Het Vlaamse Kruis
vzw
basis EHB O opleiding (eerste hulp bij ongelukken)
Algemeen secretariaat Provinciesteenweg 660 2530 Boechout Tel. 03 226 25 45 Fax 03 226 11 35 E-post:
[email protected] www.hetvlaamsekruis.be
Voorwoord
Hoofdstuk 1
Bouw en werking van het lichaam
X
1. De cellen
Zoals bij alle levende wezens, bestaat ook het menselijk lichaam uit zeer kleine, met het oog niet meer waarneembare bouwstenen, die men cellen noemt. De cel gebruikt zuurstof en voedingsstoffen als energiebron voor haar activiteiten. Deze stoffen worden aangevoerd door het bloed. Het bloed voert ook afvalstoffen (oa. koolstofdioxide) af. Die worden door de cel aan het bloed afgegeven en uitgescheiden via longen, urinewegen en huid.
X
2. Het ademhalingsstelstel
1.1
Tijdens het inademen zet de borstkas uit en spannen de middenrifspieren zich op. Op die manier wordt lucht via neus, mond en luchtpijp in de longen aangezogen. Bij het uitademen neemt de borstkas haar oorspronkelijke positie weer in. Ook de spieren van het middenrif ontspannen zich. Daardoor stroomt de lucht naar buiten. Bij ademnood worden er bijkomende spieren ingeschakeld. Dit noemen we de hulpademhalingsspieren (spieren van de hals- en schoudergordel). Een volwassene in rust ademt 12 tot 18 maal per minuut. Per keer ademt hij ongeveer 500 ml, dit is dus ongeveer 8 liter per minuut. Deze hoeveelheid kan sterk toenemen bij inspanning. In de ingeademde lucht zit 20 tot 21 % zuurstof, in de uitgeademde lucht 15 tot 16 %. Daar-door kunnen we door mond-op-mondbeademing nog zuurstof in de longen van het slachtoffer brengen, hoewel we die lucht reeds ingeademd hebben.
X
3. De bloedsomloop
doorsnede van het hart
1.2
X
4. De huid
De huid bestaat uit drie lagen. De buitenlaag (opperhuid) bestaat uit afgestorven huidcellen en is daardoor goed bestand tegen agressie. Onder de opperhuid bevindt zich de lederhuid. Die bevat levende cellen, bloedvaten, zenuwuiteinden, … De derde laag is de onderhuid. Ze vormt de verbinding met de onderliggende structuren. Ze bestaat vooral uit vet- en bindweefsel.
X
5. Het bewegingsstelsel
5.1 Het skelet
Wij zijn constant in beweging. Om deze bewegingen mogelijk te maken, beschikken we over beenderen, gewrichten en spieren. De spieren worden bestuurd door het zenuwstelsel en krijgen voedingsstoffen en zuurstof via het bloed. Bij de verbranding (energie) ontstaan afvalstoffen, die ook met het bloed worden afgevoerd.
1.3
5.2 De gewrichten Waar twee of meer beenderen met elkaar in aanraking komen, is één of andere vorm van gewricht aanwezig.
5.3 Het spierstelsel Spieren hechten via pezen aan de beenderen. Deze pezen zijn witte taaie banden die weinig elastisch zijn.
X
6. Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel regelt de activiteiten van alle organen van het menselijk lichaam, door het uitzenden en ontvangen van prikkels en de verwerking ervan. Het zenuwstelsel bestaat uit de hersenen, het ruggenmerg en de perifere zenuwen.
6.1 De hersenen De hersenen worden beschermd door de schedel. Het ruggenmerg loopt in de wervelzuil. Prikkels die vanuit de hersenen vertrekken, gaan via het ruggenmerg naar de zenuwen. Prikkels worden eveneens van de zenuwen, via het ruggenmerg naar de hersenen gevoerd.
1.4
1.5
Hoofdstuk 2
Organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening (DGH)
X
1. De dienst ‘112’
Nog steeds zoeken mensen in een noodgeval eerst hulp bij buren, familie, bekenden, de huisarts… Die zijn niet altijd bereikbaar of beschikbaar en hun tussenkomst is misschien niet voldoende. De eerste reflex zou dus steeds moeten zijn om meteen de hulpdiensten op te roepen.
1.1 Noodnummers Sinds 1964 bestaat in België de mogelijkheid om via een eenvoudig oproepnummer de hulpdiensten te verwittigen. Dit nummer werd in de jaren ‘90 aangepast omwille van een Europese harmonisatie. Je kan vanaf elk vast of mobiel telefoontoestel de brandweer en de medische hulpdiensten oproepen via nummer 112 (of de vroegere 100).Wie uitsluitend politiehulp wenst, gebruikt het nummer 101. De telefoonmaatschappijen zorgen ervoor dat de oproep rechtstreeks toekomt in de desbetreffende centrale (in elke provincie + Brussel).
1.2 Centrales Het telefoonnummer van de oproeper verschijnt meteen op het computerscherm. Bij oproepen vanaf een vaste telefoon (huis, publieke cel) verschijnt ook het adres (niet voor geheime nummers). Aan de hand van de gegevens, verstrekt door de oproeper, stuurt de centralist de nodige hulpdiensten ter plaatse. Bij ongevallen op de openbare weg wordt ook de politie verwittigd.
1.3 Ziekenauto’s De 112-centrale stuurt bij elke oproep voor ziekte of ongeval meteen de dichtstbijzijnde ziekenauto uit. De ziekenauto's voor Dringende Geneeskundige Hulp worden bemand door minstens twee ambulanciers. Zij kregen een basisopleiding van 160 uren en volgen jaarlijks 24 uren bijscholing in de provinciale opleidingscentra. Na de eerste zorgen ter plaatse wordt het slachtoffer door de ziekenauto naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis met een erkende spoedgevallendienst gebracht.
2.1
1.4 Mobiele UrgentieGroep (MUG) Indien de ernst of de omvang van de situatie reeds bij de oproep duidelijk is, dan stuurt de 112-centrale ook een MUG-team uit. Zoniet kan dit later nog gebeuren na verdere oproepen of op vraag van de toegekomen ziekenautobemanning. Een MUG-team bestaat minstens uit een arts en een verpleegkundige, beiden werkzaam op de spoedgevallendienst. In een MUG-wagen is er geen brancard voorzien, er rijdt dus nog apart een ziekenauto naar het slachtoffer. De MUG-arts start ter plaatse de eerste behandeling en beslist over het vervoer van het slachtoffer (eventueel naar een gespecialiseerd ziekenhuis). Hij begeleidt het slachtoffer in de ziekenauto.
X
2. Kosten
Voor het vervoer per ziekenauto van de 'dienst 112' wordt een vergoeding per kilometer aangerekend (minimum forfait 10 km). Deze prijzen worden bij Ministerieel Besluit vastgelegd. De terugbetaling van vervoerskosten door het ziekenfonds behoort tot de 'vrije verzekering': elk ziekenfonds hanteert eigen tarieven. De arts van het MUG-team wordt vergoed voor elke geleverde prestatie volgens de geldende tariefcode. De terugbetaling van prestaties en erelonen door het ziekenfonds behoort tot de 'verplichte verzekering': deze tarieven liggen vast. Buiten de 'dienst 112' gelden geen vaste prijzen voor het ziekenautovervoer. Informeer bij uw ziekenfonds of bij de ziekenautodienst naar de tarieven. De kosten voor een 'nutteloze' uitruk van de ziekenauto worden gedragen door een 'Waarborgfonds'. Dit fonds wordt gevoed door een belasting van 0,5 % op de premie van de autoverzekering. Dit fonds betaalt de vervoerskosten indien: - er blijkbaar geen gekwetsten zijn; - het slachtoffer geen vervoer wenst; - de MUG-arts oordeelt dat er geen vervoer nodig is; - het slachtoffer overleden is.
X
3. Belangrijke telefoonnummers
Dringend ziekenvervoer Brandweer
112
Politie
101
Antigifcentrum (info bij vergiftigingen)
070 245 245
2.2
Hoofdstuk 3
Benadering van een slachtoffer
De benadering van een slachtoffer gebeurt in een vaste volgorde.Tijdens die benadering worden ook levensreddende handelingen gesteld.
X
1. Kalmte
Blijf kalm en treed zelfzeker op. Door je kalmte en zelfzekerheid zal het slachtoffer meer vertrouwen hebben, zich veiliger voelen en ook kalmeren. De omstanders zullen ook vlugger bereid zijn te helpen als je het hun vraagt.
X
2. Veiligheid 2.1 Jezelf
Zorg dat je zelf geen slachtoffer wordt als je aan het helpen bent. Beter een slachtoffer en een helper dan twee slachtoffers. Let bv. op: - bij instortingsgevaar: het gebouw niet betreden; - bij brand: enkel het gebouw betreden indien dit veilig is en jezelf beschermen met bv. een nat laken; - bij ongevallen op de openbare weg: laat een gevaarsdriehoek plaatsen (30 meter op gewone wegen, 100 meter op een autosnelweg); - bij gas- of benzinelek: geen vonken of vlammen maken; - bij elektriciteit: de stroombron uitschakelen alvorens de patiënt te benaderen; - bij agressieve patiënten: een vechtpartij vermijden; - bij vreemde lichaamsvochten: draag handschoenen als je in contact kan komen met bloed, speeksel, urine…; - bij werkende machines: de noodstop gebruiken.
2.2 Slachtoffer Naast je eigen veiligheid dien je ook in te staan voor de veiligheid van het slachtoffer. Bv.: - gevaarlijke omgeving (brandgevaar, instortingsgevaar, ongeval op een autosnelweg, werkende machines): verplaats het slachtoffer uit de gevaarlijke situatie; - verzorg het slachtoffer zoveel mogelijk ter plaatse, zonder het te verplaatsen.
3.1
2.3 Omgeving Vaak dien je ook nog voor de veiligheid van de omstanders te zorgen die staan toe te kijken en daarbij soms roekeloos gedrag vertonen. Dit is bv. het geval bij: - ontploffingsgevaar: laat sigaretten doven (duid iemand aan die hierop toeziet); - verkeersongevallen: let op dat men niet ondoordacht de straat oversteekt... Omstanders kunnen de hulpverleners met hun mening en commentaar aardig het leven zuur maken. Probeer deze betweters een opdracht te geven, maar laat in ieder geval je hulpverlening hierdoor niet in het gedrang brengen.
X
3. Vermoeden van wer velletsel
Een val op het hoofd, plat op de rug of op het zitvlak, of een aanrijding kunnen een verschuiving of breuk van nek- of rugwervels veroorzaken. Om verdere schade te vermijden, moet vanaf het eerste ogenblik gezorgd worden dat het slachtoffer niet verplaatst wordt en zo min mogelijk zelf beweegt.
X
4. Vitale functies
Na een algemene benadering van de situatie onderzoeken we het slachtoffer. Eerst controleren we de levensnoodzakelijke - vitale - functies in deze volgorde:
4.1 Bewustzijn - Geluidsprikkels: mijnheer/mevrouw, is alles in orde? - Gevoelsprikkels: zachtjes aan de schouders schudden.
