BABEL.
Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen UvA jaargang 23 • nummer 10 Juli ∙ Augustus 2015
VOLKSKRANT COLUMNIST SHEILA SITALSING over journalistieke shaming en framing tijdens de Maagdenhuisbezetting
DECAAN FRANK VAN VREE kijkt terug op het rumoerige collegejaar Universiteit van Amsterdam
DE GAY PRIDE Vrolijke geilheid of serieuze boodschap?
Faculteit der Geesteswetenschappen
HOOFDREDACTIONEEL
INHOUD
Beeld /// Bob Foulidis
TEKENING
Een bonte optocht Om op de faculteit te geraken, moet je kleur bekennen. Je moet weten wat je wilt, wat bij je past en waar je goed in bent. Die drie gegevens vormen samen jouw unieke wachtwoord, waarmee je de sesam naar de faculteit opent. Onze aanstaande medestudenten ontvangen hun wachtwoord tijdens de UvA-matching. Onze onderzoekers krijgen er één, telkens als ze een voorstel indienen waarin precies staat aangegeven hoe het beoogde onderzoek een belang in de maatschappij dient en liefst ook hoe het geld gaat genereren. De handel in wachtwoorden is een lucratieve. Maar weet je er één te bemachtigen en je je onder de lange rechte toegangspoort tot de faculteit door te manoeuvreren, dan ontvouwt zich daar een rijk met veel minder rechtgebaande paden dan de weg ernaartoe doet vermoeden. Achter de poort ligt een vrijplaats, waar juist de veelkleurigheid wordt gevierd: kwam je binnen met een wachtwoord voor Klassieke Talen, dan kun je zomaar via een keuzevak bij Kunstgeschiedenis uiteindelijk je plek vinden als archeoloog. De viering van de facultaire veelkleurigheid gedijt goed in de zomer, waarin op de terrassen de rosé en goudblonde biertjes tussen de felgestifte lippen verdwijnen. In deze zomerse Babel werd op het kleurenspectrum het gehele palet ingezet. Zo kijken we in een achtergrond mee met de belevenissen van studenten die vanuit alle uithoeken van de wereld in Amsterdam terechtkwamen om te studeren. En steekt biograaf Nop Maas in 'Lofdicht' een loftrompet af op de poëzie van Gerard Reve, die zo goed is vanwege de vele registerwisselingen die ze bevat. In 'De Ode' looft actrice Jacqueline Blom ‘scriptdokter’ Robert McKee vanwege zijn talent voor het vertellen van kleurrijke verhalen. Deze veelkleurige zomer vormt de afsluiter van een bont jaar. Samen met een insider, onze decaan Frank van Vree, en een outsider, journalist Sheila Sitalsing, blikt Babel terug op de donkerste dagen en de zuurstokroze momenten van euforie van de afgelopen twee semesters. Wat blijkt: op onze Faculteit der Geesteswetenschappen kun je (gelukkig, bekent ook onze decaan) nog steeds als een kameleon elke kleur aannemen die je aantrekt. En dat is goed: de beste studenten zijn immers niet degene die een vooraf uitgetekend pad volgen en zo weinig baanbrekende resultaten boeken. En de beste onderzoeken zijn immers niet de onderzoeken die een maatschappelijk nut dienen, maar juist de onderzoeken die uit intrinsieke motivatie en een diep geloof aan het belang van het project voortkomen en die zó de maatschappij uiteindelijk zullen inkleuren.
HOMO PROMOVENDUS Daniël Knegt is wel klaar met het onderwerp van zijn proefschrift
04
Hoewel de poortwachter van de faculteit het anders doet vermoeden: als academicus en als geesteswetenschapper in het bijzonder moet je je open blik koesteren. Het grootste gevaar dat ons bedreigt is kleurenblindheid. P.S. Dit was het laatste nummer van Babel dat onder onze hoofdredactie tot stand kwam. Vol vertrouwen geven we dat stokje door aan Aimée Plukker en Anne Wijn. Jesse Beentjes en Kim Schoof
LOFDICHT Nop Maas zingt lof op Gerard Reves registerwisselingen
07
02 HOOFDREDACTIONEEL /// 03 TEKENING /// 04 DE BESCHOUWING Geesteswetenschappen presenteert /// 04 HOMO PROMOVENDUS Daniël Knegt /// 06 HOKKENAGENDA Lekker weg in eigen land /// 08 IN GESPREK Frank van Vree /// 11 BROOD OP DE PLANK Kiki Varekamp /// 12 UvA Monopoly /// 14 LOFDICHT Nop Maas /// 15 HET INTERVIEW Sheila Sitalsing /// 18 ACHTERGROND Gay Pride /// 19 COLUMN Hanna /// 20 ACHTERGROND Erasmusstudenten /// 21 FICTIEF ADVIES van Fien /// 22 DE ODE Jacqueline Blom /// 23 RECENSIE Buitenbioscoop /// 23 RECENSIE Renzo's /// 24 GEESTESVOEDSEL Een Bacchusmaal
Beeld /// Vera Duivenvoorden
Babel
DE ODE Actrice Jacqueline Blom bewondert de Amerikaanse 'scriptdokter' Robert McKee
Juli ∙ Augustus 2015
ACHTERGROND
15
Op uitwisseling in eigen land: waar hangt de Amsterdamse Erasmusstudent uit?
