Bec-i •' -groep LEVENSVERZEKERD JANUARI—FEBRUARI 1944
MAANDBLAD VOOR H
NDSCHE PERSWEZEN
OFFICIEEL ORGAAN VAN HET PERS
NEDERLANDSCHE KULTUURKAMER
REDACTEUR: J. LEARBUCH, J. P. COENSTRAAT 3, 's-GRAVENHAGE TEL. 720070 ADMINISTRATIE EN ADVERTENTIES: HEKELVELD 15, AMSTERDAM TEL. 38811
DE GRENS TUSSCHEN
NIEUWSBLAD
Zelfs een kind zal het niet moeilijk vallen om zonder aarzelen en twijfel vast te stellen, welke van de hem omringende levende wezens dieren zijn en welke tot het plantenrijk gerekend moeten worden, en een volwassene zou zich beleedigd gevoelen, wanneer van hem verondersteld werd, dat hij niet in staat zou zijn, een onderscheid tusschen flora en fauna te maken. Maar, leid hem naar het' gebied, waar het levend organisme, van voren met een pigmentvlekje dier zijnde, zelf niet weet, dat het van achter door de aanwezigheid van bladgroen een plant is, en zijn verontwaardiging zal voor een beschaamd stilzwijgen plaats maken. Is er een grens te trekken? Zoo ongeveer is het ook gesteld met de vraag, of het veel moeilijkheden met zich brengt, het periodiek verschijnend drukwerk in scherp gascheiden categorieën te verdeden, in overeenstemming met de in het dagelijksch leven ontstane en in het taalgebruik tot uiting gebrachte begrippen als: courant, dagblad, nieuwsblad, tijdschrift en periodiek. Ook hier zal het mogelijk zijn, wellicht reeds op het eerste gezicht, vast te stellen, waartoe een bepaalde uitgave gerekend moet worden. Doch deze al te zelfverzekerde, zij het ook begrijpelijke, snelle beoordeeling (het is immers zoo bespottelijk eenvoudig!) leidt onherroepelijk tot een of andere schromelijke vergissing, evenals wanneer men een sappige aardbei lichtvaardig voor een vrucht zou verslijten. Dan blijkt eerst goed, hoe voorzichtig men moet zijn bij het betreden van het verraderlijke grensgebied, waarin een verwarrende verscheidenheid van overgangsgevallen het trekken van een scherpe scheidingslijn bemoeilijk, zoo niet onmogelijk maakt. Toch is het noodzakelijk. De vraag, welk practisch nut aan de moeizame pogingen om tot een zuivere begrenzing der verschillende vormen der publiciteit en in het bijzonder der periodieke uitgaven te geraken, verbonden kan zijn, vindt haar beantwoording in de feiten, welke de huidige constellatie van het
EN TIJDSCHRIFT
perswezen kenmerken en waarbij in de eerste plaats de nieuwe perswetgeving genoemd kan worden. Daarnaast komen de .talrijke maatregelen, welke tengevolge van de abnormale omstandigheden genomen moesten worden, en welke men veelal slechts kan toepassen, wanneer een duidelijke en geheel verantwoorde groepeering van alle persproducten bestaat. Zoo gelden sommige bepalingen uitsluitend voor de nieuwsbladen, terwijl andere alleen de tijdschriften betreffen. Nu zijn de in Nederland verschijnende uitgaven keurig in deze twee groepen gesplitst, hetgeen eenigszins vergemakkelijkt werd, doordat tengevolge van de papierschaarschte en de daaruit voortvloeiende beperkingen, de bladen nauwelijks meer in staat zijn, hun taak op hun eigen, naar aard en wezen toebehoorend gebied, te vervullen, laat staan zich op andermans terrein te begeven. Het nieuwsblad moet zich bepalen tot het comprimeeren van het directe nieuws van overal op een tweetal pagina's, terwijl men zich in de magere periodieken met hun beperkte verschijningsfrequentie evenmin veel kan veroorloven, dat buiten de werkingssfeer van het tijdschrift uitgaat. Maar niettemin komt het voor, dat een uitgever van een tijdschrift deze uitgave (na er zich voorheen niet in het minst om bekommerd te hebben) „plotseling" meer als nieuwsblad beschouwt en een bepaalden, in dat geval voor deze categorie gunstigen, maatregel op zijn periodiek van toepassing wil zien gebracht. Toen bijvoorbeeld tusschen Kerstmis en Nieuwjaar de cóurantendrukkerijen niet behoefden te sluiten, kwam menigeen tot het verlossende inzicht „ten onrechte" in de Vakgroep Tijdschriften te zijn ondergebracht. Indien dus zelfs thans een meer of mindere perswetenschappelijke basis bij de toepassing van diverse maatregelen niet overbodig genoemd mag worden, laat het zich denken, welke eischen gesteld zullen worden, wanneer de papierpositie het doen verschijnen van Zondagsbladen, extra-edities, kerkbladen enz. weer mogelijk maakt, terwijl ook een grootere verschijningsfrequentie het onderscheid zal bemoeilijken. Verder zullen contractueele bepalingen
1
moeten worden nageleefd, waarbij het van groot belang is, dat de daarin voorkomende begrippen op het gebied van het perswezen niet aan onoordeelkundige interpretaties zijn blootgesteld. Niet klakkeloos aanvaarden. En ook afgezien van de vraag naar de practische bêteekenis van het onderzoek naar het wezen van tijdschrift en nieuwsblad, staat het feit, dat men zich in vele uiteenloopende takken van wetenschap met het geven van een juiste definitie van het begrip tijdschrift heeft bezig gehouden en thans in perswetenschappelijke kringen dit probleem opnieuw aan de orde heeft gesteld. Immers ook indien het zich verdiepen in deze materie, het bestudeeren van den verschijningsvorm van de diverse periodieke drukwerken, geen direct nut zou hebben, dan blijft het nog aanbevelenswaardig om hetgeen de persen dagelijks, wekelijks of maandelijks produceeren, den vorm, waarin de mensch zijn geestelijk voedsel krijgt voorgezet, niet klakkeloos te aanvaarden als iets, waaraan men, al ie zeer gewend geraakt zijnde, niets bijzonders meer vermag te zien, maar zich er rekenschap van te geven, hoe en waarom het juist zóó en niet anders is. De periodiciteit. Het voornaamste kenmerk van het onder het' perswezen ressorteerend drukwerk is het verschijnen met regelmatige tusschenpoozen, de periodiciteit. Dit belangrijke, z.g. perswetenschappelijk grondbegrip werd als criterium gebezigd bij de afscheiding van de nieuwsbladen en tijdschriften van het overige drukwerk. Zoowel in het Journalistenbesluit als in het Advertentiebesluit, waarvan artikel 1 luidt: „Onder nieuwsbladen en tijdschriften worden verstaan: drukwerken, welke met tusschenruimten van ten hoogste drie maanden in voortdurende opeenvolging verschijnen." Hoewel buiten het kader van deze beschouwing vallend, moge terloops worden opgemerkt, dat volgens deze definitie een losbladig systeem, hetwelk periodiek wordt aangevuld, een tijdschrift kan zijn, hoewel het uiterlijk (een couvert met een aantal losse velletjes) niet overeenstemt met hetgeen men zich doorgaans bij de gedachte aan een tijdschrift voorstelt, terwijl anderzijds talrijke uitgaven, welke naar vorm en inhoud niets van de onder het perswezen ressorteerende periodieken verschillen, toch als „boek" moeten worden beschouwd, alleen omdat zij slechts twee- of driemaal per jaar verschijnen. Toch komt men er zoo niet. Verleid door het betrekkelijke gemak, waarmede door gebruikmaking van de periodiciteit als criterium, de nieuwsbladen en tijdschriften van de vele andere drukwerksoorten gescheiden konden worden, zou men er toe komen een onderverdeeling van nieuwsbladen en tijdschriften eveneens op de verschijningsfrequentie te doen berusten, hetgeen indertijd dan ook is gebeurd. Want volgens artikel 5 van de statuten van de voormalige Vereeniging „De Nederlandsche Dagblacl-
2