4.2 Ademhaling Maak de luchtwegen vrij door het hoofd achterover te kantelen en de kin op te heffen. Houd je oor boven de mond en neus van het slachtoffer, kijk in de richting van de borstkas en: - luister: naar ademgeluiden; - kijk: naar adembewegingen van de borstkas/buik; - voel: naar uitgeademde lucht (met de wang).
3.2
4.3 Hartwerking Controleer op adembewegingen, hoesten of bewegen. Start reanimatie indien nodig.
X
5. Bloedingen
Bloedingen worden gestelpt door middel van een: - drukkend verband: ter hoogte van de wonde: dit stelpt bijna iedere bloeding; - knelverband (afbinden): enkel in zeer uitzonderlijke gevallen noodzakelijk.
X
6. 112 alarmeren
Voor je het hulpcentrum 112 alarmeert, dien je eerst voldoende informatie verzameld te hebben om het hulpcentrum 112 alle gegevens te kunnen doorspelen. Aan het hulpcentrum 112 meld je: - wie je bent (wordt soms gevraagd); - wat er gebeurd is; - waar het gebeurd is: precieze plaatsbepaling (gemeente, straatnaam + huisnummer); - aantal slachtoffers (bepaalt mee het aantal ziekenauto's dat gestuurd wordt); - letsels (dit geeft de 112 informatie of er een MUG moet meegestuurd worden); - bijzondere omstandigheden: gekneld slachtoffer, slachtoffer in het water of een put, brand... Stuur bij voorkeur iemand anders om de 112 te bellen, zodat je zelf bij het slachtoffer kan blijven. Laat iemand de ziekenauto opwachten aan de ingang van het gebouw en laat aanwijzen waar hij binnen het gebouw moet zijn. Hou er ook rekening mee dat, als er meer dan één ziekenauto of een MUG komt, zij eveneens deze aanwijzingen krijgen.
X
7. Verdere verzorging
- Controleer herhaaldelijk bewustzijn, ademhaling en hartwerking. - Dien verdere zorgen toe, afhankelijk van de letsels van het slachtoffer - Ondervraag het slachtoffer en controleer het op letsels. Onderzoek ruim een pijnlijke plaats; "waar het pijn doet, moet je gezien hebben". Controleer ook naar andere, misschien minder duidelijke letsels. - Roep gepaste hulp bij. - Stel het slachtoffer gerust, houd contact met het slachtoffer, laat het slachtoffer niet alleen. - Maak spannende kledij los (broekriem, stropdas). - Laat het slachtoffer niet roken, eten of drinken. De lippen bevochtigen mag wel. - Laat een staand slachtoffer minstens zitten voor een verzorging, geef het slachtoffer een comfortabele en aangepaste houding (afhankelijk van de ziektetoestand). - Zorg voor een zuurstofrijke omgeving. - Toon het slachtoffer niet onnodig zijn kwetsuren. - Bescherm het slachtoffer tegen afkoeling. - Verplaats het slachtoffer niet onnodig.
3.3
Hoofdstuk 4
Reanimatie volwassene (vanaf 8 jaar)
De basis van het leven zijn de vitale functies: ademhaling en hartwerking*. Deze functies moeten we in de eerste plaats controleren en eventueel overnemen. Dit noemen we "reanimatie".
X
1 Bewustzijn
Zorg voor de veiligheid van jezelf en het slachtoffer. Controleer of het slachtoffer nog reageert. Een slachtoffer dat bewust is, ademt nog en heeft nog hartwerking. Iedere bewusteloze patiënt verkeert echter in levensgevaar: hij is immers de controle kwijt over tal van mechanismen en reacties. Deze patiënt beseft bijvoorbeeld niet meer dat zijn tong de luchtweg afsluit. Hij zal geen braaksel kunnen uitspuwen, hij zal zijn gezicht niet uit het water kunnen opheffen, enz.. Nadat we onze veiligheid en die van het slachtoffer verzekerd hebben, controleren we of het slachtoffer bewust is: - Schud zachtjes aan beide schouders. - Vraag luidop: "Is alles in orde?" Indien het slachtoffer hierop niet reageert, noemen we het "bewusteloos". Evenredig met de graad van bewusteloosheid, worden de spieren slapper. Zo ook de kaakspieren en de tongspier. Daardoor kan de tong in de keelholte zakken en zo de luchtweg afsluiten: het slachtoffer stikt in zijn tong. A. Het slachtoffer antwoordt of beweegt Indien het slachtoffer antwoordt of beweegt: 1 Laat het slachtoffer liggen zoals je het vindt (zo er geen gevaar dreigt). 2 Stuur iemand om hulp. Als je alleen bent, laat het slachtoffer alleen en ga zelf hulp oproepen. 3 Controleer of er verwondingen zijn. 4 Controleer regelmatig het bewustzijn. a. Slachtoffer bewust = ok
* of circulatie of bloedsomloop
4.1
B. Het slachtoffer reageert niet
X
2. Ademhaling
Indien het slachtoffer niet reageert: 1 Vraag een andere persoon om in de buurt te blijven. 2 Als je het slachtoffer niet volledig kan beoordelen in de positie waarin het zich bevindt, draai het slachtoffer dan op de rug. 3 Breng het hoofd in hyperstrekking. Bij een bewusteloos slachtoffer kan de tong in de keelholte zakken en zo de luchtweg afsluiten. Door het hoofd achterover te houden en de kin naar voor te trekken, heffen we de tong omhoog zodat de luchtweg vrij komt. Dit doen we als volgt: - Plaats een hand op het voorhoofd en druk het hoofd zachtjes achterover (= hyperstrekking). Hou duim en wijsvinger vrij om bij mond-op-mondbeademing de neus dicht te drukken. - Verwijder zichtbare voorwerpen uit de mond van het slachtoffer. Draag hiervoor liefst handschoenen. - Een loszittend gebit wordt verwijderd, een goed zittend gebit blijft ter plaatse. - Vloeistoffen kan je verwijderen door het hoofd van het slachtoffer van je weg te draaien, zodat de onderste mondhoek lager is dan de mondholte*. - Andere vreemde voorwerpen kan je verwijderen door het hoofd van je weg te draaien en met een vinger het voorwerp uit de mond te vegen. 4 Licht de kin op met de vingertoppen onder de kin van het slachtoffer (= kinlift) om de luchtweg te openen. Dit is vaak voldoende om de ademhaling terug op gang te brengen. Probeer het achteroverkantelen van het hoofd te vermijden als het slachtoffer een nekletsel kan hebben: gebruik in dat geval vooral de kinlift. Controleer de ademhaling: Terwijl je de luchtweg openhoudt: kijk, luister en voel naar ademhaling (meer dan af en toe eens naar adem snakken of beperkte adempogingen). - Kijk naar beweging van de borstkas. - Luister aan de mond naar ademgeluiden. - Voel met je wang naar uitademlucht. Deze controle kunnen we in één handeling verrichten: houd je oor vlak boven het gezicht van het slachtoffer terwijl je de hierboven beschreven hyperstrekking en kinlift behoudt en kijk naar de bewegingen van de borstkas. Zo kan je gelijktijdig kijken, luisteren en voelen.
*Als een nekletsel vermoed wordt, wordt niet enkel het hoofd gedraaid, maar draait één persoon de patiënt in totaal, terwijl een tweede hulpverlener tijdens de draaibeweging het hoofd fixeert ten opzichte van het gehele lichaam.
4.2
Kijk, luister en voel maximum 10 seconden alvorens je besluit dat de ademhaling normaal is.
A. Als het slachtoffer ademt 1 Leg het slachtoffer in stabiele zijligging. - Zet de bril van het slachtoffer af. - Verwijder grote voorwerpen (bv. GSM, sleutelbos) van het slachtoffer. - Kniel naast het slachtoffer en zorg er voor dat beide benen recht liggen. - Plaats de arm aan jouw kant naar boven in een rechte hoek t.o.v. het lichaam, de elleboog geplooid, de handpalm naar boven.
- Trek de verstverwijderde arm over de borst en houd de rug-zijde van de hand tegen de kortstbijzijnde wang van het slachtoffer.
- Grijp met je andere hand het been aan de overzijde, net boven de knie en trek dit omhoog, de voet blijft op de grond. - Trek aan het been terwijl je de hand van het slachtoffer tegen de wang gedrukt houdt en draai het slachtoffer op deze wijze naar je toe op zijn zij. - Plaats het bovenste been zo dat heup en knie in een rechte hoek opgetrokken liggen. - Kantel het hoofd achterover en zorg dat de luchtweg vrij blijft. De mond ligt hierbij naar beneden gedraaid. - Verplaats zo nodig de hand onder de wang om het hoofd achterovergekanteld te houden. 2 Stuur iemand om hulp of, als je alleen bent, laat het slachtoffer alleen en roep zelf hulp in. 3 Blijf de ademhaling controleren. 4 Als het slachtoffer meer dan 30 minuten in stabiele zijligging ligt, draai het dan op de andere zijde. NB: stabiele zijligging wordt NIET toegepast bij: - baby’s; - mogelijk rug- of nekletsel; - grote breuken.
4.3
a. Slachtoffer bewust = ok b. Slachtoffer bewusteloos, wel ademhaling = stabiele zijligging
B. Als het slachtoffer niet ademt 1 Laat de hulpdiensten alarmeren of, indien je alleen bent: laat het slachtoffer alleen en alarmeer de hulpdiensten, keer terug naar het slachtoffer en start beademing. 2 Draai het slachtoffer op de rug als dit nog niet het geval is. 3 Beadem tweemaal traag, zodat de borstkas telkens omhoogkomt en terugzakt: - Voer hyperstrekking en kinlift uit. - Knijp het zachte deel van de neus dicht met de wijsvinger en duim van de hand die op het voorhoofd ligt. - Open de mond van het slachtoffer een beetje, maar behoud de kinlift. - Adem diep in en plaats je lippen rond de mond van het slachtoffer, waarbij je de mond goed afsluit.Vermijd luchtlekken. - Blaas rustig lucht in de mond van het slachtoffer terwijl je naar de beweging van de borstkas kijkt. Dit doe je in ongeveer 2 seconden, zoals bij een normale ademhaling. - Behoud hyperstrekking en kinlift, neem je mond weg van het slachtoffer en kijk naar de borstkas zodat je die weer terug tot zijn normale positie ziet zakken. 4 Adem zelf in en herhaal deze werkwijze zodat je in totaal tweemaal effectief beademt. Als je problemen hebt om te beademen (de borstkas komt niet omhoog): - Controleer opnieuw de mondholte van het slachtoffer en verwijder vreemde voorwerpen. - Zorg voor een goede hyperstrekking en kinlift. - Doe maximum 5 pogingen tot beademing met als doel 2 effectieve beademingen te kunnen uitvoeren. - Zelfs indien dit niet lukt: ga verder met de controle van de hartwerking.
X
3. Hartwerking
Controleer of er tekens van hartwerking zijn: - Kijk, luister en voel opnieuw of er normale ademhaling aanwezig is, of het slachtoffer hoest of beweegt. A. Je bent zeker dat er tekens van hartwerking zijn - Voer verder mond-op-mondbeademing uit tot het slachtoffer terug spontaan ademt. - Telkens na ongeveer 10 beademingen (of ongeveer elke minuut) controleer je naar tekens van ademhaling en hartwerking. Dit duurt maximum 10 seconden. - Als het slachtoffer spontaan begint te ademen maar bewusteloos blijft, draai het dan in stabiele zijligging. Controleer zijn toestand en hou je klaar om het slachtoffer terug op de rug te draaien en te beademen indien het stopt met ademen.
