Basel II:
Operationele risico benaderingen onder de loep
Stageverslag Auteur: Menno Dobber
Basel II:
Operationele risico benaderingen onder de loep
Stageverslag Auteur: Menno Dobber Studierichting: Bedrijfswiskunde en Informatica Vrije Universiteit De Boelelaan 1081a 1081 HV Amsterdam Afstudeerstage bij: CMG Finance, Amstelveen Afdeling Banking business Laan van Kronenburg 14 Postbus 133 November 2002
Voorwoord Graag wil ik door middel van dit voorwoord een woord van dank geven aan de personen die mij geholpen hebben bij mijn onderzoek. Dat zijn allereerst mijn stagebegeleiders. Mede dankzij hun ondersteuning kreeg ik de juiste sturing die nodig was om mijn onderzoek tot een goed einde te brengen. Allereerst wil ik graag Pieter Dam bedanken die mij met name inhoudelijke ondersteuning kon geven. Dankzij de vele besprekingen die we gehad hebben bleef ik inhoudelijk op een goed niveau en bleef ik gemotiveerd om verder te denken in de materie. De ondersteuning van Pieter reikte zelfs tot in mijn vakanties. Tijdens de Nijmeegse vierdaagse, waaraan ik dit jaar voor de tweede keer meedeed, was hij samen met zijn vrouw en kinderen niet te beroerd om mij en mijn wandelpartners heerlijke appelflappen toe te bedelen en ons de nodige mentale ondersteuning te geven. Ook Ilknur Seme, mijn tweede begeleider vanuit CMG, wil ik hierbij bedanken voor de sturing die nodig was met betrekking tot de structuur van het onderzoek en van het verslag. Ook zij heeft inhoudelijk naar mijn werk gekeken en heeft zelfs tijdens een vakantie in Ankara uren gespendeerd om het te voorzien van commentaar. Natuurlijk wil ik ook mijn begeleider vanuit de VU bedanken, Frans Boshuizen. Hij heeft gedurende de stageperiode zorggedragen voor het niveau van het onderzoek. Bovendien wist hij, ondanks de drukke periode die hij gehad heeft door een baanwisseling, mij ook inhoudelijke ondersteuning te bieden. Het moge duidelijk zijn dat de ondersteuning van de diverse begeleiders optimaal was, bedankt daarvoor! Eigenlijk zijn er teveel mensen die ik wil bedanken voor het werk wat ze voor me gedaan hebben. Ik ga toch proberen om een poging te wagen om iedereen die mij ondersteund heeft op te noemen. Graag wil ik Geurt Jongbloed, universitair docent aan de VU, bedanken voor het beoordelen van het Monte Carlo gedeelte. Pieter Schermers, risicomanager bij ING, wil ik ook bedanken, omdat ik diverse vraagstukken aan hem kon voorleggen en bovendien kon hij mij een goed beeld geven van hoe er binnen banken tegen Basel II wordt aangekeken. Ook Niek Ijzinga wil ik bedanken voor de inzicht die ik door hem verkregen heb in de aanpak van CMG bij de Rabobank, omtrent de operationele risico’s. Jeroen van Schoonhoven, consultant bij CMG, wil ik bedanken voor het beoordelen van diverse stukken in mijn verslag. Ook de consultants van CMG Carlo Kraaijenhagen en Remko Maier wil ik daarvoor bedanken. Medestagair Alfons van Heerwaarden wil ik graag bedanken omdat hij me altijd tot in de late uurtjes bij de CMG borrels vergezelde. Afdelingsmanager Eric Beerhorst wil ik graag bedanken voor de informatieve company meetings en voor het verjaardagsdiner in een restaurant dat normaal alleen voorbestemd is voor bekende Nederlanders, als Ruud Gullit. Robert Obertop, Mark van den Hurk, Patricia Koppers en Tjeerd Ossewaarde wil ik graag bedanken voor de uitleg die zij gaven toen we gezamelijk aan de Business case Basel II werkten. Daarnaast wil ik Robert bovendien bedanken voor die keer dat ik, bij het maandelijkse voetbaluitje, onder de graszoden van het Vondelpark gestopt werd, omdat ik de bal van hem afpakte. Ook de andere personen die daar bij aanwezig waren wil ik graag bedanken. De hierboven staande personen hebben natuurlijk ook voor de nodige gezelligheid op de afdeling en bij de borrels gezorgd. Ook de volgende personen wil ik graag bedanken voor de gezelligheid die ik gehad heb bij CMG: Diana Peereboom, John Fenger, Marije van Schaik, Luiza Gadomska, Nicolette de Smidt-Kerkhof, Nancy Faber, Paula Schardijn, Roeland van Pinxteren, Arie Verhaagen, Daniëlle Wareman, Henny Pruppers, Adel Ahassad, Gerbrand Bakker, Khizer Dewnarain, Imre Hagedoorn, Rob Leijen, Henk Meijer, Stef Nielen, Hjalmar Parlevliet, Gerrit Vriezekolk, Bart de Boer, Gert Jan van der Graaf, René Hoedemakers, Carlos Jessurun, Marcel Man, Ruud Vermolen, Rinus Brandwacht, Joost Engelhard, Suren Balraadjsing, Jan Willem de Gruijter, Wim Martijn, Peter Stam, Wole Awolaja, Dela Evans, Joost Gerretsen, Harry Hijnekamp, Geeta Jewbali, Bert Kersten, Ben Leusveld, Arabella Seegers, Paul de Vries, Karina Byron en alle andere personen die ik vergeten ben. Het moge duidelijk zijn dat ik de afgelopen maanden ontzettend veel geleerd heb en dat ik het ontzettend naar mijn zin heb gehad! Menno Dobber
Samenvatting Het onderzoek dat behandeld wordt in dit verslag draait om het Basel II akkoord. Basel II is een akkoord tussen banken, centrale banken en toezichthouders om verschillende typen risico’s onder controle te houden. De typen risico’s die bij dit akkoord worden behandeld zijn de kredietrisico’s, de marktrisico’s en de operationele risico’s. Kredietrisico’s loopt een bank zodra hij geld tegoed heeft van een tegenpartij. De bank loopt dan het risico dat de desbetreffende tegenpartij door faillissement of door andere problemen het geld niet meer terug kan betalen. Marktrisico is het risico dat een bank loopt door koersveranderingen van posities. Een bank kan een positie krijgen doordat zij financiële producten heeft gekocht en dat de tegenpartij die producten niet direct overneemt of koopt. Operationele risico’s zijn de risico’s op verliezen die voortkomen uit falende of onjuiste interne processen, mensen en systemen of uit externe gebeurtenissen. Voor deze drie typen risico’s zullen in Basel II verschillende benaderingen opgenomen worden. Bij mijn onderzoek heb ik alleen de operationele risico benaderingen uit Basel II beschouwd. De benaderingen hebben allen een verschillende mate van geavanceerdheid. De Basel commissie hoopt dat veel banken de meest geavanceerde methode zullen kiezen. Dat tracht de commissie te stimuleren door bij banken, waar een geavanceerdere methode integraal wordt gebruikt, een lager kapitaalbeslag toe te laten. De onderstaande vragen heb ik onderzocht met behulp van een fictieve bank. Hoofdvraag: • Wat is de invloed van verschillende benaderingen van Basel II op de hoogte van het kapitaalbeslag voor operationele risico’s? De bijbehorende onderzochte deelvragen zijn: • •
•
De gevoeligheid van het kapitaalbeslag bij het nemen van een maatregel. Bij maatregelen moet gedacht worden aan bijvoorbeeld een actie waarmee het aantal interne fraudegevallen afneemt. Hierbij is een analyse van kosten versus opbrengsten mogelijk. De gevoeligheid van het kapitaalbeslag bij het kiezen van een andere benadering. Een voorbeeld onderzoeksvraag zou kunnen zijn: ‘Wat voor een effect op het kapitaalbeslag heeft het overstappen van de Standardized benadering naar de Advanced measurement benaderingen?’ Welke benaderingen uit het akkoord zijn goed toepasbaar bij banken?
De gevoeligheid kan worden uitgedrukt in effect op het kapitaalbeslag en de daaruit voortvloeiende beperking op het beschikbaar renderend vermogen. Om goed antwoord te kunnen geven op de diverse onderzoeksvragen is het belangrijk om bepaalde aspecten goed te bestuderen. Ten eerste is het belangrijk om de berekeningen van de BIS ratio goed te begrijpen. Ook moest er onderzoek gedaan worden naar de verschillende benaderingen binnen Basel II om de operationele risico’s te benaderen. De benaderingen bestaan uit diverse formules en berekeningen. Om vervolgens overeenkomsten te kunnen zien in de resultaten tussen verschillende banken is het belangrijk om verschillende typen banken te onderscheiden. Ook is er een onderzoeksprogramma ontwikkeld om analyses uit te voeren. Hieronder staan de diverse aspecten kort behandeld. De BIS II-ratio wordt als volgt berekend.
BIS II − ratio =
Tier 1 + Tier 2 + Tier 3 RWA + 12,5 * C mr + 12,5 * C or
(1)
De Tier 1, 2 en 3 zijn als het ware groepen balansposten die allemaal aan de credit zijde van de balans staan. Iedere Tier heeft zijn eigen kenmerken. De RWA zijn de risico gewogen bezittingen. Alle debet balansposten worden gewogen naar het risico dat de bank loopt op de desbetreffende posten en worden vervolgens bij elkaar opgeteld. De Cmr en de Cor zijn de vereiste kapitaalbeslagen voor respectievelijk de marktrisico’s en de operationele risico’s. Om operationele risico’s goed onder controle te kunnen houden zijn verschillende benaderingen ontwikkeld. De structuur van die benaderingen kan men als volgt weergeven. Basel II Benaderingen bij operationele risico's
Basic indicator benadering
Standardized benadering
Advanced measurement benaderingen
Scorecard benadering
Loss distribution benadering
Internal measurement benadering
Figuur 1: Structuur verschillende benaderingen
De Basic indicator benadering is het minst geavanceerd. De Standardized is iets geavanceerder en de Advanced measurement benaderingen zijn het meest geavanceerd. Om verschillende banken qua risicobeheersing met elkaar te kunnen vergelijken, is het belangrijk om te bekijken of een bank bepaalde handelsactiviteiten heeft en hoe groot die activiteiten zijn. De hieronder staande tabel geeft de verschillende soorten weer. Handelsactiviteiten Corporate Finance Trading and sales Retail banking Commercial banking Payment and settlement Agency services Asset management Retail brokerage
Onderdeel van bank x?
Tabel 1: De handelsactiviteiten onderscheiding
Ook is het belangrijk of een bank in de categorie ‘grote, internationaal actieve banken’ of in de categorie ‘kleinere banken’ valt. In het onderzoeksprogramma zijn alle berekeningen voor het kapitaalbeslag opgenomen die nodig zijn voor de verschillende benaderingen. Om het kapitaalbeslag te berekenen hoeven alleen de basiselementen ingevuld te worden in het programma. Om berekeningen te kunnen doen met de Loss distribution benadering was het nodig om een kansverdeling voor de verliezen op te stellen. We hebben met beperkte data de volgende kansverdeling gevonden.
v( x) =
1 , ln(12000) * x
waarbij: v(x) x
⎛ 1 ⎞ ,1⎟ xε ⎜ ⎝ 12000 ⎠
(2)
= Hoogte van de kansverdeling van de verliezen = Hoogte van het verlies in procenten van het maximale verlies
We hebben de analyses gedaan en komen voor de Fictieve bank (FIBA) op het volgende overzicht van de kapitaalbeslagen.
Hoogte kapitaalbeslag (mio)
Kapitaalbeslagen FIBA Verwachte hoogte Hoogte kapitaalbeslag
4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 Basic indicator
Standardized
Internal measurement
Loss distribution
Grafiek 1: Hoogte van het kapitaalbeslag voor de verschillende benaderingen
We zien dan dat er een groot verschil is tussen de verwachte en gevonden hoogte van het kapitaalbeslag voor de geavanceerde methodes. Er zijn verschillende redenen daarvoor aan te geven. De hoofdreden is dat er onvoldoende gegevens over verliezen beschikbaar waren. Er is ook onderzoek gedaan naar het effect op de BIS II-ratio door het nemen van een maatregel. Het nemen van een maatregel heeft geen effect op het kapitaalbeslag bij de Basic indicator en de Standardized benadering. Dat komt omdat de kapitaalbeslagen van die benaderingen niet afhankelijk zijn van de werkelijke risico’s. Omdat op dit moment het kapitaalbeslag voor operationele risico’s bij de Advanced measurement benaderingen zo laag is vergeleken met de andere typen risico’s, heeft het nemen van een maatregel bij die benaderingen ook weinig effect. Dat effect zal hoger worden als voor die benaderingen een hoger kapitaalbeslag wordt gevonden, doordat er meer gegevens vrijkomen. Uit het onderzoek is gebleken dat de Basic indicator en de Standardized benadering te simpel waren om voor een goede risicoanalyse te zorgen bij banken. De Internal measurement benadering bevat nog fouten en is gebaseerd op niet helemaal juiste aannames. De Loss distribution benadering brengt wel een heleboel goede inzichten over verliezen met zich mee. Naar mijn mening kan er nog veel verbeterd worden in de algemene benadering van de operationele verliezen in Basel II. De nadruk ligt teveel op het aanhouden van kapitaalbeslag en te weinig op het verbeteren van de processen. Bovendien is de financiële basis van de huidige benadering te flexibel om voor een goede basis voor operationele risico beheersing te zorgen. Mocht Basel II m.b.t. operationele risico’s behoorlijk veranderen, dan zal het wel een goede stap vooruit zijn in de beheersing van de operationele risico’s.
Inhoudsopgave 1 Stageopdracht.................................................................................................................................. 4 1.1 CMG ............................................................................................................................................. 4 1.2 Stagebegeleiders ......................................................................................................................... 4 1.3 Onderzoeksvragen ....................................................................................................................... 5 1.4 Aannames bij het onderzoek........................................................................................................ 6 1.5 Overige werkzaamheden naast het onderzoek ........................................................................... 7 2 Basel II algemeen ............................................................................................................................ 8 2.1 Beschrijving Basel II ..................................................................................................................... 8 2.2 Redenen voor het nieuwe akkoord Basel II ................................................................................. 8 2.3 De structuur van Basel II .............................................................................................................. 8 2.4 Voordelen Basel II ......................................................................................................................12 2.5 BIS II-ratio ..................................................................................................................................13 3 Aanpak van het onderzoek ............................................................................................................26 3.1 Inleiding aanpak onderzoek .......................................................................................................26 3.2 Onderzoek naar verschillende benaderingen ............................................................................26 3.3 Typen banken.............................................................................................................................26 3.4 Ontwikkelen onderzoeksprogramma..........................................................................................26 3.5 Gevoeligheidsanalyses ..............................................................................................................26 4 Verschillende benaderingen van de operationele risico’s .............................................................27 4.1 Inleiding over de benaderingen..................................................................................................27 4.2 Basic indicator benadering.........................................................................................................28 4.3 Standardized benadering ...........................................................................................................30 4.4 Advanced measurement benaderingen .....................................................................................33 4.5 Keuze benadering ......................................................................................................................52 5 Typen banken ................................................................................................................................53 5.1 Soorten typen .............................................................................................................................53 5.2 Onderscheiden typen banken ....................................................................................................54 5.3 Balans ........................................................................................................................................54 6 Excel programma...........................................................................................................................55 6.1 Invoer .........................................................................................................................................55 6.2 Verwerking .................................................................................................................................56 6.3 Uitvoer ........................................................................................................................................56 7 Analyses ........................................................................................................................................57 7.1 Verliezenanalyse: Schatten kansverdeling van verliezen ..........................................................57 7.2 Kapitaalbeslag analyses ............................................................................................................64 7.3 Gevoeligheidsanalyse algemeen ...............................................................................................66 7.4 Resultaten gevoeligheidsanalyses.............................................................................................67 8 Conclusies en aanbevelingen........................................................................................................68 8.1 Aanbeveling voor de fictieve bank .............................................................................................68 8.2 Redenen voor de incompleetheid van de gegevens bij mijn onderzoek....................................68 8.3 Effect van Basel II op het concurrentieverschil tussen grote en kleine banken.........................69 8.4 Huidige aanpak van de operationele risico’s door banken n.a.v. Basel II .................................69 8.5 De kwaliteit van de huidige benadering voor operationele risico’s ............................................70 8.6 Alternatieve benadering van de operationele risico’s ................................................................72 8.7 Recente ontwikkelingen in operationele risico gedeelte in het Basel II akkoord .......................75 8.8 Mogelijkheden verder onderzoek ...............................................................................................76 Begrippenlijst.........................................................................................................................................77 Bijlagen..................................................................................................................................................79 Bijlage A: Risicopercentages voor activa..............................................................................................79 Bijlage B: Criteria Advanced measurement benaderingen ...................................................................80 Bijlage C: Beschikbare data voor de analyses......................................................................................82 Bijlage D: Resultaten Basic indicator en Standardized benaderingen .................................................83 Bijlage E: Resultaten Monte Carlo simulatie.........................................................................................84 Bijlage F: Hoofdresultaten van de verschillende benaderingen............................................................85 Literatuurlijst ..........................................................................................................................................86
Menno Dobber
November 2002
Pagina 1
Inleiding Recente gebeurtenissen laten zien dat banken niet alleen rekening dienen te houden met verliezen die voortkomen uit marktschommelingen of met verliezen die veroorzaakt worden door tegenpartijen die hun betalingen niet kunnen betalen. 11 september is daarin wel een erg groot voorbeeld van operationele verliezen. Met operationele verliezen werd jarenlang wel rekening gehouden, maar door de vermeende lage intensiteit werden er geen financiële reserveringen aangehouden. De grootste banken in Nederland doen analyses naar hun operationele risico’s. Iedere bank heeft echter zijn eigen analysemethode. Sommige banken gaan heel ver in hun operationele risico analyse, andere banken geven prioriteit aan andere risico’s. In de hieronder staande grafiek staan de verdelingen van kapitaalbeslagen van de diverse banken. Voor de analyse zijn de jaarverslagen van ABN Amro jaar 2000, ING Bank jaar 2000 en Fortis jaar 2001 gebruikt. 25.000
20.000
Andere risico's Hoogte kapitaalbeslag (in m io)
Marktrisico
15.000
Kredietrisico buiten balans Kredietrisico
10.000
Operationele risico 5.000
0
ABN Amro(2000)
ING bank(2000)
Fortis(2001)
Banken Grafiek 2: Soorten kapitaalbeslagen bij Nederlandse banken
De post andere risico’s, waar ING ook kapitaalbeslag voor aanhoudt, zijn de business risico’s en transfer risico’s. Voor meer informatie daarover verwijzen we door naar het jaarverslag. Opvallend is dat ING al rapporteert dat ze een kapitaalbeslag reserveert voor de operationele risico’s. Daarmee waren zij in 2000 de enige bank in Nederland die dat deed. Van de andere banken is bekend dat zij daarvoor wel degelijk kapitaalbeslagen aanhouden, maar dat zij die nu nog bij de rapportage onder de definitie van kredietrisico’s laten vallen. Het is duidelijk dat banken verschillend denken over de benadering van operationele risico’s. Om daar meer structuur in aan te brengen en om de banken met elkaar te kunnen vergelijken is het noodzakelijk om bepaalde standaarden op te stellen. Op het moment van schrijven zijn de Basel commissie (Basel committee on Banking Supervision) en de centrale banken bezig om een akkoord te ontwikkelen, het Basel II akkoord. Daarin wordt beschreven hoe banken om dienen te gaan met operationele risico’s. Omdat er verschillende groottes van banken zijn en omdat het beheersen van operationele risico’s een behoorlijke investering vergt, zijn er verschillende benaderingen ontwikkeld. Die benaderingen hebben een verschillende mate van geavanceerdheid en brengen daardoor ook verschillende kosten van invoering met zich mee. Omdat banken moeilijk kunnen inschatten hoeveel kosten en opbrengsten de verschillende benaderingen met zich meebrengen is het goed om hier onderzoek naar te doen. Ik heb getracht de opbrengsten in de vorm van kapitaalbeslagvoordelen van de verschillende benaderingen te achterhalen. In dit verslag zullen de resultaten hiervan genoemd worden.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 2
Overzicht In hoofdstuk 1 staat informatie over de stageopdracht. Het gaat daarbij om informatie over het bedrijf CMG waarbij het onderzoek werd uitgevoerd, de stagebegeleiders en de stageopdracht. Om een duidelijk beeld te krijgen van het Basel II akkoord is er onderzoek naar gedaan. Informatie daarover staat in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 zal er meer worden ingegaan op de feitelijke aanpak van het onderzoek. In dat hoofdstuk zal bij iedere stap een korte uitleg over de uitvoering gegeven worden. Meer inzicht in de verschillende benaderingen in het Basel II akkoord wordt verkregen door het lezen van hoofdstuk 4. Vervolgens worden verschillende typen banken beschreven in hoofdstuk 5. Om de verschillende benaderingen te analyseren is er gebruik gemaakt van een Excel programma. Dat programma staat beschreven in hoofdstuk 6. Na het maken van het Excel programma worden er analyses mee uitgevoerd. Ook zullen simulaties gedraaid worden en zal er een verliezenanalyse gedaan worden. Die aspecten worden behandeld in hoofdstuk 7. Naar aanleiding van het onderzoek zullen er conclusies getrokken worden. De resultaten daarvan staan in hoofdstuk 8. In hetzelfde hoofdstuk zal advies gegeven worden aan de banken en aan de Basel commissie. Ook recente ontwikkelingen zullen in dat hoofdstuk worden besproken.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 3
1
Stageopdracht
1.1
CMG CMG is in 1964 in Engeland opgericht door het softwaretrio Collins, Mills en Gorman dat met een zelfgeschreven bedrijfsboekhoudkundig programma de basis legde voor dit bedrijf. CMG is een wereldwijd opererende Informatie & Communicatietechnologie (ICT) groep, met een leidende positie in zowel zakelijke ICT-dienstverlening als in oplossingen voor draadloos dataverkeer. Het bedrijf helpt organisaties door middel van management consultancy diensten, systeemontwikkeling & -integratie, software applicaties en outsourcing van het beheer van belangrijke business processen. Deze diensten richten zich op het genereren van inkomsten, versterking van de concurrentiepositie en verbetering van de operationele efficiency. Tegenwoordig gaat het ook om het bouwen van veilige ICT platformen voor de toepassing van electronic en mobile business (e- en m-commerce). CMG is actief voor klanten in de financiële sector, handel, transport, petrochemie, telecommunicatie-, media-, retail-, produktie- en nutsbedrijven en overheden. Daarnaast is CMG actief op het gebied van informatieverwerking en personeelsinformatiesytemen. CMG heeft hoofdkantoren in Londen en Hoofddorp en vestigingen in zestien landen. In de Benelux telt het bedrijf bijna 6500 medewerkers. Dat is exclusief de tak CMG Wireless Data Solutions. CMG is genoteerd aan de effectenbeurzen in Londen (FTSE 250 - en TechMark 100 index) en in Amsterdam aan de AEX.
1.2
Stagebegeleiders Pieter Dam, inhoudelijk begeleider vanuit CMG Pieter is in 1983 afgestudeerd aan de HEAO te Groningen, studie Bedrijfsinformatica. Vervolgens trad hij in dienst bij defensie als EDP auditor van de interne accountantsdienst. Waarna hij na 4 jaar naar Rotterdam ging om daar in dienst te treden bij Credit Lyonais als controller leider EDP-audit. Daar heeft hij 1,5 jaar gewerkt. Vervolgens heeft hij 9 jaar gewerkt als system auditor bij de Postbank. In de 4 jaar erna is hij Interne controleur en manager informatiebeveiliging geweest bij Chipper Nederland B.V. Sinds begin 2001 is hij in dienst bij CMG als consultant. Drs. Ilknur Seme, begeleider structuur vanuit CMG Ilknur is in 1996 afgstudeerd aan de VU Amsterdam, richting Bedrijfswiskunde & -Informatica. Daarna is zij in dienst getreden bij CMG Finance. Bij CMG heeft zij verschillende rollen als business c.q. management consultant vervuld, o.a. op het gebied van multimediaoplossingen, chipkaarten en effectenverkeer. Sinds twee jaar is zij werkzaam als Team Manager bij CMG. Op dit moment is zij verantwoordelijk voor de competenties Treasury & Risk Management en een team van business consultants op dit gebied. Prof. Dr. Frans Boshuizen, begeleider vanuit de VU Frans is in 1987 afgestudeerd aan de VU Amsterdam, studie Wiskunde. Vervolgens heeft hij aan de VU promotieonderzoek gedaan in de richting van de kansrekening. Nadat hij in 1991 gepromoveerd was is hij universitair docent geworden in de kansrekening en de statistiek aan de Erasmus universiteit. Vanaf 1995 was hij in dienst van de ING Groep op het gebied van ALM Bank & Insurance en Reinsurance. Vanaf 2001 tot het heden is hij daarnaast hoogleraar Wiskunde financiële markten aan de VU. Sinds 2002 is hij niet meer in dienst bij de ING Groep, maar bij de Fortis Risk Management als hoofd Insurance ALM.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 4
1.3
Onderzoeksvragen
1.3.1
Scope onderzoek Om duidelijk te maken op welk gedeelte van Basel II het onderzoek gericht zal worden laten we het hieronder staande figuur zien van de structuur van Basel II.
Basel II: Introductie Basel II Pilaar 1
Pilaar 2
Pilaar 3
Toezichthoudend verbeterings proces ROB
Markt Credit discipline risk verslaggeving
Krediet risco’s Markt risico’s Operationele risico’s Minimum kapitaal vereisten
Figuur 2: Structuur van Basel II
Voor meer informatie over de structuur van Basel II verwijzen we door naar hoofdstuk 2.3. Bij het onderzoek wordt het Basel II akkoord beschouwd, zoals dat opgesteld wordt door de Basel commissie. Binnen het akkoord worden drie pilaren gedefinieerd. Mijn onderzoek zal zich richten op pilaar 1: Minimum kapitaal vereisten (engels: Minimum capital requirements). Binnen die pilaar is een onderverdeling te maken tussen de verschillende risico’s. Dat zijn de krediet, markt en de operationele risico’s. Het onderzoek zal gericht worden op de operationele risico’s.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 5
1.3.2
Onderzoeksvraag en deelvragen De onderstaande vragen wil ik onderzoeken bij een fictieve bank. Hoofdvraag: • Wat is de invloed van verschillende benaderingen van Basel II op de hoogte van het kapitaalbeslag voor operationele risico’s? De bijbehorende deelvragen zijn: • • •
•
•
Wat is de invloed van de hoogte van het kapitaalbeslag voor operationele risico’s op het totale kapitaalbeslag? De gevoeligheid van het kapitaalbeslag bij het nemen van een maatregel. Bij maatregelen moet gedacht worden aan bijvoorbeeld een actie waarmee het aantal interne fraudegevallen afneemt. Hierbij is een analyse van kosten versus opbrengsten mogelijk. De gevoeligheid van het kapitaalbeslag bij het kiezen van een andere benadering. Een voorbeeld onderzoeksvraag zou kunnen zijn: ‘Wat voor een effect op het kapitaalbeslag heeft het overstappen van de Standardized benadering naar de Advanced measurement benaderingen?’ Bij het vorige punt hebben we onderzocht wat het effect op het totale kapitaalbeslag zou zijn, wanneer voor een andere benadering gekozen wordt. We kunnen nu ook per type handelsactiviteit bekijken wat het kapitaalbeslag is bij het overstappen naar een andere benadering. Welke benaderingen uit het akkoord zijn goed toepasbaar bij banken?