pers" konden alleen zij tot deze organisatie van dagblad-uitgevers toetreden, wier courant minstens zesmaal per week verscheen, terwijl deze mogelijkheid ook werd opengelaten voor uitgevers van bladen, welke driemaal per week uitkwamen. Het aanleggen van dezen eenzijdigen maatstaf had, zooals bekend, tengevolge, dat niet alleen enkele uitgevers van periodiek drukwerk van geheel anderen aard dan de nieuwsbladen, enkel en alleen op grond van het dagelijks verschijnen van hun uitgaven, in dit verband waren opgenomen, maar ook, en in veel grooter omvang, dat de niet dagelijks of driemaal per week verschijnende nieuwsbladen, welke overigens naar strekking en wezen geheel bij de dagbladen behoorden, de behartiging van hun belangen moesten toevertrouwen aan een organisatie, waarin zij met een geheel ander element, de tijdschriften, waren samengebracht. 1 ) Een bijna tweejarige practijk heeft niet slechts de deugdelijkheid van de nieuwe organisatievormen bewezen, maar ook het onjuiste van een enkel op de periodiciteit gebaseerde begren zing aangetoond. De andere grondbegrippen. Ook wanneer men met behulp van elk van de andere zoogenaamde grondbegrippen afzonderlijk een scherpe scheiding tusschen nieuwsblad en tijdschrift wil trekken, komt men telkens tot de teleurstellende conclusie, dat er steeds weer uitzonderingen zijn, welke door hun bijzonderen verschijningsvorm buiten het kader der moeizaam opgezette theorie vallen. Neemt men als uitgangspunt het universeele karakter van de nieuwsbladen tegenover het rneer gespecialiseerde van de tijdschriften, dan geldt dit niet voor de fotopers, de geïllustreerde bladen en algemeene weekbladen, welke, zij het ook met een meer secundaire actualiteit, toch naar ieder gebied hun belangstelling doen uitgaan. Gaat men bij de beoordeeling echter van die actualiteit uit, dan passen *) In een circulaire van 19 Mei 1942, waarbij de toen* malige Leider van het Persgilde, M. Blokzijl, mededee» ling deed van de instelling van een vakgroep Nieuws» bladen, omvattend alle dagelijks, zoowel als niet dage» lijks verschijnende nieuwsbladen en een vakgroep Tijd» schriften, omvattende de tijdschriften, schreef hij o.m.: „Volgens artikel 1 der Kultuurkamerverordening is het de taak van de Nederlandsche Kultuurkamer „over» eenstemming te brengen in het streven der tot haar behoorende groepen". Om deze taak naar behooren te kunnen vervullen, is het echter noodzakelijk, de in het verleden door vele oorzaken ontstane tegenstellingen te overbruggen en in de organisatie der Gilden gelijksoor» tige takken van cultuurgroepen in eenzelfde vakgroep te vereenigen. De constructie van dé vakgroepen Dag» bladpers en Provinciale en Periodieke Pers beantwoordt echter niet aan dit beginsel. In beide vakgroepen is het nieuwsbrengend element der Nederlandsche Pers geor» ganiseerd, en vrijwel uitsluitend op grond van verschil in verschijningsfrequentie werden de zoogenaamde nieuwsbladen van de dagbladen gescheiden gehouden. De andere, voor een deel inderdaad gegronde bezwaren, welke bij de dagbladen leefden tegen een organisator!» sche samenwerking met de nieuwsbladen, zijn thans door de persreorganisatie grootendeels opgeheven."
de vakbladen weer niet in het schema van de tijdschriften en moeten op grond van hun onbetwistbare primaire actualiteit tot de nieuwsbladen worden gerekend. Met de andere begrippen als collectiviteit, plaats van verschijnen, populariteit, publiciteit of continuïteit komt men evenmin uit: slechts bij het aanwenden van al deze grondbegrippen als een coördinatiestelsel, kan men wikkend en wegend een eenigszins bevredigend onderscheid maken. Het tijdschrift als „niet-nieuwsblad". Het merkwaardige bij de toepassing van deze methode is wel, dat men vroeg of laat tot het inzicht komt, dat een radicale definitie van het begrip „tijdschrift" in het negatieve gezocht moet worden. Ieder periodiek verschijnend drukwerk, hetwelk geen nieuwsblad is, is een tijdschrift! En daar er ongeveer een honderdtal definities, van het nieuwsblad bestaan, welke alle meer of minder duidelijk den nadruk leggen op het algemeen directe nieuws van overal in woord en beeld, is het niet zoo moeilijk om alle persproducten, waarvan de inhoud niet hieraan beantwoordt, zonder meer als tijdschrift te kwalificeeren. Tweeërlei criteria. Zoodoende zijn er dus twee belangrijke punten, waarin het tijdschrift van het nieuwsblad verschilt: a. het ontbreken van actueele berichtgeving; b. de tot een zeker terrein beperkte belangstelling.2) Het onder „a" genoemde is, zooals reeds aangetoond, op de fotopers van toepassing, voor welke soort bladen het onder „b" genoemde niet opgaat. Hun inhoud staat dus wel voor ieder onderwerp open en draagt een universeel karakter, doch brengt geen actueele berichten. Het onder „b" bedoelde kan slaan op de eveneens eerder genoemde vakbladen, welke zich wel op het geven van actueel nieuws toeleggen, doch zich tot een bepaald vakgebied beperken. Deze typen uitgaven, welke slechts in één van beide punten van het nieuwsblad verschillen, liggen precies op de grens. Men zou dus, hierop voortgaande, kunnen zeggen: een nieuwsblad is een „tijdschrift" met actueele berichtgeving, maar anderzijds is dan een tijdschrift een „nieuwsblad" zonder universaliteit. Hoe komt men uit dezen verwarrenden cirkelgang? De punten „a" en „b", waarop het onderscheid tusschen nieuwsblad en tijdschrift kan worden geconstateerd, verschillen daarin, dat bij het eerste de periodieke uitgave op zijn functie en doelstelling wordt getoetst, terwijl bij het tweede de inhoud en de vorm worden beoordeeld. In het eerste geval het al dan niet geven van berichten; in het tweede geval de uitgebreidheid van de behandelde stof. Het schema van Prof. Kurth. De functie en doelstelling van een uitgave kunnen, behalve in het geven van berichten, nog gelegen
PERIODIEK VERSCHIJNEND DRUKWERK BtrichtjtTiiiB
YocrliclitiMó
GnkipaflHiné
fllcfcuutn
Nieuwsblad
Ol^etTi.TTjdschriït,
Illustratie enz.
Gespecialiseerd
Vaknieuwsblad
Vaktijdschrift
zijn in het brengen van ontspanning of vaktechnische voorlichting, maar het onderscheid ten aanzien van het bestreken gebied blijft bepaald door het al dan niet aanwezig zijn van het universeele karakter. Zoo kan men door het paarsgewijze combineeren van een functionneeie en een redactioneele eigenschap een bepaalde soort periodiek drukwerk identificeeren. De naar Prof. Dr. Kurth samengestelde tabel geeft een duidelijk overzicht van de mogelijkheden, welke zich hierbij voordoen. Natuurlijk voldoet ieder periodiek niet voor honderd procent aan de in het schema vermelde eigenschappen, doch het gaat er bij de beoordeeling ook om, vast te stellen, waar het zwaartepunt gelegen is. Zoo zal wellicht het onderscheid tusschen een vaktijdschrift en een „vaknieuwsblad" eenige moeilijkheden opleveren. „Het Financieele Dagblad" zou men als „vaknieuwsblad" kunnen beschouwen, daar het een actueele berichtgeving verzorgt op een bepaald gebied. „Electro-techniek" is daarentegen een vaktijdschrift met uitgebreide, wetenschappelijke artikelen. Onder de periodieken, welke zich op ieder gebied voorlichtend bewegen, ressorteeren niet alleen uitgaven als „De Waag" en „Nederland", maar ook alle politieke bladen. De meeste vrouwen-bladen streven zoowel naar ontspanning als naar voorlichting, welke zich zeker niet tot een speciaal gebied beperken, terwijl een uitgave als „De Vrouw en haar Huis" een bijzonder ernstig voorlichtend karakter draagt. En zoo kan men doorgaan. Hoe verleidelijk het ook moge zijn om de indeeling van diverse periodieken in dit schema voort te zetten, waarbij zoo duidelijk de overgangsvormen naar het nieuwsblad aan het licht treden en de meer of mindere „Zeitungsverwandtschaft" blijkt, en men zich kan verlustigen in de enorme schakeering, welke er zelfs na de rigoreuze bezuinigingsmaatregelen nog onder de periodieken bestaat, voorloopig zij hier voldoende aangetoond, hoe het mogelijk is, om, zonder zich door een titel of een uiterlijken verschijningsvorm van de wijs te laten brengen, de grens te trekken tusschen het nieuwsblad en het tijdschrift, ook wanneer deze bij een ruimer papierverbrüik weer meer tot elkaar groeien en het onderscheid door verraderlijke overgangsvormen aanmerkelijk bemoeilijkt wordt. C. R. S. L. 2
) Prof. Dr. Kurth. Zur Abgrenzung von Zeitung und Zeitschrift. Der Zeitungs* und ZeitschriftensVerlag. Jaarg. 44/45 No. 2.
