www.JoopLengkeek.nl
Hoofdstuk 30
Interne verslaggeving Kosten en uitgaven Bedrijven zijn verplicht 1 maal per jaar een balans op te stellen en een winst & verliesrekening te maken. (voor de belastingdienst) Meestal is dat per 31 december. Grote bedrijven willen ook gedurende het jaar weten hoe ze er voor staan. Bijvoorbeeld per kwartaal of per maand. (we noemen dit permanentie)
1
Hoofdstuk 30 Kosten en uitgaven Wanneer je gebruik maakt van je aankoop is niet hetzelfde moment als dat je het betaalt!
Vooruitbetaalde bedragen Voorbeeld: abonnementen en verzekeringen We noemen dit uitstelposten omdat we het boeken van de kosten uitstellen. Nog te betalen bedragen Voorbeeld: leverancierskrediet en rentekosten We noemen dit anticipatieposten omdat we de kosten nu boeken en de betaling later plaatsvindt. 2
Opgave 1
In les
Hoofdstuk 30
Bereken de maandelijkse verzekeringskosten €14.400 / 12 = €1.200 Bereken het vooruitbetaalde bedrag per 1 mei Op 1 mei zijn er 8 maanden vooruit betaald. Het vooruitbetaalde bedrag is dus: 8 * €1.200 = €9.600 Bij de bezettingen (linkerkant balans) Bereken het vooruit betaalde bedrag per 1 januari Er wordt op 2 januari betaald. Er is dus niets vooruitbetaald.
3
Opgave 2
In les
Hoofdstuk 30
Lening: €520.000 ; rente 6% per jaar ; aflossing €10.000 / half jaar ; Per 1 maart en 1 september (achteraf) a) Bereken de interest over de maand februari 1 maand: 6% van €520.000 / 12 = €2.600 b) Bereken de aflossing en rente per 1 maart Per 1 maart wordt een half jaar rente en aflossing betaald. Dit is: €10.000 aflossing Rente: 6% van €520.000 / 2 = €15.600 c) Bereken de interestkosten over de maand maart Op 1 maart is €10.000 afgelost. De lening is dus nog: €510.000 De rente over de maand maart is dus: 6% van €510.000 / 12 = €2.550 4
Opgave 2
In les
Hoofdstuk 30
Lening: €520.000 ; rente 6% per jaar ; aflossing €10.000 / half jaar ; Per 1 maart en 1 september (achteraf) d) Bereken de aflossing en interest per 1 september Aflossing: €10.000 Interest: 6maanden: 6% van €510.000 * 6 / 12 = €15.300 e) Bereken het nog te betalen interest per 31 december September – december zijn 4 maanden De lening:€520.000 - €10.000 (maart) - €10.000 (sept)= €500.000 ; Dit is: 4 /12 * 6% van €500.000 = €10.000 Dit staat aan de rechterkant (credit) van de balans bij de schulden f) Welke hypotheekvormen ken je? Lineaire hypotheek, spaarhypotheek, annuïteitenhypotheek (beleggingshypotheek, aflossingsvrije hypotheek)
5
Opgave 3
huiswerk
Hoofdstuk 30
Bereken de aflossing en interest per 1 maart 2007 Aflossing: €10.000.000 / 40 = €250.000 / jaar Er zijn 4 jaar afgelost, de lening is dus nog €9.000.000 De rente is dus €9.000.000 * 6% = €540.000 Bereken per 31 december 2007 de nog te betalen interest De lening is nog: €8.750.000 De rente die betaald moet worden is 10 maanden: 10 /12 * 6% * €8.750.000 = €437.500 Bereken de assurantie(verzekering)premie op 1 maart 2007 Nieuwwaarde woningen: 60 * €220.000 * 150/100 = €19.800.000 ; Premie: 0,9‰ van €19.800.000 = €17.820 / jaar Bereken het bedrag van de vooruitbetaalde verzekeringskosten per 31 dec 2007 2 maanden vooruitbetaald: 2 * €17.820 / 12 = €2.970
6
Hoofdstuk 30 Opbrengsten en ontvangsten Ook opbrengsten (verkopen) kan je vooruit ontvangen of achteraf!
