1 1 HWRl 1993 BIBLIOTHEEK
Dienst Weg- en Waterbouwkunde Van ósr Burghweg Postbus 5044, 2600 GA Delft Tel. 015-6S9111
BASISINFORMATIE GRONINGEN VERSNIPPERING VAN DE ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR DOOR DE DROGE EN NATTE HOOFDINFRASTRUCTUUR
,i&i'.
^
H. Duel G.A. Morel B.P.M. Specken
TNO-Beleidsstudies Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde
DWW-Versnipperingsreeks,
264 d l .
12
d e e l 12
'J >
€': f
...
m
V
•'•
•
di./Z BIBLIOTHEEK Dienst Weg- en Waterbouwkunde on Joi Buryhweg Postbus 5044, 2600 GA Delft ..Tal. 015 - 699111 WaK
1 Rapport nr.
dai
1f
B,IIIIII.IIU_
8 Datum Publicatie
2 Sub-titel Rapport
Basisinformatie Groningen. Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de droge en natte hoofdinfrastructuur. 3 Schrijver(s)
1993
7 Archief nr.
maart 1992 9 Rapport nr. Instituut
92/ECO/03 10 Tijdschrijf nr.
H. Duel et al.
U Uitvoerend Instituut, Naam, Adres
11 Opdracht nr.
DWW-41B
INRO-TNO, Postbus 6041, Delft
12 Rapporttype en periode
rapport S Opdrachtgevers
Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat 6 Titel Onderzoekproject
Versnippering infrastructuur
13 Samenvatting
In opdracht van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat is een inventariserend en beschrijvend onderzoek uitgevoerd naar de omvang en de aard van de effecten van versnippering door het bestaande en geplande rijkswegennet en door het hoofdvaarwegennet voor de gebieden van de ecologische hoofdstructuur (EHS). D.m.v. kaartoverlay zijn de doorsnijdingen van de ecologische hoofdstructuur geïnventariseerd. Via medewerkers van de provinciale consulentschappen van NBLF en literatuurstudie zijn gegevens verkregen over de aard en omvang van de effekten per knelpunt. De onbewerkte, originele gegevens zijn per provincie gerubriceerd. Dit rapport heeft betrekking op de provincie Groningen.
IA Begeleiding
13 Bijbehorende Rapporten
A.W.J. van Schaik A.A.G. Piepers Dienst Weg- en Waterbouwkunde Postbus 5044 2600 GA D e l f t T e l . 015 - 699111 gironummer: 425552
MI-OL-92-20t/m22 MI-OL-92-23t/m28 MI-OL-92-30t/m34
16 Aantal blz.
16
17 Prijs
f 15,
INHOUD VOORWOORD 1.
2.
3
iii
INLEIDING 1.1 Relatie met SNIP1 en NIS-EHS
1 1
1.2 Relatie met DATASNIP
2
WERKWIJZE
3
2.1 Opzet van het onderzoek
3
2.2 2.3 2.4 2.5
3 4 5 6
Kaartanalyse Vraaggesprekken Beschikbare informatie Provinciekaarten
RESULTATEN
7
3.1 Knelpunten in de provincie Groningen
7
LITERATUURLUST Bijlage 1: Geraadpleegde personen
15 Bijlage 1 pag 1
Basis informatie Versnippering EHS
TNO-Beleidsstudics .
Ecologie & Beleid
Basis informatie
TNO-Beleidsstudies
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
VOORWOORD In het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer is expliciet uitgesproken dat verdere versnippering door de infrastructuur zal worden teruggedrongen. Een dergelijke beleidsuitspraak leidt tot het treffen van maatregelen om dit doel te bereiken. Om tot een goede afweging te komen voor de inzet van middelen, bijvoorbeeld ten behoeve van de aanleg van milieuvriendelijke oevers, is aangesloten bij het beleid van het Ministerie van Landbouw en Visserij. LNV heeft in het Natuurbeleidsplan aangegeven waar de komende jaren de prioriteiten ten aanzien van flora, fauna en landschap zullen komen te liggen. Een en ander heeft vorm gekregen in de Ecologische Hoofdstructuur van Nederland. Het ligt voor de hand om bij de keuze voor het treffen van maatregelen aan te sluiten bij de beleidsopvattingen van LNV. Daarnaast is ook in de Derde Nota Waterhuishouding van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat het behouden en ontwikkelen van ecologische netwerken onderschreven. Aan TNO is door de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat opdracht verleend om de droge en natte infrastructuur te analyseren binnen de context van de Ecologische Hoofdstructuur. Een dergelijke analyse biedt de mogelijkheid om tot een afgewogen keuze te komen wat betreft de inzet van middelen en menskracht. Beide analyses zijn in rapportvorm verschenen: "Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de weginfrastructuur" en "Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de natte infrastructuur". Dit rapport bevat de feitelijke inventarisaties van beide studies voor de provincie Groningen en is op te vatten als een momentopname van de relatie tussen infrastructuur en Ecologische Hoofdstructuur in deze provincie. Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Onderafdeling Onderzoek Landschap en Natuurlijk Milieu A.W.J. van Schaik
ui
Basis informatie
TNO-Beleidutudies
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
IV
Basis informatie
TNO-Beleidutudiu
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
1.