4.4
a. Slachtoffer bewust = ok b. Slachtoffer bewusteloos, wel ademhaling = stabiele zijligging c. Slachtoffer geen ademhaling, wel hartwerking = mond-op-mondbeademing
B. Er zijn geen tekens van hartwerking, of je bent niet zeker 1 Zorg dat het slachtoffer op een harde onderlaag ligt. 2 Start hartmassage. a Bepaal met de hand die het kortst bij het voeteinde van het slachtoffer is, de plaats van de onderste helft van het borstbeen: volg met de wijs- en middelvinger de ribbenboog tot het punt waar de ribben het borstbeen raken. Plaats hier je middelvinger en plaats je wijsvinger op het borstbeen zelf. b Glijd met de hiel van de andere hand naar beneden over het borstbeen tot aan de wijsvinger: dit is de onderste helft van het borstbeen. c Laat de hiel van je hand hier staan en plaats je tweede hand bovenop de eerste. d Strek de vingers van beide handen uit of sla ze in elkaar en trek de vingers omhoog om geen druk op de ribben uit te oefenen. Druk niet op de buik of de onderste rand van het borstbeen. e Plaats jezelf loodrecht boven de borstkas van het slachtoffer en leun met gestrekte armen voorover zodat het borstbeen 4 tot 5 cm diep ingedrukt wordt. f Richt jezelf op zonder het contact tussen hand en borstbeen te verliezen. g Herhaal deze pompbewegingen aan een snelheid van ongeveer 100 maal per minuut. Hardop tellen kan van nut zijn om het ritme te behouden. Indrukken en loslaten duren even lang. 3 Combineer beademing en hartmassage. - Na 15 maal hartmassage, voer 2 geslaagde beademingen uit (max. 5 pogingen). - Plaats je handen zonder tijdverlies op de juiste plaats op het borstbeen (zie punt 2 a-c) en voer 15 hartmassages uit.Voer verder hartmassage en beademing uit in de verhouding 15:2. - De reanimatie wordt niet onderbroken tenzij het slachtoffer beweegt of spontaan ademt.
a. Slachtoffer bewust = ok b. Slachtoffer bewusteloos, wel ademhaling = stabiele zijligging c. Slachtoffer geen ademhaling, wel hartwerking = mond-op-mondbeademing d. Slachtoffer geen hartwerking = mond-op-mondbeademing + hartmassage
4.5
Blijf verder reanimeren totdat: - Gespecialiseerde hulp overneemt. - Het slachtoffer tekens van leven vertoont. - Je uitgeput geraakt.
X
4. Wanneer het hulpcentrum 112 bellen in geval van reanimatie volwassene?
Het hulpcentrum 112 moet zo vroeg mogelijk gebeld worden: - Als er meer dan één hulpverlener aanwezig is, start één hulpverlener de reanimatie terwijl een andere hulpverlener de 112 alarmeert zodra is vastgesteld dat het slachtoffer niet ademt. - Als er slechts één hulpverlener aanwezig is, dan gaat die er bij een ademhalingsstilstand van uit dat er een hartprobleem is en zal de 112 zelf alarmeren zodra hij deze ademhalingsstilstand vaststelt. In volgende gevallen zal er echter eerst een minuut gereanimeerd worden alvorens de 112 te bellen: - letsels door een ongeval; - verdrinking; - verstikking; - overdosis medicatie of alcohol; - als het slachtoffer een kind is.
Basisreanimatie volwassene (vanaf 8 jaar)
Controleer bewustzijn
Aanspreken en aan schouders schudden
Open de luchtweg
Hyperstrekking en kinlift
Controleer de ademhaling
Kijk, luister en voel
Er is ademhaling: stabiele zijligging
Er is geen ademhaling: alarmeer 112 mond-op-mondbeademing
Controleer hartwerking
Er is hartwerking: verder beademen controleer elke minuut hartwerking
Er is geen hartwerking: harde onderlaag hartmassage + beademen
Tweemaal effectief beademen
Ademhaling, hoesten, bewegen
Hartmassage 100 x per minuut Verhouding 15:2
4.6
Hoofdstuk 5
Uitwendige bloedingen
X
1 Bloedstelping uitwendige bloedingen
Kleine uitwendige bloedingen behoeven geen bloedstelping. Op de verzorging wordt verder ingegaan in het hoofdstuk wondverzorging. Elke bloeding die niet uit zichzelf stopt, moet gestelpt worden. EHBO: - Oefen rechtstreekse druk uit op de wonde. - Breng het lidmaat in hoogstand: hou het lidmaat hoger dan het hart om de bloeding te verminderen. Deze techniek vult vaak het drukkend verband aan. - Laat het lidmaat voldoende rusten: beweging bevordert de bloeding. Het stilhouden van het lidmaat helpt de bloedstelping. - Zorg voor vervoer naar een arts of ziekenhuis. Een hevige bloeding moet steeds door een arts verzorgd worden. Bel een ziekenauto als er veel bloedverlies was of het slachtoffer duizelig is. Het ontsmetten van een wonde met een hevige bloeding is tijdverlies. Dat kan achteraf door de arts of in het ziekenhuis gebeuren als de bloeding gestelpt is.
1.1 Rechtstreekse druk op de wonde A. Druk op de wonde dmv je handen Je kan tijdverlies beperken door met een zuiver voorwerp rechtstreeks op de wonde te drukken terwijl het lidmaat in hoogstand gebracht wordt. Om te drukken kan je gebruik maken van bij voorbeeld een zuivere zakdoek of keukenhanddoek. Om rechtstreeks contact met bloed van het slachtoffer te vermijden, draag je best verzorgingshandschoenen. Druk vervolgens de zakdoek of handdoek ter hoogte van de wonde om de bloeding voorlopig te stelpen. Intussen kan een ander persoon andere EHBO-materialen klaarleggen om een drukkend verband aan te leggen.
5.1
B. Druk op de wonde dmv een drukkend verband Om een drukkend verband aan te leggen, hebben we volgende materialen nodig: - Verzorgingshandschoenen: ter beveiliging van de hulpverlener. - Een stapeltje zuivere kompressen; de zakdoek of handdoek die reeds rechtstreeks op de wonde gedrukt wordt, kan echter ook verder dienst doen. - Een zwachtel van 7 of 10 cm breed. - Kleeflint om het verband te bevestigen. Werkwijze: - Draag steeds verzorgingshandschoenen als je in contact kan komen met lichaamsvochten van het slachtoffer. - Laat het slachtoffer gaan zitten of liggen. - Breng het lidmaat in hoogstand. - Verwijder kledij en juwelen. - Het stapeltje kompressen (of de zakdoek of handdoek) doet dienst als drukkussen.We plaatsen dit ter hoogte van de wonde, zodat de wonde volledig bedekt wordt door het drukkussen. - Breng het verband aan over het drukkussen. Het verband wordt in cirkelslagen ter hoogte van de bloeding aangebracht, zodat het drukkussen volledig afgedekt wordt. De windingen mogen vrij stevig aangelegd worden, zonder echter de volledige bloedstoevoer af te snoeren. - Kleef het verbandeinde vast met enkele strookjes kleeflint. - Laat het slachtoffer het gewonde lidmaat niet bewegen.
De bloeding is gestelpt als de wonde niet meer sijpelt. Als vingers of tenen na aanleggen van een drukkend verband verkleuren (blauw of lijkbleek), dan is het drukkend verband te krachtig aangesnoerd en moet je het iets lossen.
5.2
Stopt de bloeding niet met dit drukkend verband: - Laat het eerst aangelegde drukkend verband ter plaatse. - Plaats een hard voorwerp ter hoogte van de wonde. - Geef met dit voorwerp bijkomende druk op de wonde, door het vast te leggen met een zwachtel die opnieuw vrij stevig mag aangelegd worden. - Kleef het verbandeinde vast met enkele strookjes kleeflint.
Verdere hulpverlening: - Controleer op andere verwondingen. - Controleer bewustzijn, ademhaling en hartwerking van het slachtoffer. - Probeer de hoeveelheid bloedverlies te beoordelen. - Voorzie vervoer van het slachtoffer voor verdere verzorging: - vervoer per ziekenwagen naar het ziekenhuis is aangewezen in geval van: - een niet te stelpen bloeding; - problemen met de vitale functies; - veel bloedverlies; - mogelijke diepere verwondingen (bv. buik, borstkas); - duizeligheid van het slachtoffer. - vervoer met een personenwagen, naar huisarts of spoedgevallen - is toegestaan in de overige gevallen. Best laat je het slachtoffer niet zelf rijden met de wagen.
5.3
X
2. Neusbloeding
Een neusbloeding kan spontaan beginnen, maar ook veroorzaakt worden door: - een slag of stoot; - neuspeuteren; - ernstige letsels van de schedelbeenderen; - ziekte (hoge bloeddruk, stollingsstoornissen...). EHBO - Informeer naar de oorzaak van de neusbloeding. Is de neusbloeding mogelijk het gevolg van een slag tegen het hoofd, handel dan zoals bij een mogelijk nek- of rugletsel (blz. 00000) laat het slachtoffer dan niet bewegen en verwittig de 112.Was er geen slag tegen het hoofd: - Laat het slachtoffer zitten. - Draag verzorgingshandschoenen om jezelf te beschermen. - Laat het slachtoffer één maal de neus snuiten. - Laat de neusvleugels dichtdrukken vlak onder het neusbeen gedurende 15 minuten zonder te onderbreken. - Laat het hoofd voorover houden met de kin op de borstkas. - Kalmeer het slachtoffer. - Raad aan om niet te snuiten gedurende de volgende 2 tot 3 uren. - Bij herhaling of niet stoppen van de bloeding: verwijs door naar een arts.
5.7
Hoofdstuk 6
Wondverzorging
X
1 Schaafwonde en snijwonde
De meest voorkomende wonden zijn de schaafwonde en de snijwonde. Schaafwonde Een schaafwonde is een oppervlakkige wonde waarbij de buitenste huidlagen gekwetst zijn. Schaafwonden bloeden nauwelijks, maar zijn vaak pijnlijk en bevatten vaak nog vuilresten. Diepere schaafwonden geven gemakkelijk vocht af. Schaafwonden die vuil bevatten dat we met eenvoudige wondreiniging niet kunnen verwijderen, laten we door een arts verzorgen. Snijwonde Een snijwonde wordt veroorzaakt door een scherp voorwerp. Dit kan een oppervlakkige, maar soms ook diepe verwonding van de huidlagen veroorzaken, waarbij andere organen (zenuwen, spieren, bloedvaten) kunnen gekwetst worden. Een snijwonde vertoont gladde wondranden en kan hevig bloeden. Bij snijwonden met een hevige bloeding komt bloedstelping op de eerste plaats: zie hiervoor hoofdstuk 5. Diepere snijwonden, snijwonden met gapende wondranden of met een vreemd voorwerp laten we door een arts verzorgen. Een oppervlakkige snijwonde kunnen we ook zelf verzorgen. Alvorens te beginnen met wondverzorging, moeten we eerst beslissen of we de wonde zelf gaan verzorgen of dat ze door een arts moet verzorgd worden.
