Bachelor Thesis
Maak je niet dik: Invloed van zelfregulatie op het effect van gezondheidsgerelateerde primes op de eetintentie van middelbare scholieren.
Naam student:
Cees Hoogvliet
Studentnummer:
10350403
Begeleider:
Dr. Aart S. Velthuijsen
Instelling:
Universiteit van Amsterdam
Studie:
Communicatiewetenschap
Datum:
08 – 06 - 2015
Aantal woorden:
7014
Abstract In deze thesis wordt onderzocht of gezondheidsgerelateerde primes effect hebben op de eetintentie van middelbare scholieren en of dit eventuele effect wordt beïnvloed door de mate van zelfregulatie van de middelbare scholieren. Het onderzoek is uitgevoerd op een middelbare school in Nederland en de proefpersonen waren tussen de veertien en achttien jaar oud. Bij binnenkomst in het klaslokaal, waar het experiment plaatsvond, hadden de proefpersonen de kans om een poster waar te nemen. Op deze poster stond een gezondheidsgerelateerde afbeelding of een willekeurige afbeelding, afhankelijk van de experimentele conditie van de proefpersonen. De gezondheidsgerelateerde afbeelding gold als prime. Vervolgens kregen de proefpersonen een vragenlijst, zodat hun eetintentie gemeten kon worden en achterhaalt kon worden of de prime de proefpersonen zou aansporen om gezondere eetkeuzes te maken. Om de hypothesen te testen zijn variantieanalyses uitgevoerd. Hieruit bleek dat geen significant effect bestond tussen de mate van zelfregulatie en de eetintentie van middelbare scholieren. Hieruit bleek het gebruik van een gezondheidsgerelateerde prime geen effect te hebben op de eetintentie van middelbare scholieren. Bovendien bleek zelfregulatie ook geen invloed te hebben op het effect van priming op de eetintentie van middelbare scholieren. Het doel van dit onder zoek is om meer duidelijkheid te krijgen, hoe jongeren aangespoord kunnen worden een gezondere levensstijl te hanteren, waardoor het aantal mensen met obesitas en andere levensstijlgerelateerde aandoeningen teruggedrongen kan worden
1
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
3
2.
Theoretisch kader
6
2.1 Mate van zelfregulatie
6
2.2 Priming
7
Methode
11
3.1 Steekproef
11
3.2 Design
11
3.3 Procedure
13
3.4 Vragenlijst
15
3.5 Data-analyseplan
16
4.
Resultaten
18
5.
Discussie
20
6.
Referenties
24
7.
Bijlagen
27
3.
2
Inleiding Het onderzoek beschreven in deze bachelor thesis is onderdeel van een groter geheel. Om een compleet overzicht te krijgen van het gehele onderzoek dienen ook de bachelor scripties van Iris Veraa en Danique Rozenstraten geraadpleegd te worden.
Obesitas, ook wel zwaarlijvigheid genoemd, is een medische aandoening en ontstaat door een verstoring van de energiebalans, waarbij grote hoeveelheden vet zich opstapelen in het lichaam (Rössner, 2002). Obesitas wordt veelal gemeten aan de hand van iemands Body Mass Index (BMI), waarbij iemands gewicht in verhouding staat tot iemands lengte. Wanneer een BMI geconstateerd is van 25 of hoger wordt er gesproken van overgewicht en bij een BMI van 30 of hoger is er sprake van obesitas (Garrouste-Orgeas et al., 2004). Een steeds groter wordend percentage van de wereldpopulatie lijdt aan obesitas. Het geschatte aantal mensen dat wereldwijd aan obesitas lijdt ligt rond de half miljard (Rössner, 2002). Obesitas heeft grote gevolgen voor gezondheid, de sociale gesteldheid en de economie. Hu (2003) beweert zelfs dat obesitas een epidemie aan het worden is. Niet alleen volwassenen lijden aan obesitas. Het aantal kinderen en jongvolwassenen dat obesitas heeft, neemt sterk toe. Van de jongeren tussen de twaalf en negentien jaar lijdt maar liefst 18,4 % aan overgewicht of obesitas (Ogden, Carroll, Kit & Flegal, 2014). Complicaties ten gevolge van obesitas, zoals aantasting van vele organen, kunnen gevolgen hebben voor de rest van het leven van de adolescent. Daarnaast worden jongeren met obesitas vaak gepest en gediscrimineerd (Must & Strauss, 1999). Depressie, angst, mindere levenskwaliteit, grotere sociale problemen, vergrote gedragsproblemen, suïcidale gevoelens, minder zelfvertrouwen en lagere levenstevredenheid zijn veel voorkomende problemen (Esposito et al., 2014). Obesitas heeft negatieve effecten voor groei, ontwikkeling, schoolprestaties en relaties met familieleden (Lin & Tung, 2012). Het is belangrijk dat jongeren kiezen voor een gezonde levensstijl om obesitas te voorkomen. Kinderen en jongvolwassenen spenderen doordeweeks het grootste deel van hun dag op school. In deze omgeving consumeren zij het grootste deel van hun dagelijkse hoeveelheid aan eten en drinken, wat een grote impact heeft op hun levensstijl (Gleason & Suitor, 2001). Wanneer een school in de kantine en verkoopautomaten alleen of voornamelijk ongezond eten en drinken verkoopt, heeft dit een negatief effect op het gewicht en de gezondheid van de scholieren. De school moet informatie verschaffen over de gevolgen van het eten van (te veel) ongezond eten (Sallis & Glanz, 2009). 3
In de samenleving van tegenwoordig is er een overvloed aan berichten over ongezond en calorierijk eten te vinden. De keuze voor deze hedonistische etenswaren, die worden aangeprezen als goedkoop, gemakkelijk beschikbaar en smakelijk, is door jongeren snel gemaakt (Papies, Potjes, Keesman, Schwinghammer & Van Koningsbruggen, 2014). Scholen kunnen jongeren behoeden voor het maken van ongezonde eetkeuzes door de scholieren van informatie over gezond eten te voorzien. Door middel van informatie en het gebruik van primes kunnen scholieren het belang inzien van het maken van gezonde eetkeuzes. Mogelijk spelen andere factoren ook een rol. In dit onderzoek wordt rekening gehouden met de mate van zelfregulatie, oftewel de mate waarin iemand controle heeft over zijn of haar gedrag. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:
RQ1: In hoeverre heeft de mate van zelfregulatie invloed op het eventuele effect van een gezondheidsgerelateerde prime op de eetintentie van middelbare scholieren?
Dit onderzoek focust zich op verandering in de eetpatroon van jongeren door de invloeden van health primes. Eerder onderzoek naar gedragsverandering binnen het gezondheidsdomein heeft zich voornamelijk gefocust op het inspelen op de bewuste cognities van een persoon in plaats van het inspelen op de onbewuste cognities (Papies, Potjes, Keesman, Schwinghammer & Van Koningsbruggen, 2014). Volgens het sociaal psychologisch onderzoek van Sheeran, Gollwitzer en Bargh (2013) worden de gedachten, gevoelens en handelingen van mensen niet alleen geleid door het bewuste, reflecterende en op regels gebaseerde systeem, maar ook door het onbewuste, impulsieve en associatieve systeem. In dit onderzoek wordt gekeken naar de effecten van beïnvloeding van de onbewuste cognitie op de gezonde eetintentie van middelbare scholieren. Op basis hiervan is de volgende deelvraag opgesteld:
Deelvraag 1: In hoeverre is er een effect van het gebruik van health primes op de eetintentie van middelbare scholieren?
