Basisbegrippen Informatietechnologie
Module 1 ECDL
Informatietechnologie
Inhoud
Inhoud
Inleiding __________________________________________________________________ 1 1
Het Begin _________________________________________________________________ 3 1.1 1.2 1.3
2
Apparatuur _______________________________________________________________ 13 2.1 2.2 2.3
3
Soorten programma's _________________________________________________ 37 Systeemsoftware ____________________________________________________ 37 Applicatiesoftware ___________________________________________________ 42 Systeemontwikkeling ________________________________________________ 50
Informatie netwerken _______________________________________________________ 55 5.1 5.2 5.3 5.4
6
Extern geheugen ____________________________________________________ 27 Intern geheugen _____________________________________________________ 32 Computerprestaties __________________________________________________ 33
Programmatuur ____________________________________________________________ 37 4.1 4.2 4.3 4.4
5
Centrale verwerkingseenheid __________________________________________ 13 Invoerapparatuur ____________________________________________________ 14 Uitvoerapparatuur ___________________________________________________ 19
Opslag __________________________________________________________________ 27 3.1 3.2 3.3
4
Onderdelen van een computer ___________________________________________ 3 Historie van de computer _______________________________________________ 5 Soorten computers ____________________________________________________ 6
LAN en WAN ______________________________________________________ 55 Het telefoonnetwerk en computers ______________________________________ 56 Elektronische post ___________________________________________________ 57 Het Internet ________________________________________________________ 59
Computers in het dagelijks leven ______________________________________________ 65 6.1 6.2 6.3
Computers thuis _____________________________________________________ 65 Computers op het werk of bij de studie ___________________________________ 66 Computers in het dagelijks leven ________________________________________ 67
Inhoud 7
IT en de maatschappij _______________________________________________________ 69 7.1 7.2
8
Informatietechnologie
Een veranderende wereld ______________________________________________ 69 Een goede werkomgeving, gezondheid, veiligheid en milieu __________________ 71
Beveiliging, auteursrecht en de wet ____________________________________________ 75 8.1 8.2 8.3 8.4 Index
Veiligheidsmaatregelen _______________________________________________ 75 Computervirussen ___________________________________________________ 77 Copyright __________________________________________________________ 79 Wet persoonsregistratie________________________________________________ 79 __________________________________________________________________ 81
Informatietechnologie
Inleiding
Inleiding
Als theoretische basis van het ECDL (European Computer Driving Licence) wordt van de gebruiker verwacht dat hij enige basiskennis bezit over de opbouw van computers. Daarbij spelen natuurlijk onderdelen als de centrale verwerkingseenheid, in- en uitvoerapparaten en het geheugen een belangrijke rol. Ook wordt ingegaan op verschillende soorten programmatuur, zoals besturingssystemen, programma's voor toepassingen en de systeemontwikkeling. Aandacht voor het gebruik van de computer in het dagelijks leven, thuis, op het werk of bij de studie komt ook aan de orde. Hierbij wordt ingegaan op de veiligheid en gezondheid en een goede werkomgeving in deze veranderende wereld van informatisering. Natuurlijk speelt het koppelen van computers via b.v. het internet hierbij een rol en zal worden ingegaan op beveiligingsaspecten en computervirussen.
1
Informatietechnologie 1
Het Begin 1
Het Begin
Computers zijn niet meer uit onze hedendaagse maatschappij weg te denken. Iedereen gebruikt iedere keer weer, bewust of onbewust, computers. Zo komen we tegenwoordig in steeds meer gewone gebruiksartikelen computertjes tegen. Wasmachines worden elektronisch gestuurd, de benzinetoevoer van motoren wordt door een computer gecontroleerd. Horloges, radio's, CD-spelers, mobieltjes, rekenmachines. Ze bevatten allemaal computertjes. Ook worden computers natuurlijk bedrijfsmatig ingezet voor het uitvoeren van berekeningen of het besturen van grotere netwerken.
