Bedrijventerrein Holtum Noord III (Sittard-Geleen) Een partiële herziening van POL2006. Maastricht, 9 december 2008 Inhoud: 1. Inleiding Aanleiding en doel Overleg, inspraak en adviezen Status Procedure 2. Plandeel Bedrijventerrein Holtum Noord III (Sittard-Geleen) Context Overwegingen Beleidsuitspraken Wijzigingen POL2006 Bijlagen Kaarten: Nr.1. Locatie plangebied Nr. 2. Plangebied kaart 2 Nr. 3. Bestaande situatie kaart 1 POL2006 Nr. 4. Nieuwe situatie kaart 1 POL2006 Nr. 5. Bedrijventerreinen kaart 5b POL2006 Bedrijventerreinen Nr. 6. Zoekgebied tegenprestatie in relatie tot EHS/POG op regionale schaal
1. Inleiding
1.1. Aanleiding en doel Eén op Holtum Noord II gevestigd logistiek bedrijf heeft gevraagd te mogen uitbreiden, aansluitend aan het reeds bestaande bedrijf. Aangezien de grens stedelijke dynamiek en de grens van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg om Holtum Noord II gelegen is, past deze uitbreiding niet binnen het POL2006. Vanwege het feit dat het bedrijf nu al gevestigd is in dit gebied en het een logisch vervolg is om uitbreiding aansluitend aan de huidige bedrijfskavel te faciliteren, is er voor gekozen om de mogelijkheden van uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein met Holtum Noord III te bezien. Het beoogde bedrijventerrein Holtum Noord III is begrensd door het Julianakanaal, de snelweg A2 en de grens met de gemeente Echt-Susteren (zie kaart 1 en 2) en omvat een gebied van bruto ca. 25-28 ha. Het gebied is optimaal ontsloten door de recent aangelegde provinciale (ontsluitings)weg van bedrijventerrein Holtum Noord l en II, per water via de haven en per spoor via de bargeterminal. Door de ingekaderde ligging van het terrein zoals hierboven beschreven is er sprake van een restruimte, die zich goed lijkt te lenen voor de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein. Uit het Programma Werklocaties is gebleken dat er in de Westelijke Mijnstreek ook nog duidelijk behoefte aan bedrijventerreinen bestaat (meer dan het huidige bedrijf vraagt). In 2006 is door GS de intentie uitgesproken om de uitbreidingsmogelijkheden van Holtum Noord te bezien. De nu voorliggende POL-aanvulling heeft tot doel om op basis van de daartoe in acht te nemen beoordeling van het initiatief, afweging van belangen en procedure, aan te geven waarom wij de uitbreiding op deze plek aanvaardbaar achten. De POL-aanvulling regelt dus enkele aanpassingen (in kaartbeelden) van POL2006 en bevat ook enkele specifieke beleidsregels voor het bedrijventerrein Holtum Noord III in samenhang met de daarmee gekoppelde tegenprestatie die gerealiseerd wordt in de A2 gebiedsontwikkeling. Het gaat daarbij om: • Het verleggen van een deel van de grens stedelijk dynamiek bij Sittard-Geleen en het verleggen van de grens van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg, beide om Holtum Noord III heen. • Het adequaat toepassen van het provinciale contourenbeleid; • Het veranderen van POL-perspectief op het plangebied Holtum Noord III. 1.2. Overleg, inspraak en adviezen Overleg. Er heeft sinds 2006 intensief overleg plaats gevonden tussen de gemeente Sittard-Geleen en de Provincie Limburg over de POL-aanvulling, het bestemmingsplan en de stedenbouwkundige invulling. Uiteraard is hier ook de initiatiefnemer veelvuldig bij betrokken.
De gemeente Sittard-Geleen werkt gelijktijdig aan het voorbereiden en in procedure brengen van een bestemmingsplan. In samenhang hiermee wordt gewerkt aan het verplaatsen van enkele agrariërs in het gebied Holtum Noord III. In samenwerking met de Gebiedscommissie Westelijke Mijnstreek en de ontwerpers van de A2 Ontwikkelingsvisie wordt zorggedragen dat in het traject van de tegenprestatie de natuurontwikkeling een belangrijke impuls kan krijgen. Het traject van de POL-aanvulling verloopt parallel aan het traject van het bestemmingsplan. Op 14 augustus 2007 is een sonderingsnotitie behandeld in Gedeputeerde Staten en ter informatie voorgelegd op 6 september 2007 aan de PCOL en op 7 september 2007 aan de Statencommissie Fysiek Domein. De ontwerp-POL-aanvulling wordt op 16 december 2008 in GS behandeld. De inspraakperiode zal plaatsvinden 6 weken in de periode januari/februari 2009. Om de POL-aanvulling te kunnen vast te stellen voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld is ervoor gekozen om gelijktijd met deze inspraakperiode ook de Statencommissie en de PCOL voor resp. sondering en advies te vragen. Vervolgens zullen de zienswijzen worden verwerkt en in GS worden vastgesteld in maart/april 2009. Er vindt vervolgens behandeling in de Statencommissie Fysiek Domein plaats op 8 mei 2009 en de vaststelling in PS vindt plaats op 29 mei 2009. Gepleegde onderzoeken. Bij de ontwikkeling van een bedrijfslocatie moet rekening worden gehouden met aanwezige natuurwaarden, archeologische waarden, verkeer, geluid, externe veiligheid en lucht- en bodemverontreiniging. Er dient ook aandacht te worden geschonken aan de duurzaamheidsaspecten. Aangezien deze POL aanvulling parallel verloopt aan het bestemmingsplan, worden voor zover mogelijk de onderzoeken die als onderlegger dienen voor het bestemmingsplan, gebruikt als input voor deze POLaanvulling. De conclusie van deze onderzoeken is, dat niet is gebleken van zodanige negatieve gevolgen voor de natuur en het leefmilieu dat het project geen doorgang kan vinden. De onderzoeksresultaten voor wat betreft archeologische waarden hebben ervoor gezorgd, dat er extra randvoorwaarden zijn opgenomen in deze POL-aanvulling. Hiermee kan adequaat worden ingespeeld op de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap waarvan deze uitbreiding van het bedrijventerrein tot de vaststelling van deze POL-aanvulling deel uit heeft gemaakt. MER-plicht De aanleg van deze bedrijfslocatie is niet MER-plichtig noch Planmer-plichtig, omdat de geplande activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van minder dan 75 ha. Natuurtoets Om de natuurwaarden van het gebied in beeld te brengen is een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Hierin is gekeken welke belemmeringen er zijn vanuit de Flora- en Faunawet voor de uitvoering van het project. Vanwege de liggen nabij het Natura 2000-gebied Grensmaas is eveneens een habitattoets uitgevoerd, waarin gekeken is of er negatieve effecten zijn te verwachten van het project op de te beschermen natuurwaarden in dit gebied. De conclusies uit dit rapport (C.E. Linders & iR.A.J. Pahlplatz,
2008. Quickscan flora en fauna. Holtum-noord III. Revisie 2008 inclusief habitattoets. In opdracht van DHV. Meervelt, Nederweert) staan beschreven in hoofdstuk 2.2.3. Watertoets Met het Waterschap Roer en Overmaas is reeds veelvuldig overleg geweest in het kader van de bestemmingsplanprocedure. Het Waterschap heeft ook en pre-advies afgegeven. In het kader van de POL-procedure zal ook het POL nog een keer voorgelegd worden aan het Watertoetsloket. Dit heeft nog niet plaatsgevonden. 1.3. Status De POL-aanvulling Bedrijventerrein Holtum Noord III (Sittard-Geleen) heeft de status van een op zichzelf staande structuurvisie. Het maakt onderdeel uit van het Provinciaal planstelsel, met daarbinnen het POL2006 als het plan op hoofdlijnen. De vaststelling van de POL-aanvulling is een bevoegdheid van Provinciale Staten. Het plan bevat specifieke beleidsregels voor de bedrijfslocatie Holtum Noord III (Sittard-Geleen), regelt de partiële herziening van POL2006 in de vorm van een aanpassing van de grens stedelijke dynamiek, de grens van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg en een verandering van het POL-perspectief van het gebied Holtum Noord III.
