Inhoudsopgave Bali -Java Adventure Tour ...................................................................................................................... 3 Hoe het begon................................................................................................................................... 3 De aanloop ........................................................................................................................................ 3 Levian Beach ......................................................................................................................................... 3 Het verkeer ....................................................................................................................................... 4 een uitstapje naar Uluwatu ............................................................................................................... 4 Banyuwangi .......................................................................................................................................... 4 Sukamade ............................................................................................................................................. 5 het schildpaddenstrand ..................................................................................................................... 6 Kalibaru................................................................................................................................................. 7 Lumajang .............................................................................................................................................. 7 Blitar ..................................................................................................................................................... 8 Placitan ................................................................................................................................................. 8 grotten van Goa ................................................................................................................................ 9 Yogjakarta ............................................................................................................................................. 9 Paleis van de sultan en het badhuis, rijtuig- en krissenmuseum, batikken .......................................... 9 Borobudur ....................................................................................................................................... 10 Prambanan en dan Madiun ................................................................................................................. 11 Batu en de warmwaterbaden van Cangar ............................................................................................ 11 Cemaralawang .................................................................................................................................... 12 Bromo vulkaan en Plantage Arabica .................................................................................................... 12 De zwaveldragers van de Kawah Ijen ................................................................................................... 13 Lovina sightseeing ............................................................................................................................... 14 Verjaardagsfeestje, tapas en Balinese dansen in UBud ........................................................................ 15 Tanah en terug in Legian Beach ........................................................................................................... 15 sightseeing ...................................................................................................................................... 15
naar huis ............................................................................................................................................. 16
Bali -Java Adventure Tour Een stukje Java en Bali per motor. Georganiseerd en begeleid door Roland van Indonesia Motor Adventure. Met een groepje van 9 reden we in drie weken 2.400 km. De afstanden zijn niet te vergelijken met Europa omdat de gemiddelde snelheid heel laag ligt. Deels door wegen en verkeer maar ook door de vele door de warmte noodzakelijke stops. De doorgaande wegen werden -zover mogelijk- gemeden. Aan het eind kunnen we stellen dat we een klein stukje Indonesië niet alleen hebben gezien maar ook beleefd. Wat me het meest zijn bijgebleven? Het verkeer en de mensen…
Hoe het begon Roland gaf aan het begin van het jaar op een clubavond van motorclub Keizer Karel een presentatie over motorreizen in Indonesië. Met een paar man en een vrouw werden we enthousiast en met z’n zessen boekten we. In totaal werd de groep 9 personen want er kwamen 3 Belgen van de BMW-club Vlaanderen bij. Van de groep was de jongste 57 en de oudste 68.
De aanloop Op Schiphol treffen we onze 3 Belgische reisgenoten en de groep "avonturiers" is compleet. Bij het inchecken is iemand vergeten een Leatherman en een klein Zwitsers zakmes uit de handbagage te halen en die dus niet mee mogen. Op Schiphol gaat de tijd snel voorbij maar in het vliegtuig is het een lange zit van 12 uur. Zeker voor Johan die regelmatig nicotinegebrek heeft. Of voor Ben die trombose heeft gehad en in beweging moet blijven. De directe vliegroute naar Denpasar bedraagt 12. 160 km. We zitten allemaal bij elkaar wat het toch gemakkelijker maakt. We doden de tijd met video kijken, lezen of puzzelen en steeds maar weer eten. Bij het vertrek gaat men al uit van de tijd in het land van aankomst –een verschil van 6 uur- en ik kies ’s morgens om 4 uur voor een ontbijt van rijst, boontjes, vlees en zwarte koffie…… Twee uur later landen we op de luchthaven van Kuala Lumpur (Maleisië). Met een computergestuurde trein zonder bestuurder gaan we naar een andere vertrekpier. Een bakje koffie voor ons en een sigaret voor Johan. Drie uur later en na opnieuw ingecheckt te hebben stijgen we weer op richting Bali. Uiteraard krijgen we weer wat te eten. Indonesiërs eten 4-5 keer per dag maar steeds kleine porties. Na een vluchtje van 3 uur landen we dan eindelijk. We zijn ’s morgens al om 6 uur opgestaan dus we komen precies na 24 uur aan op Ngurah Rai, de internationale luchthaven, waar het dan middag is.
Levian Beach Eerst in de rij om een visum te kopen en dan de bagage ophalen. Gedienstige porters (dragers) hebben de tassen en rugzakken al van de band gehaald en willen die maar wat graag naar buiten brengen. Ik laat dat niet toe wat ik kan dat gemakkelijk zelf. Een ander laten sjouwen voelt decadent aan of dat ik te oud ben. Dat die mensen er van moeten leven ontgaat me op dat moment. Roland wacht ons op en regelt 4 taxi’s naar ons hotel Sri Ratu in Legian Beach. De kamers zijn eenvoudig maar voldoende en het personeel buitengewoon vriendelijk. Er is zelfs een zwembad met zitjes in het water. Na het inkwartieren krijgen we van Roland een korte uitleg wat ons de komende weken te wachten staat. Landkaarten komen er bij en een rijtje van: “do & don’t do”. We benutten de middag om Legian een beetje te verkennen en vanaf een terrasje de mensen te bekijken. Legian is één groot toeristencircus met disco’s, restaurants, cafés, terrassen en souvenirwinkeltjes. De hele avond is het druk verkeer met toeterende taxi’s en honderden bromfietsen (de halfautomaatjes van 110 cc noem ik vanaf hier bromfietsen) die ieder gaatje benutten. Met een paar taxi’s gaan we naar een luxe restaurant waar de specialiteit “rijsttafel” is. Dit woord staat ook zo op de Engelse menukaart. Het woord is door de Hollanders ingevoerd om van allerlei gerechten te proeven. We wandelen terug naar het hotel om het overvloedige eten wat te laten zakken en dompelen ons onder in de stortvloed van nieuwe indrukken. Glimlachende mensen proberen vergeefs ons in hun restaurant of bar te lokken. Na een gemiste nachtrust en enkele flinke flessen bier liggen wij om tien uur in bed. Vandaag (zondag) volgt de kennismaking met onze motoren. De Honda Tiger 200cc behoort hier tot het zwaardere spul. Hij perst er 18 pk uit, wat genoeg is voor deze wegen want met 90 km vlieg je alles voorbij.
Het rode gebied op de toerenteller begint bij 10.500 toeren. Gelukkig hoef je niet zo ver te komen maar het eencilindertje voelt zich toch het prettigst boven de 5-6.000 toeren. Gelukkig is hij behalve van een kickstarter ook voorzien van een startmotor maar stelt wel prijs op een juiste procedure. Bij koude motor de choke helemaal open en dan een klein stukje terug. Starten en meteen flinke dot gas want hij verzuipt heel vlug. Eén motor wil niet want de dodemansknop staat verkeerd. Al gauw staat iedereen gas te geven of we ergens aan de start van een wedstrijd staan. Ik sluit mijn (gezekerde) stopcontact aan op de accu zodat de Garmin (navigatiesysteem) onderweg wordt opgeladen. De route is niet zo belangrijk maar ik wil de tracks bewaren. Om te wennen aan de motoren en aan het verkeer maken we een proefritje naar de tempels van het 55 km verderop gelegen Uluwatu. Aan de motor wennen duurde ongeveer 3 minuten, aan het verkeer ongeveer 3 dagen.
Het verkeer We krijgen meteen de vuurdoop in het verkeer. Verkeersregels zijn er wel maar worden niet gebruikt en ook niet gecontroleerd. Echte voorrangsregels zijn er niet. Je laat je voertuig er langzaam tussen rollen en men rijdt vanzelf om je heen. Handgebaren zijn belangrijker dan een richtingaanwijzer. Die kun je namelijk vergeten terug te zetten wat de meesten ook doen. Voor de rest kijk je naar het overige verkeer en waar ze heen willen. Je gaat er vóór langs of achter door. Oogcontact is ook belangrijk. Bromfietsers draaien zó de weg op want ze gaan er van uit dat ze door hun geringe breedte niemand hinderen. Voor ons is het zaak een gesloten groep te vormen zodat er niemand tussen door kan. Als de eerste rijdt kan de rest ook door. Voor rode verkeerslichten stop je in principe pas als het kruisende verkeer gaat rijden (of als er een politieman staat).Van de andere kant let je bij groen licht op de zijstraten. Linksaf door rood is helemaal geen probleem want dan rijden ze wel om je heen. In zekere zin is men hier hoffelijker in het verkeer dan bij ons. Bij ons is het: “Ik heb voorrang en desnoods neem ik dat”. Hier windt niemand zich op en geen boze reacties of een middelvinger. Wij hebben het voordeel van een motor èn van een bromfiets. Op hogere snelheden en als er genoeg plaats is gaan we rechts voorbij. Als daar geen plaats is dan maar links tussen de auto en de stoeprand door, in noodgevallen óver de stoep, door de berm of via inritten. De bromfietsers gebruiken letterlijk elke centimeter. Trouwens, de hele rijweg wordt hier optimaal benut. Het aantal voertuigen naast elkaar hangt af van de breedte van de weg. Af en toe rijden we 4 motoren en 2 auto’s breed. Inhalen wordt gedaan als er op de andere baan genoeg plaats is. Als de tegenligger een bromfietser is kun je rustig een auto inhalen want die tegenligger schuift wel op. Bovendien gebeurt alles op lage snelheid. Verder zijn zand of olie in de bochten geen uitzondering. Je bent hier maar met twee dingen bezig en dat is met het verkeer en het wegdek. Je kunt er echt een boek over schrijven.
