88/~
...
.-
~.. .,
.. "
be beerlijJtbeib
oost er bout
OV.ERJJLYFZELS
,
L
lt o. 1
1363 Mededelingenblad van de heemkur-dekring. "DE HE:r:BLIJKHEID OOSTERHOUT"
14e jaargang, nummer 1
1990
pag. Inhoud van d:i;t nummer
1363
Mededelingen
1364
Chr.Buiks: 1365 EEN STUKJE BOSGESCHIEDENIS VAN OOSTERHOUT
III I
Niets uit deze uitgave van de heemkundekring mag vermenigvuldigd en / of openbaar gemaakt
worden, -op welke wijze dan ook-
,
zonder de
schriftelijke toestemming van de auteur.
I~
1364
- MEDEDELINGEN
MEDEI$LINGEN
lVIEDEDELIN
GEN
De eerstvolgende bijeenkomst van de heemkundekring 1S gep~and op woensdag 14 maart 1990. Het eerste deel van de avond wordt besteed aan een korte jaarvergaderine voor de leden, met de gebruikelijke agendapunten als: jaarverslag, financieel overzicht, begroting voor 1990 enz. Het tweede deel van de avond wordt traditioneel besteed aan ee~ natuuronderwerp. En dat onderwerp wordt ook dit keer weer ingeleid door de heer Van Eersel.
In verband met verhoging van de prijs van een aborillementop het blad Brabants Heem, moeten we de contributievoor 1990 aanpassen. De volgende bedrager-zijn vocr 1990 vastgesteld:
f 25,--
lidmo heemkundekring lidm.
heeITkur-dekr. + abonn.
BraboHo
f 37,50
donateurs f 25,te storten op de bekende rekeningnummers: A.B.N. rek,nro 52.12089.181 giro rekonro 1033069092 De tentoonstelling in het Kijkhuis in de zomervakantie zal in het teken staan van de militaire betekenis van Oosterhout.
Op dede QI>en Monumentenda~ 1990 (zaterdag zal landbouw centraa staan, met name 8/9) in het gebied van Muldersteeg, Heikantse straat en Oosteind. Ook de heemkundekring verleent haar medewerking
/365
EEN STUKJE
BOSGESCHIEDENIS
VAN OOSTERHOUT Chr.Buiks
Oosterhout staat tegenwoordig bekend om zijn bosrijkdom.We hoeven maar te denken aan de bossen van Katjeskelder.de Vrachelse Heide.de Duiventoren en de bossen bij Dorst.die in totaal vele honderden hektaren beslaan.Deze bossen zijn echter alle relatief jong:ze zijn aangelegd in de loop van de vorige eeuw of begin van deze eeuw. Echt natuurlijk bos is er haast niet.Alleen in Katjeskelder kunnen diverse dennen zich spontaan ontwikkeld hebben. Dit gebied is vergeleken met zeg maar 30 jaar geleden
trouwens
sterk
dichtgegroeid.
Zandverstuiving met wat opschietende vliegdennen.
Om
in Oosterhout
oppervlak bos aan we vele eeuwen terug moeten gaan in de tijd.waarschijnlijk wel tot de vroege middeleeuwen.Waar nu de bossen staan. was
te treffen
als
een
even
groot
tegenwoordig
zouden
immers eeuwenlang niets anders dan heide of stui fzand. Het karakter van de huidige bossen is ook totaal anders dan van de middeleeuwse bossen. Die laatste waren loofbossen van een evenwichtige samenstelling.terwijl de bossen van onze tijd eerder bomenplantages genoemd kunnen worden.
,a66 Ook 1agen de mi dde 1eeuws"e bossen op een andere plaats,nl.op de vochtige delen van het Oosterhouts territorium. De hogere gronden waren immers veel eenvoudiger te ontginnen en daar was het bos dus het eerst verdwenen. In de moerassen echter kon noch de mens noch zijn vee doordringen en zo vinden we dan ook de oudste verme lding van een bos in een uitgesproken vochtig gebied,nl.tussen Steel hoven en Oosterhout. In deze akte,waarin aan Geertruidenberg stadsrecht wordt ver I eend, komt de eerste (zekere) vermelding van de naam Oosterhout voor.Men spreekt in de latijnse tekst van een 'nemus' .waar,)nder we wel een oerbos van wilgen,elzen en veel kreupelhout zullen moeten verstaan.Een dergelijk oerbos is in 1871 nog gerooid en omgezet in cul tuurgrond in de plaats Beekbergen in Gelderland:dit was het beroemde Beekbergerwoud.dat nog door Staring beschreven is en dat een enorme rijkdom aan planten herbel-gd€' . I n zo' n moeras-o",rbos zu 11en d i eren als otter.bever,ree.hert en wolf zich waarschijnlijk wel opgehouden hebben. al hebben we daar wat b~treft h~t Oosterhoutse 'nemus' geen enkel bewijs voor. Op de h0gere gronden van Oosterhout waren de grote middeleeuwsE' loofbos=:oöon t:E'giö'n 121.J al lang verdwenen.e~nsdeels door ontginning.anderzijdsdoor de slopAnde werking van het vee.dat men gewoon in de b06~en liet grazen.Hoe sterk de invloed van slechts een paar dieren op een groot bosbestandis in verschillende kan men tegenwoordigweer zien natuurreservaten. waar Schotse Hooglanders, Heckrunderen of andere grote herkauwers of paarden zi jn uitgezet. boompjes kunnen dan haast niet meer Nieuwe opgroeien.de bast van vrij jonge exemplaren wordt in strenge winters afgevreten,waardoor ze afsterven enz.Alleen tussen de bescherming van struiken als braam,sleedoorn,meidoorn en rozen gelukt het enkele exemplaren om de volwassenheid te bereiken. trof men hier grote grazers aan In de prehistorie als oeros.wild paard,eland,edelhert en wisent.Het zozeer voorstellen als oerbos moet men zich niet een ondoordringbare wi ldernnis ,maar meer als een soort parkbos,waarin door de dieren op verschi 1lende plaatsen open plekkenwaren gevormdmet gras, terwijl andere open plekken bv. ontstonden wanneer een woudreus geveld werd door de wind.
/~67
Oeros
Schotse Hooglander
De Schotse hooglander wordt tegenwoordig gebrui.kt op verschillende plaatsen in Nederland als 'grote grazer', die zorgt voor het 'onderho~d' van het bos, het cre~ren van open plekken etc. Het dier lijkt nog veel op de oeros, de stamvader van ons rundvee, die dezelfde functie vervulde in de natuur. De laatste os werd in Folen in 1627 gedood. In Nederland werd het dier waarschijnlijk al in de vroege middeleeuwen uitgeroeid.