1.4. Procedure Vaststelling ontwerp POL-aanvulling door GS (d.d. 16 december 2009 ) Inspraakperiode en adviezen bij ontwerp-POL (d.d voorlopige datum start 12 januari tot en met 22 februari 2009) Ontwerp POL-aanvulling in SCFD (d.d. 23 januari 2009) Ontwerp in PCOL (d.d 15 januari 2009) Nota Zienswijzen in GS (d.d 24 maart 2009) Nota Zienswijzen in SCFD (d.d. voorlopige datum 8 mei 2009) Besluitvorming door PS (d.d voorlopige datum 29 mei 2009)
Zoals uit bovenstaande planningen blijkt, verlopen de POL-procedure en de bestemmingsplan procedure parallel en hebben dus een zekere afhankelijkheid van elkaar. Ons inziens heeft dit veel voordeel opgeleverd omdat we gebruik hebben kunnen maken van de onderzoeken van het bestemmingsplan en meteen op een heel gedetailleerd niveau hebben kunnen meepraten en beslissen over de inhoud van het bestemmingsplan. Met name ook op het gebied van de kernkwaliteit archeologie heeft dit echt synergie opgeleverd.
2. Plandeel Bedrijventerrein Holtum Noord III (Sittard-Geleen)
2.1. Context POL2006 POL2006 geeft een samenhangend overzicht van de hoofdlijnen van het provinciaal beleid op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer. Ook worden de relevante onderwerpen vanuit de invalshoeken economie en welzijn & cultuur hierbij betrokken. POL2006 vormt een inspiratiebron en het referentiekader voor het doen en handelen van de Provincie Limburg op de hierboven genoemde gebieden. POL2006 beschrijft onze visie op de ontwikkeling van Limburg als gebied in samenhang met de omliggende landen en provincies, als ook de hoofdlijnen van de aanpak van een selectief aantal specifieke taken of beleidsonderwerpen waar de provincie een rol heeft. Voor die onderwerpen en taken is in aparte paragrafen de ambitie voor een langere termijn (ca. 10 tot 15 jaar) aangegeven, de context geschetst waarbinnen die ambities waar gemaakt moeten worden en, alweer op hoofdlijnen, de wijze waarop de provincie dat samen met andere partijen gaat aanpakken. Er zijn echter diverse taakvelden of onderwerpen, die vanwege hun complexiteit, het specifieke karakter of de noodzakelijke besluiten, aanleiding geven voor het opstellen van aparte provinciale documenten. Daartoe zijn in POL2006 verwijzingen opgenomen naar de provinciale documenten waar die nadere uitwerkingen zijn vastgelegd (of worden vastgelegd). Deze zijn alle gericht op een bepaald beleidsterrein, een specifiek gebied, een specifiek project of bepaalde werkprocessen. Het kan gaan om POLaanvullingen, Verordeningen, Programma's, Beleidsnota's, en andere Beleidsregels. Al deze documenten blijven in principe binnen de visie, rolopvatting en aanpak op hoofdlijnen zoals vastgelegd in POL2006. Treden zij buiten deze kaders, dan zal de vaststelling van die documenten gepaard gaan met een gemotiveerde aanpassing van POL2006 (met bijbehorende procedure). Provinciaal beleid voor werklocaties Het provinciaal beleid voor werklocaties is vastgelegd in POL2006 (par. 5.3). Daaruit zijn met name van belang de planningsopgave (kwalitatief en kwantitatief, segmentering), de aanpak van revitalisering van bestaande, ontwikkeling van nieuwe werklocaties (rolverdeling gemeenten-regio's-provincie) en de duurzame inrichting ervan. Het provinciale locatiebeleid is erop gericht dat bedrijven en voorzieningen op de juiste plek terechtkomen. Om dit te kunnen bewerkstelligen rekent de provincie het tot haar taak om zorg te dragen voor voldoende werklocaties van de kwaliteit waar het bedrijfsleven om vraagt, met een voldoende variatie in vestigingsmilieus. Echter de ontwikkeling en beheer van werklocaties is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van provincie, gemeenten en bedrijfsleven. De provincie geeft kaders aan in POL2006 en Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg2007 en legt planningsopgave (bedrijven- en dienstenterreinen) vast in een Programma Werklocaties. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de vertaling naar concrete locaties plus de ontwikkeling en inrichting daarvan. Bij de keuze van locaties en de invulling is regionale afstemming en programmering essentieel. Bij het invulling geven aan die kaders hanteert de provincie een aantal uitgangspunten. Het accent ligt op behoud en, waar nodig, verbetering van de kwaliteit van bestaande locaties. Indien er nieuwe locaties nodig zijn dan dienen die in het stedelijk gebied te worden gerealiseerd en bij voorkeur als uitbreiding van
bestaande locaties. De stadsregio's vormen binnen Limburg de vertaling van de bundelingsgebieden zoals het Rijk die hanteert in de Nota Ruimte, ledere stadsregio is voorzien van een zogenaamde grens stedelijke dynamiek (paarse contour). Mede door het regionaal laten opstellen en uitvoeren van woonvisies en programma's voor werklocaties wordt sturing gegeven aan het bundelingsbeleid (POL2006, paragraaf 3.1). Nieuwe bedrijventerreinen in het landelijk gebied worden niet voorzien, tenzij uitbreiding van een bestaand terrein ten behoeve van reeds in de desbetreffende landelijke gemeente gevestigde bedrijven. Uiteraard is bij dergelijke uitbreidingen, evenals bij het aanpassen van de grenzen van de stedelijke dynamiek, ook het contourenbeleid van toepassing. Bij de inrichting en gebruik van die werklocaties zijn de principes van zorgvuldig ruimtegebruik, ruimtelijke uitstraling, bereikbaarheid, verstandig omgaan met water, energie, grondstoffen en afval maatgevend. Bij het bepalen van de werklocaties verwachten wij dat de gemeenten hierbij het voortouw nemen. De rol van de Provincie beperkt zich tot het facilliteren en adviseren, tenzij het om terreinen van bovenregionale betekenis gaat, waarbij de gemeenten onvoldoende initiatief nemen. Dit past ook in de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte "decentraal wat kan, centraal wat moet". In de systematiek het nieuwe Programma Werklocaties wordt geen strak bepaalde planningsopgave meer opgenomen. Dit om voldoende flexibiliteit te behouden ten aanzien van de marktbehoefte en daar adequaat op in te kunnen spelen. SER-ladder. Zowel vanuit Rijksbeleid (Nota Ruimte) als Provinciaal beleid (POL2006) wordt ingezet op een selectief en doelmatig gebruik van de beschikbare ruimte en het verhogen van de ruimteproductiviteit. Hierbij wordt belang gehecht aan een goede toepassing van de zogenaamde SER-ladder: 1. Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is voor een bepaalde functie en/of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden. 2. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen. 3. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Recent hebben VROM, IPO en VNG in de samenwerkingsagenda over "Mooi Nederland" afgesproken de SER-ladder uit te werken en afspraken te maken over toepassing bij de planning van bedrijventerreinen per 1 januari 2009. Limburg past de SER-ladder overigens nu al toe. Contourenbeleid en Nationaal Landschap Zuid- Limburg Het provinciaal beleid richt zich op het zo compact mogelijk houden van stedelijke gebieden. Volgens POL2006 en de nadere uitwerking in de POL-aanvulling Contourenbeleid Limburg (2005) gaat aan een rode ontwikkeling buiten de verbale contouren rond plattelandskernen en buiten de grens stedelijke dynamiek een gedegen planologische afweging vooraf. Indien deze afweging positief uitpakt dan kan de realisatie slechts doorgaan, indien dit gepaard gaat met een tegenprestatie in de vorm van de ontwikkeling van extra natuur binnen de zogenaamde Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG, P2 volgens POL2006). Het plangebied is gelegen in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg. De Nota Ruimte benoemt drie kernkwaliteiten voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg, te weten schaalcontrast van zeer open naar
besloten, groene karakter en reliëf. Als vierde kernkwaliteit heeft de provincie Limburg zelf 'cultuurhistorie' toegevoegd. Dit omdat Zuid-Limburg een lange en bijzondere occupatiegeschiedenis kent met vele zichtbare en onzichtbare tekens in het landschap.
