College IX: Het einde van de Koude oorlog: het mirakel van 1989 en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie De gebeurtenissen in het jaar 1989 leken vanuit westers perspectief haast miraculeus: in het tijdsbestek van een jaar vielen de meeste communistische regimes in Midden- en OostEuropa om. Dit had men niet zien aankomen: er werd over het algemeen vanuit gegaan dat de imperialistische Sovjet-Unie haar invloedssfeer nooit zomaar zou opgeven. Die beeldvorming was zo sterk dat het feit dat de communistische regimes zelf zieltogend waren gewoonweg niet werd gezien. Ook werd niet gezien dat de noodzaak voor de SovjetUnie deze regimes te onderhouden langzamerhand verdween: de bufferzone van de SovjetUnie was immers aangelegd uit angst voor een mogelijk revanchistisch Duitsland, mogelijkerwijs in combinatie met de Verenigde Staten. De Sovjet-Unie had echter steeds minder reden daarvoor te vrezen: de akkoorden tussen West-Duitsland, de Sovjet-Unie en andere oostbloklanden onder Willy Brandt, het feit dat zowel de DDR als de BRD het nonproliferatieverdrag hadden ondertekend droegen daartoe bij. Het belangrijkste was echter de conferentie van Helsinki en de daarmee gepaarde erkenning van de huidige landsgrenzen. Daarbovenop kwam nog dat in West-Duitsland een aanzienlijke en actieve vredesbeweging was ontstaan. Een tweede functie voor de oostbloklanden was dat zij aan de Sovjetburgers moesten laten zien dat het socialisme internationaal was en dat vele landen zich daar ‘spontaan’ toe hadden bekeerd. De noodzaak voor die functie verdween echter op de achtergrond vanwege Gorbatsjovs democratisering. Hierbij zou het behulpzaam zijn als ook de satellietstaten een dergelijke weg in zouden slaan. Men kan zich afvragen of de kosten nog wel opwogen tegen de baten. De militaire bezetting en ondersteuning van de Oost-Europese landen was zeer kostbaar voor de Sovjet-Unie (die 90% van de kosten van het Warschaupact droeg). De economieën van de satellietstaten hadden via het Comecon altijd ten dienste gestaan van de Sovjeteconomie, maar doordat de industrie in de satellietstaten steeds meer technologisch verouderd raakte was dat steeds minder mogelijk. De Sovjet-Unie subsidieerden de satellieteconomieën door middel van goedkope grondstoffenleveranties. De satellietstaten waren in feite een verliespost geworden voor de Sovjet-Unie en de satellietstaten hadden inmiddels bij westerse banken grote schulden opgebouwd. Voor de Sovjet-Unie was het voor de eigen modernisering nodig om ongehinderde toegang te hebben tot westerse technologie. Men kan niet anders dan tot de conclusie komen dat de Koude Oorlog moest worden afgebouwd voor de hervormingen in de Sovjet-Unie. Zeker als ook de militaire uitgaven van de Sovjet-Unie mee worden gewogen. Gorbatsjov ondervond tegen dat streven natuurlijk weerstand van conservatieve communisten én het militaire apparaat van de Sovjet-Unie. Gorbatsjov wilde vermijden dat er bloedige opstanden uitbraken in de satellietstaten die tot een conflict met de Sovjet-Unie zouden lijden. Wel koesterde hij de hoop dat de nieuwe regimes vriendschappelijke banden zouden houden met de Sovjet-Unie en lid zouden blijven van het Warschaupact. Hij ging er ook vanuit dat Duitsland opgesplitst zou blijven. In de satellietstaten was de economische achteruitgang t.o.v. het westen overduidelijk geworden. In de meeste satellietstaten had men toegang tot westerse media en had men een beeld gekregen van de westerse consumptiemaatschappij. Het verlangen daarnaar was de belangrijkste katalysator geweest voor de gebeurtenissen in 1989. Glasnost en Perestrojka in de Sovjet-Unie waren daarbij een belangrijk voorbeeld. In de satellietstaten geloofde men niet dat de troepen van het Warschaupact nog zouden ingrijpen om hervormingen tegen te gaan. Gorbatsjov had in juli 1989 immers duidelijk gebroken met de Brezjnev-doctrine. Gorbatsjov had het grappend de ‘Sinatradoctrine’ genoemd
83/104
naar het liedje ‘My Way’: de Sovjet-Unie zou de satellietstaten voortaan hun eigen koers laten bepalen; de Sovjet-Unie had niet het recht zich daarin te mengen. In deze context kan men natuurlijk verwachten dat zodra een regime zou omvallen, de anderen snel zouden volgen. De veranderingen die in 1989 plaatsvonden gingen echter veel verder dan op voorhand door de hoofdrolspelers werden verwacht.
§IX.1.