Een belangrijk aspect dat meegenomen wordt in het aanzetten tot gezondere eetkeuzes, is de mate van zelfregulatie die een individu ervaart tijdens de keuze voor ongezond of gezond voedsel. Zelfregulatie wordt gezien als een spier, die naarmate de dag vordert uitgeput raakt (Boland, Connell & Vallen, 2013). De intentie tot het eten van gezonde voeding is waarschijnlijker wanneer de zelfregulatie van een individu hoog is en minder waarschijnlijk 4
wanneer de zelfregulatie van een individu laag is. De variabele ‘mate van zelfregulatie’ wordt in dit onderzoek onder controle gehouden door een onderscheid te maken in het dagdeel waarin een jongere een eetkeuze maakt. Hierbij is de zelfregulatie hoog in de ochtend en laag in de middag (Boland, Connell & Vallen, 2013). Deze mate van zelfregulatie kan ook een invloed hebben het effect van priming op de eetintentie (Walsh, 2014). Mensen met een lage mate van zelfregulatie zijn minder goed in staat hun (eet)gedrag te controleren en kunnen moeilijker een gezond eetpatroon aanhouden en de ongezonde snacks weerstaan. De tweede deelvraag luidt als volgt:
Deelvraag 2: In hoeverre is er een effect van mate van zelfregulatie op de eetintentie van middelbare scholieren?
Onderzoek naar het aanzetten van jongeren voor het maken van gezonde eetkeuzes is van belang voor de maatschappij vanwege het groeiende probleem van obesitas onder jongeren. Het doel van dit onderzoek is om handvatten aan te reiken bij scholen en jongeren. Door jongeren aan te zetten tot het maken van gezonde eetkeuzes kan het percentage jongeren dat aan obesitas lijdt verminderen (Wang, Denniston, Lee, Galuska & Lowry, 2010). Dit onderzoek draagt ook bij aan de kennis en voorlichting van obesitas onder jongeren met betrekking tot priming. Alhoewel er al veel onderzoek is gedaan naar obesitas onder jongeren zijn de effecten van primes op eetintentie nog niet duidelijk. Daarnaast is het onderzoek van toegevoegde waarde voor de wetenschap vanwege het verdiepende karakter van de gecontroleerde variabelen. De eventueel storende variabele, mate van zelfregulatie, wordt in dit onderzoek onder controle gehouden. Doordat er verdiepend wordt ingegaan op mogelijke effecten van de variabele trachten de onderzoekers relaties en causale verbanden te verklaren. De variabele die onder controle wordt gehouden, mate van zelfregulatie, zijn tevens nog niet zodanig in verband gebracht met primes bij jongeren.
5
Theoretisch kader
Figuur 1: Conceptueel model In figuur 1 staat het conceptueel model zoals besproken in dit onderzoek. Deze thesis is onderdeel van een groter onderzoek. Daarom zal slechts een gedeelte van het conceptueel model worden behandeld. De onafhankelijke variabelen priming en mate van zelfregulatie worden achtereenvolgend besproken door middel van relevante literatuur. De mate van gezonde levensstijl blijft deze thesis geheel buiten beschouwing. Naar aanleiding van de literatuur worden de hypothesen opgesteld. . Mate van zelfregulatie Zelfregulatie is de mate waarin iemand controle heeft over zijn of haar (eet)gedrag. Uit onderzoek is gebleken dat zelfregulatie als het ware kan opraken. Dit wordt ook wel het ‘depletion model’ genoemd (Muraven & Baumeister, 2000). Het depletion model stelt dat mensen gedurende de dag voor bepaalde keuzes, verleidingen of veranderingen komen te staan en dit energie kost om te reguleren. Hoe minder energie iemand heeft, hoe moeilijk het wordt om de meest verantwoorde keuzes te maken. Wanneer iemand geen zelfcontrole meer heeft en dit leidt tot een onverantwoorde keuze, wordt dit een zelfregulatie falen genoemd (Walsh, 2014; Vohs & Heatherton, 2000). Uit het artikel van Boland, Connell en Vallen (2013) is gebleken dat zelfregulatie sterker is in de ochtend en minder sterk wordt gedurende de dag, omdat men in de middag al meerdere keuzes, verleidingen of veranderingen heeft moeten verwerken waardoor het energielevel is 6
gedaald. Boland, Connell en Vallen (2013) vergelijken zelfregulatie dan ook met een spier, die gedurende een dag langzaam in kracht afneemt. Hoe zwakker de spier, hoe minder controle men dus heeft op hun (eet)gedrag. De intentie om gezond voedsel te eten is groter wanneer de mate van zelfregulatie hoog is en wanneer de zelfregulatie afneemt, neemt de intentie voor ongezond voedsel toe (Boland, Connell & Vallen, 2013). In het onderzoek van Walsh (2014) werd geprobeerd de mate van zelfregulatie te verlagen door de participanten in een woordenlijst woorden te laten schrappen die de letter ‘e’ bevatte. Woorden die de letter ‘e’ bevatten maar na de ‘e’ werden gevolgd door een klinker en woorden die de letter ‘e’ bevatten en een klinker bevatte die twee letters voor de ‘e’ stond mochten niet worden weggestreept. De controle groep moest gewoon alle woorden met de letter ‘e’ wegschrappen. De experimentele groep moest dus veel meer inspanning leveren om de taak succesvol te volbrengen, waardoor hun energieniveau lager was aan het einde van de opdracht in vergelijking met de controle groep. Later in het experiment moesten de participanten zich inbeelden dat ze een viertal producten moesten kopen. Het ging hierbij om een viertal producten, namelijk een camera, een pen, een snack en sokken, waarbij voor elk product steeds twee keuzes mogelijk waren. Alleen de keuze van de snack was van belang, waarbij een keuze kon worden gemaakt tussen een granenreep en een chocoladereep. Uit de resultaten bleek dat de participanten in de experimentele conditie met een lager energieniveau relatief vaker kozen voor de ongezonde chocoladereep in vergelijking tot de controle groep. Besloten is om, op basis van het artikel van Boland, Connell en Vallen (2013), zelfregulatie te laten variëren op ochtend en middag, waarbij ‘s ochtends de zelfregulatie als hoog wordt geacht en ‘s middags de zelfregulatie als laag. Op basis van deze gegevens zijn de volgende hypotheses opgesteld:
H1: Middelbare scholieren zullen in de ochtend, wanneer de zelfregulatie hoog is, gezondere eetintenties hebben dan in de middag, wanneer de zelfregulatie lager is.
Priming Priming is een onbewust proces in het geheugen, waarbij bepaalde cognities in de hersenen aan elkaar worden verbonden als gevolg van een externe stimulus (Tulving & Schacter, 1990). ‘Cognitie’ is een zeer ruim begrip, maar wordt door Tulving en Schacter (1990) gedefinieerd als ‘een systeem in de hersenen dat informatie over objecten, gebeurtenissen en relaties bevat’.
