B AM A 2 B : WE N S E N , V OOR K E U R E N EN M O T IEVE N V A N S C H OLI E R E N EN S T U DENT E N Een nationaal onderzoek uitgevoerd door de Open Universiteit Nederland
Rieny van den Munckhof Kathleen Schlusmans Jurjen Puls Fred Mulder Herman van den Bosch Han Roffelsen
Oktober 2008
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
2
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
I NH O U D I NL E IDIN G
pagina 5
BES CHRIJVIN G VAN HE T ON DE RZO EK
pagina 7
R ES ULTATE N – Blok 1: de bama 2B - kenmerken van de ideale bacheloropleiding
pagina 11
– Blok 2: tijdsinvestering, prestatiedrang en studieduur
pagina 20
– Blok 3: eigenstandigheid bachelor en waardering wo- en hbo-bachelor
pagina 26
– Blok 4: bachelor-diploma op zak. En dan ... een master?
pagina 28
– Blok 5: studiekeuze en studiemotieven
pagina 32
C O NCLUS IE S
pagina 41
LI TE RATUUR
pagina 43
BI J LAGE 1
pagina 44
Respondenten scholierengroep
BI J LAGE 2
pagina 45
Vergelijking kenmerken van de responsgroep met een aantal CBS-gegevens
BI J LAGE 3
pagina 48
Verdeling mannen en vrouwen, scholieren en studenten, hbo en wo.
3
I N LE I D I N G In de Bologna-verklaring van 1999 hebben 29 Europese landen afspraken gemaakt om te komen tot internationaal vergelijkbare graden in het hoger onderwijs. De doelstelling van de verklaring was onder meer het bevorderen van de mobiliteit van studenten, docenten, onderzoekers en ander personeel en het komen tot een Europese kwaliteitsgarantie. Nederland is als één van de eerste landen in 2002 gestart met een belangrijk onderdeel van de Bologna-verklaring: de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs. Inmiddels zijn alle vierjarige hbo-opleidingen en alle opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs omgezet naar bachelor- en masteropleidingen. Nu de implementatie van ons BaMa-stelsel in de eerste ronde voltooid is en er voldoende ervaring is opgedaan, is het tijd om te reflecteren op de resultaten, de reikwijdte en de waardering in Nederland van deze in aanleg majeure innovatie. En inderdaad: BaMa is (weer) een actueel thema! Recent nog pleitte minister Plasterk bij de opening van het academisch jaar aan de Universiteit van Amsterdam voor een striktere scheiding tussen de bacheloren masterfase, met als uiterste gevolg de zogenoemde ‘harde knip’ tussen bachelor en master. Vorig jaar al hebben de veertien universiteiten, verenigd in de VSNU, besloten om zwaar in te zetten op het vergroten van het succes van studenten in de bacheloropleidingen. De noodzaak hiertoe wordt alom onderschreven, zo bleek op een VSNU-conferentie in augustus 2007 in Middelburg. Diverse maatregelen en instrumenten zijn daar besproken, maar daarnaast - en dat is relevant voor dit betoog - is de meer fundamentele vraag opgeworpen of de positie en het profiel van de bacheloropleidingen in het Nederlandse BaMa-stelsel ook niet zouden moeten worden veranderd. Het Rectoren College van de veertien universiteiten wijdde hier vervolgens in januari 2008 een themabijeenkomst aan, met de volgende discussiepunten: – de breedte van het onderwijsaanbod in de bachelorfase – de mate waarin er bij de bachelor sprake is van eigenstandige opleidingen – de internationale positie van de Nederlandse bacheloropleidingen – het academisch karakter, met het oog op enerzijds het vervolg in de masteropleidingen en anderzijds de verschillen met de hbo-bacheloropleidingen – de selectiviteit van de toegang en doorgang. De belangrijkste uitkomst was dat er meer diversiteit in het aanbod zou moeten komen en dat in dit spectrum elke universiteit zijn eigen profiel zou kunnen innemen. Verder werd geopperd dat aan de uitstroomkant het gesprek met het afnemend veld (bedrijfsleven en overheid) over beelden, verwachtingen en behoeften bij het BaMa-stelsel weer zou moeten worden gevoerd. En dat we aan de instroomkant veel beter zicht zouden moeten krijgen op de wensen, voorkeuren en motieven van de huidige jonge generatie, omdat we anders te vanzelfsprekend uitgaan van onze eigen referentiekaders. Het ontbreken van een omvattend onderzoek met deze inslag was voor de Open Universiteit Nederland aanleiding om dat onderzoek dan met het oog op het thema van de 24ste diesviering (BaMa 2B) uit te laten voeren. Er is in Nederland wél veel onderzoek gedaan rondom het BaMa-stelsel, maar dit heeft met name betrekking op de invoering van BaMa en de keuzepatronen van (potentiële) studenten. Het meest recente onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat de mobiliteit (naar een andere universiteit) van studenten na de bacheloropleiding gering is (Newcom Research & Consultancy, 2008). Zie voor een overzicht van diverse relevante onderzoeken de literatuurlijst.
5
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
In juni 2008 heeft een onderzoeksteam van de Open Universiteit Nederland samen met Flycatcher Internet Research een onderzoek uitgevoerd naar de verwachtingen en motieven van studenten en scholieren ten aanzien van de bacheloropleiding en naar hun plannen voor een masteropleiding. In dit rapport wordt verslag gedaan van dit onderzoek. Na een korte beschrijving van de onderzoeksopzet en de responsgroep worden de resultaten gepresenteerd in vijf blokken. In het eerste blok wordt ingegaan op de kenmerken van de BAMA 2B. Wat verwachten scholieren en studenten van de BAMA? Wat zijn de ideale kenmerken van een bacheloropleiding? En hoe moet de ideale werkweek eruit zien? In het tweede blok wordt ingezoomd op de verwachtingen van de studenten op het gebied van tijdsbesteding en prestatiedrang. Hoeveel tijd verwachten scholieren te moeten besteden aan hun studie? Hoeveel tijd besteden studenten eraan? Hoe groot schatten studenten en scholieren de kans in dat ze hun bacheloropleiding binnen de daarvoor gestelde termijn afronden? Het derde blok gaat in op de wijze waarop scholieren en studenten de wo-bacheloropleiding percipiëren. Is het een afzonderlijke opleiding of slechts een opmaat naar de masteropleiding? Ook wordt gekeken naar de mate van waardering van een hbo-bachelor ten opzichte van een wo-bachelor. Het vierde blok gaat in op de periode na de bachelor. Er wordt gekeken of men (onmiddellijk) met een master wil starten, of men dit in dezelfde instelling doet of in een andere (buitenlandse) instelling. Ook wordt nagegaan of studenten al plannen hebben om na de master nog verder te gaan met een promotietraject. In het laatste blok wordt gerapporteerd over de keuzepatronen van scholieren en over de moeilijkheden die zij ondervinden bij het kiezen van een studie. Zowel scholieren als studenten zijn bevraagd over de motieven voor de keuze voor een hbo- of woopleiding en over de motieven voor de keuze van een instelling. Tenslotte worden een aantal conclusies getrokken en aanbevelingen gegeven. De eerste voorlopige resultaten van dit onderzoek zijn eerder gepresenteerd in de redes die zijn uitgesproken ter gelegenheid van de 24ste Dies Natalis van de Open Universiteit Nederland (zie Mulder, 2008 en Van den Bosch, 2008).
6
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
BE S CH RI J VI N G V A N H ET O N DER ZO EK Er zijn meer dan 2000 scholieren en meer dan 1000 bachelorstudenten bevraagd over verwachtingen en motieven ten aanzien van de bacheloropleiding en naar hun plannen voor een masteropleiding. Binnen de groep scholieren zijn zowel vwo’ers als havisten bevraagd en bij de studenten zowel hbo-studenten als wo-studenten. DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK Het doel van het onderzoek was een antwoord te krijgen op de volgende vragen: 1. Wat verwachten scholieren en studenten van een bacheloropleiding en welke kenmerken van een bacheloropleiding vinden zij wenselijk? 2. Hoeveel tijd verwachten scholieren te besteden aan de studie en hoeveel tijd wordt eraan besteed? In hoeverre vinden ze hoge cijfers belangrijk? En wat zijn de verwachtingen t.a.v. de feitelijke duur van de studie? 3. Hoe schatten scholieren en studenten de positie en de waarde van een bacheloropleiding in? 4. Wat zijn de plannen na de bacheloropleiding? 5. Welke motieven spelen er bij de keuze voor een vervolgopleiding en voor een specifieke instelling? En welke problemen ondervinden scholieren bij de keuze voor een vervolgopleiding? ONDERZOEKSPOPULATIE De onderzoekspopulatie bestond uit de volgende groepen: – 4 en 5 havo scholieren – 5 en 6 vwo scholieren – hbo-studenten in het eerste of tweede jaar – wo-studenten in het eerste of tweede jaar. ONDERZOEKSMETHODE Er zijn twee vragenlijsten ontwikkeld één voor de scholieren en één voor de studenten. De vragenlijsten zijn gemaakt door een team van de Open Universiteit Nederland op basis van de vraagstellingen die centraal stonden in het onderzoek. De vragenlijsten bestonden voor beide groepen uit de volgende thema’s: – Achtergrondinformatie – Studiekeuzemotieven – Verwachtingen en wensen t.a.v. de bacheloropleiding – Tijdsbesteding en verwachtingen over de werkelijk duur van de opleiding – Waardering voor een bacheloropleiding – Plannen voor een vervolgopleiding na de bachelor Voor de scholieren werd apart nog gevraagd naar: – Plannen voor een vervolgopleiding – Problemen bij studiekeuze Aan het onderzoeksbureau Flycatcher Internet Research is gevraagd om minimaal 2000 scholieren en 1000 bachelorstudenten te bevragen. Het onderzoek is verstuurd naar 7500 bachelorstudenten en 25000 havoen vwo scholieren uit het bestand van Flycatcher Internet Research. Een overzicht van de respons is te vinden in onderstaande tabel.