2.2 Overwegingen. 2.2.1 Beschikbare en reeds geplande bedrijventerreinen in Limburg Het voornemen om deze ontwikkeling tot bedrijventerrein Holtum Noord III toe te staan, past in onze visie om kansen te benutten, welke de Limburgse economie op de weg naar een vitale en dynamische economie helpen. Een aantrekkelijk ondernemersklimaat maakt hier onderdeel van uit. Ondanks dat de logistieke sector niet tot de kennisgebieden behoort, waarop Limburg extra wil inzetten (de clusters van kracht), wordt er door het POL2006 onderkend dat vanwege onze ligging deze bedrijfstak extra grote betekenis voor de Limburgse economie heeft. Bovendien vragen de snelle veranderingen in de economie om een werklocatiebeleid dat flexibel en snel op ontwikkelingen kan inspelen. Zo'n beleid omvat de zorg voor tijdige beschikbaarheid van voldoende locaties met de juiste kwaliteit. Dat is een noodzakelijke voorwaarde om de komst van nieuwe bedrijven naar Limburg mogelijk te maken. De locatie Holtum-Noord III was niet opgenomen in de planningsopgave voor Werklocaties uit 2001. In POL2001 is aangegeven dat er twee nadere POL-aanvulling dienen te komen voor de uitwerking van extra bedrijventerreinen in Zuid- en Midden Limburg. De POL-aanvulling van Zuid Limburg voorziet alleen in de terreinen MAA, Pannenslager en Hendrik. In de POL-aanvulling van St. Joost wordt aangegeven dat er in de Westelijke Mijnstreek geen mogelijkheden zijn voor de opvang van de overloop van de Haven Born, voor wat betreft logistieke bedrijvigheid en maakt het mogelijk om in Midden-Limburg St. Joost te ontwikkelen. Op St. Joost is uiteraard ook plek ingeruimd voor eigen opvang uit Midden Limburg. Echter St. Joost is door locatie beperkingen nooit geheel ontwikkeld en dit zal op korte termijn ook niet plaatsvinden. De 45 ha die nu in bestemmingsplan De Berk II worden geregeld zijn geheel nodig voor de opvang van bedrijvigheid uit Midden-Limburg zelf. De overloopfunctie van St. Joost voor de Westelijke Mijnstreek komt daarmee te vervallen en dat betekent, dat alsnog 25 ha netto aan ruimte voor logistieke bedrijven weer gevonden zal moeten worden in de Westelijke Mijnstreek. Daarnaast is beschreven in de analyse werklocaties (zie tussenrapportage ontwikkelingsvisie A2) dat er nauwelijks wisselwerking is tussen Midden-Limburg en Zuid-Limburg, i.c. tussen de gemeente EchtSusteren en Sittard-Geleen. Tenslotte blijkt nu ook uit de analyse van Holtum Noord III dat hier op korte termijn toch mogelijkheden zijn voor logistieke bedrijvigheid. De locatie Holtum-Noord III heeft uiteraard een aantal belangrijke logistieke voordelen. Door de aanwezigheid van de haven, de A2 met de nieuwe ontsluiting naar het Duitse achterland en aansluiting op het spoorwegennet vormt het een multimodaal knooppunt dat logistiek veel voordelen kent. De goede bereikbaarheid stimuleert economische ontwikkeling, zeker gezien de trimodaliteit van het terrein. Dit in tegenstelling tot St. Joost dat alleen per weg is ontsloten. Het plan Holtum-Noord III is inmiddels wel opgenomen in de POL-Uitwerking Programma Werklocaties 2020, waarin op middellange termijn is bezien welke behoefte er is aan nieuwe werklocaties in de regio Westelijke Mijnstreek. Deze herberekening in het kader van een nieuwe POL-uitwerking, als onderlegger van POL 2006, bevestigt dat in elk geval voor logistieke bedrijvigheid zo'n 30 ha aan nieuwe ruimte noodzakelijk is in de regio. Mogelijk dat daar nog max. ca. 50 ha bij moet komen als het cluster automotive-bedrijvigheid al haar initieel toegewezen ruimte ook volledig wil/kan benutten.
Voor wat betreft de alternatieven binnen de Westelijke Mijnstreek (en binnen Midden-Limburg en de Westelijke Mijnstreek beoordeeld) kan ook verwezen worden naar het Programma Werklocaties. Hierin komt duidelijk naar voren dat de behoefte in ieder geval aanwezig is. Uiteraard dient ook het bundelingsbeleid en de SER ladder bij de overwegingen betrokken te worden. Bundelinqsbeleid Kijkend naar de situatie per 1-1-2008 neemt de regio Westelijke Mijnstreek een koppositie in met betrekking tot de bundeling (%) van werklocaties, bedrijven en arbeidsplaatsen binnen stadsregio's:
% Bundeling 2006 Limburg totaal Noord-Limburg Midden Limburg Westelijke Mijnstreek Zuid-Limburg
Werklocaties stedelijk Landelijk
18
81 64 70 94 92
Bedrijven stedelijk
landelijk 43
57
35 30 6
45
7
75
54 89
Arbeidsplaatsen stedelijk landelijk
55 46 11 25
27
72 56 68 90 85
44 32 10 15
In de Westelijke Mijnstreek zijn dus 94% (= 1.680 ha) van de werklocaties, 89% van de bedrijven ( = ca. 7.300 vestigingen) en 90% (= ca. 62.000) van de arbeidsplaatsen gelegen binnen de stadsregio's SittardGeleen. Het nieuwe bedrijventerrein Holtum Noord III betekent een toevoeging van 1 terrein van 25-28 ha bruto met op termijn mogelijk zo'n 600 tot 850 arbeidsplaatsen. De toename is echter dermate marginaal (minder dan 1% van het aantal arbeidsplaatsen) en bovendien gelegen aan de rand van het stedelijk gebied/direct grenzend aan bestaande bedrijventerreinen, dat per saldo geen sprake is van een wezenlijke aantasting van het bundelingsbeleid. Bovendien is na toevoeging van deze locatie nog steeds sprake van een duidelijke afbakening van de stadsregio ten opzichte van het omliggende landelijke gebied. Kijkend naar de SER-ladder: Voor het vinden van een geschikte locatie om logistieke bedrijvigheid te huisvesten in de omvang van 25 ha (planningsopgave), zijn in de Westelijke Mijnstreek ruimtelijke oplossingen in een dergelijke omvang via herstructurering en meervoudig ruimtegebruik niet mogelijk. Wel is bij het zoeken naar uitbreiding van ruimtegebruik in termen van de SER-ladder noodzakelijk eerst te bezien of dit binnen het stedelijk gebied kan en aangrenzend aan bestaande terreinen. Voor Holtum Noord III geldt weliswaar dat net buiten het stedelijk gebied is gelegen, maar wel direct grenst aan bestaande terreinen (Holtum Noord l en II).