7
De activering en verbinding van deze cognities heeft als gevolg dat deze cognities toegankelijker en dus eerder en vaker gebruikt zullen worden bij het interpreteren van bepaalde cues ten opzichte van niet geactiveerde en verbonden cognities (De Boer & Brennecke, 2009). De externe stimulus, ook wel prime genoemd, kan verschillende vormen hebben, zoals woorden. geluid of afbeeldingen (Moore, 1982). Deze verschillende vormen van externe stimuli worden dan gebruikt om bepaalde cognities te activeren om bepaald gedrag wel of juist niet te vertonen. Een voorwaarde voor priming om succesvol te zijn, is wel dat deze activering van cognities op een onbewuste manier moet gebeuren. De werking van primes wordt door Strack en Deutsch (2004) verklaard aan de hand van het Reflective-Impulsive Model. Dit model stelt dat er op twee manieren informatie kan worden verwerkt in het geheugen, namelijk op een reflectieve en een impulsieve manier. De reflectieve weg verwerkt informatie op een langzame en bewuste manier, waarbij men een grote controle heeft over zijn of haar eigen beslissingen, evaluaties en oordelen. Informatie wordt verwerkt via de reflectieve weg, wanneer een beroep moet worden gedaan op kennis van feiten, normen, waarden en regels. Informatie via de impulsieve weg wordt snel en onbewust verwerkt. Via de impulsieve weg wordt informatie in het lange termijn geheugen geactiveerd door externe stimuli en is bedoeld om snelle beslissingen te maken. In combinatie met interne condities, zoals honger of dorst, wordt dan een beslissing genomen over welk gedrag uit te voeren (Sheeran, Gollwitzer & Bargh, 2013). Priming is een onbewust proces en verloopt volgens het Reflective-Impulsive Model via de impulsieve weg. Uit het onderzoek van Sheeran, Gollwitzer en Bargh (2013) bleek echter wel dat de effectiviteit van een prime afhankelijk is van de betrokkenheid met het onderwerp van de prime die iemand heeft, die aan de prime wordt blootgesteld. Dit wordt ook wel attentional bias genoemd (Papies, Stroebe & Aarts, 2008). Primes zijn effectiever wanneer iemand meer betrokken is met het onderwerp van de prime. Naast de mate van betrokkenheid zijn nog een aantal andere factoren die ook invloed kunnen hebben op de effectiviteit van priming, zoals tijd, motivatie, overige doelen, mate van zelfbewustzijn en de kosten van het gedrag. Tijd heeft invloed op de effectiviteit van priming, omdat mensen niet altijd de tijd hebben om het gedrag, dat wordt gestimuleerd door de prime, uit te voeren. Misschien heb je geen tijd om gezond te koken thuis, dus kies je er voor om fastfood te halen. De factor tijd hangt samen met de hoeveelheid doelen die een persoon heeft. Wanneer iemand geen tijd heeft om bepaald gedrag te vertonen, betekent dat ander gedrag en dus een ander doel een hogere prioriteit heeft. Een persoon heeft meerdere doelen tegelijkertijd, maar kunnen niet allemaal voldaan 8
worden. Sommige doelen conflicteren ook met elkaar. Het doel of doelen met de hoogste prioriteit zullen worden nagestreefd. Wanneer een prime een persoon onbewust heeft bereikt kan het zijn dat het gedrag, dat de prime stimuleert, geen hoge prioriteit heeft, waardoor het gedrag alsnog niet wordt uitgevoerd. De motivatie om bepaald gedrag te vertonen hangt weer samen met de hoeveelheid doelen en de betrokkenheid met het onderwerp. Hoe hoger de betrokkenheid is die iemand heeft tot een bepaald onderwerp, hoe groter de prioriteit zal zijn om gedrag te vertonen dat betrekking heeft op het onderwerp. Een hoge prioriteit tot het bereiken van een bepaald doel heeft als gevolg dat iemand meer motivatie heeft om dat doel daadwerkelijk te bereiken. Een prime zal weinig effect hebben, wanneer iemand niet gemotiveerd is om zijn of haar gedrag te veranderen. Ook de mate van zelfbewustzijn heeft invloed op de effectiviteit van priming. Iemand die heel bewust is van zichzelf zal minder snel informatie onbewust en via de impulsieve weg verwerken. Aangezien priming een onbewust proces is en via de impulsieve weg verloopt, zal het bij mensen met een hoge mate van zelfbewustzijn minder effectief zijn. Tenslotte spelen de kosten van de uitkomst van het gedrag een rol om te bepalen of het gedrag wel of niet wordt uitgevoerd. Deze factor hangt ook weer samen met de andere doelen die een persoon heeft. Wanneer de uitkomst van bepaald gedrag andere doelen in gevaar brengt, zijn de kosten voor het gedrag dus te hoog en zal het doel om het gedrag uit te voeren verdwijnen (Strahan, Spencer & Zanna, 2002; Strack & Deutsch, 2004; Dijksterhuis & Bargh, 2001). Priming kan gebruikt worden om verschillende soorten gedrag onbewust te beïnvloeden. Zo kan priming gebruikt worden om mensen aan te sporen een bepaald product aan te schaffen (Harris, Bargh & Brownell, 2009), maar ook kan priming gebruikt worden om bijvoorbeeld relaties met anderen te beïnvloeden (Herr, 1986). In deze thesis zal de zogenaamde health prime centraal staan. Een health prime activeert cognities in het geheugen die betrekking hebben op een gezonde levensstijl (Papies, Potjes, Keesman, Schwinghammer & Van Koningsbruggen, 2014). Een health prime kan dus zowel cognities over voeding als cognities met betrekking tot fysieke activiteiten activeren. Een health prime kan bijvoorbeeld als doel hebben om mensen onbewust aan te sporen meer te bewegen of gezonder te eten. Uit eerdere onderzoeken bleken dat het gebruik van health primes succesvol was om mensen aan te sporen gezondere eetkeuzes te laten maken. Uit het onderzoek van (Papies, Potjes, Keesman, Schwinghammer & Van Koningsbruggen, 2014) bleek bijvoorbeeld dat men gezondere eetkeuzes maakte in de supermarkt wanneer er gebruik werd gemaakt van een health prime. De klanten kregen bij binnenkomst een flyer overhandigd met een gezond en calorie arm recept erop. De health prime was de tekst op de flyer als ‘gezond’ en ‘goed voor 9
het figuur’. De controle conditie had neutrale tekst op de flyer staan, zoals ‘nieuw recept’ en ‘probeer nu’. Wanneer de mensen klaar waren met boodschappen doen, werd hen gevraagd een vragenlijst in te vullen en het bonnetje in te leveren. Uit de resultaten bleek dat mensen met overgewicht of obesitas in de experimentele conditie met health prime 75% minder snacks kochten in vergelijking met mensen met overgewicht of obesitas in de controle conditie. Ook uit het onderzoek van Walsh (2014), dat eerder in dit theoretisch kader is besproken bij de mate van zelfregulatie, bleek dat het gebruik van een health prime een positief effect heeft op het maken van gezonde eetkeuzes. De participanten werd gevraagd om nog een taak uit te voeren, nadat alle woorden met de letter ‘e’ waren weggestreept. De participanten moesten uit een aantal gehusselde woorden een goed lopende zin maken. In de experimentele conditie met health prime hadden de woorden betrekking op gezonde voeding, terwijl in de controle conditie neutrale woorden werden gebruikt. Uit de resultaten is gebleken dat de participanten relatief vaker kozen voor de granenreep in de experimentele conditie in vergelijking met de controle groep. Dit bleek echter alleen effect te hebben wanneer men een hoge mate van zelfregulatie had. Op basis van deze onderzoeken zijn de volgende hypothesen geformuleerd:
H2: Het gebruik van een health prime heeft een positief effect op de gezonde eetintentie van middelbare scholieren.
H3: Het effect van het gebruik van een health prime op de eetintentie van middelbare scholieren wordt versterkt door de mate van zelfregulatie.