20 3
DE BESCHOUWING
HOMO PROMOVENDUS
Van schoot tot dood Herbeleef met Babel de belangrijkste momenten van een FGw-college. Deze maand: ‘Geesteswetenschappen presenteert’, een lunchcollege met historicus Bram Mellink in Spui25. Tekst /// Anne Wijn Beeld /// Masha Emelyanova
Mellink mogen we zelf uitmaken wie van de twee we de bullebak van zijn verhaal vinden. 13:30 Zouden meer mensen in de zaal nog nooit van deze twee figuren gehoord hebben? Of mag ondergetekende zich vanaf nu enkel nog pseudohistorica noemen? 13:31 Opluchting. Mellink zegt dat nog weinigen de plek van deze mannen in de Nederlandse geschiedenis kennen.
13:14 Spui25 is erg streng in haar deurbeleid. Wie niet klokslag 13:15 uur binnen is, komt er ook niet meer in. Het is weinig studenten gelukt op tijd te zijn, dus het publiek bestaat met name uit geïnteresseerde grijsaards. 13:15 Bram Mellink begint zijn verhaal. Hij blijkt zich niet helemaal te hebben gehouden aan het thema van de ‘Geesteswetenschappen presenteert’-reeks. Hij zal niet zijn al afgeronde promotieonderzoek presenteren, maar een kijkje geven in het huidige onderzoek dat hij verricht. Dat gaat over de wederopbouw en de opkomst van de verzorgingsstaat in naoorlogs Nederland. 13:20 De lezing concentreert zich op twee personen, waarvan de eerste dr. A.A. Van Rijn is die zich na de oorlog bezighield met het opzetten van een Nederlandse verzorgingsstaat onder de noemer ‘Van schoot tot dood’. Een term die het volgens Mellink nooit heel lekker gedaan heeft. 13:25 Tegenhanger van Van Rijn was ene dr. A.C. Josephus Jitta, die juist niét geloofde in het plannen van een maatschappij. Volgens hem had die planning namelijk geleid tot het totalitaire nazi-Duitsland. Opmerkelijk was dat Van Rijn in zijn betoog vóór een geplande staat dit tegenargument als het ware omdraaide: laissez-faire had volgens hem geleid tot de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog. Volgens
4
13:32 Het debat dat ze met elkaar voerden bleek ten tijde van het vormgeven van de verzorgingsstaat eigenlijk ook al amper door iemand gevolgd te worden. De discussie werd achter de schermen gevoerd en is juist daarom interessant onderzoeksmateriaal. De twijfel in de zaal lijkt af te nemen: niemand is op de hoogte en dat is volledig gelegitimeerd. We kunnen met een gerust hart verder luisteren. 13:40 Naarmate de lezing vordert, komen er echter steeds meer bekende namen voorbij. Voor- en met name tegenstanders van de verzorgingsstaat, zoals Hayek en Churchill. 13:47 Een adequate en precieze uitleg van het politieke debat rondom het op poten krijgen van de Nederlandse verzorgingsstaat vormt de kern van Mellinks verhaal. Het is een beknopte samenvatting van een deel van zijn huidige onderzoek. Ook voor de onzekere leek op het gebied van dit onderwerp toch prima te volgen. Voor wie ook na afloop van het collegejaar geen genoeg kan krijgen van de geesteswetenschappen: loop eens Spui25 binnen voor een half uurtje verfrissende inzichten. Cursus: Geesteswetenschappen presenteert Onderwijsinstituut: Spui25 Spreker: Dhr. dr. A.G.M. Mellink Inhoud: Het debat over de opbouw van de Nederlandse verzorgingsstaat in de jaren vijftig Publiek: Geïnteresseerde mede-onderzoekers en een enkele student
Fascinatie voor het fascisme Wie zijn die promoverende geesteswetenschappers eigenlijk? Waar gaat hun proefschrift over en waarom juist dáárover? Deze maand: Daniël Knegt (1984), promovendus in de Franse geschiedenis. Tekst /// Anne Wijn Beeld /// Charlotte Klein
I
edeëngeschiedenis is een lastige tak van sport. Want je zult het maar grondig oneens zijn met de ideeën van de personen die je bestudeert, vijf jaar lang. Daniël Knegt overkwam het. Gelukkig is hij bijna klaar. Knegt: 'In november is mijn promotie. De twee Franse fascistische denkers die ik bestudeer komen me ook wel echt de neus uit. De sympathie is helemaal weg.'
Continuïteit
Bertrand de Jouvenel en Alfred Fabre-Luce waren twee Franse politieke denkers die hun belangrijkste werken in de jaren dertig, veertig en vijftig van de twintigste eeuw publiceerden. Knegt onderzoekt deze periode: 'Ik begin in de jaren dertig en ga na de Tweede Wereldoorlog door tot ongeveer 1954. Veel onderzoek naar de jaren dertig en veertig eindigt bij 1945, met het einde van de Tweede Wereldoorlog als breuk in de geschiedenis. Mijn proefschrift is eigenlijk een soort pleidooi voor continuïteitsdenken: wanneer je je onderzoek tot na de oorlog laat doorlopen, ontdek je heel veel continuïteit in het denken van deze twee mannen. Ze blijven geïnteresseerd in het fascisme, ze blijven erover denken als politieke staatsvorm, ook nadat de oorlog al is afgelopen en het fascisme ten onder is gegaan.'