De gevoeligheid kan worden uitgedrukt in effect op het kapitaalbeslag en de daaruit voortvloeiende beperking op het beschikbaar renderend vermogen. 1.4
Aannames bij het onderzoek Vooraf aan het onderzoek dienen een aantal zaken aangenomen te worden. Allereerst melden we dat Basel II in ontwikkeling is en dat er voortdurend zaken veranderen. Om niet tijdens het onderzoek met ingrijpende veranderingen geconfronteerd te worden gaan bij dit onderzoek uit van de Basel II documenten zoals ze bekend zijn begin mei 2002. Er dient bij het analyseren van de resultaten rekening gehouden te worden met eventuele opgetreden veranderingen in Basel II.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 6
1.5
Overige werkzaamheden naast het onderzoek Naast het onderzoek dat ik gedaan heb, waar dit verslag voornamelijk over gaat, zijn er ook andere werkzaamheden geweest bij CMG waar ik bij betrokken was. Die werkzaamheden waren allemaal zeer relevant voor de diverse doelen van de stage. Een doel van de stage is om inzicht te verkrijgen in de wereld van risico management. Om dat doel te bereiken heb ik in het begin van de stage een business class risico management gevolgd. Dat was een vierdaagse cursus waarbij er vijf verschillende sprekers van vijf verschillende banken aan het woord zijn geweest. Zij hebben uitgebreid verteld hoe risicomanagement bij hun bank wordt toegepast en welke technieken daarbij belangrijk zijn. Een tweede doel was om vertrouwd te raken met Basel II. Om daarvoor te zorgen heb ik meegewerkt aan de Business case Basel II. Binnen CMG finance was er behoefte aan inzicht over de marktmogelijkheden van CMG omtrent Basel II. Om dat inzicht te verkrijgen is de business case Basel II gestart. Verscheidene consultants van verschillende afdelingen zijn in een soort commissie geplaatst. Die commissie, de werkgroep Business case, heeft o.a. onderzoek gedaan naar concurrenten op dit gebied en naar de produkt- en servicemogelijkheden van CMG. Aan deze business case heb ik ook meegewerkt, waardoor ik vertrouwd kon raken met Basel II en waardoor ik het nut van Basel II voor CMG ben gaan inzien. Mijn taken binnen de business case hadden vooral te maken met de concurrentieanalyse en het redigeren van het Basel II document. Het achterliggende doel van de Vrije Universiteit is dat de student goed inzicht verkrijgt in het bedrijfsleven. De student dient na de stage goed inzicht verkregen te hebben van de mogelijkheden van zijn kennis en vaardigheden in het bedrijfsleven. Dat inzicht is goed verkregen door veel te informeren bij consultants over hun lopende opdrachten. De consultants bij de afdeling Banking Business worden voornamelijk geplaatst bij (grotere) banken. Hierdoor kreeg ik niet alleen inzicht over werken binnen een consultancy- en softwarebedrijf, maar ook inzicht in de mogelijkheden binnen een bank. Ook een leuke ervaring is dat ik meegedaan heb aan een ‘sales workshop’, die gegeven werd door twee accountmanagers. Het doel van die les was dat consultants leren hun kennis en vaardigheden en die van CMG op een juiste manier in het bedrijfsleven te profileren, waardoor de potentiële klant beter inzicht krijgt in de mogelijkheden van een CMG consultant. In de loop van de tijd ben ik zeer vertrouwd geraakt met Basel II in het algemeen en begon ik in te zien wat er voor operationele risico’s ontwikkeld werd. Ook de ontwikkelingen in banken en de doelen en mogelijkheden van Basel II heb ik op de voet gevolgd. Diverse consultants hebben zich door mij laten informeren over diverse onderwerpen binnen Basel II. Zo zijn er consultants geweest die graag inhoudelijke informatie over Basel II wilden horen. Maar er waren ook consultants bezig met het ontwikkelen van een CMG product, waarbij ze technische informatie nodig hadden om verder te kunnen met de ontwikkeling.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 7
2
Basel II algemeen
2.1
Beschrijving Basel II De Basel commissie voor Bankentoezicht werd opgericht in 1975 om de standaarden voor het internationaal bankieren te verbeteren en de kansen op een systeemcrisis te verkleinen. Een faillissement van één grote bank kan het gehele bankensysteem aan het wankelen brengen. Het is dus noodzakelijk om die kans te verkleinen. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de centrale banken en toezichthouders van de G-10 landen. De commissie is gevestigd in Bazel in het kantoor van de Bank for International Settlements. De Basel commissie heeft in 1988 een akkoord gedefinieerd over solvabiliteitseisen voor banken. Internationaal actieve banken werden verplicht om minimaal 8% van de risico gewogen bezittingen (Engels: Risk weighted assets1) aan kapitaal aan te houden als een buffer voor tegenpartij- of krediet risico. Impliciet werden hierin ook de andere risico’s zoals operationeel risico meegenomen.
2.2
Redenen voor het nieuwe akkoord Basel II Het nieuwe Basel akkoord is uitgebreider dan het bestaande akkoord van 1988. Dat is het resultaat van de inspanning die de commissie heeft gedaan om risicogevoelige methodes te ontwikkelen die nieuwe mogelijkheden bevatten om het krediet, markt en operationeel risico’s te meten. In het Basel I akkoord werden namelijk voor veel verschillende tegenpartijen dezelfde risicopercentages gehanteerd, terwijl het feitelijke risico volledig verschillend was. Banken werden daardoor gestimuleerd om leningen te verstrekken aan risicovolle partijen. Dat kwam omdat risicovolle partijen bereid zijn om een hogere rente te betalen. Ook vond de Basel commissie dat de risico’s bij de meeste kleine banken niet goed werden geanalyseerd. De commissie wilde verschillende risico management methodes aanleveren aan verschillende banken, waardoor banken beter inzicht in de risico’s verkrijgen. Banken zouden moeten worden gestimuleerd om hun risico’s beter onder controle te krijgen. Ook lopen de analyses voor operationele risico’s achter bij de andere typen risico’s. De Basel commissie wilde graag dat de kennis op hetzelfde niveau terechtkomt.
2.3
De structuur van Basel II
Basel II: Introductie Basel II Pilaar 1
Pilaar 2
Pilaar 3
Krediet risco’s Markt risico’s Operationele risico’s Minimum Kapitaalbeslagen
Toezichthoudend beoordelingsproces ROB
Marktdiscipline Credit verslagrisk geving
Figuur 3: Structuur van Basel II 1
Zie: Begrippenlijst
Menno Dobber
November 2002
Pagina 8
Zoals uit figuur 3 blijkt, bestaat het akkoord van Basel II uit 3 pilaren: Pilaar 1: Pilaar 2: Pilaar 3:
Minimum kapitaalbeslagen (engels: Minimum capital requirements). In deze pilaar staan kapitaaleisen voor kredietrisico, marktrisico en operationeel risico. Toezichthoudend beoordelingsproces (engels: Supervisory review process). In het kader van deze pilaar is het de bedoeling dat banken worden gestimuleerd om hun risicomanagement op een hoger pijl te brengen Marktdiscipline verslaggeving (engels: Market discipline reporting). Hierin wordt geregeld welke informatie banken onderling kunnen c.q. moeten uitwisselen om zo meer inzicht te verkrijgen in de risico’s. Ook dienen banken verantwoording af te leggen naar de markt. Dat kan bijvoorbeeld door de opname van kengetallen in het jaarverslag.
Hieronder staan de bovenstaande pilaren verder uitgewerkt. Pilaar 1: Minimum kapitaalbeslagen Binnen pilaar 1 zijn drie soorten risico klassen onderkend, namelijk het kredietrisico, het marktrisico en het operationele risico. Iedere risico categorie wordt in pilaar 1 beschreven. Hieronder staat een omschrijving van ieder type risico. Kredietrisico Kredietrisico is het risico dat een bank loopt doordat een debiteur zijn schuld niet kan betalen. Dat is mogelijk doordat de debiteur failliet is of doordat hij niet voldoende liquiditeit heeft om de schuld te betalen. Basel II onderscheidt de volgende twee benaderingen voor het meten van het krediet risico: 1. Standardized benadering Bij deze benadering kan men verschillende categorieën vorderingen of bezittingen onderscheiden. De verschillende categorieën staan genoemd in paragraaf 2.5.3. In het geval van vorderingen gaat de bank vervolgens binnen die categorieën bij een rating bureau2 navragen wat de rating is van de verschillende partijen. Op basis van die rating krijgt de debiteur een bepaald risicopercentage toegewezen. Ook bepaalt de bank de verschillende risicopercentages van de bezittingen. Vervolgens wordt het risico gewogen kapitaal bepaald door de hoogten van de vorderingen en bezittingen te vermenigvuldigen met het bijbehorende risicopercentage. Voor derivaten bepaald men ook een kapitaalbeslag. De berekening daarvan gaat op een geheel andere manier. Daarna worden die bedragen gesommeerd.
2
Zie: Begrippenlijst
Menno Dobber
November 2002
Pagina 9
2. Internal Ratings Based (IRB) benadering, die onderverdeeld wordt in - De Foundation IRB benadering - De Advanced IRB benadering Bij de IRB benaderingen worden zes categorieën vorderingen onderscheiden. Het betreft vorderingen op overheid, banken, grote bedrijven, retail en daarnaast categorieën projectfinanciering en risicodragend vermogen. Binnen de IRB benadering zijn een basis (Foundation) en een meer geavanceerde (Advanced) methodologie ontwikkeld. Bij de Foundation IRB benadering maakt de bank alleen een schatting van de kans op een default. Hieronder staan ook nog drie andere factoren genoemd, die bepaald worden met behulp van standaardrichtlijnen. Bij de Advanced IRB benadering maakt de bank zelf inschattingen van de volgende factoren die het krediet risico bepalen: -
Kans op een default (engels: Probability of Default, afk.: PD). Verlies veroorzaakt door default (engels: Loss Given Default, afk.: LGD). Dit wordt ook wel de verliesratio genoemd. Het is het percentage van de exposure dat verloren gaat bij een default. Blootstelling bij een default (engels: Exposure at Default, afk.: EAD). Dit is de totale waarde van het geldbedrag dat verloren zou kunnen gaan bij het optreden van een bepaalde default. Vervaltijd (engels: Maturity, afk.: M). De contractuele looptijd van de vordering. Deze factor hoeft alleen bepaald te worden als het mogelijk is.
Om de Internal Ratings Based benadering toe te passen is er uitdrukkelijke goedkeuring van de toezichthouder nodig. De belangrijkste eisen om de IRB benadering te kunnen toepassen zijn: 1. IRB moet worden toegepast op alle debiteuren in de portefeuille. 2. Onafhankelijke vaststelling van ratings en jaarlijkse herziening daarvan. 3. Intern toezicht, d.w.z. een verantwoordelijkheid van het senior management en een afzonderlijke afdeling voor het interne rating systeem. 4. Tenminste 5 jaar historie om de kans op een default te berekenen. 5. Vastlegging in de loop van de tijd van verwachte en feitelijke default percentages. Oftewel er moeten adequate registratiesystemen aanwezig zijn. 6. Gebruik van interne ratings dient een integraal onderdeel te zijn van risicomanagement, het goedkeuringsproces, de tariefstelling en de managementrapportage. Dit betekent dat die modellen daadwerkelijk toegepast moeten worden in de organisatie en dat zij niet alleen worden gebruikt om te rapporteren. 7. Publicatie-eisen, die nog duidelijk gedefinieerd moeten worden in pilaar 3. Voor de Advanced IRB benadering geldt dat 7 jaar historische data beschikbaar dient te zijn over het ‘verlies veroorzaakt door een default’ en de ‘blootstelling bij een default’. Marktrisico Marktrisico is het risico dat een bank loopt door koersveranderingen van posities. Een bank kan een positie krijgen doordat zij financiële producten heeft gekocht en dat de tegenpartij die producten niet direct overneemt of koopt. Andersom is ook mogelijk wanneer de bank alvast financiële producten heeft verkocht die de tegenpartij een bepaald tijdsbestek later wil verkopen. Operationele risico Operationele risico’s zijn de risico’s op verliezen die voortkomen uit falende of onjuiste interne processen, mensen en systemen of uit externe gebeurtenissen. In hoofdstuk 4 is uitgebreide informatie te vinden over de benaderingen die bij operationele risico’s kunnen worden toegepast.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 10
Pilaar 2: toezichthoudend beoordelingsproces Binnen pilaar 2, het toezichthoudend beoordelingsproces, krijgt de rol van de centrale bank of de toezichthouder een belangrijke plaats. Doelstelling van dit proces is niet beperkt tot het vaststellen dat een bank voldoende kapitaal aanhoudt om de aanwezige risico’s te kunnen dekken. Het doel is ook om banken aan te moedigen risicobeheersingtechnieken te ontwikkelen en beter te gebruiken. Het blijft evenwel een primaire verantwoordelijkheid van het bankmanagement om vast te stellen dat het minimaal vereist vermogen daadwerkelijk aanwezig is. Onder pilaar 2 gaat de commissie ook samen met de bank besluiten wat de minimale kapitaalratio moet zijn. Er wordt dan beoordeeld of de bank de risico’s op een juiste manier onder controle heeft. Vaak zal de ratio de standaard 8% zijn, maar er kan ook een hogere ratio uitkomen. Pilaar 3: marktdiscipline verslaggeving Banken zijn nu nog vaak terughoudend met het verstrekken van informatie over de bedrijfsvoering. In de toekomst gaat dit ingrijpend wijzigen. Tot in detail zullen banken worden verplicht te rapporteren over de verschillende risico’s die zij lopen, per land, per sector, over de verliezen, etc.. Het doel van pilaar 3 is, in aanvulling op pilaar 1 en pilaar 2, het bevorderen van de verslaggeving over risico’s. De beoordeling door de markt van de processen is als het ware een extra stimulans om de risico’s en het bijbehorende kapitaalbeslag goed onder controle te hebben. In het kader van de bevordering van de marktdiscipline bevat pilaar 3 een zeer groot aantal vereisten van toelichting en aanbevelingen. Indien niet kan worden voldaan aan die vereisten, kan het gevolg hiervan zijn dat de meer geavanceerde varianten van pilaar 1 niet mogen worden gebruikt. Tijdslijnen De tijdslijnen rond de invoering van het nieuwe Basel akkoord zien er als volgt uit:
16 januari 2001: 2e ‘consultative package of the New Basel Capital Accord’
1999
2000
2001
1999: 1e consultative paper over ‘a new’ Basel Acc.
medio 2003: 3e ‘consultative package’ (naar verwachting)
2002
2003
Tot 31 mei 2001 > 250 reacties op het 2e consultative package
2004
2007: Invoering Basel II
2005
2006
2008
2009
Om te kwalificeren voor de IRB of IMA approach, moet data ten minste 2 resp 3 jaar aanwezig zijn.
9
Figuur 4: Tijdslijnen Basel II
Menno Dobber
2007
November 2002
Pagina 11
2.4
Voordelen Basel II Basel II heeft veel voordelen en is een stap vooruit bij het beheersen van de kredietrisico’s en de operationele risico’s. Hieronder staan verscheidene voordelen genoemd van het nieuwe akkoord. Wat betreft kredietrisico’s is er meer differentiatie in de risicopercentages. Er zal vanaf Basel II meer onderscheid zijn tussen verschillende zakelijke partners. Daardoor kan het kapitaalbeslag op een realistischere wijze bepaald worden. Een ander groot voordeel is dat operationele risico’s per Basel II ook worden onderzocht. Op dit moment zijn er namelijk nog geen eenduidige richtlijnen om de operationele risico’s binnen banken te onderzoeken. Een ander goed punt van Basel II is dat banken kunnen kiezen uit verschillende methodes om de verschillende risico’s te benaderen. In het verleden golden voor alle typen banken dezelfde regels. Ook bevat Basel II stimulansen voor verbeteringen in risicomanagement en stimuleert het bewustzijn van risico’s. Banken kunnen hun concurrentiepositie verbeteren indien zij beter dan anderen in staat zijn het verliesrisico te controleren. Leningen met een laag risicoprofiel kunnen zij scherper prijzen. Ook wordt door Basel II beter inzicht verkregen in de effecten van concentratie en diversificatie in de portefeuille. Hierboven staan de beoogde voordelen van Basel II in het algemeen genoemd. In de rest van het verslag zullen een aantal van deze voordelen aan bod komen. Alleen de voordelen die te maken hebben met de operationele risico’s zullen behandeld worden. In de conclusie van het onderzoek zullen we een afweging maken tussen de voor- en nadelen die gebonden zijn aan Basel II benadering voor operationele risico’s.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 12
2.5
BIS II-ratio
2.5.1
Uitleg BIS II-ratio Het Basel I akkoord is een akkoord uit 1988 dat gesloten is met alle banken in Europa. In dat akkoord is afgesproken dat banken een bepaalde solvabiliteit moeten hebben. De solvabiliteit zegt iets over de mate waarin een bank zich aan de financiële verplichtingen kan voldoen. Hoe hoger de solvabiliteit, des te beter kan een bank aan zijn financiële verplichtingen voldoen. De solvabiliteit bij een bank is uitgedrukt in een percentage. In het Basel I akkoord staat een berekening van dat percentage (zie: International convergence of capital measurement and capital standards, Basel committee on banking supervision, Basel July 1988). Aanvankelijk hield men alleen rekening met de kredietrisico’s binnen een bank. In 1996 is men ook rekening gaan houden met de markt risico’s. Op dit moment is de Basel II commissie van plan de volgende formule in te voeren:
BIS II − ratio =
Tier 1 + Tier 2 + Tier 3 RWA + 12,5 * C mr + 12,5 * C or
(3)
Waarbij: RWA = Risk Weighted Assets, de risico gewogen activa. Dat zijn de gesommeerde activa, maar gewogen met het bijbehorende risicopercentage. De risico gewogen activa worden bepaald bij het berekenen van het kapitaalbeslag voor kredietrisico’s. Meer informatie hierover is te vinden in 2.3, paragraaf ‘Kredietrisico’. Cmr = Capital requirements for market risk, het kapitaalbeslag voor markt risico’s. Cor = Capital requirements for operational risk, het kapitaalbeslag voor operationele risico’s. Tier 1 (Laag 1): aandelenkapitaal, algemene reserves, agioreserve, de reserve koersverschillen en het fonds voor algemene bankrisico’s. Tier 2 (Laag 2): herwaarderingsreserves, andere reserves en achtergestelde leningen met een minimum looptijd van 5 jaar. Tier 3 (Laag 3):
achtergestelde leningen met een oorspronkelijke looptijd van 2 jaar.
Omdat de commissie graag wil dat niet teveel risico’s worden afgedekt met bijvoorbeeld Tier 2 en 3, zijn er de volgende restricties bedacht. Restricties op hoogtes van tier 1 t/m 3: Tier 1: • Geen restricties Tier 2: • Totaal maximaal 100% van Tier 1 • Achtergestelde leningen van meer dan 5 jaar zijn maximaal 50% van Tier 1 Tier 3: • Alleen voor dekking marktrisico • Tier 3 is maximaal 250% van dat deel van Tier 1 dat gebruikt wordt voor dekking marktrisico Overigens is nog te vermelden dat het marktrisico ook door Tier 1 en 2 mogen worden gedekt, mits er voldaan wordt aan de andere eisen.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 13
2.5.2
Model balans Om duidelijk te maken welke balansposten behoren tot welke tier laten we een algemene balans zien. We hebben de volgende balans: Activa
Passiva
Kasmiddelen Kortlopend overheidspapier Bankiers Kredieten aan de overheid Kredieten aan de private sector Rentedragende waardepapieren Aandelen Deelnemingen Immateriële activa Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen Overige activa Overlopende activa
Bankiers Toevertrouwde middelen: Spaargelden overige toevertrouwde middelen Schuldbewijzen Overige schulden Overlopende passiva Voorzieningen Fonds voor algemene bankrisico’s Achtergestelde schulden meer dan 2 jaar Achtergestelde schulden meer dan 5 jaar Kapitaal /eigen vermogen Belang van derden Groepsvermogen Aansprakelijk groepsvermogen Agioreserve Herwaarderingsreserve Wettelijke en statutaire reserves Overige reserves Onverdeelde winst Aansprakelijk vermogen Voorwaardelijke schulden Onherroepelijke faciliteiten
Tabel 2: Voorbeeld balans
Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de lezer een redelijke kennis heeft van boekhouden en dus de interpretatie van de posten op de balans. De activa op balans hebben we nodig om de risico gewogen activa te berekenen. Die worden berekend door de bedragen van de balanspost te vermenigvuldigen met het bijbehorende risicopercentage. Zie voor extra informatie over de risicopercentages bijlage A.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 14
2.5.3
Risicopercentages Hieronder staat aangegeven welke risicopercentages verbonden kunnen worden met de verschillende soorten activa. Voor de activa, waarachter meerdere percentages staan, geldt dat de bank zelf een risicoanalyse moet uitvoeren. De bank kan dan met dat percentage zijn risico gewogen bezittingen berekenen. Activa Kasmiddelen Kortlopend overheidspapier Bankiers Kredieten aan de overheid Kredieten aan de private sector Rentedragende waardepapieren Aandelen Deelnemingen Immateriële activa Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen Overige activa Overlopende activa
Risicopercentage(s) 0% 0,20,50,100,150% 20,50,100,150% 0,20,50,100,150% 20,50,100,150% 0,20,50,100,150% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Tabel 3: Risicopercentages
2.5.4
Tier 1,2 en 3 Met de passiva op de balans worden de tier 1,2 en 3 berekend. Hieronder staat een tabel waarin de tiers vermeld staan die horen bij de betreffende passiva. Passiva Bankiers Toevertrouwde middelen: – spaargelden – overige toevertrouwde middelen Schuldbewijzen Overige schulden Overlopende passiva Voorzieningen Fonds voor algemene bankrisico’s Achtergestelde schulden meer dan 2 jaar Achtergestelde schulden meer dan 5 jaar Kapitaal /eigen vermogen – Belang van derden – Groepsvermogen – Aansprakelijk groepsvermogen Agioreserve Herwaarderingsreserve Wettelijke en statutaire reserves Overige reserves Onverdeelde winst Voorwaardelijke schulden Onherroepelijke faciliteiten
Tier 1 3 2 1 1 1 2 1 1 1 -
Tabel 4: Passiva en tiers
Menno Dobber
November 2002
Pagina 15
2.5.5
Typen risico’s Door De Nederlandsche Bank zijn op dit moment een aantal typen risico’s beschreven waar rekening mee gehouden dient te worden. Hieronder staan de verschillende typen: Typen risico’s Kredietrisico Vreemde valuta’s en goud risico Grondstoffenposities risico Marktrisico Leveringsrisico van alle effecten- en grondstoffentransacties Grote posten voor handelsposities Landenrisico Basel II definieert drie typen risico’s; de operationele risico’s, de kredietrisico’s en de marktrisico’s. Die drie risico’s gebruiken wij ook in dit verslag. De Nederlandsche Bank gebruikt andere definities dan de Basel commissie. Volgens de definitie van de Basel commissie omvatten de marktrisico’s o.a. ook de landenrisico’s. Het kan voorkomen dat door de verschillen in definities, bepaalde verliezen volgens De Nederlandsche Bank onder het ene type risico vallen en volgens de Basel commissie onder een ander type.
2.5.6
Ontwikkeling van de ratio’s in de Basel richtlijnen In 1988 heeft de Basel commissie de eerste richtlijnen ingevoerd. Bij de ratioberekening werd alleen uitgegaan van kredietrisico’s. Het kapitaalbeslag voor kredietrisico’s moest minimaal 8% zijn van de Risk weighted assets. Om die te berekenen vermenigvuldigde de bank de diverse activa met het bijbehorende risicopercentage. De Basel commissie heeft een aantal percentages gegeven die gehanteerd moesten worden. Het kapitaalbeslag kon worden gedekt door Tier 1 en Tier 2. Om de ratio te berekenen hanteerde men de volgende formule:
BIS I (1988) − ratio =
Tier 1 + Tier 2 RWA
(4)
RWA = Risk Weighted Assets, de risico gewogen activa. Dat zijn de gesommeerde activa, maar gewogen met het bijbehorende risicopercentage. De risico gewogen activa worden bepaald bij het berekenen van het kapitaalbeslag voor kredietrisico’s. Meer informatie hierover is te vinden in paragraaf 1.4. Voor andere betekenissen uit de formule verwijzen we door naar paragraaf 2.5.1. Omdat er bij het akkoord dat in 1988 werd opgesteld geen rekening gehouden werd met de marktrisico’s is er gekozen voor een extra element in de formule. Het kapitaalbeslag voor marktrisico wordt opgenomen in de noemer van de formule. Ook is het mogelijk om een deel van de marktrisico’s te dekken met Tier 3 (zie paragraaf 2.5.4).
BIS I (1996) − ratio =
Tier 1 + Tier 2 + Tier 3 RWA + 12,5 * C mr
(5)
Waarbij: Cmr = Capital requirements for market risk, het kapitaalbeslag voor markt risico’s.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 16
Op dit moment hanteren de banken de BIS I(1996)-ratio. Met de invoering van het Basel II akkoord zal er ook rekening gehouden moeten worden met de operationele risico’s. op de volgende manier worden die risico’s geïnterpreteerd in de BIS-ratio formule:
BIS II − ratio =
Tier 1 + Tier 2 + Tier 3 RWA + 12,5 * C mr + 12,5 * C or
(6)
Waarbij: RWA = Risk Weighted Assets, de risico gewogen activa. Dat zijn de gesommeerde activa, maar gewogen met het bijbehorende risicopercentage. Cor = Capital requirements for operational risk, het kapitaalbeslag voor operationele risico’s. We zien dat de formule om de ratio te berekenen in de loop der jaren is veranderd. Ook zal er een element van de formule veranderen. De berekening van de Risk weighted assets gaat ook veranderen bij de invoering van Basel II. Diverse percentages zijn veranderd en ook flexibeler geworden. Het komt er in feite op neer dat banken, die zaken doen met veel ‘betrouwbare’ klanten of debiteuren, lagere Risk weighted assets hebben, dan banken die dat minder doen. Zo worden banken gestimuleerd om zaken te doen met klanten of debiteuren, waarbij ze minder risico lopen. Het betekent wel dat de Risk weighted assets bij de invoering van Basel II bij de meeste banken veranderen. Voor de meeste banken in Nederland geldt dat zij te maken hebben met een lagere waarde van de Risk weighted assets, omdat de overheid van Nederland een veel lager risicopercentage krijgt. Bij de invoering van Basel II wordt er ook gekeken naar de operationele risico’s. Die risico’s worden ook in de noemer van de formule opgenomen. Die toevoeging heeft tot gevolg dat de noemer groter wordt. Echter aan de andere kant zagen we dat de noemer voor de meeste Nederlandse banken lager wordt. Per saldo zal het percentage bij de invoering van Basel II veranderen. Het is afhankelijk van de hoogte van de operationele risico’s of de ratio stijgt of daalt.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 17
2.5.7
Voorbeeld ratio berekening Hieronder staan de waarden van de activa op de balans ingevuld voor de fictieve bank (FIBA) in een bepaald jaar (in miljoenen). Met de cijfers is geprobeerd om de financiële situatie van een bank te representeren, die in de realiteit ook zou kunnen bestaan. De licht gekleurde gedeelten dienen door de bank ingevuld of onderzocht te worden. Bijvoorbeeld bij bankiers en kredieten aan de private sector is op basis van schattingen als risicopercentage 20% gekozen als gemiddelde van de risicopercentages van dat activum. Dat percentage zou door de bank onderzocht moeten worden. Met behulp van die waarden kan men dan de andere waarden berekenen, waaronder de risk weighted assets. Balans FIBA Bank Balanspost (miljoenen) 17.932 Kasmiddelen 12.296 Kortlopend overheidspapier 49.619 Bankiers 14.100 Kredieten aan de overheid 260.175 Kredieten aan de private sector 123.365 Rentedragende waardepapieren 16.794 Aandelen 2.420 Deelnemingen 0 Immateriële activa 7.331 Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen 11.088 Overige activa 11.188 Overlopende activa
Risico% Risico bezitting 0% 0 0% 0 20% 9.924 0% 0 20% 52.035 50% 61.683 100% 16.794 100% 2.420 100% 0 100% 7.331 100% 11.088 100% 11.188
Buiten modelbalans: Professionele effectentransacties
71.055
100%
71.055
Risk weighted assets
597.363
Totaal
243.517
Activa
gewogen
Tabel 5: Activa op balans FIBA 2001
In de praktijk zien we dat er ook off-balance3 posten, zoals derivaten, bij de berekening van het kapitaalbeslag genomen worden. Bij het getallenvoorbeeld hierboven is er geen rekening gehouden met de off-balance posten. Dat is gedaan omdat een voorbeeldberekening daarvan geen waarde toevoegt aan het inzicht in de risico gewogen bezittingen. Hieronder staat de tabel met de passiva van de FIBA. Met behulp van die waarden is bepaald welke waarden er in Tier 1, 2 en 3 zijn.