1.1
gegevens
invoerapparatuur
verwerken gegevens
programma
geheugen
uitvoerapparatuur
Onderdelen van een computer De werking van deze computersystemen is in principe gelijk. Of het nu om een kleine computer in een wasmachine gaat of over een complexe computer voor grotere bedrijven. Al deze computers werken met gegevens. Deze gegevens moeten aan de computer worden gegeven, worden ingevoerd om ze daarna te verwerken. Dit invoeren kan met de hand gebeuren via b.v. een toetsenbord. De onderdelen waarmee we gegevens invoeren in een computer noemen we invoerapparatuur. De ingevoerde gegevens worden vervolgens door de computer verwerkt. Er worden berekeningen uitgevoerd of gegevens worden vergeleken. Om te weten wat met de gegevens moet gebeuren heeft de computer een reeks instructies nodig. Dit noemen we ook wel een programma. Het programma geeft tot in het kleinste detail aan welke opdrachten in welke vorm en volgorde moeten worden uitgevoerd. Zo kunnen we ervoor zorgen dat de wasmachine het wolprogramma uitvoert als we de programmaknop in de juiste stand hebben gezet. Met behulp van een computer kunnen we bijvoorbeeld teksten verwerken als we een tekstverwerkingsprogramma hebben opgeroepen of berekeningen uitvoeren als we een rekenprogramma hebben opgeroepen. De meeste apparaten bevatten één of enkele programma's. Een computer echter kan zeer veel verschillende programma's uitvoeren. Daarvoor moet de computer het uit te voeren programma tijdelijk bewaren in zijn geheugen. Ook de uitkomsten van bewerkingen worden tijdelijk in dit geheugen bewaard. Als bewerkingen zijn uitgevoerd worden de uitkomsten meestal kenbaar gemaakt aan de gebruiker via een uitvoerapparaat. Dit kan plaatsvinden in de vorm van geluid, een afdruk op papier, in de vorm van een beeld, etc. Hiervoor worden uitvoerapparaten gebruikt zoals
3
Informatietechnologie 1.2
Het Begin 1
Historie van de computer
miniaturisering
elektronische schakeling radiobuis
Computers worden nog niet zo lang gebruikt. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwamen de eerste computers voor commerciële doeleinden op de markt. Vooral het bedrijf IBM groeide in die dagen erg snel. Belangrijk voor de ontwikkeling van de computer was de miniaturisering van de gebruikte onderdelen. De eerste computers waren zo'n 12 meter lang en 2,5 meter hoog. Door de ontwikkelingen in de elektronica werden de onderdelen van een computer steeds kleiner. Zo werden de ponskaarten voor de opslag van de programma's en de gegevens vervangen door magneetschijven. Vele relais (elektromagnetische schakelaar) zorgde in de eerste computers voor de schakelingen. Deze mechanische relais werden later vervangen door elektronische schakelingen zoals radiobuizen.
Radiobuis
eerste generatie ENIAC
tweede generatie
IC
chip derde generatie
Al deze elektronische schakelingen hebben twee standen: aan en uit. Als een schakeling uit staat, is dat een nul, staat hij aan dan is het een één. Als een computer elektronische schakelingen zoals radiobuizen bevat spreken we wel van computers van de eerste generatie. De ENIAC (Electronic Numerical Integrator and Calculator) uit 1946 wordt wel gezien als de eerste echte computer die gebruik maakte van elektronische onderdelen. Deze computer kon 5.000 instructies (bewerkingen) per seconde uitvoeren, wat voor die tijd erg snel was. Bij de tweede generatie computers zijn de radiobuizen vervangen door o.a. transistoren. Een transistor is veel kleiner dan een radiobuis en produceert ook vrijwel geen warmte, waardoor minder energie verloren gaat en de kans op storingen afneemt. Computers van de tweede generatie, vanaf 1959, hadden een verwerkingssnelheid van zo'n 100.000 instructies per seconde. Door elektronische schakelingen te integreren, samen te voegen, ontstonden geïntegreerde circuits (IC). Zo'n IC is gemaakt op een klein schijfje silicium. Door het aantal schakelingen op een schijfje silicium te verhogen tot enkele duizenden wordt ook wel gesproken van VLSI (Very Large Scale Integration) of chips. Bij de derde generatie computers, begin jaren zeventig, wordt gebruik gemaakt van deze chips. Ook nu nog maken we gebruik van computers uit deze derde generatie. Het aantal schakelingen in een chip is echter al toegenomen tot zo'n 40.000.000! Het aantal instructies per seconde is inmiddels al toegenomen tot meer dan 1.500.000.000!
5
Informatietechnologie 2
Apparatuur 2
Apparatuur
Zoals we al in het eerste hoofdstuk hebben gezien, is elke computer op een zelfde manier opgebouwd. Bij elke computer is naast invoerapparatuur ook sprake van uitvoerapparatuur en apparatuur voor langdurige opslag. Het hart van de computer wordt echter gevormd door de centrale verwerkingseenheid. Deze gaan we eens nader bekijken.
2.1
Centrale verwerkingseenheid
CVE Centrale Verwerkingseenheid CPU Central Processing Unit Processor microprocessor microcomputer
Er moeten door een computer nogal wat gegevens worden verwerkt. Hiervoor zorgt de Centrale Verwerkingseenheid (CVE). De Engelse term hiervoor is CPU, ofwel Central Processing Unit, kortweg processor. In de eerste computers werd het verwerken van de gegevens nog uitgevoerd door meerdere chips. Door de miniaturisering is het gelukt dit terug te brengen tot één chip. Deze processor noemen we ook wel microprocessor en de computer waarin deze processoren worden gebruikt microcomputers.
Intel Pentium 4 processor
Megahertz, MHz Gigahertz, GHz kloksnelheid
Het hart van de eerste PC uit 1981, de IBM PC, werd gevormd door de Intel 8088-processor. Intel is, naast AMD, nog steeds een erg belangrijke producent van processoren. De snelheid waarmee een processor gegevens verwerkt is afhankelijk van zijn klok. Deze klok 'tikt' een aantal keren per seconde. Bij elke tik kan de processor een eenvoudige opdracht, zoals optellen en vermenigvuldigen, uitvoeren. Voor ingewikkeldere opdrachten zijn meerdere tikken nodig. Deze snelheid van de processor wordt uitgedrukt in Megahertz (MHz) of Gigahertz (GHz). Een processor met een kloksnelheid van één Megahertz kan 1 miljoen opdrachten per seconde uitvoeren. Één Gigahertz is gelijk aan 1 miljard tikken per seconde. De Intel 8088-processor werkte met een snelheid van 4,77 MHz (4.770.000 tikken per seconde). Huidige PC's (begin 2004) worden uitgevoerd met Intel-processoren van het type Celeron of Pentium 4, of AMD-processoren van het type Duron of Athlon met snelheden tot 3,4 GHz (3.400.000.000 tikken per seconde).