INLEIDING
1.1
Relatie met SNIP1 en NIS-EHS Dit rapport vormt een onderdeel van de projecten: 1) De relatie tussen de droge infrastructuur en de ecologische hoofdstructuur, SVV*SNIP* 1, afgekort tot SNIP1 en 2)
De relatie tussen de Natte Infrastructuur en de Ecologische Hoofdstructuur, afgekort tot NIS-EHS.
Beide projecten zijn op elkaar af gestemd, vanwege de gelijke werkwijze, tijdsplanning en benadering van de problematiek. De resultaten zijn in twee afzonderlijke rapporten verwerkt, te weten: 1) Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de wég-infrastructuur (Morel & Specken, 1992) en 2) Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de natte infrastructuur (Duel, 1992). Beide projecten zijn uitgevoerd in opdracht van Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat. De doelstellingen van het SNIP1 onderzoek zijn: 1)
2)
3)
het vaststellen van het aantal actuele en potentiële snij-/knelpunten, die zich zullen voordoen bij de realisering van de ecologische hoofdstructuur (Ministerie LNV, 1990) in relatie tot de aanwezigheid en het gebruik van bestaande en geplande rijkswegen op landelijke schaal; het inventariseren van de aard en de omvang van de effecten per knelpunt op regionale schaal in relatie tot de natuurdoelstellingen, natuurfuncties en soortensamenstelling van de doorsneden EHS-gebieden; het aangeven van mogelijkheden om voor beleidsmatige toepassingen een 'sturingsinformatiesysteem' op te zetten.
De doelstellingen van het NIS-EHS onderzoek zijn: 1)
het beschrijven van de relatie tussen de natte infrastructuur en de ecologische hoofdstructuur;
2)
het inventariseren van de knelpunten tussen de natte infrastructuur en de ecologische hoofdstructuur;
3)
het aangeven van criteria voor het stellen van prioriteiten voor mitigerende of compenserende maatregelen.
Voor meer aanvullende en achtergrond informatie over beide projecten wordt verwezen naar bovengenoemde rapporten.
BasU informatie
TNO-Belcidutudies
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
De basis-informatierapporten Omdat er een aanzienlijke hoeveelheid informatie verzameld is bij de projecten SNIPl en NISEHS, is besloten de rapportage ervan op te splitsen. Naast de hiervoor genoemde 'hoofd' rapporten is per provincie één basis-informatierapport gemaakt, waarin een uitgebreide beschrijving is opgenomen van alle lokaties waar de hoofd-infrastructuur (zowel droog als nat) de EHS doorsnijdt. Van deze uitgebreide beschrijvingen zijn in de 'hoofd'rapporten samenvattingen opgenomen, zodat die rapporten ook afzonderlijk, dus los van de basisinformatierapporten, gelezen kunnen worden. Aangezien de nummering van de gebieden en knelpuntlokaties van de projecten SNIPl en NISEHS met elkaar overeen komen, kunnen de 'hoofd'rapporten, het DATASNIP-bestand (zie hieronder) en de basis-informatierapporten naast elkaar gebruikt worden. Als aanvulling op de beide 'hoofd'rapporten zijn in de basis-informatierapporten ook de knelpuntlokaties van de EHS en de spoorweg-infrastructuur beschreven. 1.2
Relatie met DATASNIP Voor verwerking en opslag van de grote hoeveelheid gegevens, die in het kader van de projecten SNIPl en NIS-EHS zijn verzameld, is een plan voor het opzetten en het vullen van een geautomatiseerd databestand versneld uitgevoerd. Ook dit project, onder de naam DATASNIP, is uitgevoerd in opdracht van de Dienst Weg en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat. Invulling van het geautomatiseerde bestand DATASNIP geschiedde aan de hand van de basis-informatie. Doorsnijdingen veroorzaakt door rijkswateren en spoorlijnen, zijn ook opgenomen maar bevatten momenteel minder uitgebreide informatie. DATASNIP is geschikt voor bewerking en interpretatie van de verzamelde gegevens en kan dienen als ontwerp voor de ontwikkeling van een sturings-informatiesysteem voor het ontsnipperingsbeleid. Voor een uitgebreide beschrijving van en het werken met DATASNIP zie het rapport DATASNIP (Specken, 1992)
Basis informatie
TNO-Beleidsstwlies
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
2.