3
TWEE BELANGRIJKE KWESTIES De directies
van
de
bladen
in Noord- en Zuid-Holland
Op 17 December van het vorig jaar zijn de directeuren van de in Noord- en Zuid-Holland verschijnende nieuwsbladen voor een bespreking tezamen geweest, waarbij in hoofdzaak twee belangrijke punten aan de orde werden gesteld. De directe aanleiding tot deze bijeenkomst was een verschijnsel, hetwelk zich reeds geruimen tijd voordeed, doch langzamerhand een dergelijke afmeting had aangenomen, dat de tot nog toe gevolgde methode tot het wegnemen van de daaruit voortvloeiende moeilijkheden een extra papierverbruik met zich bracht, hetwelk niet langer verantwoord geacht kon worden. Talrijke bladen in het oosten des lands worden bestormd met aanvragen voor een abonnement door menschen, die na vestiging in hun nieuwe woonplaats, het plaatselijk blad in de stad, waar zij voorheen woonachtig waren, hadden opgezegd. Vanzelfsprekend konden de bladen niet aan 'deze, vaak dringende, verzoeken voldoen, aleer zij toestemming verkregen hadden, hun maximum-oplage met het benoodigde aantal te verhoogen. In vele gevallen werd deze toestemming verleend; een andermaal kon een deel van het ambtenarencorps van een naar het oosten verplaatste Rijksinstelling aan een abonnement geholpen wordenMaar aangezien de aldus stijgende oplagecijfers van de begunstigde bladen en het daarmede gepaard gaande grootere papierverbruik geen tegenwicht vonden in een overeenkomende daling van het abonnementental van de couranten in het westen, omdat deze, uit hun wachtlijsten puttend, het maximum toegestane aantal konden handhaven, moest met het oog op het ongewenschte extra papierverbruik naar een oplossing worden gezocht, waarbij met een verschuiving van het aantal abonné's tevens een verschuiving van het papier zou plaats hebben. De geheele gang van zaken zou dus daarop moeten neerkomen,
bijeen
dat bij het overgaan van een abonné van het eene blad naar het andere, het eene blad voor één abonné minder, het ander voor één meer papier wordt toegewezen. Nog afgezien van de vraag, welken omvang deze verschuiving zou gaan aannemen, beteekent deze gang van zaken voor de bladen in het westen een offer: het prijsgeven van de toch reeds krap toegemeten maximum oplage ten gunste van andere couranten in het belang van menschen, die zich in hun nieuwe woonplaats op het aldaar verschijnende blad willen abonneeren. En hoewel bij een regeling van een dergelijke strekking er voor gewaakt zou worden, dat het geen misbruik met zich zou brengen en dat de overheveling van het papier tegenover de gedupeerde bladen ten volle verantwoord zou zijn, was een overleg met de uitgevers vooraf een eerste vereischte. Het standpunt, hetwelk men hierbij innam, werd in niet geringe mate beïnvloed door de verwachting, welke men koesterde ten aanzien van den mogelijken omvang van het abonnéverlies van zijn eigen blad. Waren er, gezien de ervaring van de laatste maanden, redenen om aan te nemen, dat de meeste lezers het blad ook na de verhuizing trouw zouden blijven en in de toezending over de post geen bezwaar zouden zien en van het plaatselijk nieuws door samenlezen met hun kwartiergever kennis konden nemen, dan was men zonder meer bereid in enkele voorkomende gevallen, zonder meer zijn medewerking te verleenen, hoewel men uiteraard een open oog had voor de bedenkingen van hen, die met een grooter, misschien zelfs funest verlies rekening meenden te moeten houden. Zij maakten bezwaren tegen het toevallige, uit de omstandigheden voortspruitende profijt, hetwelk de bladen in het oosten des lands ten koste van hun bedrijven zouden genieten en brachten de wensche-
lijkheid van een billijke verrekening naar voren. 'Ook werd twijfel geopperd aan de noodzakelijkheid, dat men van het eene plaatselijke blad naar het andere overging, terwijl eveneens de mogelijkheid van den ruil van een landelijk blad voor een plaatselijke uitgave en omgekeerd werd besproken, waarbij zich een levendige discussie ontwikkelde over het belang van het streekblad in dezen tijd. Van andere zijde werd de mogelijkheid in overweging gegeven, om het eventueel op andere wijze elders uitgespaarde rotatiepapier voor een oplageverhooging van de daarvoor in aanmerking komende bladen te benutten. Hoe aannemelijk deze suggestie op hét eerste gezicht ook mocht zijn, de verwezenlijking zou niet dan met de grootste omzichtigheid kunnen geschieden, daar in feite het teveel papierverbruik boven het met het oog op de huidige bevoorrading toelaatbare, niet gedoogt, dat een, op welke wijze ook bewerkstelligde, besparing teloor gaat." Uit het op deze bijeenkomst naar voren gebrachte werd tenslotte de regeling gebaseerd, waarvan de directies van alle nieuwisbladen per rondschrijven van 23 December 1943 in kennis werden gesteld. De Vakgroep Nieuwsbladen heeft zich belast met de ongedacht omvangrijke administratie, welke aan deze overheveling verbonden is. Het tweede onderwerp, hetwelk ter tafel kwam, betrof een niet minder lastige kwestie, welke de bladen reeds jaren dwars zit, zoodat men er in zekeren zin zelfs aan gewend was geraakt en de pogingen om tot een radicale oplossing te geraken maar had opgegeven; het ging om het afbrokkelend, op instorten staand gebouw der courantenloopersorganisatie. Ondanks de in den loop der tijden gerijpte tendenz om slechts in de uiterste gevallen, wanneer het niet anders meer kon, in te grijpen en te hooi en te gras de meest bedreigde gedeelten door contact met andere bladen of door de verzending maar per post te doen geschieden, waren de klachten, welke het Persgilde bereikten zeer talrijk, zoodat de
eerste de beste gelegenheid om het probleem eens in breeder kring van belanghebbenden ter sprake te brengen, gaarne werd aangegrepen. Reeds bij voorbaat stond echter vast, dat de gedachtenwisseling geen uiteindelijk resultaat zou opleveren, doch slechts een aanwijzing zou kunnen geven in welke richting een oplossing gezocht moest worden: een voortgaan op den ouden weg, öf het instellen van een geheel nieuwe centrale bezorgingsorganisatie voor alle bladen. Vele opvattingen kwamen r?aar voren. Men wees op de schier onoverkomelijke moeilijkheden, welke een radicale verandering van de tegenwoordige methode met zich zou brengen. De ^voor-
malige Vereeniging van Dagbladuitgevers had door een commissie het collectieve bezorgsysteem in Kopenhagen laten bestudeeren, doch met de liquidatie van de aldaar gevolgde werkwijze was het geheele stelsel reeds veroordeeld; zeer veel enthousiasme mag in dagblad-kringen hiervoor althans niet verwacht worden. Ofschoon men bij voorbaat reeds zeer sceptisch gestemd bleek te zijn, bij alles, wat op dit gebied nog ondernomen mocht worden, kwam de wensch tot uiting, dat het Persgilde aandacht aan deze kwestie zou blijven schenken en opnieuw enkele heeren zou uitnoodigen om de mogelijkheid van een oplossing voor de steeds groeiende moeilijkheden te onderzoeken.