Vooruitontvangen bedragen Voorbeeld: prepaid kaarten, OV-chipkaart, webwinkel We noemen dit uitstelposten omdat we het boeken van de opbrengst uitstellen. (rechts op de balans) Nog te ontvangen bedragen Voorbeeld: de klant betaalt later (de afnemer krijgt krediet) We noemen dit anticipatieposten omdat we de opbrengsten nu boeken en de betaling later plaatsvindt. (links op de balans, debiteuren)
7
Opgave 4
In les
Hoofdstuk 30
Bereken de maandelijkse kosten voor het magazijn €19.200 / 12 = €1.600 Bereken het bedrag op de balans per 31 oktober 2 maanden * €1.600 = €3.200 Bereken de maandelijkse opbrengst voor de verhuurder €1.600 Bereken het bedrag dat de verhuurder op de balans opneemt. 2 * €1.600 = €3.200 (rechterkant (credit) van de balans
8
Opgave 5
In les
Hoofdstuk 30
Bereken de maandelijkse interestkosten €240.000 * 8% / 12 = €1.600 Bereken het bedrag op de balans per 31 december 2008 8 maanden * €1.600 = €12.800 Waar staat dit op de balans? Nog te betalen interest (rechterkant (credit) van de balans
9
Opgave 6
huiswerk
Hoofdstuk 30
Bereken de maandelijkse huuropbrengsten €2.100 / 3 * 8 = €5.600 Bereken het bedrag dat per 1 februari vooruit is ontvangen 2 maanden * €5.600 = €11.200 Bereken het bedrag dat per 28 februari vooruit is ontvangen 1 maand = €5.600 Waar staat dit op de balans? Vooruitontvangen bedragen (rechterkant (credit) van de balans
10
Opgave 7
Niet huiswerk in les
Hoofdstuk 30
Bereken de maandelijkse huurkosten €10.800 / 12 = €900 Bereken het bedrag dat per 31 december vooruit is betaald 2 maanden * €900 = €1.800 Waar staat dit op de balans? Vooruitbetaalde bedragen (vooruitbetaalde huur) linkerkant (debet) van de balans
11
Opgave 8
In les
Hoofdstuk 30
a) Bereken de schuldrest op 1 januari 2008 (Let op u/g betekent uitgeleend geld) 3 jaar * €40.000 = €120.000 afgelost Schuldrest: €800.000 - €120.000 = €680.000 b) Bereken de interestopbrengst voor maart 2008 9% van €680.000 / 12 = €5.100 c) Bereken het bedrag aan interest en aflossing op 1 april 2008
Aflossing: €40.000 ; interest €5.100 * 12 = €61.200 d) Bereken de interestopbrengst voor september 2008 9% van €640.000 / 12 = €4.800 e) Bereken het bedrag dat op 31 december 2008 nog aan interest moet worden ontvangen 9 maanden * €4.800 = €43.200 f) Waar staat dit op de balans? Nog te ontvangen interest, linkerkant (debet) van de balans
12
Opgave 9
huiswerk
Hoofdstuk 30
a) Bereken de geldlening op 1 januari 2008 (Let op u/g betekent uitgeleend geld) 11 aflossingen * €50.000 = €550.000 afgelost geldlening: €4.000.000 - €550.000 = €3.450.000 b) Bereken de interestopbrengst voor januari 2008 6% van €3.450.000 / 12 = €17.250 c) Bereken het bedrag aan interest en aflossing op 1 juni2008
Aflossing: €50.000 ; interest €17.250 * 6 = €103.500 d) Bereken de interestopbrengst voor december 2008 2 aflossingen van €50.000 ; 6% van €3.350.000.000 / 12 = €16.750 e) Bereken het bedrag dat op 31 december 2008 nog aan interest moet worden ontvangen 1 maand = €16.750 13
Opgave 10
Niet huiswerk in les
Hoofdstuk 30
14
Hoofdstuk 30 Winst-en-verliesrekening Het gaat bij de Winst-en-verlies rekening altijd om opbrengsten en kosten niet om ontvangsten en uitgaven. Het moment van ontvangen en betalen is niet van belang. (wel dat er is een verplichting is aangegaan) Een winst-en-verliesrekening gaat over een periode winst & verliesrekening 2013 Omzet Inkoopwaarde Brutomarge Kosten Winst Vennootschapsbelasting Netto winst
€1.000.000 €600.000 €400.000 €300.000 €100.000 €25.000 €75.000 15
De balans, een overzicht van bezittingen en vermogen.