JOUVENEL VOND DAT HET FASCISME IN DISKREDIET WAS GEBRACHT DOOR EEN GEK ALS HITLER
'Jouvenel was journalist en gefascineerd door de fascistische ideologie. Volgens hem was de democratie dood in de jaren dertig. Hij geloofde in een aristocratie, in jonge sterke mannen, een nieuwe generatie krachtige politici die de wereld zou gaan veranderen. Hij stond in eerste instantie dan ook niet negatief tegenover Hitlers machtsgreep. Ook
Babel
na het einde van de oorlog bleef hij geïnteresseerd in het fascisme, zij het dat zijn denkbeelden een iets andere gedaante aannamen. Hitlers wandaden hadden de in de kern positieve waarden van het fascisme in een negatief daglicht gesteld, zo vond Jouvenel. Hij bleef dus wel een anti-democraat, want vanwege de democratie had een gek als Hitler de macht kunnen grijpen. Daarnaast ging Jouvenel zich na de oorlog meer bezighouden met economie en vond zichzelf opnieuw uit als een neoliberaal denker. In die tijd hadden rechtse liberale denkers nog vrij veel verwantschap met het fascisme. Men gunde de staat zo weinig mogelijk macht en de economie juist veel. Omdat de democratie in hun ogen had gefaald, bleven het communisme en het fascisme over als de enige twee sterke ideologieën. Het fascisme kon nog steeds werken, als het werd ingezet door slimme sterke mannen, in plaats van door gekken zoals Hitler. Jouvenel heeft hier ook na de Tweede Wereldoorlog nog over gepubliceerd, bij een kleine rechtse
Juli ∙ Augustus 2015
uitgeverij die ook mémoires van fascisten in ballingschap uitgaf.'
Het fascisme redden
Ook Fabre-Luce bleef aanhanger van het fascistisch gedachtegoed na het einde van de oorlog. Knegt: 'Maar hij bleef veel meer dan Jouvenel in de echte extreem-rechtse kringen rondhangen. Waar Jouvenel zich ging mengen onder neoliberale denkers en daarmee zijn fascistische wereldbeeld wat wist te camoufleren, bleef Fabre-Luce doorgaan met het verkondigen van openlijke fascistische boodschappen. Beide mannen waren natuurlijk hun carrière na de oorlog zo'n beetje kwijtgeraakt. Het fascisme was in diskrediet gebracht en hun status als kritische denkers dus ook. Ze wilden graag nog wat voorstellen en hadden ook nog een kleine achterban, die bleef geloven in de kracht van de fascistische staat. Ieder op hun eigen manier probeerden Jouvenel en Fabre-Luce nog wat van hun politieke leven te maken, door hun denk-
beelden aan te passen aan de nieuwe naoorlogse situatie.'
Dat het lastig is vijf jaar lang in het hoofd te kruipen van mannen die het fascisme probeerden te redden van de negatieve bijklank, lijkt logisch. Toch is het niet enkel iets negatiefs, aldus Knegt: 'Een beetje antipathie kan ook wel een goede drijfveer zijn.'
Daniël Knegt (1984) studeerde geschiedenis aan de UvA. In augustus 2010 rondde hij zijn researchmaster af, in september van dat jaar startte hij zijn promotietraject aan het European University Institute, dat gevestigd zit in Florence en waar Europese promovendi met een beurs hun onderzoek doen. Knegt doet onderzoek naar het gedachtegoed van twee Franse fascistische denkers in de jaren dertig, veertig en vijftig. Daarnaast geeft hij les aan de UvA.
5
DE HOKKENAGENDA ZOMEREDITIE
Lekker weg in eigen land Maandelijks werpt Babel een blik in de agenda van een stereotype FGw'er. Deze maand een zomerspecial, met een speciaal hokje: de doorsnee, ik-vindalles-leuk, breed geïnteresseerde, 'gezellig in het park'-FGw'er, die verder kijkt dan de A10 en ook in eigen land vertier kan vinden. Tekst /// Jesse Beentjes
'H
éérlijk! Zó'n leuk plekje ontdekt! Echt heel leuk, rustig ook. Niet zo hip, maar toch ook weer wel, als je begrijpt wat ik bedoel. In Zwolle, ja...' De zomermaanden zijn een uitgelezen kans voor de breed geïnteresseerde FGw'er om met Vadertje NS op tienertour te gaan. Ja, je gaat vast ook op vakantie naar Ethiopië, Iran, Montréal of 'gewoon Italië', maar ook in het vaderland kan je je geluk niet op. Op ieder gebied is er wat wils. De filosoof, de historicus, de taalkundige, de mediawetenschapper: allemaal kunnen ze hun hart ophalen bij deze geesteswetenschappelijk verantwoorde parels van de Lage Landen, door Babel zorgvuldig gerangschikt en voorzien van het nodige commentaar. Als voorpret. En omdat het zomer is, wordt dit geen agenda in de strakste betekenis van het woord. Data ontbreken: die mag je zelf bepalen. Lekker weg in eigen land.
