Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn Auteur: ANR: Instelling:
M.J.J. Kokxhoorn S989715 Universiteit van Tilburg
August 5
2010 De invloed van cultuur op de uitoefening van CSR in Japan en Duitsland van 1970 tot 1980
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
2
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 ......................................................................................................................................... 3 1.1
Motivatie ................................................................................................................................. 3
1.2
Hoofdvraag .............................................................................................................................. 3
1.3
Subvragen ................................................................................................................................ 3
1.4
Methode .................................................................................................................................. 3
1.5
Verwachtingen ........................................................................................................................ 4
Hoofdstuk 2 ......................................................................................................................................... 5 2.1
Definitie van cultuur ................................................................................................................ 5
2.2
Hofstede .................................................................................................................................. 6
2.3
Kritiek op Hofstede .................................................................................................................. 7
2.4
Gray ......................................................................................................................................... 8
Hoofdstuk 3 ....................................................................................................................................... 10 3.1
Corporate social responsibility .............................................................................................. 10
3.2
CSR in Japan ........................................................................................................................... 11
3.3
CSR in Duitsland..................................................................................................................... 14
Hoofdstuk 4 ....................................................................................................................................... 16 4.1
De link tussen de 5 dimensies van Hofstede en CSR ............................................................. 16
Hoofdstuk 5 ....................................................................................................................................... 18 5.1
Resultaten per hypothese ..................................................................................................... 18
5.2
Conclusie ............................................................................................................................... 19
5.3
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ................................................................................. 19
Literatuurlijst ..................................................................................................................................... 20
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
3
Hoofdstuk 1 1.1
Motivatie
De hedendaagse wereld staat bekend om zijn kleurrijke gemeenschap. Culturele verschillen worden meer dan ooit besproken en onderzocht. Dit gebeurt niet alleen op het niveau van godsdienst en haar gebruiken. Op economisch niveau zijn culturele verschillen ook aan de orde van de dag. De manier van zakendoen, financiering en boekhouding zijn hier belangrijke aspecten in. De ene onderneming besteedt meer aandacht aan bijvoorbeeld ‘corporate social responsibility’ dan de andere. Als we in Nederland over dit onderwerp praten dan hebben we het over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er is een sterk vermoeden dat cultuur hier wel is een oorzaak van zou kunnen zijn. Deze relatie is te onderzoeken naar aanleiding van het onderzoek dat Hofstede1 in 1975 heeft verricht. Hofstede gaat in zijn onderzoek uit van vijf culturele gebieden. Later zal toegelicht worden welke gebieden dit zijn en wat de invloed van deze culturele verschillen zijn op de manier van accounting. Naast Hofstede zal ook Gray een groot deel van dit onderzoek naar voren komen. Gray legt de link tussen cultuur en de ‘accounting values’. Deze zullen later nog toegelicht worden. 1.2
Hoofdvraag
Wat is de relatie tussen cultuur en CSR bij grote ondernemingen in Duitsland en Japan in de periode 1970-1980? 1.3
Subvragen 1
Hoe zien de accountingsystemen op het gebied van CSR er in Japan uit?
2
Hoe zien de accountingsystemen op het gebied van CSR er in Duitsland uit?
3
Hoe valt de cultuur in Japan en Duitsland te beoordelen op basis van de theorie van Hofstede en Gray?
4
Wat is de invloed van de cultuur van de betreffende landen op de manier waarop accounting (CSR) wordt uitgeoefend?
1.4
Methode
Zoals gezegd zal dit literatuuronderzoek zich voor een groot deel toeleggen op de theorie van Hofstede. Hofstede gaat uit van vijf culturele gebieden. Deze gebieden zullen nog nader worden toegelicht. Daarnaast moet er nog de link naar het gebied van accounting worden gelegd. Gray (1988) is met vier ‘accounting values’ gekomen. Op de volgende pagina zijn deze invalshoeken weergegeven.
1
Nederlandse organisatiepsycholoog
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
1
Professionalisme tegenover statutaire controle
2
Uniformiteit tegenover flexibiliteit
3
Conservatisme tegenover optimisme
4
Geheimhouding tegenover transparantie
4
De theorie van Hofstede is in sterke mate overlappend met die van Gray. Deze overlapping zal toegelicht worden en op deze manier zal verklaard worden wat de cultuur van een land eventueel zou kunnen doen met de manier waarop CSR plaatsvindt. Dit onderzoek zal zich toespitsen op twee gebieden, namelijk die van de Duitse en Japanse markt. Allereerst zal uitgebreid worden beschreven wat CSR precies inhoudt. Vanuit die informatie zullen we beide landen aan een literatuuronderzoek onderwerpen en gaan kijken hoe de verslaggeving in beide landen is geregeld. In dit verhaal zullen ook cijfers worden getoond die te maken hebben met de verslaggeving over CSR. Verschillen zullen worden toegelicht en uitgelegd. Vervolgens zal duidelijk worden wat de link is tussen de cultuur van een bepaald land en het omgaan met ‘corporate social responsibility’. Afsluitend zal er een conclusie worden gegeven, waarmee antwoord zal worden gegeven op de hoofdvraag. Het zal dan duidelijk worden of CSR daadwerkelijk beïnvloed word door de cultuur waarin grote bedrijven als Suzuki, Samsung, Volkswagen en Opel gevestigd zijn. Deze conclusie wordt genomen aan de hand van 5 hypotheses die in hoofdstuk 4 gegeven worden. 1.5
Verwachtingen
Azië staat bekend om haar werkfilosofie. Deze filosofie houdt in dat de mensen daar hard werken, lange dagen maken, weinig vakantie en veel overwerk voor hun rekening nemen. De lonen zijn laag en de werkomstandigheden zijn daar zeker in het verleden erg slecht geweest. Japan valt ook in deze categorie. Europa is echter wat socialer ingericht wanneer je deze twee werelddelen met elkaar vergelijkt. De lonen zijn hoger, de eisen op de werkvloer zijn strenger en werkgevers hebben veel regels waaraan ze zich moeten houden ten opzichte van hun werknemers. De verwachting is dan ook dat dit onderzoek zal uitwijzen dat de mate waarin bedrijven aan CSR doen tussen Japan en Duitsland in de periode 1970-1980 erg zullen verschillen. Japan zal in mindere mate of zelfs helemaal niet aan CSR doen aangezien zij daar niet toe worden gestimuleerd door hun cultuur en wetgeving. Duitsland zal op dit gebied al een stuk verder zijn ontwikkeld en bedrijven in Duitsland zullen niet meer om het fenomeen CSR heen kunnen.