Omwenteling in Hongarije
Hongarije was het eerste land dat letterlijk aan het IJzeren gordijn zaagde. De Hongaarse communistische partij was al verdeeld geweest in een reformistische en een nietreformistische vleugel, waarbij de eerste vleugel vanaf 1988 de overhand had gekregen. Dat betekende dat de positie van partijleider János Kádár onhoudbaar was geworden (hij had immers de Sovjet-Unie in 1956 gedekt). Hij werd op 8 mei 1989 tot erevoorzitter van de partij benoemd en op een zijspoor gezet. De nieuwe partijleider Károly Grósz stelde een technocraat, Miklós Németh aan als premier. Németh zocht contact met de oppositie en voerde wetten in over vrijheid van vergadering en vereniging en maakte het mogelijk om politieke partijen op te richten. Uiteraard poogde hij ook het nodige te doen tegen de economische problemen waar het land mee te kampen had. Hongaren kregen ook toestemming om vrij naar het westen te reizen. De Hongaren braken in mei 1989 de fysieke grens tussen Oostenrijk en Hongarije af; het IJzeren Gordijn werd geslecht. Ondertussen verzamelden zich in Hongarije ook Oost-Duitsers met als doel door te reizen naar West-Duitsland. Na een onderhoud met Gorbatsjov kregen de Hongaren toestemming deze Oost-Duitsers door te laten reizen. Dit was uiteraard een destabilisering van het regime in Oost-Duitsland. Op 16 juni werd Imre Nagy, inmiddels volledig gerehabiliteerd, onder grote publieke belangstelling en in aanwezigheid van Nemeth herbegraven. Het decommunistificatieproces was ingeslagen: de communisten wilden echter wel invloed houden op het land, al was het maar voor hun eigen positie. Tijdens het congres van 6-10 oktober hief de communistische partij zichzelf daarom op en vormde zich om tot de Hongaarse Socialistische partij met sociaaldemocratische omslag. Deze partij verwierf tijdens de verkiezingen van maart 1990 nog maar 9% van de stemmen.
§IX.2. Polen In Polen bestond natuurlijk al langer en gespannen situatie. Solidarność en Lech Wałęsa bleven onverminderd populair maar ook verboden. Het regime van Jaruzelski poogde wel te hervormen, maar die hervormingen stelden weinig voor en werden door de bevolking systematisch geboycot. In 1988 moedigde Gorbatsjov het regime aan Solidarność te erkennen. Jaruzelski was aanvankelijk tegen, maar omdat hij ook niet beter wist wat er te doen viel stemde hij in met erkenning en met de instelling van rondetafelgesprekken met de oppositie (waarvan Solidarność de belangrijkste vertegenwoordiger was). Deze begonnen op 6 februari 1989 en werden op 5 april afgesloten met een akkoord: de vakbond zou gelegaliseerd worden, er zouden democratische verkiezingen komen en politieke en economische hervormingen. Daarbij zouden oppositie en communisten voorlopig de macht delen. Tijdens de verkiezingen van 4-18 juni werd de complete senaat gekozen en ruim 35% van de leden van de Sejm (lagerhuis). Dit werd voor Solidarność een enorme overwinning: ze veroverden 99/100 senaatszetels en alle 161 verkiesbare zetels in de Sejm. De Poolse geheime politie en Jaruzelski wilden als reactie de noodtoestand uitroepen en de verkiezingsuitslagen ongeldig verklaren, maar Gorbatsjov steunde dit voorstel niet; Gorbatsjov heeft meermaals moeten voorkomen dat er alsnog een staatsgreep plaats zou hebben in Polen. In een soort van compromis benoemde de senaat en Sejm Jaruzelski op 19 juli tot president.
84/104
Solidarność verzekerde Gorbatsjov van het lidmaatschap van het Warschaupact en met zijn zegen kreeg Polen zijn eerste niet-communistische regering geleid door de journalist Tadeusz Mazowiecki. De Poolse communistische partij besefte dat Polen niet langer een communistische staat zou zijn: op 28 december schrapte het parlement, met communistische instemming, de grondwetsartikelen over de leidende rol van de communistische partij.
§IX.3. Die Wende in de DDR De DDR verkeerde in zwaar weer: economisch ging het niet goed en vele Oost-Duitsers wilden naar het Westen vertrekken. DDR leider Honecker beweerde ondertussen dat glasnost en perestrojka in de DDR overbodig waren: de DDR was de productiefste communistische staat en de levensstandaard was er het hoogste. De veertigste verjaardag van de DDR in oktober 1989 werd dan ook groots gevierd. Het aantal vluchtelingen naar het westen nam dan ook met rasse schreden toe, daarbij kwam de klap van de opening van het IJzeren Gordijn in Hongarije, maar ook het feit dat OostDuitsers via de West-Duitse ambassades in Praag en Warschau poogden het land te verlaten. Er ontstond een oppositiebeweging Neues Forum dat op 4 oktober vrije en democratische verkiezingen eiste. De positie van Honecker was onhoudbaar geworden en hij werd op 18 oktober door het Centrale Comité vervangen door Egon Krenz. Hij wilde anders dan Honecker geen gewelddadig ingrijpen op protestanten en hij besefte ook dat Gorbatsjov het regime niet militair zou steunen. Hij stond daarom een koers voor die leek op die van Dubček: de SED zou een machtsmonopolie behouden, maar het socialisme zou een menselijk gezicht krijgen. De oppositiebeweging die ontstaan was groeide echter almaar en die stonden overduidelijk geen machtsmonopolie voor de SED voor. Betogingen bleven groeien én inmiddels werd onder de lijfspreuk ‘Wir sind das Volk’ gedemonstreerd, vanaf 30 oktober werd in Leipzig voor het eerst de spreuk ‘Wir sind ein Volk’ gehoord. Omdat de DDR inmiddels naarstig opzoek was naar geld zocht het contact met WestDuitsland. Kanselier Helmuth Kohl was bereid de DDR geld te lenen op voorwaarde van vrije verkiezingen. Op 4 november dwongen betogingen in Oost-Berlijn de regering geleid door premier Willi Stoph tot aftreden, er kwam een nieuwe regering geleid door de hervormingsgezinde partijchef van Dresden Hans Modrow. Op 9 november werd besloten dat alle Oost-Duitsers vrij konden uitreizen, als zij over een paspoort zouden beschikken. De aankondiging van deze maatregel ging echter dermate klungelig dat tienduizenden Oost-Berlijners direct naar de grensovergangen gingen; de grenswachten waren dermate verbijsterd dat de grensovergangen zonder geweld in een keer open gingen; de Berlijnse muur was gevallen. Zowel in Oost- als in West-Duitsland heerste nu een euforische stemming en betogers eisten nu duidelijk de Duitse hereniging, waar Helmut Kohl meteen op insprong met een programma voor Duitse Hereniging: een confederatie die zou lijden tot een federale Duitse staat, met daarin een democratische en een op vrijemarkteconomie overgeschakelde DDR. Onder druk van de demonstraties schrapte ook de SED op 22 november de leidende rol van de SED uit de grondwet. Demonstraties bleven echter voortgaan: in Leiptzig werd het hoofdkantoor van de Stasi begin december bestormd door een woedende menigte die in Leiptzig eerder een levende ketting hadden gevormd onder de leuze ‘Eén natie, één vaderland, één staat’. Krenz trad op 6 december af en werd als partijvoorzitter vervangen door Gregor Gysi. De SED veranderde de naam op 16 december in SED/PDS en op 4 december tot PDS (Partij van het Democratisch Socialisme). In feite bestond er geen communistische partij meer en stonden de wegen naar het westen wagenwijd open. Iedere dag vertrokken 2000 OostDuitsers naar het westen. Een situatie die zowel voor de DDR als de BRD onhoudbaar was.