een uitstapje naar Uluwatu De Hindoetempel is een toeristische attractie maar wij vinden het uitzicht vanaf de hoge kliffen interessanter. Uit respect voor de goden mag je tempels alleen betreden met een sjaal om je middel geknoopt en blote benen moeten (symbolisch) worden bedekt. We worden gewaarschuwd voor de apen. Ze jatten brillen, petten en tasjes. Ze hebben geleerd dat ze die dan kunnen ruilen tegen pinda’s of bananen. Na de nodige foto’s en een colaatje gaan we weer terug maar via een andere route. Terug in Legian komen we in de spits en nu wordt het pas echt spannend. In verband met een of andere ceremonie worden we omgeleid via een aantal smalle steegjes. Hier kunnen we niet inhalen, slechts één voor één langs een auto kruipen. Van de andere kant komen toch nog wat bromfietsers en dan de “groenteboer”: een bromfiets met takkenbossen van twee meter dwars op de motor. Vraag me niet hoe maar het lukt hem tegen het verkeer in te komen. Met zijn motorbeheersing heeft hij geen VRO-cursus meer nodig. Terug bij het hotel blijkt dat Louis Ben’s motor een duwtje van achteren heeft gegeven. Nummerplaat en richtingaanwijzer zijn verbogen en de hitteplaat op de uitlaat is een beetje opgevouwen. Louis heeft zijn been verbrand aan de uitlaat van Ben. Oorzaak: de één is bij een stoplicht iets eerder gestopt dan de ander. ’s Avonds zijn Roland en ik een poosje bezig onze Cardo communicatiesystemen van onze helmen te koppelen. Het heeft grote voordelen als er constant contact is tussen de voorrijder en een of meer rijders in de groep
Banyuwangi De afstand naar Banyuwangi is maar 189 km en dus we hoeven pas om half zeven op. Om half acht zitten we aan het ontbijt van nasi goreng en het vertrek is gepland om negen uur. De bagage past maart net in de volgauto die wordt bestuurd door Putu, een knaap van 21 jaar die altijd lacht. Na een uurtje rijden zijn we ten
noorden van Den Pasar, de hoofdstad van het eiland en provincie Bali. We draaien linksaf de heuvels in en hier wordt het iets koeler. In de rijstvelden ploegt een man met een soort tractortje door de modder van een rijstveld. Vrouwen met grote hoeden van palmblad bewerken kromgebogen het land. We bezoeken de begraafplaats Taman Pujaan Bangsa Margarana, een nationaal monument. Hier liggen de gevallen Balinese vrijheidsstrijders, die hebben gevochten tegen de koloniale Nederlandse overheersing en vóór onafhankelijkheid. We zien grote groepen kinderen in schooluniform die een soort zeskamp houden op de grasvelden. High five en “money, money” kennen ze allemaal. Na een rondgang van een uurtje door cultuur en historie hebben we de benen voldoende gestrekt. De doorgaande weg heeft veel slechte stukken met kapot asfalt. Tenminste, in onze ogen en op dat moment. Na een paar weken hebben we de kwalificatie “slecht” aanzienlijk bijgesteld. In Tabanan trekt José bij een verkeerslicht de koppelingskabel kapot en blijft staan. Het is druk want de scholen zijn net uit en achter haar staat een hele rij bromfietsen en auto’s. Geen getoeter of pushen. Iedereen blijft geduldig staan wachten tot we alle motoren aan de overzijde hebben geparkeerd. Voor Ronald nu de schone taak een werkplaats te vinden. Er is maar één kustweg noordwaarts. Langzame vrachtauto’s houden de boel op. Met weinig pk’s en overbeladen kreunen ze door de bochten de heuvels op, grote roetwolken uitbrakend. Bergaf ligt de snelheid laag om de situatie met de onderbeten remmen beheersbaar te houden. Het tempo ligt tussen de twintig en dertig kilometer. We eten in een niet-toeristen-restaurantje aan de kust. Dit lijkt al meer op het echte Bali. Er staat een flinke branding met hoge golven en veel toeristen komen hier met een bromfiets naar toe om te surfen. Aan de linkerkant zijn dan twee grote beugels gemaakt om de surfplank in de lengterichting mee te nemen. Het laatste stuk naar de veerpont naar Java is een unieke ervaring. Roland had al verteld dat het woord anticiperen in het Indonesische verkeer niet voorkomt. De gemiddelde weggebruiker kijkt alleen twintig meter vooruit. Tenminste, dat dachten we op dat moment nog. Op een gewone tweebaansweg wordt flink ingehaald waar wij uiteraard ook aan meedoen. Maar als een bus en enkele vrachtauto’s mee gaan doen wordt het pas echt spannend. Achter een groepje motoren blijven hangen dat niet voorbij kan? Nee, richting naar rechts en voorbij! Ook vóór een heuvel of onoverzichtelijke bocht. Komt er een bromfiets als tegenligger dan moet die maar even aan de kant. Komt er een auto als tegenligger dan begint de (eventuele) bijrijder met zijn arm buiten het raam te wapperen, de richtaanwijzer gaat (meestal) aan en de vrachtauto komt terug naar links. Het net ingehaalde verkeer gaat vanzelf remmen. Op een recht stuk gaan wij uiteraard weer inhalen. En dit allemaal met snelheden tussen de 40 en 60 km per uur. Tot aan de ferry is het 170 km en we hebben er – op ons gemak- 8 uur voor nodig! Vreemd genoeg moeten we bij de controle in de haven ons paspoort en kentekenbewijs laten zien. Misschien om te voorkomen dat gestolen motoren het eiland op- of afgaan? Ronald heeft de tickets à € 32.000 al geregeld. Op de boot moeten we de motoren zo krap tussen de vrachtauto’s parkeren dat we amper kunnen afstappen. Na een overtocht van drie kwartier staan we dan op Java. Nog een klein eindje en we stappen voor hotel Mira in Banyuwangi. Java is islamitisch en dus zien we veel hoofddoeken. Regelmatig horen we vanaf de minaret van de moskee de oproep tot gebed. ’s Avonds eten we in een volksrestaurantje met zeil op de tafels en formica stoeltjes. Roland bestelt wat gerechten: we zijn niet kieskeurig en willen alles proberen. Wat het lekkerste is bestellen we gewoon bij. Dit is moslimcountry dus geen bier.