2.2.2 Contourenbeleid en Nationaal Landschap Binnen de Stadsregio is een ontwikkeling gaande waarbij in dit gebied rond de A2, spoorlijn en haven een aaneengesloten gordel van werklocaties tot stand lijkt te komen, die met name betrekking hebben op logistiek en distributie. Het bedrijventerrein Holtum Noord III sluit daarbij aan op het bestaande bedrijventerrein Holtum Noord II. Het aanpassen van de grens stedelijke dynamiek vindt plaats op basis van de volgende overwegingen. In het POL2006 staat aangegeven dat de Paarse contouren (de grenzen tussen stedelijk en landelijk
gebied) zijn vastgelegd op basis van de natuurlijke waarden in het omliggende gebied en een goede functionele en stedelijk samenhang, rekening houdend met de verwachte groei, zoveel mogelijk samenvallend met bestaande elementen zoals wegen. Aangezien het gebied Holtum Noord III helemaal ingeklemd zit tussen een snelweg (A2) en het Julianakanaal en doorkruist wordt door een aantal wegen is het hier goed te verantwoorden om de grens hier anders te trekken. De omgevingskwaliteiten ter plaatse worden bepaald door de aanwezige beekloop in de Zuid-Oosthoek, het dijklichaam van het Julianakanaal en de archeologie in de bodem. Binnen de Bedenkingennota bij het ontwerp POL2006 is als voorstel aan Provinciale Staten opgenomen, de (brede) opdracht aan Gedeputeerde Staten om op basis van een gerichte discussie en bijbehorende procedure van een POL-aanvulling, de ligging van de grenzen van de stedelijke dynamiek te evalueren en zonodig te heroverwegen. Deze opdracht is niet expliciet in het POL2006 zelf opgenomen, maar door in te stemmen met Bedenkingen-nota wel door Provinciale Staten geaccordeerd. De uitbreiding van het bedrijventerrein is daarnaast ook gelegen in het Nationaal Landschap Zuid Limburg. Het plangebied in ogenschouw nemende speelt vooral de kernkwaliteit cultuurhistorie een rol van betekenis in dit gebied en dan in het bijzonder archeologie. In 2003 en 2004 zijn bij de aanleg van de N296 (de ontsluitingsweg van Holtum Noord II die dwars door het plangebied loopt) spectaculaire archeologische vondsten gedaan. Er blijkt een archeologische site te liggen die vanaf de prehistorie tot de middeleeuwse tijd continu bewoond is geweest. Door de overstromingen zijn materialen die op andere plaatsen verloren zijn gegaan (hout, bot metaal etc.) in perfecte staat bewaard gebleven. De site is met name bijzonder omdat ook de laat Romeinse - vroeg middeleeuwse bewoningsfase aanwezig is, een tijd waarover nauwelijks iets bekend is. Uitgangspunt van provinciaal beleid is behoud van archeologie in de bodem. Derhalve stellen wij als voorwaarde om in eerste instantie zorgvuldig de mogelijkheden te onderzoeken voor archeologisch vriendelijk bouwen. Hierbij dient door middel van een onderzoek (vooraf gaand aan het vast stellen van het bestemmingsplan) aangetoond te worden, dat de manier van bouwen op geen enkele wijze schadelijk is voor de archeologie. Er mag geen zetting van de grond plaatsvinden. Indien dit inderdaad niet het geval is, moet er vervolgens een archeologisch inrichtingsplan worden opgesteld. Daarnaast dienen de waarden naar de toekomst veiliggesteld te worden door een graafverbod in het bestemmingsplan te regelen en zo te bouwen dat de sloop van de gebouwen de archeologie niet alsnog verstoord. De gemeente Sittard-Geleen is bevoegd gezag voor archeologie en kan niet afwijken van deze norm. Indien er wel zetting van de bodem plaatsvindt vanwege bovenpandse werken dient door middel van een profielsleuvenonderzoek eerst duidelijkheid te worden verkregen of er archeologie op die plek zit en zo ja op welke diepte deze zich bevindt. Vervolgens kan dan nogmaals bezien worden of archeologisch vriendelijk bouwen een optie is. Indien archeologisch vriendelijk bouwen geen optie is, dient men over te gaan tot het doen van archeologische onderzoeken en het veiligstellen van archeologie. Indien men in bepaalde gebieden bij voorbaat al niet kiest voor archeologisch vriendelijk bouwen, bijvoorbeeld in verband met stedenbouwkundige belemmeringen, dient op basis van onderzoek de archeologie veilig gesteld te worden. Hierbij zij opgemerkt dat dit in dit gebied de archeologische resten
10
dermate goed bewaard zijn dat de gebruikelijk opgravingen duurder zijn dan normaal. Hiervoor zal geld gereserveerd moeten worden. Gezien de complexiteit van de archeologische ondergrond is het aan te raden op tijd met de onderzoeken te starten en vooraf een historische landschapsanalyse te laten maken. Een goed grip op het onderliggende landschap levert in de rest van het traject geld en tijd op. Het stedenbouwkundig ontwerp en de landschappelijke inpassing dient aandacht te besteden aan en afgestemd te zijn op de in het gebied aanwezige archeologische waarden. De grens Nationaal Landschap Zuid-Limburg wordt aangepast, zodanig dat de werklocatie Holtum Noord III er buiten komt te liggen. De randvoorwaarden met betrekking tot archeologie maken dat toch op een adequate manier rekening wordt gehouden met de ter plaatse aanwezige omgevingskwaliteiten. Vanwege economische en demografische ontwikkelingen en de wens tot herstructurering en revitalisering van het bestaande stedelijk gebied en de huidige ingeklemde ligging van het plangebied, ligt een verdere uitbreiding (buiten Holtum Noord III) van de stadsregio niet voor de hand. Uiteraard is bij de afronding van dit stedelijk gebied aandacht noodzakelijk voor de kwaliteit van de stedelijke skyline en het minimaliseren van de visuele invloed op de omgeving. Dit is ook uitgewerkt in de stedenbouwkundige visie die de gemeente heeft laten opstellen in het kader van het bestemmingsplantraject. Rekeninghoudend met de uitgangspunten "zuinig omgaan met ruimte", is uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein op deze locatie aanvaardbaar. 2.2.3 Overwegingen ten aanzien van effecten op de omgeving Agrarische aspecten Op de locatie Holtum Noord III zijn geen agrarische bedrijven gevestigd. De gronden zijn momenteel wel nog als agrarische productiegrond in gebruik. Er is overleg gaan om de agrariërs compensatiegronden aan te bieden en de aanwezige agrariërs dus te verplaatsen. Natuur Het plangebied is gelegen tussen het Julianakanaal en de rijksweg A2 en bestaat voornamelijk uit agrarisch gebied. De percelen worden hoofdzakelijk gebruikt voor akkerbouw. Het gebied wordt doorsneden door de aan- en oprit van de A2 naar het industrieterrein Holtum-Noordll en de kernen Roosteren en Dieteren. Door dit intensieve gebruik kent het gebied nauwelijks natuurwaarden. Er zijn enkele kleinere bosschages aanwezig en enkele graslandjes (braakliggende stukjes en stroken). Deze zijn van geringe ecologische betekenis. Verder stroomt een gedeelte van de Geleenbeek door het plangebied. De tak van de Geleenbeek wordt verlegd naar de andere zijde van de A2, waar een groene zone wordt aangelegd. En vormt de Geleenbeek samen met de Vloedgraaf en Roode beek aan de oostkant van de A2 een potentieel meer waardevolle situatie, gezien de grote ecologische relatie van het plangebied met de omgeving. Beschermde soorten Om de natuurwaarden van het gebied in beeld te brengen is een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd (C.E. Linders & iR.A.J. Pahlplatz, 2008. Quickscan flora en fauna. Holtum-noord III. Revisie 2008 inclusief habitattoets. In opdracht van DHV. Meervelt, Nederweert). Hieruit blijkt dat de belangrijkste natuurwaarden in de huidige situatie bestaan uit enkele soorten broedvogels van agrarisch gebied en enkele algemeen voorkomende soorten zoogdieren (muizen, ratten, egels, algemeen voorkomende