13'9 Hoewel we over de aanwezigheid van bossen in Oosterhout in de middeleeuwen geen enkele direkte verme lding hebben in de vorm van een beschrijving of iets dergelijks,kunnen we toch op grond van namenmateriaal besluiten dat er ooit bossen moeten zijn geweest,en zelfs kunnen we nag3an wat voor soorten bomen er aanwezig waren. Laten we eerst ki jken naar de a 1gemene benamingen voor bossen. Hout kennen wij tegenwoordig nog als stofnaam: vroeger was hout echter een woord dat op de eerste plaats betrekking had op een opgaand bos ,en wel een bos van loofbomen.Dergelijke 'houten'groeiden op de niet al te laag gelegen vruchtbare gronden en dat waren nu bi j uitstek de gronden die de mens het eerst in cultuur bracht toen hij zich permanent ging vestigen in onze contreien.Mogelijl< zijn de hout-namen ontstaan in de vroege middeleeuwen en hebben ze betrekking op gronden di€' na in de Romeinse tijd (of eerder) in cultuur te zijn geweest. in de vroege middeleeuwen weer aan de natuur war~n prijsgegeven en met bos begroeid. Opvall~nd is in echter geval wel,dat de hout-namen in de Bar<:,nievrijwel steeds bet.rekking h~bb~n op nederzettingen:Ulvenhout,Wernhout.Vroenhout. 't Hout (onder Princenhage) .Den Hout en Oosterhout. In 1213 schrijft men in d~ boven reeds ter eprake gekomen akte'Osterholt' ,dat wil zeggen 'het oostelijk gelegen bos van hoog opgaande bomen'. Dat' \:oc,stE'lijk gelegen' mc..~tbetreJ.:kinghebb~n op
de
ligging van Oosterhout ten opzichte van Den
Hout.een b~wc"':'nd
plaats
die reeds
in de pr':?'historie vc.Iop
was.De naam v.:t.n dit kerkd.}rpvan Oosterhout
komt in de bronnen echter pas een eeuw later voor dan die van Oe,sterhout zelf:1311'den Houte'.In de 15e eeuw Iag e~- op den Hout nog een gebied ter gp:.otte van 15 bunder 'Jena,~md.tholte' (=het Hout). tel-wijl ~r bv.in 1662 bV.gespr..:.ken wo:!:-dt v,:ln een terrein'den hultencant'-het gebied bij het Hout. Irl
d::-
l)'j:7:t,?(r,..)lltse
poldo:>r
la~:
d.;.n
nog
'~.:n
'JPbi.:-d
met de naam Elshout.een houtnaam die we in bijna alle dorpen van de Baronie wel tegenkomen. We moeten hier wel een versterking in zien van de theorie dat de elzenbossen op vochtige gronden het langst stand hebben gehouden tegen de aanslagen van de mens en zijn vee.
/36.9
stichting van een dorp op een plaats, vrije;emaakt
door
liet rc.oien van
een
bos.
Links overhandigt de grondheer een oorkonde aan de vertegenwoordiger van de kolonisten. (Uit: Heidelberger Bilderhandschrift des Sachsenspiegels; 14e eeuw)
Een veel gebruikt
van de
element
Baronie is
in de nederzettingsnamen
10,een woord dat men wel
omschrijft als 'bosje op hoge zandgrond'.Voor een dergelijk 10 moeten we denken aan een al flink door
de
mens
aangetast bos.Er zijn al
bomen uit
gekapt,het rundvee en de schapen hebben al stukken van dit bos beweid etc.Als de beweiding nog intensiever w~rd kon totale degeneratie van het bos volgen en een heide landschap ontstaan.Door overbegrazing kon ook deze heide nog teloor gaan en kreeg men zandverstuivingen.Dit verschijnsel kwam ook in de Oosterhout in de late Middeleeuwen op diverse plaatsen voor(Stuivezand.Seterse Bergen) .
De lo-nederzettingen zijn waarschijnlijk iets jonger dan de hout-nederzettingen,hoewe1 enkele ervan ook zeker nog wel uit de Karolingische tijd kunnen dateren.In de omgeving van Oosterhout vinden we aan lo-namen bv.Baarle,Bavel.Oekel en binnen Oosterhout zelf:Steelhoven en Vrachelen. Hoewel Steelhoven er op het eerste gezicht helemaal niet uitziet als een lo-naam.blijkt de ware aard van deze naam pas uit oude vormen:1213 Sthenlo,1356 stee10...Het eerste 1id van deze naam hee ft .
/370 betrekking op stenen,mogelijk romeinse restanten zoals die op diverse Steenakkers en Steenbergen in Vlaanderen en het Land van Waas zi jn aangE"troffen (en dichter in de buurt bV.ook op Steenakker onder Princenhage) .Bij Steelhoven lagen ook nog de nederzettingen Klein Steelhoven en Hoog Steelhoven. De vorm Steelhoven is mogelijk ontstaan naar analogie met de naam Steenoven Cin het zuiden van Oosterhout gelegen nederzetting) .Vrachelen wordt in 1336 geschreven als Vrachel en Vreehel .Het eerste 1id van deze naam is waarschi jrilijk wrak, met een bet f?kenis' ';redegenE-reerd' of .n iet goed' .Dp. betekenis ::al zijn bosje d.:tt '1001- een deel gesloc.-"pt..:tfgehouwenis of bosje dat door het vee is verni~ld.Qua betekenis komt Vrachelen dus dicht in de buurt van Baarle'kaal bos'. Een nederzettingsnaam die mogelijk ook 0P de voonnalige begroeiing wijst is Dor~t,in 1303 reeds voorkomend in dezelfde schrijfwijze'Dorst' .D~ naam kan .;.nt:st:'::ë~, zijn uit d.:,ornt,dol'nt,dat is een ;JJ."I.ats 'tládl' ck")l'n.".r: er! speciöal Meid'.:,e't'ns TI:o:'~ien.
Meidoorns werden veelvuldig aangeplant als veekering. De struik bloeit eind mei / begin juni.