3
Zie: Begrippenlijst
Menno Dobber
November 2002
Pagina 18
Passiva Bankiers Spaargelden Overige toevertrouwde middelen Professionele effectentransacties Toevertrouwde middelen Schuldbewijzen Overige schulden Overlopende passiva Voorzieningen (niet voor risico’s) Fonds voor algemene bankrisico's Achtergestelde schulden Achtergestelde schulden (>5 jaar) Achtergestelde schulden (>2 jaar) Achtergestelde schulden (<2 jaar) Eigen vermogen Belang van derden Groepsvermogen Aansprakelijk groepsvermogen Voorwaardelijke schulden Onherroepelijke faciliteiten Totale passiva Totaal van tiers
Balanspost (miljoenen) Tier 107.843 84.345 173.441 54.578 312.364 72.495 45.633 12.349 12.672 1.381 1
Tier 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1.381
Tier 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Tier 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
11.072 2.605 2.606 11.787 4.556 16.343 34.007 47.784 145.570
0 0 0 11.787 4.556 0 0 0 0
11.072 0 0 0 0 0 0 0 0
0 2.605 0 0 0 0 0 0 0
2 3 1 1
1.153.431 Tier 1 Tier 2 Tier 3
17.724 11.072 2.605
Tabel 6: Passiva op balans FIBA 2001
Voor de duidelijkheid: de post ‘Achtergestelde schulden (>5 jaar)’ is onderdeel van de post ‘Achtergestelde schulden (>2 jaar)’. Er is aangenomen dat het bruto inkomen van de FIBA 18.834 miljoen is. Volgens de Basic indicator benadering kunnen we nu een schatting maken van het kapitaalbeslag voor operationele risico’s. Om het kapitaalbeslag te berekenen bij de Basic indicator benadering vermenigvuldigt men de Risico gewogen bezittingen met een parameter α. Die α zal bij de invoering van Basel II door de commissie worden vastgesteld. Op het moment van schrijven is de commissie bezig om onderzoek te doen naar de juiste hoogte van die α. Voor meer informatie over de verschillende benaderingen verwijzen we door naar hoofdstuk 4. Aangezien de α waarde volgens de voorspellingen ongeveer 0,22 zal zijn, wordt het kapitaalbeslag voor operationele risico’s: 4.143 miljoen. We nemen aan dat het kapitaalbeslag voor marktrisico’s 400 miljoen is. We dienen ook rekening te houden met de eis, dat van Tier 3 maximaal 250% van het deel van Tier 1 dat gebruikt wordt voor dekking marktrisico, gebruikt mag worden. Dit erbij beschouwd, zien we dat er maximaal 285 miljoen uit Tier 3 als dekking voor de marktrisico’s gebruikt kan worden.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 19
Nu het kapitaalbeslag voor operationele en markt risico berekend is, kan de BIS II ratio berekend worden met behulp van formule (4):
BIS II − ratio =
Tier 1 + Tier 2 + Tier 3 17.724 + 11.072 + 2.605 = = 9,7% RWA + 12,5 * C mr + 12,5 * C or 243.517 + 12,5 * 400 + 12,5 * 4.143
De BIS II-ratio (en eerder: BIS I-ratio) moet minimaal 8% zijn om aan de minimum normen van Basel te voldoen. 2.5.8
Gevoeligheidsanalyse ratio We maken bij de berekeningen in de rest van dit hoofdstuk ook gebruik van de Basic indicator benadering. Dat doen we omdat die benadering het meest stabiel is. Voor meer informatie over de diverse benaderingen verwijzen we door naar hoofdstuk 4. We kunnen de kapitaalratio voor FIBA berekenen via de hieronder staande tabel. Risico's Krediet risico's Operationele risico's Markt risico's Totale risico's
Risico bezittingen
Minimum kapitaalbeslag
Beschikbaar kapitaal
243.517
19.481
Tier 1:
17.724
51.788
4.143
Tier 2:
11.072
5.000
400
Tier 3:
2.605
Tegemoetkoming minimum kapitaalbeslag Tier 1: 17.610 Tier 2: 1.756 Tier 1: 0 Tier 2: 4.143 Tier 1: 114 Tier 3: 286
17.724
Totaal Tier 1,2,3
300.305
Bruikbaar kapitaal
Kapitaal ratio
Tier 1:
17.724
Tier 2:
11.072
Tier 3:
286 29.082
9,7%
Tabel 7: Huidige situatie FIBA
Om te beginnen worden de risicobezittingen voor de verschillende risico’s bepaald. Voor kredietrisico’s zijn dat de risk weighted assets4. Voor de operationele risico’s en de marktrisico’s is dat te bepalen door het minimum kapitaalbeslag te vermenigvuldigen met 12,5. Bij kredietrisico’s is het minimum kapitaalbeslag te bepalen door de risk weighted assets te delen door 12,5 (8% ervan te nemen). Vervolgens wordt bepaald hoeveel kapitaal in de verschillende Tiers is onder te verdelen. Dat staat hierboven aangegeven in de kolom ‘Beschikbaar kapitaal’. Daarna wordt er bepaald hoeveel kapitaal uit iedere Tier wordt gereserveerd voor welke risico’s. Daarbij moet worden voldaan aan de eisen die vermeld staan in paragraaf 2.5.1. Het resultaat van die toekenning voor de FIBA staat in de kolom ‘Tegemoetkoming minimum kapitaalbeslag’. Ook kan men het maximaal bruikbare kapitaal voor die huidige situatie bepalen. Zo kan men zien hoeveel ruimte er nog zit in het kapitaalbeslag. Door het totale bruikbare kapitaal te delen door de risico bezittingen kan de BIS II ratio, ofwel het kapitaal ratio, berekend worden.
4
Zie: Begrippenlijst
Menno Dobber
November 2002
Pagina 20
We kunnen onderzoeken hoeveel de marktrisico’s maximaal kunnen zijn, zodat Tier 3 volledig gebruikt is en zodat Tier 1 en 2 zo min mogelijk worden gebruikt. Vervolgens is het natuurlijk wel mogelijk hogere marktrisico’s opvangen door kapitaal uit Tier 1 en Tier 2 te reserveren hiervoor. Het punt waarop precies alle kapitaal uit Tier 3 is gebruikt voor de marktrisico’s en waarbij ook voldaan wordt aan de eisen, volgens het Basel akkoord, is hieronder weergegeven. Risico's Krediet risico's Operationele risico's Markt risico's Totale risico's
Risico bezittingen
Minimum kapitaalbeslag
Beschikbaar kapitaal
243.517
19.481
Tier 1:
17.724
51.788
4.143
Tier 2:
11.072
45.588
3.647
Tier 3:
2.605
340.892
Tegemoetkoming minimum kapitaalbeslag Tier 1: 16.682 Tier 2: 2.799 Tier 1: 0 Tier 2: 4.143 Tier 1: 1.042 Tier 3: 2.605
Bruikbaar kapitaal
Kapitaal ratio
Tier 1:
17.724
Tier 2:
11.072
Tier 3:
2.605
Totaal Tier 1,2,3
31.401
9,2%
Tabel 8: Mogelijke situatie omtrent marktrisico’s bij FIBA
Het hieronder staande figuur geeft aan hoezeer de BIS II-ratio verandert wanneer het kapitaalbeslag voor marktrisico’s hoger zou zijn dan het huidige niveau. BIS II-ratio 12,0%
Huidig niveau In dit gedeelte is Tier 3 maximaal verbruikt, waardoor een beroep wordt gedaan op Tier 1en Tier 2.
Te verbruiken gedeelte van Tier 3
10,0%
BIS II-ratio
6,0%
BIS II norm
4,0%
2,0%
00 0
00
00
10
95
90
00
00
00
00 85
80
75
00
00
00
70
65
60
55
00
00
00
00
00
00
00 50
45
40
35
30
25
20
00
0
00 15
10
0
0,0%
50
BIS II-ratio
8,0%
Kapitaalbeslag marktrisico's Grafiek 3: Verandering kapitaal voor marktrisico’s
De marktrisico’s mogen volgens de regels dan nog hoger zijn, waardoor ook het gehele kapitaal uit Tier 1 en Tier 2 wordt gebruikt om te reserveren voor de marktrisico’s. Die maximale situatie is in de hieronder staande tabel berekend. Ten alle tijden moet er rekening gehouden worden met de eis dat de dekking voor marktrisico’s vanuit Tier 3 maximaal 250% is van de kapitaaldekking uit Tier 1.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 21
Risico's Krediet risico's Operationele risico's Markt risico's Totale risico's
Risico bezittingen
Minimum kapitaalbeslag
Beschikbaar kapitaal
243.517
19.481
Tier 1:
17.724
51.788
4.143
Tier 2:
11.072
97.213
7.777
Tier 3:
2.605
392.517
Tegemoetkoming minimum kapitaalbeslag Tier 1: 12.552 Tier 2: 6.929 Tier 1: 0 Tier 2: 4.143 Tier 1: 5.172 Tier 3: 2.605 Totaal Tier 1,2,3
Bruikbaar kapitaal
Kapitaal ratio
Tier 1:
17.724
Tier 2:
11.072
Tier 3:
2.605 31.402
8,0%
Tabel 9: Minimale situatie FIBA
Die situaties voor de marktrisico’s zijn hierboven zo uitgebreid uitgewerkt, omdat de eis dat Tier 3 alleen gebruikt mag worden voor de marktrisico’s en de 250% eis, de situatie ingewikkelder maken. Om ondanks de eisen een duidelijk beeld te krijgen zijn de mogelijke situaties omtrent de marktrisico’s geanalyseerd. De situatie voor kredietrisico’s en voor operationele risico’s is eenvoudiger omdat we daar niet te maken hebben met extra eisen. Hieronder staan twee grafieken over beide risico’s, die aangeven hoeveel het kapitaalbeslag voor beide risico’s zou kunnen stijgen bij de huidige hoogten van de risico’s. BIS II-ratio Huidig niveau
25,0%
Mogelijk niveau
15,0% BIS II-ratio BIS II norm 10,0%
5,0%
80 00 10 00 0 12 00 0 14 00 0 16 00 0 18 00 0 20 00 0 22 00 0 24 00 0 26 00 0 28 00 0 30 00 0 32 00 0 34 00 0 36 00 0 38 00 0 40 00 0
60 00
40 00
0,0% 0 20 00
BIS II-ratio
20,0%
Kapitaalbeslag kredietrisico's Grafiek 4: Verandering kapitaal voor kredietrisico’s
Menno Dobber
November 2002
Pagina 22
BIS II-ratio 16,0%
Huidig
Mogelijk
14,0%
10,0% BIS II-ratio
8,0%
BIS II norm
6,0% 4,0% 2,0% 0,0% 0 10 00 20 00 30 00 40 00 50 00 60 00 70 00 80 00 90 00 10 00 0 11 00 0 12 00 0 13 00 0 14 00 0 15 00 0 16 00 0 17 00 0 18 00 0 19 00 0 20 00 0
BIS II-ratio
12,0%
Kapitaalbeslag operationele risico's Grafiek 5: Verandering kapitaal voor operationele risico’s
Bij de huidige situatie is de BIS II-ratio een stuk hoger dan 8%. We hebben hiervoor gezien hoeveel het kapitaalbeslag voor ieder van de drie risico’s zou kunnen stijgen. Aan de andere kant is het ook mogelijk om het kapitaal voor de drie Tiers te verlagen. Hieronder staat beschreven hoeveel dat kan zijn.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 23
In de hieronder staande grafiek wordt weergegeven hoeveel Tier 1 en Tier 2 verlaagd kunnen worden, zonder dat de BIS II-ratio in gevaar komt. BIS II-ratio Mogelijk niveau Huidig niveau
16,0% 14,0%
10,0% Mogelijke verlaging van Tier 1 en Tier 2
8,0%
BIS II-ratio
6,0% 4,0% 2,0% 0,0%
0 20 00 40 00 60 00 80 00 10 00 0 12 00 0 14 00 0 16 00 0 18 00 0 20 00 0 22 00 0 24 00 0 26 00 0 28 00 0 30 00 0 32 00 0 34 00 0 36 00 0 38 00 0 40 00 0
BIS II-ratio
12,0%
Kapitaal in Tier 1 en Tier 2 Grafiek 6: Verandering kapitaal in Tier 1 en Tier 2
Ook Tier 3 is in de huidige situatie te verlagen. In de hieronder staande tabel staat hoeveel de verschillende Tiers verlaagd kunnen worden zonder dat de ratio onder de 8,0 % komt. Er zijn dan vier uiterste situaties mogelijk, allen met een uiteindelijke BIS II-ratio van 8,0 %. Mogelijke afname kapitaalbeslag Tier 1: 5057 Tier 3: 2320 Tier 1: 4772 Tier 3: 2605 Tier 2: 5057 Tier 3: 2320 Tier 2: 4772 Tier 3: 2605 Tabel 10: Mogelijke afnames kapitaalbeslag FIBA
We zien dat in de huidige situatie bij de FIBA Tier 1 en Tier 2 met hetzelfde bedrag verlaagd kunnen worden. Dat hoeft echter niet in iedere situatie mogelijk te zijn. Het kan namelijk zijn dat door verlaging van een van de Tiers er niet meer voldaan wordt aan de eisen zoals ze hiervoor genoemd zijn.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 24
2.5.9
Conclusie gevoeligheidsanalyse ratio Het moge duidelijk zijn uit de hierboven staande overzichten en grafieken, dat de FIBA behoorlijk veel reserves heeft. Veel meer dan men volgens de Basel commissie minimaal zou moeten hebben. Het kan zijn dat de FIBA de kans dat ze een betaling niet direct kunnen betalen aanzienlijk wil verkleinen. Wanneer die kans wordt verkleind dan krijgt de bank namelijk een hogere ‘rating’. Banken met hogere ratings hebben in het algemeen een hogere betrouwbaarheid omtrent het uitbetalen van geld. Veel klanten van banken kiezen voor een bank waarbij die betrouwbaarheid groter is. Ook krijgt een bank slechte publiciteit wanneer ze niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. Die kans willen de banken zo laag mogelijk hebben. Omdat de marge behoorlijk ruim wordt genomen en dus ver boven de 8% zit, is er niet meteen te concluderen dat het onderzoek naar de verschillende effecten van benaderingen geen nut heeft. We kunnen namelijk het volgende redeneren. Veel banken hanteren een vaste kans voor het niet kunnen voldoen aan de financiële verplichtingen. Deze kans stellen ze zo klein mogelijk. Echter wanneer men die kans wil verkleinen, dan dient de bank veel meer kapitaal vast te houden. Wanneer de risico’s beter worden geschat door banken, omdat zij een geavanceerdere benadering hanteren, dan wordt de kans dat een bank niet kan voldoen aan financiële verplichtingen kleiner, terwijl het kapitaalbeslag hetzelfde blijft. Ook kan de bank hetzelfde risicopercentage behouden, terwijl zij minder kapitaal aanhoudt. Hierbij wordt risico gedefinieerd als die kosten die je krijgt, die je van te voren niet had ingecalculeerd of voorzien. Aan de andere kant krijgt de bank door de benadering een beter zicht op de oorzaken van de risico’s. De bank kan zich dan gaan concentreren op die oorzaken, waardoor de risico’s ook kleiner worden.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 25
3
Aanpak van het onderzoek
3.1
Inleiding aanpak onderzoek In de voorgaande hoofdstukken zijn de berekeningen van de BIS ratio besproken en ook de hoofdvragen van het onderzoek. Om uiteindelijk de diverse vragen te kunnen beantwoorden wordt er onderzoek gedaan naar de verschillende benaderingen. Diverse formules en berekeningen van de verschillende benaderingen worden uitgewerkt. Het doel daarbij is om een duidelijk overzicht te krijgen van de diverse invoerwaarden die nodig zijn om de formules te kunnen toepassen. Ook worden er verschillende typen banken onderscheiden. Banken van hetzelfde type komen naar alle waarschijnlijkheid in hoge mate overeen als we kijken naar de aanpak van de analyse of de resultaten van die analyse. De hoofdvragen van die analyse zijn genoemd in paragraaf 2.3.2. De derde stap die doorlopen wordt is het schrijven van een onderzoeksprogramma. Met het onderzoeksprogramma kan dan vervolgens een analyse worden uitgevoerd. De diverse hoofdvragen kunnen dan worden beantwoord. In de paragrafen hieronder zal worden ingegaan op uitvoering van de diverse stappen.
3.2
Onderzoek naar verschillende benaderingen Bij het onderzoek naar de verschillende benaderingen zal voornamelijk de literatuur geraadpleegd worden. De diverse documenten over Basel II bevatten informatie over de verschillende benaderingen. In de loop der jaren zijn steeds nieuwe documenten verschenen als vervolg op oude documenten. Bij het onderzoek naar verschillende benaderingen zullen de relevante gedeeltes uit de diverse documenten gehaald moeten worden om zo een duidelijk overzicht te krijgen. Het resultaat van dit onderzoek staat in hoofdstuk 4.
3.3
Typen banken Bij dit gedeelte van het onderzoek zal er vanuit verschillende perspectieven bekeken worden welke typen banken er onderscheiden kunnen worden. Voorbeelden van de verschillende perspectieven zijn de kamer van koophandel en De Nederlandsche Bank. In hoofdstuk 5 staat beschreven welke typen in het verdere verslag kunnen worden onderscheiden.
3.4
Ontwikkelen onderzoeksprogramma Het onderzoeksprogramma wordt een programma, waarin verschillende parameters ingevoerd kunnen worden en waarbij de uitvoer gebruikt kan worden voor een verdere analyse. Het programma zal geschreven worden in Excel, omdat deze toepassing zich goed leent voor dit soort analyses. Veel parameters kunnen ingevoerd worden, waarna diverse berekeningen automatisch uitgevoerd worden. De uitvoer kan grafieken bevatten en belangrijke uitvoerwaarden. Het doel van het programma is dat er inzicht verkregen wordt in de gevoeligheden, die beschreven zijn in paragraaf 1.3.2. Dat kan door gevoeligheidsanalyses uit te voeren, waar hieronder verder op wordt ingegaan. Voor verdere uitleg over het onderzoeksprogramma verwijzen we door naar hoofdstuk 6.
3.5
Gevoeligheidsanalyses Met behulp van het onderzoeksprogramma dat in de paragraaf hiervoor is besproken zijn er analyses uit te voeren voor de gekozen typen banken uit hoofdstuk 5. De analyse zal zich ten eerste richten op een realistische situatie van een fictieve voorbeeldbank. Vervolgens zal worden onderzocht hoezeer de situatie verandert wanneer een bepaalde maatregel wordt genomen. Ook zal onderzocht worden welke invloed het overstappen naar een andere benadering heeft op het kapitaalbeslag. In hoofdstuk 7 staat uitgebreider beschreven hoe de analyse is uitgevoerd. In hoofdstuk 8 staan vervolgens de resultaten van deze analyses.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 26
4
Verschillende benaderingen van de operationele risico’s
4.1
Inleiding over de benaderingen In paragraaf 2.5 is uitgelegd welke elementen nodig zijn om de BIS II-ratio uit te rekenen. In de noemer van de formule staat het element ‘kapitaalbeslag voor operationele risico’s’, waar we in dit hoofdstuk verder op in zullen gaan. Binnen pilaar 1 van het Basel II akkoord zijn er voor operationele risico’s drie verschillende typen benaderingen ontwikkeld of in ontwikkeling. Die typen benaderingen kwamen nog niet voor in Basel I en zijn daarom ook niet te vergelijken met de kapitaalbeslagberekeningen uit dat akkoord. Wat betreft de inhoud van de benaderingen, maar ook wat betreft de structuur ervan is nog veel niet vastgesteld. Elk van deze benaderingen heeft als doel om op een andere manier het kapitaalbeslag voor operationele risico’s te berekenen. De bank heeft in principe de keus om voor een bepaalde benadering te kiezen. Allereerst is er de Basic indicator benadering. Dat is de benadering die het gemakkelijkst uit te voeren is, omdat de bank alleen het bruto inkomen hoeft te bepalen om tot een kapitaalbeslag te komen. De tweede benadering is de Standardized benadering. Deze benadering heeft het nieuwe element in zich, dat er onderscheid wordt gemaakt in het kapitaalbeslag van verschillende handelsactiviteiten. Als laatst zijn er de Advanced measurement benaderingen, die zijn het meest in ontwikkeling en het meest geavanceerd. Bij die typen benaderingen onderscheidt men verschillende handelsactiviteiten en verschillende typen gebeurtenissen. De handelsactiviteiten kunnen gedetailleerder onderverdeeld worden dan bij de Standardized benadering. Ook de typen gebeurtenissen kunnen bij deze benaderingen op verschillende niveaus gedefinieerd worden. Binnen de Advanced measurement benaderingen zijn er op dit moment drie verschillende subbenaderingen in ontwikkeling. De Internal measurement benadering, de Loss distribution benadering en de Scorecard benadering. Deze drie benaderingen worden door de banken op dit moment in meer of mindere mate door elkaar gebruikt. De meest recente structuur van de benaderingen is weergegeven in het hieronder staande figuur. Die structuur van benaderingen dateert uit september 20015. Zoals in paragraaf 1.4 staat beschreven zullen we bij het verdere onderzoek dan ook uitgaan van die structuur. Basel II Benaderingen bij operationele risico's
Basic indicator benadering
Standardized benadering
Advanced measurement benaderingen
Scorecard benadering
Loss distribution benadering
Internal measurement benadering
Figuur 5: Structuur verschillende benaderingen
5
zie: Working paper on the Regulatory Treatment of Operational risk, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel, September 2001, pagina 11
Menno Dobber
November 2002
Pagina 27
Omdat de commissie Basel II op dit moment nog geen duidelijke methodes voor de Advanced measurement benaderingen heeft ontwikkeld, zijn zij aan het bestuderen hoe de banken deze benaderingen interpreteren en implementeren. De commissie voert regelmatig gesprekken met diverse banken over de ontwikkeling van de verschillende benaderingen. 4.2
Basic indicator benadering
4.2.1
Uitleg Basic indicator benadering Het kapitaalbeslag voor operationele risico’s wordt bepaald door het bruto inkomen2 van de bank te vermenigvuldigen met een door de Basel commissie bepaalde parameter α. Het is de bedoeling dat die parameter vaststaat en voor iedere bank hetzelfde is. Bij het schrijven van deze scriptie is die parameter nog niet bekend. Er is op dit moment reeds onderzoek gedaan naar de range waarbinnen de uiteindelijke α zich gaat bevinden. Dat onderzoek wordt de Quantitative Impact Study (QIS) genoemd. Ondanks dat er uit de QIS een range af te leiden is waarbinnen de uiteindelijke α zich gaat bevinden, kijken we hoe de commissie Basel II tot die waarde gaat komen. Dat is gedaan omdat dan inzicht verkregen wordt over de betekenis van de α. Bij verschillende banken hebben zij waarden voor α op de volgende manier berekend:
αj =
0.12 * MRC j
(7)
GI j
Waarbij: αj = De α-parameter voor bank j. MRCj = Minimum regulatory capital2, minimaal gereguleerd kapitaal voor bank j = MCRj * RWAj MCRj = Minimum Capital Ratio, de minimale kapitaal ratio voor bank j. Dit percentage wordt in beginsel gesteld op 8% voor iedere bank. Die 8% vloeit voort uit Basel I. In Basel II wil men ook bij iedere bank een percentage van 8% aanhouden. Dat percentage kan echter worden aangepast wanneer er besloten wordt, in het kader van pilaar 2 van het Basel II akkoord, dat 8% te laag is. RWAj = Risk Weighted Assets, de risico gewogen activa voor bank j. De risico gewogen activa worden berekend door de hoogte van ieder type activa te vermenigvuldigen met het vastgestelde risicopercentage voor die activa. Deze percentages staan vermeld in: Consultative document: The New Basel Capital Accord, Basel Committee on Banking Supervision, Basel, January 2001, pagina’s 7-12 en in International convergence of capital measurement and capital standards, Basel committee on banking supervision, Basel July 1988, Annex 2. Zie ook: Bijlage A. GIj = Gross income, het bruto inkomen6 van bank j. De 0.12 die in de bovenstaande formule staat is opgesteld door de Basel commissie. De commissie had die waarde in eerste instantie op 0.20 staan, maar uit verdere berekeningen was gebleken dat die waarde te hoog stond. Die waarde leidde namelijk tot te hoge kapitaalbeslagen. Voor meer informatie over dit getal verwijzen we door naar de ‘Working paper on the regulatory treatment of operational risk, september 2001’. Op basis van de α’s die berekend worden voor alle banken, wordt er één vaste α berekend, wat gaat gelden voor iedere bank. Doordat we beschreven hebben hoe de α berekend of bepaald wordt, kunnen we nu meer zeggen over de interpretatie ervan. Meer daarover wordt verderop toegelicht.