DE HOKKENAGENDA ZOMEREDITIE
Nederlands Stripmuseum
Westerhaven 71, Groningen, dinsdag t/m zondag, van 10:00 tot 17:00 uur, toegang voor studenten €5, gratis met museumkaart Of het waar is dat dit 'het leukste museum van Nederland' is, zoals het claimt, moet de reiziger naar het Noorden zelf bepalen. In ieder geval kan je er alles te weten komen over Jan, Jans en de Kinderen, over Donald Duck, Astérix, Kuifje, de Smurfen en meer van dat soort getekend volk. Daarnaast is er, voor de literatuurwetenschapper, aandacht voor de 'literaire strip'. Bijkomend voordeel voor mediastudenten en kunsthistorici: er is deze zomer een manga special in het museum. Je kunt er zelf tekenen, maar ook alles te weten komen over dit licht hysterische Japanse verschijnsel. Een hele rit, met de trein over de hei? Je weet wat je meeneemt op reis!
Pampus
Veerboot vertrekt ter hoogte van Herengracht 33 in Muiden (NH), reserveren via www.pampus.nl, bootreis €15,50 Na een rustgevende fietstocht langs de schaaprijke dijken rondom Muiden begint het woeste nautische leven, op weg naar het Napoleontische fort Pampus. Ga er maar even lekker voor liggen, en vergaap je daarna aan de omvang van dit monster, dat door mensen in de toenmalige Zuiderzee werd gebouwd. Eventueel te combineren met een bezoek aan het Muiderslot, want dat is eigenlijk ook een soort fort. Voor militair historici een must, maar in het algemeen geen onplezierige ervaring.
DDR-Museum
Bereklauw 10, Monnickendam (NH), op afspraak via
[email protected], toegang €2,50 (inclusief koffie of thee)
Museum Speelklok tot Pierement
Voortgekomen uit de fascinatie voor de DDR van het koppel Friso en Thea de Zeeuw is dit juweeltje van een museum, gelegen in Zuiderzeestadje Monnickendam, op fietsafstand van de hoofdstad. Je kan er authentieke eierdoppen uit de socialistische heilstaat bezichtigen, maar ook stembiljetten (waarmee je op de partij kon stemmen), medailles en Stasi-instrumenten. Verplichte kost voor iedere student Duits, maar ook leuk voor historici en voor mensen die wel eens in Berlijn zijn geweest.
Steenweg 6, Utrecht, dinsdag t/m zondag van 10:00 tot 17:00 uur, toegang €11, gratis met museumkaart
Spinozalaan 29, Rijnsburg (ZH), dinsdag t/m zondag van 11:00 tot 17:00 uur, toegang €3,50, gratis met museumkaart
Drostestraat 20, Amerongen (UT), dinsdag t/m zondag van 11:00 tot 17:00 uur, toegang voor studenten €6
Een must voor de muziekwetenschapper: het enige officiële museum voor dans- en draaiorgels dat ons land kent. Dat omvat naast Jordanese blaasorgels ook pianola's, koekoeks- en andersoortige speelklokken en speeldoosjes. Voor de tingel-tangel en hoempapa, maar ook voor een fijnzinnig walsje of een volautomatisch dansorkest.
Kasteel Amerongen
Spinozahuis
In dit schattige Utrechtse kasteeltje, nabij de pittoreske Amerongse Berg, giert de geschiedenis je om de oren. Keizer Wilhelm II (jawel, die van de Eerste Wereldoorlog met die pothelm) tekende hier zijn abdicatie na het einde van de oorlog in 1918. Voer voor historici dus, maar ook voor kunsthistorici is hier genoeg te beleven. De tuinen weerspiegelen vier eeuwen landschapsarchitectuur en er is een maquettecollectie. In diezelfde tuinen werd trouwens EO's Van Hollandse Bodem opgenomen, dat heerlijk suffe programma met moestuinierende koppels. Spekkie naar het bekkie van Media en Cultuur-studenten dus. Kasteelwinkel Annebetje verkoopt bovendien souvenirs. En je kan er een bakkie pleur doen.
Ja, filosofen, Babel weet ook heus dat Spinoza werd geboren in Amsterdam. Van hem rest er in de stad echter weinig meer dan zijn bevogelde beeld bij de Stopera: zijn geboortehuis werd gesloopt. Dit huis is er echter nog wel: Baruch vestigde zich hier in 1661. Het is een wat petieterig museumpje, met twee kamers, maar de ingewikkelde reis erheen en de ervaring om in het huis van de maestro te zijn vormen deel van de belevenis. Zijn persoonlijke bibliotheek is er trouwens ook. Kun je lekker lang nadenken over hoe het nou ook alweer zat, met die aard en oorsprong van de geest.