1.1 Als we de wonde laten verzorgen door een arts Volgende wonden moeten steeds door een arts behandeld worden: - sterk bevuilde wonden; - grote of diepe wonden; - vreemd voorwerp in de wonde dat niet oppervlakkig zit; - gapende wondranden; - ontstoken wonden; - hevige bloedingen. Indien we de wonde laten verzorgen door een arts, dan beperken we onze wondzorgen tot de volgende handelingen: - Draag verzorgingshandschoenen om jezelf te beschermen. - Leg een droog kompres op de wonde. Doordrenk dit
6.1
kompres met een waterig ontsmettingsmiddel. - Leg het kompres vast met een zwachtel of kleeflint; indien er een beperkte bloeding is, kan dit met een drukkend verbandje. - Gebruik geen kleurende middelen (bv. Eosine). Ze gaan het uitzicht van de wonde veranderen, zodat het voor de arts moeilijk is om de wonde te beoordelen. Breng ook geen zalven aan op de wonde: om de wonde te kunnen beoordelen, moet de arts die toch opnieuw verwijderen. Definitieve wondverzorging dient binnen de 6 uren te gebeuren.
1.2 Als we de wonde zelf verzorgen Als we de wonde zelf verzorgen, doen we dit in volgende stappen: - voorbereiden; - reinigen; - ontsmetten; - afdekken; - tetanus. We passen deze technieken toe op een schaafwonde en op een snijwonde.
A. Voorbereiden - Laat het slachtoffer zitten. - Was je handen en droog ze met een zuivere handdoek of papieren doekjes. - Leg het nodige verzorgingsmateriaal klaar: - verzorgingshandschoenen; - washandje en vloeibare zeep; - niet-steriele kompressen (geen watten!); - ontsmettingsmiddel; - afdekking. - Draag verzorgingshandschoenen om jezelf te beschermen tegen contact met vreemde lichaamsvloeistoffen. B. Reinigen Bevuilde wonden kan je best reinigen met water en zeep. Dit kan gewoon aan de wastafel met een zuiver washandje en - liefst vloeibare - zeep. Op deze wijze zal je loszittende deeltjes in de wonde ook kunnen verwijderen. Voorwerpen die dieper in de wonde zitten, moeten ter plaatse blijven en door een arts verwijderd worden.
6.2
Ook een wonde die op het eerste zicht niet echt bevuild is, moet je reinigen. Dat kan eventueel ook met een zeepachtig ontsmettingsmiddel (zie ontsmetting). In geval van bevuilde straatwonden wordt de wonde nog aanvullend gereinigd met zuurstofwater 3 % (H2O2 of waterstofperoxide). Krijg je de wonde niet volledig gezuiverd en blijven er nog restdeeltjes achter, raadpleeg dan een arts. Na de reiniging wordt de wonde gedroogd met een deppende beweging door middel van een zuivere, niet pluizende handdoek of een kompres. Het reinigen is het belangrijkste onderdeel van de wondverzorging! C. Ontsmetten Producten In de handel bestaan een aantal producten voor wondontsmetting.Vraag uw apotheker om een gebruiksklaar product. Let steeds op de vervaldatum van het ontsmettingsproduct: bereide vloeistoffen zijn slechts beperkt houdbaar! Klaarmaken van het kompres
Neem een zuiver kompres (geen watten!) in het midden van het kompres met duim en wijsvinger vast en neem het zo uit de verpakking.
Plooi de vier hoeken van het kompres naar elkaar met de aangeraakte zijde van het kompres aan de binnenkant.
Zo vormen we een propje, waarvan de buitenzijde nog zuiver, onaangeraakt is.
Techniek van reiniging en ontsmetting Breng het ontsmettingsmiddel aan op dit geplooide kompres, waarbij het flesje het kompres niet mag raken. Best gebruik je hiervoor een flesje met een smalle opening. Reinig de wonde met dit bevochtigde kompres/tampon door vanuit het centrum van de wonde naar de rand toe voorzichtig te deppen. Indien het kompres/de tampon vuil wordt, neem dan een nieuw(e) en herhaal bovenstaande techniek. Blazen op de wonde is uit den boze: op deze wijze voer je opnieuw ziektekiemen aan.
6.3
Dep de wonde droog met een zuiver kompres, geplooid op dezelfde wijze, of een verzorgingstampon. Bij gebruik van verschillende middelen (bv. zuurstofwater en Hacdil) dien je tussen het gebruik van de verschillende ontsmettingsmiddelen de wonde eveneens grondig te drogen. D. Afdekken Om te voorkomen dat terug kiemen in de wonde geraken, wordt een wonde afgedekt. Ook hier hebben we verschillende mogelijkheden: - Oppervlakkige schaafwonde: breng eosine aan op de wonde, of dek af met een PU-film (zie blz. 000) - Diepere schaafwonde: leg een neutraal vetverband op de wonde (zie blz. 000) en dek af met een steriel kompres en een afdekkend verband - Kleine snijwonde: kan worden afgedekt met een wondpleister (zie blz. 000). - Lichtjes bloedende snijwonde: als de wonde wat nabloedt, breng je best een drukkend verbandje aan. E.Tetanus Tetanus ("de klem") ontstaat door besmetting met de tetanusbacterie. Elke wonde heeft het risico om met tetanus besmet te zijn. Iemand die degelijk ingeënt is tegen tetanus is voor ongeveer 10 jaar beschermd. Bij een risicowonde (bv. wonde met aarde of mest, straatwonde, steekwonde, dierenbeet, ...) wordt op beslissing van de arts de inenting vroeger herhaald, zo nodig aangevuld met specifieke antistoffen.
1.3 Andere producten 1.3.1 Ontsmettingsalcohol Ontsmettingsalcohol wordt gebruikt voor ontsmetting van de gave huid en van voorwerpen. In een wonde is alcohol echter schadelijk voor de cellen, geeft een brandend gevoe en vertraagt de wondgenezing. Contact met wonden, slijmvliezen en ogen dient aldus vermeden te worden.
1.3.2 Ether Ether is een goed ontvettingsmiddel, maar heeft geen ontsmettende werking en is eveneens schadelijk voor de cellen. Ether kan gebruikt worden voor het verwijderen van resten van kleefpleister, voor het ontvetten van de huid voor het aanbrengen van een wondpleister, of voor het ontvetten van de wondomgeving bij wonden met olie enz.. Contact met wonden, slijmvliezen en ogen dient echter eveneens vermeden te worden.
X
2. Gesloten voetblaar
Voetblaren ontstaan door wrijving van de onderlinge huidlagen.Tussen de huidlagen verzamelt er zich lichaamsvocht. Blaren worden over het algemeen gesloten gelaten; een voetblaar mag echter - als uitzondering opengeknipt worden.
6.4
A.Voorbereiden - Laat het slachtoffer gaan zitten en leg de voet op hoogte zodat je comfortabel kan verzorgen. Of leg het slachtoffer op de buik om de hielen te verzorgen. - Was je handen en droog ze met een zuivere handdoek of papieren doekjes. - Leg het nodige verzorgingsmateriaal klaar: - handschoenen; - washandje en zeep; - niet-steriele kompressen; - ontsmettingsmiddel; - ether; - zuivere schaar met scherpe punt; - pleister; - kleeflint. - Draag handschoenen om jezelf te beschermen tegen contact met vreemde lichaamsvloeistoffen.
B. Reinigen - Was de voet(en) met water en zeep. Het slachtoffer kan dit eventueel ook zelf doen.
C. Ontsmetten - Breng ontsmettingsmiddel aan ter hoogte van de blaar via een niet-steriel kompres (zie techniek klaarmaken van het kompres) en droog na. - Neem een nieuw kompres en ontsmet de snijvlakken van de schaar met ontsmettingsmiddel. - Neem een comfortabele houding aan en leg de voet van het slachtoffer stabiel. - Knip de basis van de blaar in met de ontsmette schaar. - Druk het resterende vocht uit de blaar met een kompres. D. Afdekken - Ontvet eventueel de streek waar je de wondpleister zal kleven met ether. Let op dat er geen ether in de wonde komt. - Bescherm de blaar met een wondpleister of PU-film. - Dek de zijranden van de wondpleister af met kleeflint, zodat er geen vuil onder de pleister kan geraken. E.Tetanus Het risico op tetanus is hier klein. Enkel als de persoon nooit gevaccineerd werd tegen tetanus, stuur je hem langs een arts voor de vaccinaties.
6.5
X
3. Brandwonden 3.1 Oorzaak
Brandwonden kunnen veroorzaakt worden door: - warmte (warme voorwerpen, vloeistoffen, vuur, stoom...); - elektriciteit; - wrijving; - straling; - scheikundige producten.
3.2 Graden Afhankelijk van de diepte van de brandwonde, wordt er gesproken van een eerste, tweede of derdegraads brandwonde. A. Eerste graad Enkel de opperhuid is verbrand. Het verbrande oppervlak is: - rood; - licht gezwollen; - pijnlijk; - warm. B.Tweede graad Hier zijn opperhuid en lederhuid beschadigd. Het verbrande oppervlak vertoont blaren met een helder vocht en is zeer pijnlijk. Meestal worden de blaren omringd door eerstegraads brandwonden. C. Derde graad Bij een derdegraadsverbranding zijn opper-, leder- en onderhuid en eventueel onderliggende weefsels beschadigd. Het verbrande oppervlak is zwart (verkoold), perkamentachtig of wit (gekookt, chemisch product). De derdegraads brandwonde zelf is ongevoelig omdat de zenuwuiteinden verbrand zijn. In de omgeving treft men meestal tweede- en eerstegraadsbrandwonden aan die wel pijnlijk zijn.
6.6
3.3 EHBO bij brandwonden Eerst water, de rest komt later! Brandwonden koelen we gedurende 20 minuten met fris (geen koud) stromend water. Het koelen stopt verdere verbranding en is pijnstillend. Kleding die doordrenkt is met bijtende chemische producten, wordt verwijderd (handschoenen dragen!). In de andere gevallen wordt de kleding niet verwijderd, omdat men met het verwijderen van ingebrande kleding de huid zou kunnen meetrekken. Zo snel mogelijk moeten juwelen van verbrande lichaamsdelen verwijderd worden (bv. ringen). Na het afkoelen met stromend water, verzorgen we afhankelijk van de graad van verbranding. 1ste graad: - Breng een brandcrème ('aftersun') of Flamigel® aan. 2de graad: Hier maken we een onderscheid: A. De brandwonde is kleiner dan een stuk van 2 euro - Ontsmet met een waterig ontsmettingsmiddel. - Breng brandzalf (bv. Flamigel®) aan in een dikke laag. - Bedek met steriele kompressen. - Breng een verbandje aan. - Controleer of het slachtoffer in orde is met zijn vaccinatie tegen tetanus. Vochtblaren prikken we niet open, omdat dat het infectiegevaar vergroot. B. De brandwonde is groter dan een stuk van 2 euro - Wikkel na het afkoelen de verbrande plaats in natte koude kompressen. De vingers moeten hierbij apart van elkaar ingewikkeld worden. - Houd de kompressen op hun plaats met een verband. - Laat het slachtoffer naar een ziekenhuis vervoeren. 3de graad: - Wikkel na het afkoelen de verbrande plaats in natte koude kompressen. De vingers moeten hierbij apart van elkaar ingewikkeld worden. - Houd de kompressen op hun plaats met een verband. - Laat het slachtoffer naar een ziekenhuis vervoeren. Gebruik nooit olie, boter, melk, ... op brandwonden. Gebruik ook nooit kleurende ontsmettingsmiddelen (bv. eosine) op brandwonden die nog door een arts moeten gezien worden (bepalen van de ernst wordt erdoor bemoeilijkt).