13
2 Apparatuur 2.2
Informatietechnologie Invoerapparatuur
invoerapparatuur
Om met een computer te kunnen werken heeft deze computer gegevens nodig. Deze gegevens zullen we via een invoerapparaat aan de computer moeten geven. Van oudsher is het toetsenbord het meest gebruikte invoerapparaat. ` ` ` ` ` ` ` ` ` ` ` ` `
toetsenbord
QWERTY-indeling
toetsenbord muis trackball touchpad joystick scanner barcodelezer leespen lichtpen touchscreen microfoon webcam digitale camera
Toetsenbord De meeste toetsenborden zijn ingedeeld in vier gedeeltes. Het grootste gedeelte noemen we het alfanumerieke gedeelte. Hier bevinden zich alle alfabetische en numerieke tekens, net zoals op een typemachine. De indeling van de alfabetische toetsen is af te leven aan de eerste zes toetsen van de eerste rij alfabetische toetsen. In Nederland wordt de QWERTY-indeling van het toetsenbord gebruikt. Zo wordt in Duitsland de QWERTZ- en in Franstalige landen de AZERTYindeling gebruikt.
QWERTY-toetsenbord
combinatietoetsen
14
Naast deze alfanumerieke toetsen vinden we op het toetsenbord ook nog een aantal toetsen die we niet tegen komen op een typemachine. De Enter-toets is zo'n toets. Deze toets gebruiken we meestal om een invoer af te sluiten. De werking van de Enter-toets is echter afhankelijk van het programma wat we op de computer aan het uitvoeren zijn. De Shift-, Ctrl- en Alt-toetsen zijn combinatietoetsen. Deze toetsen hebben alleen een functie in combinatie met andere toetsen. Als we bijvoorbeeld de Shift-toets en de toets met het cijfer 1 tegelijk indrukken wordt het uitroepteken (!) weergegeven. Dit komt doordat
2 Apparatuur
Informatietechnologie Opdrachten
2.1
CVE en CPJ zijn afkortingen voor hetzelfde onderdeel in een computer. Deze bewering is: A juist B onjuist
2.2
Welke toetsenbordindeling wordt in Nederland het meeste gebruikt? A QWERTY-indeling B QWERTZ-indeling C AZERTY-indeling
2.3
De processor in de eerste IBM PC-XT kan ongeveer het volgende aantal opdrachten per seconde verwerken; A 500 B 50.000 C 5.000.000 D 500.000.000
2.4
Met behulp van het alfanumerieke gedeelte van het toetsenbord kunnen we geen cijfers invoeren. Deze bewering is: A juist B onjuist
2.5
Welk apparaat hoort in het onderstaande rijtje niet thuis? A scanner B trackball C muis D joystick
2.6
Een lichtpen wordt gebruikt om de streepjescode van een etiket te lezen. Deze bewering is: A juist B onjuist
2.7
Als we tekst snel en in een hoge kwaliteit willen afdrukken kunnen we het beste gebruik maken van; A een matrixprinter B een inkjetprinter C een laserprinter D een plotter
2.8
Het pinfeed mechanisme zorgt ervoor dat in een matrixprinter het papier door de printer wordt gevoerd. Deze bewering is: A juist B onjuist
24
Informatietechnologie 3
Opslag 3
Opslag
opslagapparatuur extern geheugen
intern geheugen
Als derde in de reeks randapparaten gaan we in dit hoofdstuk de opslagapparatuur nader bekijken. Deze apparaten noemen we ook wel extern geheugen. Al deze apparaten kunnen gegevens langdurig bewaren. Ook komt het tijdelijk opslaan van gegevens door de computer aan bod. Het geheugen dat de computer hiervoor gebruikt noemen we ook wel intern geheugen, omdat het deel uitmaakt van de kern van de computer. Ook al worden sommige apparaten voor langdurige opslag, zoals een harde schijf, in de systeemkast ingebouwd, het maakt geen deel uit van de kern van de computer. Een harde schijf valt dus onder extern geheugen.
3.1
Extern geheugen
extern geheugen
` ` ` ` ` ` ` `
harddisk
Harddisk
HDD
De harddisk of harde schijf, afgekort met HDD (Hard Disk Drive) wordt het meest gebruik als extern geheugen. Bij de eerste PC van IBM in 1981 werd nog geen harde schijf geleverd. Alle programma's en gegevens pasten in die tijd nog op een diskette. Nu zijn de programma's vele malen groter en kunnen we niet meer zonder harde schijf.
Harddisk Diskdrive Zip-drive Tapestreamer CD-ROM CD-brander DVD USB geheugenstick
Binnenwerk van harde schijf
27
Informatietechnologie 4
Programmatuur 4
Programmatuur
Zonder programmatuur kan een computer helemaal niets. Het programma zorgt ervoor dat de computer instructies krijgt en weet welke handelingen uitgevoerd moeten worden. In dit hoofdstuk gaan we de programmatuur nader bekijken.