Werkwijze
2.1
Opzet van het onderzoek De opzet van het onderzoek kan worden opgesplitst in drie fasen: 1) een inventarisatie op landelijk schaal van de doorsnijdingen van de ecologische hoofdstructuur door het netwerk van rijksinfrastructuur (zowel droog als nat) aan de hand van een geografische kaartanalyse;
2.2
2)
bepaling van de aard en ordegrootte van de in fase 1 gesignaleerde knelpunten in relatie tot de doelstellingen en functies van het betreffende onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. Aangezien de gebiedsdoelstellingen van de EHS-gebieden op regionale schaal worden uitgewerkt en ingevuld door de provinciale consulentschappen van de Directie Natuur, Bos, Landschap en Fauna (voorheen Natuur Milieu en Faunabeheer) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, is gekozen voor een combinatie van een enquête en een interview met medewerkers van deze consulentschappen in de regio om de benodigde informatie te verzamelen;
3)
het verkrijgen van aanvullende c.q. ontbrekende informatie aan de hand van literatuuronderzoek.
Kaartanalyse Het onderzoek is gestart met een analyse van het aantal en de geografische ligging van knelpuntlokaties op basis van een overlay van twee kaarten. Hierbij zijn op de kaart van de ecologische hoofdstructuur (schaal 1:250.000) alle bestaande en geplande rijkswegen uit het SVV-II deel d en alle wateren in beheer van Rijkswaterstaat ingetekend alsmede alle spoorlijnen. Op deze kaart zijn alle snijpunten van de ecologische hoofdstructuur en de infrastructuur omcirkeld en met volgnummers per provincie genummerd als voorbereiding op de provinciale enquête en interviews. Aan de hand van kaartmateriaal van onder andere de 'Atlas van Nederland', deel 13, 14 en 16 (respektievelijk Geologie, Bodem en Landschap), het Natuurbeleidsplan (Ecologische hoofdstruktuur), de Historische Atlas, de Natuurwaardenkaart (Bakker et al., 1988), Milieubeheersgebieden (Klijn, 1988) en informatie van provinciale afdelingen van NBLF, is gekomen tot een omgrenzing van gebieden met overeenkomend ecosysteemtype. Criteria om gebieden samen te voegen dan wel op te splitsen waren: - Bodemsamenstelling; - Vegetatie; - Dieren (aandachtssoorten) die in het gebied voorkomen. Zo wordt bijvoorbeeld één kerngebied dat verschillende ecosysteemtypen bevat, zoals beekdalen en stuwwallen verdeeld in aparte gebieden die afzonderlijk worden beschreven.
Basis informatie
TNO-BdeidMtudies
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
Daarentegen worden meerdere kern- en natuurontwikkelingsgebieden die qua ecosysteemtypen overeenkomen als één gebied beschreven. Zo worden in noord-oost Groningen (tussen Haren en Delfzijl) vijf kerngebieden en natuurontwikkelingsgebieden samengevoegd, omdat ze als één natte strook fungeren als leefgebied voor de otter. Het voordeel van deze gebiedsindeling is dat niet voor iedere knelpuntlokatie (in totaal 520) een beschrijving van het gebied noodzakelijk is, maar dat vele knelpuntlokaties bijelkaar genomen kunnen worden en zodoende met één beschrijving kan worden volstaan. In het totaal zijn er 132 gebieden en 101 verbindingszones. Deze kaartanalyse en gebiedsindeling resulteerde in een lijst met knelpunten opgesteld per provincie, waarin de volgende informatie is beschreven: de aanduiding van het gebied op de EHS kaart, namelijk kerngebied (KG), natuurontwikkelingsgebied (NOG) of verbindingszone (VZ); de naam van het kern- of natuurontwikkelingsgebied danwei de namen van de gebieden, die door de verbindingszone met elkaar worden verbonden; het nummer van het gebied of verbindingszone; het type infrastructuur; de naam en het traject van de infrastructuur; eventuele bundeling van infrastructuur; bestaande, te verbreden of geplande weginfrastructuur.
2.3
Vraaggesprekken In overleg met Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde is een enquête opgesteld om de aard en omvang van de versnippering in de ecologische hoofdstructuur te inventariseren. De enquête is opgezet vanuit de gedachte dat de aard en omvang van de problematiek van versnippering afhankelijk is van enerzijds het type, en kwaliteit van het ecosysteem en het (actueel of potentieel) voorkomen van aandachtssoorten uit het Natuurbeleidsplan en anderzijds de natuurdoelstellingen en functies van het betreffende gebied. Er is besloten de interviews over de effecten van versnippering voor de ecologische hoofdstructuur te beperken tot medewerkers van Consulentschappen van NBLF (voorheen NMF). In bijlage 1 wordt een overzicht gepresenteerd van geraadpleegde personen. Met behulp van de enquête, die vooral gebruikt is ter voorbereiding en ter ondersteuning van de gesprekken in de provincies, is informatie over de volgende vragen verzameld, namelijk: a) welke diersoorten/-groepen ondervinden in de huidige of toekomstige situatie problemen als gevolg van doorsnijding van hun leefgebied (kern- en/of natuurontwikkelingsgebied) door de bestaande natte en droge infrastructuur en geplande weginfrastructuur;
Basis informatie Versnippering EHS
b)
TNO-BeleidMtudies Ecologie & Beleid
welke diersoorten maken in de huidige of gewenste situatie gebruik van de verbindingszone, en welke problemen ondervinden deze soorten als gevolg van de inrichting van c.q. doorsnijding door de infrastructuur;
c)
in hoeverre worden de ecologische mogelijkheden en doelstellingen van het doorsneden EHS-gebied beperkt door de bestaande of geplande infrastructuur.