6
Zie: Begrippenlijst
Menno Dobber
November 2002
Pagina 28
Om het kapitaalbeslag te berekenen voor de operationele risico’s voor een bank wordt de volgende formule gebruikt: KBIA,j = EIj*α
(8)
Waarbij: KBIA,j = Kapitaalbeslag Basic indicator benadering voor bank j EIj = Exposure indicator van bank j. De Exposure indicator is een normwaarde. In dit geval representeert de indicator de hele bank. Basel II heeft bij de Basic indicator benadering het bruto inkomen (GIj) als Exposure indicator gekozen. α = De waarde van de parameter α. We kunnen de formules nu als volgt interpreteren. We zien dat het kapitaalbeslag gelijk is aan het bruto inkomen vermenigvuldigd met de vaste α waarde. 4.2.2
Interpretatie Basic indicator benadering We weten dat geldt voor een bank: KBIA,j = EIj*α
(9)
Dan kunnen we concluderen dat voor de gehele internationale banksector geldt: n
n
n
j =1
j =1
j =1
∑ K BIA, j = ∑ ( EI j *α ) = α * ∑ EI j ,
(10)
voor bank j є [1,..,n]. n is het aantal banken in de sector. Op dit moment heeft de Basel commissie nog geen manier om de α uit de αj’s te berekenen. Wanneer we aannemen dat de Basel commissie de volgende α gaat kiezen, dan kunnen we een interpretatie maken: n
α = ∑α k * Gewicht k
,
(11)
k =1
We merken hierbij op dat de hierboven staande formule een manier is om de α te berekenen. De commissie heeft niet aangegeven hoe zij het zullen gaan doen. Daar waren ze op het moment van schrijven nog niet over uit. Waarbij αk de bepaalde parameter is voor bank k en gewichtk het marktaandeel van bank k t.o.v. alle andere banken. We kunnen nu het volgende analyseren. Voor de gehele internationale bankensector geldt: n ⎛ n ⎞ n = = K α * EI α * Gewicht ⎜ ∑ ∑ ∑ k BIA, j j k ⎟ * ∑ EI j j =1 j =1 ⎝ k =1 ⎠ j =1 n
(12)
We gaan er vanuit dat het gewicht van een bank wordt bepaald op basis van zijn bruto inkomen t.o.v. het totale inkomen van de sector en dat voor de Exposure indicator ook het bruto inkomen wordt gekozen (zoals de Basel II commissie nu doet). Dan krijgen we het volgende: (13) n
n
j =1
k =1
∑ K BIA, j =∑ (α k *
n
GI k n
∑ GI l =1
n
∑ (α k =1
) * ∑ GI j = j =1
l
n
k
Menno Dobber
* GI k ) = ∑ ( k =1
n 0,12 * MRC k * GI k ) = 0,12 * ∑ MRC k GI k k =1
November 2002
Pagina 29
We veronderstellen dat alle banken, waarbij de α bepaald is, de Basic indicator benadering toepassen. In die situatie zien we dat 12% van het minimale gereguleerd kapitaal (het totale kapitaalbeslag) van alle banken bestemd moet zijn voor operationele risico’s. Dat is precies de doelstelling van de Basel commissie. De commissie heeft namelijk als doelstelling dat de banken die kiezen voor de Basic indicator benadering, voldoende kapitaal reserveren voor de operationele risico’s, omdat zij, naar alle waarschijnlijkheid, die risico’s niet gedetailleerd onderzocht hebben. 4.3
Standardized benadering
4.3.1
Uitleg Standardized benadering De Standardized benadering heeft het nieuwe element in zich, dat er onderscheidt gemaakt wordt in het kapitaalbeslag tussen verschillende handelsactiviteiten. Allereerst wordt de bank verdeeld in een aantal typen financiële dienstverlening. De bank wordt dus in min of meer zelfstandige bedrijfsonderdelen opgedeeld (van Dale, zie ook begrippenlijst). Binnen die typen financiële dienstverlening worden dan een aantal handelsactiviteiten gedefinieerd. In de hieronder staande tabel staan de diverse typen financiële dienstverlening en handelsactiviteiten genoemd. Typen financiële dienstverlening Investment Banking Banking
Others
Handelsactiviteiten Corporate Finance Trading and sales Retail banking Commercial banking Payment and settlement Agency services Asset management Retail brokerage
Tabel 11: Typen financiële dienstverlening en handelsactiviteiten bij Standardized benadering
Per handelsactiviteit wordt het kapitaal beslag berekend. Het kapitaalbeslag per handelsactiviteit wordt berekend op een manier die parallel loopt aan de berekening die wordt toegepast bij de Basic indicator benadering. Het kapitaalbeslag voor de operationele risico’s per handelsactiviteiten kan berekend worden door het bruto inkomen van een handelsactiviteit te vermenigvuldigen met een door de commissie bepaalde parameter β. Per handelsactiviteit heeft de commissie een andere waarde voor de β vastgesteld. Net zoals de α bij de Basic indicator benadering zijn de β’s vast voor iedere bank. Bij het schrijven van deze scriptie zijn die parameters nog niet bekend. Er is op dit moment reeds onderzoek gedaan naar de range waarbinnen de uiteindelijke β’s zich gaan bevinden. Die resultaten staan ook vermeld in het QIS rapport7. Om de Standardized benadering te mogen toepassen zal de bank aan een aantal standaards moeten voldoen met betrekking tot ‘effectief risico management’ en ‘meten en valideren’. Meer over de criteria die verbonden zijn aan deze benadering, zie bijlage B. Ook bij de Standardized benadering is het relevant om te onderzoeken hoe de commissie de waarden van de β’s gaat bepalen. Zij berekenen de β’s op de volgende manier:
β j ,i =
0.12 * MRC j * OpRiskShare j ,i
(14)
GI j ,i
7
Zie: Working paper on the Regulatory Treatment of Operational risk, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel September 2001, pagina 29
Menno Dobber
November 2002
Pagina 30
Waarbij: β j,i = De waarde van de parameter β voor handelsactiviteit i in bank j. MRCj = Minimum regulatory capital2 voor bank j = MCRj * RWAj MCRj = Minimum Capital Ratio, de minimale kapitaal ratio voor bank j. Dit percentage wordt in beginsel gesteld op 8% voor iedere bank. Die 8% vloeit voort uit Basel I. In Basel II wil men ook bij iedere bank een percentage van 8% aanhouden. Dat percentage kan echter worden aangepast wanneer er besloten wordt, in het kader van pilaar 2 van het Basel II akkoord, dat 8% te laag is. RWAj = Risk weighted assets, de risico gewogen activa voor bank j. De risico gewogen activa wordt berekend door de hoogte van ieder type activa te vermenigvuldigen met het vastgestelde risicopercentage voor die activa. Deze percentages staan vermeld in: Consultative document: The New Basel Capital Accord, Basel Committee on Banking Supervision, Basel January 2001, pagina’s 7-12 en International convergence of capital measurement and capital standards, Basel committee on banking supervision, Basel July 1988, Annex 2. Zie ook: Bijlage A GIj,i = Het gross income van handelsactiviteit i in bank j. Het gross income is het bruto inkomen2. OpRiskSharej,i = Operational Risk Share van handelsactiviteit i in bank j. Dat is het percentage van de operationele risico’s die binnen de bank worden toegeschreven aan de desbetreffende handelsactiviteit. De Basel II commissie kiest als OpRiskShare naar alle waarschijnlijkheid voor het percentage bruto inkomen van handelsactiviteit i t.o.v. het totale bruto inkomen van de gehele bank. Of uiteindelijk daarvoor wordt gekozen is nog onduidelijk. Op basis van de β’s die berekend worden voor alle banken, wordt er één vaste waarde β berekend per handelsactiviteit, dat geldt voor iedere bank. Doordat we beschreven hebben hoe de β berekend of bepaald wordt, kunnen we nu meer zeggen over de interpretatie ervan. Meer daarover wordt verderop toegelicht. Om het kapitaalbeslag voor de operationele risico’s voor een bank te berekenen wordt de volgende formule gebruikt: KSA = ∑(EI1-8*β1-8)
(15)
Waarbij: KSA = Kapitaalbeslag Standardized Benadering EIi = Exposure indicator van handelsactiviteit i. De hoogte hiervan representeert de gehele handelsactiviteit, in Basel II neemt men het bruto inkomen2 als exposure indicator. βi = De waarde van de parameter β voor handelsactiviteit i. 4.3.2
Interpretatie Standardized benadering Bij de interpretatie van de Standardized benadering kunnen we ongeveer dezelfde gedachtegang als bij de Basic indicator benadering volgen. We weten dat geldt voor een bank: 8
K SA, j = ∑ ( EI j ,i * β i )
(16)
i =1
Dan kunnen we concluderen dat voor de gehele internationale banksector geldt: n
∑K j =1
n
SA, j
8
8
n
8
= ∑∑ ( EI j ,i * β i ) = ∑ β i * ∑∑ EI j ,i , j =1 i =1
i =1
(17)
j =1 i =1
voor bank j є [1,..,n] en handelsactiviteit i 1 t/m 8. n is het aantal banken in de sector.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 31
We nemen net zoals bij de Basic indicator benadering aan dat de βi bepaald gaat worden op basis van het gewogen gemiddelde van de βj,i’s. Wederom vermelden we dat dit een keuze is, die door de Basel commissie nog niet gemaakt is. Er geldt nu dat: n
β i = ∑ β j ,i * Gewicht j ,
(18)
j =1
Waarbij βj,i de bepaalde parameter is voor handelsactiviteit i bij bank j en gewichtj het marktaandeel van bank j in handelsactiviteit i t.o.v. alle andere banken in handelsactiviteit i. We kunnen nu het volgende analyseren. Voor de gehele internationale bankensector geldt: n
8
j =1
i =1
n
8
8
n
n
8
∑ K SA, j = ∑ β i * ∑∑ EI j ,i = ∑∑ ( β k ,i * Gewichtk ) * ∑∑ EI j ,i j =1 i =1
i =1 k =1
(19)
j =1 i =1
We gaan er vanuit dat het gewicht van een bank wordt bepaald op basis van zijn bruto inkomen t.o.v. het totale inkomen van de sector en dat voor de Exposure indicator ook het bruto inkomen wordt gekozen (zoals de Basel II commissie nu doet). Dan krijgen we het volgende: n
∑K j =1
n
8
SA , j
= ∑∑ ( β k ,i * i =1 k =1
n
∑∑ ( β k ,i * GI k ) = ∑∑ ( i =1 k =1
(20)
j =1 i =1
l 8
n
8
) * ∑∑ GI j ,i =
n
∑ GI l =1
8
n
GI k
0,12 * MRC k * OpRiskShar ei ,k GI i , k
i =1 k =1
* GI k )
We gaan er vanuit dat de OpRiskShare van een handelsactiviteit binnen een bank bepaald wordt door het bruto inkomen van de handelsactiviteit gedeeld door het totale bruto inkomen van die bank. We krijgen dan: 8
n
n
∑ K SA, j = ∑∑ GI k * j =1
0,12 * MRC k * OpRiskSharei ,k GI i ,k
i =1 k =1
=
8
8
n
∑∑ GI i =1 k =1
8
0,12 * MRC k * (GI i ,k / ∑ GI i ,k ) k
i =1 k =1
GI i ,k 0,12 * MRC k *
n
∑∑ GI
i =1
*
k
*
GI i ,k
=
(21)
GI i ,k GI k
n
= 0,12 * ∑ MRC k k =1
We kunnen nu hetzelfde concluderen als bij de Basic indicator benadering. We veronderstellen dat alle banken, waarbij de β bepaald is, de Standardized benadering toepassen. In die situatie zien we dat 12% van het minimale gereguleerd kapitaal (het totale kapitaalbeslag) van alle banken bestemd moet zijn voor operationele risico’s. Dat is precies de doelstelling van de Basel commissie. De commissie heeft namelijk als doelstelling dat de banken die kiezen voor de Standardized benadering, voldoende kapitaal reserveren voor de operationele risico’s, omdat zij, naar alle waarschijnlijkheid, die risico’s niet gedetailleerd onderzocht hebben.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 32
4.4
Advanced measurement benaderingen
4.4.1
Inleiding Advanced measurement benaderingen De Advanced measurement benaderingen zijn het meest geavanceerd. Bij deze typen benaderingen wordt er onderscheid gemaakt tussen verschillende handelsactiviteiten en verschillende typen gebeurtenissen. Deze handelsactiviteiten kunnen gedetailleerder onderverdeeld worden dan bij de Standardized benadering. Ook de typen gebeurtenissen kunnen bij deze benaderingen op verschillende niveaus gedefinieerd worden. Om als bank de Advanced measurement benaderingen te mogen implementeren, moet de bank voldoen aan verschillende criteria. Deze criteria komen aan het eind van dit hoofdstuk aan bod. Een verschil tussen de Advanced measurement benaderingen en de andere is dat er veel gegevens over verliezen verzameld moeten worden. Banken ontwikkelen verschillende methoden om zo de gegevens te analyseren en om tot een gedegen kapitaalbeslag te komen. Deze methoden worden dan door de commissie goedgekeurd, wanneer ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Binnen de Advanced measurement benaderingen zijn er op dit moment drie verschillende subbenaderingen in ontwikkeling bij banken. Dat zijn de Internal measurement benadering, de Loss distribution benadering en de Scorecard benadering. De commissie benadrukt dat de banken niet gedwongen zijn om een van deze methoden te gebruiken. Ook nieuwe methoden mogen worden ingevoerd. Een eigen methode mag worden ingevoerd mits de toezichthouder het heeft goedgekeurd. Bovendien is het toegestaan om een combinatie van de drie benaderingen te gebruiken bij het analyseren van de operationele risico’s.
4.4.2
Uitleg Advanced measurement benaderingen
4.4.2.1 Stappen bij verlies Bij twee van de drie Advanced measurement benaderingen dienen een aantal stappen doorlopen te worden nadat zich een verlies voorgedaan heeft. Het gaat dan om de Internal measurement benadering en de Loss distribution benadering. De derde benadering, de Scorecard benadering, doorloopt andere stappen die verderop in dit verslag beschreven worden. Bij de eerste twee benaderingen dient men allereerst het operationele verlies toe te kennen aan een handelsactiviteit. Meer uitleg over de overeenkomst tussen de handelsactiviteiten van de Standardized benadering en de Advanced measurement benaderingen volgt in de paragraaf hieronder. Vervolgens dient men te onderzoeken welk type gebeurtenis gezorgd heeft voor het verlies dat geleden is. Nadat voor een bepaalde periode een aantal incidenten zijn verzameld en onderscheiden, dient er een analyse uitgevoerd te worden. Hieronder staan de verschillende stappen van de diverse benaderingen uitgewerkt, zoals ze op dit moment toegepast worden binnen banken.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 33
4.4.2.2 Toekennen aan handelsactiviteiten Bij twee van de Advanced measurement benaderingen, de Internal measurement benadering en de Loss distribution benadering, is het de bedoeling dat verliezen worden toegeschreven aan een zo gedetailleerd mogelijke handelsactiviteit. De handelsactiviteiten die genoemd zijn bij de Standardized benadering, kunnen bij deze sub-benaderingen verder worden gespecificeerd. In de hieronder staande tabel staan de verdere specificaties vermeld. Financiële dienstverlening (Business unit) Investment banking
Handelsactiviteit (Business line), Level 1 Corporate finance
Trading & sales
Banking
Retail banking
Handelsactiviteit (Business line), Level 2 Corporate finance Municipal/Governmen t finance Merchant banking Advisory services Sales Market making Proprietary positions Treasury Retail banking Private banking Card services
Others
Commercial banking
Commercial banking
Payment and settlement Agency services
External clients
Asset management Retail brokerage
Custody Corporate agency Corporate trust Discretionary fund management Non-discretionary fund management Retail brokerage
Groepen activiteiten fusies en acquisitie, verzekeren, privatiseringen, verzekeringen, onderzoek, schulden (overheid, hoge rente) vermogen, syndicaten, IPO, secundary private placements vast inkomen, vermogen, valuta wisselen, goederen, kredieten, fondsen, eigen veiligheid, lenen en veiligstellen, effecten en schulden retail leningen en onderpanden, bankservices, handelskredieten en landgoederen prive leningen en onderpanden, bankservices, handelskredieten, landgoederen en investeringsadviezen handels/commerciële/bedrijfs kaarten, private labels en retail projectfinanciering, reële landgoederen, export financiering, handelsfinanciering, leasing, leningen, garanties en wisselrekeningen betalingen en ontvangsten, fondsoverzetting, verrekeningen en schikkingen panden, magazijnsontvangsten, verzekeringsleningen, bedrijfsacties emittent en betalingsagentschappen samengestelde, afgezonderd, retail, institutionele, gesloten, open en prive bezittingen samengestelde, afgezonderd, retail, institutionele, gesloten, open Executie en volledige service
Tabel 12: Specificatie van de handelsactiviteiten
Menno Dobber
November 2002
Pagina 34
4.4.2.3 Onderscheiden van type gebeurtenis Wanneer het verlies aan een handelsactiviteit toegekend is, dienen we ook een type gebeurtenis toe te schrijven aan het verlies. Op dit moment worden de volgende typen gebeurtenissen onderscheiden: interne fraude, externe fraude, werkuitvoering en veiligheid op de werkplek, klantproducten en zakelijke uitvoeringen, schade aan fysieke bezittingen, zakelijke storingen en systeemfouten, executies leveringen en process management. In de hieronder staande tabel staan de gebeurtenissen verder gespecificeerd. Type (level 1) gebeurtenis Interne fraude
Externe fraude
Werkuitvoering en veiligheid op de werkplek
Klanten, producten en zakelijke uitvoeringen
Definitie
Categorieën (level 2)
Verliezen die voortkomen uit acties met de intentie om te frauderen, onjuist bezittingen, misleidende regels, de wet of bedrijfsbeleid, exclusief diversiteits en discriminatie gebeurtenissen, waarbij op z’n minst een interne partij betrokken is.
Ongeautoriseerde bezigheden
Verliezen die voortkomen uit acties met de intentie om te frauderen, onjuist bezittingen, misleiden van de wet, door een derde partij. Verliezen die voortkomen uit acties, in tegenstelling tot het werk, gezondheid van veiligheidswetten of overeenkomsten, van betalingen voor claims van persoonlijke blessures of van diversiteit of discriminatie gebeurtenissen.
Diefstal en fraude Systeemveiligheid
Verliezen die voortkomen uit onopzettelijke of slordige fout om te voldoen aan een specifieke eis van de klant, of verliezen door een gewoonte of een falend productontwerp.
Diefstal en fraude
Werk relaties Veilige omgeving
Diversiteit Geschiktheid, openbaringen en fiduciair(chartaal) geld
Ongepaste zaken of markt uitvoeringen
Uiteenvallen producten Selectie, sponsorschappen en blootstellingen Adviserende activiteiten Schade aan fysieke bezittingen
Menno Dobber
Schade of verliezen aan fysieke bezittingen door natuurrampen of andere gebeurtenissen
Rampen en andere gebeurtenissen
November 2002
Voorbeeld activiteiten (level 3) bewust niet gerapporteerde transacties (bewust) ongeautoriseerde transacties (geldverlies) bewust verkeerd noteren van positie fraude/ Krediet fraude/ Waardeloze onderpand diefstal / afpersing/ verduistering/ beroving diefstal/ beroving/ vervalsing/ hacking schade/ informatie stelen (geld verlies) compensatie, tegoedkomingen, beëindiginguitgaven, georganiseerd werk algemene verplichtingen (uitglijden), werk gezondheid & veiligheidsvoorschriften gebeurtenissen, werknemers compensatie alle manieren van discriminatie fiduciaire fouten/ richtlijnen schade, geschiktheid en openbaringen, retail klanten openbaringen, privacyschendingen, agressieve verkopen, account beroering, misbruik van vertrouwelijke informatie, lenerverplichtingen geen vertrouwen, oneigenlijke handel, markt manipulatie, insiders handel, ongelicenseerde activiteit, witwassen product defecten, modelfouten fouten bij het onderzoeken van klanten door richtlijnen, klanten limieten overschrijding discussies over prestaties van advies activiteiten natuurrampen verliezen, menselijke verliezen door externe bronnen (terrorisme, vandalisme)
Pagina 35
Zakelijke storingen en systeemfouten Uitvoeringen, leveringen en proces management
Verliezen die voortkomen door fouten van het werk of door de systemen Verliezen door falende transactie processen of process management door relaties met handels counterparties en vendors
Systemen Opvangen transacties, uitvoeren en handhaving
Monitoren en rapporteren Opnemen klanten en documentatie Klanten account management Handels counterparties Vendors en geldschieters
hardware, software, telecommunicatie, gebruikersdefecten en fouten miscommunicatie, data invoer/opslag/laden fout, gemiste deadline/verantwoordelijkheid, model/systeem fout, accounting en toeschrijvingfouten, andere taakfouten, afleveringsfouten, inzamelingsfouten, verwijzing data opslag gefaalde rapporteer verplichtingen, onjuiste externe rapporten ontbreken klanten toestemming/afwijzingen, Incomplete/ afwezige legale documenten onjuist toegang gegeven aan accounts, incorrecte klant gegevens, slordige verliezen of schade aan klanten bezittingen verkeerde niet-klanten counterparty, misrekende nietklanten counterparty discussies uitbesteden, vendor discussies
Tabel 13: Typen gebeurtenissen
Om bepaalde verliezen toe te kennen aan de verschillende typen gebeurtenissen heeft de Basel II commissie het hieronder staande overzicht ontwikkeld.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 36
Heeft de oorspronkelijke gebeurtenis de economische resultaten van de firma beïnvloed en is het erkend volgens GAAP?1
Gebeurtenis valt buiten verdere analyse
Nee
Ja Was het financiële effect: Waardevermindering, Gerechtelijke kosten, Bijstelling, Schadeloosstelling, Verlies van geld/voorraden of Verlies of schade aan fysieke bezittingen?
Nee
Ja Was de som van de hierboven genoemde verliezen boven het vastgestelde bedrag?
Nee
Ja Heeft de hoofdgebeurtenis geresulteerd in een reductie van de inkomsten of een verhoging van de kosten, die ontstaan is uit een tactische of strategische zakelijke beslissing?
Zakelijke of strategische gebeurtenis2
Ja
Nee Is er (al of niet bewust) zwendel, misleidende regels, wetsovertreding of overtreding van het bedrijfsbeleid vastgesteld?
Is er sprake van opzet, een vergissing of een ‘gewoonte’ dat tegen de werknemersof gezondheids- en veiligheidswetten ingaat?
Ja
Nee Nee
Ja Gaat de vergissing of niet bedoelde actie tegen de werknemers of Ja gezondheids- en veiligheids- wetten in OF betreft het een betaling of claim waarbij iemand persoonlijk geschaad is?
Is er minstens een lid van staff betrokken bij de hierboven genoemde overtreding?
Werkuitvoering en veiligheid op de werkplek
Nee
Nee Is er sprake van schade of verlies aan fysieke/vaste bezittingen?
Ja
Schade aan fysieke bezittingen
Ja Interne fraude
Externe fraude
Nee Is er een storing in de technologie, telecommunicatie (hardware/software) of een gebruikersdefect?
Ja
Zakelijke storingen en systeemfouten
Nee Is er sprake van een onopzettelijke of slordige fout om te voldoen aan een specifieke eis van de klant, oftewel is de verantwoordelijkheid voor vertrouwen geschaad OF leden klanten verlies door een gewoonte of een falend productontwerp?
Heeft een routinefout in de klantendocumentatie, de accountmanagement of in het transactieverloop de klant benadeeld?
Ja
Nee Nee
Ja
Executies, leveringen & proces management
1
Klanten, producten en zakelijke uitvoeringen
GAAP: Generally Accepted Accounting Principles
2 Dit type gebeurtenis is nog niet officieel toegevoegd aan de Basel II-lijst van typen gebeurtenissen
Figuur 6: Kwalificatie van de risicogroepen
Menno Dobber
November 2002
Pagina 37
4.4.2.4 Subbenaderingen van de Advanced measurement benaderingen We onderscheiden drie verschillende subbenaderingen binnen de Advanced measurement benaderingen. Dat zijn de Internal measurement benadering, de Loss distribution benadering en de Scorecard benadering. Hieronder zullen de verschillende benaderingen behandeld worden. Internal measurement benadering Bij deze benadering gaat men analyseren door welke factoren de verliezen worden bepaald. Er is een aantal factoren dat wordt onderscheiden. Dat zijn de kans op een gebeurtenis (PE), het gemiddelde percentage van de Exposure indicator dat verloren gaat (LGE), de Exposure indicator (EI) en de verhouding tussen de verwachte en de onverwachte verliezen (γ). Deze factoren worden geschat. Er wordt uitgegaan van een vaste factor tussen de verwachte (EL) en de onverwachte verliezen (UL), de γ. Het kapitaalbeslag voor operationele risico’s is de som van de verwachte en de onverwachte verliezen. De verhouding tussen de verwachte verliezen en het kapitaalbeslag wordt γ genoemd. Die factor tussen de verwachte en de onverwachte verliezen is dus γ-1. Het hieronder staande plaatje geeft de situatie weer. De hoogte van het verlies betekent in deze paragraaf het totale verlies van een bank of handelsactiviteit over een heel jaar.
Grafiek 7: Situatie bij verwachte en onverwachte verliezen
Er wordt uitgegaan van een lineaire relatie tussen de verwachte en de onverwachte verliezen. Bij deze benadering gaat men er vanuit dat men een kans kan koppelen aan de soorten gebeurtenis. Men gaat er daarbij vanuit dat er is sprake van een repeterend karakter van de gebeurtenissen en dat de gebeurtenissen zich in categorieën laten indelen. Ook neemt men aan dat men de verliezen van de gebeurtenissen kan kwantificeren. Er wordt dus aangenomen dat men precies kan achterhalen hoeveel een gebeurtenis heeft gekost en hoeveel een gebeurtenis maximaal zou kunnen kosten. De verwachte verliezen van een handelsactiviteit worden geschat door de verwachting van de hierboven staande verdeling. Dat zijn de verliezen die men verwacht te lopen. Het kan zijn dat de werkelijk geleden verliezen, hoger of lager uitvallen. De onverwachte verliezen zijn op een andere manier gedefinieerd. Men bepaalt een waarde van het verlies zo dat naar verwachting het werkelijke verlies in 95% van de gevallen lager uitvalt. De verwachting is echter dat in 5% van de gevallen de verliezen voor operationele risico’s hoger uitvallen. De onverwachte verliezen worden dan gedefinieerd als het verschil tussen die waarde en de waarde van de verwachte verliezen. Het kapitaalbeslag voor operationele risico’s binnen de Internal measurement benadering wordt bepaald door de volgende formules: ELi,j = EIi,j * LGEi,j * PEi,j Ki,j = γi,j * EIi,j * PEi,j * LGEi,j = γi,j * ELi,j Kor = ∑(Ki,j)
Menno Dobber
(22) (23) (24)
November 2002
Pagina 38
Waarbij: ELi,j = Expected loss. Het verwachte verlies van gebeurtenis j in handelsactiviteit i. EIi,j = Exposure indicator. Deze parameter geeft aan hoe groot de schade van gebeurtenis kan zijn binnen handelsactiviteit i. LGEi,j = Loss Given Event. Het gemiddeld procentueel verlies van de exposure van gebeurtenis j in handelsactiviteit i dat we krijgen als die gebeurtenis zich voordoet = 1 – hersteld%. PEi,j = Probability of Event. De kans dat gebeurtenis j voor gaat komen in een vastgestelde periode in handelsactiviteit i. Het is gebruikelijk om voor die periode een jaar te nemen. Ki,j = Het kapitaalbeslag voor gebeurtenis j in handelsactiviteit i. Kor = Het kapitaalbeslag voor operationele risico’s binnen de gehele oranisatie. γi,j = Deze parameter geeft de verhouding tussen verwachte verlies en het kapitaalbeslag weer. De γ parameter wordt nader bepaald voor handelsactiviteit i en gebeurtenis j. Berekening LGE en PE Om de LGE en de PE te berekenen of eigenlijk te benaderen zijn er per handelsactiviteit en type gebeurtenis berekeningen opgesteld. In de tabel hieronder staan de diverse berekeningen vermeld. We merken op dat voor het type gebeurtenis ‘Schade aan fysieke bezittingen’ geen berekeningen voor de LGE en de PE zijn gedefinieerd.
Type handelsactiviteit Corporate finance Trading & Sales Retail banking Commercial banking Payment and settlement Agency services Asset management Retail brokerage
Type gebeurtenis Interne fraude, Externe fraude, Klanten, producten en zakelijke uitvoeringen, Zakelijke storingen en systeemfouten & Executies, leveringen en process management LGE PE
Werkuitvoering en veiligheid op de werkplek
LGE
PE
Average loss per event EI /# Deals Average loss per event EI /# Trades Average loss per event EI /# Accounts Average loss per event EI /# Accounts Average loss per event EI /# Transactio ns per day
# Loss events # Deals # Loss events # Trades # Loss events # Accounts # Loss events # Accounts # Events per day # Transactions per day
Average loss per event EI /# Employees Average loss per event EI /# Employees Average loss per event EI /# Employees Average loss per event EI /# Employees Average loss per event EI /# Employees
# Loss events # Deals # Loss events # Trades # Loss events # Customers # Loss events # Customers # Events per day # Transactions per day
Average loss per event EI /# Accounts Average loss per event EI /# Accounts Average loss per event EI /# Accounts
# Loss events # Accounts # Loss events # Accounts # Loss events # Accounts
Average loss per event EI /# Employees Average loss per event EI /# Employees Average loss per event EI /# Employees
# Loss events # Customers # Loss events # Accounts # Loss events # Accounts
Tabel 14: Berekeningen van de LGE en de PE
8
De twee rechter kolommen van de hierboven staande tabel geven aan hoe de LGE en de PE voor de diverse typen handelsactiviteiten berekend dienen te worden. Om het kapitaalbeslag te berekenen moeten de LGE, de PE, de Exposure Indicator en de γ met elkaar vermenigvuldigd worden. Echter, de interpretatie van die vermenigvuldiging voor de twee rechterkolommen is voor mij onduidelijk. Die onduidelijkheid wordt alleen maar groter wanneer bijvoorbeeld de factor #Employees fluctueert. 8
Zie: QIS 2 - Operational Risk Loss Data, Basel committee on banking supervision (www.bis.org), Basel May 2001
Menno Dobber
November 2002
Pagina 39
Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de keuze van de formules die gedaan zijn om de LGE en de PE te berekenen heb ik contact gehad met de Bank of International Settlements en met De Nederlandsche Bank. Van beide contacten heb ik begrepen dat zij afstand doen van de hierboven staande formules. Meer informatie daarover staat in paragraaf 8.7. Interpretatie Internal measurement benadering We kunnen de wiskundige formules van de Internal measurement benadering als volgt interpreteren. Bij het berekenen van de verwachte verliezen vermenigvuldigen we een aantal parameters. We vermenigvuldigen de Exposure indicator (EI) van een gebeurtenis in een bepaalde handelsactiviteit met de kans op die gebeurtenis in die handelsactiviteit (PE) en met het verwachte procentuele verlies van de totale Exposure (LGE). De afzonderlijke vermenigvuldigingen interpreteren we als volgt. De Exposure indicator, vermenigvuldigd met het verwachte procentuele verlies van de Exposure, representeert het bedrag dat verloren gaat als een bepaalde gebeurtenis zich in een bepaalde handelsactiviteit voordoet. Oftewel: EIi,j * LGEi,j = Het verwachte verlies als gebeurtenis j zich in handelsactiviteit i voordoet. Als we die waarde vermenigvuldigen met de kans dat gebeurtenis j zich voordoet in handelsactiviteit i, dan krijgen we het verwachte verlies van gebeurtenis j in handelsactiviteit i. Oftewel: ELi,j = EIi,j * LGEi,j * PEi,j = Het verwachte verlies van gebeurtenis j in handelsactiviteit i. Dit is weer formule (19), zoals hiervoor reeds is genoemd. Met de hierboven staande waarde kunnen we nog weinig bepalen. Dat komt omdat dat verwachte verlies nooit reëel waargenomen zal worden. Als gebeurtenis j zich voordoet in handelsactiviteit i, dan gaat er naar alle waarschijnlijkheid EIi,j * LGEi,j verloren en als gebeurtenis j zich niet voordoet dan gaat er niets verloren. Meer inzicht verkrijgen we in de hoogte van de verliezen wanneer we gaan sommeren over de gebeurtenissen. Oftewel:
ELi = ∑ ELi , j =∑ EI i , j * LGEi , j * PEi , j , j
(25)
j
De ELi is namelijk het verwachte verlies in handelsactiviteit i. We kunnen de onverwachte verliezen op de volgende manier schatten. We vermenigvuldigen het verwachte verlies van gebeurtenis i in handelsactiviteit j met de factor die de verhouding tussen het verwachte verlies van gebeurtenis i en het onverwachte verlies van die gebeurtenis representeert. Die factor noemen we γi,j. We krijgen dan het volgende: ULi,j = (γi,j-1) * EIi,j * LGEi,j * PEi,j = Het onverwachte verlies van gebeurtenis j in handelsactiviteit j. (26)
Menno Dobber
November 2002
Pagina 40
Diversificatie-effect: Wanneer verschillende verdelingen bij elkaar genomen moeten worden, dan kan er sprake zijn van een diversificatie-effect. Een diversificatie-effect treedt op wanneer de correlatie tussen verdelingen niet 1 is. Een diversificatie-effect is opgetreden zodra één van de volgende vergelijkingen geldt: q(F,x) + q(G,x) > q(F+G,x)
(27)
waarbij: F, G = Twee verschillende stochasten, waarvan de verdelingsfuncties bekend zijn q(A,x) = Het x-quantiel van verdeling A Het verschil tussen de linkerkant en de rechterkant van bijvoorbeeld vergelijking (24) geeft aan hoe groot het diversificatie-effect is. Wanneer we aannemen dat er geen sprake is van een diversificatie-effect bij de onverwachte verliezen, dan kunnen we de onverwachte verliezen sommeren. We krijgen dan:
ULi = ∑ (γ i , j − 1) * EI i , j * LGEi , j * PEi , j = ∑ (γ i , j − 1) * ELi , j j
(28)
j
De ULi zijn de geschatte mogelijke onverwachte verliezen in handelsactiviteit i. Om het kapitaalbeslag voor handelsactiviteit i te berekenen sommeert men het onverwachte en het verwachte verlies. Oftewel:
K i = ELi + ULi = ∑ EI i , j * LGE i , j * PEi , j + ∑ (γ i , j − 1) * EI i , j * LGE i , j * PEi , j = j
∑γ
i, j
j
(29)
* EI i , j * LGEi , j * PEi , j
j
Het kapitaalbeslag van de gehele organisatie is dan:
K or = ∑ K i = ∑ ∑ γ i , j * EI i , j * LGEi , j * PEi , j = ∑∑ K i , j ; i
i
j
i
(30)
j
Deze formule is weer gelijk aan formule (21). Ook hier is aangenomen dat er geen sprake is van een diversificatie-effect. Formules (28) en (21) geven aan dat het kapitaalbeslag de som is van de kapitaalbeslagen voor iedere gebeurtenis i in handelsactiviteit j.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 41
Waarde van γ De formules die toegepast worden bij de Internal measurement benadering zijn duidelijk. Onduidelijker is hoe de factor γ bepaald wordt. Op dit moment worden banken vrij gelaten in het bepalen van die waarde. De banken moeten echter hun beredenering van die waarde overleggen aan de Basel commissie of aan de toezichthouder in hun land. De Basel commissie bekijkt dan of ze het eens zijn met die beredenering en of het voldoet aan bepaalde voorwaarden. In de praktijk komt het erop neer dat banken voor de γ een waarde tussen 3 en 4 nemen, afhankelijk van hun gevoel over de onverwachte risico’s. Zij krijgen dan een kapitaalbeslag voor operationele risico’s, die een factor tussen 3 en 4 groter is dan de verwachte verliezen (= γ, zie formules hierboven). Wanneer banken hun verwachte verliezen nauwkeuriger hebben geanalyseerd, dan zullen de onverwachte verliezen niet per definitie afnemen (in de theorie). Echter door erg veilige schattingen (de safe schattingen) in de praktijk, mede opgelegd door de Basel commissie, kunnen banken hun γ waarde verlagen wanneer de risico’s beter geanalyseerd hebben. Hieronder wordt op het verschil tussen theorie en praktijk verder ingegaan. Sommige banken bepalen de γ waarde door een Monte Carlo of bootstrap simulatie uit te voeren op waargenomen incidenten. Er wordt verder ingegaan op die simulaties bij de Loss distribution benadering. Verschillende soorten verdelingen Een bank dient te realiseren dat het schatten van de verdeling van de operationele risico’s niet direct leidt tot de werkelijke verdeling van die risico’s. Er zijn verschillende verdelingen en schattingen te definiëren. De verschillende verdelingen en schattingen zijn: • • • • •
Werkelijke verdeling Schatting van de verdeling o.b.v. werkelijke gegevens Safe schatting van de verdeling Verdeling van de gehele bankenindustrie Schatting van de verdeling o.b.v. de verdeling van de industrie
In principe zijn al die verdelingen verschillend. Echter door veel data te verzamelen kunnen werkelijke verdelingen beter geschat worden, waardoor het verschil tussen de geschatte en de werkelijke verdelingen kleiner wordt. Het schatten kan gedaan worden op basis van interne gegevens, maar ook met externe gegevens. Wanneer voldoende interne gegevens voor handen zouden zijn, dan zou een schatting op basis daarvan de beste schatting geven. Echter omdat er op dit moment nog te weinig interne gegevens aanwezig zijn, maken veel banken gebruik van externe databases. Hierdoor komen veel banken nu tot hetzelfde type verdeling van de verliezen binnen hun organisatie. Het hoeft echter niet te betekenen dat de banken allemaal dezelfde methoden gebruiken. Ze gaan echter wel uit van dezelfde verdeling en ze zullen daarom een kapitaalbeslag krijgen, dat sterk lijkt op het kapitaalbeslag dat door de ander berekend zou worden
Menno Dobber
November 2002
Pagina 42
Het hieronder staande figuur geeft aan hoe de situatie van de schattingen en verdelingen bijvoorbeeld kan zijn. Verdelingen in de werkelijkheid kunnen geheel anders zijn en kunnen ook een totaal andere volgorde onderling hebben.