11
vleermuizen). Het plangebied blijkt echter na de ingreep ook deel uitmaken van het (marginaal) leefgebied van deze soorten, waardoor de betekenis van het gebied voor zoogdieren niet afneemt. Gezien de intensieve bewerking van de akkers en de afwezigheid van kleine landschapselementen is de huidige betekenis voor vogels echter gering. De ontwikkeling heeft dan ook geen invloed op de staat van instandhouding van de genoemde soorten op regionaal en provinciaal niveau. Ook komen nesten van jaarrond beschermde vogelsoorten in het plangebied niet voor. De aanwezigheid van overig beschermde soorten in het plangebied kan worden uitgesloten. De ingreep lijkt dan ook in geen conflict te staan met de Flora- en faunawet. Wel dient de zorgplicht uit deze wet in acht te worden genomen.
Gebiedsbescherming Groene waardenkaart Het gebied valt niet onder een van de beleidscategorieën vallend onder de Groene waardenkaart van het POL. Natura 2000 Het plangebied ligt op circa 900 tot 1600 meter afstand van het Natura 2000-gebied Grensmaas. De doelen waarvoor de Grensmaas is aangewezen, staan vermeld in onderstaande tabel. Natura 2000 Ontwerp-aanwijzingsbesluit Grensmaas (oktober 2008) Instandhoudingsdoelstellingen H3260 Beken en rivieren met waterplanten, subtype (grote fonteinkruiden) Doel Uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit H3270 Slikkige rivieroevers Doel Behoud oppervlakte en verbetering kwalitei H6430 Ruigten en zomen (moerasspirea) Doel Behoud oppervlakte en kwaliteit H91 EO Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen) Doel Behoud oppervlakte en kwaliteit H1099 Rivierprik Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied H1106 Zalm Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied H1163 Rivierdonderpad Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied H1337 Bever Doel Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied H1037 Gaffellibel (complementair doel) Doel Behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied
De vestiging van de bedrijven op Holtum Noord III zullen plaatselijk leiden tot bepaalde effecten op het milieu om en nabij het plangebied, met name veroorzaakt door de toename van het wegverkeer. Deze effecten betreffen de verspreiding van verzurende en verontreinigende depositie, geluid, trilling, optische verstoring en verstoring door licht. Het Natura 2000-gebied Grensmaas ligt op enige afstand van het
12
project-gebied. Om te onderzoeken of deze milieu-effecten ook negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen waarvoor het Natura 2000-gebied Grensmaas is aangewezen, is een habitattoets uitgevoerd in het kader van de bestemmingsplanprocedure (C.E. Linders & iR.A.J. Pahlplatz, 2008. Quickscan flora en fauna. Holtum-noord III. Revisie 2008 inclusief habitattoets. In opdracht van DHV. Meervelt, Nederweert). Hieruit komt naar voren dat er geen enkel negatief effect uitgaat van de aanwezigheid van het bedrijventerrein op het Natura 2000-gebied Grensmaas met name vanwege de afstand tussen het Natura 2000 gebied en de projectlocatie, de verspreiding van de specifieke soorten en habitatttypen over het Grensmaasgebied (meest gevoelige typen liggen in het noordelijk deel van het Natura 2000-gebied) en hun specifieke gevoeligheid voor de mogelijke milieu-effecten en de aanwezigheid van tussenliggende elementen (o.a. hoge talud Julianakanaal). Natuurcompensatie Omdat enkele bosjes in de huidige situatie beschermd zijn door het bestemmingsplan en het onder de werkingssfeer van de Boswet valt, is het Afwegingskader 'Beleidsregelmitigatie en compensatie natuurwaarden' (artikel 2.3) (Provincie Limburg, 2005) van toepassing. Aangezien het bosgebied buiten EHS/POG valt, is de compensatie 1:1. Er dient een compensatieplan/overeenkomst opgesteld en gerealiseerd te worden vóór de realisatie van het industrieterrein. Een compensatie-overeenkomst is opgesteld in het kader van de bestemmingsplanprocedure. Compensatie van deze waarden kan gepaard gaan met de herinrichting van de beek aan de andere zijde van de A2. Hierdoor kan de (verbindende) functie van dit gebied versterkt worden, zeker wanneer dit gecombineerd wordt met de lopende compensatieverplichting van de uitbreiding van Holtum II. Landschap Het plangebied is met name ingericht als akkerbouwgebied. De ontsluitingsweg van Holtum Noord II ligt dwars door het plangebied. Landschappelijk heeft het gebied slechts enkele kwalitatieve aspecten waaronder het enige natuurlijke kwaliteitselement een tak van de Geleenbeek. Deze heeft echter momenteel geen natuurlijke waarden en zal ook bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein niet de meest wenselijke natuurlijke en ecologische waarde verkrijgen. Derhalve zal hij verplaatst worden naar de oostkant van de A2 en in samenhang met de daar reeds aanwezige beken (Vloedgraaf en Roode Beek) tot een beekdelta te worden omgevormd. Ook in de rapportage Groene waarden die vanuit het gebiedsbureau Westelijke Mijnstreek is begeleid is de Geleenbeek verder geleid aan de oostkant van de A2 en staat beschreven als het ontstaan van een natte ecologische verbindingszone in een half open natuurlijk landschap. Aangezien er reeds verstoring heeft plaatsgevonden door de aanleg van de ontsluitingsweg van Holtum Noord II in het kader van het project Bottleneck kan door opoffering van dit gebied elders een inbreuk op maagdelijk gebied worden uitgesloten. Mobiliteit De bedrijfslocatie Holtum Noord wordt optimaal ontsloten. Een groot deel van het verkeer van en naar het bedrijf van initiatiefnemer zal zijn weg vinden via de A2. Een beperkt deel van het verkeer zal via weg Susteren /Maaseik(B) de N570 rijden en een deel zal gebruik maken van de nieuwe weg naar de Selfkant. De ontsluitingsweg van Holtum Noord is goed toegerust voor de verwerking van deze verkeerstromen. Er zal wel nagedacht moet worden over de realisatie van de hevel om verdere constipatie van de A2 te voorkomen