Een meer uitgebreide lijst met vragen die in de enquête aan de orde is gesteld, is als bijlage aan het rapport, Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de weg infrastructuur (Morel & Specken, 1992) toegevoegd. 2.4
Beschikbare informatie Waar mogelijk en beschikbaar is literatuur over de ecologische hoofdstructuur in een provincie of een provinciaal Natuurbeleidsplan bij de uitwerking van de gegevens meegenomen. Voor een aantal aandachtssoorten van het Natuurbeleidsplan is gebruik gemaakt van landelijke of regionale soortbeschermingsplannen. Ook zijn studies van verkeersslachtoffers in beschouwing genomen. Voor de volledigheid dient hier vermeld te worden dat het literatuuronderzoek beperkt is gebleven. Zo zijn bijvoorbeeld niet bij het onderzoek betrokken: milieu effect rapportages over de effecten van aanleg van nieuwe wegtracé's, beheersplannen van nationale parken en natuurterreinen opgesteld door beherende organisaties. De informatie die verzameld werd uit de interviews verschilt van persoon tot persoon. Bij het ene consulentschap verkeert de uitwerking van de EHS in een verder stadium dan bij het andere. Dit betekent dat in enkele situaties wellicht knelpunten zullen vervallen en/of nieuwe knelpunten bijkomen. De informatie is, gezien het stadium waarin de ontwikkeling van de EHS zich op dit moment bevindt, zeer tijdsgevoelig. Dit probleem werd tijdens het uitvoeren van deze studie duidelijk. Bij de controle van de verzamelde informatie door de consulentschappen van NBLF (4 tot 6 maanden later), bleken enkele knelpunten niet relevant door een gewijzigde visie. Aangezien ook deze visies nog niet helemaal 'vastliggen', zijn de 'oude' knelpunten niet verwijderd en de 'nieuwe' niet toegevoegd. Wel wordt, waar mogelijk, verwezen naar literatuur waarin de nieuwe visies worden uiteengezet. Informatie over verkeerstechnische aspecten van het rijkswegennet zoals breedte van wegdek en weglichaam, intensiteit van het verkeer, geluidsbelasting en ligging van de weg ten opzichte van de omgeving, die een kwantitatieve maat kunnen zijn voor de omvang van de versnippering op een lokatie, is in het kader van deze studie niet verzameld. Deze informatie is echter wel aanwezig binnen de Dienst Weg- en Waterbouwkunde.
Basis informatie
'
Versnippering EHS
2.5
TNO-Beleidsstudies Ecologie & Beleid
Provinciekaarten De kaarten van de doorsnijdingen van de EHS-gebieden door de rijkswegen zijn vervaardigd met behulp van het geografisch informatiesysteem ARC/INFO: Een digitaal bestand van het rijkswegennet (bron: Dienst Weg- en Waterbouwkunde) is ingelezen in ARC/INFO en vervolgens gecombineerd met een ARC/INFO bestand van de ecologische hoofdstructuur (bron: Directie Natuur, Bos, Landschap en Fauna) tot een nieuw ARC/INFO bestand. Van dit laatste bestand is per provincie een kaart geplot. Het bestand met de rijkswegen bleek overigens niet geheel overeen te komen met de kaart uit het SVV-II deel d, waardoor de kaarten helaas onvolledig zijn ten opzichte van de knelpuntbeschrijvingen.
Baiii informatie Versnippering EHS
TNO-Beleidutudies .