Andere verklaringen gaan uit van Dor+ st-suffix en zoeken voor het eerste lid ansluiting bij namen als Dordrecht,Dorset etc. In Duitsla.nd liggen diverse plaatsen met de naam Dorsten.De overgang van Doorn n.:tal'
dors komt op diverse
plaatsen in de Baronie
voor,oa.te Etten.De t achter dors wijst op een collectief.een verzameling van meerdere exemp 1al-en (vg 1 . namen .:-tI::: El st. Berk t.etc. ) .Verge 1ijk ook de moderne uitspraak Deursen V00l' Deurne in 00st~lijk Noord-Brah~nt. Bos is een wo,='rddat pas v03.r:.:tf de 13e ~euw ,de huidige betekenis kreeg.Tevoren zou het eerder struikgewas aangeduid hebben. In het Oosterhoutse vinden we enkele gebiedsnamen samengesteld met het
137' element bos (of simp 1exen) : het Bosch op Den Hout. het Rutse lbos juist ten noorden van de kern van Oosterhout en het Klippelenbos tegen Wagenberg aan (1388:Clippelenbosch) .Het Bosch op Den Hout lag ten noordwesten van de Heuvel(in 1477:aent Boseh) Andere bosnamen in Oosterhout zijn: het Duinbosch.1860 . Jan Ghijselbusken.1524 theusbosch van Aerle.15e eeuw(weiland) den Flierbos.1750(zaailand te Dorst) het Spiebosch.1858(zaailand.Ter Aalst) het groot Bos.1688(in het gebied het Rutselbos) het Frederiksbosch(bij de Slotbosse Toren) tgalgbosch teynde de breede heystraet.1624(daar stond de Oosterhoutse galg). tsheren sterbuske in d'acker.15e eeuw het Ossenbosken.1624(bij Leysen) de bosweyen.achter Ulendonck.1592(op Oosteind) scapebosch.1529.bij de Slotbosse Toren scholverenbosch.1624(idem) het slotbos.1692 het Vaernebos.1692(bij de Slotbosse Toren) ~. .
In het voorjaar laten 1001bomenmeer licht naar de grond door. Ze vangen daardoor zeil minder energie op en groeien minder snel dan conlIeren. De loofbomen die je hier ziet zijn de beuk en de elk (boven), de esdoorn en de lep (onder).
V_
~ . ) ~I .
:_.. i..',... /' ....
~.
....
"i, \~
~
~
~
/ 1372 Willem Huybenbosch, in de Oosterhoutse Polder den Craeyenbosch,bij de Vaartweg,1753 de Poppenbossen ,tusschen de Oosterhoutse vaert en de vraggelse sloot,1753 de grote en kleine ruytersbos,1767 Ipelaersbosch,1753 het Keetenbosch,1819(op Ceters) het Uylenbosch en het oude Uylenbosch, 1819, (Ceters). Verder nog namen die ook duidelijk te maken hebben met bos,zoals bV.die met perk:
het
Prinsenperk,2-jarig elzenhakhout bij
Slotbosse Toren, het Nieuwe Perk,elzen het Willemsperk.idem.
de
en essenhakhout.idem,
Een laar omschrijft men wel als'intensief benut bos'. of 'moerassig,gemeenschappelijk gebruikt terrein'. In Oosterhout lagen diverse Laren: Ter Aelst aent laer.1442 Dlaer aende vrachelse stege.1480 Int Laer.tulendonck.noort de grintstege.1624 den Biezelaer.aenden Rysdyck.15e eeuw. Hees was een woord ter aanduidi ng van"een groepje jonge bomen of een verzameling struikgewas.In het oosten van de Oosterhoutse Akker. bi j de Papendonk lag een gebied; 'die Heese' ,1422. Onder een horst verstaat men gewoonl ijk een met bomen of struikgewas begroeide hoogte in moerassig gebied. We kennen deze naam als g~biedsnaam voor het weste Iijk gedee Ite van O?ste ind. Iets ten noorden hiervan in Kraanschot lagen de Horstenblokken.
Het rooien van bomen is-zoals ieder weet die dit wel eens geprobeerd heeft-een immens zwaar karwei.dat zonder goed en stevig gereedschap nauwelijks uitvoerbaar iS.Niet alleen het hakken of zagen van de zware stammen.maar vooral het uit de grond verwijderen van de wortels is lastig.
~~ Ossen werden veel aangespannen voor de ploeg: ze waren sterker dan paarden en hadden ook meer uithoudingsvermogen. Het paard was echter veel sneller. Uit: p.J.Reynolds: Boeren in de IJzertijd.
touw lus houten pen voor de lus en onder de ploegboom
juk, vastgemaakt
aan de horens
ploegboom
Mogelijk ringde men de dikke bomen met als gevolg dat de wortels afstierven en kon men ze vervolgens in brand steken.Een woord dat duidelijk wijst op het rooien van bos is rode.met zijn bijvormen
rot,rut en reut.In Oosterhout vinden we
in 1444
genoemd' die Roetacker' (in de 15e eeuw de Rutacker) en het Rutsel:in 1422 'het Russelen' en in 1519 'het Rutsel'.Er bestaat twijfel of we uit moeten gaan van rut +10 of van rut + ilo.In het ene geval gaat het om een gerooid 10,in het andere geval om een kleine rode. Achter Rutsel werd na verloop van eeuwen weer bos toegevoegd ,waardoor men eigenlijk
in
één
woord
twee
tegenstrijdige begrippen
verenigde. Het Rutse 1bos werd ook we 1 kortweg het Bosch genoemd: het was een vroeg ontgonnen gebied ten noorden van de kern van Oosterhout.Tot 20 jaar
geleden was het een gebied met eèn speciaal karakter:kronkelende weggetjes,omzoomd met meidoornhagen,kleine oude huisjes en een behoorlijk aantal boerderijtJes.
1!7/.i
Waar de grond
vruchtbaar was en da t was spec i aa I
het geval in de buurt van de kernen van de nederzettingen,waar de oude dorpsakkers zich bevonden,telde iedere meter.Men liet hier dus zo weinig mogelijk grond onbenut. Heggen of wegen waren dus ongewenst:men reed over elkaars akkers. Derge I i jke dorps akkers I agen i n Oosterhout i n het centrum, voora I ten noorden van de Markt, i n Dorst ten zuidwesten van het centrum en op Den Hout ten westen en zuidwesten van de Heuve I . In deze oude landbouwgebieden treft men de zgn. zwarte enkeerdgronden aan, gronden met een dikke humeuze bovenlaag,ontstaan door wel 1000 jaar of langer bemesten met potstalmest en allerlei ander organisch materiaal. Waar men vooral bosstrooisel gebruikte als bemesting(of in de potstal) verkreeg men bruine enkeerdgronden. Onder de zwarte enkeerdgronden treft men meesta I een (zwak)podsolprofiel aan,hetgeen er op wijst dat men 1andbouw begon te bedri jven op heidegronden. waar het bos dus reeds verdwenen was. Door uitloging van de aan de regen blootgeste lde gronden worden bepaalde zouten met het regenwater naar beneden g-evoeYd en di t veroorzaakt Ret typische podsolprofiel met een uits~0elingslaag en een inspoelingslaag. Rondom de dorps akker bracht men waarschijnlijk een wa I met heg aan: hierdoor kon het vee (en moge li jk het wild) uit de akker gehouden worden. Aan de meestal buitenkant van de wal lag een hool-~en droogstaande sloot,waardoor het voor het vee extr~ moeilijk werd om in de akker door te dringen. Ook doornig~ gewassen in de heg konden uitstekend als veeke~-ing dienen. In de dC/rpsakker I agen de pen::e 1en van do:> boeren door elkaar. Moge I ijk zi jn sommige dorpsakkers ontstaan uit de 'reserve' ofwel het saai land van een domein,het rechtstreeks door de heer uitgebàat deel van een middeleeuws domein.