6.7
3.4 Gevaren De gevaren van brandwonden zijn: - uitbreiding van de brandwonde doordat de reactie in het lichaam blijft doorgaan (om deze reden gaan we afkoelen); - vochtverlies; - infectiegevaar. Bij alle brandwonden is er gevaar voor tetanus.
6.8
Hoofdstuk 7
Traumatologie
X
1. Letsels van het bewegingsstelsel 1.1 Kneuzing
Stomp geweld op het lichaam kan leiden tot een kneuzing van de oppervlakkige weefsels. Kenmerken - Zwelling. - Verkleuring (vaak eerst rood, na enkele uren blauw). - Pijn. - Warm. EHBO - Raad aan het lidmaat te laten rusten. - Breng het lidmaat in hoogstand. - Koel af gedurende 10 minuten (maak je gebruik van een ijszak: leg er dan minstens een zakdoek tussen). - Je kan een gel tegen de zwelling aanbrengen. GEEN warme zalven gebruiken gedurende de eerste 48 uren. - Leg een drukkend verband aan. - Als de blauwe plek na een week nog niet verdwenen is, raadpleeg dan een arts. .
1.2 Verstuiking Bij een verstuiking worden de gewrichtsbanden gescheurd of uitgerekt. Het gewricht behoudt echter zijn normale stand. Kenmerken - Pijn bij beweging en bij druk. - Zwelling en (soms latere) verkleuring. Je kan dit best vergelijken met de gezonde zijde. - Mogelijke instabiliteit van het gewricht. EHBO - Raad aan om het lidmaat te laten rusten. - Breng het lidmaat in hoogstand. - Koel af gedurende 10 minuten (maak je gebruik van een ijszak: leg er dan minstens een zakdoek tussen). Dit mag enkele malen per dag herhaald worden gedurende de eerste 2 dagen. - Je kan een gel tegen de zwelling aanbrengen. GEEN warme zalven gebruiken gedurende de eerste 48 uren. - Leg een steunend verband aan. (zie vervolgcursus) - Laat bij blijvende last een arts contacteren.
7.1
1.3 Ontwrichting Hier zijn de beschermende structuren van het gewrichten (gewrichtskapsel, gewrichtsbanden) gekwetst en zijn de botuiteinden die het gewricht vormen ten opzichte van elkaar verplaatst. Kenmerken - Pijn bij beweging en bij druk. - Vormverandering t.h.v. het gewricht, vaak met dwangstand (best te vergelijken met de gezonde zijde). - Het gewricht kan niet gebruikt worden. - Zwelling en (soms latere) verkleuring. EHBO - Ontbloot ter hoogte van de ontwrichting. - Laat het lidmaat stil houden. - Breng ijs aan (niet rechtstreeks op de huid). - Laten het slachtoffer vervoeren naar een ziekenhuis.
1.4 De breuk 1.4.1 Omschrijving Bij een botbreuk is er een beschadiging van het bot, waarbij de omliggende vaten, zenuwen, spieren, pezen en banden eveneens beschadigd kunnen zijn. Een botbreuk kan door verschillende soorten van geweldinwerking van buitenaf (slag, val, buiging, verdraaiing, samendrukking, ...) veroorzaakt worden. In zeldzame gevallen kan ook een ziekte of een langdurige overbelasting van een been de oorzaak zijn. Een onvolledige breuk wordt ook barst genoemd.
1.4.2 Soorten Voor de hulpverlener is de volgende indeling van de breuken belangrijk:
A. Gesloten breuk Er is geen verwonding van de huid en er bestaat dus geen direct infectiegevaar.
B. Open breuk In het gebied van de breuk treft men een wonde aan die al dan niet direct met de breukplaats verbonden is. Soms steekt er een botstuk uit. Langs die wonde kunnen ziektekiemen naar binnen dringen. Opgelet: ook een wonde zonder zichtbaar bot in de buurt van een breukplaats wordt dus beschouwd als een open breuk.
7.2
1.4.3 Gevaren - Ernstig bloedverlies. - Bijkomende verwonding van bloedvaten, zenuwen of inwendige organen door scherpe botstukken. - Infectie: bij open breuken.
1.4.4 Kenmerken van een botbreuk A. Zekere herkenningstekens van een breuk - Zichtbare botstukken of botsplinters in de wonde. - Zichtbare veranderingen in de vorm of de stand van de getroffen lichaamsdelen (kan ook bij ontwrichtingen). - Verkorting. - Abnormale beweeglijkheid. - Beenknarsen bij het bewegen van het lidmaat. Tracht nooit deze tekens op te wekken of uit te lokken.
B. Onzekere herkenningstekens van een breuk - Meestal was er een krachtinwerking van buitenaf (bv. val, ongeval, slag of stoot...). - Pijn in het gebied van de breukplaats; deze pijn verergert bij lichte druk op de drukplaats (drukpijn); - Zwelling en verkleuring op de plaats van de breuk. - Niet meer kunnen gebruiken van het lidmaat; - Het slachtoffer heeft een "krak" gehoord. Als één van de onzekere herkenningstekens aanwezig is, dient ook in twijfelgevallen een botbreuk verondersteld te worden. Bij bewusteloze slachtoffers is grote voorzichtigheid geboden. Men dient immers volledig zelf naar aanduidingen van o.a. botbreuken te zoeken (ooggetuigen daartoe ondervragen).
7.3
1.4.5 EHBO bij botbreuken A. Algemene richtlijnen -
Houd het lidmaat onbeweeglijk (slachtoffer niet onnodig verplaatsen). Stelp eventuele bloedingen. Alarmeer de dienst 112. Breng koude aan ter hoogte van de breuk zonder druk uit te oefenen. In geval van een open botbreuk: breng een steriel kompres aan op de wonde en maak dit vochtig met een waterig ontsmettingsmiddel (bv. Hacdil®). Daarbij mag je geen druk uitoefenen op de breukplaats.
B. Specifieke breuken 1. Breuk voorarm Kenmerken - Pijn; - Onbruikbaarheid; - Vervorming. Soms een niveauverschil ter hoogte van de pols (bajonetstand). EHBO - Zie algemene richtlijnen. - Leg een draagdoek aan (zie blz. 11.17). - Je kan eventueel zelf instaan voor het vervoer van het slachtoffer naar arts of ziekenhuis.
7.4
Hoofdstuk 8
Inwendige aandoeningen
X
1. Verstikking door een vreemd voorwerp (vanaf 1 jaar)
Als er een gedeeltelijke belemmering van de luchtweg is, dan zal het slachtoffer meestal zelf het voorwerp eruit krijgen door te hoesten. Als er echter een volledige belemmering van de luchtweg is, is dat vaak niet mogelijk. Kenmerken - Vaak was het slachtoffer aan het eten of een kind kan een voorwerp in de mond gestopt hebben. - Een slachtoffer dat aan het stikken is, grijpt vaak met de hand naar de keel. - Bij een gedeeltelijke belemmering van de luchtweg is het slachtoffer angstig en hoest. Soms is er een piepend geluid bij inademing. - Bij een volledige belemmering van de luchtweg kan het slachtoffer niet spreken, ademen of hoesten en zal mogelijk bewusteloos geraken.
1.1 Als het slachtoffer nog bewust is Spoor het slachtoffer aan om goed te hoesten. Als hoesten niet helpt, of het slachtoffer niet kan hoesten: klop op de rug: - Laat het slachtoffer voorover buigen. - Ga naast en lichtjes achter het slachtoffer staan. - Ondersteun zijn borstkas met één hand en laat het slachtoffer voorover buigen zodat, als het voorwerp loskomt, het eerder uit de mond komt dan dieper in de luchtweg geraakt. - Klop met de hiel van je andere hand tot 5 maal stevig tussen zijn schouderbladen. De bedoeling is om met iedere klop de belemmering op te heffen, en niet om noodzakelijk alle 5 kloppen toe te dienen.
8.1
Als het kloppen op de rug niet helpt: dien stotende bewegingen in de buik toe*: - Ga achter het slachtoffer staan en sla beide armen rond het bovenste deel van zijn buik. - Laat het slachtoffer voldoende voorover buigen zodat, als het voorwerp loskomt, het eerder uit de mond komt dan dieper in de luchtweg te geraken. - Maak een vuist en plaats ze op de maagstreek (tussen navel en ribben). Grijp de vuist met je andere hand. - Trek stevig naar je toe en naar boven; het vreemd voorwerp zou moeten loskomen. - Herhaal deze beweging tot 5 maal.
Als de belemmering niet is opgeheven, controleer dan de mondholte naar een voorwerp dat met een vinger kan verwijderd worden en ga verder met afwisselend 5 kloppen op de rug en 5 stotende bewegingen in de buik toe te dienen. Een slachtoffer waarbij je stotende beweging in de buik moest toedienen, moet steeds doorverwezen worden naar een arts voor medische controle.
1.2 Als het slachtoffer bewusteloos wordt Bewusteloosheid kan leiden tot ontspanning van de spieren bij de stempbandspleet zodat er lucht naar de longen kan komen.Als op een gegeven moment het slachtoffer het bewustzijn verliest, voer dan de volgende handelingen van reanimatie uit: - Kantel het hoofd van het slachtoffer naar achteren en verwijder zichtbare losse voorwerpen uit de mond. - Open de ademweg verder door de kin op te tillen. - Controleer de ademhaling door kijken, luisteren en voelen. - Probeer 2 effectieve beademingen te geven. - Als de effectieve beademingen wel kunnen worden gegeven met maximaal 5 pogingen - Controleer of er tekenen van circulatie zijn. - Start hartmassage en/of beademing indien noodzakelijk. - Als de effectieve beademingen niet kunnen worden gegeven met maximaal 5 pogingen - Start direct met hartmassage om het voorwerp los te krijgen. Controleer niet of er tekenen van circulatie zijn. - Na 15 hartmassages, controleer of er losse voorwerpen in de mond zijn, ga daarna verder met beademen. - Ga door met steeds 15 hartmassages te geven gevolgd door een poging tot beademen. - Als op een gegeven moment beademingen wel kunnen worden gegeven: - Controleer of er tekenen van circulatie zijn. - Start hartmassage en/of beademing indien noodzakelijk.
*Dit noemt men het Heimlichmanoeuvre
8.2
X
2. Hartaanval
Door een vernauwing of afsluiting van een bloedvat rond het hart, kan een gedeelte van de hartspier zuurstoftekort krijgen. Dat deel van de hartspier zendt pijnprikkels uit (we noemen dat "angor"). Soms kunnen geneesmiddelen verlichting brengen. Als door zuurstoftekort een deel van de hartspier afsterft, spreken we van een hartinfarct. Een hartaanval kan leiden tot een hartstilstand.
