsky & Schmitt, 2002)
Illegale spionnen in het buitenland hebben echter ook nadelen. Vaak worden klassieke dekmantels gehanteerd, zoals de beroepen reisagent, uitwisselingsstudent, journalist, … Het nadeel van deze dekmantels is dat ze opvallen bij de contraspionagediensten van het land. (Clerix, 2015) Vaak worden deze illegalen ook ontdekt omwille van hun activiteiten. Zo werd een groot aantal illegalen geïdentificeerd omwille van hun contact met hun officieren. ze kunnen worden gespot wanneer ze documenten ontvangen, maar kunnen ook worden gestrikt als men de communicatie tussen de twee kan onderscheppen. Ook vallen sommigen door de mand door hun gedrag of worden ze betrapt wanneer ze een nieuwe informant willen rekruteren. (Godson, 2011) Verder hebben deze illegalen geen diplomatieke onschendbaarheid waar ze kunnen op terugvallen in geval van nood. ze hebben ook amper weinig toegang tot diplomatieke gebouwen die worden gebruik om veilige communicatie te onderhouden. (Shulsky & Schmitt, 2002) 49
Het grootse nadeel van deze agenten zijn de overlopers. Eenmaal gestrikt kan de agent informatie over het illegalenprogramma doorgeven aan de tegenstander, wat de volledige operatie in gevaar brengt. Een voorbeeld hiervan is Sergei Tretyakov, die de Belgische contraspionagedienst meermaals inlichtte over operationele technieken gebruikt door de Russische inlichtingendienst, maar die eveneens informatie gaf over de interne organisatie en relaties binnen de dienst en zelfs informatie gaf over de Rezidentura binnen bepaalde landen. Hij publiceerde zelfs een boek over zijn carrière, Comrade J: The Untold Secrets of Russia’s Master Spy in America after The End of The Cold War. (Clerix, 2015)
De Sovjetunie gebruikte een groot aantal illegalen in de Koude Oorlog in Amerika. Specifieke cijfers zijn er niet, maar naar schatting waren er ongeveer een honderdtal illegalen gestationeerd in de VS. Anderen stellen dat er minstens evenveel illegalen in het land aanwezig waren als het aantal agenten verantwoordelijk voor contraspionage. (Godson, 2011)
Deze agenten zijn tot de dag van vandaag nog actief. Het meest bekende voorbeeld is Operation Ghost Stories, waarin tien illegalen werden ontdekt in Amerika door de FBI. De bekendste spionne hierbij was Anna Chapman. Deze agenten waren tientallen jaren aanwezig in de Verenigde Staten en verzamelden een grote hoeveelheid informatie. De FBI investeerde jaren om alle illegalen te kunnen arresteren. De illegalen zouden hun uiteindelijke doel niet bereikt hebben. (Federal Bureau of Investigations [FBI], 2011). Een ander voorbeeld is The Secretaries Offensive. In deze missie trouwden een groot aantal illegalen met de secretaresses van belangrijke personen. Dit gebeurde zowel in Europa, als in de Verenigde Staten. Het uiteindelijke doel van deze operatie was om informatie over de werking van organisaties te verzamelen via deze secretaressen. (Weisberg et al, 2015) Andere bekende illegale spionnen in Amerika waren Richard Sorge, Walter Krivitsky en Rudolf Abel. (Shulsky & Schmitt, 2002)
50
5. De ideologische en politieke beeldvorming van spionage in fictie 5.1 Delightful Murder: Ernest Mandel en spionageverhalen Het boek Delightful Murder van Ernest Mandel is zeer belangrijk voor deze thesis gezien het op een unieke manier vanuit een marxistische visie de sociale geschiedenis van het misdaadverhaal schetst. Verder geeft het ook inzicht van wat de ideologische functie ervan was. Maar wie was Mandel en waarom schreef hij, als marxistisch econoom een boek over misdaadliteratuur?
In de biografie Ernest Mandel, rebel tussen droom en daad probeert Stutje (2007) op deze vragen een antwoord te geven. Mandel werd geboren in 1923 in een Joods gezin te Antwerpen, nadat zijn vader Polen verlaten had. Hij studeerde aan het Koninklijk Atheneum en werd meermaals gelauwerd voor zijn uitstekende studieresultaten. Mandel raakte vroeg in zijn jeugd betrokken in het werk van de Vierde Internationale en zag zichzelf als een Vlaams Internationalist met een joodse herkomst. Wanneer de tweede wereldoorlog uitbrak, maakte Mandel actief deel uit van het verzet. Hierdoor werd hij meermaals gearresteerd, waarna hij uiteindelijk circuleerde tussen verschillende Duitse concentratiekampen. In deze periode slaagde Mandel er meermaals in om te ontsnappen, maar werd telkenmale terug gearresteerd, tot hij uiteindelijk werd bevrijd door de Amerikaanse troepen in 1945.
Na de oorlog begon Mandel meer theoretisch werk te schrijven. Hij schreef onder een pseudoniem meermaals voor het blad La Gauche en publiceerde meer uitgewerkte theoretische werken, zoals Traité d’économie marxiste. Mandel was ook een actieve deelnemer aan de Mei ’68 betogingen in Parijs. Hierna nam hij ook deel aan het Negende Congres van de Vierde Internationale. Doorheen de jaren schreef hij meerdere boeken over het marxisme en economie, de bekendste zijnde “Emancipatie en wetenschap bij Karl Marx” en “Beginselen en toepassing van de marxistische economie”. Doorheen zijn leven bleef Mandel actief in de Internationale en een bekend, maar controversieel figuur. In 1972 behaalde Mandel een doctoraat aan de Vrije Universiteit van Berlijn en kreeg een leerstoel in de economische wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel. Verder kreeg hij ook meermaals de kans om lezingen in het buitenland te verzorgen, zoals bijvoorbeeld aan de Universiteit van Cambridge.
51
Hoewel Mandel gevormd was in de economie, bleef hij een klassiek gevormde Verlichte geest Hij besloot zich niet te beperken tot het marxisme alleen, maar hanteerde een brede, holistische visie. Mandel was onderdeel van de Hegeliaanse totaliteitsschool en werd aanzien als een econoom, socioloog en historicus tegelijkertijd. Deze aanpak, samen met zijn fascinatie voor het misdaadverhaal resulteerde in Delightful Murder. Mandel stelde dat de vraag naar deze verhalen de beslissende factor was op de literaire markt, niet het aanbod. Uiteindelijk was Delightful Murder vooral een beschrijving van een evoluerende maatschappij en de implicaties daarvan op het misdaadverhaal en de misdaad zelf. Een groot deel van de aandacht werd gegeven aan de held zelf. Het beeld van deze held was geëvolueerd van vrijbuiter, naar privédetective, naar politieman/spion. Dit liep parallel met de evolutie van de bourgeoisie, van rebellen, naar triomf en consolidatie. Verdere verschuivingen naar verhalen over georganiseerde misdaad en staatsmisdaad waren volgens Mandel te koppelen aan respectievelijk de schaalvergroting van het kapitalisme en de versterking van de nationale staten.
Dit boek was het eerste niet-economische werk van Mandel en kreeg te maken met scherpe kritiek: te weinig ernst, niet wetenschappelijk genoeg, slordig en eenzijdig. De brede wetenschappelijke wereld had echter veel lof voor dit boek en feliciteerde Mandel voor zijn originele analyse en de nieuwe impuls die hij had gegeven aan de literaire en sociale wetenschappen.
5.2 De ideologische en historische wortels van het spionageverhaal In de filmische analyse die ik zal maken over The Americans, besluit ik aandacht te geven aan wat de rol is van de reeks in ons dagelijks leven en wat de andere functies van de reeks kunnen zijn, naast het entertainen van de kijkers. Spionageverhalen hebben van oudsher een sociale functie die dient onderzocht te worden, vooraleer ik kan zeggen waar The Americans verschillen of gelijkenissen vertoont met de oudere functie van het spionage verhaal.
Mandel probeert de ontwikkelingen in het misdaadgenre te linken aan het ontstaan van het kapitalisme en de veranderingen in het kijken naar de wereld vanaf het ontstaan van het kapitalisme en de burgerlijke samenleving, tot het hoogtepunt van de Koude Oorlog. Hierbij toont hij telkens aan wat de functie was van één specifiek genre en hoe dit gekoppeld wordt aan de tijdsgeest van toen of hoe die tijdsgeest daaraan toebracht. Verder geeft hij een ruime omschrijving van de sociale functies van elk van deze genres en sub-genres. 52
Om de sociale functie van spionageverhalen te begrijpen, moeten we echter terugkeren naar het ontstaan van de detectiveroman en kijken hoe en waarom net op dat moment in tijd zulke verhalen ontstonden en evolueerden doorheen de tijd. Wat hieronder volgt is een samenvatting van de belangrijkste bedenkingen van Mandel (1984) zelf, gevolgd door een bespreking van meer recentere vormen van spionage in de entertainmentmedia aan de hand van recentere literatuur.
5.2.1 Het ontstaan en de ideologische functie van het detectiveverhaal Voor de eerst industriële revoluties en het ontstaan van het kapitalistische en burgerlijke samenleving, stelt Mandel dat de helden in misdaadverhalen meestal vrijbuiters waren. Deze protagonisten bevinden zich buiten de wet en handelen volgens eigen principes. Dit veranderde echter sterk met het ontstaan van de kapitalistische maatschappij. Na het ontstaan van massaproductie en –consumptie veranderde de houding tegenover de dood en ouderdom sterk. Primitieve, pre-kapitalistische maatschappijen zagen ouderdom als een teken van wijsheid en respect. In de kapitalistische wereld werd ouderdom echter een last, vanwege de inefficiëntie van oudere personen en de last die ze met zich meebrachten. De visie op de dood veranderde ook drastisch: waar vroeger de dood gezien werd als het natuurlijk einde voor alles, ontstond nu een angst voor de dood en werd dit gezien als iets dat iedereen op elk moment kon overkomen. In deze angst kunnen we de wortels van het detectiveverhaal terugvinden: de dood is binnen deze literaire vorm het voornaamste onderzoeksobject, gezien het plot bestond uit het grondig onderzoeken van een moord. De focus in de verhalen werd geplaatst op het misdrijf zelf, maar ook op de bestaande orde en de wetgeving. Dit leidde uiteindelijk tot een polarisering in de detectiveverhalen, waar de Goeden (de wet, de detective en de politie) lijnrecht tegenover de Kwaadaardigen (de misdadigers) komen te staan. Deze twee kampen werden op hun beurt gedepersonaliseerd: het conflict was geen conflict van menselijke passies, maar werd er één van twee intelligenties die tegenover elkaar kwamen te staan, namelijk de detective en de dader. Verder is het formele proces van het verzamelen van bewijsstukken dat toegepast wordt in deze verhalen sterk gebaseerd op de burgerlijke waarden. Dit proces vervangt andere, mystiekere vormen van bewijsverzameling en reflecteert de wetenschappelijke vooruitgang sinds het Ancien Regime.
53
Detectiveverhalen spelen zich af op twee niveaus van de werkelijkheid: het werkelijkheidsgetrouwe (voorbeelden hiervan zijn beschrijvingen van personages en locaties) en het ambigue/mysterieuze (mensen lijken niet wie ze eerder leken te zijn, verdachten zijn onschuldig, enz.). Dit volledig proces van wisselwerking tussen de werkelijkheid en het mysterie is de essentie van de ideologische invalshoek van het detectiveverhaal: wanorde (mysterie) dient te worden omgezet in een orde (werkelijkheid), wat op zijn beurt terugvalt in wanorde. Deze verhalen hadden volgens Mandel als functie om aan te tonen dat opboksen tegen de maatschappij nutteloos was en diende de lezer erop te wijzen dat de burgerlijke ideologie correct en onfeilbaar is en men zich diende te conformeren aan deze maatschappij. Hij duidde dit met het concept ‘de integrerende functie van het detectiveverhaal’. Maar in de periode na de wereldoorlogen werd het grote publiek zich bewust van een nieuwe soort misdrijven, die gericht waren tegen de staat. Deze misdrijven werden niet gepleegd tegen personen door andere personen, maar door staten tegen andere staten via proxy. Wat was de ideologische insteek bij dit sub-genre?
5.2.2 Het spionageverhaal: trendbreuk of evolutie? Het ontstaan van het spionageverhaal is volgens Mandel intrinsiek gelinkt aan de ontdekking van het misdrijf spionage door het grote publiek. Hoewel er eind 19e eeuw al enkele boeken in dit genre te vinden waren, ontwikkelde het zich pas volledig na 1914. De voornaamste reden hiervoor is dat een groot deel van de Angelsaksische intelligentsia tijdens beide wereldoorlogen gerekruteerd werden in de inlichtingendiensten van hun land. Het genre ontwikkelde zich echter het sterkst na de tweede wereldoorlog. Hier speelde de historische context een sterke rol. De Koude Oorlog en het bijbehorend wantrouwen, zorgde ervoor dat spionageboeken een hot topic werden. Gedurende deze volledige periode veranderde de vijand misschien telkenmale, maar deze bleef ofwel communistisch (Russen, Chinezen, …), of plaatste zich lijnrecht tegen de Westerse wereld (terroristen e.d.).
Het plot van deze verhalen vertoont sterke gelijkenissen met zijn voorgangers, maar vervangt de detective nu door een Meesterspion. Deze spion wint de confrontatie met zijn tegenhanger via een combinatie van een beter georganiseerde organisatie waarbinnen hij werkt, betere fysieke en intellectuele capaciteiten en een betere technische uitrusting, ontwikkeld vanuit de technologische voorsprong van het thuisland.
54
Deze verhalen lijken op het eerste zicht meer fantasierijk dan hun voorganger, maar gelijkaardige zaken kwamen ook voor in de detectiveverhalen voor hen.
De technologische vooruitsprong en betere uitrusting die daaruit volgt, zijn volgens Mandel een weerspiegeling van de vooruitgang van het kapitalisme en de burgerlijke maatschappij. De spionageverhalen verpersoonlijken ook andere ontwikkelingen die zich voordeden in de maatschappij: mechanisatie, grotere diversificatie en de sterke technologische vooruitgang. Verder is de antagonist al bekend vanaf de aanvang van het verhaal, maar de plannen, samenzweringen en agenten van de tegenstander blijven onbekend. Meer zelfs, zolang de operatie, handlangers en alle achterliggende processen van het plan van de antagonist niet opgespeurd en geneutraliseerd worden, kan men de plannen van de antagonist niet verhinderen. Er is dus nog altijd sprake van het werken op twee niveaus, net zoals in het detectiveverhaal.
Het belangrijkste aspect van dit subgenre ligt echter in wat Mandel de ambiguïteit van het spionageverhaal noemt. In het detectiveverhaal was er één oplossing. De dader pleegde een feit en diende opgespoord te worden door de detective. Na dit onderzoek werd hij geneutraliseerd via het gerecht of andere middelen. Andere oplossingen bestonden niet. De detective won altijd. De spion wint nog altijd telkenmale, maar de manier waarop veranderde drastisch. De spion kon alle aanwijzingen die hij kreeg op verschillende manieren interpreteren, waardoor hij niet kon worden geleid naar dé oplossing, maar naar één oplossing.
Wat echter toch terugkomt in de spionageverhalen is de driedubbele zoektocht naar identiteit, namelijk wie heeft het gedaan? Hoe verschuilt deze dader zich en hoe is deze persoon als een ‘mens’? Deze laatste vraag wordt echter meestal zeer oppervlakkig ingevuld in het detectiveverhaal, waardoor de dader zich meestal een kwaadaardige persoonlijkheid krijgt aangemeten. Deze oppervlakkige instelling zorgt er opnieuw voor dat deze verhalen ook een integrerende functie hebben, maar dit was vooral kenmerkend voor de vroegere verhalen. De verhalen werden minder en minder integrerend naarmate de literatuur verder diversifieerde.