1~7S
r ,.
I
~
l'
.J
Afscheiding met de buren: bou~werken zoals oven, sekreet en varkenshok moesten (althans in Duitsland) 3 voet van de afscheiding verwijderd staan. Takken die over de schutting ('tuin') groeiden, ~Dchten door de buur~an afgehakt worden. Uit: Heidelberger Bilderhandschrift des Sachsenspiegels; 14e eeuw.
1376 Buiten de dorpsakker waren op den duur ook ontginningen naar voedsel
kunnen
nodig en wel bij een zich
voldoen.
uitgevoerd
in
om aan de stijgende vraag uitbreidende bevolking te
Dergelijke
de
ontginningen
heide,die
de
werden
dorpen
in
de
middeleeuwen overal omgaf.De typische benaming voor zo'n ontgonnen stuk heidegrond,dat ook weer met een wal +heg omgeven werd ,was in de Baronie in de late middeleeuwen heining. Zolang de heg rondom zo'n perceel nog jong was ,kon men het vee weren met 'tuinen' ,vlechtwerken van takken. Een zeer oude vermelding van een heining dateert uit 1334 wanneer er sprake is van een gebied tussen'Batenbrugge en de Heininghe van Oosterhout'. Wat er met die Heining van Oosterhout bedoeld wordt
en waar die lag is niet duidelijk.Was het de heining rondom de dorpsakker van Oosterhout?De Batenbrug was een brug over de Donge.bij 'sGravenmoer.
....
Geslacht: PlJpestrootje, Molinia. Stengel onderaan uit enige kleine geledingen met dicht aaneenliggende knopen bestaande. Deze dragen schubvormige bladeren. Dan volgen enige grotere leden met bladeren en eindelijk, boven 't laatste blad, een lange (1-10 dm.), gladde stengel met lange bloempluim. Bloempakjes meestal blauw. Vochtige zandgrond. Juli-Sept. 2/. PlJpestrootje, M. coerulea
\ ~ I
Groeit gezellig en vaak "belten" vormend in venen, vochtige heiden en duinpannen. Veel verschil in grootte en bouw. Soms gebruikt als pijpdoorstekers en dakbedekking.
Pijpestrootje, Molinia coerulea, in de Baro~ie bekend
als
'bunt'
uit: Handboek voor opleiding tot
natuurgids, I.V.N.
(1979)
~
.
~..
. .::-_-
-,"
q"I" \ ~\ . ."
. .
.J
1377 Enkele andere heining-namen zijn: die buentheyninge,15e eeuw(buent-buntpijpestrootje) de knevelhoeck ofte de Bosheyninge.1687,te Dorst de Pootheyninge, 1683,Den Hout de Pachtheyninge,15e eeuw,Vrachelen. De houtwallen rondom de heiningen bestonden uit schaarhout,
voorname
1ijk
van
eik, berk
en
eikenhout kapte men gemiddeld om de 7 andere hout om de 5 jaar(GAO 1669).
els. Het
jaar,het
Bosanemone (Antmont "nnDt'OIQ)
In het midden dalkruid, een plantje van loofbossen en wallen; in de Baronie echter zeldzaam in wallen. Links de bosanemoon, een plantje dat in aprjl-mei.bloei.t in bossen, hakhout en vaak neg jarenlang op plaatsen waar eens bos was. Een honderdtal meters ten zuiden van de Slotbosse toren was (tot de aanleg van de Bovenste weg het terrein daar verstoorde) een groeiplaats van dit fraaje bloempje. Bij regen of wind gaan de bloemen hangen en sluiten zich. Vandaar de naam anemone = windbloem. Rechts: vogelmelk, een bolgewas van de wat vruchtbaardere gronden. Het bloeit in juni en dan neg alleen als de zon volop schijnt. In de buurt van de Slotbosse toren was een groeiplaats van deze soort in In oude heg.
IliJ8 De heggen op de wat rijkere gronden bevatten een groot aantal struiken en planten.Aan planten vond men er bv. salomonszegel.Lelietje-der-dalen. dalkruid. eikvaren. witte dovenetel. vogelmelk. dagkoekoeksbloem.speenkruid.bosanemoon etc. Door het
regelmatig kappen werd de groei van en de verscheidenheid van deze soorten bevorderd. Aan struiken vond men een groot assortiment: vuilboom. esp of ratelpopulier.spaanse aak.vi ier.vogelkers. wilde kers en appel en verder klimplanten als klimop en kamperfoelie. In Engeland heeft men wel een bepaald verband tussen het aantal soorten struiken en de ouderdom van een heg gevonden.De zgn'Hoopers rule'houdt in dat het aantal boom- en struiksoorten dat men gemiddeld per 30 yard(27.3 m) vindt.overeen komt met de leeftijd van de heg in eeuwen.
:
\2
JA .
.
.'
Fig. 107. Salomonszegel. 1. Wortelstok met littekensen eindknop. 2. bloempje in doorsnede; 3. besvrucht.
Polypodium vulgare L., gewone eikvaren.
Links de salomonszegel, in lichte bossen en ho~twallen. De plant overleeft door een wortelstok. Hier de gewone salomonszegel. Rechts de eikvaren; vrijwel alJeen voorkomend aan de noordzijàe van eeuwencude houtwallen.
..I
J37~ Niet meegeteld worden dan soorten als kl imop en kamperfoelie en de diverse ondersoorten van bomen. (1).Probleem bij het verifiëren van deze regel is uiteraard een onafhankelijke leeftijdsbepaling voor een heg te vinden en dat lijkt niet zo simpel. Een oudere heg kan .meer soorten bevatten omdat~het bV.een bepaalde tijd duurt.vooraleer een soort het gebied kan bereiken of voordat de bod~m zich zover ontwikkeld heeft.dat een bepaalde soort er kan groeien. In
d<"
i':'('P d.:-}"E'E'l.IWE'rl ! a(J~n
d~
d('rpen
g-::z i en
vanui
t
de hüge heidegrond-:>rt .,:.mringd door t.ienta'11en percelen voorzien van een heg.Daardoor leek het landschap toen veel boom-rijker dan het in werkelijkheid was. In gebieden waar tekor.t aan brandstof heerste-en dat was gedurende vele eeuwen in de Baronie het geval-ligt het voor de hand dat 'onbeschermde' bomen het eerste als slachtoffer vielen van de kapwoede van op brandhout belust zijnde lieden. Bomen langs wegen zullen hier waarschijnlijk het eerste van te' Iijden hebben gehad. Vee I boeren namen wel van de domeinen een stuk van de weg voor hun erf in:hier konden ze dan bomen op planten,een schuur
of varkenskooi
op zetten
etc.