2.1 Kenmerken (die zijn niet altijd allemaal aanwezig) - Pijn of beklemmend gevoel ter hoogte van het borstbeen. - Pijn uitstralend naar de linker arm, maar soms ook naar de kin, de hals, de nek, de rechterarm of de maagstreek. - Bleke of grauwe huidskleur. - Blauwe verkleuring aan de lippen en de vingernagels. - De patiënt is angstig. - Zweten. - Misselijkheid, braakneiging. - De patiënt is meestal nog bewust.
2.2 EHBO -
Controleer bewustzijn, ademhaling en hartwerking. Zittende of halfzittende houding. Knellende kleding losmaken. Alle inspanning laten vermijden. Alarmeer de 112. Probeer het slachtoffer gerust te stellen. Zorg voor een zuurstofrijke omgeving. Vermijd afkoeling. Laat het slachtoffer niet alleen. Blijf voortdurend bewustzijn, ademhaling en hartwerking controleren. Patiënten die voordien reeds een hartaanval hadden en beschikken over een geneesmiddel (tabletjes die onder de tong moeten smelten of een spuitbusje), mogen dit bij soortgelijke klachten éénmaal innemen, best zittend.
X
3. Flauwte (syncope)
Een flauwte is een kort bewustzijnsverlies, bv. ten gevolge van plotse hevige pijn, emoties (bv. zien van bloed, angst, schrikken, ...), onvoldoende gegeten, lage bloeddruk, zwangerschap (beginperiode), lange tijd onbeweeglijk ter plaatse staan, houdingsveranderingen, uitgebreide maaltijd…
8.3
Kenmerken - Bleke kleur. - Zweten. - Geeuwen. - Duizeligheid, oorsuizen, misselijkheid, zwarte vlekken zien. EHBO - Laat het slachtoffer gaan liggen. - Leg de benen in hoogstand. - Zorg voor een zuurstofrijke omgeving. - Met deze hulpverlening is het slachtoffer met een flauwte snel beter. - Laat het slachtoffer zelf rechtzitten als het zich beter voelt. - Het slachtoffer mag pas drinken als het zelf kan rechtstaan. Als de persoon bewusteloos blijft, dan roep je de hulpdiensten.
X
4. CVA* (beroerte)
Beroerte of CVA is een plotse doorbloedingsstoornis van bepaalde hersengedeelten. Oorzaken - Hersenbloeding: dit is een bloeduitstorting in de hersenen door het barsten van een bloedvat ten gevolge van ziekte. - Afsluiten van een hersenbloedvat: dit is een verstopping van een bloedvat in de hersenen door het vormen van een bloedklonter. Kenmerken - Vaak personen ouder dan 50 jaar (soms echter ook jonge patiënten). - Halfzijdige verlamming of krachtverlies aan één zijde van het lichaam: je kan dit testen door het slachtoffer te vragen met beide handen gelijktijdig in jouw handen te knijpen. - Afhangende mondhoek. - Spraakmoeilijkheden. - Hoofdpijn. - Verwardheid. - Soms - ongelijke pupillen; - bewusteloosheid; - braken.
* Cerebro-Vasculair Accident
8.4
EHBO - Controle van bewustzijn, ademhaling en hartwerking. - Houding: BEWUST
Halfzittende houding
BEWUSTELOOS
Stabiele zijligging
- Niet laten eten, drinken of roken. - Hulpdiensten alarmeren.
X
5. Koolmonoxidevergiftiging (CO)
Koolmonoxide (CO) is een kleurloos, smaakloos, reukloos* gas, dat vrijkomt bij onvolledige verbranding. Er zijn enkele typische omstandigheden waarin we een CO-vergiftiging kunnen vermoeden: - badkamer met gasgeiser (onvoldoende verluchting); - draaiende motor in gesloten garage (uitlaatgassen); - slecht trekkende kachel (verstopte schouw, inversie**, mist), vooral in de herfst- en lenteperiode. CO is ook in zeer lage concentraties gevaarlijk. Kenmerken - Hoofdpijn. - Duizeligheid. - Gevoel van onverschilligheid. - Kortademigheid. - Misselijkheid. - Braken. - Hartkloppingen. - Lichtroze huidskleur (bij ernstige vergiftiging). - Bewustzijnsverlies, diep coma, ademhalingsstilstand. - Vaak verschillende slachtoffers in dezelfde ruimte met gelijkaardige kenmerken. EHBO 1) Veiligheid. a) Breng jezelf niet in gevaar: niet ondoordacht de ruimte betreden. b) Open ramen en deuren om de ruimte te verluchten. c) Maak geen vonken omwille van ontploffingsgevaar. 2) Breng het slachtoffer in de frisse lucht. 3) Controleer bewustzijn, ademhaling en hartwerking. Zo nodig reanimeren (mond-op-mondbeademing is toegestaan). 4) Bel 112 en meld dat het om een CO-vergiftiging gaat. * In hoge concentratie heeft koolmonoxide een lavendelgeur. ** Weersomstandigheden waardoor de rook niet kan opstijgen.
8.5
Hoofdstuk 9
Algemene onderdelen
X
1. Huisapotheek
Het aantal geneesmiddelen dat verkrijgbaar is, is indrukwekkend. En ieder middel heeft zijn specifieke werking, bijwerkingen, onverenigbaarheden, ... Het is dan ook niet eenvoudig om door de bomen het bos te zien. Geneesmiddelen kunnen trouwens in veel gevallen gevaarlijk zijn of worden. Daarom moet steeds de raad van een geneesheer opgevolgd worden en niet onoordeelkundig met zelfmedicatie begonnen worden. De merknamen in dit hoofdstuk genoemd gelden slechts als voorbeeld.
1.2 Apotheekkastje Het apotheekkastje dient op een droge plaats te hangen, zonder grote temperatuurschommelingen, en moet gemakkelijk en vlug bereikbaar zijn. Bovendien hangt het buiten het bereik van kinderen en is het gesloten. Regelmatig moet de inhoud van het apotheekkastje op vervaldata gecontroleerd worden (zie verder). Vervallen medicatie dient teruggebracht naar de apotheek.
1 . 3 Ve r v a l d a t u m Vaak is de vervaldatum vermeld, voorafgegaan door "exp:" of "per(empt)". Bv. EXP-9 98 mag niet meer gebruikt worden na september 1998. Is de vervaldatum niet vermeld, dan vind je toch altijd de productiedatum terug (vaak is het wel even zoeken), onder de vorm van twee cijfers, een letter en nogmaals twee cijfers. (soms voorafgegaan door LOT), bv. LOT 04 E 12. De eerste twee cijfers duiden het productiejaar aan (in het voorbeeld 2004), de letter duidt de productiemaand aan (A=januari, B=februari, ... L = december), de laatste twee cijfers duiden de dag aan. Het bedoelde geneesmiddel is dus geproduceerd op 12 mei 2004. Tenzij anders vermeld in de bijsluiter, kan men voor de tabletten een houdbaarheid van vijf jaar rekenen, voor siropen rekenen we ongeopend drie jaar, geopend drie maanden. Oogdruppels, eens het flesje geopend, zijn maar een maand geldig.
1 . 4 Te l e f o o n n u m m e r s Het is gemakkelijk en nuttig bepaalde belangrijke telefoonnummers en namen te bewaren in je huisapotheek. Stel een lijstje samen met de volgende gegevens:
9.1
-
Dokters en apothekers van je gemeente die meedoen in de wachtdienst. Het werk van je echtgeno(o)t(e) en jezelf. Ziekenhuizen in de streek. Politie. Brandweer. Ziekenwagen dringend vervoer. Ziekenwagen niet-dringend vervoer. Familie. Antigifcentrum.
1 . 5 S p e c i f i e ke r i c h t l i j n e n 1.5.1 Antibiotica Antibiotica mogen nooit op eigen initiatief genomen worden. Antibiotica moeten ook steeds volledig uitgenomen worden om effect te hebben. Antibiotica horen dus niet in een huisapotheek, tenzij men ze nog aan het nemen is.
1.5.2 Pijnstillers In de pijnstillers kennen we twee veelgebruikte producten:
A. Acetylsalicylzuur Beter gekend als Aspirine®,Aspro®,Alka Seltzer®, Dispril®, ... Het is bovendien ook aanwezig in vele combinatieproducten (bv. Afebryl®, Perdolan®, Sedergine®, ...) Het is een goede pijnstiller (werkingsduur ongeveer 6 uur), die echter een aantal bijwerkingen heeft, zoals bloedverdunnend effect , een irriterende werking op het maagslijmvlies , er kan bij overdosering een belangrijke vergiftiging ontstaan, en het kan in de derde trimester van de zwangerschap leiden tot verlengde zwangerschap, bloedingen bij moeder en kind, ...Tenslotte vergroot de inname van acetylsalicylzuur bij virale infecties bij kinderen de kans om het gevaarlijke Reye-syndroom te ontwikkelen, met mogelijk onomkeerbare leveraantasting en hersenzwelling tot gevolg. Kortom, een geneesmiddel waar niet te lichtzinnig mag mee omgesprongen worden.
B . Pa r a c e t a m o l Dit product is beter gekend onder de handelsnamen Dafalgan®, Dolprone®, Efferalgan®, Panadol®, Sanicopyrine®, Perdolan mono®, ... en in een aantal combinatieproducten zoals Lonarid N®, Perdolan®. Bij hoge dosering of langdurig gebruik kan paracetamol aanleiding geven tot leverbeschadigingen. Het geneesmiddel mag dan ook maar gedurende beperkte tijd genomen worden zonder medische controle. De werkingsduur bedraagt 6 tot 8 uur.
9.2
1 . 6 D e E H B O - ko f f e r 1.6.1
Ve r b a n d m a t e r i a a l
Verbandmateriaal - Elastische zwachtel 5 - 7 - 10 cm - Steunverband (kripverband) 5 - 7 - 10 cm - Driehoeksverband niet-steriel - Snelverband (drukverband) 7 X 10 cm, 12 X 14 cm - Kleefveld: bv. Mefix® - Vingertoppleister - Wondpleister op rol: in breedte 4 - 6 - 8 cm - Wondpleisters kinderen (met tekeningen) - Zwaluwstaartjes voor snijwondjes - Kleeflint in plastiek 1,25 cm: bv.Transpore® - Kleeflint in stof 1,25 cm: bv. Leukoplast® - Maandverband - Tampon voor vrouwen - PU-film: bv. Op-Site® 6 X 7 cm Materialen voor wondverzorging - Waterig ontsmettingsmiddel: bv. Hacdil® 15 ml - Kompres 7 X 7 cm niet-steriel - Kompres 5 X 5 cm steriel - Kompres 10 X 10 cm steriel - Ether - Alcohol - Eosine waterige oplossing - Jelonet® vetverband 10 X 10 cm individueel verpakt - Zuurstofwater - Vloeibare zeep - Injectienaald Medicatie - Druivensuiker - Pijnstiller op basis van paracetamol: Perdolan mono® 500 mg - Pijnstiller voor kinderen: Perdolan mono kind® 160 mg - Tegen maaglast: Motilium instant® zuigtabletten - Tegen maagzuur: Maalox® kauwtabletten - Tegen keelpijn: Medica® zuigtabletten - Tegen diarree: Loperamide® (merk Eurogenerics) Zalven - Bij huidkloven:Vaseline® - Bij versteuiking en kneuzing: Reparil Gel® - Bij insectenbeten: Urtic® - Zonnecrème - Massageolie - Bij brandwonden: Flamigel®
9.3
Instrumentarium - Schaar - Ambulanciersschaar - Pincet - Splinterpincet - Tekenpincet - Nagelknipper - Scheermesje - Veiligheidsspeld - Tongspatel individueel verpakt - Oogbad - Thermometer - Penlichtje - Nierbekken wegwerp - Papieren zakdoekjes (pakje) - Handschoenen niet-steriel - Aluminiumdeken - Mineraalwater - Drinkbekers - Plastieken zakje voor hyperventilatie - Vuilniszakje - Beademingsmasker - Componentenijs - Notaboekje - Balpen - Stift
9.4
Hoofdstuk 11
Verbandleer
X
1. Inleiding
Indien we in de EHBO besluiten een verband aan te leggen, dan kan dit voor verschillende doeleinden zijn: - steun geven (verstuikingen); - drukken (bloedingen, kneuzingen); - bedekken (wonde). Het verband dient zuiver te zijn.