Grafiek 8: Verschillende verdelingen en schattingen
Zoals reeds in een paragraaf hiervoor is genoemd stelt het ‘hoogte verlies’ het verlies in een handelsactiviteit of bank in een heel jaar voor. De verdeling geeft de onzekerheid van die hoogte weer. De oppervlakte onder de grafiek is, volgens de kansverdelingentheorie, altijd 1 (oftewel 100%). Een verdeling van de verliezen die een piek heeft bij een lage waarde voor de hoogte van het verlies is gunstiger dan een verdeling die de piek bij een hogere waarde heeft. Ook de dikte van de staart geeft aan hoe goed de operationele risico’s onder controle zijn. Een dunne staart geeft aan dat de kans dat er zich een hoog verlies voordoet erg klein is. Veel banken concentreren zich op het minimaliseren van de hogere verliezen. Zij passen de zogenaamde extreme waarde theorie toe (Extreme Value Theory, EVT)9. In het figuur hierboven is te zien dat er verschillen zijn tussen schattingen van de verdelingen en de werkelijke verdelingen. De volgende verschillen worden omschreven in de paragrafen hierna: • • •
Verschil tussen de werkelijke verdeling en de schatting o.b.v. werkelijke gegevens van één bank Verschil tussen de werkelijke verdeling en de safe schatting van één bank Verschil tussen de werkelijke verdeling en de schatting o.b.v. de schatting van de industrie
In de hieronder staande paragrafen zijn de diverse situaties uitgewerkt. Verschil tussen de werkelijke verdeling en zijn schatting Omdat het moeilijk is om de werkelijke verdeling van de operationele risico’s te bepalen, is er een verschil tussen de geschatte verdeling en de werkelijke verdeling. Daarbij is de verdeling van verliezen, die uiteindelijk tot het geconstateerde verlies heeft geleid, gedefinieerd als de werkelijke verdeling. Bij het analyseren van de operationele risico’s probeert men het verschil tussen die verdelingen te minimaliseren. Dat kan door meer gegevens te verzamelen. Er zijn drie verschillende situaties mogelijk bij het verschil tussen de schatting en de werkelijke verdeling. Die situaties staan hieronder uitgewerkt. Het hieronder staande is niet alleen van toepassing op het verschil van de verdelingen bij één bank, maar ook op het verschil bij de gehele bankenindustrie. De situaties zijn theoretisch van aard. In de praktijk komt slechts één van de situaties voor. In de paragraaf hierna wordt verder ingegaan op de praktijksituatie. We merken op dat de hieronder staande situaties triviaal zijn, maar het expliciet benoemen ervan vergroot het inzicht erin en maakt het duidelijker.
9
Zie: Begrippenlijst
Menno Dobber
November 2002
Pagina 43
De volgende drie situaties zijn er mogelijk bij het verschil tussen de schatting en de werkelijkheid: • De schatting en de werkelijke verdeling zijn identiek • De schatting is ‘voorzichtiger’ dan de werkelijke verdeling • De schatting is minder ‘voorzichtig’ dan de werkelijke verdeling Voorzichtig betekent dat er rekening gehouden wordt met een redelijke kans op hoge verliezen en dat de verwachte verliezen ook hoog worden ingeschat. We nemen aan dat de geschatte verdeling van de verliezen van één bank of gehele bankenindustrie er als volgt uitziet:
Grafiek 9: De geschatte verdeling
Dan is het mogelijk dat de werkelijke verdeling er ook zo uitziet. Deze kans is echter verwaarloosbaar. De waarde voor γ is dan voor de werkelijke situatie gelijk als die voor de geschatte situatie. De kans is echter groter dat de geschatte situatie afwijkt van de werkelijke situatie. Het kan zijn dat de werkelijke verdeling er als volgt uitziet (zie grijze lijn):
---- geschatte verdeling ---- werkelijke verdeling
Grafiek 10: Verschil werkelijke en geschatte verdeling
We zien dan, dat de werkelijke verdeling een dikkere staart heeft, dan aanvankelijk geanalyseerd was. Ook zien we dat de verwachte verliezen een klein beetje groter zijn geworden. De onverwachte verliezen zijn echter in verhouding veel groter geworden. De waarde voor de γ is bij de werkelijke situatie dan groter, dan aanvankelijk werd geschat. Ook kan het zijn dat de werkelijke verdeling er als volgt uitziet (de grijze lijn):
---- geschatte verdeling ---- werkelijke verdeling
Grafiek 11: Verschil werkelijke en geschatte verdeling
Menno Dobber
November 2002
Pagina 44
We zien dan, dat de werkelijke verdeling een dunnere staart heeft, dan aanvankelijk geanalyseerd was. We zien dat de verwachte verliezen een klein beetje kleiner zijn geworden. De onverwachte verliezen zijn echter in verhouding veel kleiner. De waarde voor de γ is voor de werkelijke situatie kleiner, dan aanvankelijk werd geschat. Het idee achter Basel II is dat de banken o.a. de operationele risico’s beter gaan analyseren en daar ook beter op gaan inspelen. Op basis van de theorie hierboven is het echter zeer goed mogelijk, dat bij de analyse van de operationele risico’s binnen de bank, de γ een hogere waarde krijgt dan men aanvankelijk had geschat. Het zou dus kunnen dat banken door het analyseren van de operationele risico’s meer kapitaalbeslag krijgen. De banken krijgen dan de kosten voor het analyseren van de operationele risico’s en daar bovenop krijgen ze ook nog een hoger kapitaalbeslag. Het Basel II akkoord was echter ontwikkeld om de banken te stimuleren om o.a. de operationele risico’s te analyseren. Daarom hanteert de Basel II commissie het hieronder staande. Verschil tussen de werkelijke verdeling en de safe schatting In de praktijk komt van de beschreven situaties uit de vorige paragraaf alleen de volgende situatie voor:
---- geschatte verdeling ---- werkelijke verdeling
Grafiek 12: Verschil werkelijke en geschatte verdeling in de praktijk
De zwarte lijn stelt daarbij de geschatte verdeling voor en de grijze lijn is de werkelijke verdeling. Er is te zien dat de bank vrijwel altijd een geschatte verdeling heeft die een hogere γ waarde heeft, dan de werkelijke verdeling. Oftewel, de staart wordt in de praktijk altijd te dik gekozen. De Basel commissie stelt namelijk bepaalde voorwaarden op voor het bepalen van de γ. Omdat veel operationele risico’s moeilijk te bepalen en te voorspellen zijn, neemt de Basel commissie alleen genoegen met een waarde voor γ, waar die onzekerheid in is verwerkt. Men kan die situatie als volgt weergeven. Een bank bepaalt op basis van de geleden verliezen uit het verleden een schatting voor de verdeling van de verliezen. Omdat er sprake is van onzekerheid, bepaalt men een marge waarbinnen de werkelijke verdeling naar alle waarschijnlijkheid zal zitten. Dat ziet er zo uit:
Grafiek 13: Marge bij verdeling
De Basel commissie stelt dan dat de bank de hoogste γ kiest binnen de marge van verdelingen.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 45
Wanneer de bank zijn operationele risico’s beter analyseert, dan zal de marge, waarbinnen de werkelijke verdeling valt, ook kleiner worden. In het algemeen heeft dat tot gevolg dat de verdeling met de hoogste γ binnen de marge, een kleinere waarde voor γ krijgt. Hierdoor kunnen de banken het kapitaalbeslag verlagen wanneer zij de operationele risico’s beter analyseren. Ook kunnen, door het nemen van maatregelen, de verwachte verliezen afnemen. In dat geval gaat de piek van de verdeling van verliezen naar links, wat signaleert dat de verliezen afnemen. Op dit moment hebben banken nog weinig inzicht in de vorm van de verdeling van hun eigen verliezen. Zij willen dan graag dat er een verdeling van de verliezen wordt bepaald van de gehele bankensector en dat zij die dan gebruiken voor hun analyses van verliezen. Dat is een analyse op basis van externe gegevens. Dat type analyse gaat in de richting van de parametrische methode. Over de parametrische methode wordt verderop in het verslag meer gemeld. Zij gaan uit van een verdeling en gaan daar hun eigen waarden voor bepalen. Het enige verschil met de parametrische methode is dat er niet gebruik hoeft gemaakt te worden van een standaard statistische verdeling. Omdat de commissie signaleert dat deze ontwikkeling invloed heeft op de mate van stimulering om risico’s te verminderen, is de Risk profile index ontwikkeld. Risk profile index: antwoord op het verschil tussen de werkelijke- en de industrieverdeling Zoals te lezen is in de hierboven staande paragraaf willen banken een verdeling van de verliezen van de gehele industrie gebruiken om de verdeling van verliezen van hun eigen bedrijf te analyseren. Op dit moment blijkt dat sommige banken de waarde van de γ volledig laten afhangen van de geschatte verdeling van de bankenindustrie. Wanneer banken dat doen, dan heeft het verbeteren van hun eigen risico profiel geen direct invloed op het kapitaalbeslag, omdat daar toch altijd de industriestandaard voor wordt gebruikt. Om toch het analyseren van risico’s meer te stimuleren, heeft de commissie de Risk profile index ontwikkeld. Die index is per bank verschillend en wordt bepaald door de mate waarin de bank de staart van de verdeling van verliezen onder controle heeft. Zo zijn er twee situaties. De verdeling van de bank heeft een dunnere/kleinere staart dan die van de industrie of een dikkere/langere staart. Die situaties worden hieronder nader toegelicht. De eerste situatie is dat de bank een kleinere staart heeft dan de industrie, oftewel de bank loopt minder risico dan de industrie om hogere verliezen te krijgen. Die situatie is weergegeven in de hieronder staande grafiek.
---- verdeling industrie ---- verdeling bank
Grafiek 14: Verschil verdeling bij industrie en bij de bank
Wanneer die situatie zich voordoet, dan krijgt de bank een Risk profile index (RPI) die kleiner is dan 1.0. De hoogte is afhankelijk van de mate waarin de staart van de bank dunner/kleiner is.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 46
De andere situatie is dat de bank een dikkere staart heeft dan de industrie, oftewel de bank loopt meer risico om hogere verliezen te krijgen. Die situatie is weergegeven in de hieronder staande grafiek.
---- verdeling industrie ---- verdeling bank
Grafiek 15: Verschil verdeling bij industrie en bij de bank
Wanneer die situatie zich voordoet, dan krijgt de bank een Risk profile index (RPI) die groter is dan 1.0. De hoogte is afhankelijk van de mate waarin de staart van de bank groter/dikker is. Wanneer men de Risk profile index toepast, dan worden de formules om het kapitaalbeslag te berekenen ook anders. Het kapitaalbeslag wordt dan mede bepaald door die index. De formules worden als volgt. ELi,j = EIi,j * LGEi,j * PEi,j Ki,j = γi,j * EIi,j * PEi,j * LGEi,j * RPIi,j = γi,j * ELi,j * RPIi,j Kor = ∑(Ki,j)
(31) (32) (33)
RPIi,j = Risk profile index Uitleg van de andere afkortingen zijn te vinden bij de paragraaf over de Internal measurement benadering. Formules (28) en (30) zijn identiek aan eerdere formules om het kapitaalbeslag te bepalen. Alleen formule (29) is gewijzigd. Het oude kapitaalbeslag voor een handelsactiviteit/type gebeurtenis wordt vermenigvuldigd met de RPI om het kapitaalbeslag voor de bank te krijgen voor dat type handelsactiviteit/type gebeurtenis. Uit onderzoek is gebleken dat de Risk profile index nauwelijks wordt toegepast door banken. Dat komt omdat banken weinig inzicht hebben in de hoogte van hun verliezen t.o.v. de verliezen van de bankenindustrie. Loss distribution benadering De Loss distribution benadering is een benadering die niet uitgaat van een vaste factor tussen de verwachte en onverwachte verliezen. Ook zijn de verschillende factoren als percentage verlies, kans op verlies en de Exposure samengevoegd bij deze benadering. Binnen de Loss distribution benadering doorloopt men twee stappen waarmee het kapitaalbeslag berekend wordt. Eerst bepaalt men een verdeling van de operationele verliezen en vervolgens wordt op basis daarvan het kapitaalbeslag berekend. Die twee stappen staan hieronder verder uitgewerkt. Stap 1: Bepalen verdeling Bij de Loss distribution benadering schatten banken voor iedere handelsactiviteit/ type gebeurtenis allereerst een verdeling van de operationele risico’s. Daarbij wordt er vooral gelet op de verdeling voor de toekomst (voor bijvoorbeeld een jaar). Net zoals bij de Internal measurement benadering gaat deze benadering er vanuit dat men de gebeurtenissen kan groeperen op soort. Oftewel dat er sprake is van een repeterend karakter van de gebeurtenissen. Ook gaat men er vanuit dat men de verliezen van de gebeurtenissen kan kwantificeren. Er wordt dus aangenomen dat men precies kan achterhalen hoeveel een gebeurtenis heeft gekost.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 47
Voor het bepalen van de verdeling van verliezen zijn er verschillende methodes en technieken ontwikkeld door banken. Dat zijn de parametrische methode, historische simulatie en de Monte Carlo simulatie. Iedere methode is een schatting van de werkelijkheid en gebaseerd op de historie. Hieronder staan de verschillende methoden verder uitgewerkt. Parametrische methode Bij de parametrische methode wordt er aangenomen dat de verliezen altijd volgens een bepaalde statistische verdeling verdeeld zijn. Vervolgens worden de parameters geschat. Bij de lognormale verdeling worden dan bijvoorbeeld de verwachting en de standaardafwijking, geschat. De verwachting geeft aan hoeveel men verwacht te verliezen. De standaardafwijking geeft aan hoeveel de volatiliteit is van de hoogte van de verliezen. De verdeling van de verliezen kan als volgt worden aangenomen:
Loss distribution 0,016 Dichtheid verlies
0,014 0,012 0,01 0,008
σ
0,006 0,004 0,002 0
µ
Hoogte verlies
Grafiek 16: Verliezen verdeling
De σ is de volatiliteit van de hoogte van de verliezen en de µ is het gemiddelde van de verliezen. Wanneer de volatiliteit en het gemiddelde bepaald zijn kan nu, op basis van de schattingen, exact berekend worden hoeveel kans de bank heeft op een bepaalde hoogte van de verliezen. Historische simulatie Stel we hebben een parametrisch niet-lineair regressie model. Oftewel de verwachting van een observatie is een niet-lineaire functie van sommige onbekende parameters. We hebben n willekeurige observaties: Yi, i = 1,..,n en een k dimensionale vector xi, welke de vector van verklarende variabelen van de i-de observatie voorstelt. Alle observaties zijn onafhankelijk. We nemen aan dat de regressie relatie tussen Yi en xi, de som is van een systematisch gedeelte, beschreven door een functie f van xi, en een random gedeelte εi. f is afhankelijk van een aantal onbekende parameters. We schrijven: Yi = f(xi,θ)+εi, i = 1,.,n,
(34)
waar θ = (θ1,…,θp)T de onbekende parameter vector is.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 48
De interpretatie van de simulaties voor de Loss distribution benadering is als volgt. De observaties Yi bij ons onderzoek zijn de geleden verliezen. De k dimensionale vector xi zijn de operationele risico indicatoren. Voorbeelden van die indicatoren zijn: ziekteverzuim, resultaat tevredenheidonderzoek, gemiddelde doorlooptijd van transacties, personeelsverloop, netheid in gebouw en aantal klachten van klanten. Die indicatoren representeren indirect de hoogte van de operationele risico’s. Wanneer deze indicatoren verbeterd worden, dan kan men er redelijkerwijs vanuit gaan dat de operationele risico’s ook minder worden. Bij analyses, waarbij causaliteit wordt verondersteld, is het noodzakelijk om gedegen onderzoek naar die causaliteit te doen. Men loopt bij onvoldoende onderzoek namelijk het risico om een bepaalde causaliteit vast te stellen, dat er niet is. Er zijn verschillende methodes die de causaliteit tussen de risico indicatoren en de verliezen kunnen verklaren. Een mogelijkheid is om een neuraal netwerk te maken of om een regressieanalyse te doen. De vector θ wordt dan op een juiste manier geschat. Op basis van de historische gegevens van de xi kunnen we toekomstige waarden van de xi simuleren. Met behulp van de simulatiewaarden zijn dan waarden voor de hoogtes van de verliezen te simuleren. Men simuleert dan een jaar de verliezen en gaat er vanuit dat het een reële schatting voor de uiteindelijke verliezen zal zijn. Monte Carlo simulatie De Monte Carlo simulatie zorgt ervoor dat er meer inzicht wordt verkregen in de vorm van de verdeling van de verliezen. Met dit type simulatie kan men een aantal keer een simulatie doen van de situatie. Door alle resultaten in een grafiek weer te geven, wordt er meer duidelijkheid verkregen over de verdeling van de verliezen. Ook kan men hieruit afleiden wat de dichtheid is van extreme verliezen. Wiskundig: We definiëren Yi1,..,YiNi als de verliezen 1,..,Ni in jaar t, waarbij Ni het aantal verliezen in jaar i is voor jaren i=1,..,m. We gaan er vanuit dat Ni ~ Poisson(λ), waarbij λ het verwachte aantal verliezen in één jaar is. Op basis van Basel II zouden banken minimaal 5 jaar gegevens moeten hebben. Dat zou betekenen dat i ≥ 5. Als schatter voor λ kiezen we: ^
λ=
1 m ∑ Ni m i =1
(35)
We nemen aan dat de operationele verliezen in de m meetjaren nauwelijks gewijzigd zijn. Ook hebben we aangenomen dat het aantal verliezen in een jaar volgens een Poisson verdeling verdeeld zijn en dat de dichtheid van de hoogte van de verliezen volgens een niet nader gespecificeerde verdeling verdeeld zijn. Onder deze aannames kunnen we drie methodes definiëren om verliezen te simuleren. Methode 1) De empirische verdelingsfunctie van de verliezen wordt bepaald door alle waargenomen incidenten van alle jaren. Op basis daarvan worden trekkingen gedaan en wordt een verlies gesimuleerd. In principe tellen alle verliezen van de m jaren even zwaar en worden allemaal op dezelfde manier meegenomen in de simulatie. Methode 2) De tweede methode lijkt op de eerste met het verschil dat aan recente gebeurtenissen een zwaardere weging wordt gegeven. Methode 3) Ook kan men alleen de totale verliezen in een jaar beschouwen en daaruit trekkingen doen. Een nadeel is dat er slechts m waarnemingen van verliezen zijn, waardoor de simulaties minder realistisch zijn.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 49
Wanneer gekozen moet worden tussen methode 1 of 2, dan kan men de zogenaamde ‘bias variantie afweging’10 (engels: Bias variance trade-off) bij de overweging meenemen. Met de drie hierboven staande methoden kan men totale operationele verliezen in een jaar simuleren. Als er meer dan 1000 keer een waarde gesimuleerd is, dan is de verdeling van de verliezen goed te representeren. Getallenvoorbeeld Monte Carlo simulatie: Stel dat er in een jaar drie verliezen opgetreden zijn, met de volgende bedragen: 3, 5 en 10. Ook zijn de verliezen maar over één jaar gemeten. Het totale verlies in het jaar was: 18. Het is nu mogelijk om 1000 of meer keer een jaarlijks verlies te simuleren. Dat gebeurt op de hieronder staande manier. Men doet een trekking uit de Poisson(3) verdeling (de verwachting van het aantal verliezen is 3) en we noemen deze waarde n. n representeert het aantal verliezen in een gesimuleerd jaar. Vervolgens doet men n trekkingen met terugleggen uit de drie voorgekomen verliezen. Voornadelen verschillende Stel daten n=4, dan kan het zijn dat ermethodes bij de simulatie de volgende waarden worden getrokken: 3,10,5,10. Het gesimuleerde jaarlijkse verlies is dan: 28. Voor- en nadelen van de methoden binnen de Loss distribution benadering Een voordeel van simulaties in het algemeen, maar ook van de parametrische methode, is dat er meer inzicht is in de verdeling van verliezen. Men kan bij iedere hoogte van een verlies met behulp van de verdelingsfunctie direct een schatting van de kans op zo’n verlies maken. Een voordeel van de parametrische methode is dat er wiskundige berekeningen gemaakt kunnen worden met behulp van de gekozen formule en de parameters. Aan de andere kant wordt bij de parametrische methode op basis van statistische redeneringen en berekeningen de aanname gemaakt dat de verliezen volgens een bepaalde verdeling verdeeld zijn. Een nadeel is dat in het geval dat de werkelijke verdeling van de verliezen anders is dan de aangenomen verdeling, dat men dan tot de verkeerde conclusies komt. Een voordeel van de Monte Carlo simulatie is dat men niet een type verdeling hoeft te kiezen en dat de parameters ook niet geschat hoeven te worden. Toch kan men een behoorlijke schatting maken van kansen op bepaalde hoogten van verliezen. Een nadeel is dat men geen wiskundige berekeningen kan doen o.b.v. de gegevens. Een voordeel van de historische simulatie is dat verklarende factoren meegenomen worden. Hierdoor kan men op basis van de situatie wellicht een betere schatting van de kans op een verlies maken. Er kunnen ook wiskundige berekeningen gemaakt worden op basis van de gekozen parameters. Een nadeel is dat het moeilijk is om een schatting op basis van het verleden te maken. Stap 2: Bepalen kapitaalbeslag Het kapitaalbeslag dat uit de berekeningen komt, is gebaseerd op een van tevoren bepaald percentiel11 van de verdeling. Men bepaalt met behulp van de geschatte verdeling van de verliezen een bedrag, waarbij het volgende geldt: de kans dat de verliezen boven dat bedrag uitkomen is kleiner dan een vastgesteld percentage, bijvoorbeeld 5%. Vaak hanteren banken zelf een bepaald percentage en brengen dat ook naar buiten. De meeste grootbanken in Nederland doen berekeningen met een percentage van 0,05%. Rating bureau’s zoals de Moody’s onderzoeken of banken voldoen aan een bepaald percentage en geven dan ook een rating aan waarin de bank zich bevindt.
10 11
Zie: Begrippenlijst Zie: Begrippenlijst
Menno Dobber
November 2002
Pagina 50
Grafiek 17: Situatie bij bepalen kapitaalbeslag
De hierboven staande grafiek geeft grafisch aan hoe het kapitaalbeslag wordt bepaald. Men kijkt naar de waarde die gerepresenteerd wordt door een bepaald percentiel. Zoals in de grafiek is te zien, bepaalt die waarde de hoogte van het kapitaalbeslag. Deze methode wordt ook wel de Value at Risk12 methode genoemd. Loss distribution benadering in de praktijk Er volgt nu een aangetroffen voorbeeld uit de praktijk. Bij dat bedrijf maken ze gebruik van de parametrische methode, maar wel in een ingewikkeldere vorm dan hierboven beschreven is. Om te analyseren met welke kans een aantal incidenten in een jaar kunnen plaatsvinden gebruiken zij de Poisson verdeling. Daartoe schatten zij ieder jaar de parameters van die verdeling. Om vervolgens de hoogte van de verliezen te analyseren wordt gebruik gemaakt van de Inverse Gaussian verdeling. Ook van de parameters van die verdeling wordt ieder jaar m.b.v een opgebouwde database een schatting gemaakt. Vervolgens wordt m.b.v. beide verdelingen een betrouwbaarheidsinterval van 99,95% voor de hoogte van operationele risico’s bepaald. Daaruit wordt het kapitaalbeslag bepaald. Scorecard benadering De Scorecard benadering is het laatste type benadering, dat men kan toepassen bij het onderzoeken van de operationele risico’s. Bij de Scorecard benadering gaat men allereerst per handelsactiviteit en type gebeurtenis een aantal operationele risico indicatoren onderscheiden. Voorbeelden van die indicatoren zijn: ziekteverzuim, resultaat tevredenheidonderzoek, gemiddelde doorlooptijd van transacties, personeelsverloop, netheid in gebouw en aantal klachten van klanten. Die indicatoren representeren indirect de hoogte van de operationele risico’s. Wanneer deze indicatoren verbeterd worden, dan kan men er redelijkerwijs vanuit gaan dat de operationele risico’s ook minder worden. De tweede stap die gedaan moet worden bij de Scorecard benadering is dat het huidige niveau van de operationele risico’s en van de indicatoren worden bepaald. Dit zijn de beginwaarden en die zullen gedurende het proces gebruikt worden om de ontwikkeling van de operationele risico’s te analyseren. Bij iedere indicator definieert men op welk niveau de indicator moet komen om tevreden te zijn over de ontwikkeling. Na verloop van tijd kan men beoordelen of aan dat niveau is voldaan. Op basis daarvan wordt geanalyseerd welke punten nog verbeterd dienen te worden. Ook kan men analyseren wat daadwerkelijk de indirecte invloed was van de indicatoren op de uiteindelijke operationele verliezen. Belangrijk voor deze benadering is dat er veel relevante gegevens zijn verzameld. 12
Zie: Begrippenlijst
Menno Dobber
November 2002
Pagina 51
4.4.3
Criteria Advanced measurement benaderingen In het document Sound Practices for the Management and Supervision of Operational Risk, Basel December 2001 staan een aantal criteria vernoemd waaraan een bank moet voldoen om de Advanced measurement benaderingen te mogen implementeren. De Basel II commissie heeft algemene criteria, kwalitatieve standaarden en kwantitatieve standaarden voor interne operationele risico’s. Voor die criteria verwijzen we door naar het document van de Basel II commissie. Het bedrijf Amelia heeft alle criteria duidelijk gestructureerd in een tabel. Deze tabel is toegevoegd als bijlage B. Een belangrijk criterium voor de Advanced measurement benadering is de zogenaamde ‘floor’. Dat criterium houdt in dat het kapitaalbeslag van een bank minimaal 75% is van het bedrag dat op basis van de Standardized benadering wordt berekend.