4.1
Soorten programma's
software
Programma's (software) kunnen we indelen naar programma's die de werking van de computer regelen en programma's die ervoor zorgen dat de computer specifieke verwerkingen uitvoert. De eerste groep programma's noemen we ook wel systeemsoftware. De tweede groep noemen we applicatiesoftware.
systeemsoftware applicatiesoftware
Software ` Systeemsoftware ` Applicatiesoftware
4.2
Systeemsoftware De systeemsoftware kunnen we weer verdelen besturingsprogramma, utility's en programmeertalen.
in
het
Systeemsoftware ` Besturingsprogramma ` Utility's ` Programmeertalen besturingsprogramma
Besturingsprogramma Het besturingsprogramma regelt de werking van de computer. Hierbij is het niet van belang wat we met de computer gaan doen. Het besturingsprogramma zorgt ervoor dat de computer het überhaupt doet. Zo stuurt het besturingsprogramma de randapparatuur aan zodat bijvoorbeeld een printer correct print en gegevens op de harde schijf worden geplaatst. Zo ook zorgt het besturingsprogramma ervoor dat gegevens naar het beeldscherm worden gestuurd en de muis signalen kan doorgeven aan de computer. Als eerste moet bij het starten van een computer daarom ook altijd het besturingsprogramma worden geladen.
37
Informatietechnologie 5
Informatie netwerken
5.1
LAN en WAN
Netwerken 5
Alle informatie die we opslaan willen we ook toegankelijk maken voor anderen. Binnen de grote bedrijven worden hiervoor computers met elkaar verbonden in een netwerk. Op deze manier kunnen bedrijven niet alleen gegevens binnen hun organisatie uitwisselen, maar de gegevens worden ook maar één keer opgeslagen. Adreswijzigingen, boekhoudingen en andere belangrijke zaken hoeven maar op een plaats vastgelegd te worden en zijn dan voor iedereen bereikbaar. Ook het gezamenlijk gebruik van een netwerkprinter behoord dan tot de mogelijkheden.
LAN
WAN
server client/server-netwerk clients
peer-to-peer-netwerk
Als zo’n netwerk binnen een gebouw (of een beperkte locatie) wordt gerealiseerd spreken we van een LAN (Local Area Network). Verbinden we computers over grotere afstand met elkaar (bijvoorbeeld tussen Amsterdam en New York of tussen Amsterdam en Den Haag) dan spreken we van een WAN (Wide Area Network). In een groter netwerk is meestal een centrale computer opgenomen waar de gegevens bewaard worden en waar de gebruikers contact mee maken en die het netwerk bestuurd. Dit noemen we een server. Dit principe wordt ook aangeduid met client/server-netwerk. Alle gebruikers (clients) kunnen gebruik maken van de diensten van de centrale computer (server), die bovendien het volledige netwerk beheert. Als er in een netwerk geen sprake is van een centrale computer die het netwerk beheert, maar zijn alle netwerkcomponenten gelijkwaardig, dan spreken we van een peer-to-peer-netwerk. Netwerken komen we tegen in allerlei groottes en vormen. We kunnen thuis al een klein netwerk maken met 2 computers zodat er samen gebruik gemaakt kan worden van een printer of om samen via één verbinding contact te maken met internet. In grotere bedrijven kan het aantal computers (werkplekken of clients) al gauw in de honderden lopen.
55
5 Netwerken
Informatietechnologie
5.2
Het telefoonnetwerk en computers In een WAN moet een verbinding naar buiten via een openbaar netwerk gemaakt worden. Voor dit dataverkeer kunnen verschillende netwerken worden gebruikt: ` Het telefoonnetwerk (openbaar telefonie netwerk) ` Het kabelnetwerk ` Het glasvezelnetwerk ` Straal- en satellietverbindingen Bij het telefoonnetwerk kan gebruik worden gemaakt van verschillende mogelijkheden, zoals een gewone kieslijn PSTN (Public Switched Telephone Network; die we standaard allemaal hebben), een huurlijn (een vaste lijn alleen voor dat bedrijf), een ISDN-lijn (Integrated Services Digital Network) en een ADSL-lijn (Asymmetric Digital Subscriber Line).
PSTN ISDN ADSL
analoog
Een gewone kieslijn, PSTN, is een analoge lijn. Deze analoge lijn is eigenlijk bedoeld voor spraak. Het signaal kan allerlei waarden aannemen. Bij het telefoonnetwerk zijn snelheden van ongeveer 56Kb/s (kilobits per seconde) mogelijk. Let op! KB = kilobytes, Kb = kilobits.