13
Archeologie In 2003 en 2004 werd bij de aanleg van de N296 spectaculaire archeologische vondsten gedaan. Omdat de archeologische resten onverwacht waren en omdat ze van nationaal belang bleken, hebben we als Provincie een subsidie van het rijk ontvangen als tegemoetkoming in de hoge onderzoekskosten. Als Provincie hebben we een substantieel bedrag aan deze relatief kleine opgraving gespendeerd. Ofschoon er goed archeologisch vooronderzoek gedaan was, bleek de archeologie in dit overstromingsgebied van de Maas dermate complex dat de vondsten op het eerste gezicht niet (in die mate) verwacht werden. Er bleek een archeologische site te liggen die vanaf de prehistorie tot de middeleeuwse tijd continu bewoond was geweest en duidelijk toonde dat leven zo dicht langs de Maas gevaarlijk was. Bewoners vluchten vaak voor het hoge water met achterlating van hun bezittingen. Door de overstromingen zijn materialen die op andere plaatsen verloren zijn gegaan (hout, bot metaal etc.) in perfecte staat bewaard gebleven. De site is met name bijzonder omdat ook de laat Romeinse - vroeg middeleeuwse bewoningsfase aanwezig is, een tijd waarover nauwelijks iets bekend is. Later heeft nog een opgraving in het gebied plaatsgevonden ditmaal in opdracht van GEKA. Ook hier werden bijzondere vondsten gedaan en is het bijzondere karakter van dit deel van Limburg bevestigd. Milieu De uitbreiding van Holtum Noord heeft invloed op het milieu in de directe omgeving en reeds aanwezige (risico) bronnen hebben invloed op de mogelijkheid tot ontwikkeling van het plangebied. In het kader van het bestemmingsplan zijn voor diverse aspecten onderzoeken uitgevoerd. In deze POL-aanvulling wordt voor zover mogelijk gebruik gemaakt van deze onderzoeken en wordt aangegeven of er knelpunten te verwachten zijn. Hieronder wordt ingegaan op de resultaten van de reeds uitgevoerde onderzoeken per milieuaspect en de eventuele te verwachten knelpunten. Geluidhinder In het kader van deze POL-aanvulling is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek vindt plaats in het kader van het bestemmingsplan. Op het bedrijventerrein Holtum Noord III is voornamelijk de vestiging van logistieke bedrijven voorzien. Het bedrijventerrein wordt ontsloten via de Holtum Noordweg, die direct aansluit op de A2. Het toekomstige woon- en leefklimaat bij de dichtstbijzijnde woningen in Baakhoven en Illikhoven mag ten gevolge van zowel het verkeerslawaai als het industrielawaai niet verslechteren. In het bestemmingsplan zal een en ander onderbouwd moeten worden. Verwacht wordt dat voor de woningen in Braakhoven het wegverkeerslawaai van de A2 de dominante geluidsbron is én voor de woningen in Illikhoven is naar verwachting het geluid van de bestaande industrieterreinen Holtum Noord l en II bepalend. Wij zien geen belemmeringen voor de vestiging van logistieke bedrijven op Holtum Noord III. Externe veiligheid In het kader van het door de gemeente Sittard-Geleen opgestelde bestemmingsplan zijn reeds diverse onderzoeken uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de risico's die het transport van gevaarlijke stoffen (oa over de A2) met zich meebrengt. Uit onderzoek blijkt dat er een hoge druk aardgasleiding door het gebied loopt met een invloedsgebied van 35 meter aan weerszijden van het tracé. Bij bebouwing nabij deze leiding moet rekening worden gehouden met de voorwaarden die de Gasunie heeft gesteld aan het ruimtegebruik rond de leiding. Op dit moment wordt onderzocht of, en zo ja hoe de leiding verlegd kan worden. De consequenties van deze
14
hoge druk aardgasleiding voor de ontwikkeling van Holtum-Noord III kunnen daarom in dit stadium nog niet worden aangegeven. In overleg met de Gasunie zullen de beperkingen in het ruimtegebruik moeten worden vastgesteld. In het bestemmingsplan zal hier verder op ingegaan worden. Het transport van gevaarlijke stoffen over de A2 brengt risico's met zich mee waarmee bij de ontwikkeling van Holtum-Noord III rekening gehouden moet worden. Mogelijke ongevallen waarbij brandbare of giftige stoffen vrijkomen, kunnen leiden tot slachtoffers in de omgeving. Nieuwe bebouwing moet daarom voldoen aan de normwaarde voor het plaatsgebonden risico, bovendien heeft de wetgever eisen gesteld aan het groepsrisico - de kans op grotere aantallen slachtoffers als gevolg van een incident. Uit onderzoeken blijkt dat de realisatie van het bedrijventerrein voldoet aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A2 vormt daarmee geen belemmering voor realisatie van Holtum-Noord III. Het plan leidt wel tot een toename van het groepsrisico. Derhalve zal de brandweer om advies gevraagd moeten worden met betrekking tot verbetering van zelfredzaamheid en/of de mogelijkheden voor hulpverlening. De gemeente Sittard-Geleen zal bij vaststelling van het bestemmingsplan een besluit moeten nemen waarin zij de toename van het groepsrisico verantwoorden en accepteren. Bodem In deze POL-aanvulling is op hoofdlijnen onderzocht of er bodemverontreiniging aanwezig is die extra aandacht behoeft. Er zijn in het kader van het bestemmingsplan reeds diverse onderzoeken uitgevoerd, Hieruit blijkt dat de bodemkwaliteit in het gebied geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling. De verdere uitwerking van dit aspect vindt plaats in het kader van de bestemmingsplanprocedure. Luchtkwaliteit Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat in het jaar van realisatie, maar ook in de toekomst, de luchtkwaliteit in het plangebied en de directe omgeving daarvan, aan alle grenswaarden uit de Wet milieubeheer, Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, wordt voldaan. De uitbreiding leidt niet tot grenswaardeoverschrijding. Er zijn derhalve geen redenen om vanuit het aspect luchtkwaliteit af te zien van de bovengenoemde ontwikkeling. Duurzaamheid In het POL2006 geeft de provincie Limburg aan dat alle nieuwe bedrijventerreinen op duurzame wijze ontwikkeld, ingericht en beheerd moeten worden. Dit duurzaam ontwikkelen, inrichten en beheren van bedrijventerreinen is maatwerk en verschilt per terrein. Specifieke kansen moeten per terrein opgespoord worden. Door vroeg in het planvormingsproces aan de slag te gaan met de kansen die een nieuwe ontwikkeling kan bieden kunnen resultaten vaak al worden uitgewerkt in verdere plan- en besluitvorming van het bestemmingsplan. Water Beekdalen en laagtes Binnen het plangebied dient een ruimte (10% van het plangebied) voor water (bergings- en/of infiltratievoorzieningen) gereserveerd te worden. De consequenties van een en ander moeten worden verankerd in het bestemmingsplan.