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
5
Hoofdstuk 2 2.1
Definitie van cultuur
Alvorens er gekeken kan worden naar de theorieën van Hofstede en Gray moet het begrip Cultuur verder worden toegelicht. Volgens Hofstede is cultuur ‘The collective programming of the mind distinguishing the members of one group or category of people from another’. Bij categorie kan men hier refereren naar landen, regio’s, rassen, religies, beroepen, organisaties of het geslacht. Een individu krijgt zijn of haar gebruiken het meest aangeleerd tijdens de kinderjaren. Op deze leeftijd ben je het meest gevoelig voor dingen die er in je eigen sociale omgeving gebeuren. Dit kunnen invloeden van je ouders zijn, je broertjes en zusjes of je vriendjes. Buiten je directe omgeving is de mate van rijkdom, veiligheid en technologie van grote invloed. ‘Culture is what enables a group to function smoothly’ (Hofstede). Hofstede geeft enkele niveaus waarbij cultuur goed kan worden toegelicht. Allereerst is er het nationale niveau. De wereldpopulatie is tegenwoordig opgedeeld in 200 landen. Het hangt van de grootte van het land af of er een onderscheid is te maken in verschillende culturele regio’s. Hoe groter het land des te meer kans op verschillen. Voorbeelden hiervan zijn Brazilië, China of India. Ondanks deze verschillen is het volgens Hofstede nog steeds zinvol cultuur te bestuderen op landenniveau. De cultuur van een land wordt bepaald door de waarden die de meerderheid van de bevolking in de armen gesloten heeft. Waarden worden gezien als een voorkeur voor een bepaalde situatie of gedrag. Men kan bijvoorbeeld eerlijkheid waarderen in plaats van oneerlijkheid. Mede dankzij het feit dat deze waarden die we ons onbewust aanmeten tijdens onze kindertijd ontstaan zijn nationale culturen opmerkelijk stabiel over langere periodes. Volgens Hofstede zijn het vooral de symbolen, helden en rituelen die door de tijd heen veranderen, maar blijven de onderliggende waarden daarbij intact2. Een ander belangrijk niveau is het organisatorisch niveau. Tijdens ons leven brengen we veel tijd door in organisaties waardoor een logisch gevolg is dat deze factor een belangrijke invloed heeft op cultuur. Binnen een land kunnen bedrijven afzonderlijk zich een verschillende stijl van bedrijfsvoering aanmeten. Wederom heeft dit te maken met symbolen, helden en rituelen. Echter in dit geval zijn de aangeleerde gebruiken oppervlakkig en gemakkelijk weer af te leren. 2
www.geert-hofstede.com
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
6
Het derde niveau dat door Hofstede als belangrijk wordt getypeerd is het beroepsniveau. Voor elk soort beroep is een bepaald niveau van mentaliteit nodig. Dit niveau is te vergelijken met het organisatorisch niveau en haar kenmerken, maar is het bij dit niveau van belang ook bepaalde waarden en opvattingen te hebben. Als je dit niveau dus een plek zou moeten geven dan zit het niveau tussen de vorige niveaus in. Het laatste niveau van cultuur heeft alles te maken met het geslacht. Dit is een lastig onderwerp aangezien mannen en vrouwen vaak anders op gebeurtenissen reageren. De graad waarin er differentiatie bestaat tussen man en vrouw in een land is vaak sterk afhankelijk van de nationale cultuur. 2.2
Hofstede
Geert Hofstede is een organisatiepsycholoog die jarenlang onderzoek heeft verricht naar de relaties en tegenstelling van cultuur globaal gezien. Zijn interculturele onderzoek is gebaseerd op 5 dimensies. Een vijfde dimensie is recentelijk nog toegevoegd. Onderstaand zullen deze dimensies uitgebreid toegelicht worden. Dimensie 1
Individualisme / Collectivisme
Deze dimensie beschrijft de relaties die individuen hebben in een bepaalde cultuur. Wanneer een cultuur voornamelijk gekenmerkt word door individualiteit hebben mensen de neiging voornamelijk voor zichzelf te zorgen en naaste familie. Dit staat in contrast met het collectivisme, waarbij men veel met elkaar samenwerkt en voor elkaar zorgt en verwacht dat anderen dat ook voor hen doen. Het groepsgevoel staat bij deze bevolkingsgroep hoog in het vaandel en het succes van de groep is belangrijker dan dat van een individu. De VS zijn een goed voorbeeld van het individualisme. Dimensie 2
Vermijden van onzekerheid