Louis Couperus Museum
Javastraat 17, Den Haag, woensdag t/m zondag van 12:00 tot 17:00 uur, toegang €4, gratis met museumkaart
Rotterdams Radio Museum
Ceintuurbaan 111, Rotterdam, donderdag t/m zondag van 13:00 tot 16:00 uur, toegang gratis
De wijk waar dit museum staat, fungeert als decor in veel boeken van Louis Couperus. Op weg door de straat kost het weinig moeite je Eline Vere voor te stellen, met een bontje op weg om taartjes te eten. Louis Couperus, één van de weinige dandy's die de Nederlandse letterkunde heeft voortgebracht, woonde nooit in dit negentiende-eeuwse huis. Dat mag de pret niet drukken: zijn levensechte wassen beeld, schrijftafel en persoonlijke bezittingen vormen genoeg te zien voor de echte liefhebber van het naturalisme. Geeft een goed tijdsbeeld, en een sfeerschets. Voor neerlandici of andere Couperus-lezers.
6
'Zijt gij reeds luistervink?' Deze vraag, vergezeld van een schalks kijkend vogeltje, moest in de jaren dertig mensen overhalen lid te worden van de AVRO. Basiskennis voor de echte radioliefhebber, die dit kleine museumpje dan ook vast kan waarderen. Een uitgebreide collectie radio's, een groep bevlogen vrijwilligers en een inzicht in de muziekbeleving waar Spotify nog een puntje aan kan zuigen. Echt een aanrader voor de mediastudent, maar ook leuk voor iedereen die iets wil weten over het verspreiden van een boodschap.
Babel
Juli ∙ Augustus 2015
7
IN GESPREK
IN GESPREK
'I
ch kan jullie hele financiële leven versicheren!’ In het halfduits spreekt een man met een paardagenbaard en een volgeklad kartonnen bord om zijn buik Frank van Vree aan en wuift de decaan toe met een handvol provisorische foldertjes. Van Vree lacht vriendelijk naar de man, vertelt hem dat zijn hulp nu niet nodig is en gaat dan verder met het losmaken van zijn fiets, een roestig, veelkleurig bespoten studentenmodelletje. Een vlotte ‘dag jongens!’ en hij fietst weg, tegen de zon in, de Spuistraat uit, richting Maagdenhuis, waar minuten later een bestuursvergadering begint. Van Vrees vrolijkheid voerde ook tijdens het voorgaande gesprek de boventoon.
Is het al tijd om te reflecteren?
‘Op de onderwijsproblematiek van het afgelopen jaar? We zitten er nog middenin! Maar ik heb het de afgelopen twee maanden wel veel gedaan: analyseren. De contouren van wat er gebeurd is en de onderliggende patronen beginnen zich af te tekenen. Om de volgende stappen te bepalen helpt het om daar analytisch op terug te kijken.’
Ook naar jouw eigen rol?
‘Ja, ook naar de momenten waarop wij als faculteitsbestuur andere besluiten hadden kunnen nemen. Naar wat de explosie van onrust veroorzaakt heeft. Dat is niet één ding, dat is een samenloop van verschillende ontwikkelingen. Een aantal daarvan waren verkeerde besluiten.’
Wat zijn die onderliggende patronen?
‘Sommige problemen zijn veel ouder dan andere. De onderwijsorganisatorische problemen bij de UvA zijn al een jaar of zeven, acht oud. In stukken van mijn voorganger (José van Dijck, red.) lees ik over problemen waar we nog steeds mee zitten: een te wijds onderwijsaanbod, teveel cursussen met weinig studenten erin, teveel masteropleidingen. In 2009 liep dat ook al mis. Er is toen bezuinigd, maar de structurele problemen zijn niet aangepakt, want in de jaren daarop kwamen er weer meer studenten en hadden we weer meer te besteden. Zo werkt het in de hele samenleving: mensen gaan geen structurele problemen oplossen als het financieel goed gaat.’
Overuren omdat het moet
Hij heeft veel gereflecteerd de laatste tijd, op een veelbewogen jaar. Voor Babel blikt FGw-decaan Frank van Vree (1954) nu terug. Een openhartig gesprek over fouten in het verleden, hoop voor de toekomst van de universiteit en Van Vrees rol als decaan. Tekst /// Pablo Kamsteeg en Kim Schoof Beeld /// Jan van Helden
En nu zijn we weer op het niveau van 2009?
Van Vree maakt met zijn armen een golfbeweging, een parabool. ‘Na die korte stijging van studentenaantallen staan we er nu, ook financieel, zelfs slechter voor dan 2009. Behalve door UvAmaatregelen komt dat door de onderwijsbekostiging vanuit het ministerie. De minister ontkende het laatst in een interview in de Volkskrant, maar tussen 2000 en 2014 is de bekostiging vanuit het ministerie per student met dertig procent gedaald. Dertig procent! En eigenlijk speelt die structurele afname in de bekostiging al sinds 1985.’
Maar de onrust gaat natuurlijk niet alleen over geld. 8
Babel
Juli ∙ Augustus 2015
‘Nee, wat het afgelopen jaar vooral ook boven is komen drijven is grote onvrede over de toegenomen regeldruk en werkdruk, de steeds maar toenemende controle. Vanuit het ministerie én onze eigen organisatie.’ Van Vree telt mee met zijn vingers: ‘Onderwijsvisitaties, onderzoeksvisitaties, instellingsvisitaties, de onderwijsinspectie, meer contacturen, toetsdossiers. Ook al waren de redenen voor het instellen van al die controleregels misschien deels nobel, bij veel mensen op de werkvloer heeft dat de professionele ruimte flink ingeperkt. Hetzelfde zie je in de gezondheidszorg. Dat zit heel diep. Het is al zo’n 25 jaar gaande, dit proces. De Bungehuisbezetting heeft die diepere onvrede zichtbaar gemaakt en ter discussie geroepen. De minister heeft het nu ook erkend.’