55
5.2.3 De verdere diversificatie van de literatuur Na de derde industriële revolutie en de sterke technologische vooruitgang hieraan gekoppeld, diversifieerde het spionageverhaal, zowel intern als extern. Extern gezien steeg het aanbod aan deze verhalen exponentieel wegens de gemoderniseerde drukpersen. Deze aanwezigheid van een massaproductie van verhalen, zorgde dat de verhalen meer van elkaar dienden te verschillen. Dit leidde uiteindelijk tot specialisatie. Het verhaal ging niet meer over een algemene agent, maar ging zich meer focussen op andere, meer specifieke onderwerpen zoals financiële misdaden, olie, elektronica, ruimtevaarttechnologie, het casinoleven, enz. Deze evolutie kwam er volgens Mandel omdat auteurs zich dienden te bewijzen in een zee van enorm veel thrillers en spionageverhalen. Let wel, hoewel er meer informatie gegeven wordt over bepaalde zaken gezien dit nodig is om de diversificatie in het verhaal te doen plaatsvinden, is de voornaamste functie van de verhalen nog steeds entertainment, niet informatie brengen aan zijn lezers.
De interne diversificatie is voor dit onderzoek echter veel belangrijker. Sommigen stelden dat door de invoer van massaproductie degeneratie zou ontstaan in de kwaliteit van de verhalen. Sommigen wijzen op het feit dat in deze nieuwe verhalen meer de focus wordt gelegd op politieprocedures en informantenwerking. Dit staat haaks op het klassieke beeld van de ‘superdetective/superspion’. De vraag blijft echter waarom deze diversificatie plaats vond en waarom dit gebeurde in de periode tussen het interbellum en het einde van de Koude Oorlog. Hier komt de eerder gemaakte vaststelling dat het spionageverhaal een kind is van zijn tijd tot zijn recht. Deze verhalen werden beïnvloed door de sterke ontwikkeling van de inlichtingendiensten en het militaire apparaat. Dit betekent dus ook dat deze verhalen een kind zijn van de groei van defensie, de wapenwedloop en de oorlogen zelf. Dit valt zeker te zien in de groei van het spionageverhaal: het ontstond na de eerste wereldoorlog, om verder te kunnen groeien voor, tijdens en na de tweede wereldoorlog om verder te blijven uitbloeien in de Koude Oorlog. Spionage in fictie breekt op twee vlakken met zijn voorganger: -
Van competitief naar monopolistisch kapitalisme: in de detectiveverhalen van het vroegkapitalisme hadden we een simpel conflict tussen de intelligenties van de detective en de slechterik. In dit conflict hebben de twee partijen min of meer gelijke kansen, maar de persoon die de burgerlijke waarden met zich meedraagt en de rede hoog houdt (meestal de detective), zal uiteindelijk als overwinnaar uit de bus komen. De superspion daarentegen wordt nu ook ondersteund door organisaties.
56
De spion put zijn successen dan ook uit een combinatie van zijn eigen fysieke en intellectuele capaciteiten, maar ook uit de betere technologische mogelijkheden en organisatie van de dienst waarvoor hij werkt. Deze visie past in de visie van het latere, monopolistisch kapitalisme. -
Van denker naar actieheld: de held in het detectiveverhaal focuste zich meer zijn denkproces. Via dat proces elimineerde hij onschuldigen en trachtte hij zijn tegenstander in de val te lokken De held in de spionageverhalen is hier echter het compleet tegenovergestelde van. Ze focussen zich enkel op actie. De massa kan zich identificeren met deze actie: we spreken over reizen naar verregaande oorden, luxeleven, gadgets, seksuele ervaringen, … Het feit dat het superieure brein en analytisch vermogen het onderspit delft in deze nieuwe verhalen valt te linken aan het feit dat de middenklasse doorheen de tijd minder en minder angst moet hebben voor hongersnood en voedseltekorten. De middenklasse dient zich niet langer zorgen te maken over de mogelijkheid dat ze te weinig eten, maar net over het feit dat ze te veel zouden eten. De fysieke conditie wordt een prioriteit van deze klasse en hoewel deze conditie niet voorkwam in de 19e-eeuwse literatuur, kwam deze extreem tot uiting in de spionageverhalen van de 20e eeuw.
5.2.4 De veranderende ideologische functie van de spionageverhalen De diversificatie van het genre leidde tot een veranderde ideologische functie van het spionageverhaal. Deze functie was en is niet objectief bepaald en kan dus ook niet worden afgeleid door de invloed die deze functie had op het overgrote deel van de lezers of hoe het ideeën hielp verspreiden en legitimeren. De functie van deze verhalen is ook grotendeels beïnvloed geweest door de auteurs zelf. Zo waren de auteurs van klassieke misdaadverhalen meestal conservatief gezind of waren antisocialistisch aangelegd. Hun opvolgers zijn op hun beurt de representatie van de transitie van het competitief kapitalisme naar het monopoliekapitalisme. Auteurs en de personages die ze creëren evolueerden in deze periode meer op het politieke spectrum. Deze evolutie van personage viel telkenmale samen met de evolutie van de auteur zelf.
De grootste ommekeer in de ideologische functie van misdaadverhalen kwam bij de diversificatie van het spionageverhaal. In dit genre werd uiteindelijk afgestapt van het klassieke zwart/wit denken dat zo typisch was in eerdere boeken. Dit kwam vooral omdat de spion gezien werd als een persoon die handelde in naam van de staat. 57
De diensten die hij pleegde voor de staat, wat uiteindelijk kan verlengd worden naar de wet en bestaande orde zelf, werden niet langer automatisch aanzien als iets absoluut Goed, waar enkel iets absoluut Slecht tegen opkomt. Hier werd dus, zoals voorheen vermeld, het ambigue karakter van de bestaande orde aangehaald.
Deze intrede van het ambigue karakter van de wet en de bestaande orde zorgde ervoor dat de oude integratieve functie van het misdaadverhaal onder druk kwam te staan. Dit werd in de hand gewerkt door de explosie van geweld in de jaren vijftig, het grootschalig gebruik van informanten in de politiewerking en de grootschalige kruisbestuiving tussen de politie, informanten en criminelen. Dit alles werd nog gevolgd door een gigantische instroom van illegale criminele organisaties en/of het gebruik van illegale methoden in legale ondernemingen. Velen zagen dit als het ontstaan van een grootschalige symbiose tussen de staat, criminaliteit en grote ondernemingen. In de verhalen zelf werd ook afgestapt van het klassieke zwartwit denken als een feitelijke representatie van de maatschappelijke werkelijkheid. Hoewel de misdadigers zelf niet sympathiek gerepresenteerd werden, ging men toch de bestaande orde meer en meer identificeren met betwijfelbare methoden en corruptie. Terwijl de klassieke spionageverhalen nog meer de neiging hadden om de eigen staat als superieur te representeren, werd dit minder en minder waar in de modernere verhalen. De eigen staat was minstens even corrupt, dubieus en ambigue als zijn tegenstander. De rol van de held veranderde ook. Hij was niet langer een positief figuur die de waarden van de maatschappij hooghield, maar meer een tragische held die zelf niet meer geloofde in de maatschappij.
De boeken van John Le Carré, en dan vooral The Spy Who Came in From The Cold, zijn goede voorbeelden. In deze boeken wordt het eigen spionagecomplex even dubieus afgeschilderd als dat van de vijand. De spion zelf weet niet altijd of hij wel het goede doel nastreeft en is er zich telkenmale van bewust dat hij ieder moment door zijn superieuren kan verraden worden. In sommige verhalen vervaagt de lijn tussen het goed en het slechte zelfs, wat uiteindelijk leidt tot het verdwijnen van de grenzen tussen criminaliteit, gevestigde orde, het kwade en bestraffing. In deze iteratie heeft het spionageverhaal zijn integratieve functie verloren. Het verhaal hielp niet langer om zijn lezers te overtuigen dat de burgerlijke samenleving en het kapitalisme legitiem waren. Meer zelfs, deze verhalen begonnen de burgerlijke maatschappij in vraag te stellen. De ideologische functie van het spionage verhaal werd desintegratief. 58
De burgerlijke maatschappij wordt in deze verhalen niet verworpen, maar wel in vraag gesteld. Hiervoor zijn twee argumenten aan te wenden: -
De fundamentele structuur van het verhaal: in deze verhalen draait het nog altijd rond de individuele held de confrontatie aangaat met een crimineel of een personificatie van het kwaad. Deze confrontatie komt overeen met de orde in de burgerlijke samenleving gezien het gewoon een rationalisatie is van de competitie op de arbeidsmarkt.
-
Het falen van individuele opstanden tegen de staat en de burgerlijke waarden binnen het verhaal: de acties van de spion zelf zullen immers niets te weeg brengen.
Spionageverhalen zijn niet revolutionair. Meestal komt het er gewoon op neer dat men de crisis van de kapitalistische ideologie schetst, verder niets. Dit toont aan dat het spionageverhaal enkel maar een gedeeltelijke sociaal bewustzijn kan hebben en dus even gelimiteerd is als het detectiveverhaal daarvoor. In essentie wordt in de meer recentere boeken uit het spionagegenre meer een tolererende, desintegratieve houding aangenomen, waar kritiek wordt gegeven op het spionagesysteem, zonder de omringende context ervan te verwerpen.
5.3 Spionnen op de televisie Nu we de eerste functies van spionage in de vroege entertainmentindustrie bekeken hebben, wordt het tijd om eens te kijken hoe spionage gepresenteerd werd in de Koude Oorlog. In het boek Citizen Spy: Television, Espionage, and Cold War Culture geeft Michael Kackman (2005) een geschiedkundig overzicht van spionage op de Amerikaanse televisie tijdens de Koude Oorlog. Spionageprogramma’s kwamen voor het eerst op de televisie tijdens de beginjaren van de Koude Oorlog. Deze programma’s werden geadverteerd als documentary melodramas. Deze zouden de gewone burger inzicht geven in de praktijken van overheidsinstellingen, zoals de FBI, The State Department, … Al deze programma’s konden ook rekenen op de goedkeuring en medewerking van deze instellingen. Vele van deze programma’s werden ook sterk gepromoot en gecontroleerd door medewerkers van inlichtingendiensten. In deze eerste series lag de nadruk op nationalisme. Dit betekent niet dat er geen plaats was voor bedenkingen bij sommige zaken, maar dit bleef sterk beperkt. De spion was in deze reeksen het rolmodel van Amerikaans burgerschap. Dit leidde echter tot oppervlakkigheid. De spion werd meestal getoond als een blanke, heteroseksuele man.
59
Verder werden ook de complexe politieke en historische achtergronden van de agentschappen gesimplificeerd. Deze reeksen waren gekenmerkt door hun instabiliteit en incoherentie. Dit werd veroorzaakt door de twee tegenstrijdige doelen van de reeksen. Aan de ene kant wou men een correct beeld scheppen van spionnen en inlichtingendiensten, maar aan de andere kant wou men ook een heldhaftig verhaal schrijven over de spion als rolmodel voor het Amerikaans leven en een ideaalbeeld van morele correctheid. Deze twee doelen bleken onverzoenbaar, wat er uiteindelijk voor zorgde dat vele van deze reeksen als ongeloofwaardig beschouwd werden. Voorbeelden van dit soort shows zijn I Led 3 Lives, The Man Called X en Behind Closed Doors. Na de flop van deze programma’s werden er amper nieuwe gemaakt. De entertainmentindustrie importeerde wel een paar Britse spionageprogramma’s, zoals The Avengers en The Saint. (Kackman, 2005) In het midden van de jaren ’60 ontstond echter een boom in het aantal spionageprogramma’s. De twee bekendste hierbij waren The Man From U.N.C.L.E. en Get Smart. Deze reeksen gaven kritiek op de vroegere notie van de perfecte spion dat kon samenwerken met de perfecte inlichtingendienst onder orders van de perfecte staat. Deze reeksen werden meer en meer een discussieveld waar men kon beginnen aan een grondige re-evaluatie van het beeld van de spion. Dit werd vooral in de hand gewerkt door een aantal crisissen binnen de Amerikaanse overheid en de CIA en FBI. De spion werd niet langer meer aanzien als een figuur dat stond voor het Amerikaans moreel leiderschap. Get Smart wordt zelfs als velen aanzien al één van de eerste programma’s die openlijk een stem gaf aan de kritiek afkomstig uit de publieke opinie op de praktijken van de CIA. (Kackman, 2005) Dit wil echter niet zeggen dat het spionageverhaal zijn ideologische functie verloor. I, Spy probeerde bijvoorbeeld een ideologische conversatie te starten over de gevolgen van de burgerrechtenbeweging in Amerika. Ook Mission: Impossible had een ideologische functie en toonde een inlichtingendienst die los stond van de Amerikaanse overheid. Naar het einde van de jaren ’60 toe presenteerden de spionageprogramma’s nog altijd een model voor de Amerikaanse nationale identiteit, maar in tegenstelling tot zijn voorganger, ging men hier meer uit van een identiteit die los stond van publieke instellingen en die meer gefocust was op consumptie, mobiliteit en het conflict tussen verschillende klassen en hun privileges. (Kackman, 2005)
60
Zoals we hierboven al lazen, werd de Koude Oorlog gekenmerkt door een strakke conversatie tussen overheidsdiensten en de entertainmentindustrie over de representatie van deze diensten. De representatie van spionage speelde in deze conversaties een sterke rol. De vroegere spionageprogramma’s waren sterk nationalistisch en patriottisch. Het bekendste voorbeeld komt uit de serie I Led 3 Lives, waarin men duidelijk uitlegde hoe mensen communisten kunnen opsporen en hoe ze deze moeten aangeven. In deze series is de invloed van het McCarthyisme en het HUAC sterk terug te vinden. (Kackman, 2005) Hier herken ik een sterke gelijkenis met de Red Scare films, hierboven besproken, waarin een soortgelijke boodschap werd meegegeven.