Sukamade Vandaag gaan we naar Sukamade in het natuurreservaat Meru Betiri. Het strand hier is een paar kilometer breed en ligt beschut tussen twee rotspartijen die doorlopen tot aan zee. In het donker komen reuzenschildpadden het strand op om hun eieren te leggen. Een unieke gelegenheid om mee te maken maar het natuurreservaat is moeilijk te bereiken. De afstand van 110 km is daarom erg bedrieglijk. Op het slechtste stuk van 20 km zijn we drie uur onderweg! Op Java is het een uur verschil met Bali dus worden de horloges weer aangepast. Om half vier klinkt de oproep vanaf de minaret, twintig minuten lang. En om half vijf nog eens. Om vijf uur staan we op en om zes uur zitten we aan het ontbijt. Vanwege de hitte begint de dag hier vroeg en ’s avonds is het om zes uur donker. De bagage gaat in de volgauto om er pas over twee dagen weer uit te komen. De gewone auto kan ons niet volgen naar Sukamade. Op de route gaan we eerst langs een Honda-werkplaats. Eén motor krijgt een nieuwe achterband, een andere nieuwe achterwiellagers. De band wordt er af gehaald met bandenlichters, het in de velg
drukken en het er op leggen gebeurt met blote voeten. Onderweg worden de tanks gevuld voor 4.500 Roepia’s per liter (€ 0,40). Benzine wordt hier zwaar gesubsidieerd en voor ons is het genot. Jammer dat we niet een paar duizend liter mee kunnen nemen. Bij de poort van de plantage Kendeng Lembu melden we ons om te worden ingeschreven in het bezoekersregister. De route voert door diverse plantages waar papaja, koffie, rubber en cacao wordt verbouwd. De weg is erbarmelijk met 40% asfalt. Jammer dat die 40% zo verspreid liggen… We stoppen eventjes bij rubberbomen om te zien hoe het witte sap langzaam in de emmertjes drupt. In een kampong (dorpje) bezoeken we een palmsuiker fabriek. Hier wordt het sap gekookt, verdikt en in vormpjes gegoten. We maken wat foto’s van de vrouwen, de kinderen krijgen een snoepje en iedereen heeft de grootste lol. Het is de vraag wie de attractie is: zij of wij. Ook voor hen is het een welkome afwisseling in hun dagelijks bestaan. De woningen kijken armoedig maar er staat wel een reusachtige satellietschotel. Bij het verlaten van de plantage wil een bewaker de laatste rijders laten stoppen maar we rijden door, conform de instructie van Roland. De man zet de achtervolging in en achterhaalt ons in de volgende kampong waar we stoppen voor cola en noodles. Roland praat het “misverstand” weer goed. Het vissersdorpje is een idyllisch plekje aan de baai van Rajekwesi met een flinke branding en felgekleurde vissersboten op een wit strand onder een blauwe lucht. Het volgende stuk weg over de bergrug wordt in de beschrijving omschreven als:”alles van mens en machine vergend”. Voor twintig kilometers zijn drie uur uitgetrokken. De beschrijving klopt… Het wegdek bestaat uit grote keien. Je hobbelt van de ene steen op de andere en daartussen zijn grote gaten. Op enkele steile hellingen moet je blijven rijden anders ga je onherroepelijk achteruit schuiven. Dit overkomt ook José die met de rechtervoet de motor moet steunen en dus het achterrempedaal niet kan gebruiken. Ze pakt noodgedwongen de voorrem, schuift achteruit en de motor glijdt onderuit. Door de steile helling rolt ze zelf een paar keer om. Het koppelingshendel is afgebroken maar zelf heeft ze gelukkig niets. We ruilen van motor zodat we toch weer verder kunnen. Ik heb respect voor de jongens die deze route afleggen met 100 cc automaatHondaatjes en grote bossen bamboe van 2 meter dwars achterop. Huppelend en bonkend over de stenen presteren ze het om lachend een hand op te steken. Wat verderop –we zijn al met de afdaling bezig wat iets minder erg is- worden de hitte en inspanningen José toch teveel en moet ze overgeven. Roland neemt haar achterop tot een controlepost bij de ingang van plantage Sukamade en komt dan terug met Jos die de motor ophaalt. De bagage wordt verdeeld en de motor laten we achter omdat we morgen via dit stuk weer terugrijden. Het laatste stuk naar het dorpje gaat José achterop. Gaandeweg wordt het vlakker maar nog steeds stenig. De twee rivieren die volgens het programma moeten worden doorkruist staan bijna droog. We zien hoe vrouwen de was doen en kleine naakte kinderen spelen in het water. Ruim voor het donker (18.00 uur) komen we aan.
het schildpaddenstrand
Er is maar één (basic) overnachtingsmogelijkheid en die heeft op dit uur nog geen stroom. Alleen ’s avonds draait de generator een aantal uren. Er zijn niet genoeg kamers dus volgt er een herschikking naar drie personen per kamer. Wij delen de kamer met Jos. De “badkamer” heeft een Indonesisch (Frans) toilet en een stenen bak met een emmertje om te douchen en het toilet door te spoelen. Gekko’s (salamandertjes) op het plafond houden de kamer mugvrij. Het eten –nasi goreng met spiegelei- in het schamele restaurantje is simpel maar het is er gezellig. Volgens de vrouw hadden ze op dat moment niets anders in het dorpje. Om acht uur verzamelen we en lopen in het donker in een kwartiertje naar het strand. Uit het naburige dorpje zijn ondertussen vijf terreinauto’s aangekomen met “gewone” toeristen. We wachten en praten zachtjes. De schildpadden komen uit zee en kunnen tot 150 kg zwaar worden. Op het strand moet zij na een paar meter kruipen al even rusten. Dus het kan wel even duren voor de 60 meter of meer vanaf de vloedlijn zijn overbrugd. Het is al na negenen als van de parkwachters het seintje komt dat er schildpadden aan het land zijn gekomen. We mogen een paar honderd meter opschuiven. We kletsen wat en kijken naar de bulderende branding. Sommigen proberen op het warme zand wat te slapen. Na wéér een uur mogen we weer wat opschuiven en dan is het zover: een schildpad heeft haar eieren gelegd en we mogen erbij. In een kuil van 70 cm diep liggen 95 witte ronde kogels. Ze worden door de parkwachters meteen weggehaald om stropers en roofdieren vóór te zijn. In een open loods worden de eieren op een diepte van 70 cm ingegraven met een datumbordje en of het groene of leatherbacks betreft. Na 2 maanden komen de jonge schildpadjes door het zand naar boven gekropen. Als na 5-7 dagen de navelstreng weg en het wondje geheeld is worden ze weer uitgezet. Voor de statistieken wordt de schildpad nog gemeten: met 85 bij 96 cm is het volgens de deskundigen een jong exemplaar. Leuk om zoiets mee te maken en het is al bijna half twaalf (!) als we ons bed in duiken.
En als we de volgende morgen om kwart voor zes opstaan klinkt er een kakofonie van geluiden uit het woud. Een parkwachter staat al klaar met een emmer vol met schildpadjes die klaar zijn om te worden uitgezet. Op het strand mogen we er ook een paar in het zand zetten. In welke richting je ze ook zet, ze kruipen meteen richting water. De emmer wordt op zijn kant gezet en 80 stuks rennen om het hardst naar de branding. Het is aandoenlijk om deze kleine beestjes van een centimeter of vijf te zien worstelen met het zand.
Kalibaru De oorspronkelijk geplande route wordt gewijzigd. Deze bestaat uit klei en kan door de ochtenddauw wel eens spekglad worden. Zonder dat is het op deze etappe al hard werken. José gaat weer achterop terug naar de controlepost. Het blijkt dat haar motor benzine heeft staan lekken maar we vinden de oorzaak niet zo snel. Op het zwaarste stuk worden hitte en vermoeidheid José toch teveel en het is beter en veiliger dat ze het laatste stukje naar het dorpje aan de baai van Rajekwesi meelift op de motor van Roland. Samen rijden we terug om haar motor op te halen. Het vraagt al mijn stuurmanskunst en ervaring om de motor met deze last tussen de stenen door bergop te sturen. Met een kwartiertje is het gepiept. De rest van de route is een makkie. Wel is de weg in erbarmelijke staat. Vooral in de dorpjes zitten er veel grote gaten in het hobbelige asfalt. Omdat we er langzaam aan gewend zijn geraakt minderen we nauwelijks vaart en de motoren krijgen flink op hun donder. De meesten van ons verliezen hun achterop gebonden waterfles. Bij José rammelt de tas er af en belandt op de weg. Ook het navigatietoestel ligt op het asfalt. Gelukkig rijdt er niemand over heen. Dichterbij Kalibaru wordt het verkeer weer drukker en krijgen we weer wat staaltjes van inhalen te zien. Twee of drie hoog beladen pick-ups blijven maar passeren en een Toyota personenauto gaat er achter aan. Blindelings gaat hij pal er achter rijden, zonder zicht. Voor ons is zoiets onvoorstelbaar en we krijgen visioenen van de vreselijkste frontale aanrijdingen maar die blijven gelukkig uit. In Kalibaru rijden we voor een nieuw koppelingshendel langs Garuda Jaya Motor in Genteng, een officiële Honda-dealer. Hier geen hurkende monteurs met hamer en beitel in een donker hok maar smetteloze witte shirts en rode broeken. Er staan hefbruggen en er is een afzuigsysteem voor de uitlaatgassen. Supersnel wordt het onderdeel gewisseld en de schooljongens –want ouder zijn de monteurs niet- willen met ons op de foto. De kosten bedragen 30.000 Roepees, omgerekend € 2,50. Na een dagetappe van 103 km arriveren we bij ons luxe hotel “Kalibaru Cottages” waar verschillende luxe reisbussen met OAD-opschriften staan. Het personeel haast zich om onze bagage naar onze twee-onder-eenkap verblijven te brengen. De keurige douche is deels open van boven en met groene planten. Een klein beetje een junglegevoel! Eten à la carte met bijvoorbeeld schnitzel of steak met frites. Een wereld van verschil (én prijs) met Sukamade waar het tòch gezelliger was met ons kleine groepje. En dan te bedenken dat sommige toeristen nog klagen over de accommodatie of het ontbijtbuffet!
