Onderwijsconferentie
“Het voormalige Oostblok en Rusland: perspectieven op het post-Koude Oorlog tijdperk” Woensdag 18 maart 2015 Academiegebouw, Utrecht Op 18 maart organiseerde de Atlantische Onderwijscommissie haar jaarlijkse conferentie met als thema ‘Het voormalige Oostblok en Rusland: perspectieven op het post-Koude Oorlog tijdperk’. De conferentie werd bijgewoond door ca. 190 docenten, studenten (in opleiding tot docent) en deelnemers en begeleiders van het PWS-project. Dagvoorzitter was Hans Luyendijk, rector van Dalton Den Haag en voorzitter van de Atlantische Onderwijscommissie.
De dag begon met een lezing van prof. dr. André Gerrits, hoogleraar Russische politiek en geschiedenis aan de Universiteit Leiden, over het Russische perspectief op het post-Koude Oorlog-tijdperk. Volgens Gerrits is het is niet mogelijk te spreken van één Russische visie; dit zou betekenen dat alle Russen hetzelfde denken over de internationale politiek. Ook in Rusland is er wel degelijk politieke diversiteit. Maar als er al sprake zou zijn van één Russisch perspectief, dan is er nu meer sprake van dan ooit in het post-Koude Oorlog tijdperk. Hier zijn 1
twee redenen voor. Ten eerste is de verhouding tussen Rusland en het Westen sterk gepolariseerd. Deze polarisatie heeft er in Rusland toe geleid dat verschillende opvattingen over internationale politiek dichter bij elkaar zijn gekomen. De tweede belangrijke reden is Poetins conservatieve en nationalistische draai na 2011/2012. Deze nieuwe opvattingen kunnen op een redelijke mate van instemming binnen de Russische samenleving rekenen. De kloof tussen de ideologische ideeën van de machthebbers en de samenleving is thans minder groot dan die vaak geweest is. Gerrits benadrukte dat Rusland zichzelf niet als verliezer beschouwde na afloop van de Koude Oorlog. Dit heeft nog steeds een grote impact op de manier waarop de Russen naar hun eigen land kijken en zich opstellen tegenover het buitenland. Het is een standpunt dat fundamenteel anders is dan dat van ons. In het Westen gaan wij er van uit dat de geopolitieke veranderingen in het post-Koude Oorlog tijdperk, zoals de uitbreiding van de NAVO en de EU, voortkomen uit het feit dat wij de winnaars van de Koude Oorlog zijn en dus het meeste recht van spreken hebben. Rusland beziet deze ontwikkelingen duidelijk vanuit een ander perspectief.
Na het einde van de Koude Oorlog heeft Rusland een diepe crisis ondergaan zonder fysiek te zijn verslagen. Het einde van de Koude Oorlog betekende niet alleen het einde van het OostWest conflict maar ook het einde van de Sovjetstaat en de grootmacht-status van het land. Onder president Jeltsin ontwikkelde Rusland zich tot een bedelaarsstaat. Enkele prominente politieke elites hebben toen hun kritiek uitgesproken en voorgesteld om afstand te nemen van de prowesterse koers. Die lijn is door Poetin voortgezet. Poetins visie op het Russisch buitenlands beleid wordt gekenmerkt door twee absolute prioriteiten. In de eerste plaats moet de wereld multipolair zijn, waarbij Rusland één van de polen is en het internationale systeem niet wordt gedomineerd door Amerika. Daarnaast moeten de polen soevereine mogendheden zijn, waarin het Hobbesiaanse idee van de maximalisering van de eigen macht naar voren komt. Gerrits ziet Rusland dan ook als een 19e-eeuwse moderne grootmacht,
2
terwijl Europa als een 21e-eeuwse postmoderne entiteit kan worden beschouwd die meer gericht is op integratie en samenwerking. Dit betekent niet dat Rusland per se agressief is, maar wel revisionistisch. Dit wil zeggen dat het de bestaande machtsverhoudingen tracht te veranderen, en zich daarbij onvermijdelijk tegen het Westen richt. Gerrits benadrukte dat Rusland echter niet louter revisionistisch is, maar in sommige opzichten ook als een status quo-macht kan worden gezien. Een voorbeeld dat dit duidelijk maakt is de wens van Moskou tot het behouden van de huidige samenstelling van internationale instellingen als de VNVeiligheidsraad. Gerrits besloot zijn verhaal met de opmerking dat het post-Koude Oorlog tijdperk misschien al wel voorbij is, maar dat er nog geen naam bestaat voor de nieuwe periode. Om te zeggen dat we weer terug zijn in het Koude Oorlog tijdperk lijkt hem vooralsnog prematuur.