IK DENK WEL EENS: MIJN GOD, ONDERWIJS EN ONDERZOEK, DAT IS TOCH MIJN EIGENLIJKE VAK? Waarom barstte de bom dan juist afgelopen november? ‘De FGw voerde vorig jaar als laatste faculteit een nieuw besturingsmodel in. Departementen werden afdelingen, het College of Humanities en de Graduate School zouden meer onderwijsbeleid gaan maken, programma's moesten vanuit onderwijsvisies bedacht worden. Maar het eerste wat mensen moesten doen op hun nieuwe plek was: enorm bezuinigen! Dat gaf ongelooflijk veel onrust en mensen zijn daar écht ongelukkig van geworden.’
Dus financiële problemen en een nieuw besturingssysteem mengden tot een explosieve stof?
‘Dat begon heel concreet in augustus. Toen – en dat lag niet aan ons, maar aan het College van Bestuur, was helemaal niet duidelijk hoe groot het bezuinigingsbedrag moest zijn. In de begroting die er in september nog lag, dreigde er nog een oplopend tekort van 10 tot 13 miljoen euro in 2018! Voor een deel omdat we sinds 2012 minder presteerden, we kregen minder studenten en onderzoeksgeld, maar vooral door gewijzigd UvA-beleid. Maar die 13 miljoen hebben we met de decanen van alle faculteiten samen gelukkig van tafel gekregen.’ Een grinnik. ‘Ja, iedereen denkt dat wij niets voor elkaar krijgen! Maar we brachten het aanvankelijke begrotingstekort aan de FGw terug tot 8 miljoen, die wel vooral te wijten is aan de verminderde inkomsten. Dit alles speelde vóór in november de bom barstte. Toen hebben we een omvattend plan geschreven om de faculteit te herstructureren. We dachten: we kunnen of willen zo’n enorme bezui-
niging alleen maar goed aanpakken vanuit één samenhangende visie op de faculteit. Die visie, dat discussiestuk, werd Profiel 2016.’
Profiel 2016 gaf aanleiding tot grote verontwaardiging en veel demonstraties. Zaten jullie fout?
‘Omdat het precieze bezuinigingscijfer lang onduidelijk bleef, zaten we als faculteitsbestuur meteen met een geloofwaardigheidsprobleem. En we realiseerden ons toen niet dat er al zóveel onrust was. Zo’n integraal plan daarbovenop, dat roept kennelijk ook integraal verzet op. Bovendien had iedereen het idee dat alles al besloten was.’ Een frons verschijnt. ‘Zien we onze eigen fouten? Ja, we zijn te naïef geweest. We dachten dat we in november vorig jaar een vrije discussie konden starten over de toekomst, maar de sfeer aan de faculteit was al zo slecht dat Profiel 2016 in plaats van een gemoedelijke discussie op gang te brengen de boel deed exploderen.’
Maar juist door Profiel 2016 heeft de discussie over onderwijsverbetering toch een vliegende start gemaakt? De verschillende argumenten bereikten meteen de landelijke media.
‘Als je het zo wilt stellen, ja. Ik heb steeds tegen Humanities Rally gezegd: jullie protest gaat ook onze zusterfaculteiten aan andere universiteiten helpen. Hun acties hebben gezorgd voor hernieuwde aandacht voor het belang van geesteswetenschappen. De kleine, toen nog geïsoleerde groep die drie maanden later het Bungehuis bezette, heeft enorme ontwikkelingen in gang gezet: de onrust aan onze faculteit wakkerde een discussie aan over universiteitsbrede problematiek en er worden nu zelfs perversiteiten in de maatschappij als geheel besproken. Tegelijkertijd kregen de dingen in zo’n verzetssfeer ook helemaal hun eigen dynamiek, die niet altijd zo positief was.’
Daar heb je als mediawetenschapper vast ook een mening over.
‘Nou! Om maar aan te geven hoe die dynamiek ontstaat: de maandag na de Maagdenhuisontruiming kwam Hans Amman (vicevoorzitter CvB en financiële man van de UvA, red.) in NRC Handelsblad naar buiten met het precieze cijfer van de tekorten bij de UvA als geheel. Maar de NRC had dat interview al wekenlang klaarliggen, het is alleen pas op dat moment handig gebruikt. Zo zijn ook stukken van een interview met mij uit december pas in februari in een andere context gepubliceerd. Dat is de dynamiek van dit soort gebeurtenissen. Ogenschijnlijk onbelangrijke details krijgen enorme symbolische betekenis. Zo was die 100.000 euro dwangsom uit de dagvaarding van de bezetters van het Bungehuis een standaardformule van de advocaat, bij bezettingen niet ongebruikelijk. Niemand had er op gelet. Maar ’s avonds op Twitter was het een moreel schandaal, een buitenproportionele aanval van het CVB om idealistische, arme studenten de mond te snoeren’.