3
RESULTATEN
3.1
Knelpunten in de provincie Groningen
Ecologie & Beleid
De getallen tussen haakjes corresponderen met de gebiedsnummers en verbindingszonenummers, zoals deze ook in het DATASNIP-bestand zijn gebruikt. De lokaties van de knelpunten staan weergegeven op de kaart op blz 13. Knelpunten tussen de EHS en resp. spoorlijnen en kanalen staan niet op de kaart aangegeven. Kerngebied Waddenzeekust Groningen Kwelders zijn belangrijk foerageer- en doortrekgebied voor vogels, zoals: eenden, ganzen, steltlopers, meeuwen en sterns. Het gebied is onder de werking van de Natuurbeschermingswet gebracht en is eigendom van de vereniging van Oever eigenaren. De oeverstructuur vormt geen knelpunt. Kerngebied kwelders van de Dollard Eigendom van de Stichting Groninger Landschap en Natuurmonumenten. Beschermd natuurmonument, dat wil zeggen dat de Natuurbeschermingswet van kracht is. Structuur van de oevers is geen probleem. Verbindingszone tussen kerngebied Lauwersmeer en kerngebied Twüzel-Buitenpost. Achtkarspelen. Lutiegast-Doezum. Zuidelijk Westerkwartier (VI) 3. Het betreft hier een ecologische verbindingszone tussen twee potentiële leefgebieden van de otter, namelijk het Leekstermeer en het Lauwersmeer (Nieuwenhuizen, 1988). Op basis van historische en recente otterwaarnemingen is een migratieroute tussen deze gebieden gereconstrueerd via het Hoendiep, over het van Starkenborghkanaal, via het Niezijlsterdiep, het Kommerzijlsterdiep, deKommerzijlsterrijtenhetReitdiep (Nieuwenhuizen, 1988). Aanvankelijk bestond het plan deze verbindingszone te ontwikkelen via de loop van de Lauwers. Dit blijkt in de praktijk niet goed mogelijk: delen van de Lauwers zijn gedempt en er is te weinig wateraanvoer. In het kader van de ruilverkaveling Westerhorn wordt een alternatieve route via het Visvlieterdiep uitgewerkt. Deze verbinding passeert de spoorlijn en de provinciale weg N355: Groningen - Leeuwarden. Hierbij zal aandacht moeten worden besteed aan de passeerbaarheid van de onderdoorgangen. Kerngebied Twüzel-Buitenpost. Achtkarspelen. Lutiegast-Doezum. Zuidelijk Westerkwartier (3 en 4) 4. De oeverbeschoeiïng van het Van Starkenborghkanaal vormt een harde barrière voor migrerende zoogdieren. De aanwezigheid van een secundaire weg parallel aan de noordkant van het kanaal versterkt dit effect. In het kanaal zijn verdrinkingen van reeën bekend. De berm en
Basis informatie
TNO-BeleidMtudira
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
oeverzone van het kanaal zijn aan de zuidkant beter geschikt voor de ontwikkeling van een diervriendelijke oever. In het kader van de ruilverkaveling Lutjegast-Doezum is gekozen voor de ontwikkeling van de Doezumertocht als natte ecologische verbindingszone. Deze sluit echter niet aan op de verbindingszone naar het Lauwersmeer. 5. Doorsnijding van het kerngebied door de rijksweg A7: Drachten-Groningen. Het traject van de rijksweg A7 doorsnijdt in het Zuidelijk Westerkwartier een kleinschalig landschap met houtwallen, singels en bosjes en ook open graslandgebieden (Eering, 1987). Door de ligging van de A7 worden de lijnvormige elementen op vele plaatsen doorsneden (Eering, 1987). Op basis van enkele waarnemingen van steen- en boommarter (Nieuwenhuizen, 1988) kan worden aangenomen dat het kerngebied een actueel leefgebied is van beide martersoorten. Over een periode van 10 jaar zijn gegevens van verkeersslachtoffers onder vogels en zoogdieren verzameld. Slachtoffers zijn o.a. reeën, hazen en kleine marterachtigen (Eering, 1987). In het gebied zijn veel waarnemingen van de bunzing bekend, waaronder ook veel verkeersslachtoffers (Nieuwenhuizen, 1988). In lage delen van het gebied is veenvorming opgetreden. Hierin liggen reservaten van Staatsbosbeheer zoals Dwarsdiep en Doezumermieden, die onder invloed staan van kwel vanaf het Drents plateau. Behoud en ontwikkeling van botanische waarden en tegengaan van verdroging zijn belangrijke doelstellingen in deze natuurgebieden. In het kerngebied zijn aan beide zijden van de weg relatienotagebieden gelegen met weidevogeldoelstelling. De (geluids)belasting van het verkeer op de A7 heeft voor de weidevogels een bepaalde verstoringsafstand tot gevolg. 6. Doorsnijding van het kerngebied door de spoorlijn Groningen - Leeuwarden ten westen van Hoogkerk. In deze omgeving bevinden zich weidevogelgebieden, die in de nabije toekomst waarschijnlijk zullen worden aangewezen als relatienotagebied. Het gebied is een potentieel otterleefgebied. De spoorbaan doorsnijdt een mogelijke migratieroute via Aduarderdiep en Koningsdiep. Oplossing voor de onderdoorgang van de spoorweg moet nog worden uitgewerkt (Koomen, 1991). 7. Doorsnijding van kerngebied door provinciale weg N355: Groningen - Leeuwarden ter plaatse van Polder de Eendragt en polder de Kleine Eendragt. Mogelijk treedt hier verstoring van weidevogels op. 8. Doorsnijding van het kerngebied door het Van Starkenborghkanaal. De oeverstructuur van het kanaal is een barrière voor de migratie van grote zoogdieren zoals otter en ree. Op dit traject kruist het kanaal de mogelijke verbindingszones van het Reitdiep en het Aduarderdiep. 9 en 10. Doorsnijding van het kerngebied door spoorlijn Groningen - Winsum. Langs dit traject bevinden zich relatienotagebieden met weidevogeldoelstelling. De provinciale weg N361 Groningen - Winsum is een vrij drukke weg door een open gebied. Mogelijk treedt hier verstoring van weidevogels op. Voor de oude loop van het Reitdiep, die in beheer en eigendom is van de Stichting Groninger Landschap, bestaan plannen voor moerasontwikkeling in kader van ruilverkaveling Sauwerd. De aanwezigheid van sluizen in het Reitdiep vormen een barrière voor de migratie van waterorganismen.