4.5
Keuze benadering Internationaal actieve banken en andere banken die ook te maken hebben met redelijke operationele risico’s krijgen door de centrale banken opgelegd dat zij de Standardized benadering of één van de Advanced measurement benaderingen moeten gebruiken. De centrale banken krijgen dat als advies van de Basel commissie. Banken worden toegestaan om bij bepaalde handelsactiviteiten de Standardized benadering te gebruiken en bij andere handelsactiviteiten een van de Advanced measurement benaderingen. Dat mag zolang er bij een minimum aantal van de handelsactiviteiten van de Advanced measurement benaderingen gebruik wordt gemaakt. Dat aantal moet nog worden aangegeven door de Basel II commissie. Ook mag een bank niet teruggaan naar een simpeler benadering als bij een bepaalde handelsactiviteit een geavanceerdere benadering is toegepast. In principe kan een bank op basis van een analyse van de kosten, de baten, het reputatierisico en de rating, beslissen welke benaderingen er voor welke handelsactiviteiten gebruikt worden. In de praktijk zal echter blijken dat de vrijheid beperkt is door de adviezen die de Basel II commissie geeft aan de centrale banken. Door die adviezen leggen de centrale banken de banken op om een bepaalde benadering toe te passen. Bij die benadering moet aan bepaalde criteria worden voldaan, zoals in bijlage B is te lezen. Een aantal banken heeft aangegeven dat zij hoge investeringskosten voorziet, vooral als zij van de centrale bank één van de Advanced measurement benaderingen moet toepassen. De Basic indicator en de Standardized benadering zijn niet ‘risksensitive’13. Deze benaderingen stimuleren de banken niet om maatregelen te nemen die de operationele risico’s verminderen. Die benaderingen zorgen ervoor dat alle banken gemiddeld 12% van het totale kapitaalbeslag reserveren voor het kapitaalbeslag voor operationele risico’s. Zie daarover meer in voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk. De Basel commissie wil graag dat banken de Advanced measurement benaderingen gaan toepassen. Het is echter nog niet duidelijk welke methodes bij deze benaderingen kunnen worden toegepast. Dat komt omdat de methodes nog niet helemaal zijn uitgewerkt. Ook is de afbakening met andere typen risico’s (krediet en marktrisico’s) niet altijd duidelijk. Op dit moment bevindt de ontwikkeling van methoden zich nog in een vroeg stadium. Door de Basel II commissie gaat die ontwikkeling sneller. Dat komt doordat de commissie lagere kapitaaleisen stelt aan banken die hun risico’s beter analyseren.
13
Zie: Begrippenlijst
Menno Dobber
November 2002
Pagina 52
5
Typen banken In dit hoofdstuk worden verschillende typen banken onderscheiden. Bij dit gedeelte van het onderzoek zal er vanuit verschillende perspectieven bekeken worden welke typen banken er onderscheiden kunnen worden. Voorbeelden van de verschillende perspectieven zijn die van de Kamer van Koophandel en De Nederlandsche Bank. Banken van hetzelfde type komen naar alle waarschijnlijkheid in hoge mate overeen als we kijken naar de aanpak van de analyse en de resultaten van die analyse. De hoofdvragen van die analyse zijn genoemd in paragraaf 2.3.2.
5.1
Soorten typen We kunnen banken o.a. op de volgende manier onderscheiden: 1. Working paper: Type 1: grote, internationaal actieve banken en type 2: kleinere banken.14 2. Bank en Effectenbedrijf: Grote bedrijven, midcap-bedrijven, kleine bedrijven en/of retail, particulieren, leasing, banken, andere financiële instellingen en gespecialiseerde leningen.15 3. CMG: Algemene en Hypotheek Banken NL (exclusief ABN AMRO, ING, Rabobank, Fortis), Buitenlandse banken NL, Effectenhuizen, Interprofessie, Overige Financiële instellingen, Software leveranciers voor Bankenmarkt en Algemene banken BE.16 4. DNB: Algemene banken, Centrale Kredietinstellingen, Kredietinstellingen aangesloten bij een centrale kredietinstelling, Effectenkredietinstellingen, Spaarbanken, Hypotheekbanken, In Nederland gevestigde bijkantoren van buiten Gemeenschap gevestigde kredietinstellingen, In Nederland gevestigde bijkantoren van in andere Lidstaten gevestigde kredietinstellingen, Kredietinstellingen gevestigd in een andere Lidstaat die door middel van het verrichten van diensten in Nederland opvorderbare gelden mogen aantrekken en/of andere diensten mogen verrichten, In Nederland gevestigde dochters van een of meer kredietinstellingen genoemd in de eerste 6 hierboven genoemde groepen, In Nederland gevestigde bijkantoren van financiële instellingen gevestigd in andere lidstaten, Financiële instellingen gevestigd in een andere lidstaat die in Nederland grensoverschrijdende diensten.17 5. Working paper: Een bepaald type bank heeft vertegenwoordiging in een aantal van de volgende handelsactiviteiten: Corporate Finance, Trading and sales, Retail banking, Commercial banking, Payment and settlement, Agency services, Asset management en Retail brokerage. We kunnen bij iedere bank onderscheiden of ze zo’n handelsactiviteit hebben of niet. Dit zijn overigens precies de handelsactiviteiten zoals ze gedefinieerd zijn door de Basel II commissie.18 De vraag is in hoeverre we de verschillende onderscheidingen kunnen gebruiken voor onze verdere analyse. We zien dat onderscheiding 1 zeer goed hanteerbaar is. Er is duidelijk aan te geven of een bank internationaal actief is of niet. Bovendien is het waarschijnlijk, dat de risico’s van internationaal actieve banken op een andere manier gestructureerd zijn dan risico’s van nationaal opererende banken. Onderscheiding 2 is minder bruikbaar omdat Bank- en effectenbedrijf geen duidelijke omschrijving heeft gedefinieerd bij de diverse typen banken. Ook worden er geen concrete banknamen opgenoemd bij de verschillende categorieën. Onderscheiding 3 is ook niet goed bruikbaar bij ons onderzoek. De lijst die binnen CMG wordt toegepast door accountmanagers bevat niet alle banken die relevant zijn voor het onderzoek van dit werkstuk. Alleen banken die in het deelmarktenonderzoek van de accountmanagers betrokken zijn, staan ingedeeld in de categorieën. Bij onderscheiding 4 worden wel de juiste banknamen bij de verschillende categorieën vernoemd. De vraag is echter hoezeer het relevant is om zoveel categorieën te onderscheiden bij banken. Naar alle waarschijnlijkheid lijken analyses van de verschillende typen van onderscheiding 4 in sterke mate op 14
Zie: Working paper on the Regulatory Treatment of Operational risk, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel September 2001, Annex 1 Zie: Bank en Effectenbedrijf, Maart 2002, pagina 25 16 Zie: Deelmarkt Banken & Interprofessie, CMG, December 2001 17 Zie: Register volgens De Nederlandsche bank N.V., DNB, Maart 2002 18 Zie: Working paper on the Regulatory Treatment of Operational risk, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel September 2001 15
Menno Dobber
November 2002
Pagina 53
elkaar. De onderscheiding is dan te gedetailleerd. Dat is dan ook de reden dat er niet voor die onderscheiding is gekozen. Onderscheiding 5 is zeer goed toepasbaar. Er wordt op dit moment nog onderzoek gedaan door de Basel commissie naar de verdeling van de handelsactiviteiten binnen verschillende banken. Er is nog niet exact te zeggen welke banken vertegenwoordigd zijn in welke handelsactiviteiten, omdat de definities nog niet vaststaan. Wanneer die onderscheiding is gemaakt, dan zijn de resultaten direct te koppelen aan het Basel II akkoord. 5.2
Onderscheiden typen banken We kiezen voorlopig onderscheiding 1 en onderscheiding 5 om banken te groeperen. De eerste onderscheiding (nummer 5 uit de vorige paragraaf) die we maken ziet er als volgt uit. Bij de bank wordt er gekeken welke van de hieronder staande handelsactiviteiten aanwezig zijn in die bank. Handelsactiviteiten
Onderdeel bank x?
van
Corporate Finance Trading and sales Retail banking Commercial banking Payment and settlement Agency services Asset management Retail brokerage Tabel 15: De handelsactiviteiten onderscheiding
Ook kan men een bank in de categorie ‘grote, internationaal actieve banken’ of in de categorie ‘kleinere banken’ indelen (onderscheiding 1 uit de vorige paragraaf). Die aspecten geven een goed beeld van een type bank. Die informatie is ook relevant voor ons onderzoek. 5.3
Balans Om vervolgens binnen een aantal banken van hetzelfde type een verdere onderscheiding te maken, kan men gebruik maken van de volgende modelbalans, waarbij bij ieder type de cijfers moeten worden ingevuld: Activa Kasmiddelen Kortlopend overheidspapier Bankiers Kredieten aan de overheid Kredieten aan de private sector Rentedragende waardepapieren Aandelen Deelnemingen Immateriële activa Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen Overige activa Overlopende activa Buiten modelbalans: Professionele effectentransacties
Tabel 16: Modelbalans
19
Passiva Bankiers Spaargelden Overige toevertrouwde middelen Professionele effectentransacties Toevertrouwde middelen Schuldbewijzen Overige schulden Overlopende passiva Voorzieningen Fonds voor algemene bankrisico's Achtergestelde schulden Eigen vermogen Belang van derden Groepsvermogen Aansprakelijk groepsvermogen Voorwaardelijke schulden Onherroepelijke faciliteiten
19
zie:Handboek Wet toezicht kredietwezen: 5301 Rubriceringsvereisten bij 5101, model van de balans, De Nederlandsche Bank NV, Januari 1998
Menno Dobber
November 2002
Pagina 54
6
Excel programma Het onderzoeksprogramma is een programma, waarin verschillende parameters ingevoerd kunnen worden en waarbij de uitvoer gebruikt kan worden voor een verdere analyse. Het programma zal geschreven worden in Excel, omdat deze toepassing zich goed leent voor dit soort analyses. Veel parameters kunnen ingevoerd worden, waarna diverse berekeningen automatisch uitgevoerd worden. De uitvoer kan grafieken bevatten en belangrijke uitvoerwaarden. Meer uitleg wordt gegeven in de paragrafen hierna.
6.1
Invoer In hoofdstuk 4 staat beschreven welke gegevens nodig zijn om het kapitaalbeslag te berekenen voor de verschillende benaderingen. De invoer van het programma bestaat dan precies uit die waarden die daarvoor nodig zijn. Voor iedere benadering zijn andere parameters nodig om het kapitaalbeslag te berekenen. Parameters kapitaalbeslagberekening Basic indicator benadering: Totale bruto inkomen van de bank (eng: Gross income, GI) α waarde opgegeven door Basel commissie Parameters kapitaalbeslagberekening Standardized benadering: Typen financiële dienstverlening Investment Banking Banking
Others
Handelsactiviteiten
Door commissie opgegeven risicoparameters:
Corporate Finance Trading and sales Retail banking Commercial banking Payment and settlement Agency services Asset management Retail brokerage
β1 β2 β3 β4 β5 β6 β7 β8
Ook benodigde parameters: Bruto inkomen Bruto inkomen Bruto inkomen Bruto inkomen Bruto inkomen Bruto inkomen Bruto inkomen Bruto inkomen
Tabel 17: Parameters voor de berekening van de Standardized approach
Parameters kapitaalbeslagberekening Advanced measurement benaderingen: Om het totale kapitaalbeslag voor operationele risico’s te berekenen voor een bank dient men het kapitaalbeslag voor iedere handelsactiviteit / type gebeurtenis (zie hoofdstuk 4) te berekenen. Die kapitaalbeslagen dienen opgeteld te worden om het totale kapitaalbeslag te verkrijgen. Er zijn, zoals in hoofdstuk 4 ook staat, twee benaderingen beschreven waaruit het kapitaalbeslag direct berekend kan worden. Dat zijn de Internal measurement benadering en de Loss distribution benadering. In het programma staan alle verschillende parameters die nodig zijn om het kapitaalbeslag op die verschillende manieren te berekenen. De parameters voor de berekening van de Internal measurement benadering staan ook vernoemd in tabel 14 van paragraaf ‘Berekening LGE en PE’ in hoofdstuk 4. Men kan bij het invoeren van de parameters voor de berekening van het kapitaalbeslag een niveau voor de mate van gedetailleerdheid kiezen. Er is ook de mogelijkheid om voor bepaalde handelsactiviteiten de berekening uit te voeren op basis van de uitkomst van de Standardized benadering, terwijl andere handelsactiviteiten volgens de Advanced measurement benaderingen worden benaderd.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 55
6.2
Verwerking Alle berekeningen die nodig zijn om het kapitaalbeslag voor verschillende benaderingen te berekenen en om vervolgens de BIS II ratio te berekenen zitten in het programma verwerkt. De berekening van het kapitaalbeslag voor verschillende benaderingen staat bijvoorbeeld beschreven in hoofdstuk 4. Voor de berekening van de BIS ratio verwijzen we door naar paragraaf 2.5.1.
6.3
Uitvoer De hoofduitvoer van het programma ziet er uit zoals in de tabel hieronder staat. De getallen die erin staan zijn fictief.
Tiers (lagen) Tier 1 Tier 2 Tier 3 Kapitaalbeslag Krediet risico's Markt risico's Operationele risico's
Benaderingen Basic indicator Standardized Advanced measurement Vaste gegevens Internal onderzoek measurement Loss distribution 12.000 12.000 12.000 12.000 12.000 11.000 11.000 11.000 11.000 11.000 2.500 2.500 2.500 2.500 2.500 19.000 400
BIS II-ratio
19.000 400 4.000
19.000 400 3.600
19.000 400 3.100
19.000 400 3.100
8,7%
8,9%
9,1%
9,1%
Tabel 18: Voorbeeld van de hoofduitvoer van het programma
Het programma berekent de kapitaalbeslagen voor operationele risico’s voor de verschillende benaderingen. Met behulp van gegevens over alle andere kapitaalbeslagen en de drie verschillende tiers wordt de BIS II-ratio berekend. Naast de hoofduitvoer zijn er mogelijkheden in het programma voor verdere analyses. Zo is er de mogelijkheid om te analyseren hoeveel het kapitaalbeslag en de BIS II-ratio veranderen, bij het nemen van een maatregel. Ook is er in detail uit te zoeken hoe het kapitaalbeslag in een bepaalde handelsactiviteit is samengesteld. Bij deze module kan men kiezen voor welk type gebeurtenis bij welke soort handelsactiviteit een maatregel wordt genomen. Met die gegevens wordt er vervolgens automatisch een grafiek getekend van de invloed van die maatregel op de BIS II-ratio.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 56
7
Analyses
7.1
Verliezenanalyse: Schatten kansverdeling van verliezen
7.1.1
De data Op basis van QIS zijn de verdelingen van verliezen op een redelijke wijze te benaderen. We merken allereerst op dat in QIS bewust gedetailleerde gegevens zijn weggelaten en dat vele gegevens gemiddeld zijn over alle banken en over de handelsactiviteiten/gebeurtenis combinatie. Het is dan moeilijk om een redelijk beeld van de verliezen te krijgen. Voor meer informatie over de gebruikte data verwijzen we door naar bijlage C. Inzicht in de verdeling van verliezen We zien aan de resultaten van QIS 2 dat de hoogte en de aantallen van de verliezen afhangen van de handelsactiviteit en het type gebeurtenis. Bij de analyse hieronder hebben we geprobeerd om een goed beeld te krijgen van de verdeling van de verliezen. We hebben daarvoor alle verliezen van alle handelsactiviteiten en typen gebeurtenissen bij elkaar genomen en met die gegevens de hieronder staande grafieken getekend. Over het bij elkaar nemen van de verliezen dienen we extra uitleg te geven. We hebben namelijk alleen gemiddelde verliezen. We weten hoeveel verliezen er gemiddeld geleden zijn over alle banken en wat de gemiddelde waarden waren van die verliezen. Al die gemiddelden hebben we gebruikt voor de analyse. De eerste grafiek laat zien welk gedeelte van de verliezen verantwoordelijk is voor welk gedeelte van de totale verliezen. Zo zien we bijvoorbeeld dat 50% van de laagste verliezen nauwelijks invloed hebben op de hoogte van de totale verliezen. Een ander aspect dat we zien is dat ook bij de verliezenverdeling de 80-20 regel geldt. 80% van de totale hoogte van de verliezen wordt veroorzaakt door 20% van de verliezen.
Verdeling verliezen Cum. hoogte verliezen (%)
7.1.2
100%
50%
0%
0%
25%
50% Aantal verliezen (%)
75%
100%
Grafiek 18: Verdeling van verliezen
Menno Dobber
November 2002
Pagina 57
De grafiek die hieronder staat geeft aan hoe groot de kans is op een bepaalde hoogte van de verliezen. We zien dan dat de kans op een hoog verlies vele malen lager is dan de kans op een wat lager verlies. Als er echter zo’n groot verlies optreedt, dan zijn de gevolgen voor de bank aanzienlijk. Het is dan ook zaak om vooral de kans op de hoge verliezen (ook wel ‘dikke staarten’ genoemd) te minimaliseren.
Kans op verlies
Kansverdeling verliezen 0,2 0,18 0,16 0,14 0,12 0,1 0,08 0,06 0,04 0,02 0
0%
25%
50%
75%
=Geschatte maximale Exposure
Hoogte verlies (%)
100%
Grafiek 19: Kansverdeling van de verliezen
De grafiek hierboven geeft weer hoe de verliezen ongeveer verdeeld zijn. Het is echter niet goed mogelijk om op basis van die gegevens een duidelijke kansverdelingfunctie te schatten. Dat komt mede doordat de gegevens uit QIS bewust gemiddeld zijn, zoals in 7.1.1 reeds beschreven is. Om toch tot een redelijke benadering te komen voor een formule van de kansverdeling hebben we de hieronder staande analyse gedaan. Bij de analyse doorlopen we de volgende stappen: 1. Schatten functie tussen cumulatieve hoogte verliezen en de aantallen verliezen 2. Bepalen van de functie voor de hoogte van de verliezen 3. Bepalen van de verdelingsfunctie van de verliezen 4. Bepalen van de kansverdeling van verliezen We geven hierbij aan dat deze stappen doorlopen worden omdat directe bepaling van de kansverdeling nauwelijks mogelijk was door de beperkte data die voorhanden was. Meer informatie daarover staat in paragraaf 7.1.7. Via een omweg kunnen we alsnog de kansverdeling van de verliezen bepalen. De stappen volgen elkaar op en iedere stap leidt tot meer inzicht in de verdeling van verliezen. De stappen staan in de hieronder staande paragrafen beschreven.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 58
7.1.3
Schatten functie tussen cumulatieve hoogte verliezen en de aantallen verliezen Allereerst hebben we de functie geschat tussen de cumulatieve hoogte van de verliezen en de aantallen verliezen (in procenten), die in grafiek 18 hierboven reeds getekend is. Die schatting is als volgt tot stand gekomen. Wanneer we naar grafiek 18 kijken dan lijkt het erop dat de lijn exponentieel omhoog loopt, oftewel x +c dat we een functie a + b kunnen opstellen als verband tussen cumulatieve hoogte van de verliezen en de aantallen verliezen. Om te onderzoeken of er inderdaad een exponentieel verband tussen de cumulatieve hoogte van de verliezen en de aantallen verliezen (in procenten) is, hebben we de logaritmen genomen van de cumulatieve hoogten van de verliezen. We krijgen dan de hieronder staande grafiek 20. We merken op dat de keuze voor dit type functie niet gebruikelijk is. Meer informatie daarover staat in paragraaf 7.1.7. LN(waargenomen cum.hoogte verliezen) Aantal verliezen (%) 0 -1 0 -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8 -9
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
LN(waargenomen cum.hoogte verliezen)
Grafiek 20: Logaritmen van waargenomen verliezen
Doordat de logaritmen van de waarden bijna op een rechte lijn liggen, nemen we met grote waarschijnlijkheid aan, dat er een exponentieel verband is tussen de cumulatieve hoogte van de verliezen en de aantallen verliezen (in procenten).
Menno Dobber
November 2002
Pagina 59
Schatting formule: We gaan er dus vanuit dat de functie tussen de cumulatieve hoogte van de verliezen en de aantallen verliezen (in procenten) een exponentiële functie is. Oftewel dat er geldt:
CV ( x) = a x +c + b , x є (0,1) en a,b,c є R
(36)
waarbij: CV(x) = Cumulatieve verliezen a,b,c = Constanten in de functie x = Aantallen verliezen in procenten van het totale aantal, Voorbeeld interpretatie: als x = 0.3 dan stelt CV(0.3) de som van de 30% laagste verliezen voor. We weten dat geldt: CV(1.0) = 1.0 (1.0 geeft de som van de verliezen weer) Æ c = -1 is een logische keuze We nemen als 2e ijkpunt x = 0.5. Volgens de metingen geldt: CV(0.5) ≈ 0.009 De volgende formule voldoet, volgens berekeningen, aan de twee ijkpunten: CV(x) = 12000x-1
(37)
Cum. hoogte verliezen (%)
We kunnen de benaderde functie CV(x) = 12000x-1 plotten in grafiek 19. We krijgen dan het volgende plaatje:
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Waargenomen verdeling Benadering door formule
0
20
40
60
80
100
Aantal verliezen (%) Grafiek 21: Cumulatieve hoogte van de verliezen
We zien dat de benaderde formule de gevonden verliezen goed benadert.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 60
Bepalen van de functie voor de hoogte van de verliezen De volgende stap die we kunnen nemen is een functie bepalen voor de hoogte van de verliezen op basis van de geschatte functie voor de cumulatieve hoogte van verliezen. Die kunnen we bepalen door de afgeleide van de CV(x) te nemen en die te delen door het aantal verliesgroepen. We krijgen dan:
CV ' ( x) ln(12000) *12000 x −1 = , HV ( x) = N N Waarbij: HV(x) N x
(38)
= De gesommeerde hoogte van verliezen (in %) voor verliezen in de verliezengroep: 100*(x-1/(2N))% t/m 100*(x+1/(2N))% = # verliezen groepen = Verliezen in de verliezengroep: 100*(x-1/(2N))% t/m 100*(x+1/(2N))%
Een voorbeeld van een verliezengroep is: de 100 laagste verliezen of de verliezen tussen de 10% en de 20% o.b.v. aantallen (waarbij de verliezen zijn gesorteerd van laag naar hoog). We krijgen dan de volgende grafiek van de schatting voor de hoogte van de verliezen (in ons geval is N: 50).
Hoogte verliezen Hoogte verlies t.o.v. som verliezen (%)
7.1.4
18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%
Hoogte verliezen
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Aantal Grafiek 22: Hoogten van de verliezen t.o.v. som verliezen
Menno Dobber
November 2002
Pagina 61
Bepalen van de verdelingsfunctie van de verliezen Door het nemen van de inverse van de hierboven staande functie (nadat hij geschaald is) krijgen we het verband tussen het aantal verliezen en de hoogte van het verlies t.o.v. het maximale verlies dat geleden is. We krijgen als functie:
⎛ Schaling * Nx ⎞ ⎟ ln⎜⎜ ln(12000) ⎟⎠ ⎝ +1, A( x) = ln(12000) waarbij: A(x)
(39)
= Het aantal verliezen in procenten van het totaal dat lager of gelijk is aan x procent van het maximale verlies. = Hoogte van het verlies in procenten van het maximale verlies. = Schaling van de hoogte van het verlies t.o.v. de som van de verliezen naar de hoogte van het verlies t.o.v. het maximale verlies. Bij de verliezen die we gebruiken bij deze analyse hebben we een schaling van 0,18.
x Schaling
We krijgen dan de volgende grafiek:
Aantal verliezen 100% 80% Aantal
7.1.5
60%
Aantal verliezen
40% 20% 0% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Hoogte verlies t.o.v. max. verlies (%)
Grafiek 23: Verdelingsfunctie van de verliezen t.o.v. maximale verlies
De hierboven staande grafiek geeft de verdelingsfunctie weer van de verliezen.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 62
Bepalen van de kansverdeling van verliezen De laatste stap die doorlopen moet worden om een schatting van de kansverdeling te krijgen is door het nemen van de afgeleide van de verdelingsfunctie. De formule voor de kansverdeling is:
v( x) =
1 , ln(12000) * x
waarbij: v(x) x
⎛ 1 ⎞ xε ⎜ ,1⎟ ⎝ 12000 ⎠
(40)
= Hoogte van de kansverdeling van de verliezen = Hoogte van het verlies in procenten van het maximale verlies
De schaling heeft geen invloed op de kansverdeling. We hebben nu de volgende grafiek voor de kansverdeling:
Kansverdeling 6 5 Kansverdeling
7.1.6
4 Kansverdeling
3 2 1 0 0%
20%
40%
60%
80%
Hoogte verlies t.o.v. max. verlies Grafiek 24: Kansverdeling van de verliezen t.o.v. maximale verlies
Operationele verliezen verdelingen zijn op twee plaatsen moeilijk te bepalen. De eerste plaats is bij de hogere verliezen. We hebben bij die verliezen te weinig gegevens om een goede schatting te maken van de hoogte van die verliezen. Dat komt omdat de hogere verliezen relatief veel minder voorkomen dan de lagere verliezen. De tweede groep verliezen zijn de verliezen die erg laag zijn, maar wel vaak voorkomen. Volgens de theorie komen de lagere verliezen het vaakst voor. Echter omdat veel van de lagere verliezen vaak vanzelf of automatisch opgelost worden, worden ze niet geregistreerd. Ook neemt men vaak bij lagere verliezen de moeite niet om de gegevens te registreren, omdat ze naar hun zin weinig relevant zijn.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 63
Diverse onderzoeken over operationele risico’s komen met de aanname dat de kans op een klein operationeel verlies kleiner wordt naarmate de hoogte van dat verlies kleiner wordt. We nemen bij ons onderzoek op basis van de hierboven staande redeneringen hetzelfde aan, wat in combinatie met de verdeling van hierboven resulteert in grafiek 25.