85/104
Een hereniging van Duitsland zou noodzakelijk zijn, maar daarvoor was wel de instemming nodig van de VS, Sovjet-Unie, Frankrijk en Groot-Brittannië.
§IX.4. Ontwikkelingen in andere communistische landen §IX.4.1. Tsjechoslowakije De ontwikkelingen in Tsjechoslowakije volgden de algemene lijn die ook in Hongarije, Polen en de DDR had plaats gevonden: de druk op het regime werd na betogingen steeds groter waarbij een hervormingsbeweging ontstond met de schrijver en dissident Václav Havel steeds meer aanhang verkreeg. Op 29 november werd de leidende rol van de communistische partij afgeschaft en op 7 december trad de communistische regering die al nietcommunisten had opgenomen af. Op 10 december werd een nieuwe regering gevormd met een meerderheid van niet-communisten. Gustáv Husák trad af als president. Op 28 december coöpteerde het door communisten gevormde parlement Alexander Dubček tot lid en benoemden hem tot parlementsvoorzitter, de volgende dag werd Havel tot president gekozen door datzelfde parlement. Tsjechoslowakije kende zijn eigen Fluwele revolutie. §IX.4.2. Bulgarije Ook in Bulgarije waren er de nodige problemen: economische stagnatie en een vervuilende industrie. Er waren geen voedselproblemen, maar er was wel een lage levenstandaard. Er ontstond een oppositiebeweging onder de naam ecoglasnost maar deze werd door partijleider Todor Zjivkov gehinderd. De communistische partij bracht de 78-jarige Zjivkov, reeds 35 jaar partijleider, in een paleisrevolutie ten val. Gesteund door Moskou en hervormingsgezinde ministers dwong minister Petar Mladenov Zjivkov op 10 november af te treden. Mladenov stelde zich tot doel een verlicht communisme in te voeren, maar ondertussen stonden ook in Bulgarije demonstranten op. Op 11 december kondigde Mladenov vrije en democratische verkiezingen af. De communistische partij deed op 13 december afstand van haar leidende rol in de maatschappij. §IX.4.3. Roemenië Roemenië had zwaar te leiden onder de politiek van Ceaușescu: om de schulden van Roemenië had hij een streng fiscaal beleid geïntroduceerd, waarin voor binnenlandse consumptie nauwelijks ruimte was: Roemenen hongerden uit en er was geen goede medische zorg. Tegelijkertijd sloopte Ceaușescu diverse megalomane projecten zoals de bouw van een paleis in Boekarest waarvoor complete woonwijken werden gesloopt. Roemenen durfden echter niet hun protest te laten horen vanwege de gevreesde veiligheidsdienst Securitate. Binnen de communistische partij ontstond langzamerhand een beweging richting een paleiscoup, onder de noemer Front voor Nationale Redding spanden meerdere communisten waarschijnlijk met Sovjet-inspanning tegen Ceaușescu samen. Ook de Securitate en het leger spanden waarschijnlijk tegen Ceaușescu samen. Een paleiscoup kwam er evenwel niet omdat op 15 december in de stad Timișoara een volksopstand uit brak, waarin de grote Hongaarse minderheid een rol speelde. Op 17 december openden het leger en de Securitate het vuur op de menigte waarbij enkele slachtoffers vielen. Betogingen breidden zich daarna uit; Ceaușescu werd op 21 december in Boekarest door een menigte uitgejouwd. Ook in Boekarest werd op de menigte geschoten. Uiteindelijk nam het Front voor Nationale Redding de macht over, het echtpaar Ceaușescu vluchtte en werd op 25 december na een schijnproces door het leger ter dood gebracht. Het Front moest ondertussen doen alsof ze nu pas in actie waren gekomen en ensceneerde een burgeroorlog waarin het leger de macht moest veroveren op de Securitate. De slachtofferaantallen werden bewust opgeschroefd om de Securitate in diskrediet te brengen (60000 terwijl er in werkelijkheid 1104 slachtoffers vielen). De leider van het front Ion Iliescu liet zich op 26 december tot president uitroepen en op 29 december werden democratisering en vrijemarkteconomie aangekondigd. De communistische kliek geleid door Iliescu bleef echter nog jarenlang het land besturen en hield elke wezelijke hervormingen en vrijemarkteconomie tegen.