Met deze dimensie wil Hofstede duidelijk maken in hoeverre er binnen bepaalde culturen verschillen bestaan in de mate waarin men onzekerheid wil vermijden. Bij landen waar de neiging tot het vermijden van onzekerheid hoog is, zal er d.m.v. regelgeving, rituelen en procedures voor worden gezorgd dat er minder mate van onzekerheid zal zijn. Dimensie 3
Machtsverhouding
Hofstede bedoelt hiermee de mate waarin mensen verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is. Dit weerspiegelt de ongelijkheid in een bepaalde gemeenschap, maar dan wel gedefinieerd van onder af. Macht en ongelijkheid zijn overall aanwezig, maar in het ene land
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
7
nadrukkelijker dan in het andere land. Zo is Oostenrijk een goed voorbeeld van een land waarin er een sterke neiging tot gelijkheid is en macht en ongelijkheid slecht getolereerd worden. Dimensie 4
Masculiniteit
De vierde dimensie refereert naar de verdeling van taken binnen de gemeenschap met betrekking tot het geslacht. Hofstede onderzoekt hiermee hoe hoog landen scoren op bepaalde typische karaktereigenschappen van vrouwen of mannen. Hofstede schaart materialisme, assertiviteit, macht en individuele successen onder typisch mannelijke eigenschappen en vindt bescheiden gedrag, dienstbaarheid en solidariteit meer tot de typische vrouw behoren. Japan is een land dat hoog scoort op masculiniteit. Dimensie 5
Lange termijn oriëntatie t.o.v. korte termijn oriëntatie
Deze laatste dimensie is later aan het model van Hofstede toegevoegd. Hiervoor heeft er een studie plaatsgevonden onder 23 landen over de hele wereld. Wanneer men praat over lange termijn denken dan worden vooral eigenschappen als volharding en spaarzaamheid bedoeld. De korte termijn visie heeft meer betrekking op respect voor traditie, het nakomen van sociale verplichtingen en persoonlijke stabiliteit, waarmee vooral word gekeken naar het verleden en het heden. Engeland is een land waarbij lange termijn denken de overhand heeft. China is een voorbeeld van een land waarbij men meer aan de korte termijn denkt. 2.3
Kritiek op Hofstede
Belangrijke kritiek op het model van Hofstede wordt er gegeven door Baskerville (2003). Een eerste punt van kritiek is de aanname dat een land getypeerd zou worden door een bepaalde cultuur. O’ Leary & Levison (1991) geven als voorbeeld aan dat in het Midden Oosten er al 35 verschillende culturen kunnen worden aangewezen in slechts 14 landen en in Afrika zijn er 98 verschillende culturen aan te wijzen tegenover 48 landen. Voor crosscultureel onderzoek zijn er twee belangrijke problemen die opgelost dienen te worden. De classificatie en definities en het probleem om een goede steekproef te vinden en deze met elkaar te vergelijken. Volgens Baskerville heeft Hofstede deze beide basisproblemen niet adequaat aangepakt. Ook zouden de resultaten gedateerd zijn. Wanneer het onderzoek nu uitgevoerd zou worden kunnen grote veranderingen in het milieu, internationalisatie en globalisatie het onderzoek een heel ander resultaat geven.
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
8
Jones (2007) komt ook met een aantal argumenten tegen de bevindingen van Hofstede. Enkele punten van kritiek overlappen met die van Baskerville, maar hij komt ook met enkele nieuwe punten. Zo is het volgens Jones, naast het feit dat een land meerdere culturen kan hebben, ook zo dat een cultuur niet aan een land gebonden is. Een ander interessant punt van kritiek heeft te maken met de politieke invloed die op het moment van het onderzoek aanwezig was. Europa zat op dat moment midden in de koude oorlog en werd nog achtervolgd door de verschrikkelijke herinneringen aan de tweede wereldoorlog. Uiteraard hebben deze gebeurtenissen ook invloed gehad op Azië en Afrika. Voor zijn onderzoek heeft Hofstede slecht één bedrijf als uitgangspunt genomen. Volgens Jones kunnen de resultaten van een onderzoek dat slecht op IBM berust niet het complete culturele systeem van een land bepalen. Hofstede biedt echter het tegenargument dat je door het nemen van een grote multinational je het risico uitschakelt dat de resultaten niet kloppen, doordat bedrijven een andere manier hun zaken zouden regelen. 2.4
Gray
Gray (1988) heeft een theorie voor de culturele relevantie in accounting ontwikkeld. Hiermee is pionierend werk verricht in het onderzoek naar de invloed van cultuur op de manier van accounting. Zo heeft Gray de link gelegd tussen sociale studies (Hofstede) en accounting. Dat deze link bestaat is duidelijk te zien in figuur 1.