Kansverdeling 6
Kansverdeling
5 4 3
Kansverdeling
2 1 0 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Hoogte verlies t.o.v. max. verlies Grafiek 25: Kansverdeling van de verliezen t.o.v. maximale verlies
7.1.7
Opmerkingen aan de hand van de gevonden kansverdeling x +c
Het is niet gebruikelijk om voor een verliezenverdeling de functie a + b te kiezen. Gebruikelijker is het om een inverse Gaussian kansverdeling te kiezen. Andere verdelingen die ook worden gekozen zijn de Gamma, de Weibull en de Pareto verdeling. Normaal gesproken zou op basis van de data een analyse gedaan worden om een type verdeling te kiezen. Vervolgens zouden de juiste parameters daarbij geschat worden. Die stappen zouden normaal gesproken doorlopen worden wanneer er goede gegevens waren over de verliezen. Bij de analyse in dit onderzoek waren de gegevens echter zeer summier. De enige gegevens die bekend waren staan in bijlage C. Meer informatie over de redenen waarom er zo weinig data beschikbaar was staat in paragraaf 8.2. Van die gegevens hebben we ook een grafiekje gemaakt, grafiek 19. Op basis van die gegevens is het niet mogelijk om de reguliere stappen te doorlopen. Om toch een soort van kansverdelingsfunctie voor verliezen te vinden zijn er via een omweg bepaalde stappen doorlopen. Die stappen staan in de hiervoor gaande paragrafen uitgewerkt. De kansverdeling die daar uitkomt hebben we gebruikt voor de Monte Carlo simulatie, die verder uitgewerkt staat in paragraaf 4.4.2.4.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 64
7.2
Kapitaalbeslag analyses In bijlage D staan cijfers die horen bij de berekeningen voor de kapitaalbeslagen voor de Basic indicator en de Standardized benadering. Met behulp van jaarverslagen van verschillende banken in Nederland hebben we voor de FIBA de bruto inkomens van de diverse handelsactiviteiten opgesteld. We geven hierbij aan dat de meeste banken in Nederland veel kunnen afwijken van de geschetste FIBA. Voor de Basic indicator benadering vermenigvuldigen we het totale bruto inkomen met de parameter α en dan krijgen we een kapitaalbeslag van 4.143 miljoen euro. Voor de Standardized benadering hebben we de bruto inkomens van de diverse handelsactiviteiten vermenigvuldigd met de desbetreffende parameters β1..8 en vervolgens die getallen bij elkaar opgeteld. We krijgen dan een kapitaalbeslag van 3.628 miljoen euro. Om de kapitaalbeslagen te berekenen voor de Advanced measurement benaderingen zijn veel meer gegevens nodig. In hoofdstuk 4 staat genoemd welke gegevens dat zijn. Er zijn diverse gesprekken geweest met operationele risicoafdelingen van Nederlandse banken. Een aantal banken hebben al veel van de gegevens die nodig zijn voor de kapitaalbeslag berekeningen. Die banken hebben echter aangegeven dat zij die informatie te bedrijfsgevoelig vonden om aan externen te verlenen. Bovendien zitten die banken in operationele risico commissies waarbinnen afgesproken is dat alle verzamelde informatie binnen die commissie blijft. Andere banken staan welwillend tegenover het verstrekken van de diverse gegevens, maar hebben de gegevens nog niet vanwege hun beginnende stadium van operationele risico analyses. Voordat banken alle gegevens hebben die nodig zijn voor de kapitaalbeslag berekeningen, zijn ze een aantal jaar verder. Bepaalde gegevens, zoals de omzetten, het aantal werknemers en het aantal klantenrekeningen zijn te vinden in jaarverslagen. Daardoor was het mogelijk om ook voor de FIBA redelijk realistische gegevens op te stellen. Ook van de hoogten van verliezen was het mogelijk om schattingen te maken. Voor de Loss distribution benadering zijn de volgende stappen doorlopen. Omdat banken geen gegevens over operationele verliezen konden verstrekken, moesten we op een andere manier schattingen van verliezen van de FIBA maken. Die schattingen hebben we gemaakt op basis van de resultaten die uit QIS 2 zijn gekomen. In de paragraaf hiervoor is een verliezenanalyse gemaakt. Daarbij hebben we een schatting gemaakt van de verdeling van operationele verliezen. Aan QIS 2 hebben 30 banken meegedaan. De resultaten in dat onderzoek zijn gemiddelden en totalen van al die banken samen. In QIS 2 staan die gegevens voor iedere handelsactiviteit en type gebeurtenis combinatie (zie bijlage C). We zijn er vanuit gegaan dat onze FIBA bank een bank is die wat betreft grote vergelijkbaar is met de gemiddelde bank van de QIS banken. Onder die aanname hebben we het aantal verliezen binnen de FIBA geschat met het gemiddelde van het aantal verliezen van alle banken in QIS. Wanneer we de verdeling van de verliezen koppelen aan de gemiddelden die uit QIS 2 te herleiden zijn, dan kunnen we per handelsactiviteit en type gebeurtenis combinatie een schatting maken van de dichtheid van de operationele verliezen. Op basis van die schatting van de dichtheid zijn dan Monte Carlo simulaties te doen. Door voor alle soorten handelsactiviteiten en typen gebeurtenissen 10.000 Monte Carlo simulaties te doen kan er een Value at Risk waarde bepaald worden. De schattingen voor het gemiddeld verlies en voor het aantal verliezen in de FIBA staan genoemd in bijlage E. De Value at Risk hebben we bepaald op basis van verschillende percentages. De twee meest relevante percentages zijn 99,98% en 99,95% omdat die in Nederland het meest worden gebruikt. De resultaten van die twee simulaties staan ook in bijlage E. Voor extra theoretische informatie verwijzen we door naar paragraaf 4.4.2.4. Als laatste stap zijn de kapitaalbeslagen die uit de Monte Carlo simulatie gekomen zijn ingevoerd in het programma. De mate van gedetailleerdheid van de handelsactiviteiten is level 1 en voor de typen gebeurtenissen ook. Dat betekent dat we 8 verschillende handelsactiviteiten kunnen onderscheiden en 7 typen gebeurtenissen. Voor meer informatie over de handelsactiviteiten verwijzen we door naar 4.4.2.2 en voor de typen gebeurtenissen naar 4.4.2.3. De resultaten van de simulaties hebben we ingevoerd in het programma dat beschreven is in hoofdstuk 6. Als kapitaalbeslag kwam er 454 miljoen euro uit de berekeningen.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 65
Ook volgens de Internal measurement benadering hebben we het kapitaalbeslag berekend. Dat is op de volgende manier gedaan. Om de LGE en de PE te bepalen zijn de formules van paragraaf ‘Berekening LGE en PE’, onderdeel van paragraaf 4.4.2.4, gebruikt. Om reële waarden te bepalen voor alle elementen van die formules hebben we de jaarverslagen van diverse Nederlandse banken gebruikt. Ook gegevens van CBS zijn hiervoor gebruikt. Op basis van de gegevens die we konden vinden hebben we zo realistisch mogelijke waarden voor de FIBA gekozen. Ook de EIs zijn ook op die manier bepaald. De waarden voor de gemiddelde verliezen en het aantal verliezen zijn geschat op basis van de QIS 2 gegevens. Door alle factoren in het programma uit hoofdstuk 6 in te vullen, krijgen we een kapitaalbeslag voor operationele risico’s van 330 miljoen euro. De hieronder staande grafiek geeft de verschillende hoogten van kapitaalbeslagen weer. Ook staat bij de Internal measurement benadering en bij de Loss distribution benadering vermeld welke hoogte van het kapitaalbeslag verwacht was voordat de analyse werd gedaan. Een aantal oorzaken voor het verschil tussen de verwachte waarde en de gevonden waarde voor het kapitaalbeslag staan in paragraaf 8.2. Hoogte kapitaalbeslag (mio)
Kapitaalbeslagen FIBA 5000
Verwachte hoogte
4000
Hoogte kapitaalbeslag
3000 2000 1000 0 Basic indicator
Internal measurement
Grafiek 26: Hoogte van het kapitaalbeslag voor de verschillende benaderingen
De kapitaalbeslagen en de bijbehorende BIS II-ratio’s staan ook allemaal genoemd in bijlage F. De BIS II-ratio’s zijn met behulp van schattingen van kapitaalbeslagen voor kredietrisico’s en marktrisico’s bepaald. 7.3
Gevoeligheidsanalyse algemeen Bij de gevoeligheidsanalyse gaan we na hoeveel invloed het verlagen van operationele risico’s van een type gebeurtenis bij een bepaalde handelsactiviteit op de BIS II-ratio heeft. Daartoe is er een speciale module in het programma gemaakt. Voor meer informatie over die module verwijzen we door naar hoofdstuk 6. Past een bank de Basic indicator benadering toe, dan heeft het nemen van een maatregel geen invloed op het kapitaalbeslag voor operationele risico’s. De hoogte van het kapitaalbeslag is bij deze benadering alleen afhankelijk van de omzet. Het nemen van een maatregel heeft geen directe invloed op de hoogte van de omzet. Hierdoor heeft het ook geen invloed op de hoogte van het kapitaalbeslag. Bij de Standardized benadering gaat dezelfde redenatie op. Alleen bij deze benadering hebben we niet te maken met de omzet van de gehele bank, maar met de omzetten van de verschillende handelsactiviteiten.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 66
Bij toepassing van één van de Advanced measurement benaderingen heeft het nemen van een maatregel ter voorkoming van operationele risico’s wel invloed op de hoogte van het kapitaalbeslag. Wanneer een maatregel effect heeft op de hoogte van operationele verliezen, dan zullen aan het eind van het jaar minder operationele verliezen geweest zijn. Bij de berekeningen voor het jaar erna zal bij beide benaderingen minder kapitaalbeslag aangehouden moeten worden. Bij de Internal measurement benadering komt dat doordat de kans op een gebeurtenis is afgenomen (engels: Probability of Event, PE). Bij de Loss distribution benadering komt het door ongeveer dezelfde reden. De schatting voor n, het verwachte aantal operationele verliezen in een jaar, wordt gedaan op basis van de aantallen verliezen in het verleden. Dat getal wordt gebruikt bij de simulaties. Wanneer de n lager is, dan zal het aantal gesimuleerde verliezen in een jaar ook lager zijn. Er is ook nog een tweede effect dat ervoor zorgt dat het kapitaalbeslag lager zal uitvallen. Door het nemen van een maatregel zal niet alleen de frequentie van de verliezen afnemen, maar ook de hoogtes van de verliezen. Bij de Internal measurement benadering zal dat een directe invloed hebben op het verlies per gebeurtenis (engels: Loss Given Event, LGE). Bij de Loss distribution benadering zullen de gesimuleerde hoogtes van de verliezen ook lager zijn. 7.4
Resultaten gevoeligheidsanalyses In het programma zit een module waarmee gevoeligheidsanalyses uit te voeren zijn. Met die module kunnen we onderzoeken hoeveel de BIS II-ratio toeneemt wanneer een maatregel is genomen om de operationele verliezen te verkleinen. Omdat het nemen van een maatregel alleen effect heeft op het kapitaalbeslag bij de Internal measurement benadering en bij de Loss distribution benadering, zijn alleen die benaderingen bij de analyse genomen. In paragraaf 7.2 is al gebleken dat de kapitaalbeslagen voor die twee benaderingen laag zijn. Vooral als we die bedragen vergelijken met het kapitaalbeslag voor kredietrisico’s van 19.481 miljoen. We zien dan dat het nemen van een behoorlijk effectieve maatregel ter vermindering van een type gebeurtenis binnen een handelsactiviteit nauwelijks invloed heeft op de BIS II-ratio. Om die reden hebben we bij de analyse alleen maatregelen genomen die invloed hadden op alle typen gebeurtenissen bij alle handelsactiviteiten. Hieronder staat de grafiek van die effecten van de analyse voor de Loss distribution benadering.
Grafiek 27: Gevoeligheid van de BIS II ratio bij een procentuele verandering van de operationele risico’s bij alle handelsactiviteiten en soorten gebeurtenissen
We zien dan inderdaad dat het nemen van een maatregel nauwelijks invloed heeft op de hoogte van het kapitaalbeslag. Dat is allemaal te verklaren uit de relatief lage waarde, die we gevonden hebben, voor het kapitaalbeslag voor operationele risico’s ten opzichte van de andere risico’s. Oorzaken van die lage waarde staan in paragraaf 8.2 genoemd.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 67
8
Conclusies en aanbevelingen
8.1
Aanbeveling voor de fictieve bank Op basis van de resultaten van paragraaf 7.2 kunnen we concluderen dat het kapitaalbeslag voor operationele risico’s met 25% verminderd kan worden door het toepassen van de Internal measurement benadering en/of de Loss distribution benadering. Het berekende kapitaalbeslag voor de Loss distribution benadering en voor de Internal measurement benadering zit behoorlijk onder het niveau van 75% van het kapitaalbeslag voor de Standardized benadering. Daardoor treedt het floor criterium op (voor meer informatie verwijzen we door naar paragraaf 4.4.3). Het betekent dat er 75% * 3.628 = 2.721 miljoen euro kapitaalbeslag voor operationele risico’s moet worden aangehouden. Dat betekent een verlaging van 907 miljoen euro van het kapitaalbeslag voor operationele risico’s. Het levert dus een behoorlijke besparing op wanneer gekozen wordt voor één van de Advanced measurement benaderingen. We merken daarbij wel op dat er een behoorlijke onzekerheid is over de compleetheid van de gegevens. Daarover staat meer informatie in paragraaf 8.2 Door de forse besparing in het kapitaalbeslag kan men de financiële situatie op de volgende twee manieren veranderen. De bank kan ervoor kiezen om het hoge kapitaalbeslag van 3.628 te blijven aanhouden. Dat geeft direct een verhoging aan in de BIS II-ratio. Een verhoging van die ratio geeft aan dat de financiële positie van de bank is verbeterd en dat de solvabiliteit is toegenomen. Dat schept vertouwen bij bedrijven en levert wellicht een hogere rating op bij andere banken of bij rating bureau’s, als de Moody’s. Aan de andere kant kan de bank de rating gelijk houden en kan zij gebruik maken van het vrijgekomen geld. Er kan meer uitgeleend worden of geïnvesteerd worden in andere bedrijven of ontwikkelingen. We gaan er vanuit dat die investeringen op den duur geld opleveren, waardoor de winst en de omzet van de bank stijgen. Ook kan een bank een combinatie van deze twee strategieën kiezen. Men werkt dan aan twee verbeteringen. Enerzijds werkt men aan een verhoging van het vertrouwen in de bank door de verbetering van de financiële positie en anderzijds aan een verbetering van de winst en omzet. We geven hierbij aan dat de FIBA één specifieke bank is. Iedere bank is anders en daardoor is het mogelijk dat er bij andere banken geheel andere conclusies getrokken worden dan hierboven staan.
8.2
Redenen voor de incompleetheid van de gegevens bij mijn onderzoek Er zijn drie verschillende soorten verklaringen voor de onvolledigheid van de gebruikte gegevens, waardoor de berekende kapitaalbeslagen minder realistisch zijn. De eerste soort verklaring is dat de gegevens bij de banken ook nog niet beschikbaar zijn. Een tweede soort verklaring is dat de gegevens bij banken nog onduidelijk zijn. En een derde soort verklaring is dat de banken niet graag de gegevens over hun verliezen willen verstrekken aan een externe partij. Hieronder zullen we kort de drie verklaringen beschouwen. Meer informatie over de incompleetheid van de gegevens over de verliezen staat vernoemd in paragraaf 8.5, waar meer wordt ingegaan op de kwaliteit van de huidige benadering voor operationele verliezen. Bij banken kunnen bepaalde gegevens niet beschikbaar zijn om verschillende redenen. Ten eerste kan dat veroorzaakt worden door niet kwantificeerbare verliezen. Veel operationele verliezen zijn moeilijk uit te drukken in een bepaald geldbedrag. Een voorbeeld hierbij is een systeem dat een uur lang niets doet. Een andere reden is dat banken ook pas net (de meeste banken in Nederland ongeveer een jaar) een operationele verliezenregistratie zijn opgestart. De laatste reden is de openheid over verliezen bij afdelingen binnen banken. De tweede soort verklaring is dat de gegevens nog onduidelijk zijn voor een gegeven situatie. Dat wordt voornamelijk veroorzaakt door de onduidelijkheid in de definities.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 68
Het laatste type verklaring is dat banken niet graag aan externen willen rapporteren. Dat komt doordat de banken niet graag te boek willen staan als bank waar veel risico’s gelopen worden. Dat leidt namelijk tot minder vertrouwen en daardoor tot minder klanten. 8.3
Effect van Basel II op het concurrentieverschil tussen grote en kleine banken Een nadeel van het implementeren van de Advanced measurement benaderingen is dat het behoorlijk veel investeringen met zich meebrengt. De grote banken behalen concurrentievoordeel t.o.v. de kleinere banken bij het invoeren van de huidige opzet van Basel II. Het voordeel dat de grote banken behalen bij het implementeren van de Advanced measurement benaderingen is groter dan de investeringen die het vergt. Hierdoor zullen grote banken voor die benaderingen kiezen. Bij kleinere banken is dat allerminst het geval. Dat komt vooral omdat het invoeren van de Advanced measurement benaderingen een behoorlijke component vaste investeringen met zich meebrengt. Bij de invoering ervan worden namelijk criteria (zie bijlage B) gesteld aan de banken. De hoogte van de investeringen in die criteria is nauwelijks afhankelijk van de grootte van de bank. Die investeringen zijn echter wel van zo’n grote omvang dat ze nauwelijks te betalen zijn voor kleinere banken. Doordat de grotere banken voor de Advanced measurement benaderingen zullen kiezen en de kleinere niet, ontstaat er een verschil in het percentage kapitaalbeslag t.o.v. de omzet tussen die banken. De marge wordt bij kleinere banken dus kleiner, dan bij grote banken. Bovendien zullen grotere banken een hogere rating krijgen van de rating bureaus, waardoor ze ook nog goedkoper kunnen lenen bij andere instanties en banken.
8.4
Huidige aanpak van de operationele risico’s door banken n.a.v. Basel II Bij banken die zich volledig laten sturen door Basel II zien we een bepaalde aanpak van de operationele risico’s ontstaan. Die aanpak wordt grotendeels bepaald door de huidige benadering van het akkoord. Het hieronder staande figuur geeft aan hoe de situatie is.
Fase 1
Financiële analyse Schatten mogelijke BIS-ratio & kapitaalbeslagen
2
3
Keuze benadering
Financiële analyse Berekenen BIS-ratio & kapitaalbeslagen
Terugkoppeling
4
Mate van verkleinen risico’s Verbeteringen in de interne organisatie
Figuur 7: Huidige aanpak van operationele risico’s n.a.v. Basel II
Menno Dobber
November 2002
Pagina 69
We zien dat banken naar aanleiding van Basel II in de eerste fase een financiële analyse uitvoeren op hun organisatie. Bij die analyse maken ze een schatting van de kapitaalbeslagen die ze bij de verschillende benaderingen zullen krijgen. Daarbij wordt ook gekeken wat de BIS II-ratio zal zijn. Vervolgens wordt bij de financiële analyse onderzocht hoeveel de kapitaalbeslagverbeteringen kosten. Om de kapitaalbeslagen te verlagen dient de bank namelijk een betere methode toe te passen. Aan die betere methode zijn extra kosten verbonden. Met behulp van de gegevens die uit de financiële analyse gekomen zijn wordt er als tweede fase een keuze uit de benaderingen gedaan. Op basis van het type benadering dat gekozen is worden alle benodigde gegevens uit de organisatie gehaald. Die fase kan een aantal jaren duren, afhankelijk van de benadering die gekozen is. Aan de hand van die gegevens kunnen in de derde fase de BIS II-ratio en de kapitaalbeslagen uitgerekend worden. Een fase verder is dat met behulp van de analyses verbeteringen in de interne organisatie worden aangebracht. Daardoor zullen de risico’s verminderen. Via een soort terugkoppeling naar de derde fase kan er met de nieuwe gegevens opnieuw een financiële analyse uitgevoerd worden. 8.5
De kwaliteit van de huidige benadering voor operationele risico’s Om de kwaliteit goed van de huidige benadering voor operationele risico’s goed te kunnen beoordelen, dienen we een aantal stappen te doorlopen. Allereerst dienen we even te kijken naar de toepasbaarheid van de reeds ontwikkelde benaderingen. De vragen die daarbij gesteld worden zijn: “Zijn de benaderingen goed toepasbaar?” en “Leiden ze daadwerkelijk tot vermindering van de operationele risico’s?”. Vervolgens zullen de voor- en nadelen van de huidige algemene benadering voor operationele risico’s op een rijtje gezet worden. Als laatst kunnen er op basis van de diverse beschouwingen conclusies getrokken worden over de kwaliteit van de huidige benadering.
8.5.1
Toepasbaarheid van de verschillende benaderingen De kapitaalbeslagen die berekend worden bij de Basic indicator benadering en de Standardized benadering zijn geheel afhankelijk van de omzetten die gedraaid worden bij de bank. Wanneer een risico verlagende maatregel wordt genomen, dan heeft dat geen effect op de hoogte van het kapitaalbeslag. Om het nemen van maatregelen te stimuleren zijn deze twee methodes niet goed gebruikbaar. Voordelen van deze twee methodes zijn dat ze geen fouten bevatten en dat ze gemakkelijk, zonder al teveel investeringen, in te voeren zijn bij banken. De Internal measurement benadering en de Loss distribution benadering leveren wel een lager kapitaalbeslag wanneer een maatregel wordt genomen. De Internal measurement benadering bevat echter wel fouten. Ook wordt er de aanname gemaakt dat er een vaste factor tussen de verwachte en de onverwachte verliezen bestaat. Er is gebleken dat die aanname niet geheel juist is. De Loss distribution benadering bevat daarentegen geen fouten. Deze benadering verhoogt bovendien het inzicht over de verdeling van de operationele verliezen. Een nadeel is echter dat wanneer deze benadering wordt ingevoerd, dat men dan wel rekening dient te houden met de nodige investeringen.
8.5.2
Voordelen van de huidige benadering van operationele verliezen in Basel II Een voordeel van de Advanced measurement benaderingen is dat banken financieel gestimuleerd worden om de risico’s beter onder controle te krijgen. Dat is een extra stimulans boven op de voordelen die een betere organisatie met zich meebrengt, zoals minder operationele verliezen. Het tweede voordeel is dat banken worden gestimuleerd door de concurrentie, omdat zij tegen lagere kosten geld kunnen uitlenen wanneer zij wel aandacht schenken aan de operationele risico’s. In het geval dat zij dat niet doen dan prijzen zij zichzelf uit de markt.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 70
Het derde voordeel is dat Basel II met de Advanced measurement benaderingen een behoorlijke stap vooruit is. In het verleden is er binnen banken nauwelijks onderzoek gedaan naar operationele risico’s. Door Basel II zullen banken gestimuleerd en gestuurd worden om die risico’s beter onder controle te houden en te analyseren. 8.5.3
Nadelen van de huidige benadering van operationele verliezen in Basel II Zoals reeds uit paragraaf 8.2 bleek kleven er op dit moment behoorlijk wat mankementen aan de kwaliteit van de beschikbare gegevens over operationele verliezen. Die mankementen zullen hieronder uitgebreider behandeld worden, aangevuld met andere nadelen van de huidige benadering van operationele verliezen. Uit het onderzoek naar de Advanced measurement benaderingen is gebleken dat de hoogte van het kapitaalbeslag sterk afhankelijk is van interpretaties. Dat is gebleken uit de gesprekken die we gevoerd hebben met diverse banken en uit de vele kritiekpunten op Basel II die gekomen zijn uit de bankenindustrie. Er is veel onduidelijkheid over de definitie van een operationeel verlies. De banken kunnen qua interpretatie nog vele kanten op. Sommige banken zien verliezen onder de 10.000 euro niet als relevante operationele verliezen, omdat die intern opgelost kunnen worden. Andere banken zien iedere onregelmatigheid in de processen als operationeel verlies en komen dan ook uit op een groter aantal operationele verliezen. Andere definities die ook nog onduidelijk zijn, zijn die van de handelsactiviteiten (engels: business lines) en van de verwachte en onverwachte verliezen. Door al die verschillende interpretaties ontstaan grote verschillen in kapitaalbeslagen, ook tussen banken die qua uitvoering en risico’s niet veel van elkaar verschillen. Een ander aspect dat voor onzekerheid in de verliezenregistratie zorgt is dat banken de grootste moeite hebben om afdelingen de operationele verliezen te laten registreren. Afdelingen willen niet graag een slecht imago krijgen. Afdelingen proberen de problemen intern op te lossen en zullen pas naar buiten treden wanneer dat niet lukt. Dit aspect zal altijd een bepaalde onzekerheid in de berekeningen met zich meebrengen. Vaak is een operationeel verlies niet direct te kwantificeren. Als bijvoorbeeld een computernetwerk een dag lang niet werkt, dan is het moeilijk om een schatting te geven van het geleden verlies. Er zijn nog vele andere voorbeelden van operationele verliezen te bedenken, die niet direct in geld uit te drukken zijn. Op basis van een ontstane situatie probeert men de hoogte van een verlies te schatten. Die schatting brengt de nodige foutmarge met zich mee. Bij de Advanced measurement benaderingen worden, bij het berekenen van het kapitaalbeslag voor operationele risico’s, gegevens over verliezen uit het verleden gebruikt. Met behulp van de geleden verliezen probeert men de toekomstige verliezen te voorspellen. In de praktijk blijkt dat de toekomst nauwelijks te voorspellen is aan de hand van in het verleden geleden verliezen. De interne en de externe situatie van een bedrijf zeggen veel meer over de mogelijke toekomstige operationele verliezen. Juist die situaties worden bij de berekeningen van Basel II grotendeels buiten beschouwing gelaten. De enige parameter van de Internal measurement benadering die deels bepaald wordt op basis van de interne en externe situatie is de γ. Deze parameter heeft zijn beperkingen, omdat die altijd tussen de 3 en de 4 moet zitten. Bij de Loss distribution benadering wordt in het geheel geen rekening gehouden met de interne en externe situatie. De banken worden door de huidige manier van benaderen van de operationele risico’s niet direct gestimuleerd om de oorzaken van de verliezen te onderzoeken. Bij banken kan het idee ontstaan dat het aanhouden van kapitaal voldoende is om de operationele risico’s in te dekken. De nadruk wordt niet gelegd op het voorkomen van operationele verliezen. Het laatste nadeel is dat de concurrentiepositie van kleinere banken zal verslechteren. Voor uitgebreidere uitleg verwijzen we naar paragraaf 8.3.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 71
8.5.4
Conclusie over de kwaliteit van de huidige benadering Als eerst moeten we concluderen dat van de vier redelijk uitgewerkte benaderingen er slechts één redelijk toepasbaar is, de Loss distribution benadering. De twee minst geavanceerde benaderingen leiden niet tot rechtstreekse risicoverbeteringen. Bovendien bevat de Internal measurement benadering teveel fouten en berust op niet helemaal juiste aannames om goed toepasbaar te zijn. Wanneer we naar de nadelen kijken van de huidige benadering, dan zien we dat de eerste drie aangeven hoe flexibel de hoogte van het kapitaalbeslag kan zijn. De hoogte van het kapitaalbeslag wordt direct beïnvloed wanneer er meer verliezen worden geregistreerd door het gebruiken van een andere definitie, doordat men intern opgeloste gebeurtenissen ook meldt of doordat er een andere manier van kwantificeren wordt gebruikt. Zonder dat een organisatie wordt verbeterd, kan het kapitaalbeslag behoorlijk veranderen. Uit het vierde nadeel blijkt dat de toekomst moeilijk te voorspellen is. Uit het onderzoek is ook gebleken dat wanneer verschillende voorspellingsmethoden worden toegepast op dezelfde gegevens, dat er ook verschillen in de hoogte van het kapitaalbeslag ontstaan. De financiële sterkte van een bank staat op dit moment aan de basis van Basel II (zie paragraaf 8.4). De financiële situatie of sterkte stuurt andere zaken aan, zoals de verbetering van de interne organisatie. De Basel commissie hoopt dat de banken gestimuleerd raken in het verbeteren van hun analyses door de financiële voordelen die het oplevert. Vooral de reden dat het kapitaalbeslag verlaagd kan worden ziet de Basel commissie als stimulans voor banken om operationele risico’s aan te pakken. We zien dat die aansturing te indirect gebeurt, waardoor banken zich niet meteen gestimuleerd voelen om veel in operationele risico’s te investeren. Daarbij komt nog dat er meerdere oorzaken zijn waardoor de financiële sterkte van banken niet eenduidig te bepalen is. Hieruit concluderen we dat de gekozen structuur, zoals in figuur 7 weergegeven is, niet optimaal is. Het is namelijk niet raadzaam om bepaalde zaken aan te sturen vanuit een basis die niet vaststaat voor een gegeven situatie. Bovendien is de huidige aanpak om banken direct te stimuleren de operationele risico’s te analyseren en de interne organisatie te verbeteren niet optimaal.