9
IN GESPREK Van Vree valt even stil. ‘Dingen zijn zo vaak uit hun context gehaald. Als het een soort media event wordt, weet je op een gegeven moment niet meer waarom mensen dingen zeggen. Menen ze het? Of waaien ze mee om greep te houden op de situatie? Dat valt dan aan de buitenkant al helemaal niet te onderscheiden. Maar moeten we dan de hele tijd met een spindoctor rondlopen? Kom nou, dat gaan we toch niet doen? Dat is gekkigheid!’
Wat vind jij dat er nu moet gebeuren?
‘Wat ik persoonlijk graag zou zien? De UvA heeft een legitimiteitsprobleem, en dat heeft te maken met de bestuurlijke inrichting. Ik wil van de gedeelde medezeggenschap af. Die is gebaseerd op belangentegenstellingen, en die zijn geënt op een bedrijfsmodel. Geen aparte ondernemingsraad en studentenraad, maar een faculteitsraad
BROOD OP DE PLANK Weg ermee, dus? ‘Ik denk dat het mogelijk moet zijn om transparantie te hebben zonder die controle, dus door de verantwoording om te keren. Daar moeten we weer mee experimenten. En daartoe hebben we nu een aantal werkgroepen ingesteld. Ik hoop dat zij onderzoeken of het mogelijk is dat opleidingen zelf twee of drie jaar de tijd krijgen om hun eigen kwaliteitsgaranties te regelen. En dat het ministerie alleen de universiteit als geheel controleert, die op haar beurt dan weer verantwoordelijk is voor wat er intern gebeurt.’
Hoe reëel is zo’n nieuw, autonoom en transparant besturingsmodel?
‘Den Haag beweegt zich nu richting het toestaan van meer vrijheid voor de universiteiten om zelf de boel in te richten. Daar ben ik blij mee, daar
geen zooitje achter willen laten. En wie er ook zit: het moet opgelost en dat realiseert iedereen zich.’
Geen wrange gevoelens?
‘Er zijn heel veel leuke, constructieve mensen aan deze faculteit. Vooral ook in de protestbeweging. Daarom word ik van de studenten wel vrolijk, ook als ze boos zijn: zij nemen verantwoordelijkheid. Dat geeft energie. Het enige waarvan ik écht boos word: als mensen iets roepen of schrijven waarvan ze weten dat het niet waar is. Neem de meest actuele kwestie, het tijdelijke personeel. Dat is een groot probleem, dat we in vijftien jaar met z’n allen hebben laten ontstaan. Ook vanuit heel eerlijke motieven, namelijk om mensen onderzoekstijd of een sabbatical te kunnen geven, om jonge docenten kansen te geven. Maar iedereen wist dat daar eigenlijk ook wel kanten aan zaten die we niet
Fulltime Parttimer
Hoewel menig geesteswetenschapper het veracht, zo lang mogelijk uitstelt of zelfs helemaal ontkent: er is leven na de faculteit. Ter inspiratie of puur uit interesse; iedere maand een blik door de bril van een ex-FGw’er als heuse kostwinner. Deze keer: Kiki Varekamp (1986), redacteur, bijlesdocent en van alles en nog wat. Tekst /// Vincent Smit Beeld /// Daniel Webb
K
iki Varekamp zit niet stil. Hoeveel baantjes ze heeft, weet ze zelf eigenlijk ook niet. Het is een wirwar van vast werk en tijdelijke klussen. Zo vertelt ze over Looiersgracht 60 – een onafhankelijke kunstruimte met tentoonstellingen en lezingen door zowel gevestigde als jonge internationale kunstenaars, ontwerpers, architecten en curatoren. Kiki doet hier allerlei schrijfwerk. Ze zet tentoonstellingsteksten op of doet redactiewerk voor de bijbehorende essaybundel. ‘Dat is heel erg leuk, want ik mag essays lezen en redigeren van heel grote mensen uit de kunstwereld.’
Kiki studeerde Geschiedenis en Wijsbegeerte en is altijd een groot kunstfanaat geweest. ‘Toen ik klein was, wilde ik cabaretier of theaterregisseur worden. Na de middelbare school besloot ik naast een studie Geschiedenis ook naar de Gerrit Rietveld Academie te gaan. Dit bleek al snel niet te werken voor mij. Ik moest te veel conceptueel bezig zijn. Na een jaar ben ik gestopt. Ik ben wel door gegaan met Geschiedenis en na mijn derde jaar en een semester in Berlijn kwam er ook Wijsbegeerte bij. Toch zit het idee er nog wel om ooit weer naar de kunstacademie te gaan, maar dat doe ik wel als ik overspannen thuis ben beland of een rijke man aan de haak heb geslagen.’ en een universiteitsraad. Zodat studenten en docenten bij elkaar zitten. En het faculteitsbestuur het vertrouwen kan verdienen van een raad die een afspiegeling is van één facultaire gemeenschap.’
En de universiteit als geheel moet zich teveel legitimeren richting het ministerie?