Lumajang Nauwelijks weg bij “Kalibaru Cottages” gaan we de heuvels in en worden we getrakteerd op lekker veel bochten. In de buurt is een tehuis voor geestelijk gehandicapten. Toen de weg werd gerenoveerd hebben ze deze mensen bij wijze van therapie ingezet om aan te geven of de doorgang vrij was. Dat “werk” doen ze nog steeds en (sommigen) vol overgave. Druk gebarend dat er een vrachtauto aankomt of een grote zwaai als de bocht vrij is. In het restaurantje onderweg trakteren we onszelf op nasi Rawon. Dit is een traditionele Oost-Javaanse zwarte, kruidige rundvleessoep. De grijsachtige noten van de Keluak boom zorgen voor de donkere kleur en de typische smaak. We hebben deze vruchten al eerder gezien in de stalletjes. Een mix van o.a. knoflook, gember, rode pepers en citroengras maken de smaak compleet. Geserveerd met rijst en een schaaltje met sjalotten, groene ui en een gezouten, groenig, hardgekookt ei. Kroepoek en sambal horen er natuurlijk ook bij. Het is een gemakkelijke dag van tien uur tot kwart voor drie en na 107 km staan we voor Hotel Aloha in Lumajang. Roland gaat verderop wat bier halen want dat wordt in het hotel niet verkocht. Ronald kiest dit keer voor het avondeten niet voor een restaurant maar we gaan naar een straatje met allerlei etenskraampjes. We worden nu zelf aan het werk gezet. We bekijken het aanbod en maken een keuze. Voor ons nasi go-
reng kampung. Dit is met vlees van een dorpskip. Deze hoogpotige dieren hebben geen vet en steviger vlees. Verder is er een rijkelijke keus aan versgeperste vruchtensappen zoals meloen, avocado, mango etc.
Blitar Het eerste stuk is een droom. Heuvels, bossen en veel bochten met goed wegdek en weinig verkeer. Lekker “scheuren” à la Ardennen maar dan met 40-50 km/uur. We hebben uitzicht op de Semeru, de hoogste heuvel in deze buurt. De middagmaaltijd bestaat uit bakso: een soep met vleesballetjes, stukjes prei en geroosterde ui erbij die we op smaak brengen met sambal. De parkeerwacht heeft grote stukken karton op de motoren gelegd om de zadels niet te heet te laten worden. Daarvoor wordt hij uiteraard passend beloond. Verderop stoppen we bij een plek waar een nieuwe brug is gebouwd over een diep ravijn. De oude brug ligt er nog maar maakt geen betrouwbare indruk. Voor we hier vertrekken benadrukt Roland nog eens dat we goed moet oppassen omdat vrachtauto’s in de bochten vaak ver over de witte streep komen. Grote hilariteit als er op hetzelfde moment vier vrachtauto’s twee breed de hoek om komen. Duidelijker uitleg is er niet. Gelukkig ligt de snelheid niet hoger dan 15 km. We blijven kijken hoe een hele groep vrachtauto’s op de steile brug langzamere collega’s inhaalt. Tegenliggers wijken uit of gaan zelfs stilstaan. Als we verderop tanken horen we een sirene: iemand komt voorbij op een motor. Plat liggend op zijn rug op het zadel, armen en benen steil de lucht in! Waarschijnlijk de plaatselijke stuntman. Jammer dat je op zo’n moment geen camera in de hand hebt. In een dorpje zien we hoe grote stukken beton of dekzeil zijn bedekt met bruine kruidnagels. Ze liggen te drogen in de zon en verspreiden een heerlijke geur. In een stadje moeten we op een kruising voorrang verlenen aan een colonne van het leger. Grote Amerikaanse vrachtauto’s van het merk Reo trekken kanonnen voort die soms met twee wielen van de grond stuiteren. Ze laten een complete verkeerschaos achter zich. Als we na 180 km in Blitar arriveren, bezoekt de groep het mausoleum waar Soekarno is opgebaard.
Hij werd meestal Bung Karno genoemd. Bung is een eretitel en betekent zoiets als ”vader des vaderlands”. Hij was oprichter van de Partai Nasional Indonesia. Een nationalist die streefde naar onafhankelijkheid van Nederlands-Indië. Om die reden werkte hij in de Tweede Wereldoorlog samen met de Japanners om zo na de Japanse bezetting de macht over te kunnen nemen. Op 17 augustus 1945 riep Soekarno de onafhankelijke staat Indonesië uit en werd de eerste president. Tijdens de strijd tegen de Nederlandse militaire bezetting in 1947 en 1948, de zogenaamde "politionele acties", was hij de leider van de jonge Republiek Indonesië. In december 1948 werd hij gevangengenomen door Nederlandse soldaten, maar na de wapenstilstand werd hij weer vrijgelaten. Roland en ik zoeken een Honda-dealer op om de lekke benzinetank te repareren. Helaas heeft men vandaag geen tijd meer maar de chef werkplaats gaat toch met een leerling aan de slag om het lek te vinden en te dichten met twee componentenlijm. Betaling en zelfs een fooi wijst hij beslist af. In het Plaza-hotel Patria wordt een verjaardagsfeest gevierd van een meisje dat “sweet seventeen” wordt. We zingen en klappen “Happy Birthday” mee. Iedereen wil daarna met ons op de foto en daar zijn we ondertussen aan gewend. Ik hoor dat ze op school Engels leren en de opdracht hebben dat in praktijk te brengen. Met een foto kan dat mooi worden aangetoond. Op het zitje vóór onze kamers genieten we van onze welverdiende rust en het koele gerstenat van Bintang dat door de roomservice wordt aangesleept tegen een meerprijs van € 0,44. Ook hier is de voorraad gekoeld bier nogal beperkt. Roland weet een leuk restaurantje maar zegt er niet bij dat de tafels slechts 50 cm hoog zijn. Voor de Indonesiërs is het geen probleem in de kleermakerszit aan te schuiven maar ons lukt dat niet. Dan maar languit de benen er onder door. De menukeuze is groot. Bestellen is niet moeilijk maar onthouden wàt je hebt besteld wel. Ondertussen kweelt een zangeres verzoeknummers.
Placitan Om half zeven is het ontbijt en ik neem per ongeluk een klein groen pepertje. Mijn mond staat in brand en ik voel het in mijn slokdarm en maag. Later op de dag zal ik de verdere reis naar beneden voelen. In Blitar bezoeken we ook nog het “Tugu” hotel dat is gevestigd in een prachtig historisch pand dat omstreeks 1850 gebouwd is. Vroeger was dit de woning van een vooraanstaande familie in Blitar. De meubels dateren uit de laat 19e eeuw en begin 20e eeuw en is verder ingericht met prachtige decoratiestukken, die een museum waardig zijn. Er is één Sang Fajar Suite, deze zou met recht een Presidential Suite mogen heten. Het thema van de
kamer is namelijk Soekarno. Er staan veel foto’s en tekeningen van hem in de kamer. Het bed is enorm groot en hoog; je moet er echt “inklimmen” met een opstapje. Als om half zes ’s avonds de duisternis invalt, zit ik in een oude houten stoel op de veranda van ons hotel “Srikandi” in Placitan en kijk uit over de velden en de heuvels. Ik voel me nu ook een beetje koloniaal maar vooral tevreden. Vanaf twee of drie moskeeën klinkt de oproep tot het avondgebed. Ik voel dat ik een totaal andere wereld ben. Het avondeten is op een marktje in het centrum. In een tent van zware plastic zeilen is het prima eten. De keuken is in een hoek en je ziet alle ingrediënten en hoe ze in de wok belanden. Het ziet er allemaal eventjes anders uit dan we in Nederland gewend zijn en de medewerkers van de tv-serie “De Smaakpolitie” zouden gillend zijn weggerend. Maar er is tot nu toe nog niemand ziek geweest en dat zegt toch ook wat. Met een volle buik lopen we nog even over een grote kermis die voornamelijk is bedoeld voor kinderen. Tot hilariteit van het publiek gaat Jos ballengooien. Natuurlijk wil ook hier iedereen met ons op de foto.
grotten van Goa De dagetappes zijn redelijk kort en relaxed. Onderweg draaien we “ergens” op een marktje linksaf en gaan dan de heuvels in. Onder de strakblauwe lucht is het koel onder de bomen. De weg is mooi en (nog) rustig op dit tijdstip. Omhoog en omlaag, van links naar rechts, tussen de schaarse huizen door. Tussen de bananenbomen en kokospalmen zie ik kleine groene rijstvelden en bewerkte akkers. De afscheiding tussen de terrassen is gemaakt van lavasteen. Joelende kinderen en lachende mensen. Het is als een droom en dit is Indonesië zoals ik het me heb voorgesteld. We maken een afzwaaier naar grotten van Goa. Het is zondag en dit is een mooie dagtrip voor de “lokalen”. Ze worden aangevoerd met kleine en grote bussen en pick-ups. Bij ingang van de grotten kun je zaklampen huren. Of gebruik maken van de “fotoservice”. Een jongen loopt dan met je mee met een kleine digitale camera en je kunt de foto’s meteen meenemen, gestoken in hoesje “ Groeten uit Goa” of zo iets. Binnen is het erg klam en grote ventilatoren proberen een beetje afkoeling te brengen. Aan het einde van de rondwandeling beslaan mijn fotolens en mijn bril. De mensen staan nu rijen dik te wachten om binnen te mogen. De verdere route voert slingerend door de heuvels en de kampongs. Het asfaltlint gaat steil tegen de hellingen op en er even steil weer af. Het is zaak links te blijven en er niet te hard over te gaan. Je maag draait en je weet niet wat er aan de andere kant is: een bocht of een tegenligger. In een kampong bezoeken we een familie. We mogen in het huis rondkijken en als buitenlanders zelfs onze schoenen aanhouden. Ondanks alle zand en stof is het er verbluffend schoon. Het huis is helemaal gebouwd van hardhout en al generaties in de familie. Buiten in een kooi ligt achter het dubbele gaas een grote, dikke slang. Gevangen en nu als huisdier gehouden. Ik weet niet welke soort het is maar blijf op eerbiedige afstand. Als we weer op weg zijn meldt Martin problemen met zijn achterwiel. Noodgedwongen loopt Martin de laatste 500 meter naar de plaatselijke vettige monteur. Opnieuw moet het lager worden vervangen en deze reparatie houdt dertig kilometer stand. Het wiel slingert en kraakt flink. Verder rijden zal de zaak alleen maar verergeren en Roland kiest er voor de motor achter te laten bij een huisje.