Ook gingen stemmen op, welke op de noodzakelijkheid wezen, dat de courantenloopers nog meer dan voorheen in aanmerking moesten komen voor toewijzingen van fietsbanden, zaklantaarns en een snellere reparatie van hun schoenen. Tevens zou het aanbeveling verdienen om de waarborg te scheppen, dat de lo.oper, na ontvangst van de nieuwe banden, het blad niet in den steek laat. De Vakgroep Nieuwsbladen zal, rekening houdend met hetgeen uit het midden der uitgevers zelf bij deze bespreking naar voren kwam, alles in het werk stellen, de redelijke wenschen naar tevredenheid der betrokkenen te verwezenlijken.
In de Noordelijke provincies, met inbegrip Van Overijssel, zullen in de advertentie-kolommen van de aldaar verschijnende nieuwsbladen geen overtredingen meer voorkomen op het gebied van de ontelbare tot enkele honderden aangegroeide telexnoten en aanwijzingen. Dit moge wellicht een wat al te voorbarige en gedurfde bewering zijn, maar iemand, die de door het Persgilde georganiseerde besprekingen, welke deze maand in Leeuwarden, Groningen en Zwolle werden gehouden, heeft bijgewoond, zal geen oogenblik twijfelen aan het vaste voornemen van de advertentie-chefs, die daar aanwezig waren, om in het besef van de op hen rustende verantwoordelijkheid, al het mogelijke te doen, om aan de hand van de voorschriften het belang van de lezers, het belang van de gemeenschap in de aan hun zorg toevertrouwde kolommen te dienen. Uit de vragen, welke naar voren werden gebracht, bleek zonder uitzondering, hoe nauwkeurig het voor en tegen van een bepaalden tekst tegen elkaar worden afgewogen en hoezeer er naar wordt gestreefd, om de advertentie-pagina's vrij te houden van annonces, waarvan.het daarin verborgen kwaad op menigerlei gebied van onze samenleving een slechten invloed zou kunnen uitoefenen. Voortdurend bleek de
IN HET NOORDEN GEEN OVERTREDINGEN MEER
In diverse nummers van „De Pers" 1 ) verschenen reeds enkele richting gevende artikelen, welke de belangrijke taak van den advertentie-chef in het nieuwe licht van zijn verantwoordelijkheid stelden en waarbij in het kader van een vergelijking tusschen journalist en hem de verwachting werd uitgesproken, dat ook over den advertentie-chef een corpsgeest vaardig zou mogen worden. De sfeer, welke in Leeuwarden, Groningen en Zwolle heerschte, de ongedwongen gedachtenwisseling, verrassend bij een zoo kort samenzijn, dit alles heeft bewezen, dat, hoe moeilijk het wellicht in den aanvang ook moge zijn zich van het oude los te scheuren en een uit felle concurrentie geboren wantrouwen op zij te zetten, toch het aangeboren, natuurlijke gevoel voor gemeenschapsbelang en collegialiteit baan breekt en voor de toekomst schoone beloften inhoudt. En daarom zullen in het Noorden geen overtredingen meer worden begaan. Dat de bladen in andere deelen des lands daarbij niet zullen achterblijven is zeker!
De advertentie-chefs in een drietal samenkomsten bijeen sterke tendenz, om zich los te maken van de voorschriften en boven deze uit te grijpen naar het gestelde doel: een solide en betrouwbare voorlichting óók in de advertenties. En afgezien van de telexnoten met aanwijzingen, welke van militaire zijde worden gegeven en welke, niet te beoordeelen als zij zijn, letterlijk dienen te worden opgevolgd, is dit zeer wel mogelijk, hoewel het anderzijds vele gevaren met zich brengt en gauw tot overdrijving leidt. Daarom mag men reeds meer dan tevreden zijn, indien de bijeenkomsten van de advertentiechefs in het Noorden, welke door besprekingen in de overige provincies gevolgd zullen worden, er toe zullen bijdragen, om het vinden van den weg in het labyrinth van de vierentwintighonderd telexnoten te vergemakkelijken en om het goede begrip te vestigen voor de bedoeling van de controle van het Persgilde op de naleving van de talrijke voorschriften.
*) Februarinummer 1943: „Verant* woordelijk voor de advertenties". April-nummer 1943: „Opnieuw de Advertentiechef'. Aprilsnummer 1943: „De verhouding Hoofdredacteur=Advertentiechef". Septembernummer 1943: „De Adver» tentiekolommen".
5
EEN ADVERTENTIE Nieuw
licht
op
oude
Temidden van den zondvloed van gegevens; die uit de lange rijen boeken over het dagbladwezen op ons toestroomen en ons dreigen te overweldigen, is het soms goed even stil te staan bij den dieperen zin van sommige feiten, die wij inderhaast of als argeloos museumbezoeker — want veel boeken ov,er de historie van de Nederlandsche krant zijn gelijk een museum, waar overdadig veel te leeren kennen, maar weinig te overdenken is — ternauwernood als mijlpaal dier historie herkennen. In enkele artikelen willen wij een willekeurigen greep doen uit een reeks van dergelijke bekende en minder bekende mijlpalen. Ditmaal gaat het ons om paal 1793. Wat gebeurde er in 1793 in de krantenwereld? „Omstreeks het jaar 1793", zoo schrijft in zijn bekende maar verouderde standaardwerk over de courant in Nederland Van der Meulen nuchter, „werd een nieuwe bron van inkomsten voor de courant geopend. Sedert dien tijd toch kwam de gewoonte in zwang der geboorte-, huwelijks- en doodsberichten door middel van advertenties." In zijn aardige boekje over de historie van de Nederlandsche krant, onlangs verschenen, besteedt Dr. Maarten Schneider wel enkele bladzijden van zijn vrij beperkte ruimte voor het afdrukken van een aantal smakelijke advertenties uit lang vervlogen jaren, maar bij het wezen van de dagbladadvertentie staat ook hij niet stil. Zelfs passeert hij zonder blikken of blozen onzen mijlpaal 1793, dien Van der Meulen ongeveer 75 jaar geleden althans nog even met den vinger aanwees. Was het dan geen bijzondere gebeurtenis in de krantenwereld, het vrij plotselinge verschijnen van de familie-advertentie in de kranten van dien tijd? Te oordeelen naar de belangstelling, die thans voor familie-advertenties bestaat, zal men moeten zeggen van wèl. Er bestaat een klein statistiekje over de belangstelling, die „men" voor de familieadvertenties koestert. Daaruit blijkt, dat 83 van de 100 Amsterdamsche krantenlezers deze advertenties trouw volgen. De Rotterdammers schijnen wat minder belangstelling te hebben voor de familie-aangelegenheden hunner medeburgers. Voor Rotterdam althans wordt het cijfer 65 aangegeven (is het in Rotterdam niet meer een komen en gaan van ingezetenen dan in Amsterdam?) en in Den Haag interesseeren 76 van de 100 krantenlezers zich voor de familie-advertenties. Doch deze variatie van cijfers — ze berusten op gegevens, uit een vrij uitvoerige enquête samengesteld — doet thans minder ter zake. Belangrijker voor ons is het ditmaal vast te stellen, dat behalve te Rotterdam (hoe kenmerkend trouwens voor een stad, die leeft van den handel!) in het algemeen de belangstelling voor familie-advertenties die voor handelswaren evenaart, die voor de diverse vermakelijkheden overtreft en zelfs die voor aangeboden of gezochte betrekkingen verre
6
mijlpalen
JUBILEERT (I) 1 7 9 3