7
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Tabel 1: Overzicht van de respons Responsoverzicht
Scholieren
Studenten
aantal adressen
25000
7500
respons
4942 (19,8%)
1622 (21,6%)
respons binnen doelgroep
2065 (8,3%)
1136 (15,1%)
Bij de studenten zijn alle vragen voorgelegd aan die studenten die voldeden aan de criteria voor de doelgroep: eerstejaars en tweedejaars hbo- of wo-studenten. Bij de scholieren is de groep die uiteindelijk alle vragen beantwoord heeft nog verder beperkt door middel van de twee vragen: ‘Wat ben je van plan om na het behalen van je havo/vwo-diploma te gaan doen?’ en ‘Welke studie wil je gaan volgen?’. (zie bijlage 1) Tabel 2: Aantallen scholieren in responsgroep nader onderverdeeld Responsoverzicht
Scholieren
aantal scholieren in responsgroep binnen de doelgroep
2065
aantal scholieren die (al dan niet direct) willen starten met een vervolgopleiding
1890
aantal scholieren die willen starten met een mbo- opleiding
39
aantal scholieren die willen starten met een hbo-opleiding
894
aantal scholieren die willen starten met een wo-opleiding
829
Aan de groep scholieren die aangaf een hbo, wo- of mbo opleiding te willen volgen (n=1762) zijn wel vragen voorgelegd over het waarom van de keuze, de moeilijkheden bij de keuze en de keuze van de instelling. De vragen over de BAMA zijn alleen voorgelegd aan de groep die van plan is een hbo- of wo-opleiding te gaan doen (n=1723). De resultaten van de vragenlijsten zijn geanalyseerd en de resultaten zijn per onderdeel apart weergegeven voor scholieren en studenten. Bij de scholieren is bij de vragen over de BAMA steeds een onderscheid gemaakt tussen de scholieren die van plan zijn een wo-opleiding te volgen en scholieren die van plan zijn een hbo-opleiding te volgen. Daarnaast is gekeken naar significante verschillen tussen mannen en vrouwen, tussen havisten en vwo’ers en tussen laatstejaars en één-na-laatste-jaars. Bij de studenten is bij de vragen over de BAMA steeds een onderscheid gemaakt tussen hbo-studenten en wo-studenten. Daarnaast is gekeken naar significante verschillen tussen mannen en vrouwen, tussen eerstejaars en tweedejaars en tussen studierichtingen.
8
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
ANALYSE VAN DE RESPONSGROEP Hieronder wordt de responsgroep weergegeven. Daar waar mogelijk hebben we de responsgroep vergeleken met de cijfers die bekend zijn uit de CBS-gegevens schooljaar 2007-2008 (zie bijlage 2). Tabel 3: De responsgroep scholieren beschreven naar schooltype, leeftijd en geslacht Schooltype
Leeftijd
Geslacht
4 havo
452
22%
15-16
433
21%
man
717
35%
5 havo
501
24%
17-18
1433
69%
vrouw
1348
65%
5 vwo
497
24%
19-20
169
8%
2065
100%
6 vwo
615
30%
>=21
30
12%
2065
100%
2065
100%
354
31%
782
69%
1136
100%
Tabel 4: De responsgroep studenten beschreven naar studie, leeftijd en geslacht Studie
Leeftijd
Geslacht
hbo 1
326
29%
<=19
506
45%
man
hbo 2
331
29%
20-21
616
54%
vrouw
wo 1
244
21%
22-23
13
1%
235
21%
> 23
1
0%
1136
100%
1136
100%
wo 2
In vergelijking met de CBS-gegevens is er bij de studenten een oververtegenwoordiging van wo-studenten ten opzichte van hbo-studenten. In de responsgroep zijn er 57% hbo-studenten en 43% wo-studenten, volgens de gegevens van het CBS blijkt de verhouding 67% en 33% te zijn. Ook blijkt bij studenten dat ongeveer twee derde van de respondenten vrouw is. Dit betekent dat ook het aantal vrouwen oververtegenwoordigd is ten opzichte van de CBS gegevens. Wat de studierichtingen betreft hebben we alleen de eerstejaars kunnen vergeleken (zie bijlage 2). Hier blijken enige afwijkingen te zijn. Zo is de groep studenten uit de responsgroep die gedrag en maatschappij en economie studeren beduidend kleiner dan een vergelijkbare groep uit de CBS gegevens. Bij gezondheidszorg daarentegen is de groep beduidend groter. Bij de hbo-studenten zien we afwijkingen bij gezondheidszorg en bij techniek, hier is het aantal studenten in de responsgroep kleiner dan bij het CBS. Gedrag en maatschappij is bij de responsgroep wat groter dan bij de CBS-gegevens. Hierbij moet wel worden aangetekend dat de categorieën van het CBS niet helemaal te vergelijken zijn met de categorieën zoals die in de vragenlijsten zijn aangehouden. Bij de scholieren zien we in vergelijking met de CBSgegevens ook een oververtegenwoordiging van vwo-studenten ten opzichte van havisten en een oververtegenwoordiging van vrouwen ten opzichte van mannen. Om zeker te zijn dat de oververtegenwoordiging van vrouwen in de responsgroep geen invloed heeft op de gegevens, zijn analyses uitgevoerd waarbij de respons gecorrigeerd is en aangepast is aan de CBSgegevens. Dit had geen invloed op de algemene resultaten. Waar wel een significant verschil was tussen mannen en vrouwen is dit apart aangegeven. Wat de oververtegenwoordiging van wo-studenten ten opzicht van hbo-studenten en van vwo-scholieren ten opzichte van havisten betreft, hebben we ervoor gekozen om zoveel mogelijk apart te rapporteren voor hbo-studenten en voor wo-studenten respectievelijk scholieren die kiezen voor een hbo-opleiding (vooral havisten) en scholieren die kiezen voor wo-opleiding (vooral vwo’ers).
9
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
BETROUWBAARHEID EN GENERALISEERBAARHEID Doordat niet de gehele populatie aan het onderzoek heeft deelgenomen, worden uitkomsten gegenereerd die in bepaalde mate zullen afwijken van de uitkomsten in de gehele populatie. Daarom is het zaak deze uitkomsten slechts met inachtneming van een bepaalde waarschijnlijkheid (betrouwbaarheid) te interpreteren. Betrouwbaarheid is belangrijk omdat het de mogelijkheid geeft om aan de hand van de resultaten van een deel van de populatie, met een bepaalde zekerheid, uitspraken te kunnen doen over de gehele populatie. Afhankelijk van het aantal respondenten en het gevonden antwoord in het onderzoek, kunnen aan de hand van onderstaande formule de marges bepaald worden die betrekking hebben op de totale populatie: 1,96 · √ p · (1-p) n Indien er generalisaties worden gedaan met behulp van deze formule zullen de uitspraken gedaan worden met een betrouwbaarheid van 95%. De maximale nauwkeurigheidsmarges bij een betrouwbaarheid van 95% zijn te vinden in onderstaande tabel. Tabel 5: Maximale nauwkeurigheidsmarge Scholieren
Studenten
aantal respondenten
2065
1136
maximale nauwkeurigheidsmarge
2%
3%
Bij een groter aantal respondenten verandert de betrouwbaarheid niet, maar worden de marges kleiner zodat we met een hogere nauwkeurigheid uitspraken kunnen doen.
10
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
R ES ULTA TE N BLOK 1: DE BAMA 2B - KENMERKEN VAN DE IDEALE BACHELOROPLEIDING In het eerste blok wordt ingegaan op de wensen van scholieren en studenten ten aanzien van de bacheloropleiding. Aan de responsgroep is gevraagd om zich een beeld te vormen van de ideale bacheloropleiding. Welke kenmerken zou die moeten bezitten? En hoe zou hun ideale werkweek er moeten uitzien. BREDE BACHELOROPLEIDING Er is aan de responsgroep gevraagd om op een 5-puntsschaal aan te geven of men de voorkeur gaf aan een smalle bachelor, die specialistisch is en zich richt op een bepaald vakgebied of aan een brede bachelor die multidisciplinair is en zich ook richt op onderdelen van andere opleidingen.
Smalle bachelor
Brede bachelor
Neutraal
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Scholieren-hbo
Scholieren-wo
Studenten-hbo
Studenten-wo
Figuur 1: Voorkeur voor een brede of smalle bachelor Tabel 6: Voorkeur voor een brede of smalle bachelor Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
n=894
n=829
n=657
n=479
1. een smalle Bachelor
7%
5%
7%
5%
2.
20%
18%
23%
21%
3.
29%
22%
23%
22%
4.
34%
43%
33%
39%
5. een brede Bachelor
11%
12%
14%
13%
Ruwweg de helft van alle ondervraagden geeft de voorkeur aan een brede bacheloropleiding terwijl omstreeks een kwart geen voorkeur heeft, respectievelijk een specialistische bacheloropleiding prefereert. Niet verrassend is de voorkeur voor ‘breed’ in het wo-segment wel wat groter dan in het hbo-segment. Bij studenten is er ook een verschil tussen mannen en vrouwen zoals blijkt uit onderstaande tabel.
11
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Tabel 6a: Percentage mannelijke en vrouwelijke studenten dat een voorkeur heeft voor een brede bachelor Studenten hbo
wo
mannen
55%
57%
vrouwen
44%
50%
Tabel 6b: Studenten met een voorkeur brede bachelor uitgesplitst naar studierichting hbo-studenten
wo-studenten
gamma
beta
alfa
zorg
gamma
beta
alfa
zorg
n=345
n=79
n=83
n=85
n=156
n=89
n=117
n=95
smalle Bachelor
29%
34%
31%
27%
24%
20%
28%
36%
neutraal
23%
17%
22%
27%
23%
18%
25%
20%
brede Bachelor
48%
49%
37%
36%
53%
62%
47%
45%
Uit bovenstaande tabel blijkt dat vooral de beta-richtingen een voorkeur uitspreken voor een brede bachelor en dan met name binnen het wo-segment. Er is bij de wo-bachelorstudenten die een voorkeur uitspraken voor een brede bachelor [n=249] ook gevraagd voor welk type brede opleiding ze een voorkeur hadden. Ze hadden hierbij een keus uit: een brede multi- of interdisciplinaire opleiding (bijvoorbeeld thematisch, ‘liberal arts’, ‘University College’ of een vrije bacheloropleiding met maatwerk naar eigen wensen en behoeften.
weet ik niet 23%
brede multi- of interdisciplinaire bachelor 38%
vrije bachelor 39%
Figuur 2: Aan welk type brede bachelor-opleiding geef je de voorkeur? De belangstelling voor deze twee varianten is ongeveer gelijk, met daarnaast ruim 20% die zich niet uitspreekt. ‘IDEAAL’KENMERKEN BACHELOROPLEIDING Aan de respondenten zijn een aantal mogelijke kenmerken van hoger onderwijs voorgelegd met de vraag om aan te geven welke van die kenmerken een ideale opleiding in het hoger onderwijs zou moeten bezitten. “Als je de voor jou ideale opleiding binnen het hoger onderwijs zou mogen samenstellen, welke van de onderstaande kenmerken zou deze opleiding dan hebben? (meerdere antwoorden mogelijk). Daarna werd gevraagd om de kenmerken te rangschikken. De kenmerken worden hierna in gerangschikte volgorde apart besproken.
12
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Tabel 7: Overzicht ideale kenmerken van een bacheloropleiding Ideale kenmerken Gedurende je studie doe je meerdere malen een stage bij een bedrijf of organisatie Er wordt een groot aantal onderwijsvormen gebruikt en bij de keuze van de vakken kun je voorkeur voor de onderwijsvorm laten meewegen Je volgt tijdens het eerste jaar vooral vakken die je interessant vindt en gaandeweg besluit je in welke richting je je gaat verdiepen en waarin je afstudeert Je bent verplicht elk jaar minimaal 75% van het aantal studiepunten te halen Er is een redelijk schoolse onderwijsvorm met vooral contactonderwijs Je volgt een semester lessen aan een buitenlandse instelling De bachelor bestaat uit een aantal modules waarvoor deelcertificaten kunnen worden behaald Gedurende het eerste jaar vindt een strenge selectie plaats zodat je snel weet of je de potentie hebt de opleiding af te ronden Onder leiding van een studieadviseur kies je elk half jaar de vakken die je gaat bestuderen Je start met een algemeen hoger onderwijs jaar waarbij je nog niet hoeft te kiezen voor hbo of wo. Je hoeft pas in de loop van het eerste jaar te kiezen. Je volgt een semester lessen aan een andere instelling in Nederland De voertaal van het onderwijs is in het Engels Colleges worden frequent verzorgd door buitenlandse gastdocenten (live of via videoconferencing) Je kunt online cursussen volgen aan een andere instelling voor hoger onderwijs.