Hierna was het de beurt aan dr. Sipke de Hoop, universitair docent Oost-Europese Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen, die zich richtte op het perspectief van het voormalige Oostblok. Vandaag de dag heeft dit deel van Europa nog steeds te kampen met armoede, werkeloosheid en instabiliteit. In 2009 schreven 22 landen uit Midden- en Oost-Europa een brief aan (de net gekozen) president Obama met het verzoek om steun. Deze landen maakten zich grote zorgen over de Russische agressie vlak na de inval in Georgië. Amerika en specifiek president Obama werd gevraagd om dit keer geen pragmatische, concessie-gerichte koers te varen ten opzichte van Moskou. De brief past precies in het oude beeld van de internationale betrekkingen: Oost-Europa dat zich in de steek voelt gelaten door WestEuropa. Er heerste een wantrouwen ten aanzien van de veiligheidsgaranties van WestEuropa, omdat het voorheen de Oost-Europeanen niet heeft kunnen beschermen tegen agressie van Duitsland en Rusland. Daarnaast worden de Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landen) hierin ook bevestigd in het post-Koude Oorlog tijdperk. Een voorbeeld hiervan is North Stream, ook wel schertsend de Molotov-Von Ribbentrop pijplijn genoemd door Radosław Sikorski, destijds de Poolse minister van Defensie. Deze pijplijn loopt van Rusland
3
naar Duitsland, waarbij Oost-Europese landen buitenspel worden gezet. De NAVO wordt derhalve gezien als de enige organisatie die de veiligheid kan waarborgen. Ondanks het Europese integratieproject heerst er in de MOE-landen nog steeds wantrouwen. De hoop op een snelle 'terugkeer naar Europa' na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie veranderde al gauw in teleurstelling en ontnuchtering als gevolg van een duidelijk gebrek aan Europese welwillendheid. Hierin is (nog) geen verandering gekomen. In zijn lezing waarschuwde De Hoop voor een tweedeling in Europa; diverse think tanks hebben al aangetoond dat Rusland sinds 2008 met succes zijn invloed aan het vergroten is in de regio. Rusland kan worden gezien als een Trojaans paard dat het Europese systeem ondergraaft. De boodschap van De Hoop was dat we het voormalige Oostblok moeten blijven steunen op vlakken als democratie en goed bestuur, zodat de regio zich kan wapenen tegen Russische invloed. Het Europese integratieproject is de beste garantie voor een “gemeenschappelijk Europees huis”.
Na de pauze sprak Adam Sterling, Deputy Chief of Mission bij de Amerikaanse ambassade in Den Haag, over de Amerikaanse visie op de actuele situatie in Oost-Europa. Volgens Sterling heeft het Westen twee hoofdredenen om zich te bekommeren om het Oekraïne-conflict. Ten eerste hebben de ontwikkelingen gevolgen voor de toekomst van Europa, en ten tweede staat de wereldwijde rechtsorde op het spel. De Verenigde Staten respecteren de belangen van Rusland, maar verwerpen het idee dat Rusland bevoordeelde belangen in zijn eigen omgeving zou hebben. Het Amerikaanse beleid ten opzichte van de crisis in Oekraïne is erop gericht om: 1) Oekraïne te steunen; 2) NAVO-bondgenoten gerust te stellen; 3) het Russische gedrag te veranderen/beïnvloeden; en 4) een diplomatieke oplossing te vinden. Volgens de Verenigde Staten is een politiek akkoord de enige duurzame oplossing voor het conflict. Sterling benadrukte dat de Verenigde Staten geen zwak Rusland willen, maar juist een sterke partner waarmee ze kunnen samenwerken op het gebied van internationale
4
veiligheidskwesties zoals het nucleaire programma van Iran en het conflict in Syrië. Daarom pleit hij voor een sterk democratisch Rusland en een gebalanceerd internationaal systeem.