overtreft. En laten we ter aanvulling van deze gegevens nog even vermelden, dat te Amsterdam en 's-Gravenbage de advertenties ongeveer met even veel graagte gelezen worden als het redactionëele nieuws in de bladen, terwijl te Rotterdam, de handelsstad, de belangstelling voor de advertenties ongeveer 20 procent grooter is dan die voor het algemeene nieuws. Dit overigens terloops. Bezien wij thans het verschijnen van de eerste familie-advertenties in de Nederlandsche bladen eens in het licht der voorafgaande historie van het advertentie wezen. Wij zien dan, dat in de eerste geschreven en gedrukte kranten vrijwel geen advertenties voorkwamen. De enkele, die we vinden, hebben uitsluitend betrekking op nieuw verschenen boeken of wetenschappelijke werken. Zoo staat in een krantje van Broer Jansz. van 23 Mei 1626, een reclame-achtige aankondiging, dat binnenkort de uitgaaf van het tiende deel van Wassenaers Historisch Verhael zou verschijnen. En eens, in 1633, adverteerde Broer Jansz. in het krantje van zijn concurrent Jan Hilten, dat ,,T' Amsterdam bij Willem Jansz. Blaeu teghenwoordigh ghedruckt (werd) het groot Landcaertboeck de ATLAS in vier Talen, Latijn, Fransch, Hoogh- ende Nederduytsch; de Hooghduytsche zal uitgaen tegen Paeschen. de Nederduytsche ende Fransche in de maant May eerstcomende, of ten langhsten in 't eerst van Junio, ende de Latijnsche corts daerna: Alle op seer schoon papier, gheheel vernieut met nieuwe ghesnedene platen ende nieuwe wijtloopighe Beschrijvingen." De krant in die dagen was lectuur voor autoriteiten, voor de vroede vaderen, voor geestelijken en intellectueelen en voor de groote kooplui. De samenleving in steden en dorpen was van dien aard, dat het nog niet noodig was, het eigen wel en wee in dure advertenties in dure kranten den medeburgers bekend te maken. En wie uit den middenstand en uit de arbeidersklasse kon voldoende lezen? Zaken of winkels, die in die dagen reclame voor hun waren wilden maken, huurden een omroeper of lieten een uithangbord maken met een voorstelling er op, die geen uitleg door één of anderen tekst behoefde. Voor de ontwikkeling van het advertentiewezen was een uitdijen van de maatschappelijke omstandigheden noodzakelijk. Parallel aan de economische ontwikkeling der West-Europeesche staten voltrok zich dan ook de opkomst van het „advertentiewezen", om een voor dien tijd stellig te groot woord te gebruiken. Waarschijnlijk echter heeft daarbij het feit, dat er een tegenstelling bestond tusschen den verspreidingsradius van de kranten en de zeer plaatselijke belangen, in een advertentie meestal voprgestaan, als een rem gewerkt. En wanneer we hiermee intusschen spreken over den groei van het advertentiewezen in de achttiende eeuw, en
zulks tegen den achtergrond van de economische ontwikkeling van ons land, die "op haar beurst weer gesynchroniseerd was met de economische ontwikkeling van West-Europa, dan is het duidelijk, dat wij liet vooral, ja zelfs bijna uitsluitend, hebben over advertenties, waarin iets te koop of ten verkoop werd aangeboden, verder als van ouds nog steeds over boekaankondigingen en — een gebruik van wat lateren datum — over advertenties van reizende geneesheeren en hun geneeskrachtige kruiden. Advertenties van het laatste slag konden reeds verraden, dat het advertentiehoekje van de toenmalige kranten — eerst was het 't hoekje onder de streep, later werden vooral de marges met diverse breedsprakige reclameteksten bedrukt — begon een, laten we zeggen, „burgerlijk" karakter te krijgen. Immers niet de autoriteiten en de intellectueelen konden belang stellen in de wondere kunsten der kwakzalvers, maar niemand anders dan juist Jan Publiek. Hier is ter afwisseling een voorbeeld: „De Heer Cordier, woonende te Parijs, die alleen het geheim bezit van 't prepareeren der zoo-genaamde PEAUX DIVINES, ofte geprepareerde Vellen, welke door de Doctoren van 't Hof geapprobeerd zijn, en noch meer door een oneindig getal Curen, welke daar door daaglyks gedaan worden, maakt bekend, dat men dezelve Peaux Divines, ofte geprepareerde vellen, kan vinden te Amsterdam by Metayer, woonende in de Kalverstraat, by het Fransche Coffyhuys; en in 's-Gravenhage by Guyot, in het Nieuwe Voorhout: Dezelve vellen verdryven de Hoofdpyn, Zinkingen, Draajingen in 't Hoofd, Flaauwtens, Duizelingen, Geruis in 't Gehoor, Beroertens, Verkoudheden, Heup-Jicht, Gezwellen, Blessuuren, Zweeren, als anders: en veroorzaaken door de transpiratie bevryding en verlossing van kwaade Humeuren en Scherptens in het Bloed; Welke geprepareerde vellen meer dan 20 jaaren, zonder dat dezelve bederven, kunnen worden bewaard. Bij de geene, die de gemelde vellen verkopen, is een gedrukt Biljet te bekomen, op wat wyze dezelve gebruikt worden". Zoo gezegd, de advertentierubriek kreeg steeds burgerlijker inslag. De kranten, enkele malen in de week verschijnend, begonnen de privileges van de enkele afzonderlijke advertentieblaadjes tot zich te trekken. Het kon niet anders, als sluitstuk van deze ontwikkeling moest ook de familieadvertentie haar intrede in de dagbladwereld doen. Het was in 1793, en zoo snel groeide het gebruik — een bewijs intusschen, dat in een behoefte voorzien werd —, dat de fiscus al een paar jaar later een advertentiebelasting ging instellen! Waarom we 1793 een mijlpaal noemden, is hiermee al voor een deel verklaard. Duidelijker wordt het nog, als we dat eerste regelmatige verschijnen van familie-advertenties beschrijven, als de slotfase van het verburgerlijkingsproces, dat de krant sedert haar ontstaan had meegemaakt. Door de familie-advertentie werd de laatste hand gelegd aan den nooit meer te verscheuren band tusschen burgerij en courantnouvelle, tusschen publiek en dagblad.
Wij kunnen deze conclusie nader illustreeren door de redactioneele teksten van de kranten uit die dagen aan de historie te toetsen. Wat was het geval geweest? Het was de oorlog met Engeland, in 1780 uitgebroken, die het reeds lang smeulende vuur der partijschappen tusschen patriotten en Oranjegezinden deed oplaaien en in de pers nieuw leven bracht. „De Drukpers zweette van Schriften door de strijdende Partijen uitgegeven", zoo heet het in het vervolg op W'agenaar. Een frisch element, de staatkundige polemiek, die tot -op dat oogenblik vrijwel geheel ontbroken had, ging den inhoud der kranten beheerschen. De geest van de tot op dat oogenblik nooit periodiek verschenen vliegende blaadjes voer in de nieuwsbladen. Het vlugschriftje der humanisten, zooals dat enkele eeuwen tevoren ontstaan was uit den groeienden drang der zich bewust wordende poorters, vereenigde zich in de„ jaren na 1780 met het nieuwsbrengende dagblad. Het vlugschriftje van weleer was een bij uitstek burgerlijke verschijning. Zijn geest, gevaren in de nieuwsbladen, moest deze wel tot volkskrant maken. Was het een wonder, dat juist in die dagen de finale plaats had van het verburgerlijkingsproces der advertentierubriek? De krant had haar volledige burgerschap verkregen. Van het cijfer 1793 op onzen mijlpaal werd misschien alléén de 3 door enkele toevalligheden bepaald. Wij kunnen zoowaar van een internationalen mijlpaal spreken. Want ook in andere landen dook pas aan het einde van de achttiende eeuw de familie-advertentie in de kranten op. Wel