BasU informatie
TNO-Beleidutudies
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
Kern- en natuurontwikkelingsgebied Midden-Groningen tussen Delfzijl en Haren (5) Doel van het natuurontwikkelingsproject Midden-Groningen is het realiseren van een samenhangend netwerk van natte natuurgebieden. Voor wat betreft de otter wordt ernaar gestreefd verbindingen totstand te brengen tussen de potentiële otterleefgebieden Zuidlaardermeer en het Schildmeer (Winter en De Jongh, 1990). Voorstellen voor concrete inrichting van verbindingsroutes tussen beide gebieden zijn nader uitgewerkt in het rapport "Ontwikkeling van een ecologische infrastruktuur ten behoeve van de otter in het gebied tussen Zuidlaardermeer en Schildmeer (Havinga, 1986). Daarnaast is het project Otterwegennet Oost-Groningen gestart om verbindingen te realiseren tussen het natuurontwikkelingsgebied Midden-Groningen met aansluitend het Gronings-Drentse merengebied en het Duitse otterbeschermingsprogramma in Niedersachsen (Winter en De Jongh, 1990). 11. Ten westen van Delfzijl en ten noorden van Appingedam bevindt zich een belangrijk weidevogelgebied. Het is een grotendeels afgeticheld kleigebied met een hoge grondwaterstand en een nog oorspronkelijke verkaveling (De Lange, 1990). Een deel van dit gebied is aangewezen als toekomstig relatienotagebied. De potenties van het gebied voor een kleinschalige natuurontwikkeling onder invloed van brakwater wordt nader onderzocht. Bij aanleg en ingebruikname van de nieuwe rijksweg N33 wordt een aanzienlijke verstoring van de weidevogelpopulatie verwacht. 12. Tussen de spoorlijn en de provinciale weg ligt een natuurgebied rondom het landgoed Ekenstein. Het noordelijk deel van dit gebied bestaat uit natte graslanden, die ten behoeve van de weidevogels gevarieerd worden beheerd. Het zuidelijk deel is ingeplant met bos (De Lange, 1990). Mogelijk vindt verstoring van weide- en bosvogels plaats door het verkeer op de N41. Over mogelijke versnipperende effecten van de spoorlijn is niets bekend. 13. Het Eemskanaal is een brede, vrijwel onoverbrugbare barrière voor migrerende fauna. Op het kanaal vindt veel scheepvaart plaats en als gevolg van de hoge wanden van het kanaal verdrinken dieren, die het kanaal trachten over te steken. Vanuit het potentiële otterleefgebied rond het Schildmeer zijn geen potentiële ottermigratieroutes in noordelijke richting bekend, die het kanaal doorkruisen. Langs het Eemskanaal is in 1987 een bewoonde dassenburcht aangetroffen (Wesselingh en Spek, 1988). 14. De A7, traject Groningen-Hoogezand, is verbreed tot een vierbaansweg. Ten zuiden van het traject ligt het Winschoterdiep. De rijksweg doorkruist een potentiële verbindingsroute voor de otter tussen het Zuidlaardermeer en het Schildmeer (Winter en De Jongh, 1990; Havinga, 1986). Een doorgaande verbindingszone langs de oevers van de aanwezige wateren naar het noorden ontbreekt wegens de doorsnijding door achtereenvolgens de spoorlijn GroningenHoogezand, het Winschoterdiep en de rijksweg A7. De vormgeving van de aanwezige duikers is voor een veilige passage van marterachtigen niet geschikt. Voor de verbetering van deze duikers worden aanbevelingen gedaan door Havinga (1986) en door Wesselingh en Spek (1988). Ook bieden de aanwezige viaducten mogelijkheden voor migratie van faunasoorten zowel bovenlangs als onderdoor (Wesselingh en Spek, 1988).