De mogelijkheid om tijdens de opleiding meerdere malen een stage te volgen Tabel 7a: Het belang van de mogelijkheid om stages te volgen ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
61%
57%
69%
58%
mannen
51%
45%
63%
58%
vrouwen
57%
63%
71%
59%
Dit kenmerk wordt in alle groepen door ongeveer 60% van de ondervraagden genoemd en scoort daarmee het hoogst. Hoewel zich een significant groter deel in het hbo-segment hiervoor uitspreekt, blijft het wo-segment opvallend genoeg weinig achter. Ook de verschillen tussen scholieren en studenten zijn relatief gering. Bij de scholieren zien we een significant verschil tussen mannen en vrouwen, vrouwelijke scholieren geven significant vaker aan een stage belangrijk te vinden.
Een grote variatie in onderwijsvormen die je bij de keuze van de vakken kunt laten meewegen Tabel 7b Voorkeur voor grote variatie in onderwijsvormen ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
49%
56%
49%
61%
mannen
44%
53%
44%
54%
vrouwen
51%
58%
51%
64%
13
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Dit kenmerk scoort als tweede ‘ideaal’ kenmerk: en wordt gemiddeld door ruim de helft van de ondervraagden gekozen. Hier is het juist het wo-segment dat iets uitgesprokener is dan het hbo-segment, terwijl de verschillen tussen scholieren en studenten opnieuw gering zijn.
Je volgt tijdens het eerste jaar vooral vakken die je interessant vindt en gaandeweg besluit je in welke richting je je gaat verdiepen en waarin je afstudeert Tabel 7c: Het belang om in het eerste jaar vakken te kiezen ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren hbo
Studenten wo
hbo
wo
totaal
40%
47%
38%
48%
mannen
31%
39%
31%
42%
vrouwen
45%
51%
41%
50%
In alle groepen geeft meer dan 30% van de ondervraagden aan dat ze dit kenmerk zouden waarderen waarbij er duidelijke verschillen zijn tussen de groepen. Dit kenmerk wordt net als het vorige significant vaker genoemd in het wo-segment. Zowel bij de studenten als bij de scholieren is hier ook een significant verschil tussen mannen en vrouwen. Vrouwen noemen dit kenmerk in alle groepen significant vaker dan mannen.
Je bent verplicht elk jaar minimaal 75% van het aantal studiepunten te halen Tabel 7d: Voorkeur voor verplichting om elk 75% van aantal studiepunten te behalen ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
43%
47%
49%
35%
mannen
41%
46%
46%
30%
vrouwen
45%
47%
51%
38%
Zeer opvallend is het dat 49% van de hbo-studenten en ruim 40% van de scholieren er de voorkeur aan geeft om verplicht te worden elk jaar 75% van de studiepunten te behalen. Bij de wo-studenten wordt dit door slechts 35% aangegeven.
Er is een redelijk schoolse onderwijsvorm met vooral contactonderwijs Tabel 7e: Voorkeur voor een schoolse onderwijsvorm ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
39%
35%
48%
30%
mannen
38%
35%
51%
35%
vrouwen
40%
34%
46%
28%
14
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Waarschijnlijk samenhangend met het voorgaande punt, heeft bijna de helft van de hbo-studenten een voorkeur voor een redelijk schoolse onderwijsvorm met vooral contactonderwijs. Bij de rest van de ondervraagden is dit aandeel wat lager, maar toch wil ook één op de drie wo-studenten een meer schoolse onderwijsvorm. Bij de studenten is er een significant verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen noemen dit kenmerk significant vaker dan vrouwen.
Je volgt een semester lessen aan een buitenlandse instelling Tabel 7f: Voorkeur voor lessen in het buitenland ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
24%
38%
26%
45%
mannen
22%
31%
21%
38%
vouwen
24%
42%
29%
49%
Vijfenveertig procent van de wo-studenten en bijna 40% van de wo-scholieren zou gedurende een semester vakken aan een buitenlandse instelling willen volgen. Bij het hbo-segment is dit percentage significant lager, gemiddeld 24% van de scholieren en 26% van de studenten. De scores van de scholieren vertonen hetzelfde relatieve (wo/hbo) patroon als die van de studenten. Ook hier weer significant verschillen tussen mannen en vrouwen. Vrouwen geven dit kenmerk significant vaker aan dan mannen.
De bachelor bestaat uit een aantal modules waarvoor deelcertificaten kunnen worden behaald Tabel 7g: Voorkeur voor modules en deelcertificaten ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
26%
31%
31%
30%
mannen
19%
30%
31%
29%
vrouwen
30%
32%
32%
30%
Dit kenmerk wordt in alle groepen door ongeveer 30% van de respondenten aangegeven. Er zijn geen significante verschillen tussen de totalen voor het hbo- en het wo-segment. Bij de scholieren zien we wel dat dit kenmerk significant minder door hbo-mannen wordt genoemd.
15
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Gedurende het eerste jaar vindt een strenge selectie plaats zodat je snel weet of je de potentie hebt de opleiding af te ronden Tabel 7h: Voorkeur voor strenge selectie in het eerste jaar ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren hbo
Studenten wo
hbo
wo
totaal
24%
28%
32%
26%
mannen
22%
29%
34%
29%
vouwen
25%
28%
33%
24%
Ongeveer een kwart van de respondenten in alle groepen heeft dit kenmerk aangegeven. Bij de scholieren is dit 24% in het hbo-segment en 28% in het wo-segment. Bij de studenten 32% in het hbo-segment en 26% in het wo-segment. Er is ook bij de studenten een significant verschil tussen 1ste-jaars en 2de-jaars. 2de-jaars studenten geven dit vaker aan (32%) dan 1ste jaars (27%).
Onder leiding van een studieadviseur kies je elk half jaar de vakken die je gaat bestuderen Tabel 7i: Voorkeur voor ‘invulling vakken met studieadviseur ingedeeld naar geslacht en studie’ Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
32%
41%
26%
32%
mannen
31%
36%
22%
25%
vrouwen
33%
45%
28%
35%
Dit kenmerk wordt door het wo-segment (41% van de scholieren en 32% van de studenten) significant vaker genoemd dan door het hbo-segment (32% van de scholieren en 26% van de studenten). Vrouwen noemen dit kenmerk significant vaker dan mannen.
Je start met een algemeen hoger onderwijs jaar waarbij je nog niet hoeft te kiezen voor hbo of wo. Je hoeft pas in de loop van het eerste jaar te kiezen Tabel 7j: Voorkeur voor algemeen hoger-onderwijs-jaar Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
25%
17%
24%
11%
mannen
30%
14%
23%
9%
vrouwen
24%
18%
24%
12%
Dit kenmerk scoort relatief laag maar hier tekent zich wel een aanzienlijk verschil af tussen het wosegment en het hbo-segment. Slechts een kleine groep van de wo-studenten zou dit kenmerk wenselijk vinden. Bij scholieren blijkt dat het starten met een algemeen hoger-onderwijs-jaar voor de een-na-laatstejaars (24%) vaker genoemd wordt dan door de eindexamenklassen (19%).
16
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Je volgt een semester lessen aan een andere instelling in nederland Tabel 7k: Voorkeur voor andere instelling hoger onderwijs in Nederland ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
19%
24%
19%
25%
mannen
17%
26%
18%
22%
vrouwen
15%
22%
19%
27%
Ook dit kenmerk scoort relatief laag waarbij toch ook weer een significant verschil tussen het wo- en het hbo-segment. De 2dejaars-studenten noemen dit significant vaker dan de 1stejaars (24% tegenover 19%).
De voertaal van het onderwijs is engels Tabel 7l: Voorkeur voor voertaal Engels ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
18%
26%
13%
20%
mannen
19%
26%
16%
20%
vrouwen
17%
26%
12%
19%
Dit kenmerk scoort vooral in het hbo-segment laag met een gemiddelde score van 18% voor de scholieren en van 13% voor de studenten. In het wo-segment is de score ook laag maar bedraagt toch nog gemiddeld 26% voor de scholieren en 20% voor de studenten.
Colleges worden frequent verzorgd door buitenlandse gastdocenten (live of via videoconferencing) Tabel 7m: Voorkeur voor buitenlandse gastdocenten ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
14%
23%
12%
21%
mannen
17%
20%
12%
22%
vrouwen
13%
25%
12%
21%
Ook dit kenmerk scoort erg laag in het hbo-segment met gemiddeld 14% voor de scholieren en 12% voor de studenten. Bij het wo-segment scoort dit ook laag maar toch nog gemiddeld 23% voor de scholieren en 21% voor de studenten.
17
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Je kunt online cursussen volgen aan een andere instelling voor hoger onderwijs Tabel 7n: Voorkeur voor online cursussen aan andere instelling ingedeeld naar geslacht en studie Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
totaal
16%
18%
20%
20%
mannen
17%
23%
23%
20%
vrouwen
15%
15%
18%
20%
Ook het volgen van online cursussen scoort laag bij alle groepen.
DE IDEALE WERKWEEK Zowel aan studenten als aan scholieren is gevraagd hoe volgens hen de ideale werk- of studieweek eruit zou moeten zien. Onderzocht is wat de ideale verdeling is tussen zelfstudie en contacturen, waarbij ten aanzien van de contacturen een onderscheid is gemaakt tussen fysieke en online contacturen. Zowel voor studenten en scholieren bestaat de ideale werkweek voor het grootste deel uit contacturen, al dan niet online. Beide groepen willen ongeveer veertig procent van de tijd inplannen voor zelfstudie. De voorkeur voor online contacturen is bij scholieren beduidend groter dan bij studenten. Opvallend is de sterke behoefte aan fysieke contacturen, gemiddeld genomen geeft de totale responsgroep aan dat hun werkweek voor 47% mag bestaan uit fysieke contacturen. Tabel 8: Opbouw van ideale werkweek voor studenten en scholieren, onderverdeeld naar (geplande) vervolgopleiding Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
n=894
n=829
n=657
n=479
fysieke contacturen
47%
46%
50%
46%
online contacturen
20%
17%
12%
8%
zelfstudie
38%
41%
38%
46%
Als we apart kijken naar de vier groepen dan zien we dat de wo-studenten een groter percentage zelfstudie verkiezen dan hbo-studenten maar ook bij wo-studenten zou nog 54% van de werkweek uit contacturen mogen bestaan. Ook bij de scholieren is deze tendens zichtbaar, scholieren met wo-plannen hebben een iets grotere voorkeur voor zelfstudie dan scholieren met hbo-plannen.