bevatten de oudste Duitsche „FuggerZeitungen" soms enkele zakelijke mededeelingen, wel werd in 1565 de Messkataloges für Bücher (het latere Börsenblatt des Deutschen Buchhandels) opgericht, en in 1588 de „Frankfurter Frühjahrs- und Herbstmesse" — uitgesproken advertentiebladen dus —, de eerste Duitsche nieuwsbladen en zelfs die van de 17e en 18e eeuw bevatten weinig of geen advertenties, en stellig geen ..burgerlijke" advertenties. De in de „Frankfurter Frag- und Anzeigungs-Nach'richten" van 8 Juli 1738 voorkomende huwelijksadvertenties werd in bijna een eeuw niet door een soortgelijke advertentie gevolgd. In Frankrijk hetzelfde beeld. In 1612 verleende Lodewijk XIII patent voor een „Journal general d'Affiches". In datzelfde jaar vestigde Theophraste Renoudot, zoo lange jaren bekend geweest als de eerste courantier van Europa, zijn „bureau d'adresses", waarvan sedert 1633 uitgingen de „Feuilles d'avis du bureau d'adresses", later bekend als de „Petites Affiches". Hatin, de Fransche geleerde, die zoo tallooze archieven heeft nageplozen, ondekte in een aflevering van de „Gazette" van 1762 de eerste openbare aankondiging uit het privéleven. Pas toen Napoleon in 1801 een regeling voor het advertentiewezen opstelde, kon men zeggen, dat de advertentie zich een plaatsje had veroverd in de Fransche kranten. Wij willen niet in herhaling treden, maar ook de Engelsche kranten bevatten pas in de achttiende eeuw vrij regelmatig zakelijke aankondi-
7
gingen. Sedert 1701 bestond daar echter al een advertentiebelasting. Het eerste nummer van de „Times" (1785) bevatte al 57 advertenties. Maar de eerste huwelijksadvertentie in Engeland verscheen in de Londensche „Observer" van 22 Mei 1797. De advertentiepagina geldt tegenwoordig als een conditio sine qua non voor het bestaan van een dagblad. Wij weten al niet beter meer. Maar toen, nu juist honderdvijftig jaar geleden, de advertentie haar definitieve plaatsje in de krant veroverd had, was dat nog anders. De spoedige belangstelling van den fiscus voor het advertentie- • wezen verraadt het reeds, de periode van 1793 was ook daarom een mijlpaal, omdat zij kan gelden als het begin v a n ' d e kapitalistische periode van het dagbladwezen. In het midden van de vorige eeuw heeft iemand zich er eens mee vermaakt, uit te rekenen hoeveel de 67 kolommen vol advertenties van een willekeurig,exemplaar van de „Times" wel moesten opbrengen. Hij kwam tot een bedrag van 20.000 gulden, en toen hij gemiddeld per dag in zijn berekening een vijftigtal kolommen met advertenties opnam, kwam hij tot een jaarlijkschen omzet van ongeveer 5 millioen gulden bij het lage advertentietarief van 50 a 75 cent per regel. Het gaat hier slechts om een voorbeeld, maar in ieder geval staat vast, dat het beschikken over groote kapitalen in de vorige eeuw voor vele krantenbedrijven de aanleiding vormde om geen kosten te ontzien voor de actualiteit en de sensatie, iets, waarmee tenslotte ook de journalistiek gebaat is geweest en waaraan zij zelfs veel van
HET BESCHERMEN VAN NAMEN VAN NIEUWSBLADEN EN TIJDSCHRIFTEN Wanneer de papierschaarschte eens tot het verleden zal behooren en het criterium voor het al dan niet mogen verschijnen van couranten en periodieken minder in direct practisch nut of belangrijkheid voor de oorlogseconomie gelegen zal zijn, zullen talrijke uitgaven opnieuw haar plaats temidden-der andere opcischen en haar theoretisch oneindig bestaan vervolgen. Op welke wijze en in hoeverre deze algemeene herrijzenis van overheidswege zal worden beteugeld en geleid ter voorkoming van een terugvallen in de oude, door niemand gewenschte wantoestanden, staat nog te bezien, doch de aanwezigheid van vele „snoekers" in den „uitgeversvijver", die zich zelfs thans in de enge ruimte nog weten te roeren,
8
haar vlucht te danken heeft. Het nummer van de „Times" van 30 Juni 1879, waarin de telegrammen uit de Kaap waren opgenomen over het sneuvelen van Louis Napoleon in den oorlog tegen de Kaffers, bevatte aan telegrammen uit Indië, Amerika en Afrika (ruim 9000 woorden) voor bijna ƒ 25.000. Wij willen het laten bij deze enkele voorbeelden, die overigens spruiten uit een onderwerp, waarover ettelijke hoofdstukken te schrijven zouden zijn. Het zou ons kunnen brengen in de sfeer van een vicieuzen cirkel: He^ inburgeren van de advertentie in het dagbladwezen is het begin geweest van den kapitalistischen exploitatievorm van het krantenbedrij f en de kapitalistische methodes leidden tot journalistieke gebruiken en misbruiken, die eenerzijds de kranten instelden op den smaak van het publiek en haar anderzijds maakten tot machtige wapens in de hand van partijleiders, fanatieke politici of personen-achterde-schermen. Een krant immers, zoo staat het op het inteekenblad van een van de kranten van weleer, „is het grootste Voer-middel, dat er, tot heeden, is uitgedagt. Men laad' er alles op, rein en onrein". De gelukkige vader, die in 1793 de eerste geboorte-advertentie in Nederland kwam aanbieden, de jonggehuwden, die voor het eerst via het drukpersje van hun plaatselijke krant kond deden van hun huwelijk, zij en al degenen, die hun voorbeeld gevolgd zijn, zullen niet beseft hebben, dat zij bouwsteenen aandroegen voor een mijlpaal in het dagbladwezen, noch wisten zij, aan wrelk een mijlpaal zij hielpen bouwen. Mr. Dr. K. W. P. KLAASSEN.
rechtvaardigt het vermoeden, dat er tusschen het oogenblik, waarer zich bij de eerste symptomen op de uitgave werd gestaakt en van expansiemogelijkheid op z'n het moment van het wettig depozachtst gezegd wel eenige „on- neeren, ten hoogste een periode regelmatigheden" zullen voor- van drie jaar gelegen zijn. Ten doen. - tweede moet de naam, het hanEr waren tijdschriften en coudelsmerk, ook gedurende den tijd, ranten, waarvan de naam in dat de uitgave niet verschijnt, gewijden kring een goeden klank had voerd worden, hetgeen op veren bij lezers zoowel als adver- schillende wijzen kan geschieden. teerders een vaak moeizaam verHoewel de betreffende instanworven vertrouwen genoot. Een tie, het Rijksmerkenbureau, van naam, waaraan een zekere good- meening is, dat de naam van een will verbonden was. De papier- courant of tijdschrift wel degelijk schaarschte maakte het verder als een handelsmerk is te beverschijnen onmogelijk en de uit- schouwen, bestaat er ten aanzien gaven verdwenen van het tooneel. van de huidige en toekomstige En om nu te voorkomen, dat bijzondere omstandigheden nog mettertijd een concurrent zich geen jurisprudentie, zoodat het van den naam meester maakt, nog de vraag is, of bij een eventueel proces de bescherming van kan deze, evenals ieder ander den naam een wettige bekrachtihandelsmerk, wettig beschermd ging zal vinden. worden. Hieraan zijn door de ietwat Niettemin hebben reeds talrijke merkwaardige positie, waarin een firma's, ongeacht hetgeen als niet meer verschijnende uitgave, voorbehoud hierbij naar voren hetzij courant of tijdschrift, ver- gebracht kan worden, de namen keert, enkele moeilijkheden ver- van haar uitgaven bij het Rijksbonden. In de eerste plaats mag merkenbureau doen vastleggen.