15
De Geleenbeek is in het plangebied aanwezig. Aangezien de beek in relatie tot de ontwikkeling van een bedrijventerrein in de knel lijkt te komen, is er voor gekozen om de beek te verplaatsen naar de oostkant van de A2. Aan deze oostkant komen de drie beken bij elkaar en gaan hier een Beekdelta vormen (de Beekdelta Geleenbeek, Vloedgraaf en Rode Beek. Dit zal een belangrijke schakel vormen in de groen/blauwe ladderstructuur van de A2 ontwikkelingszone, waarbij wordt ingezet op een delta van natuurlijk ingerichte waterlopen in een half open landschap. Ruimte voor veerkrachtige watersystemen Een deel van het plangebied bestaat uit het POL perspectief 3, Ruimte voor veerkrachtig watersysteem. De omzetting naar bedrijventerrein leidt tot verlies van oppervlakte aan P3. Er zal worden toegezien dat in het kader van de A2 ontwikkelingsvisie en meer specifiek de ontwikkeling van de Beekdelta de waterbergende en waterafvoerende functie wordt gecompenseerd. Grondwaterbescherminasaebied Het plangebied is ook gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied van de winning Roosteren. Het beschermingsbeleid van de provincie is vastgelegd in de Provinciale Milieu Verordening. Activiteiten en bedrijven die een bedreiging kunnen vormen voor de openbare drinkwatervoorziening worden niet toegestaan. De eisen die verbonden zijn aan het grondwaterbeschermingsgebied moeten nader worden uitgewerkt in het bestemmingsplan. 2.4 Afweging Aangezien de economische kansen in dit gebied zeer waardevol zijn, er bovendien door de aanleg van de provinciale weg al grote inbreuk is gedaan in dit gebied en de kwaliteiten die er nog zijn, beter tot hun recht komen aan de overzijde van de A2, is er voor gekozen om op deze locatie een bedrijventerrein te realiseren. Dit uiteraard met respect en grote zorg voor de archeologische waarden. Hiermee blijft de behoefte aan logistieke bedrijvigheid geconcentreerd en wordt er verder geen inbreuk gedaan op andere gebieden in de Westelijke Mijnstreek. Dit heeft tot gevolg dat de grens stedelijke dynamiek, samen met de grens van het Nationaal Landschap wordt verlegd. Uit het voorgaande blijkt dat: • De economische kansen voor de locatie Holtum Noord III groot zijn en dat vanuit de bedrijventerreinenstrategie Holtum Noord III geschikt is voor de vestiging van een logistiek terrein met een omvang van ca. 25 -28 ha bruto; • De locatie weliswaar buiten de grens stedelijke dynamiek is gelegen, maar aansluit op het verstedelijkingsbeleid en in overeenstemming is met de doelstelling van het contourenbeleid; • de ontwikkeling op deze locatie geen onacceptabele effecten heeft op de ter plaatse aanwezige waarden en dat door de aanleg van de ontsluitingsweg vanaf de A2, het gebied reeds functioneel als entree voor de werklocaties Holtum Noord en de Barge terminal fungeert. Op grond van deze afweging achten wij de invulling van de locatie Holtum Noord III met logistieke activiteiten van ca. 25-28 ha planologisch aanvaardbaar onder de voorwaarden dat de hierna genoemde tegenprestatie wordt uitgevoerd en dat de randvoorwaarden voor archeologie worden nageleefd.
16
Tegenprestatie en randvoorwaarden De Provincie stelt twee randvoorwaarden aan de ontwikkeling van het plangebied Holtum Noord III, te weten: • dat de kernkwaliteit archeologie zorgvuldig kan worden meegenomen in het planproces en • dat er voor de tegenprestatie en de natuurcompensatie een degelijke oplossing wordt gevonden aan de oostkant van de A2 in nauwe relatie met de ontwikkelingsvisie A2 Maasbracht-Beek Tegenprestatie en natuurcompensatie Het feit dat de uitbreiding van dit bedrijventerrein buiten de contour ligt, brengt met zich mee dat er aandacht moet zijn voor de tegenprestatie. Gezien het feit dat Holtum Noord III onderdeel vormt van de A2-gebiedsontwikkeling van Maasbracht tot Beek, zal ook de tegenprestatie worden bezien in dit groter kader. In het gebied van Holtum Noord III spelen de volgende zaken: de reservering voor natuurcompensatie vanuit Holtum Noord II in het zuidelijkste gedeelte van het plangebied langs het Julianakanaal de verplaatsing van een tak van de Geleenbeek uit het plangebied natuurcompensatie vanuit de ontwikkeling van Holtum Noord III zelf en de tegenprestatie in het kader van het bouwen buiten de contour. Door het combineren van deze vier aspecten kan een duidelijke meerwaarde worden gecreëerd. De uitwerking van deze natuurcompensatie en tegenprestatie zal zijn plek krijgen in het kader van de A2 ontwikkelingsvisie. Hierin is aan de oostkant van de A2 een landschappelijke en ecologische ontwikkeling voorzien in het kader van de Beekdelta Geleenbeek, Vloedgraaf en Roode Beek. Er zal in dit gebied een natte verbindingszone ontstaan in een half open natuurlijk landschap. De gerenatureerde/ingerichte meanderstrook leidt daarbij tot een groter waterbergend vermogen bij hoge Maaswaterstand (zie kaart 6). De precieze invulling zal uiteraard worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente, provincie en initiatiefnemer (i.c. GEM Holtum Noord III en LIOF). Een extra positieve ontwikkeling die in een groter verband bekeken wordt is het streven van initiatiefnemers om een ongehinderde logistieke verbinding te realiseren (de zogenaamde hevel) voor zowel spoor als weg tussen het bedrijventerrein Holtum Noord gelegen aan de haven van Born en Nedcar en het achterliggende gebied. Uiteraard biedt dit economisch voordeel, namelijk de snelheid van levering en het voorkomen van nog meer opstoppingen op de A2. Er is echter zeker ook voordeel voor de leefbaarheid en het landschap. De hevel zorgt er immers voor dat het oude treinspoor opgeheven kan worden, dat nu dwars door het woongebied van o.a. Limbricht loopt. In de A2 ontwikkelingsvisie is ook al nagedacht over de hevel en is geopperd dat dit een uitstekende creatieve wandel- en fietsroute door het groen kan worden aangelegd. Kernkwaliteit Archeologie Uitgangspunt van provinciaal beleid is behoud van archeologie in de bodem. Zeker zulke belangrijke (en dure) archeologie kan beter in de bodem bewaard blijven dan opgegraven worden. Opgraven kan maar één keer en dan moet er de garantie zijn dat het ook helemaal goed gebeurd. De opgraving kan immers niet nog eens over gedaan worden. Echter gezien het economisch belang van dit gebied en de beperktheid van de overige waarden in het gebied is er voor gekozen om in dit gebied toch te bouwen. Uitgangspunt zal in de eerste plaats archeologie vriendelijk bouwen zijn, mocht dit geen optie zijn dan dienen - gezien de bijzondere (internationale en nationale) waarde van de archeologie in dit gebied en de
17
hoge conserveringsgraad van de archeologische resten - de onderzoeken en opgravingen zorgvuldig plaats te vinden (zie verder ook onder contourenbeleid en nationaal landschap).