Fig. 1. De invloed van cultuur op accounting (Gray)
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
9
Als basis voor zijn onderzoek gebruikt Gray het model van Hofstede. Gray voegt echter de ‘accounting values’ toe aan het model. 1
Professionalisme tegenover statutaire controle
Gray definieert professionalisme als de voorkeur om vrij beslissingen te kunnen nemen en verantwoordelijk te zijn voor eigen gedrag. Statutaire controle wil juist het tegenovergestelde zeggen en werkt met regels en eisen. Professionalisme wordt beschouwd als een van de hoofddimensies van de ‘accounting values’ aangezien accountants belangrijke beslissingen moeten nemen met betrekking tot het waarderen en verstrekken van financiële informatie. De mate waarin accountants deze beslissingen moeten nemen varieert globaal gezien door verschil in regels en eisen aangaande deze financiële beslissingen. Landen als de US en Engeland tonen een grotere mate van autonomie en zelfregulatie dan vele landen in Europa. 2
Uniformiteit tegenover flexibiliteit
Gray beschouwt uniformiteit als de voorkeur voor het voeren van dezelfde accounting principes door gerelateerde bedrijven om duidelijkheid over langere periodes te verschaffen. Flexibiliteit wil hier zeggen dat in plaats van vaste regels en procedures voor accounting er een sterke mate van flexibiliteit moet zijn om elk individueel bedrijf de gelegenheid te bieden het op haar manier te doen. 3
Conservatisme tegenover optimisme
Met conservatisme bedoelt Gray de voorkeur voor een behouden aanpak voor het meten van financiële waarden om eventuele tegenslagen in de nabije toekomst het hoofd te kunnen bieden. Accountants zouden slechts naar mogelijke verliezen moeten kijken en winsten minder belangrijk moeten vinden. Conservatisme en optimisme op accounting gebied varieert sterk globaal gezien. Continentaal Europa wordt als sterk conservatief gezien en de US en UK als het tegenovergestelde. Gray oppert dat deze verschillen worden versterkt door de relatieve ontwikkeling van kapitaalmarkten, de veranderende druk van gebruikers en de invloed van belastingwetten op accountants. 4
Geheimhouding tegenover transparantie
Geheimhouding in accounting is volgens Gray de voorkeur voor een voorzichtige manier voor de onthulling van financiële informatie. Jaggi (1975) heeft deze dimensie ook al in zijn onderzoek gebruikt, aangezien bedrijven vaak een minimale hoeveelheid informatie opnemen in hun financiële verslagen.
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
10
Hoofdstuk 3 3.1
Corporate social responsibility
‘Social disclosure can be defined as the information that organizations provide about their social impact’ (Yamagami, 1991). Deze trend is gestart in ontwikkelde landen, inclusief Japan, in de jaren ’60 en ’70 in reactie op de groeiende kritiek op de toenmalige bedrijfsvoering. Vanaf toen is een significante meerderheid van bedrijven gaan werken met verschillende vormen van sociaal relevante informatie. Hierbij kan gedacht worden aan vervuiling, relaties met werknemers en betrokkenheid bij de gemeenschap. Deze informatie is niet alleen bedoeld voor investeerders, maar ook voor werknemers, consumenten en in sommige gevallen het hele publiek als geheel. Volgens Yamagami is er geen bewijs dat vrijwillige ‘social disclosure’ sociaal relevante informatie bevat die bruikbaar kan zijn bij het evalueren van de sociale impact van de bedrijven. Daarbij is het ook niet bewezen dat deze informatie als hulpmiddel kan worden gebruikt bij beslissingen relevant aan deze impact. Weer word gesteld dat de reden hiervoor is dat er geen algemeen geaccepteerde criteria bestaan die een minimale vorm van ‘social disclosure’ vereisen, zoals de eisen die aan financiële accounting wel zijn gesteld. Bedrijven verschaften daarom alleen de informatie die zij noodzakelijk vonden om te geven en die relevant was voor een optimaal resultaat. Daarbij mochten de kosten die betrekking hadden op het geven van deze sociaal relevante bedrijfsinformatie niet hoger zijn dan de opbrengsten. Hoewel CSR de afgelopen jaren al veelvuldig aan academisch onderzoek is onderworpen bevat de literatuur hierover nog steeds geen samenhang. Gray (1995) geeft ook aan dat hiervoor meerdere redenen zijn aan te wijzen, maar dat het antwoord vooral is te vinden in het feit dat CSR niet de kern zekerheden bevat die de traditionele vorm van accounting wel heeft. ‘So, for example, CSR is not enshrined in legislation equivalent to Companies Acts; as a result it is neither practiced systematically by organizations nor able to claim either universal recognition or universal definition’ (Gray, Kouhy, Lavers, 1995). Deze quote beschrijft een situatie die zich in Engeland in 1995 voordeed. In deze thesis wordt voor het onderzoek een periode voor dit jaar beschreven en er toen ook geen regels op dit gebied waren. Gray oppert dat de 30 jaar van onderzoek naar CSR een erg brede literatuur heeft gevormd die veel verschillende theoretische perspectieven bevatten. Ondanks deze constatering en de diversiteit van bedrijven in de aanwezige literatuur is het mogelijk enkele voorzichtige conclusies te trekken over de uitvoering van CSR.
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
-
11
CSR blijkt geen systematische activiteit te zijn. De beoefening van CSR wordt niet gesteund door regels en de populariteit om het wel te doen is vaak ver te zoeken.
-
CSR lijkt niet te zijn gerelateerd aan de winstgevendheid van het bedrijf in dezelfde periode.
-
CSR blijkt niet gebonden te zijn aan de grootte van de onderneming. Dit resultaat blijkt echter niet de meest betrouwbare te zijn, aangezien er in het onderzoek weinig rekening is gehouden met andere factoren.
-
Er is enigszins bewijs van effecten van CSR op de industrie, maar er is nog niet genoeg consistentie en duidelijkheid deze conclusie te onderbouwen.