De wilde appel komt hier en daar veor op de vruchtbare leemhoudende gronden in de Baronie. Vaak zijn de takken gedoornd.
/480 Es
~e es groeit op vructtbare grcnden. Het hout is taai en sterk en werd vooral gebruikt voor stelen van gereedschap.
la 91
Buiten de nederzettingen kon men echter een boom langs een weg makkelijk illegaal afzagen en meenemen.Om nu de wegbeplanting te verbeteren vaardigde de Heer van Breda in 1687 een ordonnantie uit ,waarin bevolen werd. dat iedereen wiens grond aan een weg grensde. het stukje weg diende te beplanten met 'goede eycke,ipe of esse heesters' (GAO 25) .Als de bomen
bomen
kaprijp
waren
moest
men
10% van
de
afstaan aan de Heer van Breda.omdat deze
immers op zijn grondCde weg)gegroeid waren. Een veel uitgebreidere ordonnantie over hetzelfde onderwerp
volgt
in
1699(Groot-Placaetboeck,V).Enkele
bepalingen hieruit waren de volgende: -De wijk-of kwartiermeesters moeten overal op vruchtbare gronden plantsoen opkweken:'saeyen
EekeIs.Essen
en
Berkzaad .Met .
dit
opgekweekte
plantsoen kunnen de wegen dan beplant worden. -een ieder die met zijn grond grenst aan een binnenweg moet eind april kuilen graven op die weg op afstanden van 18 of 20 voetCdus 5 of 5.6 m) .Elke kuil moest 3 of 4 voet diep zijn. -de grote buitenwegen-de heerbanen-moeten d~or het gehele corpus van de gemeente beplant worden. -de wegen moeten goed tonrond ge Iegd worden. met sloten aan weerskanten.
-de smalle binnenwegen mocht men alleen aan de noordzijde beplanten om de zuiderzon niet te hinderenCopdrogen van de weg) -Over de weg groeiend hout van particulieren.dat te veel schaduw zou opleveren mag afgehakt worden. Ieder mag zijn'baarden'niet verder laten groeien dan tot waar zijn land reikt. -De secretaris van het dorp moet nauwkeurig noteren hoeveel en welke soort heesters iedereen aanplant. -Als er een heester verdroogde of doodging moest er een nieuwe voor in de plaats gezet worden. -iemand die zijn grond niet zelf bebouwt.maar verpacht.moet zijn pachter opdracht geven pootgoed t~ plantenCspeciaal de eigenaren die buiten de Baroni~ van Breda wonen) . -koeien. paarden en schapen mogen niet op de wegen te grazen worden gezet -niemand mag z0den steken op de wegen
1382werd ook deze bijna alle ordonnanties vernieuwd,i n het jaar 1758 en enigszins gewi jzigd in 1759. De wijziging hie ld in dat voortaan niet meer de regenten van het dorp de administratie van de heesters moest uitvoeren,maar dat deze taak Zoals
opgedragen werd aan de rentmeester van de Domeinen. Al voordat het plakkaat van 1699 uitgevaardigd werd, had het Oosterhoutse gemeentebestuur al maatregelen genomen om het stelen van hout tegen
te
gaan(GAO
63).
Zo
werd
in
1683
bepaald dat
wanneer iemand aangetroffen werd met het omhakken van ander mans bomen,men zijn hond op hem los mocht laten. Ook was het toe~taan voetangels en 'sprenckels' (=?? Iets wat springt? Een klem?)te plaatsen en men liep zelfs niet het risico bestraft te worden als men 'met een roer geladen met pulver en hagel 'op ze schoot.
De koolmees, of in het Oos~erhouts de 'bieme~us' treft men overal in heggen en bossen aan.
In 1708 werd no~ een 'klein' plakkaat uitgevaardigd tegen'het kappen en wechvoeren van eyke en essche heesters uyt 's Heeren boschen en straten' (Groot Placaetboeck V,blz.696) .Tevens werd toen het wegha 1en van turf uit de Oosterhoutse moergronden verboden,alsook het illegaal'ingraven'van straten. In 1712
volgde nog een plakkaat geldend voor de
gehele Baronie(Gr.Placcaetboeck V,blz.698),waaruit wel blijkt hoe vaak en hoe ernstig de overtredingen
tegen
.
duidelijk
de
voorgaande plakkaten waren.Er was gebrek aan toezicht.Met e'én boswachter
voor geheel Oosterhout kon men uiteraard niet veel houtdieven betrappen. De bepalingen uit het plakkaat van 1712 hielden oa.in:
IJ8~ -beschadiging van bossen en bomen langs wegen in de vorm van 'afkappen.afzagen of afscheuren van Boomen of tacken,soo by dagh en nacht en ontyde als onder pretext van de dorre tacken daer af te haelen' of 'het stouwen van vee in de bossen' en (nieuw) het roken van tabak in mastbossen -iemand die een de 1inquent aanbracht kreeg nu 50 gulden. Howel de pakkans uiteraard gering was. kwam het toch wel eens voor dat houtdieven in handen van de
justitie vielen.In Loon
in Dongen
maken.Hij
1662
takken
werd
bV.had Jan Joostens van
afgesneden
door
de
om bezems
justitie te
van te
Breda
veroordeeld om op een schavot te worden gegeseld en werd verder voor de tijd van 25 jaar verbannen uit stad en land van Breda.Een in zijn gezelschap opererende vrouw Cathelijn Martijns.moest met 'roeden ende bessemen'om haar hals op het schavot staan ,terwijl een derde medeplichtige Willem Aertsse van Sprangh zelfs gratie verkreeg 'ov hope van beternisse' (R Breda 112). Ui t de 1ge eeuw kennen we toeva 11igerwi jze enke 1e
g~vallen van houtroof in Oosterhout. Op 5 febr.1830 ontdekte de voeorwerker Jeohan Jacob Buh!cr 1n net r)y!enbc.::;ch(bij de fluidi\Jp.'::V,lfb.:;.::Ird een tiental p€-rsl)nen 'die ald,:iar be=ig waren met hakmessen
maar liefst
dennen
af
te hakken. In totaal hadden
ongeveer 370
lang(lees:4 meter) afgehakt. Twee van waren herkend:het waren Jan Adriaansen
Jan
ze
dennen van ca,4 ellen de daders van Ham en
Cornelis Koreman,beide woonachtig op
de
Voorheide.