ONGEWENSCHTE EN VERBODEN ADVERTENTIES Telex-noot nummer 2134 vermeldt o.a., dat „Gedistribueerde of schaarsche goederen niet te ruil of te koop aangeboden of te koop gevraagd mogen worden". De advertentie-chefs^" die volgens de letter van deze noot te werk gaan, zouden derhalve geen enkele advertentie op mogen nemen, waarin een gedistribueerd of schaarsch artikel te ruil of te koop wordt aangeboden of te koop gevraagd. Dat is duidelijk en daar is geen speld tusschen te krijgen. Wat zouden de advertentie-pagina's er echter doods en veel minder lezenswaardig uit zijn gaan zien, indien bovenstaand voorschrift in al zijn gestrengheid had moeten worden nageleefd. Een lichtpunt was het daarom voor de belanghebbenden, dat enkele dagen na de publicatie van noot 2134 door de afdeeling perswezen van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten werd medegedeeld, „dat het niet de bedoeling was met noot 2134 den bona-fide-handel in schaarsche en/of gedistribueerde goederen onmogelijk te maken door het verbod van adverteeren". De aandacht werd er echter onmiddellijk op gevestigd, dat advertenties, waarin iemand mededeelt fietsbanden e.d. te bezitten en derhalve gegadigden met ruilobjecten oproept, uit den booze zijn, terwijl tenslotte de verwachting werd uitgesproken, dat een administratie, welke de advertenties niet slechts naar de letter, maar ook naar den geest van de bepalingen in noot 2134 keurt, geenerlei moeilijkheden zal ondervinden. Het spijt ons na een vluchtigen algemeenen blik in de advertentiekolommen te hebben geworpen, te moeten concludeeren, dat vele advertentie-chefs of bitter weinig moeite hebben gedaan om aan de bovenuitgesproken verwachtingen te voldoen, óf de voorschriften negeeren. Welke andere conclusie kan n.1. getrokken worden, wanneer in verschillende bladen (voornamelijk nieuwsbladen) een legio aantal advertenties voorkomt, waarin vorenbedoelde goederen te ruil
of te koop aangeboden of gevraagd worden. Als afschrikwekkend voorbeeld, hoe het niet moet, wil ik enkele advertentieteksten hieronder laten volgen: Ruiling: W. Leghorn-kuikens voor buiten- of binnenband. Idem: een droogscheerapparaat tegen een rijwielband. Idem: drie rijwielbinnenbanden tegen kippen of iets derg. Idem: een paar beste leeren laarzen tegen hennekuikens. Idem: een prima binnenband tegen een vet konijn. Idem: een vulkachel tegen fietsbanden, eenden of iets anders. Idem: biggen tegen fietsbanden Idem: heerenschoenen tegen konijnen. Voorts advertenties, waarin buiten- en binnenbanden, rijwielen, dames- en heerenschoenen, kuikens, konijnen, geiten, dames-, heeren- en kinderkleeding, wol, bontmantels en vele andere felbegeerde artikelen in ruil worden aangeboden tegen iets anders; met dat „iets anders" worden dan zeer waarschijnlijk levensmiddelen bedoeld, anders zou de verlangde tegenprestatie er wel bij vermeld worden. Dit alles mag dus niet, maar wat mag dan wel? Een antwoord hierop is niet vastomlijnd te geven. Zooals boven aangegeven, moeten de advertentie-chefs aanvoelen, en zich afvragen, waarom de betreffende voorschriften in het leven zijn geroepen en dat is, zooals hun ook reeds is medegedeeld, om distributie-overtredingen en — voorzoover dat mogelijk is — den zwarten handel tegen te gaan, omdat bij al dergelijke transacties nimmer sprake is van het afgeven van bonnen of vergunningen. Dat zal een ieder toch wel duidelijk zijn? Wil men toch eenigen leidraad hebben? Goed, laten de chefs dan tot richtlijn nemen, dat het wèl geoorloofd is: a. gelijksoortige gedistribueerde of schaarsche goederen in ruil aan te bieden, b.v. schoenen maat 38 tegen schoenen maat 40, een heerenjas maat 50 tegen een heerenjas maat 54, een damesregenmantel tegen een heerenregenjas e.d. Ter vergemakkelij-
king zal binnenkort een opgave " worden verstrekt van die goederen, vallende onder de distributiebepalingen, welke in advertenties in ruil mogen worden aangeboden. b. gedistribueerde of schaarsche goederen aan te bieden, mits het tweedehandsch goederen betreft; in dergelijke annonces dient dan natuurlijk te worden voldaan aan het voorschrift, dat zij den gevraagden prijs en naam en adres van den steiler der advertentie bevatten. De prijzen van dergelijke goederen moeten in overeenstemming zijn met het bepaalde in de „Prijzenbeschikking gebruikte goederen No. 1". Voorts wordt een groot aantal advertenties aangetroffen, waarvan plaatsing niet aan de hand van het een of andere voorschrift is verboden, doch waarvan men toch met zeer weinig moeite kan begrijpen, dat zij ongewenscht zijn. Het is ten eenenmale niet te doen, om voor elk mogelijk voorkomend geval verbodsbepalingen te maken of richtlijnen uit te geven. Veel moet aan het gezonde verstand van de betrokkenen worden overgelaten, die de bevoegdheid hebben te beoordeelen, of een annonce al dan niet in hun blad kan worden opgenomen. Daarover een volgend maal nog iets meer. Zooals kortgeleden ter persconferentie is medegedeeld, zal de naleving van de diverse voorschriften op advertentiegebied in het vervolg door het Persgilde worden gecontroleerd. Het bovenstaande moge den „verantwoordelijken voor de advertenties" tot waarschuwing strekken, de voorschriften veel nauwkeuriger in acht te nemen. Overtredingen zullen van heden af nauwkeurig worden geregistreerd door het lectoraat, dat niet zal aarzelen om, wanneer blijkt, dat onwil in het spel is, de betrokkenen voor een strenge bestraffing voor te dragen. Onbekendheid met de voorschriften kan na het voorgaande door niemand als een excuus worden aangevoerd; twijfelt men aan de interpretatie van het een of andere voorschrift, laat men zich dan, alvorens tot plaatsing over te gaan, om inlichtingen tot het lectoraat van het Persgilde wenden. C. R.
9
IS HERZIENING DER ADVERTENTIEPRIJZEN WENSCHELIJK Thans gelden andere dan vóór 1940
factoren
De tijd, dat een slechts op winstbejag berekende uitgever van een advertentieblaadje vrijelijk een bona-fiden krantenuitgever financieel mocht vermoorden, zonder dat één Nederlandsche instantie dat kon beletten, is gelukkig voorbij. De advertentiefuiken behooren tot het verleden en de adverteerder heeft thans nog gelegenheid om op zeer bescheiden wijze in een kleine honderd Nederlandsche dag- en streekbladen zijn waren aan te prijzen, ongeacht de diverse tijdschriften. Er verschijnen, op enkele uitzonderingen na, geen twee bladen meer in dezelfde stad en men heeft spoedig een volledig overzicht van de mogelijkheden, die er nog voor den groot-adverteerder open liggen. Er is, sinds 1940 of 1941, veel verbeterd. Gelukkig. Er is ordening gekomen, die eenerzijds noodzakelijk was door de steeds nijpender wordende papierschaarschte, anderzijds, doordat er in bepaalde plaatsen en streken te veel bladen verschenen. Wanneer men bijvoorbeeld in oogenschouw neemt, dat vóór den oorlog op de Veluwe 28 nieuwsen advertentiebladen en -blaadjes verschenen, en er thans nog vier streekbladen in dit rayon zijn overgebleven, dan is dit een verandering, die een verbetering genoemd kan worden. Wat moest bijvoorbeeld het stadje Harder-
wijk met vier bladen doen? editie staat zijn advertentie niet. Toch — een mensch is nu een- Desondanks moet hij het volle maal niet spoedig tevreden — is pond betalen. Gelukkig is het er nog iets, dat o.i. noodzakelijk Persgilde achter deze praktijken onder de loupe moet worden ge- gekome'n en de straffen voor deze nomen. Namelijk: de advertentieonoirbare praktijken zullen waartarieven. Deze zijn over het alge- schijnlijk niet uitblijven. meen ongeveer 25—40 % hooger Weer andere bladen hebben dan vóór den oorlog, iets, wat hun contract-adverteerders medeniet meer dan billijk geacht mag gedeeld, dat zij geen contracten worden. Maar er zijn sedert 1940 meer aangaan, maar uitsluitend nieuwe bladen verschenen, al of advertenties opnemen tegen den niet ontstaan uit combinaties van vollen mm-prijs. Ook dit is o.i. oude bladen. Deze nieuwe streek- een verkapte prijsopdrijving, die en dagbladen begonnen met ge- niet in den haak is. heel nieuwe advertentietarieven, Dit alles in aanmerking nemenen deze zijn wel de moeite waard • de, lijkt het ons wenschelijk, zoo om eens nader te beschouwen. niet noodzakelijk, dat de adverWanneer men bijvoorbeeld tentietarieven voor alle bladen in weet, dat een 73 jaar bestaand den lande opnieuw worden vastblad een mm-prijs heeft van 4 gesteld, en wel in verhouding en 5 cent, en een l i j a a r bestaand naar de oplaag der bladen. Dit blad daarentegen 30 cent per mm is zeer logisch, daar een advervraagt, dan is er iets niet in orde. teerder in een krant met een opTemeer nog, wanneer men weet, lage van 10.000 met zijn annonce dat het eerste blad een oplage meer practische resultaten zal beheeft van ca. 9100 stuks en het reiken dan in een blad met een tweede van nog geen 8000. oplage van b.v. 3000. Op gevaar Dan is er nog iets anders. Ver- af een open deur in te trappen — schillende bladen zijn er de laat- wij weten natuurlijk niet, welke ste maanden toe overgegaan ad- plannen het Persgilde in dit opvertenties te „wisselen", zooals zicht wellicht reeds heeft — zoudat heet. Men draait een deel van den wij daarom willen adviseeren de oplage af voor een bepaalde op korten termijn de advertentieplaats, waarna een deel van de tarieven op bovenomschreven advertenties uit den vorm wordt wijze te herzien en bindend te gelicht en vervangen wordt door maken voor alle bladen. De eene andere. Op zichzelf is daartegen krant zal dan misschien haar regelnatuurlijk geen bezwaar, maar prijs moeten verlagen, de andere wat niet in den haak is, is, dat de dezen wellicht moeten verhoogen. prijs voor die gewisselde adverVoor sommige uitgevers zal dat tenties dezelfde blijft. Den adwellicht plezierig zijn, voor andere verteerder, die van meening is, minder. Maar het belang van den dat zijn annonce in de geheele adverteerder, zoowel als van den oplage komt, wordt een rad voor lezer en dus uiteindelijk ook van de oogen gedraaid, want slechts den uitgever, is daarmede geeen deel van de oplage bevat zijn diend en dat moet toch in dezen aankondiging en in de andere tijd voorop staan. Sm.