-
Het land waarin de betreffende organisatie zich bevindt is van significante invloed op de mate waarin CSR wordt uitgevoerd. Dit zou in grote lijnen kunnen verklaren dat er inconsistentie bestaat tussen de resultaten van het onderzoek in verschillende landen. Deze thesis gaat voornamelijk over deze conclusie en zoals al vermeld zullen daarvoor Japan en Duitsland als uitgangsbasis worden genomen.
-
Er blijken verschillende andere kenmerken te zijn die het verschaffen van sociale informatie in de jaarverslaggeving verklaren. Hierbij kan men denken aan de intensiteit van kapitaal, de leeftijd van de onderneming, de houding van het top management en de aanwezigheid van een speciaal comité dat zich fulltime kan bezighouden met CSR.
3.2
CSR in Japan
Japanse bedrijven gebruiken verplichte en vrijwillige rapporten als media voor hun informatieverschaffing. Japan heeft twee wetsregels met betrekking tot de financiële verslaggeving. Dit zijn de ‘Commercial Code’ en de ‘Securities and Exchange Law’3. De eerste, waaronder het jaarverslag valt, wordt het ‘Business Report’ genoemd en bevat een balans, W&V rekening en een bedrijfsrapport. Dit ‘ Business Report’ moet voor de jaarvergadering naar de aandeelhouders worden gestuurd. Alle bedrijven in Japan worden verplicht gesteld zich aan deze ‘Commercial Code’ te houden. De ‘Securities and Exchange Law’ is er als additie voor de bedrijven die geld werven op de kapitaalmarkt. Geen van deze twee verplichte verslagen behandelen het verschaffen van informatie die betrekking heeft op de sociale impact van de bedrijfsvoering. De enige informatie die wel wordt verschaft die wellicht betrekking heeft op ‘social disclosure’ zijn de gegevens over de werknemers. Daar waar de regels voor het verschaffen van de financiële informatie duidelijk zijn opgenomen in de Japanse
3
Yamagami & Kokubu (1991)
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
12
wetgeving nemen veel Japanse bedrijven dan ook niet de moeite naast deze verplichtingen zich in te spannen voor de verschaffing van sociale informatie. Toch zijn er ook Japanse bedrijven die een ander soort rapport verschaffen buiten de rapporten die ze verplicht moeten uitgeven. De meest voorkomende vrijwillige rapporten die bij de jaarverslaggeving worden ingesloten zijn het ‘Operating Report’, de ‘ English Language Version of the Annual Report’ en de ‘Public Relations Report’. Het ‘Operating Report’ is een pamflet dat naar de aandeelhouders wordt gestuurd na de jaarvergadering. Het is gebaseerd op het ‘Business Report’ en kan worden beschouwd als een soort nieuwsbrief naar de aandeelhouders. Dezelfde informatie wordt in een nieuw model gegoten en daarbij voegt het bedrijf ook enkele andere informatie toe. De ‘English Language Version of the Annual Report’ wordt uitgegeven om geld op te halen op de internationale kapitaalmarkten of om de publiciteit op te zoeken. Deze rapporten worden dan vaak op een zodanige wijze opgesteld dat ze over het algemeen worden geaccepteerd door de normen die voor de financiële verslaggeving in de USA gelden. Het ‘Public Relations Report’ wordt door Japanse ondernemingen gebruikt om externe groepen van informatie te voorzien. Dit gebeurt door middel van een schematische voorstelling van de toestand van het bedrijf. Zoals al bekend gaat het hier om een vrijwillig rapport en is het bedrijf niet verplicht dit te doen. Het hoeft dan ook niet jaarlijks gepresenteerd te worden en bevat vaak ook geen financiële verklaringen. Voor het onderzoek dat er door Yamagami en Kokubu in 1985 is uitgevoerd zijn 49 grote Japanse ondernemingen gekozen. Ze hebben als uitgangsbasis voor de beoefening van CSR drie categorieën genomen. Deze zijn de natuur, betrokkenheid bij de gemeenschap en de relatie met de werknemers. Het onderzoek van Ernst & Ernst, daterend uit 1978, ligt hier als basis aan vooraf. Ernst & Ernst hebben de volgende factoren gebruikt: ‘environment, energy, fair business practice, human resources, community involvement & products’. Verklaringen over energie en producten bleken in Japan erg zeldzaam te zijn dus die werden door Yamagami en Kokubu geschrapt. Over eerlijke bedrijfsvoering werd door geen enkel Japans bedrijf gesproken dus dit werd ook uit het onderzoek gelaten. In tabel 1 op de volgende pagina zijn de resultaten te zien van het onderzoek.
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
13
Tabel 1, De uitoefening van CSR door Japanse bedrijven. De cijfers zijn per rapport gegeven en de laatste rij geeft nog een gemiddelde van de 3 rapporten.