18
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Tabel 8a: Opbouw ideale werkweek naar studierichting voor hbo- en wo-studenten gamma
beta
alfa
zorg
hbo
wo
hbo
wo
hbo
wo
hbo
wo n=95
n=345
n=156
n=79
n=89
n=83
n=117
n=85
fysieke contacturen
51%
41%
52%
54%
46%
43%
49%
47%
online contacturen
12%
10%
12%
6%
14%
9%
8%
7%
zelfstudie
37%
49%
36%
40%
40%
48%
43%
46%
Uit deze tabel blijkt dat bij de wo-studenten uit de bètarichting een significant hoger percentage contacturen aangeven dan wo-studenten uit de andere studierichtingen. Bij de hbo-studenten valt vooral op dat hbo-studenten uit de zorg minder online contacturen willen dan hbo-studenten uit andere richtingen.
19
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
BLOK 2: TIJDSINVESTERING, PRESTATIEDRANG EN STUDIEDUUR TIJDSBESTEDING Aan de scholieren is gevraagd aan te geven hoeveel tijd ze dachten te gaan besteden aan hun studie en aan de studenten is gevraagd hoeveel tijd ze daadwerkelijk aan hun studie besteden per week. Tabel 9: Hoeveel tijd schat je dat je per week aan je studie besteedt? Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
n=894
n=829
n=657
n=479
minder dan 20 uur
22%
12%
22%
25%
tussen de 20-24 uur
28%
28%
24%
25%
meer dan 24 uur
49%
61%
54%
50%
Als we kijken naar het onderscheid tussen scholieren met hbo-plannen en scholieren met wo-plannen dan blijkt dat scholieren met hbo-plannen significant vaker verwachten dat ze minder dan 20 uur moeten studeren dan scholieren met wo-plannen en significant minder vaak dat ze meer dan 24 uur per week moeten studeren. Bij de studenten zien we deze verschillen niet. Het verschil tussen scholieren en studenten is het grootst als we naar het wo-segment kijken. Scholieren met wo-plannen verwachten dat ze veel meer moeten studeren dan de wo-studenten aangeven dat ze in werkelijkheid doen. Tabel 9a: Tijdsbesteding scholieren en studenten onderverdeeld naar geslacht Scholieren
minder dan 20 uur
Studenten
man
vrouw
man
vrouw
n=717
n=1348
n=354
n=782
21%
13%
29%
21%
tussen de 20-24 uur
29%
28%
25%
24%
meer dan 24 uur
50%
59%
46%
55%
Uit deze tabel blijkt dat zowel bij de scholieren als bij de studenten mannen significant vaker aangeven minder dan 20 uur aan de studie (verwachten te) besteden. Bij vrouwen zien we een significant grotere groep die aangeeft meer dan 24 uur aan de studie te (verwachten te) besteden. Tabel 9b: Geschatte wekelijkse studielast, verdeeld naar studierichting voor hbo en wo gamma
minder dan 20 uur
beta
alfa
zorg
hbo
wo
hbo
wo
hbo
wo
hbo
wo
n=345
n=156
n=79
n=89
n=83
n=117
n=85
n=95
16%
32%
15%
22%
28%
34%
17%
25%
tussen de 20-24 uur
25%
33%
25%
14%
19%
27%
21%
25%
meer dan 24 uur
49%
35%
60%
64%
53%
39%
62%
50%
20
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Studenten in de bètarichting en hbo- zorgrichting besteden duidelijk meer uren aan hun studie dan hun collega’s uit de alfa- en de gammarichting. 60% of meer van de studenten uit de eerste twee richtingen besteedt 24 uur aan zijn of haar studie, de verschillen zijn hier significant. Beduidend meer wo-studenten uit de gamma-richting en hbo- en wo-studenten uit de alfa-richting besteden minder dan 20 uur aan de studie dan de rest van de groepen. PRESTATIEDRANG Aan de respondenten is gevraagd op een vijfpuntsschaal aan te geven wat voor hen het meest van toepassing is. Een opleiding volgen en diploma halen waarbij de cijfers ondergeschikt zijn (optie 1) of met zo hoog mogelijke cijfers (optie 5). 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Scholieren-hbo
Scholieren-wo
Cijfers ondergeschikt
Studenten-hbo
Neutraal
Studenten-wo
Zo hoog mogelijke cijfers
Figuur 3: Scholieren en studenten wat betreft keuze voor hoge cijfers. Uit bovenstaande figuur blijkt dat scholieren met wo-plannen in het algemeen voor zo hoog mogelijke cijfers gaan, 51% van deze groep heeft een hoog ambitieniveau, tegenover 43% van de scholieren met hboplannen. Bij de groep studenten bestaat een dergelijk significant verschil in ambitieniveau tussen de hbo en wo helemaal niet. Hier geeft ongeveer 40% van beide groepen aan voor de hoogst mogelijke cijfers te gaan. Studenten gaan in vergelijking met scholieren duidelijk meer voor het halen van een diploma, waarbij het gehaalde cijfer ondergeschikt is. In onderstaande grafieken zijn de scores uitgesplitst naar mannen en vrouwen voor zowel de scholieren als voor de studenten 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% hbo mannen
hbo vrouwen
Cijfers ondergeschikt
wo mannen Neutraal
wo vrouwen Zo hoog mogelijke cijfers
Figuur 4: Scholieren wat betreft keuze voor hoge cijfers, naar geslacht. 21
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% hbo mannen
hbo vrouwen
Cijfers ondergeschikt
wo mannen
wo vrouwen Zo hoog mogelijke cijfers
Neutraal
Figuur 5: Studenten wat betreft keuze voor hoge cijfers, naar geslacht. Deze grafieken laten een opvallend beeld zien. Zowel bij de groep scholieren als bij de groep studenten bestaan er significante verschillen in het ambitieniveau tussen mannen en vrouwen. Bij beide groepen is een nagenoeg vergelijkbaar beeld te zien, meer vrouwen dan mannen willen hogere cijfers halen.
OP TIJD AFRONDEN OPLEIDING Respondenten is gevraagd aan te geven hoe groot ze de kans achten de bachelor-opleiding af te ronden binnen de daarvoor gestelde termijn. De hieronder gepresenteerde percentages drukken de gemiddelde kans uit. Tabel 10: Hoe groot acht je de kans om de bachelor-opleiding binnen de gestelde termijn af te ronden? Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
n=894
n=829
n=657
n=479
totale groep
77%
75%
74%
63%
man
77%
72%
74%
53%
vrouw
77%
76%
74%
68%
Wo-studenten schatten de kans dat men binnen de gestelde termijn van drie jaar de bachelor afrondt, op 63%. Deze lage gemiddelde score wordt voor een deel veroorzaakt doordat mannelijke studenten deze kans duidelijk lager (53%) inschatten. Dit geldt ook, zij het in minder sterke mate, voor de mannelijke scholieren die voor een wo-bachelor kiezen (72%).
22
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Tabel 11: Kans geschat door wo-student om bachelor binnen drie jaar af te ronden naar studielast Wo-studenten n=479 Hoeveel tijd schat je dat je per week aan je studie Percentage dat verwacht binnen 3 jaar wo-bachelor af te ronden besteedt? minder dan 15 uur
55%
15 – 19 uur
57%
20 – 24 uur
62%
25 – 29 uur
72%
30 uur of meer
65%
Voor de wo-bachelorstudenten blijkt er een significant verschil te bestaan tussen de tijd die ze aan de studie zeggen te besteden en de kans die ze inschatten dat ze binnen de gestelde termijn van 3 jaar de bachelor afronden. Studenten die tussen de 25 en de 30 uur per week aan hun studie besteden schatten de kans hoger in dat ze binnen de termijn hun studie afronden. Studenten die minder dan 25 uur per week aan hun studie besteden, of meer dan 30 uur schatten deze kans lager in. Een dergelijk significant verschil is niet gevonden bij de groep hbo-bachelorstudenten.
REDENEN OM DE BACHELOR NIET OP TIJD AF TE RONDEN Er kunnen verschillende redenen zijn waarom studenten de opleiding niet op tijd kunnen afronden. Scholieren en bachelorstudenten is gevraagd een keuze te maken uit een aantal mogelijke redenen. In dit geval betrof het voor scholieren natuurlijk de verwachte redenen. In de onderstaande tabel ziet u enkele vaak genoemde, dan wel opvallende, redenen. Tabel 12: Redenen om de bachelor niet op tijd af te ronden bij scholieren en studenten hbo en wo Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
n=894
n=829
n=592
n=657
40%
47%
29%
46%
27%
28%
21%
21%
studeren kost mij veel moeite
19%
12%
14%
14%
ik studeer nu eenmaal niet zo snel
17%
12%
11%
13%
17%
31%
12%
27%
ik studeer nu eenmaal niet zo snel
17%
12%
11%
13%
ik wil zo goed mogelijke resultaten behalen
15%
15%
11%
8%
persoonlijke omstandigheden
13%
10%
20%
14%
ik wil nog een tweede studie ernaast doen
5%
7%
3%
8%
ik wil graag nog andere dingen doen naast mijn studie ik zal moeten bijverdienen om in mijn levensonderhoud te kunnen voorzien
ik wil de kans benutten om te profiteren van het studentenleven
23
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Vaak genoemde redenen om niet binnen de gestelde termijn de opleiding af te ronden zijn: het doen van andere dingen naast de studie, het bijbaantje en de moeite die het studeren kost. Met name de eerste geldt in sterkere mate voor wo-studenten en voor scholieren met wo-plannen dan voor hbo-studenten. wo-studenten hebben eerder de neiging om hun studie te combineren met andere dingen dan hbo-studenten. Deze tendens zagen we eerder terug in het verschil in studielast tussen hboers en wo-ers. Scholieren die kiezen voor een wo-opleiding kunnen aardig inschatten welke redenen wel eens een rol zouden kunnen spelen, de resultaten liggen dicht tegen die van de wo-studenten aan. Opvallend is dat ongeveer een vijfde van de scholieren met hbo-plannen verwacht dat het studeren hen ‘zwaar’ zal vallen, ook geven zij vaker dan de scholieren met wo-keuze aan dat ze niet zo snel studeren. Onder studenten, is ten aanzien van beide redenen, geen verschil waar te nemen. Tabel 12a: Meest genoemde redenen om Bachelor niet binnen gestelde termijn af te ronden, voor scholieren onderverdeeld naar geslacht. Scholieren
Scholieren
totaal
hbo
Scholieren wo
man
vrouw
man
vrouw
n=1723
n=305
n=589
n=284
n=545
44%
38%
42%
49%
46%
27%
25%
28%
26%
29%
ik doe graag nog andere dingen naast de studie ik zal moeten bijverdienen om in mijn levensonderhoud te voorzien ik wil profiteren van studentenleven
23%
21%
14%
32%
30%
ik studeer niet zo snel
15%
19%
15%
15%
11%
15%
15%
16%
14%
15%
15%
21%
17%
14%
11%
ik wil zo goed mogelijke resultaten behalen studeren kost mij veel moeite persoonlijke omstandigheden
11%
7%
16%
8%
11%
ik wil een tweede studie ernaast
6%
4%
5%
6%
8%
24
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Tabel 12b: Meest genoemde redenen om Bachelor niet binnen gestelde termijn af te ronden, voor studenten onderverdeeld naar geslacht. Studenten
Studenten
totaal
hbo
Studenten wo
man
vrouw
man
vrouw
n=1136
n=210
n=447
n=144
n=335
36%
34%
26%
53%
43%
21%
20%
21%
19%
22%
18%
16%
10%
35%
24%
ik wil graag nog andere dingen doen naast mijn studie ik zal moeten bijverdienen om in mijn levensonderhoud te kunnen voorzien ik wil de kans benutten om te profiteren van het studentenleven persoonlijke omstandigheden
17%
16%
22%
9%
16%
studeren kost mij veel moeite
14%
16%
13%
17%
13%
ik studeer nu eenmaal niet zo snel
12%
15%
9%
20%
9%
9%
8%
12%
7%
8%
5%
3%
3%
7%
8%
ik wil zo goed mogelijke resultaten behalen ik wil nog een tweede studie ernaast doen
Meer dan de helft van de mannelijke wo-studenten geeft als een mogelijke reden voor studievertraging aan dat ze graag nog iets anders doen naast hun studie, deze reden geldt voor 43% van de vrouwelijke wo-studenten en slechts voor 34% van de mannelijke hbo-studenten en 26% van de vrouwelijke wostudenten. Ook het studentenleven wordt door mannelijke wo-studenten vaker genoemd (35%) dan door vrouwelijke wo-studenten (24%) en veel meer dan door mannelijke (16%) en vrouwelijke (10%) hbostudenten. Tevens is opvallend dat mannelijke studenten vaker dan vrouwen aangeven dat ze niet zo snel studeren en dat het studeren hen op zich moeite kost. Bij de scholieren zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen ten aanzien van de verschillende redenen nog niet zo sterk. Alleen wat het studentenleven betreft en het minder snel studeren zien we eenzelfde patroon als bij de studenten.