10
Methode 3.1 Steekproef De doelgroep van dit onderzoek zijn middelbare scholieren tussen de veertien en achttien jaar oud. De proefpersonen zijn daarom ook geworven op een middelbare school. Het onderzoek is uitgevoerd op regionale scholengemeenschap Broklede te Breukelen. In overleg met de schoolleiding is besloten klassen tijdens hun zelfstudie uren te benaderen in het zelfstudielokaal om deel te nemen aan het onderzoek. De leerlingen zijn voorafgaand aan het onderzoek door de school op de hoogte gesteld van het experiment en er werd nadrukkelijk vermeld dat deelname op volledig vrijwillige basis zou zijn. Aangezien de proefpersonen nog niet de volwassen leeftijd van achttien jaar hadden bereikt, werden ook de ouders of voogden van de leerlingen geïnformeerd over het onderzoek. Besloten is om passieve toestemming toe te passen, waarbij een ouder of voogd expliciet moest aangeven niet te willen dat hun kind deelnam aan het onderzoek. Wanneer zij dit niet deden werd er vanuit gegaan dat zij er geen bezwaren tegen hadden dat hun kind deelnam aan het onderzoek. Voor het uitvoeren van dit onderzoek is gebruik gemaakt van een aselecte clustersteekproef. Elk lesuur kwam er een nieuwe groep leerlingen naar het zelfstudielokaal en hen werd gevraagd deel te nemen aan het onderzoek en automatisch ingedeeld in een van de vier experimentele condities. In totaal hebben 105 mensen meegedaan aan het onderzoek, waarvan 56 jongens en 49 meisjes. De gemiddelde leeftijd was ongeveer 16 jaar.
3.2 Design Het onderzoek heeft een quasi-experimenteel design. Een zuiver experiment was niet mogelijk, omdat het onderzoek plaatsvond in een natuurlijke omgeving en dus niet alle externe factoren onder controle konden worden gehouden. Om de hypothesen te toetsen is gebruik gemaakt van een 2x2 factorial tussen-participanten design. De variabelen zijn priming (wel health prime vs. geen health prime) en mate van zelfregulatie (hoge zelfregulatie vs. lage zelfregulatie). De proefpersonen werden toegewezen aan een van de vier experimentele condities. Zoals in tabel 1 te zien is, is in de eerste conditie sprake van een hoge zelfregulatie en wel een health prime. Het aantal proefpersonen dat werd toegewezen aan deze conditie is 26. In de tweede conditie was er een lage zelfregulatie en ook een health prime. Hier werden 28 proefpersonen aan toegewezen. De derde conditie had een hoge zelfregulatie en geen health prime. Deze
11
conditie werd toegewezen aan 22 proefpersonen. Tenslotte had de vierde conditie een lage zelfregulatie en geen health prime en werd toegewezen aan 29 proefpersonen. Tabel 1 Verschillende condities experiment inclusief aantal participanten per conditie Priming Zelfregulatie Hoog Laag
Wel prime Groep 1 (N = 26) Groep 2 (N = 28)
Geen prime Groep 3 (N = 22) Groep 4 (N = 29)
De eerste variabele is de mate van zelfregulatie. Uit de resultaten van het onderzoek van Walsh (2014) bleek dat men de dag begint met een hoge mate van zelfregulatie en dat deze zelfregulatie gedurende de dag afneemt, naarmate men meer beslissingen moet maken. In dit onderzoek werden proefpersonen, die in de ochtend deelnamen aan het experiment, geclassificeerd als iemand met een hoge mate van zelfregulatie. De condities met een hoge mate van zelfregulatie vonden plaats tussen 10:00 en 12:00. Proefpersonen die in de middag deelnamen aan het experiment werden ingedeeld in de groep met een lage mate van zelfregulatie. Proefpersonen in deze conditie werden ondervraagd tussen 14:00 en 16:00. De tweede variabele is priming, waarbij in twee experimentele condities wel sprake is van het gebruik van een health prime en in de andere twee condities geen health prime aanwezig zal zijn. De health prime is een afbeelding op een poster. De poster zelf is dus geen prime. In de condities met health prime zal een poster met een gezondheidsgerelateerde afbeelding te zien zijn, terwijl in de condities zonder health prime een poster zal worden opgehangen met een willekeurige, niet gezondheidsgerelateerde, afbeelding. Als health prime is gekozen voor een afbeelding van drie vruchtensmoothies (zie afbeelding 1) en als niet prime is gekozen om een afbeelding van een molen op de poster te laten drukken (zie afbeelding 2). Beide posters hadden een A1 formaat en werden kort voor aanvang van de lessen opgehangen op de muur naast de deur, zodat het zeker was dat alle proefpersonen de kans hadden om de poster waar te nemen. Voor het experiment is geen pretest uitgevoerd om de effectiviteit van de health prime te achterhalen. Priming is namelijk een onbewust proces en de proefpersonen hoeven dus niet per se de poster bewust waar te nemen.
12
Afbeelding 1: Health prime
Afbeelding 2: Niet health prime
3.3 Procedure Het onderzoek vond plaats op 21 en 22 april 2015 op middelbare regionale scholengemeenschap Broklede in Breukelen. Deze middelbare school geeft les op HAVO en VWO niveau. De keuze voor RSG Broklede is gebaseerd op de geografische ligging (dichtbij Amsterdam) en het krijgen van toestemming om er een experiment uit te mogen voeren. De middelbare school is zowel telefonisch benaderd als via de mail. Na overleg met de participerende school zijn er verschillende data afgesproken om het experiment uit te voeren. Het experiment is uitgevoerd met klassen die door de school zijn geselecteerd en binnen de door de onderzoekers opgestelde leeftijdscategorie vallen. De leeftijdscategorie is jongeren van vijftien tot en met achttien jaar. De school heeft tijdstippen voor het uitvoeren van het 13
experiment gekozen op basis van het rooster van de proefpersonen binnen de door de onderzoekers voorgestelde richtlijnen. Zowel in de ochtend als aan het einde van de middag moeten twee metingen worden gedaan met verschillende klassen als manipulatie voor de variabele ‘zelfregulatie’, die hoog is in de ochtend en laag in de middag, en de variabele priming, waarbij wel een health prime wordt gebruikt en geen health prime wordt gebruikt. Vanaf 10 uur in de ochtend tot het einde van de lesdag was het mogelijk om voor het experiment gebruik te maken van het studielokaal. Voorafgaand aan het experiment is door de school een brief gestuurd namens de onderzoekers naar de ouders of voogden van de leerlingen. In deze brief stond dat de kinderen binnenkort gevraagd zouden worden om te participeren aan een onderzoek, waarin hun anonimiteit gewaarborgd zou worden. Wanneer ouders toch bezwaar hadden tegen deelname van hun kind aan het onderzoek konden zij dit aantekenen. Wanneer er geen bezwaar werd aangetekend stemden de ouders stilzwijgend toe dat hun kind mee mocht doen aan het onderzoek. Dit wordt ook wel passieve instemming genoemd. Geen enkele ouder of voogd heeft een bezwaar ingediend bij de projectleider van het onderzoek. Ongeveer vijf minuten voordat het experiment van start ging, werd de poster met health prime, een afbeelding van drie vruchten smoothies, opgehangen in het klaslokaal. De posters werden op de muur naast de deur van het lokaal opgehangen, zodat het zeker was dat alle leerlingen de kans hadden om de poster waar te nemen. Zodra de bel ging en het lesuur was afgelopen werd de poster met health prime snel verwisseld door de poster zonder health prime, zodat de nieuwe leerlingen in een nieuwe experimentele conditie terecht kwamen. In de middag werd eerst de poster zonder health prime opgehangen en vervolgens vervangen door de poster met health prime. Een lesuur duurde ongeveer 60 minuten. De effectiviteit van de prime kon niet van te voren getest worden aan de hand van een manipulatie check, omdat het gaat om een onbewust proces en de proefpersonen dus niet per se de poster bewust te hebben hoeven waarnemen. Wanneer de leerlingen het klaslokaal binnenkwamen, werd hen gevraagd of zij wilden meewerken aan een onderzoek. De leerlingen kregen een coverstory te horen in de hoop dat er geen sociaal wenselijke antwoorden gegeven worden. De scholieren wordt namelijk verteld, dat onderzoek wordt gedaan naar wat middelbare scholieren graag voor eten in een schoolkantine zouden willen zien. Zodra de leerlingen aangaven mee te willen werken, kregen zij een laptop of een papiertje met een link erop. Hiermee werden zij geleid naar de startpagina van de vragenlijst, waarop zij nogmaals werden gewezen op hun rechten en toestemming moesten geven voor hun participatie. Vervolgens kwamen zij terecht bij de 14
vragenlijst. Voordat de proefpersonen konden beginnen met de vragenlijst kregen zij een tekst met informatie met betrekking tot de effecten van gezonde en ongezonde voeding te lezen, zodat zij allen over dezelfde basis informatie beschikten en een eventueel effect niet beïnvloed was door de mate van kennis met betrekking tot gezonde voeding. Pas na 45 seconden konden de proefpersonen beginnen met de vragenlijst, zodat de tekst wel gelezen moest worden. Nadat de vragenlijsten waren ingevuld, werden de laptops weer door de onderzoekers opgehaald en werden de proefpersonen bedankt voor hun deelname. Daarmee is een einde gekomen aan het experiment.