Uit de tabel is duidelijk te constateren dat R&D veruit de populairste vorm van CSR is. Eigenlijk is deze categorie enigszins discutabel, maar hij is wel in het model opgenomen gezien de contributie aan de gemeenschap door middel van nieuwe en verbeterde producten en/of diensten. Japanse bedrijven zijn erg gemotiveerd om te investeren in de allernieuwste technologische ontwikkelingen. Na R&D is de verschaffing van informatie op het gebied van internationale activiteit het populairst. Japanse bedrijven zijn internationaal georiënteerd en zijn dus overal over de wereld verspreid (Samsung, Toyota). Onthullingen gerelateerd aan de betrokkenheid van het bedrijf bij de gemeenschap en natuur zijn erg laag (27,6 % en 11,0 %). Gezien de impact die de bedrijven op deze gebieden hebben zijn deze percentages als bijzonder laag te beschouwen. De laatste categorie die nog niet besproken is gaat over de relatie met de werknemer. Wanneer dit percentage (34,5 %) wordt vergeleken met die in Europa of de USA dan ligt het beduidend lager. De grote afwezigheid van informatie over de werknemers ligt volledig in de stijl van het Japanse bedrijfsleven. Japanners beschouwen de relatie met hun personeel als persoonlijk (Yamagami 1991)en houden deze informatie liever binnen het bedrijf. Vandaar ook de voorkeur voor een interne nieuwsbrief in plaats van een extern rapport. Er is ook nog onderscheid te constateren in de verschillende bedrijfstakken in Japan. Dit is echter niet relevant voor het onderzoek dat met deze bachelor thesis wordt uitgevoerd. In hoofdstuk 5.3 zal hier nog over gesproken worden.
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
14
Duidelijk is dus dat Japan, vergeleken met Europa en USA, erg traag is gebleken met de ontwikkeling van verslaggeving met betrekking tot CSR. Er is niet of nauwelijks sprake van sociale onthullingen in de verplichte rapporten. De informatie (CSR) die ze wel verschaffen doen ze in de vrijwillige rapporten die al besproken zijn en alleen op het gebied van R&D hebben ze een wezenlijk aandeel in de CSR van het land. Tegenwoordig is ‘corporate social responsibility’ in Japan wel echt een belangrijk onderwerp. Doyukai publiceerde in 2003 zijn gedachtegoed hierover in de ‘15th Corporate White Paper’4. 3.3
CSR in Duitsland
‘Matters concerning employees are much more heavily stressed in Germany than in the USA’ (Schoenfeld, 1978). In hetzelfde jaar geeft Schreuder5 aan dat een vergelijking met Nederland en Frankrijk ook nog is aangeeft dat Duitsland niet alleen op het gebied van zijn werknemers, maar op vele andere gebieden informatie over CSR in hun jaarverslag opnemen. Duitsland heeft een lange geschiedenis op het gebied van rapportage over de sociale impact van hun bedrijfsvoering. Brockhoff (1975) heeft hiervoor een onderzoek uitgevoerd onder 296 bedrijven. Hiervoor werden vooral data verzameld uit het jaar 1973. 205 van deze jaarverslagen bevatten een zogenaamd ‘Sozialbericht’. Voor het onderzoek zijn de bedrijven opgedeeld in de volgende 10 industrieën.
Tabel 2, De Duitse bedrijven per industie ingedeeld die voor het onderzoek zijn gebruikt
4
Keizai Doyukai beschouwt CSR en ‘corporate governance’ als de belangrijkste elementen voor bedrijven om vertrouwen en waarde voor de onderneming te creëren. 5 Hein Schreuder was directeur van bedrijfsonderzoek bij het economische en sociaal instituut van de vrije universiteit van Amsterdam.
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
15
Op de volgende pagina zijn de resultaten van het onderzoek te lezen. Categorie 2, de banken en verzekeraars, zijn opgedeeld in twee subcategorieën. Dit zijn 53 bedrijven die onder de privé wet hun bedrijf voeren en de overige 25 zijn bedrijven die door de publieke wet gestuurd worden.
Tabel 3, De kwantiteit van CSR rapporten in Duitsland (1974)
Wanneer men kijkt naar de relatieve frequentie van berichtgeving ten opzichte van CSR dan blijken de percentages al in 1974 erg hoog te liggen. Categorie 3,4 en 5 laten zelfs percentages zien die in de 80% liggen. Een verklaring hiervoor kan wellicht zijn dat deze bedrijven internationaal georiënteerd zijn en ze min of meer verplicht zijn over te gaan op CSR. Een werkgroep maakte met haar publicatie ‘Socialbilanz Heute’6 een rapport waarin de doelen van CSR uitgewijd worden. Het eerste doel is het formuleren van doelen en activiteiten die sociaal relevant zijn. Daarnaast moet het zorgen voor een verzameling van bedrijfsinformatie en een systematische presentatie over de prestatie van het bedrijf. Het tweede doel omvat de presentatie van informatie met betrekking tot CSR aan alle personen die iets met het bedrijf te maken hebben. Hierbij moet men denken aan de werknemers, investeerders en het algemene publiek. Het derde en laatste doel bestond uit een periodiek, controleerbaar verslag van de sociale verplichtingen van en in de buurt van de onderneming. Al met al is er in Duitsland veel geschreven over sociale rapportage en dat heeft geresulteerd in talloze modellen, ontwikkeling betreffende de verslaggeving en het voortdurende debat wat organisaties met verscheidene vakbonden voeren7.
6 7
Deze werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van grote ondernemingen als Deutsche Shell en GmbH. Hein Schreuder
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
16
Hoofdstuk 4 4.1
De link tussen de 5 dimensies van Hofstede en CSR
Wanneer we de resultaten van het literatuuronderzoek bekijken dan lijkt duidelijk te worden dat Duitsland in de periode van 1970 – 1980 meer affiniteit had met het begrip CSR. De cijfers die er uit die periode zijn, laten zien dat Duitse bedrijven vaker informatie met betrekking tot CSR in hun jaarverslaggeving opnemen. Deze informatie is in veel gevallen ook een stuk uitgebreider en gedetailleerder dan van hun Japanse collega’s. Met dit gegeven gaan we de oorzaak proberen te achterhalen door middel van het framework van Hofstede. Hiervoor zullen aan de hand van de dimensies van Hofstede hypotheses worden gevormd die een positief of negatief verband zouden moeten verklaren. Onderstaand zijn deze hypotheses te zien. H1
Individualisme heeft een negatief effect op CSR.