Bekende uitgeverij te A m s t e r d a m vraagt voor spoedige indiensttreding
EEN LEIDER VOOR HAAR AFDEELING BOEKUITGAVEN
Voor deze positie kan alleen een geroutineerde en vakkundige kracht, die een jarenlange ervaring op dit gebied bezit, in aanmerking komen. Hij moet volkomen in staat zijn besprekingen met autoriteiten op tactische wijze te voeren.
Deze betrekking biedt vele mogelijkheden om de betreffende afdeeling verder uit te breiden, terwijl anderzijds op een goed salaris gerekend kan worden.
Brieven m e t volledige gegevens en pasfoto o n d e r N r . A 6651 b u r . v. d. blad, Hekelveld 15, A m s t e r d a m
10
WEEST ZUINIG MET ENVELOPPEN EN BRIEFPAPIER Hoewel iedereen begrijpt, dat de papiersituatie précair moet zijn en er dan ook vele wenken voor het zuinig gebruiken van papier worden gegeven, blijkt, dat in vele gevallen toch nog heel wat papier zou kunnen worden bespaard. Het meest valt zulks op bij het onoordeelkundig gebruik van enveloppen en briefpapier. Daar de papierpositie nog dagelijks achteruit gaat, is het noodzakelijk, dat men begrijpt, dat een zuinig gebruik van enveloppen e.d. geboden is. Hoewel verschillende bedrijven en firma's nog wel over een voorraad er van zullen beschikken, mag er wel aan worden gedacht, dat deze voorraad niet onuitputtelijk is en dat de aanschaffing van nieuwe enveloppen en nieuw briefpapier slechts in uiterst bescheiden mate kan plaats vinden. Men bedenke, dat, daar voor de overheid slechts een münimale hoeveelheid papier uit de productie
beschikbaar kan worden gesteld voor den aanmaak van die enveloppen, welke in geen geval gemist kunnen worden, en de vervaardiging van briefpapier voor overheidsdiensten en -instellingen in het vooroorlogsche formaat slechts in noodzakelijke uitzonderingsgevallen wordt toegestaan, voor het bedrijfsleven en den particulier voor dat doel slechts weinig papier beschikbaar is. De meeste overheidsinstanties zijn overgegaan tot het gebruik van enveloploos papier en het bezigen van oude en gebruikte enveloppen, welke door het overplakken van strooken of anderszins voor het gebruik weder geschikt zijn gemaakt. Waar de overheid aldus voorgaat, mogen het bedrijfsleven en de particulier niet achterblijven. Toch moet helaas worden vastgesteld, dat de wijze, waarop het goede voorbeeld van de overheid wordt nagevolgd, in het algemeen nog heel wat te wenschen overlaat. Er moge daarom nog eens op worden gewezen geen enveloppen van grooter formaat te gebruiken dan strikt noodzakelijk is; in vele gevallen zullen enveloppen van
het formaat 9 X 12 cm. voldoende blijken te zijn. Overweging verdient voorts, of uw verzendingen, waarvoor u thans nog enveloppen gebruikt, niet enveloploos zouden kunnen geschieden. Men snijde voorts de enveloppen, welke men ontvangt, zoo voorzichtig mogelijk open: door het overplakken met een strook, welke tevens de oorspronkelijke adresseering en frankeering onzichtbaar maakt, kan de enveloppe nogmaals dienst doen. Men verzamele tenslotte' alle enveloppen, welke men van vaste relaties ontvangt, en zende deze van tijd tot tijd aan den afzender terug, opdat deze de reeds geadresseerde enveloppen weder kanbezigen, door overplakken van de zorgvuldig door u geopende zijde met een.smal strookje gegomd papier, dat de gebruike postzegel nog juist bedekt. Het is ook van belang, dat de bedrijven hun personeel doordringen van de noodzakelijkheid, het papierverbruik zooveel mogelijk te beperken. Iedereen kan door een zuinig gebruik van papier bijdragen tot een goede en doelmatige papiervoorziening.
COMMERCIEEL LEIDER ENVEHA
EMU
N.V. Maatschappij voor Papierveredeling
DEN Enveloppen
HAAG Kantoorboeken
GRONDIG BEKEND MET OMVANGRIJKE BOEKEN EN TIJDSCHRIFTENEXPLOITATIES, IS BESCHIKBAAR. UITMUNTENDE STAAT VAN DIENST. Brieven onder no. A. 6650 bur. v.d. blad, Hekelveld 15, Amsterdam.
Het Persgilde vraagt voor controle-werkzaamheden
administratief en technisch geschoolde krachten Uitvoerige sollicitaties te richten aan het Persgilde, J. P. Coenstraat 3, Den Haag 11
CARTONNAGEFABRIEK
Vlugger verzending van Periodieken
„HESKON" Ruyschstraat 85-87, Tel. 51110, A'dam
Wij zijn speciaal ingericht voor het
drukken van periodieken,
Alle soorten verpakkingen, zoowel luxe als gewone
hebben een ruime gelegenheid voor postexpeditie, terwijl door de ligging van Zeist in het centrum des lands een snelle postbestelling en andere expeditie gewaarborgd wordt
T e e k e n f i l m p r o d u c t i e in N e d e r l a n d vraagt o p d r a c h t e n voor h e t vervaardigen v a n
RECLAME-TEEKENFILMS
DRUKKERIJ VAN LONKIUYZEN - ZEIST
voor h e t N e d e r l a n d s c h e b e d r i j f s l e v e n Brieven No. 1982, Advertentie-Bureau C. W I E R I N G H O O G E W E G 14 — A M S T E R D A M
MONTAUBANSTRAAT 13 -
TEL. K 3404/2441
Reparatiewerkplaats
Een met de meest moderne machines uitgeruste
staat, o n d e r leiding van voortreffelijk geschoold
personeel
teAfre&cPuJUUncj,uati an^e, afaiem&te tot het r e p a r e e r e n van alle soorten
MAG-LACO
grafische
machines.
• Prins Hendrikkade 34 - Amsterdam
Vertrouwd Als een goede kennis, die ons steeds weer persoonlijkheid . . . dat is de BODONI De letter, waar een drukker die van alles voor over heeft om hem zijn relaties
SPRINGER & MOLLER N.V
P 10S6 4 Verantwoordelijk redacteur: J. Learbuch te s*Gravenhage. Verantwoordelijk voor de advertenties: A. H. Lammers te Amsterdam. Uifiïver' en drukker: W.V De Arbeiderspers te Amsterdam. K 113. Verschijnt eenmaal per maand. Abonnementsprijs ƒ 5 . - per yaar. 6 Prys per nummer f 0.60.