8.6
Alternatieve benadering van de operationele risico’s Een betere structuur dan de huidige beschrijven we hieronder. Het aansturen van de factoren ‘interne organisatie’ en ‘financiële sterkte’ is van groot belang om de operationele risico’s te verkleinen. De doelstelling is naar onze mening dan om de hieronder staande situatie te krijgen. Doelstelling: Interne organisatie
Financiële sterkte Figuur 8: Doelstelling van wisselwerking tussen financiële sterkte en de kwaliteit van de interne organisatie
Menno Dobber
November 2002
Pagina 72
Om die doelstelling te bereiken dienen de operationele risico’s op een andere manier benaderd te worden. Het volgende figuur geeft een benadering weer, waarbij dat wellicht beter gebeurt. We geven aan dat die benadering een keuze is en dat er vele andere manieren zijn om de situatie te benaderen. Realiteit
Processen
Verliezen
Beschrijving van de realiteit
Processen beschrijving
Loss database
Kwantificeren realiteit
Risico indicatoren
Kennis over verliezen
Relatie tussen elementen
Correlatie
Figuur 9: Schematische weergave van mogelijke aanpak van operationele verliezen
In ieder bedrijf worden er verliezen geleden. Het is echter de bedoeling dat die verliezen zo laag mogelijk gehouden worden. De hoogte van de verliezen staat in directe relatie met het risico wat er in de processen wordt gelopen. Om processen goed te bevatten kan er een processenbeschrijving gemaakt worden. Die beschrijving is een representatie van de werkelijkheid en kan dus niet alle elementen bevatten van de werkelijke processen. Het is dan belangrijk om een zo relevant mogelijke beschrijving te maken. Verliezen zijn ook niet direct tastbaar. Een computer die het tijdelijk niet meer doet leidt tot een operationeel verlies, maar het is moeilijk om daar een goede schatting van te geven. Daarom is het goed om een Loss database te maken, waardoor de feitelijke verliezen beter te analyseren zijn. Vervolgens zijn met de processenbeschrijving en de Loss database analyses uit te voeren waardoor er meer kennis wordt verkregen over de verliezen en de oorzaken ervan. Met behulp van die kennis kunnen er dan maatregelen genomen worden. We kunnen de volgende te doorlopen stappen onderscheiden om de operationele risico’s onder controle te krijgen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Processenbeschrijving maken Gegevens in Loss database invoeren Risico-indicatoren binnen processen definiëren en kwantificeren van de indicatoren Verkrijgen kennis over operationele verliezen in eigen organisatie Onderzoek doen naar correlatie tussen risico-indicatoren en eigen operationele verliezen Schatting toekomstige operationele verliezen Verbeterpunten en maatregelen binnen processen aangeven en doorvoeren
Ad. 1 Processenbeschrijving maken Alle processen in de gehele organisatie dienen omschreven te worden. Dat kan op een algemeen niveau tot een gedetailleerd niveau. Hoe gedetailleerder de processenomschrijving is, hoe beter de oorzaak van een operationeel verlies kan worden achterhaald.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 73
Ad. 2 Gegevens in Loss database invoeren De Loss database dient gevuld te worden met de verliezen die in het verleden geleden zijn. Daarbij is het goed om te bedenken welke gegevens relevant zijn om op te slaan in de database. Vereist zijn in ieder geval de datum waarop het verlies geleden is, de hoogte van het verlies en het proces waarbij de gebeurtenis plaatsvond. Daarnaast zijn er nog vele andere gegevens die relevant zijn voor de verdere analyses. Wanneer de hoogte van het verlies niet direct vast te stellen is, moet er een schatting in de database ingevoerd worden. Bovendien is een vereiste voor de database dat er gebruik wordt gemaakt van eenduidige en duidelijke definities. Bijvoorbeeld dat er alleen verliezen boven de 1000 euro worden opgenomen als operationele verliezen. Aan de andere kant is het ook mogelijk verliezen die net niet geleden zijn (engels: near losses) of potentiële verliezen te registreren. Bij welk proces een verlies is opgetreden moet op het laagst mogelijke niveau van processen worden aangegeven, in overeenstemming met de processenbeschrijving. Ad. 3 Risico-indicatoren binnen processen definiëren en kwantificeren van de indicatoren Binnen de diverse processen zijn risico-indicatoren te onderscheiden. Men maakt daarna een schatting van de hoogte van de indicatoren. Ad. 4 Verkrijgen kennis over operationele verliezen in eigen organisatie Bij kennis over de operationele verliezen in eigen organisatie kan men aan de volgende elementen denken. Een voorbeeld is kennis over het verwachte operationeel verlies in een bepaald proces. Een ander voorbeeld is kennis over de verdeling van operationele verliezen in bepaalde processen. Om kennis te verkrijgen over operationele verliezen is het raadzaam om van de huidige benaderingen alleen elementen uit de Loss distribution benadering te gebruiken. Ad. 5 Onderzoek doen naar correlatie tussen risico-indicatoren en eigen operationele verliezen Wanneer voor een lange periode gegevens en kennis verzameld zijn, dan heeft men veel gegevens over de verliezen en over de hoogten van de diverse risico-indicatoren. Vervolgens kan met behulp van een neuraal netwerk een verband gezocht worden tussen de risico-indicatoren en de uiteindelijke verliezen. Wanneer het neurale netwerk aan het leren is van de gegevens die daarvoor gebruikt worden, dan zullen verbanden aan het licht komen. Ad. 6 Schatting toekomstige operationele verliezen Met behulp van de gevonden verbanden en de schattingen van de toekomstige waarden van de risico-indicatoren kan een schatting gemaakt worden van de toekomstige verliezen. Ad. 7 Verbeterpunten en maatregelen binnen processen aangeven en doorvoeren Met de schatting van de toekomstige verliezen en de kennis over de risico-indicatoren kan bekeken worden welke maatregel in welk proces het meeste effect zal hebben op de hoogte van de operationele verliezen. Na het doorlopen van die stappen zullen de processen en de daarmee samenhangende verliezen veranderd zijn. Daardoor moeten alle punten opnieuw doorlopen worden. Het verschil is dan dat de processen op dat moment al beschreven zijn. Ook de gegevens staan al in de Loss database en de risico-indicatoren zijn al gedefinieerd. Al die gegevens hoeven dus alleen aangepast te worden aan de nieuwe situatie. Dit zal een doorlopend proces zijn waardoor de organisatie continu verbeterd wordt. Als voorwaarde moet gesteld worden dat afdelingen met een operationeel verlies dat moeten melden of registreren. Indien sommige afdelingen daarin verzaken moet met behulp van waarschuwingen en desnoods met financiële consequenties gezorgd worden dat zij dit wel doen.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 74
De Basel commissie zou in deze nieuwe inrichting andere taken krijgen. Nieuwe taken zijn het beoordelen van de inrichting van de risico analyse en de aanpak ervan en de daarbij horende verbetering van de risico’s. Om toch banken met een betere risico analyse te belonen kan een andere methode gebruikt worden. Een methode zou kunnen zijn dat op basis van de beoordeling een parameter α of β wordt bepaald (bijv. 0,16/0,18/0,20/0,22/0,24) en een gemiddelde omzet van de afgelopen 5 jaar. Het kapitaalbeslag wordt dan bepaald door de beide factoren met elkaar te vermenigvuldigen. De twee stimulansen die er waren om de operationele risico’s te verbeteren zijn er dan nog steeds. Ten eerste is er nog steeds de vermindering van het kapitaalbeslag en ten tweede is er ook nog de vermindering van de operationele verliezen. Nu worden deze voordelen echter meer gezien als gevolg van de verbeteringen en niet als oorzaak voor verbeteringen. In de hierboven staande situatie staat de interne organisatie aan de basis van de wisselwerking. Belangrijk is dat de nadruk ligt op het voorkomen van de verliezen en het verbeteren van de interne organisatie en dat de definitie van operationele verliezen duidelijk is. Het verbeteren van de interne organisatie wordt dan niet zozeer gestimuleerd door het kapitaalbeslag dat afgenomen is, maar door de wetenschap dat in de toekomst minder operationele verliezen zullen optreden. Alles bij elkaar genomen kunnen we zeggen dat Basel II met de Advanced measurement benaderingen een redelijke stap is in de goede richting. Er zijn echter nog wel een aantal aspecten die veranderd of verbeterd moeten worden of waar nog goed over nagedacht moet worden. Mocht de Basel commissie bereid zijn om de insteek te veranderen, dan kunnen ze in het vervolg de structuur van figuur 9 aanhouden of een structuur die er veel op lijkt. 8.7
Recente ontwikkelingen in operationele risico gedeelte in het Basel II akkoord Inmiddels heeft de Basel commissie besloten om van de floor af te zien. De floor methode staat genoemd in paragraaf 4.4.3. De commissie heeft voor het afzien van de floor gekozen omdat dan de stimulans voor banken om voor de geavanceerde benaderingen te kiezen dan groter is. Op dit moment is het nog moeilijk om in te schatten of banken veel profijt zullen hebben van dit besluit van de Basel commissie. Voor veel banken zal de stap naar de Advanced measurement benaderingen kleiner worden omdat ze nu meer het gevoel hebben dat het kapitaalbeslag precies zo hoog zal zijn als nodig is. Het kapitaalbeslag wordt nu niet meer boven een bepaald niveau gehouden door een criterium ondanks dat er effectieve maatregelen worden genomen in een bank. De Basel commissie heeft ook inmiddels besloten om af te stappen van de ontwikkeling van de Internal measurement benadering en de Loss distribution benadering. Op het moment van het schrijven van dit stageverslag is het banken toegestaan om eigen methoden te ontwikkelen. Vervolgens zal de commissie haar toezicht houden en zal beoordelen of de gebruikte methoden juist zijn. Oorzaak van deze keuze is dat de ideeën van de Basel commissie over operationele risico benaderingen te weinig toepasbaar bleken te zijn in de praktijk. Ook zijn er aannames in de diverse benaderingen gemaakt die achteraf onjuist bleken te zijn. De Basel commissie benadrukt dat de beheersing van operationele risico’s een belangrijk punt op de agenda van de commissie blijft. Naar mijn mening maakt de Basel commissie een verkeerde keuze. Bekend is dat vele banken een methode ontwikkelen, die een combinatie van de Internal measurement benadering en de Loss distribution benadering is. Ondanks dat wil de Basel commissie haar handen van die ontwikkeling afhouden. Om ervoor te zorgen dat banken op een zelfde manier naar operationele verliezen kijken is het volgens mij nodig dat de commissie zelf methoden ontwikkelt en die laat toepassen door de banken. Ook voor de ontwikkeling van het bewustzijn van operationele risico’s bij banken is het naar mijn mening belangrijk dat de Basel commissie sturing geeft. De twee hierboven staande doelen die Basel II heeft worden door deze aanpak van de Basel commissie volgens mij niet bereikt.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 75
Het is moeilijk in te schatten of operationele risico analyses zullen verbeteren door deze keuze van de Basel commissie. De afgelopen jaren is er bij veel banken wel een verbetering in de operationele risico analyses gekomen. Het is duidelijk dat banken door Basel II bewuster zijn geworden van operationele risico’s en meer kennis hebben verkregen over hoe ze te verminderen zijn. Dat kwam mede door de naderende regelgeving van Basel II. Nu de ontwikkeling aan banken wordt overgelaten kunnen banken twee kanten op. Het ene scenario is dat banken zich minder gestimuleerd voelen om geld in geavanceerde methoden te investeren. Dat gevoel wordt veroorzaakt door de verminderde druk van de commissie. Aan de andere kant kunnen banken zich vrijer gaan voelen, waardoor ze zich niet beperkt voelen door het Basel II akkoord. Banken worden volledig losgelaten en worden wellicht daardoor gestimuleerd om meer te investeren. Die keuze wordt versterkt door het feit dat er nog steeds geld valt te verdienen door verminderingen in het kapitaalbeslag en ook door verlaging van de hoogte van de operationele verliezen. Bij iedere bank kan de keuze anders zijn. Om er achter te komen welke van deze twee scenario’s bij de meeste banken zal optreden dient er meer onderzoek gedaan te worden. 8.8
Mogelijkheden verder onderzoek In deze paragraaf zullen zaken behandeld worden die nog onderzocht kunnen worden naar aanleiding van de resultaten uit dit stageverslag. Ook kunnen het vraagstukken zijn die nog onduidelijk zijn m.b.t. de invoering van Basel II en die niet behandeld zijn in mijn onderzoek. De eerste twee vragen hieronder waren al als onderzoeksvraag opgenomen bij het onderzoek van dit verslag. De eerste vraag bleek tijdens het onderzoek nog niet te beantwoorden zijn omdat er nog veel onduidelijk is over de hoogten van de diverse kapitaalbeslagen voor de diverse typen risico’s. De beantwoording van de tweede hieronder staande vraag zou teveel tijd kosten en dat zou niet binnen de geplande tijd van het onderzoek passen. • • •
• • •
• • • •
Wat is de invloed van de hoogte van het kapitaalbeslag voor operationele risico’s op het totale kapitaalbeslag? In dit verslag is onderzocht wat het effect op het kapitaalbeslag zou zijn, wanneer voor een andere benadering gekozen wordt. We kunnen nu ook per type handelsactiviteit bekijken wat het kapitaalbeslag is bij het overstappen naar een andere benadering. Er zou een lijst met maatregelen en methoden opgesteld kunnen worden, die ingevoerd kunnen worden bij banken en waardoor de risico’s, en dus ook de kapitaalbeslagen, bij banken verlaagd kunnen worden. De maatregelen zouden zich voornamelijk moeten richten op het wegnemen van de oorzaken voor operationele risico’s. Er zou een plan van aanpak geschreven kunnen worden bij het verzamelen van de benodigde data voor operationele risico’s. Vraagstukken daarbij zijn of de data bottum-up of top-down verzameld moeten worden en hoe de allocatie naar business lines moet gebeuren. Onderzocht kan worden of er correlatie tussen verschillende handelsactiviteiten m.b.t. de verliezen bestaat. Hierdoor zouden de investeringen voor de benaderingen minder hoog zijn, omdat bepaalde aspecten niet tot in detail meer uitgezocht hoeven te worden. Wat moet er gedaan worden binnen pilaar 2 en 3, wanneer voor een bepaald type benadering uit pilaar 1 wordt gekozen? In pilaar 2 en 3 zijn voor iedere benadering namelijk criteria opgesteld. De vraag is hoeveel de uitvoering van die criteria gaat kosten en hoeveel tijd of moeite erin gestoken moet worden? Hoe gaan de principes van Basel II uiteindelijk ingevoerd worden bij verzekeringsmaatschappijen? Het is uiteindelijk de verwachting dat alle bedrijven, die veel geldstromen hebben, risicomethodes uit Basel II moeten gaan gebruiken. Wat zijn de doelen en stimulansen van Basel II voor het management? Wat zijn bijvoorbeeld de feitelijke stimulansen om te kiezen voor een geavanceerde benadering? Wat zijn de effecten op het budget dat banken voor operationele risico benaderingen vrijmaken, naar aanleiding van het besluit om banken los te laten qua ontwikkeling van die benaderingen? Wellicht is er in de toekomst een betere schatting van de kapitaalbeslagen voor diverse benaderingen te maken, wanneer er meer gegevens zijn.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 76
Begrippenlijst Benadering = Engels: Approach, Manier van aanpak. Binnen het Basel II akkoord worden verschillende manieren van aanpak van de risico’s genoemd. Bias variantie afweging = Engels: bias variance trade-off. Een functie die een afweging maakt tussen de hoogte van de bias en de hoogte van de variantie van de uiteindelijke schatting. De bias kan verkleind worden door recente data een hogere weging te geven. De variantie kan worden verkleind door zoveel mogelijk data mee te nemen. Bruto inkomen = Netto inkomen uit interest + netto inkomen uit non-interest. Het bruto inkomen beslaat alle inkomsten, waarvan de operationele verliezen nog niet afgetrokken zijn. Business unit = Min of meer zelfstandig bedrijfsonderdeel van een groot concern. (van Dale) Damage to physical assets = Schade aan fysieke bezittingen. Fysieke bezittingen zijn de tastbare bezittingen, bijv. de gebouwen, inventaris en mensen. Default gaan = De definitie van default gaan is in het Basel II akkoord nog niet duidelijk. De uiteindelijke betekenis zal waarschijnlijk zijn: het niet kunnen voldoen aan de financiële verplichtingen. Default gaan zou ook kunnen betekenen: het failliet gaan van een financiële tegenpartij. Employment and workplace safety event = Gebeurtenis die betrekking heeft op de beroeps- en werkplekveiligheid. De verliezen die in deze categorie gebeurtenissen vallen worden veroorzaakt dor acties die geen betrekking hebben op het werk, de gezondheids- en veiligheidswetten of overeenkomsten. Betalingen, claims of discriminatie, waarbij iemand persoonlijk geschaad is vallen ook onder deze soort gebeurtenis. Exposure indicator = Blootstelling indicator. Het bedrag dat bij het optreden van een bepaalde gebeurtenis ‘blootgesteld’ wordt. Het blootgestelde geld geeft aan hoeveel geld er maximaal verloren kan gaan. External fraud = Externe fraude, verliezen die geleden worden door bewuste fraude praktijken, verduisteren van bezittingen of misleiden van de wet, door een derde partij. Extreme value theory = Extreme waarde theorie. Een theorie waarmee de verdeling van de hoogste risico’s, met de laagste kansen worden geschat. Zie voor meer informatie: hoofdstuk 11 van Operational risk, measurement and modeling, Jack L. KING, 2001 Financiële dienstverlening = Engels: Business unit. Een groep handelsactiviteiten van een bepaald type. Handelsactiviteit = Engels: Business line. Een onderverdeling van activiteiten binnen een type financiële dienstverlening. Internal fraud = Interne fraude, verliezen die geleden worden door bewuste fraude praktijken, verduisteren van bezittingen of het opstellen van misleidende regels, tegen de wet of het beleid van het bedrijf in. Ten minste een partij vanuit het bedrijf is bij deze fraude betrokken. Gebeurtenissen die betrekking hebben op discriminatie vallen hier niet onder. Lineaire functie = Een functie waarbij een bepaalde procentuele toename in de verklarende variabelen altijd leidt tot altijd eenzelfde factor procentuele toename in de uitvoer. Minimum regulatory capital = Minimaal regulier kapitaal. Het kapitaal dat een bank moet reserveren of hebben in de vorm van eigen vermogen aan de passief zijde van de balans om risico’s op te vangen. Monte Carlo = Een plaats in Frankrijk met een casino. Een Monte Carlo simulatie is een simulatie waarbij met bepaalde uitvoer, weer nieuwe uitvoer wordt gesimuleerd. Dat gebeurt op een volstrekt random manier (zoals in het casino). De kracht van deze simulatie is, dat je na veel simulaties een goed beeld van een verdeling kan krijgen. Netto inkomen uit non-interest = Het netto inkomen uit non-interest bestaat uit: (1) Inkomsten uit vergoedingen en commissies minus de uitgaven van vergoedingen en commissies. (2) Het netto resultaat uit financiële operaties. (3) Overige soorten inkomen. Off balance posten = Posten die niet op de balans vernoemd zijn. Een voorbeeld van deze posten zijn de derivaten. Operational Risk Share = Het percentage van de operationele risico’s die binnen de bank worden toegeschreven aan de desbetreffende handelsactiviteit.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 77
Operationele risico indicatoren = Dit zijn indicatoren, die indirect de hoogte van de operationele risico’s representeren. Voorbeelden van die indicatoren zijn: ziekteverzuim, resultaat tevredenheidonderzoek, gemiddelde doorlooptijd van transacties, personeelsverloop, netheid in gebouw en aantal klachten van klanten. Wanneer deze indicatoren verbeterd worden, dan kan men er redelijkerwijs vanuit gaan dat de operationele risico’s ook minder worden. Percentiel = Een percentiel wordt aan een percentage gekoppeld, bijv. 90, 95 of 97.5%. Het percentiel wordt aangeduid met dat bedrag, waarbij de kans dat je erboven komt 100% minus dat percentage is. Een voorbeeld van een interpretatie van een percentiel is: het 95% percentiel is 30.000, dat betekent dat de kans dat je boven de 30.000 uitkomt kleiner is dan 5%. Quantitative Impact Study = Kwantitatieve invloedsstudie, een onderzoek van de Basel II commissie naar de invulling van de parameters en dus de invloeden van de benaderingen. Rating = Oordeel. De rating geeft aan hoezeer een bank aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. Het oordeel wordt gegeven door rating bedrijven. Rating bedrijf = Oordeel bedrijf. Een bedrijf dat banken beoordeelt op basis van de kans waarop hij niet aan de financiële verplichtingen kan voldoen. Een voorbeeld van een rating bedrijf is de Moody’s. Zij geven een bank één van de volgende oordelen: A, A-, B+, B, B-, C+ , C, C-, D+, D, D-, E+ en E. Risk profile index = Een index (kleiner, gelijk of groter dan 1) die aangeeft hoezeer een bank de risico’s onder controle heeft ten opzichte van de gehele sector. Risk sensitive = Letterlijk: Risicogevoelig. Een benadering is risicogevoelig als een verandering in de hoogte of verdeling van de risico’s een invloed heeft op de benadering. Risk weighted assets = Risico gewogen bezittingen. De hoogte hiervan wordt bepaald door de hoogten van de vorderingen en bezittingen te vermenigvuldigen met het bijbehorende risicopercentage. Value at Risk = Waarde bij risico. Deze waarde representeert de waarde waarbij een bepaald percentage van het risico opgevangen kan worden.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 78
Bijlagen Bijlage A: Risicopercentages voor activa 0% Kasmiddelen 50% Leningen met onderpand 100% Materiele vaste activa Aandelen Immateriële activa Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen Overlopende activa Deelnemingen Overige deelnemingen Overige activa 0,20,50,100,150% Kortlopend overheidspapier Bankiers Kredieten aan de overheid Kredieten aan de private sector Rentedragende waardepapieren Deze groep activa kunnen een hoog of laag risicopercentage hebben. In het Basel II akkoord staat duidelijk in welke situaties welk ratingpercentage moet worden gebruikt. (zie: Consultative document: The New Basel Capital Accord, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel January 2001).
Menno Dobber
November 2002
Pagina 79
Bijlage B: Criteria Advanced measurement benaderingen Amelia heeft de criteria voor de verschillende benaderingen samengevat en ze in een tabel bezet. Die criteria zijn te vinden op: http://www.amelia.co.uk/Basel_Operational_Risk.htm. Hieronder staan ze vermeld. Basel II has now put a strong driver behind our initial conclusion. The Consultative Document proposes three stages along a continuum that a bank should place itself upon. The Basic Benadering, The Standardised Benadering and the Internal Measurement Benadering. The concept being that the further along the continuum a bank is, the lower is the Capital Charge that will be applied. However, to achieve movement along the continuum, certain qualifying criteria must be established and more importantly is capable of being proven to the regulator that the criteria are established. Summary Of The Criteria: Criteria
Basic Indicator Benadering
Standardized Benadering
Internal Measurement Benadering
Comply with “Operational Risk Sound Practices” * Independent risk control and audit function. Effective use of risk reporting systems. Involvement of Board & Senior Management Documentation of risk management systems Independent ORM & control environment. Construction of the operational risk methodology and key inputs Internal audit groups must conduct regular reviews of the ORM benadering. Have appropriate risk reporting systems to generate data used in the calculation of a capital charge. Have the ability to construct management reporting based upon results. Systematically track relevant Op Risk data by handelsactiviteit. Monitor loss events and gather loss data. Documented criteria for mapping current handelsactiviteiten and adjust for new or changing activities and risks. Accuracy of loss data and confidence in the results of calculations established through “use tests”. The collected data must be used for risk reporting, management reporting, internal capital allocation purposes, risk analysis etc, Failure to fully integrate an internal measurement methodology into day-to-day activities and major business decisions should not qualify for this benadering. Banks must have; an Op Risk methodology, knowledgeable staff and appropriate systems infrastructure capable of identifying and gathering operational risk data for a loss database.
Menno Dobber
November 2002
Pagina 80
Systems should be able to gather data from sub-systems and geographical locations. Missing data must be identified and tracked. The loss database must extend back for a number of years, for significant handelsactiviteiten. Specific criteria for assigning loss data to particular handelsactiviteiten must be developed. Process must be in place to identify the events used to construct the database, what losses are appropriate for the institution and are representative of their current and future business.. The loss data must be defined in terms of type and severity and go beyond general supervisory definition and specification. Rigorous conditions must be developed under which internal loss data would be supplemented with external data. Sound practices need to be identified surrounding the methodology and process of scaling public external loss data or pooled loss data. The conditions and practices should be revisited on a regular basis, clearly documented and have an independent review. Sources of external data must be regularly reviewed to ensure accuracy and applicability. Regular validation of loss rates, risk indicators and size estimations must be carried out to ensure proper input to the regulatory capital charge. Banks must adhere to rigorous processes in estimating EI, PE and LGE. Validation processes would be helped by scenario analysis and stress testing to gauge if the operational environment in data aggregation and parameter estimates. A process would need to be developed to identify and incorporate plausible historically large or significant events into assessments of operational risk exposure, which fall outside the observation period. All processes should be clearly documented and specific enough for independent review and verification. Bank management should incorporate judgement into an analysis of loss data.
experience
and
Banks have to clearly identify the exceptional situations under which judgement or overrides may be used, to what extent they are used and who is authorised to make such decisions. The conditions under which these overrides may be used and detailed records of changes should be clearly documented and subject to independent review. Supervisors will need to examine the data collection, measurement and validation process and assess the appropriateness of the operational risk control environment. * Upcoming from The Basel Committee. Tabel 19: Criteria Advanced measurement benaderingen door Amelia
Menno Dobber
November 2002
Pagina 81
Bijlage C: Beschikbare data voor de analyses
20
Tabellen 20 en 21: De beschikbare data voor verliezenanalyse uit QIS documenten 20
Zie: The Quantitative Impact Study for Operational Risk: Overview of Individual Loss Data and Lessons Learned, Basel committee on banking supervision (www.bis.org), Basel January 2002
Menno Dobber
November 2002
Pagina 82
Bijlage D: Resultaten Basic indicator en Standardized benaderingen
Tabellen 22 en 23: Overzicht kapitaalbeslag berekeningen van Basic Indicator en Standardized benaderingen
Menno Dobber
November 2002
Pagina 83
Bijlage E: Resultaten Monte Carlo simulatie
Tabellen 24 t/m 27: Resultaten Monte Carlo simulatie
Menno Dobber
November 2002
Pagina 84
Bijlage F: Hoofdresultaten van de verschillende benaderingen
Tabel 28: Hoofdresultaten van de verschillende benaderingen
Menno Dobber
November 2002
Pagina 85
Literatuurlijst Algemene info risk management
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Menno Dobber
Handboek Wet toezicht kredietwezen: 4001 Solvabiliteitsvereisten, De Nederlandsche Bank NV (www.dnb.nl), Januari 2002 Handboek Wet toezicht kredietwezen: 4003 Toetsingsvermogen, De Nederlandsche Bank NV (www.dnb.nl), Januari 2002 Handboek Wet toezicht kredietwezen: 4201 Regeling organisatie en beheersing, De Nederlandsche Bank NV (www.dnb.nl), April 2001 Handboek Wet toezicht kredietwezen: 5101Model van de balans, De Nederlandsche Bank NV (www.dnb.nl), Januari 1998 Handboek Wet toezicht kredietwezen: 5301 Rubriceringsvereisten bij 5101, model van de balans, De Nederlandsche Bank NV (www.dnb.nl), Januari 1998 Beleidsregels inzake enkele kernbegrippen Markttoetreding en Handhaving Wtk 1992, De Nederlandsche Bank NV (www.dnb.nl), Maart 2002 Advances in operational risk: Firmwide Issues for Financial Institutions, hoofdstuk 5: FirmWide Issues for Financial Institutions: Risk Model Selection (info: www.riskbooks.com), ISBN number 1 899332 839 Core Principles for Effective Banking Supervision, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel September 1997 Consultative paper: A new capital adequacy framework, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel June 1999 Study on the risk profile and capital adequacy of financial conglomerates, Oliver, Wyman & Company, February 2001 Introductory Paper: Risk Adjusted Return on Capital, ING Bank en Oliver, Wyman & Company, February 1998 Operational Risk The Last Of The Risk Frontiers? An Operational & Technical Framework, Amelia Financial Systems Limited, New Hibernia House, Winchester Walk, London Bank credit research, monthly ratings lists, Banks, Securities Firms & Country Ceilings, Moody’s investor service (www.moodys.com), april 2002 Ratings List Government Bonds & Country Ceilings, Moody’s investor service (www.moodys.com), april 2002 The business risk, Peter G.Moore, London business school 1990 reprinted version of 1983 Risk evaluation, management and sharing, Louis Eeckhoudt, Christian Gollier, 1995 Financial risk management: theorie en praktijk voor financiële en niet-financiële instellingen, Theo Kocken, Uitgeverij Tutein Nolthenius, 1997 Modelling Operational Risk, Silvan Ebnöther, Paolo Vanini, Alexander McNeil, and Pierre Antolinez-Fehr, Zürich Juni 2001 Quantifying Credit Risk, Analysing existing models, PriceWaterhouseCoopers, Erik van den Doel, Utrecht, 15 april 1999 Risk matters issue 9, May 2002, CMG Developments in banks’ liquidity profile and management, May 2002, European central bank Capital requirements and competition in the banking industry, Research Memorandum WO&E no. 634 October 2000, Econometric Research and Special Studies Department, P.J.G. Vlaar Operational risk, measurement and modeling, Jack L. KING, 2001
November 2002
Pagina 86
Basel I en II
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Menno Dobber
Business case: Basel II v1.0, Tjeerd Ossewaarde, Mark van den Hurk, Robert Obertop, Patricia Koppers, Niek Ijzinga en Menno Dobber, CMG, April 2002 Business case: Basel II v2.0, The New Basel Capital Accord: an explanatory note, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel January 2001 Consultative Document: Overview of the New Basel Capital Accord, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel January 2001 Consultative document: The New Basel Capital Accord, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel January 2001 Consultative Document: The Standardised Approach to Credit Risk, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel January 2001 Consultative document: Operational risk, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel January 2001 Working paper on the Regulatory Treatment of Operational risk, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel September 2001 Sound Practices for the Management and Supervision of Operational Risk, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel December 2001 Structural and regulatory developments, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel March 2002 International convergence of capital measurement and capital standards, Basel committee on banking supervision (www.bis.org), Basel July 1988 Basel II, Risk, March 2002, page s10-s11 Basle II Update, Operational risk, volume 3 issue 2, March 2002, page 12-19 Bank en Effectenbedrijf, Maart 2002 Cursusboek: Waarde en Risico op de Financiële Markten, NIBESVV, September 2001 The new Basel accord, KPMG, February 2001 Basel and operational risk: new perspectives, new challenges, Arthur Andersen, March 2001 Banking on Basel II: Seizing advantage from unavoidable investments, Accenture, The Point, Volume 2, Issue 1, 2002 Challenges of the new Basel Accord – Actions for senior management, PricewaterhouseCoopers The new Basel Capital Accord: A roundtable discussion, Deloitte & Touche, June 2001 Update on the new Basel Capital accord, Basel Committee on Banking Supervision (www.bis.org), Basel June 2001 The new Basel capital accord: comments of the European central bank, (www.ecb.int), May 2001 Basel II and Operational Risk; A Software Perspective: ORM BASEL II qualifying criteria, Amelia (www.amelia.co.uk) Introductie: Nieuwe regelgeving Bazel, Jan Kool, Control Rabobank groep Operational risk volume 3 issue 4, Risk, Risk waters group, May 2002 Quantifying Capital for Operational Risk, Michael Haubenstock & Dan Mudge, The RMA Journal, june 2002 A cost/benefit approach to Basel II, Risk, Risk waters group, June 2002
November 2002
Pagina 87
QIS en FBI study
• • • • • • • • •
Jaarverslagen
Typen banken en bankenlijsten Loss database Statistiek
• • • • • • • • • • • • • •
Menno Dobber
Regulators concentrate on key op risk issues for QIS 3, Operational risk, volume 3 issue 2, March 2002, page 1 Results of the Second Quantitative Impact Study, Basel committee on banking supervision (www.bis.org), Basel November 2001 QIS 2 - Operational Risk Loss Data, Basel committee on banking supervision (www.bis.org), Basel May 2001 The Quantitative Impact Study for Operational Risk: Overview of Individual Loss Data and Lessons Learned, Basel committee on banking supervision (www.bis.org), Basel January 2002 QIS Questionnaire, Basel committee on banking supervision (www.bis.org), Basel April 2001 Computer security Issues & trends, volume VIII, no. 1, spring 2002: CSI/FBI Computer Crime and Security Survey, Computer Security Institute, Richard Power 2001 industry survey, Andy Briney 2001 Global
[email protected]: As e-commerce revolutionizes business, it also revolutionizes business fraud, KPMG Forensic & Litigation services Results of Quantitative Impact Study 2.5, Basel committee on banking supervision (www.bis.org), Basel June 2001 Jaarverslag ING Groep 2001, Naar een wereldwijd ING-merk, ING Jaarverslag 2000, ABN AMRO Persbericht resultaten 2001, ABN AMRO, Februari 2001 Jaarrekening 2001 en overige gegevens, Rabobank groep Jaarverslag 2001, Fortis Jaarrekeningen 2001, Fortis Statistical review 1992-2001, Fortis Deelmarkt Banken & Interprofessie, CMG, December 2001 DSI lijst effectenbedrijven, DSI, April 2002 Banknamen geregistreerd bij KvK, Kamer van koophandel, April 2002 Register volgens De Nederlandse bank N.V., DNB, Maart 2002 BBA Operational Risk Database Loss Categorisation, British Bankers Association (www.bba.org.uk) BBA Operational Risk Database Standard Data Fields, British Bankers Association (www.bba.org.uk) Statistical models, college Statistische Modellen, dr. M.C.M. de Gunst, najaar 2001 (gewijzigde druk), Vrije Universiteit Amsterdam
November 2002
Pagina 88