H2
Vermijden van onzekerheid heeft een negatief effect op CSR.
H3
Oneerlijke machtsverhouding heeft een negatief effect op CSR.
H4
Masculiniteit heeft een negatief effect op CSR.
H5
LTO heeft een positief effect op CSR.
Een kleine toelichting op deze hypotheses is noodzakelijk om de verbanden te kunnen zien. De verwachting is dat wanneer een nationale cultuur gekenmerkt wordt door individualisme de drang naar sociale verslaggeving minder aanwezig zijn. Het is ieder voor zich en er zal niet al teveel rekening worden gehouden met het algemeen belang. Wanneer een land getypeerd word door het mijden van onzekerheden dan zal er minder aan CSR activiteiten worden gedaan. Deze zijn in veel gevallen kostbaar en kunnen het bedrijfsleven sterk beïnvloeden. Dit zal dan niet wenselijk zijn, omdat dit risico’s met zich meebrengt. De derde hypothese, die over de machtsverhouding gaat, zal een negatief effect hebben op de beoefening van CSR. Wanneer werknemers in een bepaald land geneigd zijn sterke verschillen in de verdeling van de macht op de werkvloer te accepteren dan zullen zij ook accepteren niet overal van op de hoogte worden gebracht. Het topmanagement bepaalt en de werknemers en stakeholders dienen dat maar te accepteren. De vierde hypothese heeft te maken met de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in een bepaald land. Zoals al eerder in deze thesis naar voren is gekomen kunnen landen getypeerd worden door typisch mannelijke of vrouwelijke kenmerken. De verwachting is dat als een land meer geneigd is naar mannelijke kenmerken de
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
17
behoefte aan CSR informatie minder is. Deze hypothese is logisch als je bedenkt dat materialisme, assertiviteit, macht en individuele successen mannelijke kenmerken zijn en bescheidenheid en dienstbaarheid meer een vrouwelijk karakter hebben. De laatste dimensie die Hofstede in zijn model heeft opgenomen is de lange termijn oriëntatie van een land. In hoeverre mensen in een land geneigd zijn vooruit te kijken en daar in het bedrijfsleven rekening mee te houden heeft een positief effect op de hoeveelheid informatie die zal worden verschaft met betrekking tot de sociale impact van de onderneming. Dit is logisch aangezien je aandacht voor je werknemers en de omgeving van je bedrijf moet hebben als je ervoor wil zorgen dat je bedrijf op de lange termijn geen obstakels zal tegenkomen. De cijfers die er in de tabel hieronder worden gegeven zijn van het onderzoek van Hofstede dat in 1975 is uitgevoerd. Deze cijfers zijn representatief voor de periode 1970 – 1980, omdat er in deze periode geen grote gebeurtenissen plaatsvonden. Ze waren in ieder geval niet van dien aard dat deze onderliggende waarden daardoor wezenlijk zouden veranderen. Machtsverhouding Individualisme Masculiniteit
Mijden van onzekerheid
LTO
Japan
54
46
95
92
80
Duitsland
35
67
66
65
31
Tabel 4, Verschillende scores op de dimensies van Hofstede.
Om nog een duidelijker beeld te krijgen van de verdeling van de verschillende dimensies per land is hieronder figuur 3 toegevoegd. In hoofdst uk 5.1 zal er per dimensie worden gekeken of de hypothese klopt en zal een onderbouwing volgen. De tabel en grafiek laten al zien dat de landen erg verschillen in hun opvattingen.
Figuur 3, De verdeling van de dimensies van Hofstede grafisch gezien (www.geert-hofstede.com)
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
18
Hoofdstuk 5 5.1
Resultaten per hypothese
H1
Individualisme heeft een negatief effect op CSR.
Op het gebied van individualisme scoort Japan 46% en Duitsland 67%. Aan de hand van deze gegevens zou de hypothese dus niet kloppen. Duitsers blijken meer voor het individu te gaan en in Japan zijn ze juist collectiever ingesteld. Dit zou als logisch gevolg moeten hebben dat Japan meer activiteiten zou ontplooien in CSR. H2
Vermijden van onzekerheid heeft een negatief effect op CSR.
Deze hypothese lijkt waar te zijn. Japan scoort 27% hoger dan Duitsland (65%)en komt op een hoog percentage van 92%. Zoals in hoofdstuk 4 al is uitgelegd kan CSR financieel gezien niet altijd goed uitpakken voor een bedrijf. Japanse bedrijven hebben liever een excellent product, een gezonde financiële huishouding en hoge winsten dan dat ze een sociaal verantwoord beleid voeren. H3
Machtsverhouding heeft een negatief effect op CSR.
Ook deze hypothese is onder de gegeven omstandigheden juist. Japan scoort 54% en Duitsland slechts 35%. Deze statistieken geven duidelijk aan dat Duitsers minder welwillend tegenover een groot verschil in de machtsverdeling staan. Japanners tolereren dit verschil dus vaak wel en hiermee gaat gepaard dat werknemers en stakeholders minder veeleisend zullen zijn met betrekking tot de informatie die door het bedrijf zal worden gegeven. H4
Masculiniteit heeft een negatief effect op CSR.