86/104
§IX.4.4. Albanië en Joegoslavië Vreemde eenden in de bijt waren Joegoslavië en Albanië. In dat laatste land veranderde er eigenlijk vrij weinig. De stalinistische dictator Enver Hoxha was in 1985 overleden en opgevolgd door Ramiz Alia. Alia poogde voorzichtige betrekkingen aan te gaan met de SovjetUnie en de Verenigde staten, maar het regime hield vooralsnog stand. In Joegoslavië was Tito op 4 mei 1980 overleden, maar het land bleef een communistische federale staat die ongebonden was. Ook in Joegoslavië stagneerde de economie en nam de werkloosheid toe. Dit zorgde ervoor dat spanningen tussen de verschillende Joegoslavische volkeren toenamen: het rijkere noorden, Slovenië en Kroatië, voelden steeds minder voor economische transfers naar het armere zuiden. Ook in de overwegend Albanese, maar Servische provincie Kosovo, namen spanningen toe. In Servië poogde de Servische communistische leider Slobodan Milosevic zich juist door een toenemend Servisch nationalisme populair te maken: de autonomie van Kosovo werd door hem op 5 juli 1990 teruggedraaid. In September verklaarde het parlement van Slovenië dat de republiek onafhankelijk, soeverein was en het recht tot afscheiding beschikte. Ook in Kroatië ontstond een groeiend anti-Servisch gevoel. Het bleef echter overal nog tot verklaringen, maar we weten allemaal dat deze kookpot zou uitgroeien tot een burgeroorlog met grote gevolgen voor de regio. Hierbij speelden de herinneringen aan gebeurtenissen eerder in de 20ste eeuw ook nog een grote onderhuidse rol.
§IX.5. Hervormingen en problemen in de Sovjet-Unie In de Sovjet-Unie hadden in maart en april 1989 verkiezingen plaatsgevonden voor het Congres van Volksafgevaardigen. De communistische partij was de enige toegestane partij, maar er werden ook veel onafhankelijke intellectuelen gekozen (28%) van de zetels. In plaats van bestaande partijbonzen werden veelal kritische jongere leden van de partij gekozen. Hieronder bevond zich ook Boris Jeltsin, een hervormer met wie Gorbatsjov een verleden had, en daarom Gorbatsjovs aartsvijand genoemd mag worden. Het Congres verkoos de opperste Sovjet, en Gorbatsjov werd verkozen tot diens voorzitter en werd daarmee ook staatshoofd (en bleef partijvoorzitter). Rondom de persoon van Boris Jeltsin ontstond een groep hervormers die vonden dat de hervormingen binnen de Sovjet-Unie niet ver genoeg gingen, maar Gorbatsjov en zijn premier Nikolaj Ryzjkov waren nog niet bereid over te stappen naar een volledige markteconomie. 1989 werd echter volledig overheerst door de onafhankelijkheidsbewegingen in de Baltische staten die steeds verder radicaliseerden. Op de verjaardag van het Molotov-Ribbentroppact (23 augustus 1989) vormden meer dan een miljoen Balten een menselijke keten van zeshonderd kilometer. Tegen het einde van het jaar verklaarde Estland de aansluiting bij de SovjetUnie in 1940 onwettig, werd in Litouwen een meerpartijenstelsel goedgekeurd en scheurde de Litouwse communistische partij zich af van de Sovjet-moederpartij. In Georgië klonk de roep op meer autonomie en op 9 april 1989 kwam het leger tussenbeide komen in een demonstratie. Gorbatsjov keerde zich daarop van het leger af, want hij had geen opdracht daartoe gegeven. Dit verontrustte het leger en de KGB, want zij wisten dat Gorbatsjov geen voorstander was van afscheidingsbewegingen. In Nagorno-Karabach bleef de strijd tussen Armenen en Azeri voortduren en in Wit-Rusland en Oekraïne ontstonden volksfronten die soevereiniteit van hun republieken nastreefden. Gorbatsjov kon de diverse bewegingen in de republieken geen steun verlenen: hij was tegen afscheiding en kon ook niet begrijpen dat een sovjetrepubliek onafhankelijk zou willen worden. Gorbatsjov maakte dus geen aanstalten concessies te doen aan de diverse bewegingen
§IX.6. Deflatie van de Koude Oorlog In de Verenigde staten had Vice-president George H.W. Bush in januari 1989 president Reagan opgevolgd. Hij had een gematigder anticommunistisch standpunt dan Reagan en was bovenal een conservatief die geen echte veranderingen wilden. Aanvankelijk wantrouwde hij
87/104
Gorbatsjov en de Sovjet-Unie, dat gold ook voor de nieuwe minister van buitenlandse zaken James Baker. In Januari 1989 werd binnen het kader van de CVSE een akkoort gesloten tussen de NAVO en het Warschaupact over de betere toepassing van mensenrechten en meer vertrouwenswekkende maatregelen: Er kwam een nieuw verdrag het CFE (Conventional Forces in Europe). Zowel de Sovjets als de Amerikanen wilden het aantal conventionele troepen in Europa terugdringen. Bush en Gorbatsjov ontmoetten elkaar op 2-3 december op Malta op aandringen van Wałęsa en West-Europese leiders. De top verliep in een goede sfeer, maar er werden geen echte afspraken gemaakt. Bush stemde echter wel in met de belofte dat de Verenigde Staten niet zouden ingrijpen in de Baltische staten in ruil voor een belofte van Gorbatsjov daar zelf ook niet militair in te grijpen. Voor Gorbatsjov en Bush was het duidelijk geworden dat ze elkaar konden vertrouwen. Gorbatsjov zette de internationale ontspanning voort: hij bezocht op 1 december 1989 de Paus en beloofde godsdienstvrijheid in de Sovjet-Unie. Hij betreurde op 4 december de inval in Tsjechoslowakije van 1968. Op 15 december kondigde hij troepenterugtrekkingen aan. Gorbatsjov wilde ook de relaties met China verbeteren. China wilde daar pas op ingaan na drie eisen: Vietnam moest zich terugtrekken uit Cambodja, de Sovjets moesten zich terugtrekken uit Afghanistan en het Sovjetleger moest zich terugtrekken uit Buiten-Mongolië. Gorbatsjov vervulde deze eisen praktisch gezien in 1989. Gorbatsjov bracht in mei 1989 een bezoek aan Deng Xiaoping, maar dit bezoek werd verstoord door de protesten op het plein van de Hemelse vrede, waarvan de uitkomst ons allen bekend is. Dit vormde evenwel geen beletsel voor de normalisering van de relaties tussen de SovjetUnie en China. Zou dit tien jaar eerder zijn gebeurd, dan zouden de Verenigde Staten hebben gepoogd dit te verhinderen of zouden de relaties tussen de VS en China zijn verzuurd. Dat dit niet gebeurde is een teken van de verbeterende Sovjet-Amerikaanse betrekkingen.