25
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
BLOK 3: EIGENSTANDIGHEID BACHELOR EN WAARDERING WO- EN HBO-BACHELOR In het derde blok is gevraagd of studenten het wo-bachelordiploma als een zelfstandig diploma zien en ook hoe ze een wo-bachelor waarderen in relatie tot een hbo-bachelor EIGENSTANDIGE WO-BACHELOR Aan de respondenten is gevraagd aan te geven hoe men het wo-bachelordiploma ziet: als een diploma dat op zichzelf staat zonder dat daar een masterdiploma aan hoeft te worden gekoppeld, of meer als een deeldiploma, dat pas in combinatie met een masterdiploma een geheel vormt.
Op zichzelf staand diploma
Neutraal
Deeldiploma
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Scholieren-hbo
Scholieren-wo
Studenten-hbo
Studenten-wo
Figuur 6: Waardering van scholieren en studenten over het wo-bachelor-diploma: deel van het geheel, of een eigenstandig diploma verdeeld naar hbo en wo De groep voorstanders van de stelling dat een wo-bachelordiploma op zichzelf staat, zonder dat daar nog een master aan gekoppeld moet worden kan bij zowel de scholieren en studenten binnen het hbosegment rekenen op ongeveer 25% van de stemmen. Het wo-segment laat lagere cijfers zien: 14% van de scholieren met wo-plannen en 16% van de wo-studenten beoordeelt het wo-bachelordiploma als een diploma dat op zichzelf staat. Het zijn begrijpelijkerwijs vooral de scholieren en studenten binnen het wosegment die vinden dat een wo-bachelor een geheel vormt met een master: 62% van de scholieren met wo-plannen en 66% van de wo-studenten (66%) onderschrijven deze stelling. De scholieren en bachelors die voor een hbo-opleiding hebben gekozen, zijn duidelijk minder uitgesproken. Deze beide groepen hebben beduidend vaker een neutraal oordeel gegeven.
26
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
WO-BACHELOR-DIPLOMA IN VERGELIJKING MET HBO-BACHELOR Er is ook gevraagd hoe de respondenten de waarde van een hbo-bachelor waarderen in vergelijking met een wo-bachelor. Tabel 13: Hoe beoordeel je de waarde van een hbo-bachelor in vergelijking met een wo-bachelor? Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
n=894
n=829
n=657
n=479
gelijkwaardig
76%
37%
68%
28%
hbo-bachelor hoger
5%
1%
9%
4%
wo-bachelor hoger
19%
62%
23%
68%
Er zijn duidelijke significante verschillen tussen het wo- en hbo-segment als het gaat om de waardering van een wo-bachelor-diploma in vergelijking met een hbo-bachelor-diploma: bij de scholieren met wokeuze en de wo-studenten slaat gemiddeld genomen 65% de wo-bachelor hoger aan, in het hbo-segment ligt dat percentage beduidend lager, namelijk op circa 20%. hbo-scholieren en studenten daarentegen zijn veel meer geneigd de hbo- en wo-bachelor als gelijkwaardig te zien: maar liefst 76% van de scholieren met hbo-plannen en 68% van de hbo-studenten ziet deze diploma’s als gelijkwaardig aan elkaar. Tabel 14: Hoe beoordeel je de waarde van een hbo-bachelor in vergelijking met een wo-bachelor? (bij studenten naar studierichting)* Studenten hbo beta
alfa
zorg
n=79
n=83
n=85
gamma n=345 gelijkwaardig
67%
71%
63%
66%
hbo-bachelor hoger
9%
10%
11%
9%
wo-bachelor hoger
24%
19%
26%
25%
beta
alfa
zorg
n=89
n=117
n=95
Studenten wo gamma n=156 gelijkwaardig
33%
31%
23%
24%
hbo-bachelor hoger
3%
9%
5%
0%
wo-bachelor hoger
64%
60%
72%
76%
*) 87 studenten hebben bij studierichting ‘anders’ ingevuld, die niet onder te brengen was in één van de hierboven genoemde 4 studierichtingen
Binnen het wo-segment zien we dat gamma- en beta-studenten vaker dan alfa- en zorgstudenten een hbo-bachelor en wo-bachelor als gelijkwaardig aan elkaar zien. Meer alfa- en zorgstudenten waarderen een wo-bachelor hoger dan gamma- en beta-studenten.
27
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
BLOK 4: BACHELOR-DIPLOMA OP ZAK. EN DAN….EEN MASTER? In het vierde blok werd nagegaan wat de plannen van de studenten zijn na hun bacheloropleiding? Gaan ze voor een masteropleiding? Doen ze dat direct of gaan ze eerst werken of reizen? Doen ze die opleiding in het buitenland of in Nederland, aan dezelfde instelling of aan een andere instelling? Keuze voor een masteropleiding na de bachelor Tabel 15: Ben je van plan om na het behalen van je bachelordiploma een masteropleiding te volgen? Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
n=894
n=829
n=657
n=479
weet nog niet
48%
19%
37%
12%
nee
22%
3%
25%
4%
ja, maar eerst werken of reizen
11%
12%
19%
14%
ja, meteen na mijn bachelor
18%
67%
19%
70%
Op het punt van de plannen ten aanzien van de master zijn de verschillen tussen het hbo- en wo-segment duidelijk: scholieren en studenten binnen het wo-segment hebben aanmerkelijk vaker de intentie een master te gaan doen, direct na de bachelor: 67% van de scholieren en 70% van de studenten binnen het wo-segment spreekt deze intentie uit, tegenover 18% bij de scholieren en 19% bij de studenten binnen het hbo-segment. Opvallend is ook het grote verschil in de categorie ‘ik weet het nog niet’: bij de hbo-groep weet bijna de helft het nog niet. Bij de wo-groep ligt dit percentage op 18%. Bij de groep scholieren is gevraagd aan te geven of men een hbo- dan wel wo-master wil gaan doen. Tabel 16: Welke masteropleiding wil je gaan doen? Scholieren hbo
wo
n=263
n=653
een hbo-master
46%
1%
een wo-master
25%
93%
heb nog geen idee
28%
6%
Scholieren met masterambities binnen het hbo-segment kiezen in 46% van de gevallen voor een hbo-master, een kwart ambieert een wo-master, terwijl 28% nog geen idee heeft om welke master het zal gaan. De keuze bij scholieren binnen het wo-segment is erg duidelijk: 93% van de scholieren die een wo-opleiding willen gaan doen, hebben ambities voor een wo-master. Ook aan de studenten is gevraagd of ze al weten welke master ze willen gaan doen?
28
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Tabel 17: Weet je al welke masteropleiding je wilt gaan volgen? Totaal studenten
hbo-studenten
wo-studenten
n=657
n=250
n=401
ja
44%
42%
45%
neen
56%
58%
55%
Aan de groep studenten die al weten welke master ze willen gaan doen (n=284) is gevraagd naar de aansluiting bij de masteropleiding. Tabel 18: Hoe is de aansluiting bij deze masteropleiding? Studenten hbo
wo
n=104
n=180
goed, ik hoef geen schakelprogramma te doen
50%
87%
ik moet eerst een schakelprogramma volgen
21%
3%
heb ik nog geen beeld van
29%
10%
Zoals te verwachten hoeft het merendeel van de wo-studenten (87%) geen schakelprogramma te volgen. 21% van de hbo-studenten geeft aan wel een schakelprogramma te moeten volgen. Van de bachelorstudenten die hebben aangegeven een masteropleiding te willen gaan doen, weten studenten uit de richting ‘zorg’ vaker welke masteropleiding men wil gaan doe (59%), in vergelijking met studenten uit de andere richtingen (gamma (45%), beta (38%), alfa (35%)). MOBILITEIT BIJ VOORTZETTING STUDIE MET MASTER Aan de scholieren die hebben aangeven dat ze een masteropleiding willen gaan volgen is vervolgens gevraagd waar ze deze masteropleiding willen gaan volgen. Bij de studenten is deze vraag alleen voorgelegd aan de studenten die hebben aangegeven dat ze al weten welke masteropleiding ze willen gaan doen. Tabel 19: Weet je al waar je deze master-opleiding wilt gaan volgen? Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
n=263
n=653
n=104
n=180
weet nog niet
21%
33%
9%
7%
(andere) universiteit in Nederland
-
54%
49%
7%
(andere) universiteit in buitenland
-
13%
6%
3%
(andere) hogeschool in Nederland
65%
-
8%
1%
(andere) hogeschool in buitenland
14%
-
2%
0%
huidige instelling
-
-
27%
83%
Het merendeel van de scholieren die al weten dat en waar ze een master willen gaan volgen, gaat dit in Nederland doen. Circa 13% van alle scholieren wil het in het buitenland zoeken, de rest weet het nog niet.