3.4 Vragenlijst Op basis van de onderzoeken van Walsh (2014) en Snelling, Irvine, Belson, Beard en Young (2015) zijn de variabelen gemeten. Enkele aanpassingen moesten worden gedaan, zodat de vragen beter op het huidige onderzoek aansloten en betrekking hadden op de situatie in Nederland. De enige variabele die gemeten wordt in de vragenlijst en van toepassing is op deze thesis is de eetintentie van middelbare scholieren. De overige variabelen die van belang zijn in deze thesis, de mate van zelfregulatie en priming, hoeven niet gemeten worden. Deze variabelen worden namelijk door de onderzoekers gemanipuleerd. De eetintentie van de middelbare scholieren werd gemeten door de proefpersonen in de vragenlijst de vraag te stellen welke snacks zij graag zouden willen zien in de schoolkantine. De proefpersonen konden hierbij kiezen uit tien snacks, waarvan zij er drie moesten selecteren die zij graag in de schoolkantine zouden willen zien. Het was niet mogelijk om dezelfde producten meerdere keren te selecteren. Het moesten drie verschillende producten zijn. De tien producten verschilden qua voedingswaarden, waarbij sommige producten heel ongezond waren, anderen weer heel gezond en allerlei snacks er tussenin. Op basis van de voedingswaarden van de producten, volgens de richtlijnen van het Voedingscentrum (De Caloriechecker, Stichting Nederlands Voedingscentrum) werden de producten gerangschikt van ‘ongezond’ naar ‘gezond’ en een puntenaantal toegekend. Hoe hoger het puntenaantal, hoe gezonder het product. Tien punten was het hoogst haalbaar aantal punten voor het meest gezonde product en één punt het laagst haalbare voor het meest ongezonde product. De tien producten waar de proefpersonen een keuze tussen konden maken waren, van gezond naar ongezond respectievelijk; een rijstwafel, appel, vruchtenyoghurt, tomatensoep, mueslireep,
15
zak chips, croissant, muffin, Snickers en een broodje kroket. In de vragenlijst stonden deze producten niet gerangschikt van gezond naar ongezond, maar waren willekeurig geordend. Het puntenaantal van de drie gekozen producten, dat door de proefpersoon is geselecteerd, zal bij elkaar opgeteld worden. Deze totaalscore meet de eetintentie. Vervolgens is een categorische indeling van deze totaalscore gemaakt, die representeert hoe gezond of ongezond de eetintentie is van de proefpersoon. Het laagst mogelijke puntenaantal is 6, omdat de drie meest ongezonde producten broodje kroket, Snickers en een muffin zijn en respectievelijk een, twee en drie punten zijn toegekend. Het hoogst mogelijke puntenaantal is 27, omdat de drie meest gezonde producten vruchtenyoghurt, appel en een rijstwafel zijn en respectievelijk acht, negen en tien punten zijn toegekend. Proefpersonen met een puntenaantal tussen 6 en 9 werden gecategoriseerd als ‘zeer ongezond’. Met een puntenaantal tussen de 10 en 14 viel je in de categorie ‘ongezond’. Puntenaantallen van 15 tot en met 18 behoorden tot de categorie ‘niet ongezond/ niet gezond’. Vervolgens waren proefpersonen met een puntenaantal van 19 tot en met 23 geclassificeerd als ‘gezond’ en tenslotte viel de groep proefpersonen met een puntenaantal van 24 tot en met 27 in de categorie ‘zeer gezond’.
Data-analyseplan De onafhankelijke variabele, de mate van zelfregulatie, is een categorische variabele die varieert tussen ‘hoge zelfregulatie’ en ‘lage zelfregulatie’. De afhankelijke variabele is de eetintentie en is een interval variabele, omdat er scores worden toegekend aan de antwoorden van de participanten op de vragenlijst die de eetintentie moeten meten. Om het hoofdeffect van de mate van zelfregulatie op de eetintentie aan te tonen, is daarom het uitvoeren van een variantieanalyse de meest geschikte keuze. Het toetsen van de tweede hypothese gebeurt in dezelfde variantieanalyse als die van hypothese één. Hierbij is de onafhankelijke variabele ‘priming’ en varieert tussen ‘wel health prime’ en ‘geen health prime’. De afhankelijke variabele is opnieuw de eetintentie. Daarnaast wordt ook gekeken of priming een indirect effect heeft op de eetintentie via zelfregulatie. Dit kan worden berekend aan de hand van een mediatie-analyse. Voor het uitvoeren van een mediatie-analyse moet de applicatie ‘Process’ van Andrew Hayes gedownload worden. Daarnaast wordt in dezelfde variantieanalyse de derde hypothese getoetst, namelijk het effect van de mate van zelfregulatie op de relatie tussen een health prime en gezonde eetintentie. Dit is de meest geschikte toets om het verband aan te tonen, omdat er sprake is van één afhankelijke variabele en twee onafhankelijke variabelen. De afhankelijke variabele is de 16
eetintentie en de onafhankelijke variabelen zijn de mate van zelfregulatie en de prime. De onafhankelijke variabelen zijn allebei categorisch, namelijk ‘hoge zelfregulatie’ en ‘lage zelfregulatie’ en ‘wel een health prime’ en ‘geen health prime’. Ook worden de variabelen ‘geslacht’, ‘leeftijd’ en ‘opleidingsniveau’ voor de zekerheid meegenomen in de meerwegsvariantie-analyse als covariaten om te achterhalen of deze variabelen enige rol van betekenis hebben. Het verschil in leeftijd, namelijk veertien tot en met achttien jaar, en opleidingsniveau, HAVO of VWO, is echter zo gering, dat niet verwacht wordt dat deze variabelen een significant verschil zullen maken.