§IX.7.
De Duitse eenwording
Helmuth Kohl had vriend en vijand verrast met zijn tienpuntenplan. Het tegenvoorstel dat door Hans Modrow was gedaan ging dan ook uit van een heel ander plan: een Duitse confederatie die volledig neutraal zou zijn. De Duitse hereniging die had plaatsgevonden moest heel wat tegenstand overwinnen: niet alleen had de Sovjet-Unie moeite met een verenigd Duitsland binnen de NAVO, maar ook andere WO-II bondgenoten en buurlanden hadden hun reserves. Frankrijk en GrootBrittannië wantrouwden een groot en op Midden-Europa gericht Duitsland. Mitterand en Thatcher hebben ook echt geprobeerd de Duitse eenwording te voorkomen: dit Duitsland zou de grootste staat van Europa worden en was economisch het sterkste. Mitterand stemde uiteindelijk toe omdat hij inzag dat de eenwording onafwendbaar was geworden. In ruil zegde Kohl toe dat de sterke Duitse D-mark zou worden vervangen door een Europese eenheidsmunt. Daarmee zouden Frankrijk en Duitsland onderling verbonden zijn en had Frankrijk dus minder te vrezen van een sterker Duitsland. (Een korte persoonlijke noot van uw docent: U kunt dus met gerust hart zeggen dat onze huidige Europese economische problematiek in wezen de schuld is van Mitterand en Kohl). Voor de Fransen, Britten en Amerikanen gold dat zij zich niet in een neutralistisch Duitsland konden vinden, dus Duitsland moest lid blijven van de NAVO en lid blijven van de Europese gemeenschap. De Verenigde Staten moesten daarom ook hun bases in Duitsland behouden. Gorbatsjov was echter niet bereid de DDR op te geven en vreesde een Duitsland dat lid was van de NAVO.
88/104
Eigenlijk was alleen Bush snel voorstander van de Duitse hereniging, het was uiteindelijk de onafwendbaarheid van de Duitse eenwording die de doorslag zou geven. Er werd vanaf 8 februari geprobeerd in de zgn. 2+4 formule tot een overeenkomst te komen. In maart 1990 vonden er in de DDR democratische verkiezingen plaats, waarin de door Kohl gesteunde christendemocratische Alliantie voor Duitsland de verkiezingen won. Gorbatsjov was teleurgesteld, want hij had op een linkse overwinning gehoopt. In april werd een nieuwe regering geïnstalleerd geleid door de christendemocraat Lothar de Maizière, hij kreeg de lastige taak de desintegrerende DDR (emigratie, instortende economie) te leiden. Op 18 mei 1990 sloten de DDR en de BRD een staatsverdrag over de vorming van een monetaire, economische en sociale unie. Vanaf juli 1990 zou de West-Duitse mark ook in OostDuitsland worden ingevoerd, geld kon tot een bepaald plafond tegen de voordelige koers van een op een worden ingewisseld. Er werd een fonds van 95 miljard Mark opgericht om de economische en maatschappelijke integratie van Oost-Duitsland te bekostigen. In feite sorteerden de beide Duitslanden al voor op een eenwording. De NAVO speelde de Duitse eenwording in de kaart doordat tijdens een top van 6 juli 1990 officieel het einde van de Koude oorlog werd uitgeroepen en aan de landen van het Warschaupact werd gevraagd diplomatieke betrekkingen met de NAVO te openen. Er werd voorgesteld wederzijds te beloven geen agressie jegens elkaar te gebruiken. Het was deze verklaring die de belangrijkste hindernis voor een Duitse eenwording wegnam: een eengeworden Duitsland dat lid was van de NAVO was geen bedreiging meer voor de Sovjet-Unie. Een laatste hindernis werd op 16 juli weggenomen door Kohl en Gorbatsjov. Duitsland beloofde de kosten voor het voorlopig stationeren van Sovjet-troepen in Oost-Duitsland te betalen én het Duitse leger werd beperkt tot 370.000 soldaten. Op het grondgebied van de voormalige DDR zouden geen vreemde NAVO-troepen aanwezig mogen zijn. De Sovjettroepen zouden blijven tot 1994, wanneer zij, inmiddels als Russische militairen de voormalige DDR verlieten. Waarom zwaaide Gorbatsjov om? Hij had ingezien dat een neutraal Duitsland voor de Sovjet-Unie gevaarlijker was dan een NAVO-lid Duitsland dat de NAVO in toom zou kunnen houden. Bovendien leverde de erkenning van een nieuwe Duitse staat in totaal 12 miljard mark op en een renteloze lening van drie miljard mark. Duitsland erkende bovendien de huidige staatsgrenzen. Duitsland zou bovendien het non-proliferatieverdrag handhaven en beloofde geen chemische of bacteriologische wapens te produceren. De bovenstaande afspraken vormden het raamwerk waarbinnen op 17 juli 1990 in de 2+4 conferentie een compromis werd bereikt. Ook de rechten van de vier mogendheden over Berlijn hielden op te bestaan. Duitsland werd op 3 oktober 1990 één staat. Een van de belangrijkste componenten die de Koude Oorlog had gevormd bestond niet meer: het probleem Duitsland was opgelost.