De balans is 2 eigenschappen: • Op een bepaald moment (vaak 31 december) • De balans is in evenwicht. (de bezittingen hebben dezelfde waarde als het vermogen)
16
Hoofdstuk 30
Bron: belastingdienst.nl ; 5/3/2015
17
Opgave 11
huiswerk
Hoofdstuk 30
18
Opgave 12
huiswerk
Hoofdstuk 30
Bereken de boekwaarde van het gebouw per 31/12/2007 Afschrijving 4% van €420.000 = €16.800 per jaar Na 4 jaar en 4 maanden is €72.800 afgeschreven Boekwaarde: €420.000 - €72.800 = €347.200 Bereken het bedrag van de nog te betalen interest per 31/12/2007 op de lening. Hypothecaire lening: 90% van €420.000 = €378.000 4 jaar aflossing is 4 * €12.600 = €50.400 Op 31/12/2007 staat €378.000 - €50.400 = €327.600 open 6% per jaar * €327.600 * 3 maanden/12 = €4.914 Bereken de vooruitbetaalde verzekeringspremie per 31/12 De premie is 1,2‰ van €420.000 = €504 per jaar Vooruitbetaald 8 maanden is 8/12 * €504 = €336 Berekende de vooruit ontvangen huur 2 maanden van het jaar van €660 = €110
19
Opgave 12
huiswerk
Hoofdstuk 30
Bereken de boekwaarde van het gebouw per 31/12/2007
20
Opgave 13
Niet huiswerk in les
Hoofdstuk 30
A B
21
Opgave 14
Niet huiswerk in les
Hoofdstuk 30
22
Opgave 15
In les
Hoofdstuk 30
Verwarrende opgave Beter niet maken
Afschrijving gebouwen hoort niet bij gewone bedrijfsuitoefening. Dit zijn wel kosten voor het bedrijf. Als we de afschrijving wel meenemen is er een bruto verlies van: - €198.380
23
Opgave 15
In les
Hoofdstuk 30
24
Opgave 15
In les
Hoofdstuk 30
25
Opgave 16
huiswerk
Hoofdstuk 30
We beginnen met de winst en verliesrekening
Afschrijving gebouwen hoort niet bij gewone bedrijfsuitoefening. Dit zijn wel kosten 26 voor het bedrijf en worden normaal in de winst-verliesrekening opgenomen
Opgave 16
huiswerk
Hoofdstuk 30
Afschrijving gebouwen hoort niet bij gewone bedrijfsuitoefening. Dit zijn wel kosten voor het bedrijf en worden normaal in de winst-verliesrekening opgenomen 27
Hoofdstuk 30 Liquiditeitsbegroting en winst & verliesrekening Ontvangsten en uitgaven staan op de liquiditeitsbegroting Opbrengsten en kosten staan op de winst & verliesrekening
Het ontvangen van producten/diensten het betalen van de producten/diensten is niet op hetzelfde moment. Als je aanziet komen dat je in een periode meer uitgaven hebt dan ontvangsten moet je maatregelen nemen! Maatregelen: Zelf later betalen, uitgaven uitstellen. Korting geven als de klanten eerder betalen. Tijdelijk geld lenen. 28
Hoofdstuk 30 Liquiditeitsbegroting en winst & verliesrekening Ontvangsten en uitgaven bepalen de liquiditeit van de onderneming (aanwezigheid van kas en banksaldo). Het gaat om het moment dat het geld binnenkomt of eruit gaat. Opbrengsten en kosten bepalen het resultaat (winst of verlies) van de onderneming.