Yogjakarta In Yogjakarta is het ontzettend druk terwijl we nog niet eens in het centrum zelf komen. Hotel/guesthouse Kirana ligt aan de Jalan Prawirotaman in de toeristische buurt. Het heeft een kleine binnentuin en de grote open lounge is wit betegeld en koel. Vanavond eten we bij restaurant Via-via –een eindje verderop-: een trefpunt voor “travellers”. Het is onderdeel van een (Belgische) keten met vestigingen in diverse landen. De keuken is lokaal maar ook internationaal met steaks, pasta’s en soepen. Toch wel weer even lekker na al die rijst.
Paleis van de sultan en het badhuis, rijtuig- en krissenmuseum, batikken We bezoeken eerst het “Ruang Pameran Lukisan Bebadan museum”. In gewoon Nederlands: het paleis van de sultan. Bovenop de entree betalen we een toeslag van 1.000 (€ 0.08) om te mogen fotograferen. Het is aan te bevelen om een gids te nemen omdat je anders teveel informatie mist. Onze Nederlandstalige gids zit vol grapjes en woordspelingen. Helaas zijn een aantal gedateerd: de term Giroblauw wordt al jarenlang niet meer gebruikt sinds de invoering van het ING-oranje. Er wordt een muziekstuk opgevoerd met gamelanmuziek en een vrouwenkoor. Het is een groot orkest en sommige ouderen, verscholen achter brede ruggen of grote gongs, dutten steeds weer in. Achterin wordt stiekem gerookt. Er is een collectie schilderijen en tekeningen.
Giften aan de diverse heersers staan in vitrines. De foto’s geven een beter beeld dan een vermoeiende opsomming. Ons volgende doel is het Bebadan koetsenmuseum met een collectie van zo’n 25 stuks. De meesten komen uit Holland o.a. open landauers en een lijkkoets. Bij sommigen staat in de wieldoppen Spijker Amsterdam als fabrikant. Het daaropvolgende krissenmuseum is privébezit. Museum is een groot woord. Het is een grote kamer in een woonhuis waar we oude en nieuwe krissen kunnen bewonderen en kopen. Verkoop van nieuwe exemplaren is hier belangrijker dan het tentoonstellen. Met een koetsje voor vier personen gaan we naar de Government Art Group. Hier zien we wat batikken inhoudt. In de regel wordt gele stof gebruikt. De grotere vlakken van figuren worden ingetekend en de overige oppervlakte met bijenwas bedekt. Na het opbrengen van een nieuwe kleur wordt de stof gewassen in warm water zodat de was smelt. Ieder lijntje, kleurtje en puntje wordt met de hand gedaan en als één zijde klaar is wordt de andere gedaan. We krijgen tips waar op te letten om originele en goede batik te herkennen. Ze gebruiken het woord “Coca Colabatik”. Als je die stof gaat wassen geven de kleuren af als bruin water. De groep koopt hier verscheidene doeken die thuis kunnen worden ingelijst. Het mooiste is nog met een lichtpunt er achter. Het badhuis van de sultan wordt ook wel Water Castle genoemd. Behalve zelf een bad nemen kon hij ook in een kamertje van een apart gebouwtje naar zijn vrouwen kijken. Maliboro street is echt voor de toeristen met zijn T-shirts, nepbatik en allerlei zinnige of onzinnige souvenirs. De zijstraatjes zijn veel interessanter. Hier is van alles te koop: van oude strijkijzers tot postzegels. Je komt soms ogen tekort. Ook José die tegen een laag paaltje loopt. Vervelend want de wond blijft maar bloeden.
Borobudur De Borobudur is een boeddhistisch heiligdom, gebouwd in de periode 750 - 850. Het is geen tempel maar een grote stupa, wat in feite een grafmonument is. Het geheel is massief en bestaat uit negen etages; de onderste zes zijn vierkant, de bovenste drie rond. Op de bovenste etages bevinden zich 72 kleine stupa's, die gebouwd zijn rondom één grote centrale stupa. De grote stupa staat symbool voor het Nirvana (hemel = opperste geluk). In de kleinere stupa’s bevinden zich beelden van Boeddha; wie door de gaten in de stupa’s deze beelden aan kan raken ontvangt, volgens het lokale bijgeloof (niet volgens het boeddhisme), het eeuwige geluk. Het is al vroeg dag omdat we hebben afgesproken om zes uur te ontbijten. We hebben dan nog de ochtendkoelte en zijn mooi vroeg bij de Borobudur. Johan en José kiezen er voor met Putu in de gekoelde auto te gaan. We duiken de ringweg op waar een aparte strook is voor motoren. Bij de toeristentrekker is het relatief rustig. Op een dag in het weekend komen hier 30.000 mensen. Fotograferen is dan bijna onmogelijk. De entree voor buitenlanders is maar liefst $ 20. In het gebouwtje met airco is water, koffie en thee gratis. Natuurlijk kiezen we ook voor een gids maar dat kost de kop niet. Buiten worden we bestormd door verkopers van waaiers, wajangpoppen, fluitjes, maskers, ansichtkaarten en veel meer zaken die we eigenlijk niet willen. Ook het Nederlands zijn ze beperkt machtig. De gids overstelpt ons met feitelijke informatie waarvan het meeste vlug is vergeten. De Boeddha’s hebben verschillende houdingen van armen, handen en vingers, variërend van geven, wijsheid, nirwana etc. Het heilige getal is acht en alle aantallen zijn deelbaar door 8. Op de diverse lagen staan kleine stupa’s die gevormd worden door de vorm van een omgekeerde rijstkop met daarboven een symbolische wandelstok. Het is afzien bij een temperatuur van 35 graden in de schaduw. Op de terugweg draagt José uit medelijden toch maar bij aan de lokale economie en koopt een groepsfoto. Bij het “souvenirdorp” bij de in- en uitgang worden we opgewacht en weer achtervolgd door de verkopers. We gaan even zitten voor een drankje en een snack. Ik heb iemand beloofd om een paar wajangpoppen mee te brengen. “Mijn” verkoper heeft zich al voorgesteld als Anton en heeft steeds bedragen genoemd in euro’s maar is wel genegen roepia’s aan te nemen. Zijn vraagprijs begint bij 250.000. Hij zakt tot 100.000 en begint dan weer met 250.000! Ik geef aan dat ik 50.000 wil geven en anders geen zaken met hem doe. Ik leen even een briefje (mijn geld ligt in de auto) en houd het hem voor. “Ik tel tot drie en anders no deal”. Als ik bij drie terug wil trekken grist hij briefje weg. Ik krijg er een zakje bij als bonus en een grote grijns. Op de terugweg stopt Martin weer in de berm: achterwiellager kapot! In deze hitte wordt je daar niet vrolijk van. Dit is al de vierde keer! We zetten de motor bij een huis in de schaduw en Jos demonteert het wiel en
het lager. Hoewel Ronald een extra lager bij zich heeft is reparatie ter plaatse niet mogelijk. Het achterwiel wordt meegenomen in de auto. Later blijkt dat de binnenbus in de naaf te kort is zodat het lager vanaf het begin onder spanning heeft gezeten.