17
Resultaten Hypothese 1: Voor het toetsen van de eerste hypothese, middelbare scholieren zullen in de ochtend, wanneer de zelfregulatie hoog is, een gezondere eetintentie hebben dan in de middag, wanneer de zelfregulatie lager is, is een variantieanalyse uitgevoerd. De onafhankelijke variabele is de mate van zelfregulatie en is een categorische variabele op nominaal meetniveau. De afhankelijke variabele is hier de eetintentie van de middelbare scholieren en kan gemeten worden op interval meetniveau. Uit de variantieanalyse is gebleken dat de mate van zelfregulatie geen significant effect heeft op de eetintentie van middelbare scholieren (F (1, 104) = 0.24, p = 0.628). Proefpersonen met een hoge mate van zelfregulatie (M = 14.79, SD = 5.17) hebben dus geen gezondere eetintentie dan proefpersonen met een lage mate van zelfregulatie (M = 14.23, SD = 4.73). De hypothese wordt op basis van deze resultaten niet aangenomen. Hypothese 2: De tweede hypothese, het gebruik van een health prime heeft een positief effect op de gezonde eetintentie van middelbare scholieren, wordt ook getoetst aan de hand van een variantieanalyse. Opnieuw is de eetintentie van middelbare scholieren hier de afhankelijke variabele op interval meetniveau. De onafhankelijke variabele is priming en is net als de mate van zelfregulatie een categorische variabele op nominaal meetniveau. Uit de resultaten van de variantieanalyse blijkt dat priming ook geen significant effect heeft op de eetintentie van middelbare scholieren (F (1, 104) = 0.44, p = 0.507). Proefpersonen die bloot zijn gesteld aan een health prime (M = 14.83, SD = 4.93) hebben dus geen gezondere eetintentie vergeleken met proefpersonen die niet aan de health prime zijn blootgesteld (M = 14.12, SD = 4.92). Ook de tweede hypothese wordt op basis van de resultaten verworpen. Hypothese 3: Voor het toetsen van de derde en laatste hypothese, het effect van een gezondheidsgerelateerde prime op een gezonde eetintentie van middelbare scholieren wordt beïnvloed door de mate van zelfregulatie, is een meerwegs variantieanalyse uitgevoerd. Hierbij zijn de mate van zelfregulatie en priming de onafhankelijke variabele en is de eetintentie de afhankelijke variabele. De variabele geslacht wordt ook meegenomen als
18
onafhankelijke variabele. De variabelen opleidingsniveau en leeftijd worden meegenomen als covariaten. De Levene’s Test of Equality of Error Variances controleert of van gelijke populatievarianties mag worden uitgegaan. Hieruit blijkt dat de groepen inderdaad gelijke varianties hebben (F (7, 97) = 0.59, p = 0.764) en dus mag inderdaad een meerwegs variantieanalyse worden uitgevoerd. Na het uitvoeren van de meerwegs-variantieanalyse blijken geen significante effecten te bestaan. Ook een significant interactie-effect ontbreekt tussen de mate van zelfregulatie en priming (F (1, 104) = 0.007, p = 0.933). De variabelen geslacht, opleidingsniveau en leeftijd hebben allen ook geen significante invloed op de variabelen priming, mate van zelfregulatie, eetintentie en de verbanden tussen deze variabelen. De derde hypothese moet op basis van de resultaten dus ook worden verworpen.
19
Discussie In deze thesis werd onderzocht of een effect bestond van mate van zelfregulatie op de gezonde eetintentie van middelbare scholieren en of dit effect versterkt werd door het gebruik van een health prime. Voor het verzamelen van de resultaten is een veldexperiment uitgevoerd op een middelbare school. De proefpersonen hadden bij binnenkomst van het klaslokaal de mogelijkheid om een poster waar te nemen. Deze poster bevatte een afbeelding van drie vruchtensmoothies of van een molen, afhankelijk van de experimentele conditie waar de proefpersonen zich in bevonden. De afbeelding met de drie vruchtensmoothies was bedoeld als health prime en getest werd of deze afbeelding leerlingen onbewust zou aanzetten tot het maken van gezondere eetkeuzes. Het verzamelen van data duurde twee dagen gedurende de ochtend en de middag, omdat gebleken is uit de literatuur dat men in de ochtend een hoge mate van zelfregulatie heeft en in de middag een lage mate van zelfregulatie. Zowel in de ochtend als in de middag werden de proefpersonen bloot gesteld aan de health prime of de niet health prime. Hypothese 1: De verwachting, dat middelbare scholieren met een hoge mate van zelfregulatie een gezondere eetintentie hebben dan middelbare scholieren met een lage mate van zelfregulatie, werd niet ondersteund door de resultaten. In de ochtend hebben middelbare scholieren dus niet meer wilskracht en controle over hun (eet)gedrag om gezondere eetkeuzes te maken in vergelijking met de middag, waarin middelbare scholieren minder goed controle hebben over hun (eet)gedrag. De gemiddelden scores van de eetintentie met een hoge mate van zelfregulatie verschilden niet significant met de gemiddelden scores van de eetintentie in de conditie met lage mate van zelfregulatie. Hier kunnen enkele mogelijke verklaringen voor zijn. Allereerst heeft de mate van zelfregulatie wellicht alleen effect op middelbare scholieren, die van zichzelf al de intentie hebben om gezond te eten. Wanneer de intentie voor het maken van gezonde eetkeuzes ontbreekt, zullen middelbare scholieren waarschijnlijk standaard de ongezonde snacks verkiezen boven de gezonde ongeacht de mate van controle over hun (eet)gedrag. Daarnaast is het mogelijk dat de mate van zelfregulatie al sterk is gedaald aan het eind van de ochtend, omdat het dan al bijna lunchpauze is en de middelbare scholieren honger beginnen te krijgen en het moeilijker wordt om zich aan een gezond eetpatroon te houden.