ISDN digitaal
Een ISDN-lijn (Integrated Service Digital Network) transporteert zoals de naam al aangeeft een digitaal signaal. Een digitaal signaal heeft vaste waarden. Om een verbinding tussen de computer en het telefoonnetwerk te kunnen maken is een modem nodig. Dit apparaat zet bij het verzenden het digitale signaal van de computer om in een analoog signaal en bij het ontvangen wordt het analoog signaal omgezet in een digitaal signaal. Snelheden tot 128 Kb/s zijn mogelijk.
modem
analoog
digitaal ADSL
Een ADSL-lijn (Asymetrical Digital Subscriber Line) maakt gebruik van hoge frequenties via het telefoonnetwerk. Dit gaat vele malen sneller (tot 8 Mb/s) dan een gewone analoge lijn of een ISDN-lijn. Bij deze techniek worden gegevens opgevraagd via een vaste verbinding (128 Kb/s) en ontvangen we de gegevens via een schotelantenne (8 Mb/s). Een splitter zorgt ervoor dat we tegelijkertijd gebruik kunnen maken van het telefoonverkeer en het dataverkeer.
kabelnetwerk
Bij het kabelnetwerk wordt gebruik gemaakt van het netwerk voor de kabeltelevisie. De capaciteit van deze kabel is vele malen hoger dan het telefoonnetwerk. Snelheden tot 10 Mb/s zijn hierbij mogelijk.
56
Informatietechnologie
Computers in het dagelijks leven 6
6
Computers in het dagelijks leven
6.1
Computers thuis
multimedia
downloaden
telewerken
teleleren e-learning
Ook in het dagelijks leven gebruiken we de computers steeds vaker. Door vele PC-prive-projecten is de computer de huiskamer binnengerold. Voor de werkgever was dit vaak een middel om de werknemer meer vertrouwd te laten worden met dit apparaat. Vaak werd er software die op de werkplek gebruikt werd meegeleverd. Op deze manier kon de werknemer in zijn eigen tijd leren omgaan met dit pakket. Voor de kinderen werd dit een nieuw toestel voor het spelen van allerlei spelletjes. In de loop van de tijd werd de computer gebruikt voor vele doeleinden. Het opslaan van eigen gegevens, zoals adressen, de CD-verzameling, enz. Zelfs voor gebruik in de keuken kwam het elektronische kookboek op de markt. De spelindustrie greep deze ontwikkeling aan en vervaardigde spellen met meer mogelijkheden. Van een eenvoudig spelletje patience kwam het tot driedimensionale bewegende beelden met geluid, het multimediaapparaat. Multimedia betekent letterlijk meerdere media, dus bijvoorbeeld tekst combineren met geluid, of geluid combineren met bewegende beelden. Door de komst van internet hebben we nu de mogelijkheid om alle informatie die we nodig hebben binnen te halen. De encyclopedie kan de deur uit. Naast teksten en plaatjes behoren geluidsfragmenten en filmpjes nu ook tot de mogelijkheden. Ook het binnenhalen (downloaden) van muziek en films is mogelijk. De gebruiker kan op elk moment op de hoogte zijn van alle ontwikkelingen die er plaatsvinden. Een nieuwe ontwikkeling is telewerken, waarbij de werknemer een gedeelte van zijn arbeidstijd thuis werkt. Door middel van de computer heeft hij dan verbinding met de zaak en kan gegevens raadplegen en versturen. Deze vorm zien we vaak als voordeel bij grotere afstanden tussen de woonplaats en de vestigingsplaats, maar ook het steeds vaker voorkomende fileprobleem heeft hier invloed op. De nadelen mogen we echter niet uitvlakken. Door telewerken hebben we minder sociale contacten en er ligt minder druk op het werken in teamverband. Voor studenten zien we een soortgelijke ontwikkeling; teleleren of e-learning. Op afstand bezig zijn met een studie. Maar ook het opzoeken van informatie. We hoeven niet meer naar de bibliotheek om iets uit te zoeken en de encyclopedie kan aan de kant. We maken nu gebruik van de vele zoekmachines op internet en bij de juiste zoekopdracht(en) vinden we vaak een schat aan informatie.
65
6 Computers in het dagelijks leven
Informatietechnologie
6.2
Computers op het werk of bij de studie
tekstverwerkingsprogramma
Veel werkzaamheden worden tegenwoordig met behulp van de computer uitgevoerd. Het typewerk op een typemachine is vervangen door het gebruik van een tekstverwerkingsprogramma, zoals Word.
databaseprogramma
spreadsheetprogramma
presentatieprogramma
Bedrijfsadministratieve systemen luchtvaartboekingsystemen online bankieren
Kennisnet
66
Ook voor het vastleggen van informatie gebruiken we de computer. Alle dossiers in de ladekasten, het adressenbakje op het bureau, de voorraadadministratie, e.d. kunnen we in een databaseprogramma vastleggen, zoals Access. De vele berekeningen die we vroeger elke keer weer opnieuw moesten uitvoeren kunnen we als een standaard bewaren en steeds weer opnieuw toepassen in een spreadsheetprogramma, zoals Excel. Voor de presentatie van onze gegevens maken we nu gebruik van een presentatieprogramma, zoals PowerPoint. Daarvoor werd vroeger vaak gebruikt gemaakt van een overheadprojector en sheets. In het bedrijfsleven zien we veel toepassingen verschijnen. De boekhouding gebeurt met behulp van bedrijfsadministratieve systemen, zoals Exact, Grote Beer, Unit4 en andere pakketten. Een vliegreis boeken kan nu overal. Met behulp van luchtvaartboekingsystemen kunnen we op elk gewenst moment een vlucht boeken. Bedrijven, maar ook particulieren gaan steeds meer over tot online(tele) bankieren. Dit houdt in dat men via internet alle bankzaken kan doen en direct op de hoogte is van saldi. De mutaties en betalingen worden direct verwerkt. Ook voor scholen zien we hier ontwikkelingen. Van bepaalde programma's worden afgeleide pakketten gemaakt om de leerlingen deze programma’s onder de knie te laten krijgen. Er zijn speciale leermethoden ontwikkeld om een leerling zelfstandig stof te laten verwerken of te laten toetsen. Om te surfen op het onoverzichtelijke www van internet, maakt men in het onderwijs gebruik van een voorgestructureerde site, Kennisnet.