Prambanan en dan Madiun ’s Nachts heeft het een beetje geregend en het plaveisel is nog nat. We raken er aan gewend om om 6 uur te ontbijten. De Prambanan tempels liggen op de route. Men is met de bouw van de hindoetempels begonnen in het jaar 865. In de zestiende eeuw zijn door een aardbeving deels ingestort en in 1930 zijn ze begonnen met restauraties die nog steeds voortduren. In 2006 zijn ze tijdens een nieuwe aardbeving weer flink beschadigd. De drie tempels op het hoofdterrein domineren het complex. De grootste –Roro Jonggrang- is 47 meter hoog. Nog steeds wachten 220 kleinere exemplaren op restauratie. De in reliëf uigehakte symbolen en afbeeldingen zijn prachtig om te zien en goed geconserveerd. Grote stenen beelden gewapend met een knuppel bewaken het complex. De entree voor buitenlandse toeristen is $ 18. Een goed Nederlands sprekende gids verzorgt de rondleiding. Van alle bezoekers is 90% buitenlander waarvan Nederlanders en Belgen de hoofdmoot vormen. Aan het eind van de rondleiding worden we nog rondgereden met een treintje. We zijn er al aan gewend dat wij de nevenattractie vormen en dat iedereen met ons wil praten of op de foto. Clemens is een enthousiast bezitter en berijder van oude Engelse motoren. Zijn dag is weer helemaal goed als hij tijdens een pauzestop een Matchless 350 GL ziet en een gesprekje kan voeren met de eigenaar. Na het middageten gaan we de bergen in. Sinds twee jaar ligt er een nieuwe weg met strak asfalt. Het zwarte lint voert in ruime en scherpe bochten naar een hoogte van bijna 2.000 meter. Langs de weg zien we grote groene rijstvelden en we hebben mooie vergezichten op het laagland. Iedereen heeft de vrijheid te stoppen wanneer hij wil voor foto’s. Het is wel steeds steil en nu merk je heel goed dat je maar 18 pk hebt. Dus het is zaak veel te schakelen om het blokje goed op toeren te houden. Boven is de lucht ijler, de motor trekt minder en wil niet stationair lopen. Op weg naar boven wordt de achterhoede getrakteerd op een regenbui wat meteen leidt tot een laag schuim op het wegdek. Omdat ik toch stilsta voor foto’s doe ik meteen regenbroek en -jas aan. Jos staat om de hoek op me te wachten maar reageert niet als ik hem voorbij rijd. In de blauwe regenkleding ziet hij me aan voor een Indonesiër. Aan de rand van de weg staan zakken met net geoogste wortelen. Ze worden gewogen aan een dikke stok die op de schouders ligt van twee landarbeiders. Stoppen voor een foto resulteert meteen een handvol gewassen knollen. Op het hoogste punt genieten we van het uitzicht en een “white kopi” (koffie verkeerd). Het gaat weer steil omlaag en onbewust maken we er toch weer een sport van om de bochten snel te nemen. Binnen 200 km bereiken we Merdeka in Madiun. Een luxe hotel met congreszalen. In de foyer zien we dan ook een aantal legerofficieren. Ze keuren ons amper een blik waardig. Gekke toeristen die mogelijk een toer doen per motor omdat ze geen geld hebben voor een luxe touringcar met airco.
Batu en de warmwaterbaden van Cangar Gisteren waren we zo moe dat we om half tien naar bed zijn gegaan. We zijn nog niet zo lang onderweg, ongeveer 20 km, als in een plaatsje een busje vóór me ineens hard remt en scherp naar rechts uitwijkt. Instinctief doe ik hetzelfde. Een oude man fiets midden op de weg. Putu, de chauffeur van onze volgauto, heeft hem uiteraard ook niet gezien maar zijn reactie komt te laat. Banden piepen en een doffe klap. In mijn spiegel zie ik de man wijdbeens los van de trappers een zwieper maken en hij gaat er hardhandig af. Helaas voor Putu gebeurt dit net voor een controlepost van de “Polisi” en hij krijgt niet de kans het zelf te regelen. Wij stoppen een eind verderop want onze aanwezigheid zal ongetwijfeld prijsverhogend werken. De schade aan de auto is amper te zien en de man heeft de nagel van de grote teen. De politieman staat er op (dwingen is een beter woord als je iemands papieren inneemt) dat Putu met de man naar het ziekenhuis gaat. Flink onderhandelen resulteert in een vergoeding van 400.000 roepia’s voor de man en 600.000 voor de (privé)zak van de politieman. Om de nodige kilometers te maken moeten we een flink stuk via de hoofdwegen rijden. De lunch is toch steeds weer anders. Mijn middageten bestaat uit soto ayam (kip) en soda gembirra (een drankje dat wordt gemaakt met poeder, blikjes koffiemelk en koolzuurwater). Daarna gaan we gelukkig weer de bergen in. Ook nu een mooie weg met mooie vergezichten. Noël rijdt achteraan met een filmcamera op het stuur dus we proberen het een beetje spectaculairder te maken. Het resultaat
is prachtige racefilmpjes met het opwindende geluid van de loeiende motor. Vroeg in de middag arriveren we in Resort Seulawah, een nieuwe accommodatie waarvan de tuin prachtig is aangelegd met moderne beelden. Na ons te hebben geïnstalleerd vertrekken we weer naar de warmwaterbronnen van Cangar, zo’n half uurtje verderop en op 1.800 meter hoogte. Het laatste stukje begint het te regenen en de weg wordt dus glad. Verplicht betaald parkeren (wat hier centenwerk is), de entree kost ook bijna niets en voor de omkleedruimte moeten we 1.000 roepia’s (€ 0,08) betalen. Hygiëne is ook hier een groot woord en de vloer van het donkere hok is ronduit smerig. Het water in de ondiepe baden is lekker warm en een groepje Indonesiërs die aan het pootjebaden zijn wil graag….. met ons op de foto. Op de terugweg regent het nog steeds maar helaas ben ik mijn regenkleding vergeten. Een flinke stortbui op de laatste kilometers zorgt er voor dat ik door- en doornat en verkleumd aankom. Het resort ligt op 1.000 meter en na de korte schemering koelt het flink af. De warme fleecetrui en een lange broek komen uit de koffer.
Cemaralawang De route van vandaag voert weer langs de warme baden van gisteren. De weg is heel smal maar met redelijk asfalt. Je krijgt er echt het junglegevoel, compleet met vogelgeluiden en bovendien is het er door de hoogte en de schaduw redelijk koel. Het gaat ontzettend steil omhoog en omlaag. Het asfalt wordt gewoon tegen de helling gelegd ongeacht de hoek. Het kleine blokje moet hard werken. Bergaf moet ik zelfs in de korte eerste versnelling vaak bijremmen om te zorgen dat de toerenteller niet boven de 7.000 komt. José en ik rijden een stukje alleen omdat ze het gevoel heeft dat ze door het vele remmen de anderen in de weg rijdt en dat maakt haar onzeker terwijl ze het toch prima kan. Maar de uitzichten maken alles goed. Weer omlaag op het vlakke land komen we op de drukke verbindingsroute Surabaya-Malang en de eerst behaaglijk warme temperatuur slaat om in bloedheet. Gelukkig slaan we bij de eerste gelegenheid weer af richting bergen en slingert de weg in krappe bochten omhoog. Jammer dat de kwaliteit van het asfalt erbarmelijk is, het compleet ontbreken er van was beter geweest. Nu zoek je een weg tussen de gaten en kuilen door. Matje is daar zo druk mee bezig dat hij na een haarspeldbocht ongemerkt op de rechterhelft terecht komt. Turend naar de twee meters vóór zijn voorwiel ziet hij de tegenligger niet naderen. Op het allerlaatste moment wijkt hij uit naar rechts voor de andere motor die eigenlijk al bijna stil staat, komt in de struiken en valt om. De jongens haasten zich hem overeind te helpen. Iedereen lacht en heeft de grootste lol. Na dit botanische uitstapje plukt Matje wat takken en ander groen van het stuur en vervolgt grijnzend zijn weg. Op een splitsing met een huisje blijven José, Matje en Johan op ons wachten terwijl wij het laatste stuk verder omhoog rijden waar we een fraai uitzicht hebben op de vlakte bij de Bromo (vulkaan). Vooral dit laatste stuk is steil met krappe bochten maar met goed asfalt. Het hotel in Cemara Lawang ligt op 2.200 meter hoogte en het koelt hier ’s avonds aardig af. Als we op het terrasje genieten van het uitzicht en de koude Bintangs blijven venters met dassen, mutsen, handschoenen en sokken op een nette manier aandringen. Jos en Matje kopen toch maar een muts en das. Ze hebben ze eigenlijk niet nodig maar het is allemaal zo spotgoedkoop. De muts van Jos lijkt meer op een soort zwarte kachelpijp. Ook Putu koopt sokken en handschoenen maar voor hem is het tegen de kou die hij niet gewend is.
Bromo vulkaan en Plantage Arabica De Bromo is de bekendste vulkaan op het eiland Java. De berg is met 2392 meter zeker niet de hoogste berg van de regio, maar de ligging is wel zeer bijzonder. De vulkaan ligt samen met twee andere vulkanen in een zandzee van 8 bij 10 kilometer. De Bromo maakt deel uit van het Tenggermassief. Een populaire activiteit is de zonsopgang bekijken vanaf de rand van de krater van de Bromo, midden in het betoverende maanachtig landschap. De wandeling start midden in de nacht, vanaf een hotel in de buurt van de krater. Na ongeveer één uur lopen bereikt men via een trap de krater. Dat een vulkaan onvoorspelbaar blijft bleek in de zomer van 2004, toen de Bromo plotseling uitbarstte.