Basis informatie
TNO-Beleidxtudies
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
Het Borgmeer, dat wordt beoordeeld als een geschikte habitat voor de otter, kan dienen als stepping-stone. Jarenlange tellingen van verkeersslachtoffers hebben aangetoond dat ree, haas, bunzing, wezel en egel geregeld worden doodgereden op dit traject (Wesselingh en Spek, 1988). 15. Het traject van de spoorlijn is aangelegd over het Foxholstermeer. Het gebied is van belang als broedgebied voor moeras- en watervogels en als foerageer-, slaap- en overwinteringsgebied voor watervogels (Van Scharenburg, 1990). Kerngebied op de grens van de provincies Groningen en Drenthe ten zuiden van Haren: driesprong van kerngebied Zuidelijk Westerkwartier. Midden-Groningen en Drentse Aa (6) (Zie ook knelpunt 1 in Drenthe) 16. Aan de oostkant van de spoorlijn ligt de Hondsrug. De Hondsrug is een negen meter hoge gestuwde keileemafzetting en wordt gekenmerkt door een kleinschalig landschap met veel houtwallen. Vanuit deze gestuwde afzetting treedt kwel op zowel in oostelijke richting naar het Hunzedal en het Zuidlaardermeer als in westelijke richting, waarmee een aantal kleine natuurreservaten worden gevoed. Deze reservaten hebben voornamelijk een botanische doelstelling. Waarschijnlijk is hier geen sprake van een groot knelpunt. 17. De bundeling van infrastructuur van Noord-Willemskanaal en rijksweg A28 vormt een grote barrière in een migratieroute van de otter in oost-westelijke richting tussen de mogelijke otterleefgebieden Paterswoldse Meer, Drentse Aa en het Zuidlaardermeer (Olthoff en Van de Jeugd, z.j.). De Drentse Aa staat via de oude verbinding Oude Aa in contact met het Paterswoldse Meer. Integrale visievorming over een verbetering van de ecologische verbinding tussen de beide Groningse meren is nog niet op gang gekomen. Verbindingszone tussen het kern- en natuurontwikkelingsgebied Midden-Groningen en het kernsebied Hondshalstermeer (V2) 18. Deze verbindingszone is bedoeld als een ecologische verbindingszone tussen twee potentiële otterleefgebieden, namelijk het Schildmeer gelegen in het kern- en natuurontwikkelingsgebied Midden-Groningen en het Hondshalstermeer. Het Hondshalstermeer is een in 1980 kunstmatig aangelegd boezemmeer, waarin drie eilanden zijn aangelegd. Het gebied met een oppervlakte van ca. 155 ha. wordt beheerd door Staatsbosbeheer. Doelstelling is de ontwikkeling van het gebied als water- en moerasgebied met moerasvegetaties, waardoor de functie van het gebied als broed-, rust- en foerageergebied voor vogels wordt versterkt (Weyman, 1990). Problemen bij het beheer vormen de slechte (boezem)waterkwaliteit, het fluctuerende waterpeil, verruiging van de vegetatie en geringe ontwikkeling van rietvegetaties (Weyman, 1990). Het Hondshalstermeer is in het plan otterwegennet Oost-Groningen aangegeven als potentieel otterleefgebied (Winter en De Jongh, 1990). De rijksweg N33 doorsnijdt de verbindingszone tussen het Schildmeer en het Hondshalstermeer, die als migratieroute voor otters fungeert.
10
Basis informatie
TNO-Beleidutudtes
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
Verbingszone tussen het kerngebied de Dollard en het kern- natuurontwikkelingsgebied rond de beekdalen van de Ruiten Aa. het Pagediep. Westerwoldse Aa en de verbindingszone tussen het kern- en natuurontwikkelingsgebied de Tmmme bii'Beerta en grensoverschrijdende natuurgebieden in Nedersaksen (V3 en V4) 19. Op het kruispunt van beide verbindingszones worden deze doorsneden door een bundeling van de rijksweg A7 en de goederenspoorlijn Winschoten - Nieuweschans. In het kader van de planvorming otterwegennet Oost-Groningen worden voor beide migratieroutes voor otters inrichtingsvoorstellen uitgewerkt om een aantal belangrijke knelpunten, zoals de brug in de N7 en in Nieuweschans op te lossen (Winter en De Jongh, 1990). Plannen voor de inrichting van natte verbindingszones voor de otter worden uitgewerkt door een werkgroep Natuurtechniek en kunnen mogelijk worden uitgevoerd in het kader van de ruilverkaveling Oost-Groningen. Gedacht wordt aan het aanleggen van brede groenstroken langs de Westwoldse Aa en Pekel Aa. Het sluizencomplex bij de Dollard vormt voor de uitwisseling met de Dollard een groot probleem.
11
Ba,U informatie
TNO-Beleid«tadie.