Kackman (2005) stelt dat door politieke, economische en culturele invloeden deze positieve representaties van spionage en communisten geleidelijk aan verdwenen. De reeksen kregen een veel vagere betekenis. Sommige reeksen gingen zelfs zover om de tijdsgeest van de reeksen voor hen en de invloed van het McCarthyisme direct aan te vallen. Mission: Impossible was daarentegen amoreel, maar dit was ook een verre stap weg van de morele logica van de programma’s die het voorging. Dit betekende echter niet dat in deze reeksen geen plaats meer was voor nationalisme, maar dit nationalisme was veel minder uitgesproken dan in zijn voorgangers. Vaak werd dit ook als iets aanzien waarrond grappen konden worden gemaakt. De invloeden van de Koude Oorlog waren er nog, maar allemaal iets minder open dan voorheen. De evolutie van de spionagereeksen valt rechtstreeks te linken aan de afnemende invloed van het HUAC en de culturele veranderingen die zich afspeelden binnen de staat, zoals we hierboven al vermeld. Naar het einde van de jaren ’60 begon het imago van inlichtingendiensten sterk achteruit te gaan. Hierdoor verdwenen spionagereeksen langzaam maar zeker van het scherm. De Amerikaanse oppositie was in die periode zeer actief en slaagde erin om inlichtingendiensten te hervormen. Deze hervormingen kregen extra leven in geblazen toen opnieuw een groot aantal schandalen binnen de CIA, NSA en FBI naar boven kwamen. The New York Times onthulde bijvoorbeeld dat de CIA onder Nixon opnieuw probeerde om politieke tegenstanders de mond te snoeren. Dit zorgde voor het volledig verdwijnen van bepaalde spionagereeksen en/of de depolitisering van spionage in de populaire media. (Kackan, 2005)
61
Een bekend voorbeeld hiervan de Bond-film is Live and Let Die. In deze film nam Bond de strijd niet meer aan met het Rode Gevaar. In plaats daarvan achtervolgde hij heroïnedealers. Deze crisis in het spionagegenre bleef zich doorzetten in de jaren ’80 en ’90, met uitzondering van één enkele reeks, Scarecrow and Mrs. King, die opnieuw een angstklimaat stimuleerde door de onzekerheden en angst die heersten tijdens de Koude Oorlog opnieuw leven in te blazen. (Kackman, 2005)
Het heersend scepticisme tegenover de staat en zijn instellingen, waaronder zijn inlichtingendiensten en de culturele re-evaluatie van de vroegere spionageprogramma’s bleven echter wel doorspelen in andere reeksen. Het meest belangrijke voorbeeld hiervan is The X-Files, waarin twee FBI-agenten zich bezighielden met zaken die buiten de normale zaken van het agentschap vielen. Hierin werd een sterke nadruk gelegd op de onzekerheid van Scully en Mulder en doorheen de reeks staan ze steeds sceptischer tegenover de organisatie waarvoor ze werken. Op den duur beginnen ze de algemene principes waarop de FBI werkt zelf in vraag te stellen. Een andere voorbeeld is de reeks La Femme Nikita, gebaseerd op de gelijknamige film, waarin de band tussen Nikita en het agentschap waarvoor ze werkt op zijn minst dubieus kan worden genoemd. (Kackman, 2005)
Er kwam opnieuw een trendbreuk in het begin van het nieuw millennium. Reeksen zoals 24 en Alias dragen een nationalistischer beeld dan hun voorhangers, maar compenseren dit met dramatische verhalen en inzichten in het huishoudelijk leven en de familie van de protagonist. Het mengen van het sociale (de crisis die moet worden opgelost) en het persoonlijke (het privéleven van de agent die de crisis moet oplossen) zorgt ervoor dat een sterke discours ontstaat over de nationale identiteit, een discours dat terug te vinden is in de Red Scare programma’s uit de jaren ’50. Deze reeksen zorgen er ook opnieuw voor dat we cultuur in de Koude Oorlog anders gaan bekijken en re-evalueren. (Kackman, 2005)
Meer algemeen tonen de uitdrukkingen van de nationale identiteit die terug te vinden zijn in spionageprogramma’s de nood aan die men had naar een ge-externe andere, de tegenstander die ervoor zorgt dat we een eigen identiteit kunnen opstellen. Deze andere kan niets anders zijn dan iemand die regelrecht staat tegenover het eigen land. Deze dreiging wordt nooit echt volledig honderd procent vastgesteld en heeft al dusdanig een mysterieus karakter. Dit alles zorgde ervoor dat de polemieken in de meer klassiekere reeksen iets meer patriottistisch waren, meer een uitsluitende visie hadden tegenover mensen uit het buitenland, terug burgers 62
die zich verdacht gedroegen begon te classificeren als tegenstanders, enz. Dit alles komt minder terug in de recentere reeksen en wordt ietwat verborgen gezien een té nationalistische polemiek terug uiteen zou vallen door het scepticisme die spionagereeksen zelf creëren aan de hand van hun eigen gerepresenteerde praktijken. (Kackman, 2005) Verder zijn ook niet alle hedendaagse reeksen meer nationalistischer dan hun voorgangers. De bekende animatiereeks Archer geeft meermaals sterke kritiek op de Amerikaanse staat en de werking van de CIA. Ze gaan in het vierde seizoen, getiteld Archer Vice, zelfs zo ver om de CIA direct te betrekken in een operatie die onder andere cocaïnesmokkel, wapensmokkel en een coup d’êtat van een Zuid-Amerikaans inhoudt.
Het belangrijkste dat moet opgemerkt worden bij dit stuk is dat niet alle spionagereeksen één enkele visie gaven. Zo hadden reeksen die in de categorie van I Led 3 Lives vielen ook momenten waarop men oprechte kritiek gaf op de werking van inlichtingendiensten en kritische reeksen zoals The Man from U.N.C.L.E. en Get Smart hadden soms ook patriottischere momenten. Verder nam de morele ambivalentie van vele van deze programma’s niet weg dat deze reeksen een zeer belangrijke manier waren waarop een conversatie kon worden opgestart rond de werking van inlichtingendiensten. Ook mag de invloed van deze reeksen niet overschat worden. De staat bleef tijdens en na de Koude Oorlog een sterke politieke instelling en spionageprogramma’s waren niet in staat om altijd een sterke nationale of kritische visie te presenteren in hun programma’s. Wat wel vaststaat is dat wanneer een reeks zich te ver schuwt van realistische plotlijnen, het programma meestal een kort leven zal leiden. (Kackman, 2005) Miller (2003) geeft echter een meer negatievere beschrijving van deze programma’s. Hij stelt dat in het gros van de spionagefilms en –reeksen telkens een representatie wordt gegeven van het Westen dat superieur is dan zijn tegenstanders, en dan vooral op ideologisch vlak. Deze representatie van het superieure Westen zou ervoor zorgen dat we de reële werking van inlichtingendiensten niet kunnen begrijpen aan de hand van deze reeksen. Het demoniseren van communistische spionnen en de KGB wordt ook opgemerkt door Kohn (2015), die stelt dat de KGB vaak aanschouwd werd als de grote slechterik zonder gezicht. Meer zelfs, dit beeld wordt veralgemeend en de Russen – niet per sé hun inlichtingendienst - werden meermaals gebruikt als de slechterik in films omdat de échte slechteriken doorheen de geschiedenis onbekend zijn gebleven. Dit leidde tot een representatie van de USSR en zijn geheime dienst als eenzijdige, oppervlakkige slechteriken. 63
Kijk maar naar films zoals Red Dawn, Rocky IV en Rambo: First Blood Part II, waar de slechterik telkens een oppervlakkige, Russische slechterik was.
Als laatste onderdeel wil ik de invloed van de CIA-personeel in Hollywood accentueren, gezien The Americans gecreëerd is door een voormalige CIA-agent, die ook hulp inroept van andere personen die inzicht hebben in die perode, zoals Oliver North, een luitenant-kolonel die een rol speelde in het Iran-Contraschandaal dat loeide tijdens de regeerperiode van president Reagan. (Smets, 2015) Er zijn twee verschillende soorten CIA-personeel die een rol spelen in de entertainmentindustrie, de gepensioneerde CIA-agent en de CIA’s liaison in de entertainmentsector. De liaison zal maar weinig informatie geven en amper meewerken aan films die de CIA in een slecht daglicht stellen. Gepensioneerd personeel geeft sneller en meer advies, vooral op technisch en historisch vlak, maar vragen ook geld voor deze informatie. Ze zijn echter wel volledig vrij om te beslissen wat ze doen en hoe ze de CIA voorstellen. Hierbij moet ook meegenomen worden dat deze agenten niet alles weten en dat sommigen ook vaak liegen over wat ze al dan niet weten, wat ervoor zorgt dat de presentatie van de werking van inlichtingendiensten, counterintelligence en de instellingen van de tegenstander vaak niet correct wordt gepresenteerd. Dit neemt echter niet weg dat reeksen die kunnen rekenen op het advies van gepensioneerd CIA-personeel, zoals The Americans, wel iets correcter zullen zijn dan de reeksen die dit advies missen. (Jenkins, 2012)
5.4 Besluit Mandel stelde dat het spionageverhaal morele ambiguïteit schepte in een literaire wereld waar deze praktisch onbestaande was. Hij relativeerde dit statement echter door te stellen dat het spionageverhaal toch nog aan de mankementen van zijn voorganger leed, gezien het niet aanzette tot revolte en maatschappelijke verandering. Het spionageverhaal an sich gaf kritiek en scheen een schijnwerper op zaken die misliepen in de kapitalistische maatschappij. De spion als dusdanig is zelf een teken van zaken die misgaan met de maatschappij, gezien hij verregaande verantwoordelijkheden en mogelijkheden krijgt. Door de spion wordt het onmogelijk om het klassieke beeld van de burgerlijke maatschappij hoog te houden. Dit alles samen zorgt ervoor dat de klassieke tweedelingen tussen Oost en West, goed en kwaad, spionage en contraspionage niet meer perfect hanteerbaar waren. Deze ambiguïteit zorgt er dus voor voor dat we niet langer naar de tegenstander kunnen kijken als iemand die slechter is dan wijzelf en zorgt ervoor dat we ook beginnen stilstaan bij onze eigen fouten.
64
Dit alles zet aan tot het hebben van een maatschappelijke conversatie rondom het fenomeen inlichtingendiensten. (Miller, 2003)
Deze visie komt ook terug wanneer we spreken over spionagereeksen. Hoewel deze aanvankelijk zeer sterk nationalistisch gericht waren, evolueerden deze ook tot meer ambigue verhalen die ook kritiek gaven op de Amerikaanse staat en inlichtingendiensten. Deze reeksen verdwenen echter, maar de neiging om sceptisch te staan tegenover de staat bleef bestaan in reeksen zoals The X-Files. Hedendaagse trends kunnen als meer nationalistischer worden gezien, al wordt dit ietwat meer verborgen door het gebruik van een meer persoonlijke en dramatische aanpak. Verder zijn er ook nog kritische hedendaagse reeksen, zoals Archer. Toch nog worden de buitenlandse inlichtingen nog altijd als minderwaardig gepresenteerd. Dit valt te linken aan de nood van een externe tegenstander om de eigen identiteit te kunnen construeren.
Wanneer we teruggaan naar de drie soorten beeldvorming van Marx (1995), kunnen we stellen dat de vroegere representatie van spionage (pre-Koude Oorlog), vaak de werking van inlichtingendiensten tolereert, maar hierop toch kritiek geeft. In de vroege Koude Oorlog evolueert men naar een visie die deze werking verwelkomt, steunt en probeert te versterken. Vanaf de jaren ’60 evolueert men echter naar een visie die kritiek geeft op de werking van inlichtingendiensten, zonder echter deze praktijken en de context errond te demoniseren. Naarmate de Koude Oorlog vordert, verdwijnen inlichtingendiensten van het scherm, maar soortgelijke programma’s, die ook meer kritisch getint zijn, blijven wel bestaan. In het nieuwe millennium gaan we echter terug naar een visie die inlichtingendiensten meer en meer tolereert en geleidelijk aan nieuwe maatregelen verwelkomt.
65
6. Filmische analyse: The Americans De vraag die zich nu stelt is om te kijken waar The Americans zich situeert. Volgt deze reeks het nationalistisch perspectief of geeft men actief kritiek op inlichtingendiensten? Of ontwikkelt deze reeks een eigen perspectief op de kwestie? Presenteert men nog altijd de Verenigde Staten als superieur aan het Oosten in deze reeks? En wat is de rol van drama en de persoonlijke factor in deze reeks?
Hieronder wordt eerst kort uitgelegd wat The Americans nu eigenlijk is. Daarna volgt de filmische analyse van de reeks. Hier zal ik vier verschillende perspectieven hanteren, die in het onderdeel van rond de onderzoeksstrategie uitgewerkt zijn: een historisch perspectief, een post-structureel perspectief een ideologisch perspectief en een politieke perspectief.
6.1 Wat is The Americans? The Americans is een historische dramareeks, met een sterke focus op spionage, die in 2013 in première ging op de Amerikaanse zender FX. Het verhaal speelt zich af in volle Koude Oorlog, namelijk de jaren ’80, niet lang nadat Reagan de verkiezingen won. In de reeks zijn er drie belangrijke hoofdpersonages rond wie het verhaal draait: twee agenten van de KGB en één agent van de FBI. De twee KGB-agenten zijn Philip en Elizabeth Jennings, twee undercover Sovjetspionnen die al gedurende een lange tijd woonachtig zijn in de Verenigde Staten en een gezin met twee kinderen hebben uitgebouwd. Philip en Elizabeth werden door de KGB gedurende een zeer lange periode getraind met als doel te kunnen infiltreren in de Amerikaanse maatschappij en als illegale gestationeerde spionnen een groot aantal missies uit te voeren voor de KGB en het Kremlin. De FBI agent is Stan Beeman, werkzaam binnen de contraspionageafdeling van de dienst. (http://en.wikipedia.org/wiki/The_Americans_%282013_TV_series%29; Kohn, 2015) De reeks is gecreëerd door Joe Weisberg, een oud CIA agent die eigen ervaringen en historisch accurate gebeurtenissen gebruikt als inspiratie en drijfveer van het verhaal. Zijn eigen ervaring zou ervoor moeten zorgen dat een groot deel van de spionagemethoden in de reeks tot op een zekere hoogte correct zouden moeten zijn. De makers van The Americans wijzen er wel op dat de reeks vooral het verhaal is van het huwelijk tussen Philip en Elizabeth, maar wijzen op het feit dat de internationale context een zeer belangrijk deel is in de reeks. Weisberg vat het als volgt kort samen:
66
“De reeks heeft niet de intentie de geschiedenis te vereffenen. Ze is niet meer dan een dramatische studie van personages. Daarnaast wil ze mensen uitdagen om door nieuwe prisma’s naar het verleden te kijken.” (Smets, J., 2015, Sakarov) In dit onderdeel van mijn thesis ga ik over tot mijn filmische analyse van The Americans. Dit wordt onderverdeeld in drie delen. In het eerste deel beschrijf ik de historische context van de reeks. Daarna beschrijf ik in het politieke aspect van mijn analyse de werking en politieke relaties van de spionage- en contraspionagediensten in de reeks en de politieke mening van de reeks over dit onderwerp. In het laatste onderdeel bespreek ik de ideologische en poststructurele visie van de reeks. Zoals hierboven analyseer ik zowel het eerste seizoen als het tweede seizoen van The Americans. (Falvey et al., 2013; Falvey et al., 2014) Volgende seizoenen betrek ik niet in deze analyse gezien ze niet volledig afgewerkt waren bij het schrijven van deze thesis.
6.2 Historische analyse In het eerste deel van mijn filmische analyse van The Americans, focus ik me op de representatie van de historische context van spionage en contraspionage. In dit deel van de analyse leg ik een focus op hoe men geprobeerd heeft de diverse aspecten van de Koude Oorlog weer te geven in de reeks. In dit deel bekijk ik hoe men het ontstaan van de Koude Oorlog, de competitie tussen de grootmachten, het belang van de derde wereld en de mogelijkheid tot nucleaire confrontatie representeert. Verder wordt ook gekeken naar hoe welke maatschappelijke veranderingen of fenomenen men in het verhaal verwerkt, alsook hoe men cultuur en propaganda gebruikt werd volgens de reeks. Ideologische aspecten van de Koude Oorlog en hun representatie worden in dit deel niet behandeld, maar komen in de ideologische analyse aan bod.
Beginnen doen we bij het ontstaan van de Koude Oorlog. In essentie wordt in de reeks niet toegelicht wat exact de Koude Oorlog was, noch hoe hij begon. De reeks begint relatief dicht bij het einde van de Koude Oorlog, net na de verkiezing van Ronald Reagan tot Amerikaans president. De reeks houdt zich bij het klassieke verhaal dat na de overwinning van Reagan de Koude Oorlog meer en meer evolueerde naar een rechtstreeks conflict, in tegenstelling tot de relatief kalmere jaren voordien. Dit wordt vooral duidelijk gemaakt in de eerste aflevering van de reeks, in een gesprek tussen Elizabeth en Zhukov:
67
The American people have elected a madman as their president. He is expanding their military forces on a massive scale. He is against nuclear arms-control agreements. He makes no secret of his desire to destroy us. Our war is not so cold anymore, Elizabeth. (…) These times bring out the worst in our people. I am fighting now against comrades in our own organization who are starting to act like they did in our darkest days. (…) We must meet the challenge. The orders are going to change the risks are going to be greater. Your comrade who died was a hero. We are going to need more of those now. (Weisberg, Batistick & O’Connor, 2013, Pilot)
In dit citaat toont Zhukov aan hoe de verkiezing van Reagan de relatie tussen de VS en de USSR terug op een spits drijft. Dit alles wordt in dezelfde aflevering onderbouwd door de introductie van Executive Order 2579, uitgevaardigd door Reagan na de ontvoering van Timoshev, een informant van het Counterintelligence Taskforce van de FBI:
The Attorney General and I have just come from the White House. President Reagan is outraged that the KGB thinks it can kidnap someone with impunity on American soil. The president has signed top secret executive order 2579, authorizing the federal bureau of investigation counterintelligence office to take all necessary measures to neutralize Soviet directorate "S" sleeper-cell agents in the continental United States. Ladies and gentlemen, we are going to war. It is a war that will be fought quietly, by the men and the woman in this room. It will not be short. And it will not be easy. But we have truth and justice on our side. And we will prevail. (Weisberg, Batistick & O’Connor, 2013, Pilot)
Deze twee scenes geven samen aan hoe men in The Americans de beide grootmachten presenteert. Uit de waarschuwing van Zhukov zien we hoe de USSR meer en meer ongerust wordt over de verkiezing van Reagan en de mogelijke implicaties ervan. De leiders en interne organisatie van de USSR voelen zich in het nauw gedreven en wil de competitie aangaan met Reagan. De VS voert op hun beurt ook de competitie tussen de KGB en de FBI op door de laatste toelating te geven om alle nodige maatregelen te nemen om spionage een halt toe te roepen. Vooral in deze twee scenes slaagt men erin aan te tonen in welke fase van de Koude Oorlog we zitten, namelijk de eerste fase van de beginjaren van de Koude Oorlog, gekenmerkt door zware competitie.