Informatietechnologie 7.1
IT en de maatschappij 7
IT en de maatschappij
Een veranderende wereld Door de enorme toename aan informatie is onze maatschappij aan grote veranderingen onderhevig. In de productie zien we vergaande automatisering. Arbeiders aan de lopende band verdwijnen en controleurs van het automatiseringsproces verschijnen. Door het enorme aanbod via het internet hebben we direct de laatste informatie (up-to-date) beschikbaar. Handelaren in aandelen of obligaties kunnen on-line de beurskoersen volgen. Willen we op vakantie, dan geeft internet de actuele vliegbewegingen weer en ook de files kunnen we in de gaten houden. Op de elektronische snelweg (internet) is alle informatie dan ook up-to-date (bijgewerkt) te vinden.
millenniumprobleem
e-commerce
Problemen doen zich natuurlijk ook voor. Een goed voorbeeld hiervan is het millenniumprobleem, waarmee we tijdens de jaarwisseling van 1999 en 2000 geconfronteerd werden. Computertechnici hadden aangekondigd dat veel systemen en programma’s vast zouden lopen. Om ruimte te besparen is bij de ontwikkeling van computers gekozen voor het opslaan van alleen de laatste 2 cijfers van een jaartal. Voor deze twee laatste cijfers komt immers toch altijd 19 te staan. Behalve bij een millenniumwisseling zoals in 1999/2000. Het jaar 2000 wordt opgeslagen als 00 en computers rekenen dan verder met 1900. Dit levert problemen op. Iemand, die geboren is in 1973, zal niet meer 27 jaar oud zijn in 2000, maar 1900 – 1973 = –73 jaar. In 1998 en 1999 is dan ook veel werk verzet om het millenniumprobleem op te lossen. De elektronische handel (e-commerce) is steeds meer in trek. Op het internet is het gemakkelijk om CD’s of boeken te bestellen. Vaak zijn de prijzen veel aantrekkelijker dan in de winkel. Internet is 24 uur per dag beschikbaar. We kunnen gemakkelijk prijzen vergelijken en ons informeren. Willen we de producten eerst zien, dan zullen we toch naar de winkel moeten. Veel gebruikte betalingsmethoden zijn: creditkaart, levering onder rembours en vooruitbetaling. Vaak wordt er gewerkt met een wachtwoord dat na opgave van een e-mailadres wordt toegestuurd. Dit ter bescherming van beide partijen. Bij het kopen op afstand hebben we recht op een zichttermijn. Dit is een periode waarbinnen we een product zonder verdere verplichtingen aan het bedrijf terug kunnen sturen. We hebben een bedenktijd van zeven werkdagen na ontvangst van een product dat we gekocht hebben via internet, e-mail, postorderbedrijf , telefoon, bestelbonnen of fax.
69
Informatietechnologie
Beveiliging, auteursrecht en de wet 8
8
Beveiliging, auteursrecht en de wet
8.1
Veiligheidsmaatregelen Bij het nemen van veiligheidsmaatregelen bij computers moeten we onderscheid maken in het gebruik van de computer. Als we een computer gebruiken voor het spelen van spelletjes is het up-to-date houden van de software niet zo belangrijk. Als gegevens verloren gaan is dit vervelend maar geen echte ramp. In het bedrijfsleven gebruiken we de computer met een heel ander doel. De gebruikte software met de juiste instellingen is hier wel van belang en de ingevoerde gegevens zullen beschermd moeten worden. Hiervoor moeten we verschillende maatregelen nemen.