29
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Het grootste deel van de studenten weet al waar ze een masteropleiding willen gaan volgen. De wostudenten zijn erg honkvast: 83% gaat z’n master waarschijnlijk doen bij de instelling waar men de bachelor volgt. Deze uitkomst komt overeen met het eerder aangehaalde onderzoek van Newcom Research & Consultancy, waar een percentage van 84% wordt gerapporteerd. De mobiliteit naar een andere universiteit (in Nederland of in het buitenland) blijft beperkt tot circa 10%. Het ligt voor de hand dat bij de hbo-studenten de mobiliteit veel groter is. Veruit het grootste deel van de hbo-studenten die een master willen doen (49%) volgt het meest ‘natuurlijke’ pad in Nederland van nu, namelijk de overstap van een hbo-bachelor naar een wo-master aan een Nederlandse universiteit. Slechts 8% van de hbo-studenten overweegt om een master in het buitenland te doen. Aan de studenten werd gevraagd waarom ze een master bij dezelfde instelling gaan volgen. Tabel 20: Kun je aangeven waarom je de master bij dezelfde instelling gaat volgen? (meerdere antwoorden mogelijk) Studenten hbo
wo
n=28
n=149
deze master sluit aan bij mijn eigen interesse
50%
56%
bij deze instelling is er een flexibele aansluiting op de Bachelor
57%
54%
ik ben tevreden over de kwaliteit van het onderwijs aan deze instelling
25%
51%
het voelt goed om bij deze instelling te studeren
29%
50%
ik ben gewend aan de manier van werken aan deze instelling
25%
46%
ik vind de omgeving van deze instelling ideaal
18%
36%
deze instelling heeft een goede naam/reputatie
18%
36%
de manier waarop het onderwijs is ingericht
11%
25%
7%
23%
er is hier voldoende master-aanbod
36%
23%
ik heb een goede band met mijn medestudenten
4%
23%
deze master geeft de beste kansen op de arbeidsmarkt
14%
22%
mijn medestudenten gaan ook een master aan deze instelling doen
4%
19%
anders
4%
8%
ik kan al aan mijn master beginnen zonder dat ik de Bachelor volledig heb afgerond, dus ik verlies geen studietijd
De meest genoemde argumenten bij de wo-studenten om ‘niet te verkassen’ zijn: – ‘deze master sluit aan bij mijn eigen interesse’ (56%) – ‘bij deze instelling is er een flexibele aansluiting op de bachelor’ (54%) – ‘ik ben tevreden over de kwaliteit van het onderwijs aan deze instelling’ (51%) – ‘het voelt goed om bij deze instelling te studeren’ (50%) – ‘ik ben gewend aan de manier van werken aan deze instelling’ (46%). Naast de verschillen tussen het hbo- en wo-segment zijn er ook enkele verschillen tussen man-vrouw te zien: mannen willen vaker dan vrouwen een master volgen bij dezelfde instelling omdat medestudenten ook een master gaan volgen aan deze instelling.
30
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Er is ook gevraagd waarom men een master bij een andere instelling wil gaan doen. Tabel 21: Kun je aangeven waarom je de master bij een andere instelling gaat volgen? (meerdere antwoorden mogelijk) Studenten hbo
wo
n=67
n=18
de gewenste master wordt niet aangeboden op de huidige instelling
54%
56%
de master aan de andere instelling heeft een unieke inhoud
27%
39%
de afstudeerrichting bij de andere instelling is interessanter
21%
33%
het aanbod van de master aan deze andere instelling sluit aan bij mijn interesses
12%
33%
de reputatie van de instelling
28%
28%
ik wil graag mijn sociale netwerk uitbreiden
10%
28%
de master aan de andere instelling biedt mij de beste kansen op de arbeidsmarkt
15%
22%
ik wil graag nieuwe mensen leren kennen
15%
22%
ik wil graag naar een andere stad
13%
22%
ik kan me meer ontplooien met een master elders
13%
17%
ik wil graag studeren in het buitenland
7%
17%
mijn medestudenten gaan ook een master aan deze instelling doen
6%
6%
aan de andere instelling is er een flexibele aansluiting bij de Bachelor
10%
0%
anders
9%
17%
Verreweg de belangrijkste reden om over te stappen naar een andere instelling voor het volgen van de master is het feit dat de gewenste master niet bij de huidige instelling aangeboden wordt en de masteropleiding bij de andere instelling een unieke inhoud heeft of interessanter is. Vrouwen kiezen vaker voor een master bij een andere instelling dan mannen omdat ze hun sociale netwerk willen uitbreiden of omdat de gewenste master niet op de huidige instelling wordt aangeboden.
PROMOVEREN NA DE MASTER? Tabel 22: Heb je de ambitie om na het behalen van je master-diploma te gaan promoveren? Studenten hbo
wo
n=250
n=401
ja, zeker wel
17%
8%
ja, waarschijnlijk wel
35%
20%
nee, waarschijnlijk niet
20%
33%
nee, zeker niet
2%
7%
weet ik nog niet
27%
33%
De meest opvallende bevinding is dat de hbo-studenten die na hun bachelordiploma een masteropleiding willen volgen zich op dit punt ambitieuzer tonen dan de wo-studenten met masterplannen: 52% tegenover 28% geeft aan te willen promoveren. Deze promotieplannen lijken na één jaar studie overigens iets af te nemen. Het percentage studenten met promotieplannen loopt terug van gemiddeld 43% bij de eerstejaars naar 31% bij de tweedejaars.
31
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Blok 5: Studiekeuze en studiemotieven KEUZEPATRONEN VAN SCHOLIEREN Aan de scholieren is gevraagd wat ze van plan zijn om na het behalen van hun havo/vwo-diploma te gaan doen. Tabel 23: Wat ben je van plan om na het behalen van het havo/vwo-diploma te gaan doen? totaal
havo
vwo
n=2065
n=953
n=1112
direct starten met een studie
80%
79%
80%
eerst reizen, dan starten met een studie
7%
6%
9%
eerst werken, dan starten met een studie
4%
5%
3%
niet verder studeren
1%
1%
0%
weet ik nog niet
8%
8%
7%
Het overgrote deel van de scholieren (80%) wil direct na het behalen van hun diploma starten met een vervolgopleiding. Een kleine groep wil eerst reizen (7%) of eerst werken (4%) en daarna gaan studeren. Slechts een heel kleine groep geeft aan niet verder te willen studeren. De motieven hiervoor zijn verdeeld. Significant meer vwo’ers willen eerst gaan reizen terwijl significant meer havisten eerst willen gaan werken. Aan de scholieren die niet verder gingen studeren is gevraagd waarom ze dat niet wilden. Tabel 24: Waarom heb je besloten geen vervolgopleiding te gaan doen? Scholieren die geen vervolgopleiding willen doen n=16 ik wil geld gaan verdienen
25%
ik wil iets van de wereld zien
6%
ik wil mezelf ontwikkelen
19%
vrijheid (op eigen benen staan)
31%
iets praktisch doen
31%
studeren is niet mijn ding
13%
mijn vrienden studeren ook niet verder
6%
anders, namelijk*
31%
Aan de scholieren die wel aangaven verder te willen studeren is vervolgens gevraagd welke studie ze wilden gaan volgen.
32
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Tabel 25: Welke studie wil je gaan volgen? Studenten havo
vwo
n=794
n=968
hbo-voltijd
78%
16%
hbo-deeltijd
6%
1%
universitaire opleiding - voltijd
3%
75%
universitaire opleiding - deeltijd
1%
2%
een mbo-opleiding
4%
0%
weet ik nog niet
5%
4%
anders
4%
1%
Totaal
100%
100%
17% van de vwo-scholieren geeft aan een hbo-opleiding te willen gaan volgen. 4% van de havisten wil (uiteindelijk) een wo-opleiding gaan volgen. 4% van de havisten is van plan een mbo-opleiding te volgen. Aan de scholieren die aangeven een opleiding te willen gaan volgen, is vervolgens gevraagd of ze al wisten aan welke instelling ze die opleiding wilden gaan volgen en vervolgens waar ze die opleiding wilden gaan volgen. Tabel 26: Weet je al aan welke instelling je deze opleiding wilt gaan volgen? Scholieren n=1762 ja
70%
nee
30%
Tabel 27: Waar ga je deze opleiding volgen? Studenten hbo
wo
n=894
n=829
in Nederland
95%
90%
in België
1%
2%
in Duitsland
0%
1%
elders in het buitenland
0%
2%
weet ik nog niet
3%
6%
Totaal
99%
100%
Ruim negentig procent van alle scholieren gaat een vervolgopleiding doen in Nederland. Er zijn significant meer wo-scholieren die naar het buitenland willen dan hbo-scholieren.
33
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
WAT MAAKT KIEZEN MOEILIJK? Aan alle scholieren uit de responsgroep zijn een aantal stellingen voorgelegd over studiekeuze. Tabel 28: Percentage schol;Ieren dat het eens is met genoemde stelling m.b.t. studiekeuze Scholieren n=2049
% eens
er zijn te veel keuzemogelijkheden
51%
ik weet niet goed aan welke studie ik het meeste heb
50%
ik weet niet zeker wat ik wil worden, dus ook niet wat voor studie ik moet kiezen
41%
ik twijfel tussen enkele studies en weet niet wat het beste bij me past
39%
ik weet niet welke studie leidt tot een goede baan
34%
ik heb weinig begeleiding gekregen op school
33%
ik weet niet wat ik echt leuk vind
28%
ik weet niet waar ik echt goed in ben
26%
ik voel me eigenlijk nog niet klaar voor een vervolgstap
24%
ik heb me er nog te weinig mee bezig gehouden
23%
veel vrienden/vriendinnen gaan eerst een jaartje iets anders doen
17%
Ongeveer de helft van de scholieren geeft aan dat er te veel keuzemogelijkheden zijn (51%) en dat men niet goed weet aan welke studie men het meeste heeft (50%). 41% weet niet zeker wat men wil worden en kan dus ook moeilijk een studie kiezen. 39% twijfelt tussen enkele studies en weet niet welke het beste past. 34% geeft aan niet te weten welke studie tot een goede baan leidt en 33% onderschrijft de stelling dat men te weinig begeleiding heeft gekregen op school. Meer dan een kwart van de studenten geeft ook aan niet te weten wat ze echt leuk vinden of waar ze echt goed in zijn.
34
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
WAT VINDEN STUDENTEN NU VAN HUN KEUZE? Aan de studenten is gevraagd wat ze achteraf van hun studiekeuze vonden. Tabel 29: Heb je achteraf gezien de juiste keuze gemaakt? Studenten hbo
wo
n=657
n=479
ja, achteraf gezien heb ik de juiste keuze gemaakt
82%
85%
nee, achteraf gezien zou ik een andere keuze gemaakt hebben
9%
7%
weet ik niet
9%
8%
Hoewel 82% van de hbo-studenten en 85% van de wo-studenten aangeeft dat ze inderdaad de juiste studiekeuze hebben gemaakt, zegt toch respectievelijk 9% en 7% dat ze achteraf gezien een andere keuze gemaakt zouden hebben en zegt respectievelijk 9% en 8% niet te weten of hun keuze de juiste is geweest. Tabel 30: Welke keuze zou je dan gemaakt hebben? Studenten hbo
wo
n=59
n=34
een (andere) hbo-opleiding
76%
32%
een (andere) wo-opleiding
19%
65%
anders, namelijk*
5%
3%
We hebben ook aan de studenten gevraagd of ze de opleiding van hun eerste keuze volgden. Tabel 31: Is de opleiding die je nu volgt ook de opleiding die je eerste voorkeur had? Studenten hbo
wo
n=657
n=479
ja
84%
91%
nee (bv. omdat je uitgeloot bent voor de opleiding van je eerste voorkeur)
16%
9%
9% van de wo-studenten en 16% van de hbo-studenten volgt niet de opleiding van de eerste voorkeur.