20
Hypothese 2: De tweede hypothese, dat het gebruik van een health prime zou leiden tot een gezondere eetintentie bij middelbare scholieren, moest ook worden verworpen aan de hand van de resultaten. De gemiddelden scores van de eetintentie in de condities met health prime verschilden niet significant met de gemiddelden scores van de eetintentie in de condities zonder health prime. Een gezondheidsgerelateerde afbeelding zorgt er dus niet voor dat middelbare scholieren onbewust gezondere eetkeuzes gaan maken. Priming heeft dan wel geen direct effect op de eetintentie van middelbare scholieren, maar misschien wel indirect via de mate van zelfregulatie. Om dit te onderzoeken werd geprobeerd een mediatieanalyse uit te voeren. Hierbij is priming de onafhankelijke variabele, eetintentie de afhankelijke variabele en de mate van zelfregulatie de mediërende variabele. Helaas bleek het niet mogelijk te zijn om deze analyse uit te voeren, omdat de mediërende variabele dichotoom was. Hypothese 3: De derde en laatste hypothese, die stelde dat het effect van een health prime op de eetintentie wordt versterkt door de mate van zelfregulatie, werd niet aangenomen op basis van de resultaten. Zoals al bleek uit de resultaten van de eerste hypothese was er geen significant effect van zelfregulatie op de eetintentie van middelbare scholieren. Uit de meerwegs variantieanalyse bleek echter dat er ook geen significant interactie-effect bestond tussen priming en zelfregulatie. De variabelen geslacht, leeftijd en opleidingsniveau waren in de analyse meegenomen als covariaten, maar deze bleken ook geen rol van betekenis te spelen. Al met al kan geconcludeerd worden dat het gebruik van een gezondheidsgerelateerde prime geen effect heeft op de eetintentie van middelbare scholieren en dat dit eventuele effect ook niet wordt versterkt door de mate van zelfregulatie. Uiteraard heeft dit onderzoek ook tekortkomingen. De metingen in de ochtend, met een hoge mate van zelfregulatie, werden gedaan aan het einde van de ochtend. De meting was vlak voor de lunchpauze en het zou kunnen dat middelbare scholieren dan al eerder de neiging hebben om voor ongezond eten te kiezen. Wanneer de metingen van 9:00 tot 11:00 zouden zijn gedaan in plaats van 10:00 tot 12:00, hadden de middelbare scholieren misschien nog geen of minder behoefte gehad aan ongezond eten. Bovendien waren de metingen in de ochtend dan niet zo dicht op de metingen in de middag geweest, waardoor een eventueel verschil beter 21
zichtbaar was geweest. Zoals al eerder vermeld is het mogelijk dat zelfregulatie alleen effect heeft op mensen die proberen een zo gezond mogelijk eetpatroon na te leven. Wanneer mensen van zichzelf al geen behoefte hebben om zo gezond mogelijk te eten kan de effectiviteit van zelfregulatie op eetkeuzes in twijfel worden getrokken. Eventueel vervolgonderzoek zou dit experiment nogmaals kunnen herhalen met louter mensen die gemotiveerd zijn om zo gezond mogelijk te eten. Ook de effectiviteit van de gezondheidsgerelateerde afbeelding als prime is onzeker. Van te voren is geen manipulatie check uitgevoerd, omdat je met een prime te maken hebt met een onbewust beïnvloedingsproces en het dus lastig is om na te gaan of het daadwerkelijk de prime is geweest, die verschil in scores laat zien. In de vragenlijst is de vraag opgenomen of de proefpersonen voorafgaand aan het experiment een poster hebben waargenomen. Maar liefst 93.4% van de proefpersonen gaf aan deze niet gezien te hebben. Dit is in de eerste instantie niet zozeer problematisch, omdat de prime onbewust invloed uitoefent. Wanneer de proefpersonen bewust op de prime werden gewezen, mag niet meer gesproken worden van een prime. Aan de andere kant zouden vraagtekens gezet kunnen worden bij de positie van de poster. Wat als de proefpersonen daadwerkelijk de prime niet hebben gezien? Misschien heeft de health prime wel effect op de eetintentie van middelbare scholieren, maar verloopt dit effect via de mate van zelfregulatie. Dat kon in dit onderzoek echter niet getest worden, omdat een mediatieanalyse een interval variabele als mediërende variabele vereist. De mate van zelfregulatie was echter een dichotome variabele. Vervolgonderzoek zou zelfregulatie niet alleen moeten meten aan de hand van de tijd, maar ook met behulp van vragen in een vragenlijst. Vragen als ‘hoe graag zou je nu iets ongezonds willen eten?’ en ‘hoe groot is de kans dat je daadwerkelijk iets ongezonds gaat eten?’ kunnen wellicht een completer inzicht geven in iemands mate van zelfregulatie. Wanneer deze vragen op een vijfpuntenschaal worden gesteld, kan de variabele zelfregulatie op interval niveau gemeten worden en kan er een mediatie-analyse worden uitgevoerd om het effect van een health prime via zelfregulatie op de eetintentie te meten. Zoals al in het theoretisch kader aan bod gekomen is, moeten mensen gemotiveerd zijn om een bepaald doel te willen bereiken. Wanneer dit niet het geval is, heeft een prime geen effect. Het zou dus mogelijk kunnen zijn, dat veel participanten niet gemotiveerd waren om een gezonde levensstijl te hanteren en de health prime de participanten dus niet heeft aangezet tot het maken van gezondere eetkeuzes. Uit de resultaten bleek dat priming geen effect had op de 22
eetintentie van middelbare scholieren, maar dit zou dus te wijten kunnen zijn aan het gebrek aan motivatie bij de participanten om een gezonde levensstijl te hanteren en niet zozeer aan de effectiviteit van de health prime. Vervolgonderzoek zou dus de motivatie van de participanten moeten meten om de daadwerkelijke invloed van een health prime op de eetintentie van middelbare scholieren vast te kunnen stellen. De motivatie om een gezonde levensstijl te hanteren, kan aan de hand van een vragenlijst gemeten worden door bijvoorbeeld stellingen voor te leggen en de participanten laten aangeven in hoeverre zij het met deze stellingen eens zijn. Voorbeelden zijn: ‘Ik wil graag een gezond gewicht behouden’, ‘ik naar de voedingswaarden van etenswaren die ik eventueel wil kopen’ en ‘ik vind het belangrijk om regelmatig actief bezig te zijn’. Op basis van dit soort stellingen zal een score aan de participanten worden toegekend, die de motivatie om een gezonde levensstijl te hanteren weergeeft. De variabele motivatie is dan een modererende variabele die het effect dat priming heeft op de eetintentie versterkt of verzwakt. Deze thesis kan een hulpmiddel vormen voor campagne ontwikkelaars bij het bedenken, opzetten, uitwerken en uitvoeren van campagnes die overgewicht of obesitas proberen tegen te gaan of terug te dringen bij middelbare scholieren. In deze thesis werd duidelijk dat het gebruik van een gezondheidsgerelateerde prime weinig tot geen effect had op de eetintentie en dat de mate van zelfregulatie weinig tot geen invloed had op dit effect. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of het van te voren motiveren van middelbare scholieren het effect van priming op het maken van gezonde eetkeuzes zal versterken. Daarnaast zal vervolgonderzoek nog meer informatie kunnen verschaffen over effectieve manieren om middelbare scholieren te motiveren en aan te sporen om een gezondere levensstijl te leiden.
23
Referenties Boland, W. A., Connell, P. M., & Vallen, B. (2013). Time of day effects on the regulation of food consumption after activation of health goals. Appetite, 70, 47-52. doi:10.1016/j.appet.2013.06.085 De Boer, C., & Brennecke, S. (2009). Media en publiek: Theorieën over media-impact (6e druk). Amsterdam: Boom.
De Caloriechecker. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland. Retrieved from: https://mijn.voedingscentrum.nl/mobiel/caloriechecker/
Dijksterhuis, A., & Bargh, J. A. (2001). The perception-behavior expressway: Automatic effects of social perception on social behavior. Advances in Experimental Social Psychology, 33, 1-40. doi:10.1016/S0065-2601(01)8003-4
Esposito, M., Gallai, B., Roccella, M., Marotta, R., Lavano, F., Lavano, S. M., Mazzotta, G., Bove, D., Sorrentino, M., Precenzano, F., & Carotenuto, M. (2014). Anxiety and depression levels in prepubertal obese children: A case-control study. Neuropsychiatric Disease and Treatment, 10, 1897-1902. doi:10.2147/NDT.S69795 Garrouste-Orgeas, M., Troché, G., Azoulay, E., Caubel, A., de Lassence, A., Cheval, C., Montesino, L., Thuong, M., Vincent, F., Cohen, Y., & Timsit, J. F. (2004). Body mass index. Intensive Care Medicine, 30(3), 437-443. doi:10.1007/s00134-003-2095-2 Gleason, P., & Suitor, C. (2001). Food for thought: Children's diets in the 1990s. Mathematica Policy Research, Princeton, NJ. Harris, J. L., Bargh, J. A., & Brownell, K. D. (2009). Priming effects of television food advertising on eating behavior. Health Psychology, 28(4), 404-413. doi:10.1037/a0014399 Herr, P. M. (1986). Consequences of priming: Judgment and behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 51(6), 1106-1115.