back-up
restore
UPS
Ten eerste zal het van belang zijn om een goede kopie (back-up) van de gegevens te hebben, zodat in geval van schade aan de computer de gegevens niet verloren gaan. Een goede procedure is dan ook het dagelijks (soms zelfs 2 maal per dag) maken van een back-up. Deze moet op een andere plaats bewaard worden dan het origineel, zodat in geval van diefstal of brand de back-up nog aanwezig is. Ook stroomuitval kan nare gevolgen hebben. Afhankelijk van het softwarepakket kan dit voor grote problemen zorgen. Bij stroomuitval in het tekstverwerkingsprogramma Word zal na het opnieuw starten van de computer de tekst gedeeltelijk opnieuw getypt moeten worden (tenzij vlak daarvoor de tekst bewaard is). In een boekhoudprogramma zal bij stroomuitval tijdens een boeking soms de back-up teruggezet (Restore) moeten worden. De leverancier van software geeft vaak zelf aan wat te doen bij stroomuitval. Stroomuitval kan worden opvangen door het plaatsen van een zogenaamde UPS (Uninterruptible Power Supply). Dit is een soort accu, die de gebruiker nog enige tijd geeft om, bij stroomuitval, het systeem op de juiste wijze af te sluiten. Bij het maken van een back-up kunnen we op verschillende manieren te werk gaan: ` we kunnen gebruik maken van de apparatuur die we vaak al voorhanden hebben, bijvoorbeeld een kopie van de bestanden op een eenvoudige diskette (1,44 MB), een zip-diskette (tot 750 MB), een CD-r (700 MB). Het voordeel hiervan is het bovendien ter beschikking hebben van de bestanden voor een ander computersysteem. ` we kunnen gebruik maken van speciale software en apparatuur, bijvoorbeeld een back-upprogramma van MicroSoft om op een tapestreamer (tot 80 GB) een back-up te maken. Een nadeel hiervan is dat op een andere computer een tapestreamer en dezelfde software aanwezig moeten zijn. ` we kunnen een computersysteem bouwen waar we meerdere harde schijven in plaatsen zodat tijdens het werken automatisch op een
75
Informatietechnologie
Index
@-teken................................................... 57
CPU.........................................................13 CRT .........................................................19 CVE .........................................................13
A
D
aanraakscherm ....................................... 18 acceptatietest .......................................... 52 adresseerbaar ......................................... 31 analoog ................................................... 56 applicatiesoftware ............................ 37, 42 ARBO ...................................................... 71 ARPA ...................................................... 59 ASDL....................................................... 56 attachment .............................................. 57
database ..................................................47 DataBase Management System...............47 databaseprogramma ...............................66 datacartridge...........................................31 DBMS ......................................................47 defragmenteren .......................................41 derde generatie .........................................5 desktop ......................................................6 desktoppublishingprogramma.................48 differentiële back-up ...............................75 digitaal ....................................................56 digitale camera .......................................18 diskdrive ..................................................29 diskette ....................................................29 diskettestation..........................................29 domme terminal.........................................6 doorvoersnelheid.....................................29 downloaden .......................................59, 65 DTP .........................................................48 DVD ........................................................32 Dynamic Routing.....................................59
@
B back-up ............................................. 31, 75 barcodelezer ........................................... 17 BCC ........................................................ 58 Bedrijfsadministratieve systemen ........... 66 beeldscherm ............................................ 19 besturingsprogramma............................. 37 bigtower.................................................... 6 bios ......................................................... 75 bit ............................................................ 27 Blind Carbon Copy................................. 58 bootsectorvirus ....................................... 77 bovenkast ................................................ 14 browser ................................................... 59 byte ......................................................... 27 C Carbon Copy .......................................... 58 Cathode Ray Tube .................................. 19 CC........................................................... 58 CD-brander ............................................ 31 CD-r........................................................ 31 CD-ROM................................................. 31 Central Processing Unit ......................... 13 Centrale Verwerkingseenheid ................ 13 chatten .................................................... 59 chip ........................................................... 5 client/server-netwerk .............................. 55 clients...................................................... 55 combinatietoetsen ................................... 14 compatible ................................................ 6 configuratie............................................... 4 contextgevoelig ....................................... 15
E e-banking.................................................59 e-commerce .......................................59, 69 eerste generatie .........................................5 e-learning ....................................59, 65, 69 elektronische schakeling ...........................5 E-mail......................................................57 ENIAC .......................................................5 extern geheugen ......................................27 externe harde schijf.................................29 extranet....................................................62 F FDD ........................................................29 floppy ......................................................29 floppy diskdrive .......................................29 formatteren..............................................27 freeware ..................................................79 frictionfeed ..............................................21 FTP..........................................................59 functioneel ontwerp.................................51
81
Index
Informatietechnologie
G
J
GB ........................................................... 29 geautomatiseerd informatiesysteem........ 50 gegevens .................................................... 3 gegevensbeheerprogramma .................... 47 geheugen ................................................... 3 geheugenstick .......................................... 32 GHz ......................................................... 13 gigabyte................................................... 29 Gigahertz................................................. 13 glasvezelnetwerk ..................................... 56 Graphical User Interface ........................ 15 grootschalige computertoepassingen...... 67 GUI.................................................... 15, 37
joystick.................................................... 16
H handheld.................................................... 9 hardcopy.................................................. 19 harddisk................................................... 27 harde schijf externe................................. 29 harde schijf interne ................................. 29 hardware ............................................. 4, 50 HDD ........................................................ 27 homecomputer........................................... 6 host .......................................................... 59 houding ................................................... 71 hyperlink.................................................. 59 I IC............................................................... 5 ICT ............................................................ 4 impact-printer ......................................... 20 incrementele back-up .............................. 75 informatie ............................................ 4, 50 Informatie en Communicatie Technologie 4 informatiesysteem.................................... 50 informatietechnologie ............................... 4 Infotmation Super Highway .................... 59 inkjetprinter............................................. 21 inktspuitprinter........................................ 21 instructie.................................................. 32 intelligente terminal .................................. 6 intern geheugen................................. 27, 32 interne harde schijf ................................. 29 intranet .................................................... 62 invoerapparatuur ................................ 3, 14 ISDN........................................................ 56 ISO .......................................................... 71
82