X
2. Kleeflint
Dit is een linnen, plastieken of papieren band waarvan één zijde kleefstof bevat. Het bestaat in gewone vorm en in hypoallergische vorm (voor gevoelige huid) en in verschillende breedten.
2.1 Wanneer gebruiken? Kleeflint wordt gebruikt voor het vastkleven van een kompres op de huid of het vastleggen van het verbandeinde.
2.2 Hoe gebruiken? - Bewaar kleeflint droog en koel. - Zweet of vet kan je vooraf verwijderen met ether (niet in aanraking met de wonde). - Breng kleeflint nooit te strak aan (geeft afknelling of blaarvorming). - Als je een kleeflint verwijdert, verwijder dan ook eventuele kleefresten met ether.
X
3.Wondpleisters
Dit is een strook kleeflint waarop een wondkussentje is aangebracht. Men vindt ze in de handel op rol (afknippen volgens breedte) of voorgeknipt (in verschillende vormen en breedtes).
11.1
3.1 Wanneer gebruiken? - Kleine verwondingen. - Geen drukkend verband nodig.
3.2 Hoe gebruiken? - Zie gebruik kleeflint (blz. 11.1). - Trek de beschermplastiek van de kleefzijde zonder het wondkussentje aan te raken. - Kleef de wondpleister op de wonde zodat de volledige wonde bedekt wordt met het wondkussen.
3.3 Een pleister voor de vingertop In de handel zijn voorgeknipte pleisters te verkrijgen voor het afdekken van een vingertop. Deze pleisters kan je echter ook zelf knippen vanaf een rol wondpleister.
Knip een stuk pleister van ongeveer 6 cm lengte van de rol.
Vouw de pleister in 2.
Knip aan beide zijden, ter hoogte van de vouw, een driehoekje uit tot tegen het wondkussentje.
Verwijder de beschermende afdekking van het klevende gedeelte.
Klap de pleister over de vinger en breng de vlindervormig ingeknipte pleister aan ter hoogte van de vingertop. Kleef eerst ter hoogte van bv. de rugzijde van de vinger.
11.2
Kleef ook de andere zijde rond de vinger.
X
De pleister dekt de volledige vingertop af.
4. Kompressen
Een kompres is een gaasdoekje, bestaande in verschillende grootten. Het is verpakt met grote hoeveelheden (niet steriel, geschikt voor wondverzorgingen) of individueel (steriel, geschikt om op een wonde aan te brengen).
4.1 Wanneer gebruiken? Naast het gebruik bij de wondreiniging en -ontsmetting, heeft het kompres ook een afdekfunctie.We kunnen het kompres d.m.v. kleeflint op een wonde bevestigen ter afdekking. Ook kunnen we het gebruiken in combinatie met een verband. Het kompres dient dan meestal om een steriele afdekking van de wonde te verzorgen (het verband is niet steriel) of om meer druk op die plaats te geven (bij bloeding).
4.2 Hoe gebruiken? Bij de individuele verpakking zijn er twee soorten. De "pelverpakking", waarbij aan de verpakking vrije randen zijn, zodat de twee zijden van de verpakking van elkaar kunnen verwijderd worden over de gehele lengte.
11.3
Op deze manier komt het steriel kompres, op steriele wijze, te liggen op de onderste flap van de verpakking. Indien we het kompres nu in het midden vastnemen, blijft de onderzijde (de zijde die op de onderste flap van de verpakking ligt) nog steeds steriel.We kunnen dit kompres dus opnemen en de - nog steeds steriele - onderzijde op de wonde leggen. Indien er geen vrije randen aan de verpakking voorzien zijn, scheuren we de verpakking open en nemen het kompres zonder aan de wondzijde te komen.
Een steriele verpakt kompres is slechts steriel als de verpakking onbeschadigd, niet vochtig geweest en niet vervallen is (vervaldatum).
X
5. Zwachtels
Dit is een bandvormig materiaal op rol. Hiervan zijn voor EHBO-doeleinden de elastische zwachtels te verkiezen (kripwindels (met rood biesje) of dunnere elastische windeltjes).
5.1 Wanneer gebruiken? Een zwachtelverband kan dienst doen als (definitief) afdekkingsverband. Bij een voorlopige afdekking verkiezen we namelijk veelal een driehoeksverband. Indien we het verband licht drukkend aanleggen, combineren we de afdekking met een drukking. Daarnaast wordt een zwachtel vaak gebruikt als steunverband (bv. de enkel, de pols, de vingers...), veelal in combinatie met een aangebrachte zalf. De keuze van de juiste verbandbreedte is belangrijk voor het aanleggen en goed passen van een geslaagd verband.Voor uitgebreide lichaamsoppervlakken gebruiken we brede verbanden (10 cm), terwijl je voor kleine oppervlakken een smal verband gebruikt (5-7 cm).
11.4
5.2 Verbandtechniek - Om het afrollen te vergemakkelijken wordt de rol van het verband steeds aan de bovenzijde gehouden (als men het verband zo op een tafel legt, en er tegen duwt, rolt het af. Anders zou het dadelijk stoppen.) - Om afsnoering te voorkomen wordt een verband altijd naar het hart toe afgerold en dat met gelijkmatige afrolkracht.
- Om het verband vast te leggen, wordt het begin van de zwachtel schuin gelegd op de plaats die moet worden verbonden. Men houdt het uiteinde vast met de linkerduim, de eerste winding wordt goed aangespannen (maar ook weer niet te vast) en wordt zo gelegd, dat een tipje van het begin van de zwachtel uitsteekt. Het losse tipje wordt vervolgens over de eerste winding geslagen en met een tweede omslag vastgelegd. Na op deze wijze de windel te hebben vastgelegd, kan het eigenlijke verband beginnen. - Om het verband te beëindigen, leggen we twee circulaire omslagen en bevestigen het uiteinde met kleeflint, verbandhaakjes (opletten dat het verband dik genoeg is zodat de haakjes niet tegen de huid drukken) of een veiligheidsspeld. - Indien het verband te lang is, kunnen we het overblijvende deel afknippen. - Indien het verband niet lang genoeg is, nemen we een tweede verband en leggen het, ter hoogte van het einde van het voorgaande, vast op de hierboven beschreven wijze.
11.5
5.3 Methodes 5.3.1 Kruisverband van een arm of been A. Doel Bedekkend en drukkend. Dit verband kan gebruikt worden aan bovenarm, voorarm, bovenbeen en onderbeen. B. Breedte verband Afhankelijk van de grootte van de te bedekken oppervlakte: 5, 7 of 10 cm. C.Techniek - Bedek een eventuele wonde met een kompres. - Leg het verband vast. - Verschuif aan de voorzijde één derde van de verbandbreedte naar boven (richting van het hart). - Blijf aan de achterzijde evenwijdig met de slagen voor het vastleggen. - Daal naar de voorzijde toe terug af (1/3). - Herhaal de volgende slagen evenwijdig met de voorgaande, maar telkens 1/3 verschoven in de richting van het hart. - Het verband wordt beëindigd met 2 cirkelvormige slagen. - Kleef het verbandeinde vast met enkele strookjes kleeflint.
Aan de voorzijde vertoont het verband een graatvorm
Aan de achterzijde verlopen de windingen evenwijdig.
11.6
5.3.2 Scharnier verband van de elleboog of knie A. Doel Afdekken van de elleboog of de knie. Dit hoort een verband te zijn dat de bewegingen van het gewricht kan volgen. Bij elk van de twee bovengenoemde gewrichten hebben we een buitenzijde met een referentiepunt (resp. de "knobbel" van de elleboog (olecranon) en de knieschijf) en een binnenzijde (de elleboogplooi, de knieplooi). Dit verband moet op de buitenzijde uit elkaar lopen, terwijl de binnenzijde even breed moet blijven. B. Breedte verband Elleboog: 7 cm Knie: 10 cm
elleboog
C. Techniek
knie
- Zorg dat het gewricht licht gebogen is. - Bedek een eventuele wonde met een kompres.
- Leg vast op het gewricht. We zorgen dat de elleboogknobbel of de knieschijf precies in het midden van de breedte van het verband zit.
- Het eigenlijke verband vertrekt vanaf de gewrichtsplooi.
- Leg een eerste winding aan, onder de elleboogknobbel of knieschijf en overlap terug in de gewrichtsplooi. Ter hoogte van de elleboogknobbel of knieschijf wordt de verbandbreedte voor 1/3 overlapt.
11.7
- Leg een volgende winding aan, boven de elleboogknobbel of knieschijf en overlap terug in de gewrichtsplooi. Ter hoogte van de elleboogknobbel of knieschijf wordt de verbandbreedte voor 1/3 overlapt.
- Leg vast boven het gewricht met 2 circulaire slagen.
- Herhaal beide windingen, waarbij het verband aan de buitenzijde 1/3 naar onder en naar boven en naar onder wordt gelegd.
- Ter hoogte van de gewrichtsplooi overlappen de windingen elkaar (behalve het laatste vastleggen).
5.3.3 Kruisverband van de hand A. Doel Bedekkend (vnl. de handrug *),steunend en drukkend. B. Breedte verband: 7 cm
*Voor het afdekken van de handpalm kunnen we het verband, i.p.v. te kruisen op de handrug, kruisen in de handpalm.
11.8
C. Techniek - Bedek een eventuele wonde met een kompres. - Leg het verband vast ter hoogte van de pols.
- Rol over de handrug, één volledige omslag ter hoogte van de vier vingers (duim vrijlaten).
- Rol terug over de handrug, richting van de pols.
- Verschuif ter hoogte van de pols één derde, in de richting van het hart. - Herhaal de windingen over de handrug één maal (een extra winding ter hoogte van de basis van de vier vingers is niet meer noodzakelijk), evenwijdig met de eerste maar 1/3 verschoven in de richting van het hart.
- Leg vast ter hoogte van de pols met 2 circulaire slagen.
11.8
- Aan de voorzijde zie je een patroon van kruisende lijnen, aan de achterzijde lopen de windingen parallel.