Opbrengsten en ontvangsten kunnen op hetzelfde moment zijn, maar dat is niet altijd zo. Kosten en uitgaven kunnen op hetzelfde moment zijn, maar dat is niet altijd zo. 29
Hoofdstuk 30 Liquiditeitsbegroting en winst & verliesrekening Opbrengsten die geen ontvangsten zijn: Wel verkocht maar de klant betaalt later. Ontvangsten die geen opbrengsten zijn: De klant betaalt wat hij eerder heeft gekocht. Voorbeeld: De klant koopt in december en betaalt in januari Voor de onderneming zijn het in december opbrengsten en in januari ontvangsten.
30
Hoofdstuk 30 Liquiditeitsbegroting en winst & verliesrekening Als je een lening afsluit is het geld dat je krijgt een opbrengst of een ontvangst? Een ontvangst en geen opbrengst! Als je een lening terugbetaalt een uitgaven of kosten? Wel een uitgave, maar geen kosten!
De rente die voor de lening betaalt zijn dat uitgaven of kosten? Uitgaven en kosten! (als het in dezelfde periode valt)
31
Hoofdstuk 30 Liquiditeitsbegroting en winst & verliesrekening Wanneer zijn uitgaven ook kosten? Als ze in de zelfde periode vallen! Kosten die nooit uitgaven zijn: Afschrijvingskosten (er wordt immers geen geld uitgegeven, maar ons bezit wordt minder waard). Uitgaven die geen kosten zijn: Investeren in duurzame goederen (gebouwen, machines) (i.p.v. geld hebben we nu iets anders van waarde, het zijn geen kosten , want we zijn niet armer geworden) Terugbetalen van een lening (we geven iets terug wat niet van ons was, we zijn niet armer geworden) 32
Hoofdstuk 30 Winst & verliesrekening en de balans De balans is op een bepaald moment. Het is een momentopname en noemen wat op een balans staat voorraadgrootheden. De winst & verliesrekening is over een periode. We noemen wat op de winst & verliesrekening staat daarom stroomgrootheden. De liquiditeitsbegroting is ook over een periode. We noemen wat op de liquiditeitsbegroting staat daarom stroomgrootheden.
33
Opgave 17
In les
Hoofdstuk 30
A B
34
Opgave 17
In les
Hoofdstuk 30
A B
35
Opgave 18
huiswerk
Hoofdstuk 30
36
Opgave 18
huiswerk
Hoofdstuk 30
37
Opgave 19
huiswerk
Hoofdstuk 30
38
Opgave 19
huiswerk
Hoofdstuk 30
39
Opgave 20
huiswerk
Hoofdstuk 30
40
Opgave 20
huiswerk
Hoofdstuk 30
41
Opgave 21
huiswerk
Hoofdstuk 30
42
Opgave 21
huiswerk
Hoofdstuk 30
43
Opgave 21
huiswerk
Hoofdstuk 30
44
Opgave 21
huiswerk
Hoofdstuk 30
45
Opgave 22
huiswerk
Hoofdstuk 30
46
Opgave 22
huiswerk
Hoofdstuk 30
47
Opgave 22
huiswerk
Hoofdstuk 30
48
Opgave 22
huiswerk
Hoofdstuk 30
49
Opgave 22
huiswerk
Hoofdstuk 30
50
Opgave 23
Niet huiswerk in les
Hoofdstuk 30
51
Opgave 23
Niet huiswerk in les
Hoofdstuk 30
52
Opgave 23
Niet huiswerk in les
Hoofdstuk 30
53
Examen opgave IV
Hoofdstuk 30
54
Examen opgave IV
Hoofdstuk 30
55
Examen opgave IV
Hoofdstuk 30 Aantal cursisten:
56
Examen opgave IV
Hoofdstuk 30
57