Soms ging de plantagerneester van Oosterhout persoonlijk in de bossen in hinderlaag liggen,zoals bv.op 8 sept.1836 toen Jacob Gerhard Becking 'plantaadje meester 'in het Mikkenbosch een man bezig zag met hei turf te steken. De man koos het hazepad en liet alleen zijn schop achter. (P1557). Ongeveer een half jaar later, 10 febr.1837,waren de Oosterhoutse boswachters Pieter Conradi en Wi 11em Mandersloot in het Slotbosch bij de Slotbosse Toren en constateerden dat aldaar behoorlijke schade was aangericht aan bomen.De daders bleven echter onbekend.
~
EfdiJS- 10.
lil)
....
Een kudde schapen met een schaapherder. Links zijn vrouwen bezig met weven op vertikaal staande getouwen. Miniatuur uit Trinity College, Ms.R.17, f 263
IJ85 Op 20 jan.1838 was het weer raak in het perk genaamd de'Gediepvoren',waar vier mannen mastepinnen aan het afhakken waren.Ze namen op nadering van de boswachter de vlucht met achterlating van een bijl en 2 kruiwagens. Op dezelfde dag waren in het Verbrand Bos 6 personen bezig met bomen om te hakken,terwijl er ook in het 'Heikantsche Bosch' houtroof plaats vond. Een andere overtreding bestond in het laten weiden van vee in de domeinbossen.Zo had Frans van(?) Dirven,schaapherder in dienst van landbouwer Hendrik de Bruyn schapen in de Vijftig Bunder laten grazen(12 okt.1841). Op 27 sept.1842 liet Adriaan Botermans,schaapherder in dienst van Jan van Gils. landbouwer op Ceters,een
kudde schapen van wel 39 stuks in het Uylenbosch lopen,terwijl op dezelfde dag Hendrik Metzers, herder koeien
van Corne Iis de Leeuw, ook boer op Ceters, 6 in de Honderd Bunder liet lopen.
Behalve hotkoof konden ook storm en brand grote schade in de bossen veroorzaken. Over stormen ui t de per iode van voor de 1ge eeuw zij n we s Iecht gelnformeerd.In de 1ge eeuw vindt men wel kranteberichten over dergelijke g&beurtenissen,terwijl ook de archieven van de domeinen in dit opzicht veel inlichtingen verschi:iffen. Zo woedde er op 20 apr.1830 in het gebied van de Heihoef(een boerderij .3.ande Vijfeikenweg.aan de oostzijde,ongeveer waar de bossen beginnen. nu verdwenen} een behoorlijk zware storm,waarbij 72 mastebomen het loodje legden.Ze waren tussen de 4 en 12 m.hoog. (P 1557). Op 30 nov.1836 was er schade door een hevige storm in het Slotbos en in de Duiveto~n,terwijl ook in do:- buurt v.3.nde Ho:. ihot:f een enorm aanta I dennen tegen de vI akte waE gp.gaan. In het pet-k'de Tongersche W,:!.rande' (bedoeld is Tongeriosche Warande op Den Hout}was ook grote schade aangericht.
Moge Iijk heeft -:'01-: de zware st-,,:,rm van nov. 1921, die in het Mastbos bij Breda zo huis hield ook in het Oosterhoutse nog schade aangericht. Berichten over brand kunnen voor wat betreft de 1ge en 20e eeuw gemakkelijk uit kranteberichten worden verzameld. Toeval lig beschikken we over een berichtje uit het archief van de domeinenC1840, 7
me i) toen .
voorwerker De
Hoogh met
een
groep
~86 arbeiders een zware damp ontdekte in het perk genaamd de Lange Dreef.die 'hem deed vermoeden dat er brand was' .Terstond begaf hij zich naar de nabijgelegen Heihoef om er de klok te luiden(op de meeste boerderijen stond een klokje op het dak dat om 12 uur 's middags het Angelus luidde) .Landbouwer L.(Luuk?)van der Mast.bewoner van de Heihoef kwam vergezeld van zijn zonen meteen te hulp. (P 1557).
Boer met vlegel. Het dorsen r-am in de wintermaanden elke dag wel een paar uur in beslag Men begon al vroeg in de morgen. Kilcmeters ver was het geluid te horen van jn de maat gehanteerde vlegels. Voor h~t maken van vlegels had men ook 'klippels' nodig.
Produkten
van het bos
In de midde I eeuwen was de mens nog sterk afhankelijk van datgene dat het bos opleverde.Niet alleen haalde hij zijn brandstof hier vandaan.maar ook al zijn timmerhout en hout voor het vervaardigen van allerlei gereedschap. Soms dankt een bos zijn naam aan het materiaal dat er gemakkelijk verzameld kon worden.Denken we maar eens aan Kl ippe lenbos in het uiterste westen van Oosterhout. een bos waar men klippels.knuppels( asvoor kar en ploeg?) kon halen en aan klippels
/69] Hosenholt,een hoog opgaand bos,waar men mogelijk hosen,dat zijn stelen,kon halen.Daar zal dan een essebos gegroeid hebben,want essen werden van de oudste tijden af bij voorkeur gebruikt voor het vervaardigen van stelen van bijlen,schoppen,rieken etc.Het hout van deze boom is taai,veerkrachtig en splijt niet
Heusdenhout ,ouder
makkelijk.
Timmerhout was vroeger in grote hoeveelheden nodig.daar huizen en boerderijen voor vrijwel 100 % uit hout waren opgebouwd. Dikwijls groeiden er in de
onmiddellijke nabijheid van een boerderij een aantal opgaande eiken,die konden di'enen voor de bouw vaneen nieuwe schuur of nieuwe boerderij (nl.voor staanders).De wanden van de huizen en schuren waren eeuwenlan9 van vlechtwerk vervaardigd(wand hangt samen met wenden'vlechten'). Eerst werden er verticale staanders in de grond gestoken en tussen deze vlocht men dan takken van wi 19 of hazelaar.Dit vlechtwerk werd besmeten met een mengsel van leem,mest en stro,waardoor het wind-en waterdicht werd.In later tijd gebruikte men voor de wanden
van
schuur
en
sta look
we 1
'P
1a ten' ,brede
houten planken.tenvijl men vanaf de 18e eeuw de huizen vaker in steen ging uitvoeren.De daken waren in gebieden dicht bij groeiplaatsen van riet uiteraard van riet.in andere streken(de zuidelijke K.:'mpen) echter van stro. In de Baronie werd meest riet gebruikt.vooral dOQr de wat rijkere boeren. Ui t de vaaJ.:. zet?r brede heggen rondom de akkers' ved;ree'J de boel' vo 1doende ger ie fhou t en als hij daar niet genoeg aan dacht te hebben legde hij op e~n overgeschoten lapje grond een 'schaarbos' aan.