K kabelnetwerk........................................... 56 KB........................................................... 29 Kennisnet ................................................ 66 kettingpapier........................................... 21 kilobyte ................................................... 29 kloksnelheid ............................................ 13 L LAN......................................................... 55 laptop........................................................ 6 laserprinter ............................................. 22 LCD ........................................................ 20 leespen .................................................... 17 licenties................................................... 79 lichtpen ................................................... 18 Liquid Crystal Display ........................... 20 luchtvaartboekingsystemen..................... 66 luidsprekers ............................................ 23 M maatwerksoftware............................. 42, 49 machinetaal ............................................ 41 macrovirus.............................................. 77 mainframes ............................................... 6 matrixprinter........................................... 21 Mb........................................................... 29 MB.......................................................... 29 megabit ................................................... 29 megabyte................................................. 29 Megahertz ............................................... 13 mensen .................................................... 50 MHz ........................................................ 13 microcomputer.................................... 6, 13 microfoon................................................ 18 microprocessor ....................................... 13 miditower.................................................. 6 milieu ...................................................... 71 milleniumprobleem ................................. 69 miniaturisering ......................................... 5 minicomputers .......................................... 6 minitower.................................................. 6 modem..................................................... 56 monitor ................................................... 19 ms............................................................ 29
Informatietechnologie MS-DOS.................................................. 37 muis......................................................... 15 multimedia .............................................. 65 multi-processing ..................................... 39 multi-tasking ........................................... 39 multi-user................................................ 39 N NEN ........................................................ 71 netwerk ..................................................... 6 netwerkprinter ........................................ 22 nieuwsgroep............................................ 59 non-impact-printer ................................. 20 notebook ................................................... 6 O OCR ........................................................ 17 onderhoud en beheer .............................. 52 online bankieren ..................................... 66 operating system ..................................... 37 oplossend vermogen ............................... 19 opslagapparatuur ............................... 4, 27 Optical Character Recognition .............. 17 OS ........................................................... 37 P palmtop ..................................................... 9 password................................................. 75 PC ............................................................. 6 PDA .......................................................... 9 peer-to-peer-netwerk .............................. 55 personal computer .................................... 6 Personal Digital Assistant ........................ 9 pictogram................................................ 37 pinfeed .................................................... 21 pixel ........................................................ 19 plotter ..................................................... 23 POP3-based............................................ 58 portaal .................................................... 59 presentatieprogramma ..................... 47, 66 printer ..................................................... 20 procedures .............................................. 50 Processor ................................................ 13 programma ......................................... 3, 32 programmeertaal .................................... 41 provider .................................................. 59 PSTN....................................................... 56
Index Q QWERTY .................................................14 R rabiobuis ...................................................5 RAID 1.....................................................75 RAID 5.....................................................75 RAM ........................................................33 randapparatuur.........................................4 Random Access Memory .........................33 Read Only Memory .................................33 refresh rate..............................................19 rekenprogramma .....................................46 resident....................................................77 resolutie...................................................19 restore .....................................................75 ROM ........................................................33 RSI...........................................................71 S satelietverbinding....................................56 scanner ....................................................17 schaduwdraaien ......................................52 SDM ........................................................51 sector.......................................................27 sequentieel...............................................31 server...................................................6, 55 shareware................................................79 single-tasking ..........................................39 single-user...............................................39 softcopy ...................................................19 software.............................................37, 50 spoor........................................................27 spreadsheet..............................................46 spreadsheetprogramma...........................66 standaardsoftware...................................42 straalverbinding ......................................56 SVGA.......................................................19 systeemdefinitie .......................................51 systeemontwerp .......................................51 systeemrealisatie .....................................52 systeemsoftware ......................................37 System Development Methodology .........51 T tapestreamer............................................31 TB............................................................29 technisch ontwerp ...................................51
83
Index
Informatietechnologie
tekenprogramma ..................................... 48 tekstgeoriënteerd..................................... 15 tekstverwerkingsprogramma................... 45 telecommunicatie ...................................... 4 teleleren................................................... 65 telewerken ............................................... 65 terabyte.................................................... 29 TFT.......................................................... 20 thermische printer................................... 22 Thin Film Transistor ............................... 20 toegangstijd............................................. 29 toetsenbord.............................................. 14 toner ........................................................ 22 touchpad.................................................. 16 touchscreen ............................................. 18 tower ......................................................... 6 track ........................................................ 27 trackball .................................................. 16 trigger ..................................................... 77 trojan horse ............................................. 77 tweede generatie ....................................... 5
utility....................................................... 40
U
Z
uitvoerapparatuur ............................... 3, 19 UPS ......................................................... 75 URL ......................................................... 59
zip-drive.................................................. 30 zoekmachine ........................................... 59
84
V VDU ........................................................ 19 versie....................................................... 50 verwerken gegevens.................................. 3 VGA ........................................................ 19 Video Display Unit ................................. 19 virus ........................................................ 77 vooronderzoek ........................................ 51 W WAN........................................................ 55 webbased ................................................ 58 webcam ................................................... 18 werkgeheugen ......................................... 32 Windows ................................................. 37 www ........................................................ 59 X XVGA ...................................................... 19