68
Wat echter wel opvalt is het verschil van sfeer tussen de twee scenes. De scene tussen Zhukov en Elizabeth is vooral gespannen en rustig. Zhukov als persoon ziet er vermoeid en ongerust uit, terwijl de dialoog binnen de FBI gekenmerkt wordt door een harde, standvastige taal en een zeer groot optimisme in hun slaagkansen. Deze twee scenes plaatsen de twee grootmachten tegenover elkaar, de USSR als een vermoeide, ongeruste generaal, die ergens bang is voor wat komen zal en de VS als optimistische en strijdvaardige organisatie die de confrontatie meteen wilt aangaan. Dit reflecteert de tijdsgeest van die tijd dan ook goed.
De competitie op politiek en economisch vlak tussen de twee grootmachten wordt in The Americans amper aangehaald. De reeks maakt wel duidelijk dat de Verenigde Staten meer welvarender zijn dan zijn communistische tegenhanger en gebruikt flashbacks naar de Sovjetunie om dit duidelijk te maken. In deze zien we bijvoorbeeld hoe Philip en Elizabeth sterk onder de indruk zijn van de aanwezigheid van airconditioning in hun huis bij hun aankomst in de VS, of hoe Elizabeth haar vader verloor en daarna over weinig geld, voeding en andere basisgoederen beschikte. Ook wanneer we kijken naar de USSR in het heden zien we meer afgeleefde panden en huizen. Sommige personen, zoals Oleg en Philip geven zelfs openlijk toe dat de Amerikaanse manier van leven veel beter is dan die bij hen thuis, of zoals Philip het stelt in de eerste aflevering: Philip: America's not so bad. We've been here a long time. What's, what’s so bad about it, you know? The electricity works all the time. Food's pretty great. (Weisberg, Batistick & O’Connor, 2013, Pilot).
Hier en daar is er een enkele verwijzing naar politieke afspraken, maar deze worden niet echt besproken. In plaats daarvan besloot men om zich sterk te focussen op het wetenschappelijke aspect van de competitie. Hoewel dit misschien kan gezien worden als een economische strijd, wordt wetenschappelijke competitie telkenmale gelinkt aan militaire doeleinden. In de twee seizoenen die ik bestudeerde zijn er twee grote plotlijnen, elk gefixeerd op een wetenschappelijke ontwikkeling die zich voordeed in de Koude Oorlog. In het eerste seizoen focuste men zich op het SDI-rakettenschild, ook wel Star Wars genoemd. Deze plotlijn is echter amper uitgebouwd. In de afleveringen The Clock en Gregory toont men hoe de USSR erachter kwam dat er plannen waren om dit schild te bouwen.
69
De nood aan inlichtingen hierrond werd benadrukt in COMINT en Trust Me, om daarna een stille dood te sterven aan het einde van het seizoen waar aangetoond werd dat de hele onderneming niet bestond en ook niet kon bestaan.
Het tweede seizoen ging veel dieper in op de wetenschappelijke strijd tussen de USSR en de VS. Dit komt vooral door het introduceren van Oleg Burov, hoofd van Directoraat X, die instaat voor de verzameling van inlichtingen omtrent technologie en ontwikkeling. Oleg maakt er al snel zijn missie van om stealth-technologie te stelen van de Amerikanen. Wat hier opvalt is dat de complexiteit van het stelen van wetenschappelijke kennis sterk benadrukt wordt. Oleg legt het als volgt uit in de serie:
Oleg: We repatriated Baklanov who is capable of doing the mathematical work required to build a stealth aircraft with special angles that deflect radar. Our illegals are working on getting their hands on radar absorbing material. That is the second piece of the puzzle. But now the Centre needs ‘Echo’. Nina: ‘Echo’? Oleg: It’s a computer program. (Brand & Hoblit, 2014, Stealth)
Via deze stap richting een meer correctere en complexere visie tegenover het verkrijgen van accurate wetenschappelijke informatie, probeert een meer realistische situatie te schetsen dan wat we zagen in het eerste seizoen. Daar waar voor het verzamelen van inlichtingen rond het rakettenschild enkel geld en connecties nodig waren, is voor de verzameling van inlichtingen rond stealth naast geld en connecties ook vooruitgang in technologie nodig, samen met specifiek opgeleide personen en infiltranten in de specifieke bedrijven die een specifiek stuk hard- of software produceren dat broodnodig is voor het doen slagen van stealth-technologie. Deze meer realistischere visie op de wetenschappelijke competitie wordt ook in de hand gewerkt door de introductie van het ARPANET, de voorloper van het internet.
Dit alles gezegd zijnde, blijft het bij The Americans nog altijd een zeer simpel verhaal: de Sovjetunie kan de wetenschappelijke vooruitgang van de Amerikanen niet bijbenen en moet zijn spionnen erop uitsturen om een kans op overwinning te hebben in de competitie. Dit schetst een beeld van de Sovjetunie als wetenschappelijke kluns.
70
Hoewel de show dit beeld probeert te dempen door er eens snel op te wijzen dat de Sovjetunie als eerste een persoon in de ruimte heeft kunnen sturen, blijft het echter een verhaal van Amerika als wetenschappelijke superieur in vergelijking met de Sovjetunie. Dit beeld strookt echter relatief goed met de werkelijkheid, maar levert weinig diepgang en inzicht in de correcte historische situatie.
Uit deze wetenschappelijke competitie volgt ook de militaire competitie. In The Americans worden deze twee nauw samengenomen, gezien hun sterke invloed op de mogelijke uitkomst van het conflict. Het SDI zou ervoor moeten zorgen dat het nucleair arsenaal van de Sovjetunie in gevaar komt, terwijl stealth de Amerikanen meer kansen geeft om ongezien nucleaire aanvallen uit te voeren tegenover de Sovjetunie.
De reeks gaat dus het nucleaire aspect van de Koude Oorlog niet uit de weg, maar geeft het geen prominente rol op de voorgrond. Men wordt er niet continu aan herinnerd dat ze in een tijdsperk leven waarin de twee grootmachten de mogelijkheid hebben om elkaar te vernietigen met hun nucleair arsenaal. De MAD-doctrine wordt niet echt besproken, behalve wanneer het gaat over een persoonlijk conflict tussen Gaad en Arkady. De dreiging van een nucleair treffen wordt echter in één aflevering sterk aangehaald. In de aflevering In Control focust men zich op de aanslag van 30 maart 1981 op president Reagan door John Hinckly, waarbij James Brady ernstig gewond raakte. In deze aflevering werd getoond hoe Haig, toenmalig minister van Binnenlandse zaken, het volk toesprak om het te informeren hoe hij op dat moment de leiding had over het Witte Huis. In de reeks werd ook geïnsinueerd dat hij de codes had om over te gaan tot het lanceren van een nucleaire raket richting de USSR. In een gesprek tussen Nina en Beeman vatte een mogelijke aanval samen als:
Nina: Both sides have their fingers on the trigger, and that's how it happens. Beeman: How it happens? Nina: One mistake. That's all it takes. (Weisberg, Batistick, Fields & de Segonzac, 2013, In Control)
71
Net zoals in de werkelijkheid volgde er geen aanval, maar de bedreiging en mogelijke gevolgen ervan werd benadrukt door Charles Duluth in een televisie-uitzending:
We are at a dangerous time in human history, and a moment like this can change everything. When Archduke Ferdinand was assassinated, 37 million people were killed in one of the greatest conflagrations of all time -- the First World War. But today, the threat is nuclear. It's billions of lives at stake, not just millions. (Weisberg et al., 2013, In Control)
The Americans gaat dus de nucleaire dreiging niet uit de weg, maar hetzelfde kan niet gezegd worden over hun visie op het belang van de derde wereld in de Koude Oorlog. Hoewel door Elizabeth duidelijk gemaakt wordt dat “this whole thing's gonna be won or lost in the third world” (Schiff, Zicherman & Schwartz, 2014, Yousaf), geeft men in de reeks echter weinig aandacht aan de derde wereld. Op dit vlak zijn er vier uitzonderingen. In de reeks wordt meermaals verwezen naar Nicaragua als een communistisch bastion in Latijns-Amerika. Men toont ook een kamp waar militairen worden getraind door de VS om deze dreiging te bevechten. Verder wordt Philip ook geconfronteerd met de troepen van Al-Qaida wanneer hij zich voordoet als een CIA-agent. Verder wordt ook een hele aflevering besteed aan het belang van het beïnvloeden van Yousaf Rana, een officier van de Palestijnse ISI, die potentieel een informant zou kunnen zijn. Als laatste komen Philip en Elizabeth in de aflevering The Deal ook in aanvaring met de Mossad, de Israëlische inlichtingendienst. In diezelfde aflevering wordt ook verwezen naar hoe Moskou een groot deel Joodse Refusniks toestemming heeft gegeven om het land te verlaten. Deze vier uitzonderingen lijken misschien veel, maar zijn nooit echt goed uitgewerkt, ééndimensionaal en hebben amper een invloed op het verhaal zelf. Aanvaringen met agenten of burgers uit de derde wereld zijn meestal meer enkel manieren om het verhaal op te vullen, niets meer en niets minder.
Ook worden er amper maatschappelijke kwesties besproken in The Americans. De strijd rond de burgerrechten van zowel de afro-Amerikaanse als vrouwelijke gemeenschap wordt heel soms aangehaald, en in het laatste geval openlijk bekritiseerd door Elizabeth en Claudia, maar daar blijft het ook bij.
72
In het tweede seizoen is er echter ook aandacht voor de Freeze-beweging, of wat je er minstens de voorloper van kunt noemen. Paige, die in het tweede seizoen lid wordt van een jeugdbeweging georganiseerd vanuit een kerk uit haar buurt, gaat mee naar een protest tegen nucleaire wapens, waar ze ziet het de politie de pastoor die het protest voerde, arresteert. Dit voorval inspireert haar én een paar van haar medebetogers om soortgelijke daden van “burgerlijke ongehoorzaamheid” te plegen. Hoewel dit niet een specifieke vermelding is van de Freeze-beweging, is de aandacht die men eraan geeft wel kenmerkend voor de tijd, net zoals aangegeven in het deel rond de Koude Oorlog hierboven.
Als laatste wil ik het gebruik van cultuur in The Americans bespreken. De reeks zit propvol met culturele verwijzingen naar onder andere Raiders of the Lost Ark, The Rocky Horror Picture Show en Star Trek, maar haalt weinig tot niets uit met de culturele Koude Oorlog, behalve in twee gevallen. In het eerste geval, moeten we de aflevering Duty and Honor bekijken. In deze aflevering slagen Philip en zijn partner erin om Andrzej Bielawski, een gerespecteerde strijder voor Poolse onafhankelijkheid in diskrediet te brengen door een verhaal te verspreiden waarin hij de partner van Philip zogenaamd verkracht. Dit toont aan hoe de USSR probeerde de berichtgeving van het buitenland te manipuleren om aan de interne bevolking van de Sovjetunie een boodschap te laten doordringen. In het tweede geval moeten we kijken naar Operation Martial Eagle. Voor deze operatie drongen Philip en Elizabeth binnen in het kamp waar men de militairen die dienden te gaan vechten in Nicaragua trainde. Hun missie was om drie commandanten te liquideren en om foto’s te nemen van het kamp zelf. Deze foto’s werden door de Sovjetunie naar de media gelekt om de Amerikaanse overheid in diskrediet te brengen. Deze twee voorbeelden zijn respectievelijk voorbeelden van propaganda met een intern doel (de populatie van het eigen land onder controle houden) en propaganda met een extern doel (een rivaliserend land in diskrediet brengen). Meer aandacht wordt er niet gegeven aan de cultuur in de Koude Oorlog, behalve het feit dat Beeman geïnspireerd werd door een comic-serie over de FBI om later FBI-agent te worden. Hoewel beide landen in de reeks schijnbaar overgingen het gebruiken van cultuur en manipuleren van de media, valt op te merken dat de USSR zeer ernstige propaganda voerde in de reeks, terwijl men blind bleef voor zaken die de VS deed. En dit brengt met tot het laatste deel van deze analyse.
73
Door dit alles te bekijken vanuit een ander tijdsperk, wordt duidelijk dat op historisch vlak de reeks de Sovjetunie negatiever voorstelt dan de Verenigde Staten. De Sovjetunie wordt meestal gelijkgesteld aan een land met armoede, met een sterke achterstand op technologisch en wetenschappelijk vlak en dat ook wel eens durft om de media, al zij het op een indirecte manier, te manipuleren.
Deze vaststellingen zijn misschien wel gegrond in de werkelijkheid, maar er is maar weinig aandacht voor de zaken waarin de Sovjetunie een voorsprong had op de VS of voor de economische achterstand van bepaalde regio’s of maatschappelijke groepen in Amerika. Het gebruik van cultuur door de Amerikaanse overheid voor hun eigen belangen wordt ook amper aangehaald. Dit echter allemaal samengenomen brengt The Americans een relatief adequaat beeld van de tijdsgeest en de historische context, hoewel het soms ietwat te veel beïnvloedt wordt door een voorkeursbehandeling voor de VS, iets wat waarschijnlijk te verklaren is vanuit het feit dat de reeks Amerikaans van oorsprong is en omwille van het feit dat we weten dat uiteindelijk de Sovjetunie de strijd verliest. De reeks durft echter ook kritiek te geven op de Amerikaanse manier van leven en de visies van Reagan, terwijl het ook toont hoe men vanuit de Sovjetunie zelf probeert kritiek te geven op het eigen systeem.
6.3 Politieke analyse: werking, banden en standpunt 6.3.1 Intelligence: de KGB en de Rezidentura Voor we bepalen welke specifieke visie door The Americans wordt gehanteerd, kijken we eerst naar de werking van de inlichtingendiensten binnen de reeks. Beginnen doen we met de KGB. In de reeks wordt deze dienst gerepresenteerd als de spionage- en inlichtingendienst en vertegenwoordigt de dienst het Oosterse aspect van het verhaal. De KGB wordt in de reeks vertegenwoordigd door een aantal personen, die ofwel onder de noemer van Center, Rezidentura of illegaal vallen. De Rezidentura, de legale residentiële spionnen van de KGB, worden in de reeks gerepresenteerd als een dienst wiens voornaamste missie eruit bestaat om agenten in het land te beschermen en te begeleiden, met een nadruk op de werking van Directoraat S, de illegale spionnen van de dienst. Dit wordt uitgelegd door Arkady in de aflevering The Oath. Arkady: Our task here in the Rezidentura is to protect the interests and assets of the Soviet Union. Foremost omong our assets in the United States is a small number of brave patriots.