§IX.8. Verdere ontspanning Tijdens een CVSE-bijeenkomst op 21 november 1990 verklaarden de aanwezige regeringsleiders dat het tijdperk van tegenstelling en verdeeldheid in Europa beëindigd was. Vanaf heden zou worden samengewerkt op basis van respect. De ministers van buitenlandse zaken zouden voortaan als één vaste raad een maal per jaar samenkomen. Deze conferentie zou in Praag een vast secretariaat krijgen, in Wenen een centrum voor conflictpreventie en in Warschau een bureau voor vrije verkiezingen. Dit zouden de contouren worden voor een nieuwe organisatie: de OVSE. Op 19 oktober tekenden de leden van het Warschaupact en de NAVO het CFE-akkoord dat aanzienlijke wapenreducties introduceerde: de NAVO en het Warschaupact mochten elk be-
89/104
schikken over 20.000 tanks, 20.000 stuks artillerie, 30.000 pantservoertuigen, 6.800 vliegtuigen en 20.000 helikopters. Overschot zou worden vernietigd onder wederzijds toezicht. Alle voormalige oostbloklanden, met uitzondering van Albanië nu democratisch geleide landen. Alleen in Joegoslavië en Roemenië waren na verkiezingen nog communisten aan de macht. De koers naar een vrijemarkteconomie waren ingezet. Dit zou een moeizaam proces worden, en de eerste resultaten vielen bovendien tegen: de prijzen op basisproducten stegen in de voormalige communistische landen aanzienlijk. Op initiatief van de Europese gemeenschap werd daarom op 29 mei 1990 de Europese bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling opgericht. Deze bank kreeg de beschikking over 10 miljard Europese valuataeenheden (rekeneenheid; voorloper van de Euro) om door middel van leningen de vrijemarkteconomie te bevorderen.
§IX.9. Aanloop naar de einde van de Sovjet-Unie De interne problemen van de Sovjet-Unie waren niet bepaald minder geworden, de ratsoenering voor basisproducten werd zelfs weer terugingevoerd en de staatsschuld steeg enorm. Gorbatsjov was ondertussen voorstander geworden van een gecontroleerde overgang naar een marktmaatschappij, premier Ryzjkov wilde een meer geleidelijkere aanpak en Boris Jeltsin liet zich steeds meer horen. Jeltsin werd op 29 mei 1990 gekozen tot voorzitter en staatshoofd van de Russische deelrepubliek van de Sovjet-Unie. Hij hanteerde een nationalistisch programma. De Russische federatie zou baas in eigen land moeten worden en de Sovjet-Unie mocht enkel macht hebben over de gebieden die de deelrepublieken aan de unie afstonden. Op 8 juni liet Jeltsin het Russische parlment verklaren dat Rusland een soevereine republiek was en dat Russische wetten voorang hadden boven Unie-wetten. Andere sovjet-republieken volgden al snel het Russische voorbeeld. Op 12 juli brak Jeltsin met de communistische partij. Gorbatsjov was niet bij machte iets tegen deze Jeltsin te doen en negeerde het bestaan van de Russische federale sovjetrepubliek en Jeltsin zo veel mogelijk. Aangespoord door Jeltsins dreiging eigenhandig hervormingen in Rusland door te voeren, begon Gorbatsjov aan een eigen hervormingsstelsel: in vijfhonderd dagen moest de economie worden gemoderniseerd: 70% van de bedrijven moesten geprivatiseerd zijn en republieken zouden meer te zeggen krijgen over het te voeren beleid. Gorbatsjov krabbelde uiteindelijk terug omdat hij te veel tegenstand ervoer van premier Ryzjkov en zijn regering. Jeltsin liet het plan wel goedkeuren door het Russische parlement en werd zodoende de leider van het hervormingskamp binnen de Sovjet-Unie. Zonder tijdslimiet van 500 dagen werd het plan alsnog goedgekeurd op 19 oktober door het Sovjet-parlement. Het gevolg van dit alles was dat de Sovjet-Unie op bestuurlijk vlak een chaos geworden. Hoewel Gorbatsjov in maart 1990 zelfs president van de Sovjet-Unie was geworden en hij uitgebreide bevoegdheden had, was hij niet bij machte iets te doen tegen deelrepublieken die zijn bevelen niet meer opvolgden. Gorbatsjov had in diezelfde maand het machtsmonopolie van de communistische partij geschrapt: staat en partij werden officieel gescheiden. Gorbatsjov kon nu regeren zonder rekening te houden met de wensen van de partij, maar hij was er ook zijn machtsbasis door kwijt geraakt. Gorbatsjov werd daardoor steeds afhankelijker van het leger en de KGB en had in september en december volmachten gekregen om per decreet te regeren en bijvoorbeeld het nationalisme in de Sovjet-Unie te bestrijden. Dat nationalisme werd steeds meer een probleem: in Bakoe vond een pogrom tegen Armeniers plaats, het gevolg was 68 slachtoffers. Sovjetsoldaten doden in een poging op te treden weer 100 Azeri. Litouwen verklaarde zich op 11 maart onafhankelijk. Gorbatsjov reageerde met een economische boycot, maar omdat de Amerikaanse senaat economische sancties tegen de Sovjet-Unie wilde instellen als reactie, moest Gorbatsjov zijn verzet staken. Ook in
90/104
Armenië en Georgië nam de roep tot onafhankelijkheid toe. In de zomer van 1990 verklaarden alle sovjetrepublieken zich soeverein. Gorbatsjovs problemen werden steeds groter.