Als laatste spreker in het ochtendprogramma was schrijfster en journalist Laura Starink aan de beurt. In de vorm van een gesproken column sprak zij over haar ervaringen met de Russische bevolking in de tijd dat zij als correspondent in Rusland actief was en haar recente ervaringen toen zij in de regio was voor haar nieuwe boek De schaduw van de grote broer. Starink benadrukte dat Rusland gekenmerkt wordt door paranoia, wat als teken van zwakte kan worden uitgelegd. Rusland is enorm groot en dunbevolkt. Daarnaast verliep de 20e eeuw traumatisch voor Rusland, wat de interne stabiliteit niet ten goede komt. De paranoia moet daarnaast ook gevoed worden; de nadruk op het gevaar dat de NAVO zou vormen is hier een goed voorbeeld van. Poetin heeft een vijandbeeld nodig om de overleven. Als de NAVO niet had bestaan, had Poetin haar hoogstpersoonlijk in het leven geroepen, aldus Starink. Aan het eind van haar column besprak Starink de selectieve geschiedschrijving. Als voorbeeld haalde zij Letland aan. Volgens Starink zien de Russen het innemen van Letland na de Tweede Wereldoorlog als een bevrijding en een daad tegen het fascisme. Veel Letten daarentegen rouwen om deze gebeurtenis, omdat ze na een lange oorlog opnieuw door een grootmacht werden bezet. Het Russische perspectief is in dit geval terug te vinden in de Russische geschiedenisboeken en feestdagen. De Letten worden door Rusland graag voor fascisten uitgemaakt, maar dat veel Letten tegen het naziregime hebben gestreden wordt onvermeld gelaten. Daarnaast benadrukte Starink dat een groot deel van de Russische bevolking vatbaar is voor de gemanipuleerde informatie die het via de staatstelevisie binnenkrijgt. Op deze manier is de geschiedenis makkelijk buigbaar en kan het actief voor de doeleinden van de Russische propaganda worden ingezet. Na afloop van de lezingen in het ochtendgedeelte vond de prijsuitreiking van de 2e editie van het profielwerkstukkenproject van de Atlantische Commissie plaats. Afgelopen jaar schreven 20 koppels hun profielwerkstuk (PWS) over een thema gerelateerd aan internationale vrede 5
& veiligheid in het kader van dit project. Het doel voor deelname van de leerlingen was het schrijven van een ‘excellent’ profielwerkstuk. Echter, er was ook een competitie-element verbonden aan het project met een prijs voor het koppel dat het beste PWS schreef. Tot winnaars van de editie 2014-2015 werden verkozen: Arent Boon en Iris Donker van het Utrechts Stedelijk Gymnasium met hun PWS getiteld ‘Atomic espionage and its significance’. De winnaars ontvingen een certificaat, een bundel met een tijdschrift, boek en usb-stick, toegangskaarten voor het Nationaal Militair Museum en een boekenbon.
In de middag woonden de deelnemers diverse workshops bij, o.a. over het conflictsimulatiespel ‘Rusland, Letland en de NAVO’ (Gertruud Kruse, Martinus College, en Wilma Peters, Over Betuwe College), de Europese afhankelijkheid van Russisch gas (Robert Harmsen, Universiteit Utrecht) en de geschiedenis van Oekraïne (Nicolaas Kraft van Ermel, Nederland-Rusland Centrum, Rijksuniversiteit Groningen). Helaas kon de workshop van Laurien Crump vanwege ziekte geen doorgang vinden. In plaats daarvan konden docenten de documentaire In the wake of Stalin bekijken. Mieke Molthof & Anna Muns
6