74
Nina: The illegals. Arkady: The illegals. One of your responsibilities now will be to assist me in guiding the activities of Directorate S. (Brand, Gibson, Dahl, 2013, The Oath) De werking van de legale Rezidentura blijft niet enkel beperkt tot het begeleiden en beschermen van Directoraat S. Men houdt zich ook bezig met een aantal andere zaken, zoals het geven van richtlijnen voor de verzameling van technologische en wetenschappelijke inlichtingen (Directoraat X) en met bepaalde aspecten van contraspionage. Directoraat S, een onderdeel van de KGB, bestaat uit het illegale netwerk van spionnen opgezet door de dienst in de Verenigde Staten. Na twee seizoenen zijn vijf personen gecategoriseerd als onderdeel van Directoraat S: Philip, Elizabeth, Emmett, Leanne en Jared als voorlopig lid. De reeks geeft een goed beeld van zowel de passievere en actievere activiteiten van de dienst. Directoraat S houdt zich vooral bezig met de verzameling van inlichtingen. Deze dienst legt een nadruk op de verzameling van inlichtingen vanuit menselijke bronnen (HUMINT). Dit reflecteert ook de nadruk die de KGB had gelegd op deze vorm van inlichtingenverzameling zoals aangetoond door Garthoff (2004). Men verkrijgt deze inlichtingen via verschillende wijzen. De voornaamst toegepaste manier in de reeks is het gebruiken van seks en/of het manipuleren van gevoelens van liefde en genegenheid. De voornaamste voorbeelden hier zijn de langdurige manipulatie van Martha door Philip door een relatie aan te gaan met haar onder valse naam, en uiteindelijk zelfs met haar te trouwen, maar ook de manipulatie van Muller door Elizabeth en de manipulatie van Beeman door Nina. Verder worden de inlichtingen ook vaak verkregen door er geld voor aan te bieden. Hier zijn de voornaamste voorbeelden zijn hier het betalen voor de blauwdrukken van het SDIrakettenschild en het geld dat Sanford vraagt voor zijn inlichtingen omtrent de Kolonel. Het verlenen van geld of manipulatie door liefde zijn de twee meest voorkomende manieren om inlichtingen te ontfutselen uit menselijke bron in de reeks. Verder zijn er ook nog een paar minder gebruikte manieren, zoals personen die inlichtingen verzamelen omdat het hen een kick geeft (Annelise), omwille van ideologische redenen (Gregory, de kolonel, Damran, Fred) of omwille van het feit dat ze afgeperst of bedreigd worden (Beeman, Larrick en Viola). Verder verkrijgt men ook vaak inlichtingen via elektronische maatregelen. Het voornaamste voorbeeld hier is het hacken van een server verbonden aan ARPANET, een toenmalige voorloper van het internet.
75
De reeks bekijkt ook meer klassieke situaties zoals het plaatsen van afluisterapparatuur in bureaus van hooggeplaatsten, zoals Gaad en toenmalig minister van Defensie Caspar Weinberger. Deze inlichtingen verzameld door Directoraat S kunnen zowel voor strategische, als voor tactische doeleinden gebruikt worden, al wordt er in de reeks vooral een nadruk gelegd op de eerste soort. Naast het verzamelen van inlichtingen staat Directoraat S ook in voor het vervullen van andere soort missies. Deze missies vormen een kleiner deel van de serie en staan ook in sommige gevallen los van de verhaallijn. De eerste soort missies is het verzorgen van gedwongen repatriëring. Het doel van deze missies is om dissidenten, overlopers of ontsnapten terug te brengen naar de USSR. Voorbeelden hiervan zijn de mislukte repatriëring van Timoshev, een ex-KGB-lid overgelopen naar de FBI voor een substantiële hoeveelheid geld en de geslaagde repatriëring van Baklanov, een Joodse wetenschapper die dicht betrokken was bij de ontwikkeling van stealth-technologie. Een tweede soort missie is het uitschakelen van personen die een gevaar vormen voor de Sovjetunie en diens invloedssfeer. Een voorbeeld hier is de liquideren van drie commandanten die specifiek opgeleid werden om te gaan vechten tegen de communistische dreiging in Nicaragua, of de moord van een aantal leden van Al-Qaida. Verder worden mensen die een bedreiging vormen voor de missie van Directoraat S of de werking van de KGB in het algemeen ook soms geliquideerd. Dit was te zien toen Directoraat S de missie kreeg om een huurmoordenaar uit West-Duitsland uit te schakelen gezien zijn acties een negatieve uitkomst hadden voor de globale missie. Als laatste dient Directoraat S ook soms informatie te verzamelen om de media kan manipuleren. Verder probeert de reeks ook een accuraat beeld te schetsen over hoe deze spionnen te werk gaan. Men representeert het gereedschap dat ze gebruiken niet als iets dat veel verder staat dan de gewone technologie en overdrijft niet met het gebruik van dekmantels en vermommingen. Verder probeert men ook relatief correct de manier te presenteren waarop men afspreekt met handlers, hoe men signalen stuurt en hoe men dead drops uitvoert. Wat ook opgemerkt dient te worden, is dat Directoraat S niet de enige dienst is die actief inlichtingen verzamelen. Zowel Oleg uit Directoraat X, als de Rezidentura hebben in de reeks pogingen ondernomen om inlichtingen te verzamelen. Als laatste kijk ik naar hoe de illegale spionnen gepresenteerd worden in de reeks. Het voornaamste wat me opvalt is dat er weinig aandacht gegeven wordt aan hoe men iemand opleidt tot illegaal en hoe ze hen daarna een specifiek land in smokkelen.
76
De reeks geeft enkele kleine inzichten, namelijk wanneer men de echte identiteit van Emmet en Leanne vindt en door middel van flashbacks naar de training van Philip en Elizabeth, maar daar blijft het bij. De reeks toont echter ook aan dat illegalen niet almachtig zijn. Zo worden de gevolgen van hun arrestatie of dood zeer ernstig voorgesteld en wordt op het einde van seizoen twee ook duidelijk gemaakt dat hun cover niet 100% waterdicht is om te kunnen infiltreren binnen bepaalde instellingen. Claudia: You do tremendous work, but your cover would never hold up to the type of background investigation required to join the CIA or FBI. (Fields & Weisberg, 2014, ECHO) De Rezidentura en Directoraat S staan onder het toezicht van Centre, het hoofdkwartier van de KGB in Moskou. Deze dienst staat grotendeels in voor de analyse van de verkregen inlichtingen. Dit gezegd zijnde, gaan de agenten van zowel de Rezidentura, als Directoraat S en X soms zelf over tot analyse. De reeks omarmt het idee dat Moskou vaak hun inlichtingen verkeerd analyseerde. Zo geeft Philip openlijk kritiek op Centre als het gaat over hoe ze de verkregen informatie over mogelijke nucleaire aanvallen zouden verwerken. Verder stelt hij dat door zijn langdurig verblijf in Amerika hij de Amerikanen snapt en niet in ideologische en psychologische blinde gaten valt. Philip: All these years walking these streets, living with these people, you still really don't understand this place. Haig could have 10 nuclear footballs. This still wouldn't be a coup. Elizabeth: Really? Philip: Yes, really. And if we send that to Moscow, they will go on high alert. And our command control isn't quite state-of-the-art. We will escalate. They will escalate. This thing will spin out of control. (Weisberg, Batistick, Fields & de Segonzac, 2013, In Control)
Het tweede voorbeeld over het misgebruiken van verkregen inlichtingen is het niet herkennen van de valse plannen die leidden tot het zinken van een prototype stealth-onderzeeër. In New Car geeft Oleg tegenover de Rezident openlijk kritiek op de analyse uitgevoerd door Moskou:
77
Arkady: A hundred and sixty young comrades died because of our sloppiness. Oleg: I don’t want to avoid blame but the Navy retrofitted a propeller on an Akula class, which is two classes bigger than what the Americans use this design for. And they tested it for only three weeks. The Admiral pushed it past the red line and it shattered the shaft. They rushed a testing period that should have taken five months into three weeks. And now they’re trying to blame us. (Ackerman & Dahl, 2014, New Car) Wat wel moet gezegd worden is dat de verkregen inlichtingen over het algemeen redelijk adequaat worden geanalyseerd, of soms maar gedeeltelijk verkeerd geïnterpreteerd worden. Dit alles brengt me tot de relatie tussen de leden van de Rezidentura, de leden van Directoraat S en de KGB zelf. De relatie tussen Moskou aan de ene kant en Directoraat S en de Rezidentura aan de andere kant, is op zijn zachts gezegd gespannen te noemen. Meermaals doorheen de reeks hebben leden van beide instellingen kritiek op de werkwijze van Moskou, gaande van te extreme reacties op politieke gebeurtenissen, het verplichten van agenten tot het uitvoeren van gevaarlijke en praktisch onmogelijke opdrachten en een gebrek aan organisatie binnen de organisatie zelf. Daartegenover staat dat de leden van beide organisaties meestal de bevelen uitvoeren die de KGB voor hen uitgeeft. De relatie bekeken vanuit het perspectief van Moskou toont aan hoe wantrouwig de KGB staat tegenover Directoraat S. Dit wantrouwen komt vaak tot een hoogtepunt dat Moskou tot zeer extreme maatregelen dwingt. Een eerste voorbeeld hiervan is te zen in de aflevering Trust Me. In deze aflevering worden Philip en Elizabeth door KGB-agenten ontvoerd en gemarteld, zowel op psychologisch als fysiek vlak. De hele operatie was een politieke beslissing om de loyaliteit van de twee agenten te bevestigen. Dit leidde op zijn beurt tot ernstige spanningen tussen Philip, Elizabeth en Moskou. Het tweede voorbeeld is te vinden in de laatste aflevering van het tweede seizoen, ECHO. In deze aflevering blijkt dat de KGB achter de rug van Emmett en Leanne om is gegaan, met als doel hun zoon Jared in te lijven binnen Directoraat S tegen hun wensen in. Dit alles leidt uiteindelijk tot de dood van de twee agenten, waarna Jared en Moskou deze hele affaire in de doofpot proberen te steken. Dit zorgt ook voor een sterke vertrouwensbreuk tussen Moskou en Philip en Elizabeth die na dit fiasco het bevel krijgen om Paige in te lijven binnen de dienst. Dit alles zorgt ervoor dat het echtpaar dreigt te stoppen als Moskou ook maar durft contact op te nemen met hun kinderen.
78
Bevelen worden ook vaak genegeerd en Directoraat S gaat vaak over tot missies waartoe ze niet bevoegd werden. De band tussen de Rezidentura en Directoraat S is iets beter, maar blijft gespannen. Hoewel de missie van de Rezidentura er onder andere in bestaat om illegalen te beschermen, komt er veel kritiek vanuit het werkveld, die de dienst als traag en inefficiënt beschouwt. Claudia: Things are gonna happen fast. The Rezidentura will be worthless, slow, unreliable. We both know it. I can say it. (Weisberg, Batistick, Fields & de Segonzac, 2013, In Control) 6.3.2 Counterintelligence: FBI Counterintelligence Taskforce Waar de KGB de rol van inlichtingendienst op zich neemt, wordt de FBI in de reeks gerepresenteerd als de contraspionagedienst die de VS beschermt van de KGB, met een sterke focus op de Amerikaanse kant van het verhaal. Deze dienst wordt in de reeks vooral vertegenwoordigd door Stan Beeman, Chris Amador en Frank Gaad. Zoals we hiervoor al lazen, bestaat de werking van counterintelligencediensten uit twee aspecten: beveiliging en contraspionage. Als we kijken naar beveiliging, merken we meteen op dat deze dienst zich daar niet echt mee bezig houdt. Beveiliging van belangrijke zaken zoals ARPANET, stealthtechnologie en ECHO wordt verzorgd door de instellingen die omgaan met deze gevoelige data. Zo wordt bijvoorbeeld stealth bewaakt door het Departement van Defensie. De beveiliging van de FBI gebouwen zelf wordt zelfs soms geoutsourcet. Dit zien we in de aflevering COMINT. In deze aflevering wordt duidelijk gemaakt dat de communicatielijnen gebruikt door agenten van de FBI beveiligd wordt door een externe onderneming. De beveiligingstak van de counterintelligence diensten worden dus amper behandeld in de reeks. Een moeilijk geval is echter de vervalsing van de plannen die gestolen werden door Philip en Elizabeth. Gezien deze plannen mogelijk vervalst werden door één van de counterintelligencediensten, kan dit mogelijk gezien worden als een aspect van beveiliging. Dit was echter niet noodzakelijk de FBI. Kritiek op inadequate beveiliging wordt in de reeks echter niet uit de weggegaan. Zo is de interne beveiliging van de FBI uitermate laks, iets wat meermaals opgemerkt wordt door Martha en haar ook in de mogelijkheid stelt om gevoelige documenten te ontfutselen. De voornaamste taak van het Counterintelligence Taskforce bestaat vooral uit opdrachten van contraspionage. Een groot onderdeel van deze werking is het verzamelen van inlichtingen omtrent de werking van buitenlandse inlichtingendiensten binnen de Verenigde Staten en het potentieel infiltreren van deze diensten. 79
In de reeks is er sprake twee bronnen die exhaustief gebruikt worden door de FBI. De eerste was Nikolai Timoshev, een ex-kolonel binnen de KGB die instond voor het trainen en superviseren van Directoraat S. Timoshev liep voor de reeks begon over naar de Verenigde Staten voor een substantiële hoeveelheid geld en informeerde de FBI over de illegale spionnen in hun land. De tweede en voornaamste bron is Nina Sergeevna Krilova, een officier binnen de Rezidentura. Nina wordt afgeperst door Beeman nadat ze werd betrapt tijdens het smokkelen van stereo’s naar Rusland voor haar familie. Ze levert in de reeks een tijdlang informatie aan Beeman in ruil voor uiteindelijke exfiltratie uit de Rezidentura. Naarmate de reeks vordert, begint ze echter ook informatie los te krijgen uit Beeman, die ze uiteindelijk meldt aan de Rezidentura. Deze twee bronnen zijn misschien wel de meest gebruikte bronnen door de FBI, maar niet de enige. Wat echter wel opgemerkt moet worden, is dat de twee bronnen beide overlopers zijn, een cruciale figuur in contraspionage, zoals hierboven al opgemerkt. De tweede doelstelling van de FBI is het opsporen en neutraliseren van agenten van buitenlandse inlichtingendiensten actief binnen het grondgebied van de VS en agenten in het buitenland. In de reeks wordt er sterk ingegaan op deze missie. Wat echter opvalt is dat niet alleen de agenten van Directoraat S en de Rezidentura het doelwit zijn van deze missie. Personen die de diensten helpen, zoals bijvoorbeeld Gregory, worden actief opgespoord nadat ze zijn geïdentificeerd en zelf personen die een bewezen link hebben met één of meerdere agenten, ongeacht wat die link ook mag zijn, kunnen het onderwerp uitmaken van zo’n onderzoek. Dit werd duidelijk toen de verloofde van overleden agent Robert opgespoord werd, zonder dat echt duidelijk was wat haar rol was in het volledige verhaal. Een ander spraakmakend voorbeeld was Jared. Beeman onderzocht wat hij precies wist over het geheime leven van zijn ouders, zonder exact te weten of hij al dan niet iets te maken had met de KGB. Verder gaat de FBI ook actief op zoek naar mogelijke informanten en mollen binnen andere diensten of externe bedrijven. Het voornaamste voorbeeld hier is te vinden in aflevering Martial Eagle. In deze aflevering ondervraagt Beeman alle werknemers van een extern militaire onderneming die werken met gevoelige data, inclusief Fred, een informant van Directoraat S. Elimineren van agenten van de KGB kwam weinig voor in de reeks en werd zelden rechtstreeks gepleegd door de FBI zelf. In de aflevering Covert War zien we hoe het hoofd van Directoraat S geliquideerd wordt, gemonteerd boven een speech van agent Gaad:
80
They kill us, we kill them. It's the world we live in. But even in this world, there are lines that can't be crossed. At this moment, three high-level KGB officers are being targeted in Moscow, including Viktor Zhukov, head of Directorate S. There will be no sanctuary, no safety, not even in their own homes. We're going to find them, and we're going to kill them. This isn't a cold war. There's nothing cold about the covert, violent exchanges between the United States and the Soviet Union. They've killed not only our agents, but our citizens. And for that, they'll pay. (Brand, Gibson & Kassel, 2013, Covert War) Terwijl deze speech probeert een beeld op te wekken van de zogenaamde onzichtbare oorlog als een ernstig en bloederig conflict, komt er in de reeks amper zoiets voor. De enige liquidatie van een KGB-agent, gepleegd door een FBI-agent komt voor in de aflevering Safe House. De liquidaties van de drie topagenten in Moskou in de aflevering Covert War werd niet georganiseerd door de FBI, maar door de CIA, hoewel de FBI wel betrokken was in de operatie. Ook wordt door de FBI vaak gekozen om geïdentificeerde agenten niet om het leven te brengen, gezien ze extra informatie kunnen opleveren. Ze kunnen worden geschaduwd en in sommige gevallen poogt men om deze agenten te overtuigen om voor de FBI zelf te werken. De verzamelde inlichtingen worden door de dienst meestal zelf geanalyseerd. Dit gebeurt meestal op een relatief correcte manier. Wat wel opvalt is dat de analyse van de verzamelde inlichtingen door de dienst, vaak gebeurd in samenwerking met andere overheidsdiensten, zoals het Departement van Justitie en het Departement van Mobiliteit. Wat wel moet opgemerkt worden bij het analyseproces van de FBI is dat ze zeer bedreven zijn in het correct linken leggen tussen verschillende gebeurtenissen die niet echt iets met elkaar te maken hebben. Dit zorgt voor een relatief minder realistisch beeld en wekt de indruk dat de correcte analyse van de inlichtingen meer toegepast wordt als iets om het verhaal te laten vorderen, dan als een accurate representatie van de werkelijkheid. Om dit deel af te ronden, kijken we naar de relaties tussen de FBI en andere overheidsinstellingen en bedrijven. Hoewel in de eerste aflevering een groot teken van vertrouwen wordt getoond vanuit de overheid naar de FBI, blijkt dat de FBI maar weinig geloof heeft in andere instellingen op vlak van contraspionage. In de reeks bekritiseren agenten van het Counterintelligence Taskforce soms hun collega’s van andere afdelingen binnen de FBI als traag of overbodig.