Ten slofte De Provincie meent dat de voorgestane ruimtelijke vertaling kansen biedt aan de economische ontwikkeling, het landschap en bij toepassing van de hevel het verbeteren van de woonomgeving en er om die redenen ingestemd moet worden met deze POL-aanvulling. 2.4
Beleidsuitspraken
Bedrijventerrein Holtum Noord III Wij achten de ontwikkeling van het bedrijventerrein Holtum Noord III als een nieuw te ontwikkelen locatie voor logistieke bedrijvigheid met bijbehorende kantoren ter grootte van ca. 25-28 ha bruto vanuit de hiervoor genoemde overwegingen en afweging, de meest aangewezen locatie voor de uitbreiding van het logistieke bedrijventerrein. Overigens moet worden vermeld, dat in de bestaande provinciale beleidsstukken geen onderbouwing is te vinden, waarom Holtum Noord III als optie voor uitbreiding bedrijventerrein eertijds buiten beschouwing is gebleven. Door de logistieke bedrijvigheid op deze (multimodaal ontsloten) locatie te clusteren, wordt zorggedragen voor het niet verder aantasten van de landschappelijke en natuurlijke waarden aan de oostkant van de A2 of een aanslag elders in het landelijk gebied. Uitgangspunt is tevens intensivering van het ruimtegebruik op deze locatie, hetgeen leidt tot een nog verdergaande besparing op ruimtegebruik. Er moet worden voldaan aan de POL-voorwaarden met betrekking tot bedrijfslocaties (POL2006, paragraaf 5.2, 5.3), zoals landschappelijke inpassing, ontsluiting en duurzaamheidaspecten. Het bedrijventerrein Holtum Noord III wordt opgenomen in het bedrijventerreinen-monitoringsysteem REBIS en betekent een aanpassing van kaart 5b bedrijventerreinen van POL2006 (zie kaart 5). Op grond van het contourenbeleid wordt de grens stedelijk dynamiek van de stadsregio Sittard-Geleen, zodanig aangepast dat de bedrijfslocatie binnen de grens stedelijke dynamiek komt te liggen. Tegelijkertijd wordt de grens Nationaal Landschap ter plaatse aangepast, zodanig dat het bedrijventerrein Holtum Noord III er buiten komt te liggen. Dit betekent een aanpassing van enkele kaarten van POL2006 (kaarten 1 en 5b). Vanwege de vrijwel parallelle voorbereiding van het bestemmingsplan wordt het bedrijventerrein Holtum Noord III aangegeven als P9 (bestaand stedelijk gebied). Dit betekent een aanpassing van kaart 1 van POL2006.
Voor de ontwikkeling van de bedrijfslocatie is op grond van het contourenbeleid een tegenprestatie vereist. De tegenprestatie voor de realisatie van Holtum Noord III en de verplichting tot natuurcompensatie van zowel Holtum Noord II en Holtum Noord III (waaronder de verlegging van de beekloop) wordt voornamelijk ingezet aan de oostzijde van de A2 en zal leiden tot nader te bepalen realisatie van POG-gebieden.
18
Als bespreekbaar onderdeel van de tegenprestatie wordt meegenomen het behoud van de kernkwaliteit archeologie en het ontwikkelen van de hevel tussen het oostelijk en westelijk bedrijventerein met een directe aansluiting op het spoorwegnet. Ten aanzien van archeologie wordt de randvoorwaarde gesteld dat er onderzocht moet worden of archeologisch vriendelijk bouwen een optie is. Indien dit mogelijk is, wordt er dus extra inzet geleverd om de kernkwaliteit archeologie te behouden en zou dit mogelijk als tegenprestatie meegenomen kunnen worden. Ten aanzien van de hevel kan vermeld worden dat de voordelen tweeledig zijn. Ten eerste zal het nog verder te ontwikkelen landschappelijk waardevolle gebied ten oosten van de A2 niet belast behoeven worden voor deze verbinding zoals in sommige voorstellen voorligt en ten tweede kunnen een aantal Sittardse kernen (Limbricht, Born, Buchten en Holtum) daardoor op termijn ontlast worden van de bestaande spoorverbinding en de impact op het landschap. 2.5. Wijzigingen POL2006 Er is geen sprake van een aanpassing van de visie op hoofdlijnen en/of beleidsregels van POL2006. Wel zijn enkele kaartaanpassingen aan de orde. Een uitsnede van de kaart van POL 2006 is weergegeven op kaart 3. Het verleggen van de Grens stedelijke dynamiek van de stadsregio Sittard-Geleen De verlegde grens (zie kaart 4) komt om het bedrijventerrein Holtum Noord III heen te liggen en wordt in het oosten begrensd door de A2, in het westen door het Julianakanaal en in het noorden door de gemeentegrens van Echt Susteren. Dit betekent een aanpassing van kaart 1 van POL2006 (zie kaart 3 en 4). Tevens betekent dit een verlegging van de grens Nationaal Landschap Zuid-Limburg, deze komt om het bedrijventerrein heen te liggen. Veranderen van het POL-perspectief voor het gebied Holtum Noord III Het plangebied Holtum Noord III verliest de aanduiding van Perspectief 4 Vitaal landelijk gebied en Perspectief 3. Daarvoor in de plaats komen de aanduiding: P9 Bestaand Stedelijk gebied voor de bedrijfslocatie Holtum Noord III. Dit betekent een aanpassing van de kaart 1 van het POL2006 . De aanpassingen zijn weergegeven op kaarten 3 en 4. Aanpassing Kaart 5b Bedrijventerrein Het bedrijventerrein Holtum Noord III wordt toegevoegd (zie kaart 5).
19
Bijlagen Kaarten: Nr.1. Locatie plangebied Nr. 2. Plangebied kaart 2 Nr. 3. Bestaande situatie kaart 1 POL2006 Nr. 4. Nieuwe situatie kaart 1 POL2006 Nr. 5. Bedrijventerreinen kaart 5b POL2006 Bedrijventerreinen Nr. 6. Zoekgebied tegenprestatie in relatie tot EHS/POG op regionale schaal
20
POL-aanvuling Bedrijfslocatie Holtum Noord III - Locatie plangebied
crttwwp POL-aanvUltog 16oece«T*)er2Q08
.
::;- -
t - *r\f
>l_-'-ni.'
•p"/
'
• O-
v^% ,
.,• ^'; Av>™
' -r** ; .•*. l •• .-
:
iri
- '
: Y' h - ' ' '
: Bïichtenm';>-
AjMtó«t
3£^,
-.
l
5w?-*-';;rj
1^;
t . Jh II
l
provincie limburg
POL-aanvuling Bedrijfslocatie Holtum Noord III - Plangebied
ontwerp POL-»nviMtg
i6«cemoef2QOe
; ? ,' Visserweert
^
«na
11? cc-:
A provincie limburg
22
POL-aan vulling Bedrijfslocatie Hottum Noord III - Bestaande situatie
| P t Ecologische hoofdstructuur
ontwerp POL-ajnvJUg leaecemoeratMa
_] Gre-is sted«!>e dynamiek
P2 Provinciale ontwikkclingszoo* Grot i P3 Ruimte voor v*«rkracfctige watersystemen P4 Vitaal lancteljk g«b«*ti P6 Plattetarxlskcm •
PTComöor PS Stede! ijk* ontwi k keu ngszar* PC Stedelijke beoojwng
• 12SCCO
provincie limburg
.
POt-aanvuling Bedrijfslocatie Hollum Noord III - Nieuwe situatie
P' Ecologisch-» hoofditruetuir P2 Provinoial» ontwik k •hngtton* Gro«n P3 Ruimt* voor v««rkrachtig* watcrsyitemm
ORtveip POC-aanviAig 16decemBer2MB
J Gr*ns stedelijk* dynamiek |
|P»rot*»n SEFbMk
P4 Viu*l landelijk g*b
|
PTCorrtöor PS Stedeke ortw kh»l ngszor^
A provincie limburg
•j
24
POL-aanvulïng Bedrijfslocatie Hottum Noord III - Bedrijventerreinen i .;*-„
ontwerp POL-unvUkK] 16 dramt» 2008
l
provincie limburg
21
provincie limburg m