§IX.10. Een nieuwe wereldorde De problemen van Gorbatsjov in eigen land ten spijt werd er internationaal steeds meer duidelijk over hoe de nieuwe wereldorde eruit zou zien. Gorbatsjov poogde, omdat hij in het binnenland geen steun meer genoot, zo veel mogelijk de steun van andere wereldleiders op te zoeken Gorbatsjov maakte bijvoorbeeld geen bezwaar tegen de door de VS geleide reactie op de Iraakse inval in Koeweit. De Koude oorlog was dan wel afgelopen, dat betekende niet dat China van het communisme afstapte (al had het dat in economische zin natuurlijk al gedaan). De NAVO had zich nooit bedreigd gevoeld door een communistisch China. Ook de resterende communistische regimes werden niet als bedreiging gezien. In Albanië kwam in 1990 een democratiseringsproces op gang, al duurde het allemaal langer dan in andere landen, bovendien viel het land uiteen in een strijd tussen clans en maffiabenden. Ook in Mongolië kwam na de terugtrekking van Sovjet-troepen een democratiseringsproces op gang. Met name de Verenigde Staten verkeerden in euforische stemming: zij hadden het communisme verslagen en het sovjetexpansionsime teruggedrongen. Op 1 oktober 1990 kondigde de Amerikaanse president Bush in de algemene vergadering van de VN een ‘nieuwe wereldorde’ aan: een die gebaseerd was op een multipolair systeem van kernmogendheden die met elkaar zouden samenwerken en via internationale en regionale organisaties problemen zouden oplossen.
§IX.11. Het einde van de Sovjet-Unie Een van de peilers van Bush’s multipolaire wereld was de Sovjet-Unie. Die Sovjet-Unie zou echter in elkaar storten. Gorbatsjov had ongewild een keten van bewegingen tot beweging gebracht die hij niet meer kon stoppen. Hij wilde de Unie redden en steunde steeds meer op het leger en de inlichtingendiensten. Minister van Buitenlandse Zaken Sjevardnadze had op 20 december 1990 daarom zijn ontslag aangeboden. Binnen deze beweging moet ook de aanval op het televisiegebouw in de Litouwse hoofdsdtad Vilnius op 13 januari 1991 gezien worden. Hoewel Gorbatsjov deze aanval (13 doden en 604 gewonden) in de hand had gewerkt door de troepen naar Litouwen te sturen, had hij geen opdracht gegeven hem uit te voeren. Dat was bewust, want na het bloedbad, kon hij zijn handen in onschuld wassen en beweren dat hij geen opdracht had gegeven tot deze actie. Het vertrouwen tussen de KGB/leger en Gorbatsjov raakte hierdoor beschadigd. Het optreden van Gorbatsjov in de Baltische staten was de aanleiding tot de opheffing van het Warschaupact op 1 juli 1991 in Praag. Op 17 maart vond in de Sovjet-Unie een referendum plaats over de wenselijkheid voor een Sovjet-Unie nieuwe stijl. Een meerderheid van de kiezers (76%) schaarde zich daarbij achter Gorbatsjov. Maar de Baltische staten, Armenië, Georgië en Moldavië deden niet mee aan dit referendum. Dat waren precies de republieken waarin de roep om afscheiding het grootst was. De machtsstrijd tussen Gorbatsjov en Jeltsin werd ondertussen steeds groter: in februari had Jeltsin het aftreden van Gorbatsjov geëist. Gorbatsjov poogde daarom op 28 maart via de communistische afgevaardigden in het Russische parlement Jeltsin af te laten zetten als Russisch staatshoofd. Jeltsin behaalde echter een grote overwinning in het Russische parlment. Jeltsin was populairder dan Gorbatsjov en sprong maar al te graag in de leidersrol. Op 12 juni werd Jeltsin tot president van Rusland gekozen en beschikte over een electoraal mandaat. Gorbatsjov was nooit door de bevolking van de Sovjet-Unie gekozen. Enkel op het gebied van buitenlandse politiek kon Gorbatsjov nog een succes scoren: op 13 juli 1991 ondertekende hij met Bush het Strategic Arms Reduction Treaty (START I). De VS
91/104
en Sovjet-unie beperkten hun kernkoppen van 30.000 tot 8.600 en het aantal langeafstandsraketten tot 1.600. Bush kondigde in september bovendien aan alle tactische nucleaire wapens uit Europa te verwijderen. Gorbatsjov was in overleg met Jeltsin, de Kazachse leider Nursultan Nazarbaev en enkele andere leiders van unierepublieken begonnen aan onderhandelingen over een nieuw unieverdrag dat een nieuwe Sovjet-Unie moest vormgeven. Pijnlijk was dat deelstaat Oekraïne niet mee onderhandelde. Het nieuwe verdrag kwam in een betrekkelijk goede sfeer tot stand: de soevereine republieken zouden op vrijwillige basis toetreden tot een unie van soevereine staten die een gemeenschappelijke munt en leger zouden delen. Ook buitenlandse politiek zou gezamenlijk gevoerd worden. Iedere staat zou over een eigen veiligheidsdienst beschikken en de macht van de KGB zou worden afgebroken. Waarschijnlijk luisterde de KGB deze gesprekken af, maar de feiten zijn op dit punt niet geheel duidelijk. Op 20 augustus 1991 zou het verdrag worden ondertekend door Gorbatsjov en de vertegenwoordigers van Kazachstan en Oezbekistan. Andere republieken konden zich later aansluiten. Het gevolg was echter dat een deel van de oude garde, communistische hardliners en de militaire leiding besloten in te grijpen. De coup die plaatsvond was eerder een coup voor Gorbatsjov dan tegen hem. Voor Gorbatsjov was het unieverdrag verre van een ideale oplossing, maar een noodoplossing, het best