Het hout werd in de wintermaanden gehouwen ofwel 'gebost' .Het eikehout werd vaak pas in mei afgehakt.omdat dan de schors er makkelijk van af te halen w,:ts(doordät het. cambium onder de bast begon te werken) .Men klopte of schilde de schors er af. De gedroogde schors werd in speciale molens (runmolens)gemalen,een uiterst stoffig körweLen diende dan later voor ht:'tlooien van 1""",1" (lo(,i=uu1") .
1~88 Een blekstok diende om eiketakken te blekken, van de schors te ontdoen. Dat gebeurde in het voorjaar, omdat dan door de werking van het cambium de schors gemakkelijk was te verwijderen. De runstoof was een soort kachel, die met afgewerkte run gestookt werd. Uit: M.C.van 1e1'8el:Handwerk tn de Kleine Meierij rond 1900 (1985)
... m..kstok
N/ll1.'foof
De dunne takken van het geboste schaarhout werden samengebonden in bussels,hier musterds genaamd en vooral gebruikt om broodovens heet te stoken. Bakkers kochten de musterds voor enkele centen bij de boeren op. Ze werden geleverd per vim(110 stuks). Het dikkere fasceelhout werd wel gebruikt voor palissaden,bv. rond de stad Breda in de aD-jarige oorlog,toen de dorpen in de Baronie vele karren met dergelijk hout naar de stad Breda moesten brengen. De domeinbossen leverden nog allerlei bruikbare produkten op,zoals mastepinnen,struiken(=wortels) dunse I,spaanders etc. Van de doorns van meidoorns kon 'men worstpinnen maken, terwi jI takjes van de vuilboom dienden als 'peggen' ,een soort spijkers voor schoenzolen. Wanneer in Oosterhout de klompenmakerij begonnen is. is niet bekend. Voor klompen gebruikte men bij voorkeur wilgen of populieren.
l.at,
Boomsoorten Welke
boomsoorten er in het verre verleden in de
Oosterhoutse bossen groeiden is na te gaan door onderzoek van stuifmeel uit veengrond. In dergelijke
vochtige gronden blijft stuifmeel(pollen)duizenden jaren in goede conditie bewaard.Sommige bomen produceren enorme aantallen pollen,bv.de den,terwijl andere soorten,zoals bV.de linde erg weinig pollen voortbrengen.De linde 'is dan ook geen windbloeier maar een boom die voor zijn bestuiving afhanke Iijk is van bi jen.De Iinde is daarom bi j het pollenanalytisch onderzoek steeds onderschat. Onderzoek naar pollen uit de prehistorie is bi j mijn weten in Oosterhout nog niet gebeurd,wel bV.in het dal van de Weerijs bij Rijsbergen.
_ OO .
~
~
,.::i;r,':
. ~"'_"
'.'.,-'
~;};::;.
O:::,~{;;tf .
'"'
9
0
Q
2
5
.4
.
~f~t.
:.~.~}=r~:,
..~-:"Y;'':--o;.
Q
10
n
3
1)-=11,
6
. ~1:J;~.""!.~';'~1 .,,,'7'.'(-"
~~
.
7
.
.:~~ X:. i:=:
:~~
13
r~OO
8
01
12
t
U
11..1-50
W
15 L100
l' Pollenkorrels van verschillende planten. 1. Pinus (den). 2. Picea (spar); 3. Abiës (zilverspar); 4. Tilia (linde); 5. Betuia (berk): 6. Corylus (hazelaar); 7. Alnus (els); 8. Carpinus (haagbeuk); 9. Ulmus (olm); 10, 11. Fagus (beuk); 12, 13. Quercus (eik); 14, 15. Salix (wilg) (naar Filzer). Na de laatste IJstijd,die ongeveer rond 8300 v.Chr.eindigde,ontstonden in het vrij droge en koude klimaat bossen bestaande uit den en berk, twee soorten die goed tegen koude bestand zijn. Nada t de hoevee ook de hazelaar terwijl vanaf els,linde,es.iep treden.dit als
Ihe id neers Iag was gestegen begon op te treden(vanaf ca.7000 v.Chr.), ongeveer 5500 ook soorten als en eik op de voorgrond gaan gevolg van een stijging van de
I.&go temperatuur. Toen rond 3000 de temperatuur ging dalen en de vochtigheid steeg,brak de tijd aan dat do::landbouwers zich hier voor het eerst permanent gingen vestigen.Waarschijnlijk door hun invloed daalde het aandeel van iep en liwle,doordat deze vooral op de vruchtbaarste gronden groeiden,gronden die ook door de kolonisten geprefereerd werden. Misschien werd de iep ook wel door een zo opmel"ke1ijke. achteruitgang getroffen omdat de takken van deze boom bi j gebr~k aan gl"aasgronden als voedsel '1001-het vee werden afgehakt.Anderen denken aan een vroeg optreden van de iepziekte,die ook in onZ9 eeuw nog zo geducht heeft toegeslagen. De eik werd~zo denkt men wel-in diverse gebieden gespaa.rd.om . deze later juist als leverancier van t immerhc'ut te kunnen gebruiken.Rond 1500 v.Chr.vestigde zich in het toen al vrij sterk aangetaste bos nog een nieuwkomer:de beuk,terwijl nog weer ca.lOOO j.later de haagbeuk pas zijn intrede
deed. (2) .
De bossen in moerassige gebieden,de beekdalen of afvoerloze kommen,waren moeilijk toegankelijk,zowel voor de mens als voor zijn vee ,bleven het langste intact. De oerbossen op de hogere gronden waren al in de bronstijd(1700-700 v.Chr)ernstig aangetast en op de hoogste delen van het landschap was het gemengde eiken-berkenbos al vervangen door heide. In de Karol ingische ontginningsfase verdwenen moge 1ijk
de
laatste
echte
oerwouden,
hoewe 1 bv. het
Beekbergerwoud op de Veluwe pas in 1871 werd geveld(waarmee ook een schat aan planten uit dit gebied verdween,zie boven).Alleen grootgrondbezitters zoals bV.in ons gebied de kloosters Thorn(Chaambos) en de Heren van Breda (Ulvenhoutsebos en Liesbos) hielden enkele opgaande bossen in stand.