X
6. Driehoeksverbanden
Een driehoeksverband is een doek van 130 X 90 X 90 cm, soms steriel verpakt, maar meestal nietsteriel.We kunnen het driehoeksverband beschouwen als hét EHBO-verband: op een snelle wijze verkrijgen we een ruime afdekking van een wonde. Bovendien kunnen we het driehoeksverband gebruiken voor het steunen (bv. draagdoek). Maar meestal is het driehoeksverband een voorlopig afdekkingsverband, in afwachting van verdere verzorging door de arts.
6.1 Doekverband van de hand 6.1.1 Doel Afdekkingsverband van de volledige hand.
6.1.2 Techniek - Dek een wonde af met een kompres (of bv. bij brandwonden met natte kompressen tussen en over de vingers). - Leg de gekwetste hand op de driehoek met de pols ter hoogte van de lange zijde en de vingers wijzend naar de rechte hoek. - Voer de rechte hoek over de vingertoppen en de handrug. - Plooi beide slippen in en kruis ze over de handrug in de richting van de pols. - Bevestig beide slippen om de pols met een dubbele knoop aan de bovenzijde. - Het verband moet volledig dicht zijn
11.16
6.2 Draagdoek 6.2.1 Doel Ondersteunen van de voorarm.
6.2.2 Techniek - Leg een knoop ter hoogte van de rechte hoek van de driehoek. - Plaats de elleboog van de gekwetste arm in de plooi ter hoogte van de knoop. De voorarm wordt hier lichtjes omhoog gehouden, zodat de pols zich hoger bevindt dan de elleboog. - Sla beide uiteinden van de driehoek om de nek van het slachtoffer. - Schik het verband ter hoogte van de voorarm zodat alleen de vingertoppen zichtbaar zijn uit het verband. - Knoop beide uiteinden aan de zijkant van de nek met een dubbele knoop. - De volledige voorarm, met inbegrip van de hand, is ondersteund; de vingertoppen zijn nog zichtbaar. De pols bevindt zich hoger dan de elleboog. N.B.: De patiënt zal bij een pijnlijke arm, deze angstvallig steunen en vasthouden. Bij het verlenen van eerste hulp, namelijk door het aanleggen van een draagdoek, moet zo voorzichtig mogelijk te werk worden gegaan. Laat de getroffene tijdens de behandeling zitten. Begin heel voorzichtig één van de slippen bij de elleboogholte tussen arm en romp door te brengen en leg deze slip op de schouder aan de niet-gekwetste zijde. Breng voorzichtig, zonder de arm te bewegen of te stoten, de driekante doek met beide handen dicht bij de gekwetste arm en tegen de borst aan, naar de vingertoppen. Neem nu met de ene hand de arm van de patiënt voorzichtig over en steun die arm zoveel mogelijk. Neem, terwijl de arm gesteund wordt, de onderste slip en leg die over de arm naar de schouder aan de gekwetste zijde en laat de patiënt zelf zijn arm weer steunen. Het verband kan nu afgewerkt worden.
11.17
Hoofdstuk 12
Het Vlaamse Kruis vzw
X
1. Historiek
Het Vlaamse Kruis vzw werd opgericht in 1927 als reactie op een volledig Franstalige hulpverlening in Vlaanderen. De werking was vooral gericht op de uitbouw van een aantal afdelingen met een grote zelfstandigheid.Telkens bleek dat - door deze vorm van organisatie - Het Vlaamse Kruis vzw erg snel kon reageren op grootschalige rampen.We waren erbij in Dendermonde (1928), tijdens wereldoorlog II, in Ruisbroek (1976), op de Heizel (1985) en bij de Herald of Free Enterprise (1987). Onze kernactiviteiten worden ontplooid in tientallen afdelingen. De vereniging wordt gedragen door een 1000-tal vrijwilligers.
X
2.Wie zijn we?
Iedere persoon heeft recht op eerste hulp bij ongeval of ziekte. Het Vlaamse Kruis vzw heeft als doel er voor te zorgen dat alle elementen die bijdragen tot die eerste hulp in Vlaanderen op de meest efficiënte wijze wordt geboden. We vormen hierdoor de schakel tussen het incident en de eventuele verder gespecialiseerde hulp. We realiseren dit door: het sensibiliseren van de maatschappij, het aanbieden van vorming en gezondheidsopvoeding, het ontplooien van hulpposten op allerhande manifestaties, het verstrekken van eerste hulp, het vervoer van zieken en gewonden, de hulpverlening bij rampen, de logistieke ondersteuning. Door in een snel evoluerende sociale en geneeskundige omgeving een aangepaste EHBO-vorming en dienstverlening te bieden, blijft Het Vlaamse Kruis vzw een kwalitatief alternatief op het bestaande aanbod in Vlaanderen. Deze werking realiseren we als vrijwilligersvereniging met lokale afdelingen verspreid binnen de Vlaamse Gemeenschap. Dit wordt in de praktijk gebracht door deelname aan en organisatie van gemeenschapsvormende, culturele, educatieve en maatschappelijke activeringsactiviteiten in Vlaanderen.
X
3.Wat doen we? EHBO-opleidingen Het Vlaamse Kruis vzw organiseert jaarlijks in heel Vlaanderen praktijkgerichte cursussen “eerste hulp bij ongelukken”. Iedereen kan bij ons terecht voor een EHBOopleiding. Geoefende slachtoffers van VENUS worden ingeschakeld in opleidingen en rampoefeningen. Ook bedrijven kunnen bij ons terecht voor bedrijfsopleidingen. EHBO-hulpposten Onze EHBO-ploegen verzekeren de Eerste Hulp bij sport- en andere manifestaties. Deze ploegen zijn zorgvuldig samengesteld uit opgeleide vrijwilligers. De EHBO-posten zijn doorgaans uitgerust voor de opvang en vervoer van licht- en zwaargekwetsten.
12.1
Hulpverlening bij rampen Het Vlaamse Kruis vzw heeft zich voorbereid om in geval van rampen op een gestructureerde wijze haar hulpverlening te organiseren. We werken daarbij op provinciaal vlak samen met de overheid en de overige hulpdiensten. Ziekenvervoer Het Vlaamse Kruis heeft een wagenpark van meer dan 80 ziekenwagens. In een aantal afdelingen staan deze dag en nacht paraat voor transport van zieken en gekwetsten. Iedereen kan er beroep op doen, ook vanuit het buitenland. Uitleendienst Diverse afdelingen zijn uitgerust voor het verhuren van krukken, rolstoelen en ander verpleegkundig materiaal. En bij ons kan je ook terecht op een weekenddag!
X
4. Erkenningen
De laatste 20 jaar kreeg Het Vlaamse Kruis vzw meer en meer erkenning vanwege de overheid. Naast de opname in de provinciale rampenplannen, geniet Het Vlaamse Kruis vzw volgende erkenningen: - Inrichten van cursussen van hulpverlener volgens de Codex (het vroegere ARAB) (Min. van Tewerkstelling en Arbeid). - Vrijwilligersorganisatie in de welzijns- en gezondheidssector (Min. van Welzijn en Gezin). - Vereniging in het sociaal-cultureel volwassenenwerk (Min. van Cultuur). - Uitreiken van fiscale attesten voor giften vanaf 30 euro (Min. van Financiën). - Verkopen voor menslievende organisaties (Min. van Middenstand en Landbouw). - Inschakelen van gerechtigden op werkloosheidsuitkeringen als vrijwilliger (Min. van Arbeid ten Tewerkstelling).
X
5.Word vrijwilliger
Vrijwilligerswerk bij Het Vlaamse Kruis is nooit hetzelfde. Beschouw de EHBO-opleiding als vorming om met kennis van zaken op te treden als hulpverlener op allerlei manifestaties. Je komt zo op voetbalwedstrijden, motorcrossen, wandeltochten, wielerwedstrijden, jumpings, popconcerten en noem maar op. Op die manier breng je de theorie van de EHBO-kennis in de praktijk, en zo zal je je meer zeker voelen als je hulp moet verlenen. Je kan je verder bekwamen op bijscholingen, de opleiding tot ambulancier volgen, je verdiepen in de rampenplanning, in de sportverzorging, ... Of lesgever worden en je kennis overdragen aan anderen. De vriendengroep in de afdeling hoort er vanzelfsprekend bij. Of heb je misschien meer creatief of acteertalent? Dan is de VENUS-opleiding misschien iets voor jou: wonden schminken, acteren als slachtoffer en daarbij ook nog EHBO bijleren: want je leert zelf van de fouten of goede ideeën van de andere. En een rampoefening van de andere zijde zien - als slachtoffer - is een unieke belevenis. Personen met talent voor leidinggeven, kunnen de opleiding dienstleider volgen en verantwoordelijkheid opnemen in de organisatie van kleine en misschien later grote hulpdiensten. Of zich kandidaat stellen voor een bestuursfunctie. En - met of zonder EHBO-opleiding - kan je bij ons ook terecht voor administratieve taken, PRtaken, het voeren van de boekhouding, ...
12.2
Wij zorgen voor de verzekering: het feit dat we erkend zijn als vrijwilligersorganisatie is hier een extra garantie. Wil je je inzetten voor je medemens, en voor Het Vlaamse Kruis, neem dan contact op met het algemeen secretariaat of met de plaatselijke afdeling.
Provinciale contactpunten: provincie E-post
telefoon
Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
0474 40 70 40 016 29 00 88 0478 20 30 20 0474 62 62 62 057 20 75 75
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Algemeen secretariaat: Provinciesteenweg 660, 2530 Boechout Tel. 03 226 25 45 - Fax 03 226 11 35 E-post:
[email protected] Webstek: www.hetvlaamsekruis.be
X
6.Word lid
Als lid steun je onze vereniging. Maar krijg je ook korting op ziekenvervoer en onze uitleendienst. De hoofdleden en beschermende leden ontvangen bovendien 5 maal per jaar ons tijdschrift. Stort vandaag nog voor een bedrag van: o 6,5 euro word je steunend lid, waardoor je korting bekomt op ziekenvervoer en uitleendienst; o 13 euro ben je hoofdlid en ontvang je eveneens het tijdschrift van de vereniging; o 43 euro of meer ben je beschermend lid en geniet je dezelfde voordelen als de hoofdleden. We leveren je tevens een fiscaal attest af voor het bedrag boven de 13 euro. Zo vorm je een bijzondere financiële steun voor Het Vlaamse Kruis vzw. Rekeningnummer ledenadministratie: 402-5559251-81
12.3
Hoofdstuk 13
Toetsingen en examen
X
1. Examen basis-EHBO
Onderdeel
Punten
Schriftelijk - Theorie - Inwendige ziekten - Bewegingsstelsel
25
Reanimatie volwassene
30
Verstikking bewuste persoon
10
Stabiele zijligging
10
Wondverzorging (+ verband)
15
Hevige bloeding
10
Men moet op ieder onderdeel de helft van de punten behalen. In totaal moet men 50 % behalen om te slagen. Herexamen op de onderdelen waarop men niet de helft van de punten haalt. Schriftelijk herexamen kan niet op dezelfde avond. Praktijk herexamen kan op dezelfde avond, als het slechts over één onderdeel gaat en de cursist dit zelf wenst. Datum examen: Datum herexamen:
13.1
X
2. Scoreblad basisreanimatie volwassene
13.2
X
3. Scoreblad verstikking
13.3
X
4. Scoreblad stabiele zijligging
13.4
X
5. Scoreblad wondverzorging
13.5
X
6. Scoreblad bloedstelping
13.6