haalbare om de Sovjet-Unie te behouden. De plannen van de coupplegers gingen Gorbatsjov echter te ver. Het probleem was dat de coupplegers binnen het raamwerk van de constitutie wilden werken, om de coup te laten slagen hadden ze dus Gorbatsjovs medewerking nodig (Hij zou moeten verklaren dat hij de noodtoestand verklaarde of niet geschikt was zijn functie uit te voeren). Op 18 augustus bezochten de coupleiders, de staatscommissie voor noodtoestand, Gorbatsjov op zijn vakantieadres in Foros. Gorbatsjov weigerde het document te tekenen waarmee de noodtoestand uitgeroepen werd. De coupplegers verklaarden daarop in het openbaar dat Gorbatsjov door ziekte onbekwaam was en dat zij daarom de macht tijdelijk over hadden genomen. De coup was echter slecht georganiseerd en beschikte niet over een charismatisch leider die de coup echt kon leiden. Een fout die zij maakten was bijvoorbeeld om Boris Jeltsin niet te arresteren. Jeltsin kon vanuit het Witte Huis, de zetel van de Russische regering en parlement,d de coup tegenwerken. Het Witte Huis werd omsingeld door militairen die de opdracht hadden gekregen het gebouw in te nemen, maar niemand nam uiteindelijk het definitieve besluit dat ook echt te doen. Bekend zijn de beelden van Jeltsin die boven op een tank stond en de troepen toe sprak. Veel soldaten voelen zich naast Sovjet-soldaat ook Rus en voelden ook loyaliteit naar de persoon van Boris Jeltsin. Op 20 augustus liepen twee van de drie commanderende generaals over naar het kamp van Jeltsin. De internationale gemeenschap bleef trouw aan Gorbatsjov en de Verenigde Staten hadden Jeltsin verzekerd dat als er iets zou misgaan hij asiel kon genieten in de Amerikaanse ambassade. De coup viel langzaamaan uiteen. Gorbatsjov had te passief gehandeld, en was tijdens de coup te afwezig geweest. Anders dan hij beweerde werd hij niet opgesloten in zijn vakantieverblijf en kon hij nog altijd vrijelijk communiceren met de buitenwereld. Als hij had gewild, had hij iets kunnen doen. Ook Gorbatsjovs aanhangers reageerden passief. Jeltsin was de grote winnaar van de coup, zijn zichtbaarheid was enkel vergroot. Gorbatsjov was enkel nog in naam president van de Sovjet-Unie. Hij keerde terug naar de Sovjet-Unie en moest meteen de confrontatie aangaan met Jeltsin. Jeltsin had als reactie op
92/104
de coup de volledige Russische economie onder zijn jurisdictie gebracht. Het schip was te klein geworden voor twee kapiteins en Jeltsin eigende zich nu deze rol toe. Op 25 augustus trad Gorbatsjov, onder druk van Jeltsin, af als secretaris-generaal van de communistische partij. Die organisatie was te zeer betrokken bij de coup om nog geloofwaardig te zijn. Jeltsin nationaliseerde alle partijbezittingen binnen Rusland en verbood de communistische partij binnen Rusland. De communistische partij speelde geen rol meer. Op 24 augustus riep de Oekraïense Sovjet-republiek de onafhankelijkheid uit, die op 1 december per referendum werd bekrachtigd. Oekraïne was de belangrijkste Sovjet-Republiek geweest in economische zin en een Sovjet-Unie had zonder Oekraïne geen bestaansrecht meer. Een dag later volgde Wit-Rusland op 27 augustus volgde Moldavië, 30 augustus Azerbeidzjan. De coup was de katalysator geweest die de Sovjet-Unie deed ontploffen. Op 8 december richtten Jeltsin, Leonid Kravtsjoek (Oekraïne) en Stanislav Sjoeskjevitsj (Wit-Rusland) in Wit-Rusland een nieuwe organisatie op: het Gemenebest van Onafhankelijke Staten waarin de landen onderling zouden samen werken. Daarmee hieven de drie staten, ongeacht de kwestie van legitimiteit, ook de Sovjet-Unie op. Bijzonder pijnlijk is dat de drie heren eerst de Amerikaanse president Bush inlichtten en vervolgens pas Gorbatsjov. Gorbatsjov heeft nog gepoogd het leger een poging te laten doen de Sovjet-Unie te verdedigen, maar de legertop koos er voor het zinkende schip te verlaten en steunde Jeltsin die had verklaard dat hij vanaf nu de opperbevelhebber was en bovendien het de Russische Federatie was die de militaire salarissen uitbetaalde. Op 22 december sloten de meeste Sovjetrepublieken (uitgezonderd de Baltische staten en Georgië) zich aan bij het GOS. Gorbatsjov diende op 25 december zijn ontslag in en droeg de bevoegdheden die hij op papier genoot over aan Jeltsin. De Russische federatie werd de erfgenaam van de Sovjet-Unie: alle bevoegdheden, maar ook alle schulden vielen toe aan Rusland. De Sovjet-Unie hield op 31 december 1991 officieel op te bestaan. Het GOS zou nooit tot een bestendige organisatie uitgroeien, want geen van de Sovjetrepublieken wilde zich echt met het GOS engageren uit angst voor Russische dominantie. De Koude Oorlog was evenwel geëindigd: het probleem Duitsland was opgelost, het IJzeren Gordijn was opgehouden te bestaan en de Sovjet-Unie bestond niet meer. Toch zijn er nog voldoende vragen over om ons te stellen in deze cursus. Hierbij moet worden gedacht aan: hoe heeft de Koude oorlog onze huidige post-Koude oorlogperiode gevormd? In het licht van de huidige ontwikkelingen is ook de vraag interessant of we inmiddels niet in een nieuwe koude oorlog beland zijn. Dergelijke vragen zullen volgende week in ons laatste college worden behandeld.
93/104