Wij doen het anders. We gaan eerst naar een andere berg om de zonsopgang te zien met uitzicht òp de Bromo, en niet vanaf. Om stipt vier uur stappen we met zijn vijven in een oude Toyota 4x4 Landcruiser die ons zo ver mogelijk naar een punt zal brengen waar we uitzicht hebben op de Bromo. Twintig tot dertig auto’s allemaal oude Landcruisers- voeren toeristen uit hotels aan. Het laatste stuk moeten we via een steile helling zelf lopen of op een paard. In het licht van ons hoofdlampje sloffen we door een onzichtbare laag lavastof van 10 cm dik. Dan volgen nog wat trappen en verdringt iedereen zich voor de beste plaats om de zonsopgang te zien. Helaas, de gehoopte rode gloed rond de Bromo blijft uit. In een stofwolk dalen we weer af. De auto’s brengen ons nu naar de zandvlakte aan de voet van de vulkaan. Hier staat een tempel en van daar loopt de route via een steile, zanderige helling naar de trappen die omhoog leiden naar de rand van de krater. Ik volg het advies om voor de heenreis voor de somma van 50.000 roepia’s een paard met begeleider in te huren. Het is maar een klein paardje maar voor mij hoog genoeg om er op te komen. Niet als een stoere ruiter maar eerder als een angstige toerist. Ik heb steeds het gevoel dat het zadel loszit en ik er zo kan afdonderen. Ede helling is steil en het zand rul. De trap met 261 treden dwingt tot me tot een zo langzaam mogelijke pas. De vulkaan is eigenlijk alleen maar een rokend gat in de diepte van de krater dat naar zwavel stinkt. Maar je moet het eens in je leven hebben gezien. Na het ontbijt in het hotel gaan we weer op weg. In het dorp Cemara Lawang is juist een of andere ceremonie begonnen. Iedereen is gekleed in stemmige zwarte pakken en we zien meerdere muziekgroepen. Helaas hebben we hier geen tijd voor want het zal met bijna 200 km tòch al een lange dag worden. Een jonge knaap op een motor vindt al die publieke belangstelling prachtig en stoer scheurt hij door het dorp. Als hij plotseling voor een auto vóór ons moet uitwijken, verliest hij de controle over zijn voorwiel en gaat hard onderuit. Diepe krassen in heet asfalt trekkend belanden motor en rijder op een betonnen rand. Het publiek slaakt ontzet kreten en vliegt op de plaats des onheils af. Het is nu prachtig helder in de bergen en lekker koel. Maar als we weer op de vlakte komen vliegt de temperatuur weer omhoog. De doorgaande route richting Banjuglugur is heet en druk. Inhalen is iedere keer weer moeilijk door het ultra-trage vrachtverkeer. Door de hitte zijn er meer pauzes nodig. Gelukkig draaien wij na een poosje af in de richting van een plantage in de buurt van de vulkaan Kawa Ijen. Op plantage “Arabica” is mogelijkheid om te overnachten. Het betrekt en warempel, we krijgen een buitje regen. Gelukkig is de volgauto er bij want de meesten (ik ook) hebben de regenkleding niet mee op de motor. Ook hier is het wegdek af en toe slecht maar dat zijn we onderhand gewend. Het laatste stuk weg in de bergen vóór de plantage wordt de smalle weg hersteld. Het is nu onverhard en hopen steen en zand blokkeren het verkeer en hier is het echt oppassen geblazen. Staand op de voetsteunen is het voor de mannen al lastig en José houdt het voor gezien en vindt het veiliger niet zelf te rijden. Beter een half uur langer onderweg dan een valpartij. Jos rijdt de motor voor haar door het lastigste stuk en José rijdt een stukje in de volgauto mee. Johan komt niet meer vooruit door een te strakke koppelingskabel. Op de plantage melden we ons bij de ingang en van daar is het plotseling een prima weg. Tegelijk met ons arriveert een busje Spaanse toeristen. In plaats van te douchen gaan we meteen aan het koude bier. Eigenlijk niet verstandig want het lichaam is verhit en de maag protesteert meestal tegen de soms erge koude vloeistof. Een prima manier om aan de diarree te komen. Maar we hebben het verdiend. Op de plantage worden o.a. Arabica koffiebonen verbouwd. Kopi Luwak is de koning onder de koffiesoorten en kost in Nederland € 43 per 250 gram! Deze speciale koffie dankt zijn naam aan de Luwak. Deze civetkat is dol op de koffiebes. De bes wordt in de maag verteerd, maar de pit blijft intact en wordt later, schrik niet, teruggevonden in de uitwerpselen van de civetkat. Nadat die een aantal dagen heeft gedroogd, worden de bonen met de hand gesorteerd. Om zoveel mogelijk smaak te behouden worden de bonen licht gebrand. De civetkatten worden ook op de plantage gefokt maar dat deel is niet voor het publiek toegankelijk. Of het proces daadwerkelijk zo gaat of dat het een verkoopverhaaltje is kunnen we dus niet controleren.
De zwaveldragers van de Kawah Ijen De Kawa Ijen is een stratovulkaan. Dit is een hoge kegelvormige vulkaan die is opgebouwd uit lagen van gestolde lava en tefra. Dit soort vulkanen hebben relatief steile hellingen en worden gekenmerkt door regelmatig explosieve uitbarstingen. Lavastromen reiken niet tot op grote afstand van de vulkaan. Asregens daarentegen wél. De meeste vulkanen op aarde die niet onder water gevormd zijn, zijn stratovulkanen en bereiken hoogtes boven de 2500 meter.
We raken er aan gewend vroeg op te staan. Vandaag om half vijf op en om vijf uur ontbijt. Dit keer staat een lunchbox klaar met toast, een beetje boter en jam met een eitje. We rijden een half uurtje over de plantage. Het is vroeg, we zitten hoog en ik krijg bijna koude handen. Ook het doorwaai-jasje is nu geen voordeel. Twintig over zes staan we aan de voet van de Kawah Ijen, een sluimerende vulkaan. Hier wordt uit de krater zwavel gewonnen. Dragers hebben aan een bamboestok twee manden waarin stukken van de gele delfstof drie kilometer naar beneden worden gedragen. We horen van een drager (die zelf 67 kg weegt) dat per keer 80-95 kg in de manden gaat. De jongste is 16 jaar en de oudste 63. Die draagt nog per keer 15 kg. Ze krijgen per kilo omgerekend 7 tot 8 cent. Twee keer per dag op en neer brengt € 11,50 in het laatje. Bij zes dagen in de week is dat toch meer dan 3x het minimumloon. Het is afzien voor deze jongens en onderweg zijn regelmatig steunpunten waar ze de manden even op kunnen zetten om bij te komen (met een sigaretje..). Wij zullen voor het traject ongeveer drie uur nodig hebben. Het eerste stukje gaat nog wel maar dan gaat het 2,5 km steil omhoog. Sommige stukken kan ik mijn voeten niet ver genoeg buigen en loop ik op de tenen, of volg een links-rechts route over het pad, dat een echte kuitenbijter is. Regelmatig moet ik stoppen om mijn spieren rust geven. Ik loop samen met Clemens en een Italiaanse vrouw die hetzelfde langzame tempo heeft. Bijna bovenaan wordt het vlakker en kunnen we genieten van het uitzicht op de vulkaanflanken en op de wolken. Passerende dragers die door toeristen op de foto worden gezet vragen daar steevast geld voor. Iets waar ik niet aan mee doe omdat dan het eind zoek is. Het uitzicht in de krater is letterlijk adembenemend door de rotte eierenlucht van de zwavel. Met een natte doek voor het gezicht gebonden gaat het enigszins. In de krater afdalen in te gevaarlijk en verboden. Door de nevelflarden zie ik vaag de contouren van een meertje. Ook de terugweg is link omdat iedere stap kan leiden tot een uitglijder. We hebben inderdaad bijna drie uur nodig gehad. Onder het genot van cappuccino en pisang goreng wachten we op Louis en Noël die eigenlijk niet naar boven wilden maar toch deden. Een prestatie! Roland en Jos zijn ondertussen op verkenning geweest omdat de weg verderop niet berijdbaar zou zijn. Dit stuk is inderdaad opgevuld met rode klei en stenen en spekglad door de dauw. Onverantwoord dus en Roland beslist dat we een deel van de heenroute ook terug zullen nemen. Dat is een flink stuk omrijden maar het is niet anders. Na een paar kilometer merk ik dat ik de noodtelefoon van Roland niet meer in mijn broekzak heb. Op de berg verloren of bij het koffiedrinken? Ik race terug maar de telefoon vind ik niet meer. Ook op de terugweg moeten over het opgebroken stuk weg en Jos en ik rijden de motor van José om de beurt over de zwaarste passage. De motor van Johan heeft problemen met de koppeling. Gisteren stond de kabel veel te strak en vermoedelijk heeft de koppeling op het slechte stuk veel te lijden gehad door het rijden met slippende platen. Door de extra omweg zullen we pas laat op Bali aankomen. Op de ferry naar het eiland zetten we de horloges weer een uur vooruit. Het is nog ruim 50 km naar Lovina en Roland schat er anderhalf uur voor nodig te hebben. Al gauw rijden we in de duisternis die hier invalt of er een schakelaar wordt omgezet. Het is een avontuur apart. Jos heeft bijna geen voorlicht en rijdt op de koplamp van Ben. Ik rijd schuin rechts achter hem om tegenliggers de indruk te geven dat er toch iets aan komt. Want het inhalen gaat van beide zijden gewoon door. Sommige tegenliggers rijden met grootlicht, slechts één licht of geen licht. Ook worden we ingehaald door motoren zonder voor- of achterlicht. Terwijl we toch dik 50 rijden… De kamer in ons hotel in Lovina heeft enorme afmetingen met een eigen terras van waar we uitkijken op de prachtig aangelegde hoteltuinen.