Ook bij deze hypothese zijn er grote verschillen aan te tonen. Duitsland scoort 66% waar Japan tot een percentage van 95% komt. Dit betekent dat Japan zich laat kenmerken door voornamelijk traditioneel mannelijke eigenschappen. Er is al eerder toegelicht dat deze eigenschappen de CSR activiteit binnen een bedrijf niet positief beïnvloeden. H5
LTO heeft een positief effect op CSR.
Deze laatste dimensie lijkt de interesse voor CSR van bedrijven niet te kunnen verklaren. Japan scoort vele malen hoger op deze dimensie en dit zou dus niet het positieve effect kunnen verklaren van LTO op CSR.
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
5.2
19
Conclusie
Alleen bij H1 en H5 blijken de hypotheses dus niet helemaal te kloppen. De overige hypotheses kunnen een goede verklaring zijn voor de mate van CSR in een bepaald land. Bij hypothese 1 kan echter nog een kanttekening worden geplaatst. Het is namelijk wel zo dat Japan collectiever is ingesteld, maar zoals in deze thesis al eerder is vermeld is dit vooral intern georiënteerd. Zo is het voorbeeld al aangehaald dat Japanse bedrijven informatie over werknemers liever intern houden en de voorkeur aan het publiceren van een interne nieuwsbrief geven. Bij hypothese 5 kan ook nog een kanttekening worden geplaatst. Japanse bedrijven zijn zeer secuur en streven naar een innovatief product. Zoals al bekend besteden Japanse bedrijven zeer veel aandacht aan R&D. Hierdoor zou het kunnen zijn dat de resultaten een vertekend beeld geven en de LTO visies vooral gereflecteerd worden door de R&D activiteiten die in Japan ondernomen worden. Kunnen we dan aan de hand van deze resultaten concluderen dat de hoeveelheid CSR informatie gerelateerd is aan de nationale cultuur? Kunnen de dimensies van Hofstede verklaren waarom beide landen andere opvattingen hebben over het geven van informatie op sociaal gebied? Aan de hand van het uitgevoerde onderzoek zou die constatering voorzichtig kunnen worden gemaakt. Er zijn veel tekenen dat de dimensies van Hofstede verklarend kunnen zijn voor de verslaggeving op sociaal gebied. Vooral hypotheses 2 t/m 4 geven hier een duidelijk beeld over. Er is echter wel behoefte aan een breder onderzoek, maar daarover meer in hoofdstuk 5.3. 5.3
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
Het literatuuronderzoek dat nu is uitgevoerd spitst zich toe op de periode tussen 1970 en 1980. Het probleem hiermee is dat de resultaten van onder meer Hofstede onderhevig kunnen zijn aan de omstandigheden die er toen in die landen zich voordeden. Zo is de koude oorlog en de tweede wereldoorlog al genoemd. Om een preciezer beeld en betere onderbouwing voor de gegeven conclusies te krijgen zal het onderzoek ook in andere periodes moeten worden gedaan. Hierdoor sluit je de tijdfactor uit en is de gebruikte theorie beter onderbouwd. Een andere suggestie voor vervolgonderzoek kan het vergelijken van meerdere landen zijn. De toevalsfactor is groot met het nemen van twee landen en wanneer men meerdere landen met elkaar vergelijkt dan is de onderbouwing sterker. Van belang is dat dan wel landen worden genomen waarbij er duidelijk verschillen in de cultuur aan te tonen zijn. Het is anders vrij lastig om met de vijf dimensies die je moet bespreken een eenduidige conclusie te trekken.
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
20
Literatuurlijst
-
Radebaugh, L.H. & Gray, S.J. (2001). International accounting & multinational Enterprises, fifth edition. New York: Wiley.
-
Walton, P., Haller, A. & Raffournier, B. (2003). International accounting, second edition. London: Thomson.
-
Choi, F.D.C. & Meek, G.K. (2005). International accounting, fifth edition. New Jersey: Pearson.
-
Lynch-Wood, G., Williamson, D. & Jenkins, W. (2009). The over-reliance on self-regulation in CSR policy. Business ethics : a European review vol.18, 1, 52-65.
-
Moon, J., Anastasiadis, S. & Vigano, F. (2009). The potential of CSR to support the implementation of the EU sustainability strategy: editorial introduction. Business ethics : a European review vol. 18, 3, 268-272.
-
Chanchani, S. & Willett, R. (2004). An empirical assessment of Gray's accounting value constructs. The international journal of accounting vol.39, 2, 125-154.
-
Baskerville, 2003 R.F. Baskerville, Hofstede never studied culture. Accounting, Organizations and Society 28 (2003) (1), pp. 1–14.
-
Bazin, D (2008). What exactly is corporate responsibility towards nature? Ecological responsibility or management of nature? A pluri-disciplinary standpoint. Elsevier.
-
Welford, R (2004). Corporate Social Responsibility in Europe, North America and Asia. University of Hong Kong China.
-
Demise, N (2004). CSR in Japan. Meiji University, Tokyo, Japan.
-
Jones, M.L. (2007). Hofstede – Culturally questionable? Oxford Business & Economics Conference (2007).
Bachelor Thesis Mark Kokxhoorn
-
21
Gray, S.J & Vint, H.M (1995) The impact of culture on accounting disclosures. Some international evidence. Asia Pacific Journal of accounting. Pp. 33-44