81
Verder wordt er vaak een beeld geschetst die de andere instellingen en bedrijven representeert als compleet incapabel op vlak van contraspionage en beveiliging. Ook over de bureaucratie van de Amerikaanse overheid rept de reeks amper een goed woord. Dit komt tot uiting in de volgende dialoog tussen Beeman en een hooggeplaatste ambtenaar van het Departement van Justitie. DOJ: You are the first FBI agent who's ever asked to see me, Beeman. We have layers of management to keep this from happening. Beeman: I know that, sir. They tried to manage me. DOJ: But? Beeman: I believe the KGB has kidnapped a scientist to work on some kind of project of theirs. I need the code-word clearance to look into it. DOJ: I know all about it, Agent Beeman. I did, in fact, discuss it with your supervisor, Agent Halliwell. The D.O.D. handles their own security for their top-secret military projects. Are they good at it? I have no idea. Probably not, given all the shit the Soviets have stolen going back to the atom bomb, but until the President puts the Pentagon under the control of the Justice Department, I can't do anything about it. Beeman: Can't you get me the code-word clearance to get me into the project? DOJ: No. Beeman: Can't the President? You develop instincts, sir. With all due respect, I can feel this about to happen. I can feel it happening now. The head of the Rezidentura's Science and Technology department is deeply involved in this. I can stop him. But the goddamn bureaucracy is killing us. DOJ: Beeman, I am the goddamn bureaucracy. (Ackerman & Dahl, 2014, New Car) Kortom, de politieke relaties tussen de FBI en andere overheidsdiensten zijn – net zoals de relaties tussen Directoraat S, de Rezidentura en Moskou – gespannen te noemen. Hoewel in de dienst niet vaak bevelen worden opgelegd, moet opgemerkt worden dat in de reeks soms ook zaken extrajudicieel worden behandeld. In de aflevering Safe House wordt een extrajudiciële missie opgezet door verantwoordelijken van zowel de CIA als de FBI. Deze missie leidt uiteindelijk tot de dood van één van de agenten binnen de Rezidentura. 82
De gevolgen van deze hele missie waren uitermate groot dat Gaad, het de facto hoofd van het Counterintelligence Taskforce, zijn functie tijdelijk kwijtraakte en diende te verschijnen voor een comité om deze daden te verantwoorden. Dit werd uiteindelijk afgehandeld door een afspraak tussen het hoofd van de Rezidentura en Gaad zelf. 6.3.3 De politieke visie: demoniserend, tolererend of verwelkomend? Na de werking van deze diensten te hebben besproken, kom ik bij het deel die één van de belangrijkste vragen van deze thesis aanpakt: welk beeld van spionage en contraspionage gebruikt men in The Americans? Zoals we hierboven hebben besproken, identificeerde Gary Marx drie verschillende soorten beeldvorming: demoniserende, tolererende en verwelkomende beeldvorming. Dit kan min of meer geïntegreerd worden met de slingerbeweging die Kackman vaststelde. Spionagereeksen kunnen een pro-nationalistisch en positief beeld schetsen van inlichtingendiensten of net een kritischer beeld schetsen over de werking van deze instellingen. Nu, waar bevindt The Americans zich op dit spectrum? Hoewel we hierboven aangetoond hebben dat we in ons huidige post-Koude Oorlogstijdperk terug meer en meer evolueren naar een meer verwelkomende beeldvorming van spionage, kunnen we toch stellen dat in The Americans ruimte is voor kritiek en negatievere beeldvorming. Dit wil echter niet zeggen dat de reeks louter kritiek spuwt en zeer intolerant staat tegenover de werking van beide diensten. De voornaamste boodschap die de reeks wil doorgeven is vooral het aan het licht brengen van het feit dat zulke zaken daadwerkelijk zijn gebeurd gedurende de Koude Oorlog. The Americans is niet de eerst die deze boodschap geeft, maar doet dit op een andere manier dan zijn voorgangers. De reeks representeert zowel de FBI, als de KGB als diensten die hun werk doen, en in de uitoefening daarvan allebei discutabele zaken plegen. De reeks geeft geen beeld waar de ene kant sowieso beter is dan de andere. Laat me een paar voorbeelden geven om dit ietwat duidelijker te maken: -
In de reeks wordt op een gegeven moment FBI-agent Chris Amador omwille van een misverstand gevangengenomen door Directoraat S, waarna hij bezwijkt aan zijn verwondingen. De reactie van de FBI op het moment van zijn ontdekking is om de eerder gevangengenomen KGB-agent te vermoorden, gevolgd door een missie waar drie hooggeplaatste officials ook om het leven worden gebracht. De KGB besluit op hun beurt om de escalatie te stoppen;
83
-
Hoewel in de agenten van Directoraat S meermaals mensen afpersen en intimideren om zodanig inlichtingen te verkrijgen, kan hetzelfde gezegd worden over de FBI, die zowel Nina, als de stereoverkoper waarmee ze samenwerkte, sterk onder druk zette en in het geval van Nina zelf in essentie dreigde om ze over te leveren aan de Sovjetunie, met strenge straffen in het vooruitzicht;
-
In de reeks wordt ook getoond hoe een deel van een militair trainingskamp wordt uitgemoord. Het gros van de moorden in de reeks worden ook gepleegd door leden van Directoraat S. Dit betekent niet dat de Amerikaanse kant van het verhaal één is zonder bloedvergieten. Ook agenten van de FBI en Amerikaanse militairen moorden en op een zeker moment laat de VS via valse plannen zelfs een volledige onderzeeër zinken, met meer dan 100 Russische soldaten aan boord.
-
Ook lopen de interne werking en politieke banden van beide organisaties ongeveer gelijk. De analyse van inlichtingen en het verkrijgen ervan zijn in beide instellingen niet perfect georganiseerd en leden van beide instellingen uiten meermaals kritiek hierop en op de relatie met andere instellingen.
In essentie probeert The Americans niet aan te tonen hoe goed/slecht de twee verschillende instellingen hun werd deden. De reeks accepteert dat ze hun werk deden en dat door beide kanten bekritiseerbare zaken gebeurden. De reeks volgt naar mijn inzien de tweede soort beeldvorming: de tolererende beeldvorming. De werking van de beide instellingen wordt in relatief realistisch in beeld gebracht, hun discutabele acties inbegrepen. Deze acties worden niet gedemoniseerd, ze worden gewoon getoond. Sommige acties krijgen gevolgen, andere niet. Wat mij opviel toen ik naar de reeks keek, was het gevoel van ambiguïteit dat ik ervoer, net zoals Mandel het beschreef. In de reeks kon ik nooit echt zeggen of er wel zoiets was als een correcte handeling in bepaalde gevallen. Moest iemand me vragen wie nu de protagonisten en antagonisten zijn, zou ik zelfs geen antwoord kunnen geven. De reeks slaagt erin om beide instellingen min of meer gelijkwaardig te representeren en toont ook de noodzaak voor deze reeksen aan zonder de werking ervan op het hemelen. The Americans slaagt in het opzetten van een tolererende beeldvorming omwille van drie kernaspecten van het verhaal. Allereerst is er de historische context. Het feit dat de reeks een nadrukkelijke accent legt op een relatief correcte beeldvorming van het Reagan-tijdperk in de Koude Oorlog, zorgt er niet enkel voor dat we de drijfveren van de Amerikanen snappen, maar ook die van de Sovjetunie. De USSR voelt zich bedreigd door de verkiezing van Reagan, wat ervoor zorgt dat de KGB meer en vaker in actie zal moeten schieten. 84
De FBI krijgt op hun beurt van Reagan meer en verdergaande bevoegdheden op vlak van contraspionage. Het representeren van deze context en het oog hebben voor historische gebeurtenissen en de veranderende relaties tussen de twee grootmachten leidt ertoe dat de reeks ons een platform geeft om te snappen waarom beide diensten doen wat ze doen en wat het belang ervan is. Ook is op dit specifiek vlak er niet echt volledig sprake van een positievere representatie van de Amerikaanse kant van het verhaal. Wanneer de reeks zich inzoomt op de inlichtingenkant van het verhaal, verwatert de positievere visie en ontstaat er ruimte voor kritiek en wordt de FBI niet per sé beter gerepresenteerd dan zijn tegenstander. Het tweede kernaspect dat bijdraagt tot een tolererende beeldvorming is het feit dat de reeks de historische context bekijkt vanuit het standpunt van de KGB en van de FBI. Deze twee standpunten zorgen ervoor dat we de werking en drijfveren van de diensten beter kunnen begrijpen, wat uiteindelijk zorgt voor een beter begrijpen van de instellingen acties van beide instellingen. Ook zorgt het feit dit ervoor dat we niet echt kunnen zeggen dat de ene beter is dan de andere en opent dit de deur voor kritiek, geuit door zowel de tegenstander, als door de agent van de eigen dienst. Het derde aspect dat ik wil bespreken is het feit dat in de reeks zeer veel gebruik gemaakt wordt van drama. In de reeks wordt er vaak drama gekoppeld aan het verloop van bepaalde opdrachten. Het feit dat de hoofdpersonages, werkzaam in beide instellingen, niet ongevoelig staan tegenover hun acties zorgt ervoor dat wij als kijker ook meer sympathie krijgen voor hun acties. Deze sympathie kan er aan de ene kant voor zorgen dat we minder geneigd zullen zijn om kritiek te uiten op hun acties, maar zorgt er ook voor dat we ons beter kunnen inleven in de situatie, wat ertoe kan leiden dat we hun acties kunnen begrijpen, wat ons dichter brengt tot het tolereren van hun daden. Dit betekent niet dat de reeks geen oog heeft voor kritiek. Zoals we hierboven al lazen wordt er door de agenten zelf kritiek geuit op de eigen organisatie. Soms wordt er ook kritiek geuit op de tegenstander. Deze komt echter niet vaak voor en is meestal ideologisch van aard en sterk veralgemenend. De geuite kritiek is meestal geen demoniserende kritiek, maar eerder constructief. Zoals ik eerder al zei gaat het in de reeks meer over het accepteren en tolereren van deze diensten, niet om ze zwart te maken. Echt harde kritiek wordt door de reeks amper geuit.
85
Het is dan ook moeilijker om vanuit onze huidige tijdsgeest terug te kijken naar het Koude Oorlogstijdperk en er accurate kritiek erop te geven, zeker over een onderwerp waar er relatief weinig over gepubliceerd is. Zoals we hierboven al lazen is dat ook niet echt de bedoeling van makers van de reeks zelf. Door de combinatie van het tolereren van het spionage- en contraspionagesysteem in de reeks met ruimte voor kritiek geeft de reeks en zijn makers wel ruimte voor een conversatie te starten over dit onderwerp, net zoals vele andere reeksen voor hen dit deden. Verder toont de reeks ook het belang van een goede spionage- en contraspionagedienst in de Koude Oorlog aan, zonder per sé in een klassiek verhaal te vallen. De morele dualiteit die Mandel beschreef, is zeker terug te vinden in deze reeks, na misschien een tijd weg te zijn geweest uit de populaire spionagemedia. Dit gezegd zijnde, is er nog altijd sprake van een meer positievere representatie van de Amerikaanse kant van het verhaal.
6.4 Ideologische en post-structurele kritiek Nu we de historische context en politieke visie hebben besproken, halen we in dit laatste deel de ideologische en post-structurele aspecten van de reeks aan. Beginnen doen we met de ideologische analyse. In essentie probeert de reeks de beide grootmachten en hun spionageen contraspionagediensten als gelijkwaardige spelers te representeren, elk met hun eigen mening over hoe een staat en (contra)spionagediensten dienen te moeten worden georganiseerd. Verder geven ze kritiek op de andere grootmacht. Deze kritiek wordt echter meestal niet geuit door politiek hoog geplaatsten en zijn meestal individueel, veralgemenend en soms demoniserend. De reeks probeert het klassieke wij/zij-denken dat alomtegenwoordig was in de klassieke reeksen te overstijgen en kiest hier weer voor een ambigue standpunt. In de reeks is er dus ruimte voor nuance, hoewel deze meestal niet echt uitgesproken is. Als je in de reeks naar bepaalde dialogen luistert waarin te horen valt dat de tegenstander monsters zijn, of dat kapitalisme onrechtvaardig is of dat de Sovjetunie beter is in het vermoorden van mensen, kan je stellen dat de reeks een uitgesproken mening vormt over deze gebeurtenissen. Al deze uitspraken gebeuren echter ofwel door een individu die zeer negatief tegenover de tegenstander staat en sterk oppervlakkige visie hanteert, of door mensen die onder sterke druk staan door de gebeurtenissen die zich afspelen in de reeks. Hoewel het misschien een stap te ver is om te stellen dat in de reeks vaak respect getoond wordt voor de tegenstander, is het toch belangrijk om aan te halen dat men over het algemeen niet honderd procent antagonistisch staat tegenover elkaar.