Knikkend nagelkruid, een van de fraai.ste en zeldzaamste bosplanten; alJeen in eeuwenoude bossen In de Baronie is er slechts 6~n groeiplaats op een uitgesproken vochtige plek in het Ulvenhoutse bos. Vroeger b.v. ook jn het Beekbergerwoud.
13!!I
BERK.
Van de berk onderscheidt men twee soorten: de ruwe berk met witte stam en hangende twijgen, en de zachte berk met dor~erder stam en niethangende takken. De eerste op zandverstuivingen en heidevelden, de laatste in ~oerassen.
l.3y 2.
Aan de hand van enkele oude veldnamen kunnen we een indruk krijgen wat voor boomsoorten er zo al aanwezig waren. In 'die berckt' .1443 groeiden uiteraard berken.Het is een gebied op Oosteind.De eind-t duidt op een collectief,een verzameling bomen dus.
Heel wat meer
problemen
levert de
naam 'de
Effent 0.genoemd in 1414,op. Effe is in Rheinland de naam voor de iep,in Vlaanderen echter voor de spaanse aak,terwijl men voor Nederland gezien de
vorm
Yve,Ybe
denken. Reeds onze streken.
ook
Ju Iius
aan
Caesar
de
taxus zou
verme ldt
taxussen
kunnen voor
Spaanse Acl( ,(eer e8mJléslrt
De taxus (links) is één van de drje van oorsprong wilde coniferen in ons land. De andere soorten zijn de jeneverbes en de grove den. De taxus kwam hier al in de Romeinse tijd voor. De bcom groeit langzaam en kan zeer oud worden. Het hout is erg sterk. De vruchten, een soort bessen, zijn niet giftig; de bladeren echter wel (vooral voor paarden). Rechts
de
Spaar.se
aak.
11.9.3 Het gebied de Ef fent lag ten noorden van de kern van Oosterhout.tegen de huidige Effentweg. De t is weer een aanduiding voor een collectief.een groep. Uit de vorm Effet moet door tussenvoegen van een n Effent ontstaan zijn. Eiken zijn niet alleen gezocht wegens hun vrij sterk hout.maar zij werden eeuwenlang ook door de mens vereerd.Door het christendom is deze boomverering bestreden,maar met weinig resultaat.
Door
een andere aanpak
.
nl.door de bomen op te
nemen in de verering voor bv.Christus.werd de eik in plaat.s van een 'heidens'heiligdom nu een christelijk centrum van verering. Denken we maar aan de talrijke heilige eiken.St.Petruseiken etc.. bomen waar een kruisbeeld of beeld van een hei Iige in stond. De bekendste eik in Ooster"hout is wel de Heilige Eik ':,pde splitsing bij de Achterstr.:tat op Den Hout.Hoe oud dit exemplaar precies is. is niet goed bekend. De voorlopig oudst zekere vermelding dateert uit 1524,wanneer er sprake is van: 'ten hout aenden groot en eyc~' .Volgens de overlevering zou in deze ~iJ.'. ~en priester tijdens een achtervolging door andersdenkenden een schuilplaats hebben gevonden. Andere eik-namen:d'eecxken,reeds genoemd in 1328:de eyckweyde in de Houtschesteegt.1728 en de Luyseyck genoemd in 1684.(luis duidt waarschijnlijk op haveloos.ziek). Het Ekelstraatje komt ca. 1700 voor als 'eeckelstraetien' .
De zomereik, de meest algemene eikesoort, komt voor op allerlei gronden, van vruchtbaar tot armoedig en van zeer droog tot vochtig.
1394
Lindeboom
vooral aangeplant op dorpspleinen en naast de gevels van boerderijen. In Let wild al zeer lang verdwenen.
11195 Ook lindebomen stonden zeer in aanzien. In het wild was de linde waarschijnlijk al omstreeks het begin van de jaartelling verdwenen.Bij vrijwel elke boerderij bevonden zich wel enkele lindebomen.Deze stonden bij de meestal oost-west georiënteerde boerderijen(wegens de overheersende westenwinden) aan de zuidzijde van de boerderij. zodat ze in de zomermaanden de nod ige koe Ite verscha ften in het huis. In Oosterhout stond een opvallende linde'opten
heeshoec',1422(ergens in de buurt van de Papendonk).Bij de Slotbosse Toren lag de Lindeweide.1767.0p Ulendonck(Oosteind)wordt in 1624 'den grooten Linde' vermeld:deze bevond zich dicht bij de Donge in de Schellingen aan de Hoge Dijk. Ook op de Heuvel stonden vanouds lindebomen.Een zeer fraaie lindeboom op de kruising Ridderstraat-Tilburgseweg werd ca.25 j.geleden gerooid. . Essen waren erg gezocht wegens hun waardevol hout:ze groeien liefst op vruchtbare.vochtige gronden. Iets ten noorden van de Slotbosse Toren lag een gebied 'Qen Eschenstruyc' .1353. Elze~ groeiden speciaal in moerassige gebieden.bv. in de Oosterhoutse Po lder .Moge Iijk hangt de naam Ter Aalst samen met deze boomnaam:we moeten dan in AaIs een bijvorm bij els zien.en ~alst is dan een plaats waar diverse elzebomen stonden.Een andere verklaring gaat echter uit van een germaans woord alha met de betekenis 'woning' of 'tempel'. Met de boomnaam els zijn verder samengesteld:den Agtersten Elst.1753;de Elskens;d'elschot,1591; de El skamp. 1401 en het reeds genoemde El shout (bij de Vaartstraat) .
!.rauwe EI. Alnus Incána
lag6
/'"
\
E
}1j
H
)N
't
.
I.,
I
#11
"y..'rVDH-L,.V'....fJ.
E
\ \
1d97
\
.",
D 0\ \
A
.. .... . .
I
1>0
A J--";'"h Js -':::'"
f"
I
I
TI
_
----...J i
-----
. .....nJ
\
!
63
VlllCh
.
/,'
...........I.
t /
...-.. .." -
A" ......
/(
d.f!-11
k
1 // /
\
\/ /\
I
\.
.Ja *
if
_
'12 L k 4.}np _ liD :
'tl
\
\J\\\
36
I
,
I
.19
,,.
\
SJ
f"Jt
/
trs1C-
5S,,/
A \ CD
Ij Ot f,J-, h
_....--.../ O
\ A'\ \ \\A 4)J, \
""
\ QÄ\ .IJ ,t.\\ \
......... ,
\ \ -Y\\ ,." n1{, O'\
,!\
\\ \\