35
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
DE KEUZE VOOR EEN HBO-OPLEIDING Aan de scholieren die van plan zijn een hbo-opleiding te doen en aan de hbo-studenten is gevraagd waarom ze besloten hebben een hbo-opleiding te gaan doen. Tabel 32: Waarom heb je besloten een hbo-opleiding te gaan doen? Scholieren
Studenten
havo
vwo
totaal hbo
hbo
n=723
n=171
n=894
n=657
past het beste bij wat ik later wil gaan doen
56%
46%
54%
49%
sluit het beste aan bij mijn capaciteiten/interesse
42%
50%
43%
40%
beroepsgerichtheid van de opleiding
30%
42%
32%
36%
biedt betere kansen op de arbeidsmarkt
29%
9%
25%
30%
richting wordt alleen op hbo-niveau aangeboden
12%
39%
17%
18%
13%
15%
13%
8%
13%
6%
11%
14%
6%
20%
9%
8%
7%
1%
6%
4%
6%
1%
5%
6%
4%
5%
4%
7%
grotere kans heb om de studie binnen de termijn van 4 jaar af te ronden het studieadvies vanuit school een academische opleiding lijkt me (te) moeilijk / te hoog gegrepen mijn vrienden gaan ook een hbo-opleiding doen mijn ouders hebben me gestimuleerd deze opleiding te gaan doen anders
De belangrijkste redenen om voor een hbo-opleiding te kiezen is het feit dat de opleiding het best past bij wat men later wil gaan doen, het best aansluit bij eigen capaciteiten en interesse en de beroepsgerichtheid van de opleiding. 17% van de vwo-scholieren uit de responsgroep is van plan een hbo-opleiding te gaan volgen. Ze doen dit vooral omdat de opleiding het beste aansluit bij hun capaciteiten/interesses’ (50%), de opleiding het beste past bij wat ze later willen gaan doen (46%), een hbo-opleiding beroepsgericht is (42%) en omdat de richting die ze willen gaan doen alleen op hbo-niveau wordt aangeboden (39%). Opvallend weinig wordt door vwo-ers genoemd de betere kansen op de arbeidsmarkt, het feit dat vrienden ook een hbo-opleiding gaan volgen en dat ze gestimuleerd worden door hun ouders.
36
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
DE KEUZE VOOR EEN WO-OPLEIDING Aan de wo-studenten en aan de scholieren die van plan zijn een wo-opleiding te doen werd gevraagd om aan te geven wat de belangrijkste redenen waren voor die keuze. Tabel 33: Percentages scholieren en studenten bij redenen om een wo-opleiding te gaan doen Scholieren
studenten
havo
vwo
totaal wo
wo
n=32
n=797
n=829
n=479
is een logische vervolg op mij vwo-opleiding
28%
70%
68%
72%
biedt betere kansen op de arbeidsmarkt
25%
48%
47%
48%
sluit het beste aan bij mijn capaciteiten/interesse
31%
46%
46%
52%
past het beste bij wat ik later wil gaan doen
53%
42%
42%
42%
de intellectuele uitdaging
6%
39%
38%
46%
academische vorming
19%
31%
30%
47%
de doorstroommogelijkheden naar een master
9%
25%
25%
20%
de richting wordt alleen op wo-niveau aangeboden
13%
16%
16%
21%
mijn ouders hebben mij gestimuleerd
9%
10%
10%
14%
mijn vrienden gaan ook een wo-opleiding doen
6%
7%
7%
10%
het studieadvies vanuit school
9%
5%
5%
10%
Het hoogste scoort bij zowel de scholieren als de studenten dat ‘de wo-opleiding een logisch vervolg is op de vwo-opleiding’. Ook ‘de beste aansluiting bij de eigen capaciteiten/interesse’ en ‘het bieden van betere kansen op de arbeidsmarkt’ worden door veel respondenten genoemd. Opvallende verschillen zitten er bij de redenen ‘de intellectuele uitdaging’ en ‘academische vorming’, die allebei door de studenten duidelijk meer aangevoerd zijn dan door de scholieren: 46% en 47% versus 38% en 30%.
37
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
KEUZE VOOR EEN MBO-OPLEIDING 4% van de havisten wil een mbo-opleiding gaan doen. Aan hen werd gevraagd wat de reden daarvan is. Tabel 34: Waarom heb je besloten een mbo-opleiding te gaan doen? mbo-plannen n=39 beroepsgerichtheid van de opleiding
28%
de opleiding past het beste bij wat ik later wil gaan doen
49%
de richting die ik wil gaan doen, wordt alleen op mbo-niveau aangeboden
26%
de onderwijsvorm/aanpak
8%
het studieadvies vanuit school
5%
mijn vrienden gaan ook een mbo-opleiding doen
0%
mijn ouders hebben me gestimuleerd deze opleiding te gaan doen
0%
ik heb het idee dat ik bij een hbo-opleiding een grotere kans heb om de studie binnen 15% de gestelde termijn af te ronden deze opleiding biedt betere kansen op de arbeidsmarkt
10%
een opleiding op hbo/wo-niveau lijkt me (te) moeilijk / hoog gegrepen
18%
de opleiding sluit het beste aan bij mijn capaciteiten/interesse
26%
de afstand tot mijn huidige woonplaats
8%
de reputatie van de instelling
8%
anders, namelijk*
13%
De redenen voor havisten om toch voor een mbo-opleiding te kiezen de beroepsgerichtheid van de opleiding, het feit dat de opleiding het best past bij hun capaciteiten en bij wat ze later willen gaan doen en dat een bepaalde opleiding alleen op mbo-niveau wordt aangeboden.
38
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
KEUZE VOOR EEN VERVOLGOPLEIDING Aan de scholieren die aangaven dat ze nog niet wisten welke studie ze wilden gaan volgen of die ‘anders’ hebben ingevuld, werd vervolgens gevraagd welke factoren een rol kunnen spelen bij de keuze voor een vervolgopleiding. Hierbij werden een aantal factoren aan hen voorgelegd. Tabel 35: Factoren die belangrijk zijn bij de keuze voor een vervolgopleiding in volgorde van belangrijkheid bij scholieren die nog geen keuze gemaakt hebben voor vervolgopleiding n=128 de aansluiting van de opleiding bij mijn capaciteiten/interesses
85%
de aansluiting van de opleiding bij mijn beroepskeuze
81%
de onderwijsvorm/aanpak
77%
het opleidingsniveau van de studie
73%
de kansen die de opleiding biedt op de arbeidsmarkt
73%
de mogelijkheden voor een vervolgopleiding (bijv. master)
59%
het verwerven van een algemene professionele houding
59%
de aansluiting van de opleiding bij mijn vooropleiding
55%
de intellectuele uitdaging
50%
de afstand tot mijn huidige woonplaats
47%
het studentenleven in de betreffende stad
43%
het studieadvies vanuit school
42%
de mening van mijn ouders over de betreffende opleiding
38%
de studiekeuze van mijn vrienden
16%
Ook bij de scholieren die nog geen keuze hebben gemaakt is de aansluiting bij de eigen capaciteiten en interesse en bij de beroepskeuze belangrijk.
39
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
WELKE ONDERWIJSINSTELLING? Vervolgens is aan de scholieren gevraagd of ze al weten aan welke instelling ze deze opleiding willen gaan doen en wat de keuze voor de instelling beïnvloed heeft. Tabel 36: Weet je al aan welke instelling je deze opleiding wilt gaan volgen? Scholieren totaal
hbo
wo
n=1762
n=894
n=829
ja
70%
71%
67%
nee
30%
29%
33%
Tabel 37: Waarom heb je een voorkeur voor de instelling waar je een opleiding wilt gaan volgen? Scholieren
Studenten
hbo
wo
hbo
wo
n=638
n=554
n=657
n=479
de richting die ik wil gaan doen, wordt alleen hier aangeboden
28%
28%
25%
25%
de onderwijsvorm/aanpak van deze instelling
31%
34%
26%
32%
het studentenleven in de betreffende stad
19%
37%
14%
39%
de afstand tot mijn huidige woonplaats
53%
48%
57%
48%
de reputatie van de instelling
32%
46%
36%
42%
mijn vrienden gaan hier ook een hbo-opleiding doen
7%
9%
8%
10%
via loting ben ik bij deze instelling geplaatst
-
-
1%
5%
anders, namelijk*
3%
5%
7%
5%
Als het om de keuze van onderwijsinstelling gaat, dan blijkt bij zowel de scholieren als de studenten de afstand tot de huidige woonplaats het meest als reden genoemd te worden. In het hbo-segment speelt dit iets meer nog dan in het wo-segment. Daarnaast speelt de reputatie van de instelling een duidelijke rol, in dit geval wat meer in het wo-segment dan in het hbo-segment. De reputatie van de instelling wordt in het wo-segment op de voet gevolgd door het studentenleven in de betreffende stad, terwijl dat in het hbosegment duidelijk minder speelt. De onderwijsvorm is in volgorde van belangrijkheid de derde reden in het hbo-segment en een ‘goede’ vierde in het wo-segment.