Vcnippcring EHS
Ecok^ie & Beleid
12
DOORSNIJDING EHS DOOR RIJKSWEGEN
LEGENDA duingebied (1) duingebied (2) laagveen en kleigebied (1) laagveen en kleigebied (2) hogere zandgronden (1) hogere zondgronden (2) rivierengebied grote wateren (1)
GRONINGEN gg Q
Schaal 1 : 450.000
grote wateren (2) droogvallende gronden
(1) = kerngebied (2) = natuurontwikkelingsgebied c==
13
hoofdwegen verbindingszones ' provinciegrens
Bron : ministerie LNV ministerie V 4 W
Basis informatie
TNO-Beleidsstudies
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
LITERATUUR Eering, M., 1987. Doodlopende wegen voor plant en dier ? Een onderzoek naar ecologische infra structuur. Rapport Rijkswaterstaat directie Groningen, Groningen, 60 pp + bijlagen. Havinga, R., 1986. Ontwikkeling van een ecologische infrastruktuur ten behoeve van de otter in het gebied tussen Zuidlaardermeer en Schildmeer. Rapport Stichting Landschapsonderhoud Groningen en Stichting Otterstation Nederland, Groningen, 82 pp. Heydenrijk, E.J.H., 1989. Files in bermsloten. Een literatuuronderzoek aangevuld met veldwerk naar de ecologische potenties van bermsloten. Rijkswaterstaat, directie Groningen. Koomen, R., 1991. Knelpunten tussen het Natuurbeleidsplan en Rail 21/Rail 21 Cargo. Stagerapport Adviesgroep Vegetatiebeheer, Wageningen, 71 pp. Lange, O.A. de, 1990. Natuurontwikkeling Midden-Groningen. In: "Natuurontwikkeling in de provincie Groningen", pag 23-28. Uitgave naar aanleiding van het symposium Natuurontwikkeling in Groningen op 31 mei 1990, gefinancierd door de Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer, de Provincie Groningen en de Stichting Milieufederatie Groningen. Nieuwenhuizen, W., 1988. Ontwikkeling van een ecologische infrastructuur ten behoeve van de otter in het gebied tussen Groningen en Friesland. Rapport Stichting Otterstation Nederland, Groningen, 82 pp. Olthoff, M. & H. van der Jeugd, z.j. Ontwikkeling van een ecologische infrastruktuur ten behoeve van de otter in het gebied tussen Zuidlaardermeer en Leekstermeer.Stichting otterstation Nederland, Groningen. Wesselingh, T. en M. Spek, 1988. Ruim baan voor plant en dier ! Stageverslag, Rijkswaterstaat, directie Groningen, 96 pp + bijlagen. Winter, L. en A.W.J.J. deJongh, 1990. Otterwegennet Oost-Groningen. In: "Natuurontwikkeling in de provincie Groningen", pag 43-47. Uitgave naar aanleiding van het symposium Natuurontwikkeling in Groningen op 31 mei 1990, gefinancierd door de Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer, de Provincie Groningen en de Stichting Milieufederatie Groningen.
15
Basis informatie
TNO-Beleidutudies
Versnippering EHS
Ecologie & Beleid
Bakker, J.J., B. van Dessel & F.J. van Zadelhoff, 1988. Natuurwaardenkaart 1988, Natuurgebieden, bossen en natte gronden in Nederland. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Achtergrondreeks Natuurbeleidsplan nr. 7. Duel, H., 1992. Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de natte infrastructuur. TNO-rapport nr. 92/ECO/02. Klijn, F. 1988. Milieubeheergebieden. Deel A: Indeling van Nederland in ecoregio's en ecodistricten. Deel B: Gevoeligheid van de ecodistricten voor verzuring, vermesting, verontreiniging en verdroging. CML meded. 37, Leiden. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1990. Natuurbeleidsplan, regeringsbeslissing. SDU uitgeverij. Morel & Specken, 1992. Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de wég-infrastructuur. TNO-rapport nr. 92/ECO/04. Specken, B.P.M., 1991. DATASNIP. Het geautomatiseerde bestand: Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de droge en natte hoofdinfrastructuur. TNO-rapport nr. 92/ECO/01.
16
TNO-Beleidutudies
Basis informatie
Ecologie & Beleid
Versnippering EHS
Bijlage 1 Geraadpleegde medewerkers van de Consulentschappen Natuur, Bos, Landschap en Fauna (voorheen NMF) in de provincies. Personen
Interview door:
Datum
S.P. Groen
G.A. Morel
22-5-91
R.H. Hoeve
H. Duel
C.J.M, van Berkel
G.A. Morel
H. Dekker
H. Duel
Gelderland
P. Aukes Th. Dikker M. Lichtendahl
G.A. Morel H. Duel
28-5-91
Noord-Holland Flevoland
V. Pieters Y. van Manen A. Don
G.A. Morel H. Duel
10-6-91
Groningen
O.A. de Lange
G.A. Morel B. Specken
12-6-91
Utrecht
G. van Dijk D. Karelse M. Bons
H. Duel
18-6-91
Friesland
J. Leerink H. de Waart
H. Duel
26-6-91
Zuid-Holland
H. van der Weijden A. ten Cate
G.A. Morel
4-7-91
Zeeland
J. Hoogveld
H. Duel
13-8-91
Limburg
W. Geraedts M. Neven J. Buys
G.A. Morel
19-8-91
Noord-Brabant
J. Cools
G.A. Morel H. Duel
21-8-91
Consulentschap in de provincie Overijssel
Drenthe
L. Wijlaars M. Okhuysen
24-5-91