86
De reeks hanteert dus niet echt een puur zwart/wit beeld, maar besluit de grondmachten zelf en de relaties tussen hen realistischer te presenteren, met oog voor nuance, zonder invloed van dogma’s en vooronderstellingen. De visie van de reeks valt volgens mij samen te vatten in een mening die George Smiley uit in de film Tinker, Tailor, Soldier, Spy uit 2011, wanneer hij een gesprek herinnert die hij voerde met één van de kopstukken van de KGB uit de film: We're not so different, you and I. We've both spent our lives looking for the weakness in one another's systems. Don't you think it's time to recognize there is as little worth on your side as there is on mine? (Bevan et al., 2011, Tinker Tailor Soldier Spy) De reeks is echter niet zo nihilistisch ingesteld als Smiley. Op post-structureel vlak vermijdt de reeks een directe uitspraak over de correcte waarden in de wereld. Zowel waarden gehanteerd vanuit een communistisch perspectief, als uit een kapitalistisch of ander perspectief hebben elk hun eigen waarde. De reeks probeert, naar mijn inzien, een beeld te schetsen waar niet zo zeer algemene waarden absoluut correct kunnen zijn, maar legt zijn accent meer op hoe individuen waarden ervaren. Personen uit de Sovjetunie kunnen in de reeks zich identificeren met waarden uit de Verenigde Staten en omgekeerd: Philip en Oleg staan bijvoorbeeld niet zo negatief tegenover het leven in een kapitalistische samenleving, maar vullen toch bepaalde aspecten van hun leven nog altijd in volgens waarden die ze verkregen vanuit hun tijd in de Sovjetunie. Aan de andere kant van het spectrum staat Beeman, die ondanks het opgroeien en leven in een kapitalistische systeem, toch valt voor Nina, een Sovjetagente die volledig andere waarden hanteert dan zijn vrouw en het zijn net die waarden die hem meer doet thuis voelen bij Nina. Het vermijden van zowel het hanteren van de klassiekere zwart/wit-denkbeelden tegenover spionage en geopolitiek, samen met deze individualistische invalshoek over de invulling van universele waarden en normen, zorgt ervoor dat de reeks op een hoger niveau nog altijd zijn tolererende visie in stand blijft houden.
87
6.5 Besluit Na te hebben gekeken naar zowel de historische context en de politieke, ideologische en poststructurele context in de reeks, kan ik concluderen dat in de reeks zelf een relatief tolererende visie gehanteerd wordt om te kijken naar de werking van spionage- en contraspionagediensten. De reeks onderbouwt dit tolererend beeld via een goed uitgebouwde historische context binnen de reeks, het hanteren van zowel het standpunt van de FBI en KGB, en in het verlengde hiervan de standpunten van de USSR en de VS, een dramatisch aspect binnen de reeks, het niet-hanteren van een ideologisch dualistische visie en door een focus te leggen op de individualistische aard van de invulling van universele waarden en normen. De reeks hemelt het verleden niet op, maar geeft ook geen snoeiharde kritiek. Dit betekent niet dat er geen ruimte is voor dit laatste, maar kritiek in de reeks is ofwel té extreem, geuit door radicalen of door mensen met een oppervlakkige visie, ofwel eerder constructief, zonder echt door te dringen tot op het bot van het onderwerp waarop kritiek geuit wordt. Dit sluit volgens mij nauw aan bij de bevindingen van Mandel, die stelt dat het spionageverhaal wel kritiek geeft op het inlichtingenapparaat, zonder alles wat ermee te maken heeft te verwerpen. Het voornaamste doel van deze reeks is volgens mij dan ook het openen van een conversatie over wat er gebeurd is in de Koude Oorlog op vlak van inlichtingensysteem door te proberen een relatief realistisch beeld te schetsen, met oog voor nuance en kritiek op beide kampen. Het opstarten van zo een gesprek, buiten academische teksten, moeilijke termen en meer verborgen informatie zorgt ervoor dat wij als maatschappij ook een beter beeld krijgen van wat er exact gebeurd is, waarom dit gebeurd en wat onze rol is binnen dit onderwerp. Door terug te kijken naar wat velen de Gouden Eeuw van spionage noemen en hierrond een conversatie te starten, kunnen we tot een beter begrijpen komen van zowel de organisatie, het doel en de werking van inlichtingendiensten zowel toen als nu. Het hanteren van een tolererende visie doorheen het gros van de reeks, draagt bij tot het creëren van deze discussie. De tolererende visie van The Americans is dan misschien wel één van de grootste sterktes van deze reeks, maar is tegelijkertijd één van de grootste zwaktes ervan. Mensen die naar de reeks kijken en verschillende aspecten ervan anders gaan bekijken, vanuit een andere visie kunnen tot ander conclusies komen of blijven vastzitten in klassieke denkbeelden. Ook trapt de reeks meestal ook maar open deuren in, zonder echt een revolutionair nieuw licht te werpen op de werking van het inlichtingenapparaat. Dit was ook niet de bedoeling van de makers van de reeks, wat me meteen brengt tot een volgend zwak punt van de reeks: het is maar fictie. 88
De reeks onderbouwt de gebeurtenissen in de reeks amper: sommige zaken zijn geworteld in de werkelijkheid en ook de historische context is goed uitgewerkt, maar nergens in de reeks wordt absoluut bewijs gegeven van bepaalde zaken. Hoewel dit de conversatie niet per se ondermijnt, kan dit er toch voor zorgen dat we een conversatie krijgen over zaken die sowieso al verkeerd gerepresenteerd zijn. Het laatste zwakke punt dat ik wil aanhalen is de iets positievere beeldvorming voor de Amerikaanse kant van het verhaal. Deze positievere representatie is echter meer gericht op de volledige historische context en is minder van toepassing bij de representatie van de inlichtingendiensten. Toen ik aan deze thesis begon dacht ik dat The Americans een baanbrekende reeks zou zijn, die een nieuw beeld zou hanteren die iedereen die ernaar keek een nieuw inzicht zou verlenen in de wereld van inlichtingendiensten. En tot op een zeker niveau heeft de reeks dit ook proberen te doen, maar op een andere manier dan ik had gedacht. Het tolereren van de werking van deze diensten en het representeren van zowel de grootmachten als hun inlichtingenapparaat als gelijken is al eerder gedaan, maar niet zo heel veel in de mainstream entertainmentmedia. The Americans heeft in zijn eerste twee seizoenen niet geprobeerd om een meedogenloze kritiek neer te pennen tegen alles en nog wat dat maar iets met inlichtingendiensten te maken had, maar heeft ook niet geprobeerd om de waarheid te verdoezelen. Het toont ons ongeveer wat er gebeurd is, hoe het gebeurd is en geeft ons de mogelijkheid om hierover te praten en zelf een mening te vormen, net zoals de personages in de reeks dit doen. De reeks dwingt je om na te denken over wat jij persoonlijk vindt van de gebeurtenissen die er de revue passeren en laat je inmiddels zelf de vraag stellen: “Wat zou ik doen in die bepaalde situatie?”. De reeks trapt geen deuren in, maar geeft in een tijdperk waar we langzamerhand opnieuw beginnen te evolueren naar een verwelkomende, nationalistischere visie tegenover het inlichtingenapparaat, terug wat ruimte voor het opstarten van een conversatie rond dit onderwerp dat openstaat voor zowel kritische, als verwelkomende uitgangspunten.
89
7. Algemene conclusie 7.1 De onderzoeksvragen Laten we in deze conclusie eens bekijken hoe de onderzoeksvragen werden aangepakt in deze thesis. De culturele criminologie werd grondig verklaard, met extra uitleg over wat nu exact cultuur is. Hier zijn we tot de conclusie gekomen dat er niet zoiets bestaat als een vaste cultuur, maar dat cultuur meer en meer vloeibaar is geworden in de laatmoderniteit. Ook het belang van de representatie van wethandhavingsdiensten is besproken geweest, waar we voor de eerste keer kennis maakten met drie mogelijke uitgangspunten die gehanteerd worden bij het representeren van deze diensten: de verwelkomende visie, de tolererende visie en de demoniserende visie.
De Koude Oorlog werd in deze thesis ontleedt als een multidimensionaal conflict tussen twee kampen. Dit conflict werd gekenmerkt door zijn niet-militair karakter en was vooral een politiek en economisch conflict, met een ideologische grondslag dat sterk geglobaliseerd was. Ook zagen we hoe de kans op een nucleair treffen in deze definitie werd meegenomen. Cultuur in de Koude Oorlog werd ook besproken. Hier werden de concepten “culturele Koude Oorlog” en “Koude Oorlogscultuur” besproken en werd al snel duidelijk hoe belangrijk cultuur was binnen de Koude Oorlog. De culturele strijd tussen de twee grootmachten en de binnenlandse culturele reacties op conflict, speelden een grote rol in het verloop en einde van de Koude Oorlog.
Spionage en contraspionage werden in het licht van de begrippen intelligence en counterintelligence gekaderd, waarna ik de aanzienlijke sterkte punten van het gebruik van illegale spionnen in het buitenland aanhaalde. Ook werden de zwaktes van deze spionnen aangehaald en heb ik proberen te duiden wat hun rol is in de geopolitieke wereld en hoe ze deze vervullen en hoe ze uiteindelijk de mogelijkheid krijgen om dit te doen. Verder werd ook aangegeven dat het belang van spionage en inlichtingenverzameling in de Koude Oorlog niet overschat mag worden: vaak waren er amper of geen inlichtingen voorhandig, waren ze onvolledig of werden ze verkeerd geanalyseerd. De rol van inlichtingendiensten in de Koude Oorlog mag ook niet overschat worden, gezien ze toch een invloed hadden op de politieke relaties en op het verkrijgen van bepaalde technologieën door de tegenstander. Een standpunt aannemen over het belang van spionage en contraspionage in de Koude Oorlog wordt verder bemoeilijkt door de gecensureerde, foutieve, onvolledige of onbestaande documentatie afkomstig vanuit de diensten zelf. 90
De ideologische functies en politieke visie van het spionageverhaal werd gedefinieerd als iets dat in een continue evolutie is. De klassiekere werken uit dit genre waren nog altijd sterk integratief, net zoals hun voorhangers, de detectiveverhalen. Toch zagen we dat door de diversificatie van het spionageverhaal en de inherent aanwezige morele ambiguïteit ook plaats ontstond voor kritiek binnen de spionageverhalen. Hetzelfde kan gesteld worden over spionagereeksen, die aanvankelijk sterk nationalistisch en integrerend waren. Vanaf de jaren ’60 ontstond er ook ruimte voor kritiek binnen deze reeksen. Spionnen verdwenen echter uiteindelijk van de buis, maar kritiek op overheidsdiensten bleef in reeksen zoals The X-Files bestaan. We zagen ook hoe we in de meer modernere reeksen meer evolueren richting de klassiekere, verwelkomende beeldvorming. Het spectrum waarop deze representatie zich beweegt, valt uiteen in drie delen: verwelkomend, tolererend of sterk bekritiserend.
The Americans hanteert volgens mijn analyse in de tolererende visie, waarin nog altijd plaats is voor het bekritiseren én verwelkomen van deze inlichtingendiensten. Deze visie werd behaald door het hanteren van een historisch perspectief, het hanteren van twee uitgangspunten, die van de KGB en die van de FBI, en het gebruik van drama in de reeks. De reeks neemt geen sterke standpunten in en vermijdt ideologische discussies. Ook pretendeert de reeks niet dat er universele waarheden zijn, maar hanteert men een meer humaan individualistische visie. Deze reeks trapt geen deuren in, maar stelt ons wel in staat om een gesprek te starten rondom de inlichtingendiensten en hun werking, zowel in het verleden als in het heden.
7.2 De beperkingen Deze conclusies brengen me bij de beperkingen van dit onderzoek. Vooraleerst is de filmische analyse van de reeks subjectief. Andere mensen kunnen andere conclusies trekken uit het analyseren van de reeks. Dit gezegd zijnde, is deze thesis in dit opzicht een eerste stap in de richting van een discussie, maar meer hierover in het volgende deel. Deze resultaten zijn ook niet veralgemeenbaar. Meer zelfs, ze zijn niet veralgemeenbaar voor de volledige reeks. Wanneer ik dit besluit aan het schrijven ben, is het derde seizoen van de reeks al uitgezonden op FX, met een vierde seizoen in de maak voor volgend jaar en mogelijk meer seizoenen in de toekomst. Mijn thesis focuste zich op twee seizoenen, de helft van wat er zeker nog zal komen en mogelijk nog een kleiner deel van het volledige verhaal.
91
Ook gaat dit verhaal niet op voor iedere inlichtingendienst over de volledige wereld in ieder tijdperk. We keken voornamelijk naar de representatie van twee diensten in de Koude Oorlog, met hier en daar wel een andere speler. De conversatie die de reeks kan starten, kan ook moeilijk worden uitgebreid naar andere diensten. Maar na het aangeduid hebben van deze twee grote beperkingen van dit onderzoek, is het ook tijd om te kijken naar wat de toekomst brengt.
7.3 De toekomst Deze thesis is een eerste stap naar een volledige analyse van The Americans specifiek en een groot aantal spionagereeksen in het algemeen. De criminologische wereld kan hierop voortbouwen en kijken hoe andere reeksen bepaalde zaken representeren, welke visies door welke reeksen gehanteerd worden en hoe deze reeksen de conversatie over de werking van inlichtingendiensten beïnvloeden. Dit kan allemaal verder geduid worden met mogelijke nieuwe conclusies over de werkelijke werking van deze diensten. Kort samengevat zijn er volgens mijn nog drie werkvelden waarin verder onderzoek niet per sé noodzakelijk is, maar wel van harte welkom: het onderzoeksterrein rond de werking, organisatie en de verschillende aspecten van inlichtingendiensten; het terrein waarin men zich focust op het hoe en de waarom van de culturele representatie van wethandhavingsdiensten in het algemeen en op specifiek vlak de inlichtingendiensten en het terrein dat zich bezighoudt met de culturele, politieke, ideologische en post-structurele aspecten van deze representaties en hun invloed op de conversatie die wij als maatschappij hebben over deze diensten. Deze onderzoeken zullen naar mijn inzien zelfs goed samenvallen met de huidige actuele trend die ook Kackman (2005) identificeerde: spionnen zijn trendy en hip. In 2015 zijn er al minstens drie spionagefilms de revue gepasseerd die met open armen ontvangen werden door het algemeen publiek: Kingsman: The Secret Service, Spy en Mission: Impossible – Rogue Nation. Dit zijn niet de enige films en deze worden nog opgevolgd door andere spionagefilms dit jaar, zoals de nieuwe Bondfilm Spectre of de revival van The Man From U.N.C.L.E., die in augustus in de zalen komt. Maar het blijft niet bij deze reeksen alleen. Televisieseries rondom inlichtingendiensten, zoals Archer, Homeland, 24 of Deutschland 83 worden met open armen onthaald door het algemene publiek. Het blijft zelf niet beperkt tot spionagereeksen: The XFiles maakt zijn retour en soortgelijke series zoals Warehouse 13, House of Cards of Eureka komen ook terug. Maar daar blijft het niet bij.
92
In de gamesector passeren er meer en meer spionagegames de revue, zowel bij de AAAgames (voorbeelden zijn de Splinter Cell-games, Thief of de Metal Gear-serie), als bij de indie titels , met op kop Invisible Inc. Ook binnen de literaire wereld komen spionnen terug: de Alex Hunter-reeks van Horowitz is nog altijd populair en boeken van James Bond worden heruitgegeven. Meer zelfs, binnen de comicwereld komen er meer en meer comics uit die draaien rond spionage (Secret, Grayson: Agents of Spiral) of andere wethandhavingsdiensten representeren (The Manhattan Projects, Chew, Suicide Squad, …). Ook de nieuwsmedia presenteert vaak informatie over inlichtingendiensten, kijk maar naar de affaire Snowden bijvoorbeeld. Kortom, aan ander onderzoeksmateriaal is er geen gebrek. Elk van deze culturele uitdrukkingen kunnen ons een nieuw bril geven waarmee we naar inlichtingendiensten kunnen kijken, of onze bestaande ideeën bestendigen. Maar hoe je het ook draait of keert: inlichtingendiensten zijn een deel van onze maatschappij, ons leven en onze cultuur en het bestuderen van hoe wij als maatschappij deze diensten representeren in onze cultuur kan ons informatie bijbrengen. Via deze informatie kunnen we proberen een conversatie op te starten over de werking van deze diensten. Let wel, deze reeksen zijn geen wondermiddelen. Conversaties over de werking van fictieve diensten zijn geen conversaties over de werking van echte diensten, maar het is een begin. En zoals iedereen weet, is alle begin moeilijk, zeker als we het hebben over een dienst die voor een groot deel van de samenleving relatief onbekend is. En dit kan misschien wel de grootste troef zijn van de bovenstaande voorbeelden: ze maken iets onbekend net dat ietsje bekender.