Lovina sightseeing Bali is echt toeristisch met veel Australiërs en drie keer zo duur als Java. De verkopers op straat en in de winkeltjes klampen ons zo vaak aan dat het niet leuk meer is. Dat was op Java anders. We brengen de dag door met uitslapen, lang ontbijten en slenteren langs de winkeltjes. We luieren op een terrasje aan het strand waar we loempia’s eten en gaan weer een paar uur slapen. We hebben de rust gewoon nodig. Ondertussen is de motor van Johan weer gemaakt: één koppelingsplaat was compleet versleten tot op het ijzer. (De verhuurder verklaart achteraf dat de complete koppeling drie maanden geleden is vernieuwd.) ‘s Avonds eten we bij het lokale tentje “Ayem” om de hoek tegen verrassend lage prijzen (voor dit toeristenoord). Belangrijker is natuurlijk dat het echt lekker is.
Verjaardagsfeestje, tapas en Balinese dansen in UBud We slapen weer lekker lang uit en pas om half tien gaan we op weg. Al gauw draaien we van de hoofdroute af en volgen een smal weggetje door de kampongs. De volgauto kan ons hier niet volgen omdat het ontzettend steil omhoog en omlaag gaat en bovendien soms wel heel erg smal. Als je de hoofdweg verlaat kom je in een andere wereld. Het toeristencircus ligt achter je, mensen kijken je verwonderd aan, schoolmeisjes lachen giechelend en kinderen zwaaien en roepen “hello”. In een kampong horen we gamelanmuziek. Er is een overdekt terras gebouwd, half op de straat. We mogen kijken, luisteren en fotograferen. Men is duidelijk gestreeld dat wij zijn gestopt en interesse tonen. Het blijkt dat er een kind drie maanden is geworden en dat wordt gevierd. Blijkbaar zijn (of waren) de eerste drie maanden vroeger (of nu nog?) kritiek. Ik wordt uitgenodigd om in het huis foto’s te maken van de offergaven. Fraaie stukjes huisvlijt van bloemen, palmbladeren en bamboe. We krijgen zelfs koffie en zoetigheid aangeboden die we uiteraard graag aannemen. Een poos later stoppen we weer om een hapje te eten met uitzicht op een vallei met een meertje en een vulkaan. De hellingen onder de krater zijn nog helemaal zwart van de lava. Op Java zijn we de (andere) toeristen ontwend en het stadje Ubud is voor mij een verschrikking. Straten vol met slenterende mensen van allerlei nationaliteiten. Het hotel is apart en oud (denk ik). Onze kamer op de bovenverdieping heeft twee kleine, massief hardhouten deuren die aan de binnenkant worden afgesloten met een balk en aan de buitenkant met een hangslot. We eten deze avond in het “Lanai restoran” “modern” Balinees: tapas. We bestellen het meest uitgebreide menu voor 2 personen. Ieder 12 verrukkelijke hapjes! Onder de trap spelen ondertussen twee man op bamboegongs. Tegen achten zijn we bij de Lotusvijver voor een voorstelling van “Chandra Mati”, een Balinese muziek- en dansgroep met alleen vrouwen (en 1 man). Zeven verschillende dansen die ieder een verhaal uitbeelden. Vooral de subtiele en sierlijke hand- en voetbewegingen zijn de attractie en we genieten van mimiek door de zwaar opgemaakte ogen. Natuurlijk is het één groot kleurenspektakel. Nog een pilsje in de bar tegenover het hotel waar ze (melige) bitterballen hebben en dan slapen. Buiten de hotelkamer is het een kakofonie van geluiden: kwakende en brullende kikkers in de rijstvelden en het luide tsjirpen van de krekels in de bomen.
Tanah en terug in Legian Beach We moeten richting Kuta en het is onvermijdbaar om de hoofdwegen te nemen omdat hier alle wegen naar Kuta leiden (Aziatische variant op Rome). We maken een omweg naar de tempel van Tanah Lot, een gigantische toeristenlokker, eigenlijk toeristtrap. De tempel staat op een rots in de zee maar helaas is het nu eb en de rotsen er naar toe zijn drooggevallen. De rots en de tempel zelf zijn niet toegankelijk. Mannen met Nikons om de nek en kleine mobiele printers in een tas proberen je een foto aan te smeren. Nou ja, het is voor hen een vorm van brood verdienen. De oppervlakte van de straatjes met souvenirstalletjes overtreft die van de tempel vele malen. In Legian Beach gaan we bij een wasserette langs waar men de motoren in hoog tempo wast, droogt en inspuit met siliconen en diesel om ze laten blinken. Ze zien er weer bijna als nieuw uit. Omdat 10 motoren toch wat tijd kost nemen we maar vast een portie pittige saté. De laatste kilometers is het toch even oppassen geblazen met de diesel op de remschijven. In het hotel komen de laptops op tafel om foto’s en films uit te wisselen.
sightseeing Het uitslapen lukt maar tot zeven uur. Na een lang ontbijt met veel kletsen gaan José, Ben en ik de stad in om een gezamenlijk cadeautje te kopen voor Roland die zaterdag jarig is, één dag na ons vertrek. Wat te kopen? Onze keus valt bij een soort juwelierszaak op een koperen masker op een standaard. Smaken verschillen natuurlijk maar het is een kleinigheidje dat is bedoeld als herinnering. Met zijn drieën gaan we terug naar de massagesalon waar we eerder die morgen al zijn geweest. We hebben een afspraak moeten maken, zo druk is het daar. De zaak is ons aanbevolen door Roland dus geen (erotische) beunhazerij. We kiezen voor een fullbody relaxmassage. Na de lunch gaan we alvast de koffers proefpakken om morgen niet voor verrassingen te komen staan. Gisteren heb ik mijn helm al aan Putu afgegeven die lachend in totaal 2 helmen en 3 paar laarzen mee naar huis sleept. Van mijn tanktas heeft de rits het begeven en het is bij ons waarschijnlijk niet mogelijk -of te duur- om die te laten vervangen. Roland kan hem wel gebruiken om hier laten repareren.
naar huis De morgen wordt kletsend doorgebracht met een fles bier en uiteraard nog wat te eten. Het wachten duurt lang. Het is de bedoeling dat we om half een met drie taxi’s naar het vliegveld gaan. Taxi nummer drie komt niet opdagen. Rond kwart over een dragen we onze tassen naar de hoofdweg en Roland houdt een taxi aan en gaat zelf met Wajan op de motor naar het vliegveld. Het is maar negen kilometer maar we komen muurvast te zitten in het verkeer. Deze dag wordt de terroristische bomaanslag op de discotheek in Legian herdacht. We worden steeds zenuwachtiger in de taxi want zelfs de motoren komen er niet meer door. Wat gebeurt er als we de vlucht missen? Voor de korte afstand hebben we ruim anderhalf uur nodig en tegen drieën kunnen we pas inchecken. Tegen zevenen landen we in Kuala Lumpur en moeten we de tijd doden tot twaalf uur voor onze vlucht naar Amsterdam. Op Bali zijn we al twee keer samen met onze handbagage door de scan gegaan. Bij de gate moeten we nog een keer alles op de band leggen en de laarzen uitdoen. Matje blijkt 1 grote en 1 kleine schaar in zijn rugzak te hebben, 1 zakmesje en te veel shampoo (vloeistof). ’s Morgens om zeven uur landen we op Schiphol en kunnen we terugkijken op een zware, vermoeiende maar mooie vakantie die we altijd zullen herinneren. We hebben Indonesië niet alleen gezien maar ook drie weken lang beleefd.