24
Hu, F. B. (2003). Sedentary lifestyle and risk of obesity and type 2 diabetes. Lipids, 38(2), 103-108. doi:10.1007/s11745-003-1038-4 Lin, F. G., Hsieh, Y. H., & Tung, H. J. (2012). Interactive effects of family socioeconomic status and body mass index on depression in school-aged children. Asia Pacific Journal of Clinical Nutrition, 21(1), 64-72. Moore, T. E. (1982). Subliminal advertising: What you see is what you get. Journal of Marketing, 46(2), 38-47. doi:10.2307/3203339 Muraven, M., & Baumeister, R. F. (2000). Self-regulation and depletion of limited resources: Does self-control resemble a muscle? Psychological Bulletin, 126(2), 247-259. doi:10.1037/0033-2909.126.2.247 Must, A., & Strauss, R. S. (1999). Risks and consequences of childhood and adolescent obesity. International Journal of Obesity and Related Metabolic Disorders: Journal of the International Association for the Study of Obesity, 23(2), 2-11. doi:10.1038/sj/ijo/0800852 Ogden, C. L., Carroll, M. D., Kit, B. K., & Flegal, K. M. (2014). Prevalence of childhood and adult obesity in the United States, 2011-2012. Jama, 311(8), 806-814. doi:10.1001/jama.2012.40 Papies, E. K., Potjes, I., Keesman, M., Schwinghammer, S., & Van Koningsbruggen, G. M. (2014). Using health primes to reduce unhealthy snack purchases among overweight consumers in a grocery store. International Journal of Obesity, 38(4), 597-602. doi:10.1038/ijo.2013.136
Papies, E. K., Stroebe, W., & Aarts, H. (2008). The allure of forbidden food: On the role of attention in self-regulation. Journal of Experimental Social Psychology, 44(5), 1283-1292. doi:10.1016/j.jesp.2008.04.008
Rössner, S. (2002). Obesity: The disease of the twenty-first century. International Journal of Obesity and Related Metabolic Disorders: Journal of The International Association or the Study of Obesity, 26(4), 2-4. doi:10.1038/sj.ijo.0802209 Sallis, J. F., & Glanz, K. (2009). Physical activity and food environments: Solutions to the obesity epidemic. Milbank Quarterly, 87(1), 123-154. doi:10.1111/j.1468-0009.2009.00550.x 25
Sheeran, P., Gollwitzer, P. M., & Bargh, J. A. (2013). Nonconscious processes and health. Health Psychology, 32(5), 460-473. doi:10.1037/a0029203
Snelling, A., Belson, S. I., Beard, J., & Young, K. (2015). Associations between grades and physical activity and food choices: Results from YRBS from a large urban school district. Health Education, 115(2), 141-151. doi:10.1108/HE-03-2014-0028
Strack, F., & Deutsch, R. (2004). Reflective and impulsive determinants of social behavior. Personality and Social Psychology Review, 8(3), 220-247. doi:10.1207/s15327957
Strahan, E. J., Spencer, S. J., & Zanna, M. P. (2002). Subliminal priming and persuasion: Striking while the iron is hot. Journal of Experimental Social Psychology, 38(6), 556-568. doi:10.1016/S0022-1031(02)00502-4
Tulving, E., & Schacter, D. L. (1990). Priming and human memory systems. Science, 247(4940), 301-306. doi:10.1126/science.2296719 Vohs, K. D., & Heatherton, T. F. (2000). Self-regulation failure: A resource-depletion approach. Psychological Science, 11(3), 249-254. doi:10.1111/1467-9280.00250
Walsh, D. (2014). Can priming a healthy eating goal cause depleted consumers to prefer healthier snacks? Journal of Consumer Marketing, 31(2), 126-132. doi:10.1108/JCM-092013-0697
Wang, L. Y., Denniston, M., Lee, S., Galuska, D., & Lowry, R. (2010). Long-term health and economic impact of preventing and reducing overweight and obesity in adolescence. Journal of Adolescent Health, 46(5), 467-473. doi:10.1016/j.jadohealth.2009.11.204
26
Bijlagen Informed consent: Beste ouder/verzorger,
Hierbij nodigen wij uw zoon/dochter uit deel te nemen aan een onderzoek over de voorkeuren van eten in de schoolkantine. Wij willen u hiervan op de hoogste stellen door deze aanvraag voor geen bezwaar (informed consent).
Het onderzoek gaat als volgt. In de introductie van het onderzoek wordt uw zoon/dochter gevraagd informatie te lezen over de voordelen van een gevarieerd eetpatroon. Vervolgens wordt hem of haar gevraagd een vragenlijst in te vullen over hun huidige eetgewoonten, de mate waarin ze (sportief) in beweging zijn op een dag en over de voorkeuren voor eten in de schoolkantine. Tot slot wordt gevraagd naar geslacht en leeftijd. Het onderzoek zal circa 15 minuten in beslag nemen en zal plaatsvinden tijdens een van de lessen van uw zoon/dochter. Vlak voor het onderzoek wordt uw zoon/dochter ook via informed consent geïnformeerd.
Omdat dit onderzoek wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van ASCoR, Universiteit van Amsterdam, heeft u de garantie dat: 1. We vertrouwelijk met de antwoorden van uw kinderen omgaan en dat de antwoorden onder geen enkele voorwaarde aan derden zullen worden verstrekt, 2. U en uw kind de deelname aan het onderzoek zonder opgave van reden kunnen weigeren, 3. Uw kind tijdens het onderzoek mag stoppen met zijn/haar deelname, 4. U achteraf mag doorgeven dat de gegevens van uw kind niet voor het onderzoek mogen worden gebruikt Hiervoor heeft u 24 uur de tijd na de dag van het onderzoek, 5. De kinderen worden via school na uiterlijk 5 maanden verteld over het onderzoek en de uitkomsten daarvan. Voor meer informatie over dit onderzoek en de uitnodiging tot deelname kunt u te allen tijde contact opnemen met de projectleider Danique Rozestraten, 06 – 557 111 01;
[email protected]. Bij klachten of opmerkingen over het onderzoek kunt u contact opnemen met de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Nieuwe Achtergracht 166, 1018 WV te Amsterdam; 020-525 3680;
[email protected]. Een vertrouwelijke behandeling van uw klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd. Ook de middelbare school waar uw kind op zit zal voordat wij u benaderen, formeel toestemming vanuit de school verlenen. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Als u uw kind niet wil laten deelnemen aan het onderzoek, laat het de leraar dan weten door de onderstaande antwoordstrook in te vullen. Deze antwoordstrook dient echter persoonlijk afgeleverd te worden aan de leraar en graag niet aan uw kind meegeven. U kunt uw bezwaar tegen deelname van uw zoon/dochter ook doorgeven aan Danique Rozestraten (
[email protected]). Zij zal dan uw keuze doorgeven aan de school. Met vriendelijke groet, mede namens mijn collega-onderzoekers Cees Hoogvliet en Iris Veraa, Danique Rozestraten
27
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hierbij geef ik mijn kind …………………………………….………. geen toestemming om deel te nemen aan het onderzoek over de voorkeuren van eten in de schoolkantine.
Handtekening
Datum
……………..
…………
Vragenlijst
28
29
30
31
32