93
Bibliografie Literatuur Ahern, S. (2011). Black, White and Shades of Gray: Blundering Espionage and the Politics of Spy vs. Spy. Retrieved from http://www.academia.edu/563950/Black_White_and_Shades_of_Gray_Blundering_Espionag e_and_the_Politics_of_Spy_vs._Spy Barak, G. (1995). Media, Crime and Justice, A Case for Constitutive Criminology. In Ferrell, J. & Sanders, C. R. (Eds.), Cultural Criminology (pp. 142-166). Boston, MA: Northeastern university press. Bovenkerk, F. (2008). Cultuur in de Nederlandse criminologie. In Siegel, D., van Gemert, F. & Bovenkerk, F. (Eds.), Culturele criminologie (pp. 9-21). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Boyd, D. (2015). Daughters of the KGB: Moscow’s secret spies, sleepers and assassins of the Cold War. Stroud: The History Press. Breuil, B. C. O. (2011). Alles stroomt…? Over ‘cultuur’ in de culturele criminologie. Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit 1(0), 18-33. Retrieved from http://www.bjutijdschriften.nl/tijdschrift/tcc/2011/0/TCC_2211-9507_2011_001_000_002 Casey, R. D. (1944). What is propaganda? [pamphlet]. Retrieved from http://www.historians.org/about-aha-and-membership/aha-history-and-archives/gi-roundtableseries/pamphlets/what-is-propaganda Chapman, R. (2007). Cold War Legacies: The Migration and Transformation of Popular/Unpopular Culture. Journal of Cold War Studies, 9(3), 137-144. Retrieved from: http://muse.jhu.edu/journals/cws/summary/v009/9.3chapman.html Clerix, K. (2015, March 19). België zit Russisch spionnenkoppel op de hielen. Mondiaal Nieuws. Retrieved from http://www.mo.be/nieuws/belgi-zit-russisch-spionnenkoppel-op-dehielen Clerix, K. (2015, March 21). Achter de schermen: Russische overloper briefte Belgische contraspionage. Mondiaal Nieuws. Retrieved from http://www.mo.be/nieuws/de-geheimenvan-een-charmante-herberg-aan-de-leie
94
Critchlow, D. T. (2013). When Hollywood Was Right: how movie stars, studio moguls and big business remade American politics. New York, NY: Cambridge University Press. Del Pero, M. (2014). Incompatible Universalisms: The United States, the Soviet Union and the Beginning of the Cold War. In Kalinovsky, A. M. & Daigle, C. (Eds.), The Routledge Handbook of the Cold War (pp. 3-16). New York, NY: Routledge. Dickenson, B. (2006). Hollywood’s New Radicalism: war, globalisation and the movies from Reagan to George W. Bush. New York, NY: I.B. Tauris & Co. Federal Bureau of Investigation. (2011, October 31). Operation Ghost Stories: Inside the Russian Spy Case [Press release]. Retrieved from http://www.fbi.gov/news/stories/2011/october/russian_103111/russian_103111 Ferrell, J. (2011). Cultural Criminology [Web document]. Retrieved from http://blogs.kent.ac.uk/culturalcriminology/files/2011/03/cult-crim-blackwell-ency-soc.pdf Ferrell, J., Hayward, K. J, & Young, J. (2008). Cultural criminology. London: Sage. Ferrell, J. & Sanders, C. R. (1995). Culture, Crime, and Criminology. In Ferrell, J. & Sanders, C. R. (Eds.), Cultural Criminology (pp. 3-21). Boston, MA: Northeastern university press. Gaddis, J. L. (2011). The Cold War. London: Pinguin. Garthoff, R. L. (2004). Foreign Intelligence and the Historiography of the Cold War. Journal of Cold War Studies, 6(2), 21-56. Retrieved from http://muse.jhu.edu/journals/cws/summary/v006/6.2garthoff.html Godson, R. (2011). Dirty Tricks or Trump Cards: U.S. Covert Action and Counterintelligence (11th ed.). Retrieved from https://books.google.be/books?id=bepNAQAAQBAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=g bs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false Hattenhauer, D. (1984). Ronald Reagan’s Political and Cultural Folklore: the Puritan and Frontier Traditions and the ‘third half of the pie’. The Journal of Historical Review 5(2,3,4), 325-347. Retrieved from http://www.ihr.org/jhr/v05/v05p325_Hattenhauer.html Hayward, K. & Young, J. (2007). Cultural criminology. In Maguire, M., Morgan, R. & Steiner, R. (Eds.), The Oxford Handbook of Criminology (4th edition) (pp. 102-121). Oxford: Oxford University Press Inc. 95
Hitz, F. P. (2008). Open source intelligence. In Johnson, L. K. (Ed.), Handbook of intelligence studies (pp. 129-147). London, Routledge. Jeffreys-Jones, R. (2009). The historiography of the FBI. In Johnson, L. K. (Ed.), Handbook of intelligence studies (pp. 39-51). London, Routledge. Jenkins, T. (2012). The CIA in Hollywood: How The Agency shapes Film and Television. Austin, TX: University of Texas Press. Johnson, L. K. (2009). Introduction. In Johnson, L. K. (Ed.), Handbook of intelligence studies (pp. 1-14). London, Routledge Jowett, G. S. & O’Donnell, V. (2014). Propaganda and Persuasion (6th ed.). Thousand Oaks, CA: SAGE Publications Inc. Kackman, M. (2005). Citizen spy : television, espionage, and cold war culture. Minneapolis, MN: University of Minnesota press. Kohn, E. (2015). The Americans: Were the KGB the good guys? [Article on the BBC Culture site]. Retrieved from http://www.bbc.com/culture/story/20150128-were-the-kgb-the-goodguys Kushner, M. S. (2002). Exhibiting Art at the American National Exhibition in Moscow, 1959: Domestic Politics and Cultural Diplomacy. Journal of Cold War Studies, 4(1), 6-26. Retrieved from http://muse.jhu.edu/journals/cws/summary/v004/4.1kushner.html Kydd, E. (2011). The critical practice of film : an introduction. Basingstoke: Palgrave Macmillan. Mandel, E. (1984). Delightful murder : a social history of the crime story (2nd ed.). London: Pluto press. Marx, G. T. (1995). Electric Eye in the Sky: Some Reflections on the New Surveillance and Popular Culture. In Ferrell, J. & Sanders, C. R. (Eds.), Cultural Criminology (pp. 106-141). Boston, MA: Northeastern university press. Mastny, V. (2009). How Able Was “Able Archer”?: Nuclear Trigger and Intelligence in Perspective. Journal of Cold War Studies, 11(1), 108-123. Retrieved from: http://muse.jhu.edu/journals/cws/summary/v011/11.1.mastny.html McCauley, M. (1998). The Longman Companion to Russia since 1914. Harlow: Longman. 96
McDermott, R. (2002). Arms Control and the First Reagan Administration: Belief-Systems and Policy Choices. Journal of Cold War Studies, 4(4), 29-59. Retrieved from: http://muse.jhu.edu/journals/cws/summary/v004/4.4mcdermott.html Miller, T. (2003). Spyscreen : espionage on film and TV from the 1930s to the 1960s. Oxford: Oxford university press. Moran, C. (2013). Ian Fleming and the Public Profile of the CIA. Journal of Cold War Studies, 15(1), 119-146. Retrieved from http://muse.jhu.edu/journals/cws/summary/v015/15.1.moran.html Nehring, H. (2012). What was the Cold War? English Historical Review (127)527, 920-949. Retrieved from http://ehr.oxfordjournals.org/content/127/527/920.full Pauwels, L. (2012). Op zoek naar de oorzaken van criminaliteit? Een inleiding in de etiologische criminologie. Gent: Academia Press. Presdee, M. (2000). Cultural criminology and the carnival of crime. London: Routledge. Richelson, J. T. (2009). The technical collection of intelligence. In Johnson, L. K. (Ed.), Handbook of intelligence studies (pp. 105-117). London, Routledge. Ringstad, A. (2012). The Evolution of American Civil Defense Film Rhetoric. Journal of Cold War Studies, 14(4), 93-121. Retrieved from: http://muse.jhu.edu/journals/cws/summary/v014/14.4.ringstad.html Roberts, A. (2010). An 'incredibly swift transition': reflections on the end of the Cold War. In Ryan, D. (2005). Mapping Containment: The Cultural Construction of the Cold War. In Field, D. (Ed.), American Cold War Culture (pp. 50-68). Edinburgh: Edinburgh University Press. Ryan, M. & Lenos, M. (2012). An introduction to Film Analysis: technique and meaning in narrative film. London: Continuum. Sachleben, M., & Yenerall, K. M. (2012). Seeing the bigger picture : American and international politics in film and popular culture (2nd ed.). New York, NY: Peter Lang. Sanders, C. R. & Lyon, E. (1995). Repetitive Retribution: Media Images and the Cultural Construction of Criminal Justice. In Ferrell, J. & Sanders, C. R. (Eds.), Cultural Criminology (pp. 25-44). Boston, MA: Northeastern university press.
97
Saunders, F. Stonor. (2000). The cultural cold war: the CIA and the World of Arts and Letters. New York, NY: New Press. Schuilenberg, M., Siegel, D., Staring, R. & van Swaaningen, R. (2011). Over cultuur en criminaliteit. Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit 1(0), 3-17. Retrieved from http://www.bjutijdschriften.nl/tijdschrift/tcc/2011/0/TCC_2211-9507_2011_001_000_001 Schwartz, L. H. (2009). Political warfare against the Kremlin: US and British propaganda policy at the beginning of the Cold War. Basingstoke: Palgrave Macmillan. Shaw, T. (2001). The Politics of Cold War Culture. Journal of Cold War Studies, 3(3), 59-76. Retrieved from http://muse.jhu.edu/journals/cws/summary/v003/3.3shaw.html Shulsky, A. N. & Schmitt, G. J. (2002). Silent Warfare: Understanding the World of Intelligence (3rd ed.). Dulles, VA: Potomac Books, Inc. Smets, J. (2015, April 15). Sovjetmollen in Yankeeland. De Morgen, pp. 26. Staring, R. & van Swaaningen, R. (2010). Naar een kwalitatieve crimininologie. De relatie tussen theorie, onderzoeksvragen en methode. In Decorte, T. & Ziatch D. (Eds.), Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie (2nd ed.) (pp. 34-74). Leuven: Acco. Steele, R. D. (2009). Open source intelligence. In Johnson, L. K. (Ed.), Handbook of intelligence studies (pp. 129-147). London, Routledge. Stutje, J. W. (2007). Ernest Mandel : rebel tussen droom en daad, 1923-1995. Antwerpen: Houtekiet. Suri, J. (2002). Explaining the End of the Cold War: A New Historical Consensus? Journal of Cold War Studies (4)4, 60-92. Retrieved from http://muse.jhu.edu/journals/cws/summary/v004/4.4suri.html Taylor, I., Young, J., & Walton, P. (1973). The new criminology : for a social theory of deviance. London: Routledge and Kegan Paul. Taylor, R. (1998). Film propaganda: Soviet Russia and Nazi Germany (2nd ed.). London: Tauris. The Americans. (n.d.). In Wikipedia. Retrieved November 24, 2014, from http://en.wikipedia.org/wiki/The_Americans_%282013_TV_series%29
98
Troy, G. (2007). Morning in America: How Ronald Reagan invented the 1980’s. Princeton, NJ: Princeton University Press. Van Swaaningen, R. (2008). Culturele criminologie en het kritische perspectief. In Siegel, D., van Gemert, F. & Bovenkerk, F. (Eds.), Culturele criminologie (pp. 23-38). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Vanden Berghe, Y. (2002). De Koude Oorlog. 1917-1991 (4th Ed.). Leuven: Acco. Vanden Berghe, Y., Bosscher, D., & Coolsaet, R. (2008). De koude oorlog : een nieuwe geschiedenis (1917-1991) (5th Ed.). Leuven: Acco. Weisberg, J., Fields, J., Yost, G., Falvey, J., Frank, D., O’Connor, G. & Sackheim, D. (Producers). (2015) Operation Ghost Stories: The Real Directorate “S” [Motion picture]. United States: Twentieth entry Fox Home Entertainment LLC. West, N. (2009). Cold War intelligence defectors. In Johnson, L. K. (Ed.), Handbook of intelligence studies (pp. 229-236). London, Routledge. Westad, O. A. (2013). Reviewing the Cold War: Approaches, Interpretations, Theory. New York, NY: Routledge. In Leffler M. P. & Westad, O. A. (Eds.), The Cambridge History of the Cold War, Volume 3: Endings (pp. 513-534). Cambridge: Cambridge University Press. Andere media Ackerman, P. (writer) & Dahl, J (Director). (2014). New Car [Television series episode]. In Falvey, J.; Fields, J.; Darryl, F.; O’Connor, G., Weisberg, J., & Yost, G. (producers), The Americans. New York, NY: FX Network. Bevan, T. (producer), Courson, O. (producer), Halpern, R. (producer), Hayward, D. (producer), le Carré, J. (producer), Morgan, P. (producer), Urbanski, D. (producer) & Alfredson, T. (Director). (2011). Tinker, Tailor, Soldier, Spy [Motion Picture]. France: StudioCanal. Brand, J. (writer) & Hoblit, G. (Director). (2014). Stealth [Television series episode]. In Falvey, J.; Fields, J.; Darryl, F.; O’Connor, G., Weisberg, J., & Yost, G. (producers), The Americans. New York, NY: FX Network. Brand, J. (writer), Gibson, M. J. (writer) & Kassell, N. (director). (2013). Cover War [Television series episode]. In Falvey, J.; Fields, J.; Darryl, F.; O’Connor, G., Weisberg, J., & Yost, G. (producers), The Americans. New York, NY: FX Network. 99
Brand, J. (writer), Gibson, M. J. (writer) & Dahl, J. (director). (2013). The Oath [Television series episode]. In Falvey, J.; Fields, J.; Darryl, F.; O’Connor, G., Weisberg, J., & Yost, G. (producers), The Americans. New York, NY: FX Network. Falvey, J.; Fields, J.; Darryl, F.; O’Connor, G., Weisberg, J., & Yost, G. (producers). (2013). The Americans – Season 1 [Television Series]. New York, NY: FX Network. Falvey, J.; Fields, J.; Darryl, F.; O’Connor, G., Weisberg, J., & Yost, G. (producers). (2014) The Americans – Season 2 [Television Series]. New York, NY: FX Network. Fields, J. (writer), Weisberg, J. (writer) & Sackheim, D. (director). (2014). ECHO [Television series episode]. In Falvey, J.; Fields, J.; Darryl, F.; O’Connor, G., Weisberg, J., & Yost, G. (producers), The Americans. New York, NY: FX Network. Schiff, S. (writer), Zicherman, S. (writer) & Schwartz, S. (Director). (2014). Youssaf [Television series episode]. In Falvey, J.; Fields, J.; Darryl, F.; O’Connor, G., Weisberg, J., & Yost, G. (producers), The Americans. New York, NY: FX Network. Weisberg J. (writer), Batistick, M (writer), Fields, J. (writer) & de Segonzac, J. (Director). (2013). In Control [Television series episode]. In Falvey, J.; Fields, J.; Darryl, F.; O’Connor, G., Weisberg, J., & Yost, G. (producers), The Americans. New York, NY: FX Network. Weisberg J. (writer), Batistick, M (writer) & O’Conner, G. (Director). (2013). Pilot [Television series episode]. In Falvey, J.; Fields, J.; Darryl, F.; O’Connor, G., Weisberg, J., & Yost, G. (producers), The Americans. New York, NY: FX Network.
100