40
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
C O N CLUS I E S Het hier gepresenteerde onderzoek verschaft veel inzicht in de wensen, voorkeuren, motieven en opvattingen van de huidige jonge generatie met het oog op te volgen bachelor- en masteropleidingen, en in hun plannen, keuzes, tijdsbesteding en waardering. De uitkomsten vullen de in de inleiding geconstateerde leemte in onze kennisbasis voor een belangrijk deel op. Een treffende en wat onverwachte algemene conclusie is dat er bijzonder weinig verschillen zitten in de respons van de twee onderscheiden groepen, de scholieren en de studenten. Blijkbaar verandert er toch niet zo veel in houding en gedrag als je de status van scholier verruilt voor die van student. Een opvallend resultaat is dat ruwweg de helft van alle ondervraagden een voorkeur uitspreekt voor een brede bacheloropleiding, waarbij dit in het wo-segment nog wat sterker naar voren komt dan in het hbosegment. Dit betekent dat er - als we de wensen van scholieren en studenten centraal stellen - een behoorlijke ‘mismatch’ is tussen de vraag naar en het aanbod van opleidingen, alle reeds in dit licht doorgevoerde aanpassingen in de onderwijsprogramma’s van hogescholen en universiteiten ten spijt. En dat er dus alle aanleiding is om verdergaande maatregelen te overwegen. Bij de vraag naar de ‘ideaal’kenmerken van een bacheloropleiding resulteert de volgende top-6: 1. het kunnen volgen van een stage (natuurlijk in het hbo, maar scoort bijna net zo hoog in het wo) 2. grote variëteit in onderwijsvormen (iets meer in het wo) 3. een eerste jaar met invulling naar eigen interesse en geleidelijke sortering naar verdiepingsrichting (iets meer in het wo) 4. de verplichting om elk jaar minimaal 75% van het aantal studiepunten te behalen 5. een wat schoolse onderwijsvorm met vooral veel contactonderwijs (meer in het hbo) 6. een semester te volgen aan een buitenlandse instelling (vooral in het wo). Wat hier uit naar voren komt is een bijzondere mengeling van - zeg - ‘conservatieve’ wensen (4 en 5) en ‘innovatieve’ wensen (1, 2, 3 en 6). De meer conservatieve component komt ook tot uitdrukking in de ideale werkweek die voor de helft gevuld zou moeten zijn met fysieke contacturen, plus 10% online contacturen. De rest is gereserveerd voor zelfstudie. In de ideale werkweek van scholieren hebben online contacturen een iets groter aandeel dan in die van studenten, dit ten koste van de fysieke contacturen. Een belangrijke kwestie is het al dan niet wenselijk zijn van een eigenstandige wo-bacheloropleiding, zonder dat daar een masterdiploma aan hoeft te worden gekoppeld. Ongeveer 20% van de scholieren en studenten is daar voor, terwijl ongeveer het dubbele hiervan vindt dat het wo-bachelordiploma moet worden gezien als een deeldiploma dat pas in combinatie met een masterdiploma een geheel vormt. De stellingname valt dus in het nadeel uit van de eigenstandigheid van de wo-bacheloropleiding, maar de groep voorstanders is relatief wel zo groot dat een kritische doordenking op z’n plaats is. Deze minderheidsgroep zou beter bediend kunnen worden volgens een veranderde beleidslijn, terwijl de groep die geen voorstander is van de zelfstandige bachelorstatus hiervan geen last hoeft te ondervinden. Zij kunnen immers hoe dan ook hun studie voortzetten met een masteropleiding. Binnen het hbo-segment zegt bijna 40% van de studenten en bijna 30% van de scholieren dat ze na de bachelor een masteropleiding willen gaan doen, ongeveer de helft hiervan wil echter eerst werken of reizen. Bij de wo-ers wil verreweg 80% doorgaan met een masteropleiding en minder dan een vijfde hiervan wil eerst nog gaan werken of reizen. Verder geeft 12% van de wo-studenten aan nog te twijfelen over het volgen van een master, 4% geeft aan niet verder te gaan.
41
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
De mobiliteit onder wo-studenten naar een andere universiteit (in Nederland of in het buitenland) bij de overgang van bachelor- op masteropleiding blijft beperkt tot circa 10%. Bij de hbo-studenten is de mobiliteit veel groter: 65% gaat naar een andere instelling. Maar veruit het grootste deel hiervan (49%, driekwart dus) wordt verklaard vanuit het huidige ‘natuurlijke’ traject in Nederland met een overstap van hbo-bachelor naar wo-master, van hogeschool dus naar universiteit, inderdaad naar een andere instelling. Wat de resultaten voor de keuzepatronen bij scholieren en studenten betreft komen onze bevindingen sterk overeen met de conclusies uit andere Nederlandse onderzoeken. Het kiezen van een studie is moeilijk. De twee belangrijkste redenen, aangegeven door ongeveer de helft van de scholieren, zijn dat er te veel keuzemogelijkheden zijn en dat men niet goed weet aan welke studie men het meeste heeft. Een onderwijsinstelling krijgt bij zowel scholieren als studenten in de eerste plaats de voorkeur op grond van de afstand tot de huidige woonplaats (iets meer in het hbo-segment dan in het wo-segment). Op de tweede plaats komt de reputatie van de instelling (hier omgekeerd: iets meer in het wo-segment dan in het hbo-segment).
42
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
L ITE RA TUUR Bosch, Herman van den (2008). De onverminderde noodzaak van hervorming van het hoger onderwijs: Bachelor-masterstructuur geen doel op zich. Dies natalis Redes. September 2008. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Pp. 17-36. Broek, A. van den, Wartenbergh, F., Wermink, I., Sijbers, R., Thomassen, M., Klingeren, M. van, et al. (2007), Studentenmonitor 2006. Nijmegen: ResearchNed Nijmegen. Centraal Bureau voor Statistiek (2008). Thema Onderwijs. Eerstejaars naar studierichting. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/onderwijs/cijfers/default.htm geraadpleegd 14 oktober 2008. Centraal Bureau voor Statistiek (2008). Thema Onderwijs. Leerlingen naar onderwijssoort. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/onderwijs/cijfers/default.htm Geraadpleegd 14 oktober 2008. Flycatcher Internet Research (2008). Wensen, voorkeuren en motieven in het BAMA-stelsel bij scholieren en studenten. Heerlen: Open Universiteit. Inspectie van het onderwijs (2005), BaMa ontkiemt. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Inspectie van het onderwijs (2007), Onderwijstijd in het hoger onderwijs. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Inspectie van het onderwijs (2008), Masterjaren Tellen. BaMa-onderzoek naar de duur van de Nederlandse wetenschappelijke masteropleidingen. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) (2003), BaMa: ’n Vluggertje. Utrecht: ISO. MetrixLab (2008), Onderzoek onder Havo/VWO scholieren. Utrecht: Academia Vitae. Mulder, Fred (2008). ‘BAMA 2B’ … Uitkomsten Nationaal Onderzoek onder scholieren en studenten. In Dies natalis Redes. September 2008. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Pp. 5-16. Newcom Research & Consultancy (2008), Bachelors loyalty benchmark 2008. Inzicht in het keuzegedrag en de -motieven van uw bachelorstudenten. Amsterdam: Newcom Research & Consultancy. Onderwijsraad (2008), Een succesvolle start in het hoger onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Universitaire commissie bachelor-master (2006), Maatwerk. Advies van de universitaire commissie bachelor-master. Utrecht: Universiteit Utrecht.
43
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
BIJ L AGE 1 Respondenten scholierengroep Tabel 1: Wat ben je van plan om na het behalen van het havo/vwo-diploma te gaan doen? absoluut
relatief
direct starten met een studie
1649
80%
eerst reizen, dan starten met een studie
153
7%
eerst werken, dan starten met een studie
88
4%
niet verder studeren
16
1%
weet ik nog niet
159
8%
Totaal
2065
100%
Aan de groep die aangaf dat ze wilden starten met een studie (n=1890) werd dan gevraagd welke studie ze wilden gaan volgen. Tabel 2: Welke studie wil je dan gaan volgen? absoluut
relatief
hbo-voltijd
836
44%
hbo-deeltijd
58
3%
universitaire opleiding – voltijd
797
42%
universitaire opleiding – deeltijd
32
2%
een mbo-opleiding
39
2%
weet ik nog niet
85
4%
Anders
43
2%
Totaal
1890
100%
44
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
BI J LA GE 2 Vergelijking kenmerken van de responsgroep met een aantal CBS-gegevens SCHOLIEREN Tabel 1: Responsgroep scholieren ingedeeld naar schooltype en jaar Schooltype
Absoluut
Relatief
CBS
4 havo
452
22%
32%
5 havo
501
24%
26%
5 vwo
497
24%
22%
6 vwo
615
30%
20%
Totaal
2065
100%
100%
Tabel 2: Responsgroep scholieren ingedeeld naar geslacht Geslacht
Absoluut
Relatief
CBS
man
717
35%
48%
vouw
1348
65%
52%
Totaal
2065
100%
100%
Tabel 3: Responsgroep scholieren ingedeeld naar leeftijd Leeftijd
Absoluut
Relatief
15-16
433
21%
17-18
1433
69%
19-20
169
8%
>=21
30
12%
Totaal
2065
100%
Bij de scholieren is er een ondervertegenwoordiging van havisten in het voorlaatste jaar en een oververtegenwoordiging van 6-vwo’ers. Ook is er een oververtegenwoordiging van vrouwen in de responsgroep. STUDENTEN In onderstaande tabel wordt de responsgroep uitgesplitst in opleidingstype (hbo of wo) en in eerstejaars en tweedejaars. Voor de vergelijking van de CBS-gegevens konden we alleen de eerstejaarscijfers vergelijken. Tabel 4: Responsgroep studenten ingedeeld naar onderwijsvorm en onderwijsjaar. Relatief Studie
Absoluut
CBS
Relatief 1ste jaar
hbo 1
326
29%
hbo 2
331
29%
wo 1
244
21%
wo 2
235
21%
1136
100%
57%
67%
43%
33%
100%
100%
In vergelijking met de CBS-gegevens blijkt dat er in de responsgroep een oververtegenwoordiging is van wo-studenten ten opzichte van hbo-studenten.
45
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Tabel 6: Responsgroep studenten ingedeeld naar geslacht. Geslacht
Absoluut
Relatie
CBS
Man
354
31%
47%
Vrouw
782
69%
53%
Totaal
1136
100%
100%
Tabel 7: Responsgroep studenten ingedeeld naar leeftijd. Leeftijd
Absoluut
Relatief
≥ 19
506
45%
20-21
616
54%
22-23
13
1%
23 en meer
1
0%
Totaal
1136
100%
Tabel 8: Totale responsgroep studenten ingedeeld naar studierichting. Absoluut
Relatief
Gedrag en maatschappij
170
15%
Economie
241
21%
Landbouw en natuurlijke omgeving
16
1%
Onderwijs
90
8%
Gezondheidszorg
180
16%
Techniek
124
11%
Taal en cultuur
119
10%
Recht
81
7%
Natuurwetenschappen en Informatica
28
2%
Anders
87
8%
Totaal
1136
100%
Om de vergelijking te kunnen maken met de CBS-gegevens worden hier alleen de eerstejaars per studierichting weergegeven ingedeeld naar hbo en wo.
46
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
Tabel 9: Responsgroep eerstejaars hbo- en wo-studenten ingedeeld naar studierichting en vergeleken met CBSgegevens hbo-studenten Studierichting eerstejaars studenten
Respons
Gedrag en maatschappij
13%
Economie
24%
wo-studenten CBS
Respons
CBS
17% 30%**
41% 13%
Landbouw en natuurlijke omgeving
2%
1%
2%
1%
Onderwijs
16%
17%
0%
4%
Gezondheidszorg
13%
20%
22%
12%
Techniek
7%
Natuurwetenschappen en Informatica
1%
12% 13%
16% 5%
Taal en cultuur
9%
7%*
14%
14%*
Recht
4%
3%
12%
11%
Anders
10%
9%
5%
1%
* inclusief Journalistiek, documentatie ** sociale wetenschappen + bedrijfskunde, administratie
47
WENSEN , VOORKEUREN EN MOTIEVEN VAN SCHOLIEREN EN STUDENTEN
BIJ L AGE 3 Verdeling mannen en vrouwen, scholieren en studenten, hbo en wo.
Scholieren
Studenten
hbo
wo
totaal
hbo
wo
totaal
Mannen
305
284
589
210
144
354
Vrouwen
589
545
1134
447
335
782
894
829
1723
657
479
1136
48