‘We worden teveel van buiten gecontroleerd. Ik wil minder controle en meer vertrouwen. De UvA en andere universiteiten hebben in het verleden te weinig weerwoord gegeven tegen de groeiende politieke druk. Het schandaal bij InHolland vijf jaar terug heeft zoveel druk gezet op het onderwijs! Zodra er iets gebeurt, gaat het ministerie onder invloed van de Kamer méér controleren.’ Weer een grinnik. ‘Er wordt veel gesproken van een neoliberaal systeem. Maar volgens mij is er juist sprake van het tegenovergestelde. De retoriek zegt: de overheid is op afstand, en de instelling moet meer marktgericht opereren. Financieel trekt de overheid zich wel terug, terwijl dat juist niet moet. Tegelijkertijd heeft het ministerie nog nooit zo diep gegraven, het zit met z’n vingers tot bij de individuele opleidingen. “Je bent vrij maar we controleren alles”, zeg maar. Een fatale combinatie.’
10
moeten we gebruik van gaan maken. Dat kan niet van de één op de andere dag, maar het moet wel snel. Meer zorg voor tijdelijk personeel moet acuut, eigenlijk moeten we wat dat betreft binnen een half jaar vijftien jaar slecht beleid repareren. Bij de talenopleidingen hebben we het nu helemaal in hun eigen handen gegeven: daar wordt al twee maanden druk gedelibereerd. Binnenkort zien we daarvan de resultaten.’
Hoe is met jouw geloof in de toekomst gesteld?
‘Ik ben optimistisch van nature, anders had ik hier misschien niet meer gezeten. Die financiële problemen… daar móét en kan binnen twee jaar een oplossing voor komen. Daar twijfel ik niet aan.’
Een korte stilte. ‘Weet je… het is af en toe gewoon heel zwaar. Als er zoveel verschillende opvattingen zijn dat praten niet veel meer helpt, je telkens opnieuw dingen uit moet leggen en bespreken, en de volgende dag weer, en weer. Ik denk wel eens: mijn god, onderwijs en onderzoek, dat is toch waarom ik hier aan de universiteit werk, dat is toch mijn eigenlijke vak? Tegelijkertijd hebben we een heel fijn bestuur met heel gemotiveerde mensen die
moesten willen. Dat er nu mensen zijn die daar bij waren en zeggen dat het allemaal “de schuld van het faculteitsbestuur” is, daar word ik boos over. Op mensen die een beetje stampij willen maken, maar geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen. Alsof wij hun tegenstanders zijn. Dan denk ik, kom op, dat is wel makkelijk.’
Looiersgracht 60 vraagt ongeveer anderhalve dag per week van Kiki’s tijd. Ze vertelt dat ze tijdens haar studie ook al veel redactiewerk heeft gedaan.
‘Ik ben een jaar hoofdredacteur geweest van Cimedart en heb geklust voor onderzoek van James Kennedy en Paul Scheffer. Redactiewerk is bevredigend werk, omdat je korte deadlines hebt en je je lijstje met taken stukje bij beetje kan afvinken. Niet te vergelijken met eindeloos scriptieonderzoek doen.’
Werken met pubers
Naast Looiersgracht 60 haalt Kiki het merendeel van haar inkomen uit het geven van bijles en huiswerkbegeleiding. ‘Lesgeven was nooit mijn ambitie, totdat een oud-leraar van mijn middelbare school vroeg of ik leerlingen wilde helpen met geschiedenis. Het waren vooral leerlingen met een taalachterstand die woorden zoals “absolutisme” en “regime” niet begrepen en er dan overheen lazen. Ik merkte dat ik veel energie kreeg van bijles geven. Pubers zijn eigenlijk heel grappige mensen. Af en toe doen ze rare impulsieve dingen, of ze doen de meest geweldige uitspraken zonder dat ze daar zelf erg in hebben. Als je met een humoristische manier met ze omgaat, krijg je ze wel mee.’ Op het bijlesinstituut waarvoor ze nu werkt, heeft Kiki een tweetal cursussen ontwikkeld: samenvattingen schrijven en toetsvragen beantwoorden. ‘Leerlingen schrijven vaak heel random dingen op. Vragen verkeerd lezen is echt een valkuil voor ze. Het is bijna letterlijk alsof je vraagt: “hoe heet je?” waarop ze “ja” antwoorden. Het tien-stappenplan
dat ik ze in de cursus leer, is heel basaal, maar daarom ook zo belangrijk. Lees de tekst, onderstreep de verschillende onderdelen van de vraag, kijk wat er écht wordt gevraagd, enzovoorts.'
Carrièreswitch
Kiki is er nog niet helemaal zeker van, maar een toekomst als leraar klinkt reëel. ‘Eind dit jaar stop ik met al mijn baantjes en begin ik bij Eerst De Klas. Dat is een trainingsprogramma dat excellente academici opleidt voor het onderwijs. Ik ga dan wekelijks tweeëneenhalve dag lesgeven op een middelbare school, anderhalve dag mijn tweetalige onderwijsbevoegdheid halen en één dag een leiderschapsprogramma volgen bij een grote organisatie. Het duurt twee jaar en is fulltime. Het leuke aan Eerst De Klas is de combinatie van lesgeven en andere werkzaamheden. Ik zou niet vijf dagen per week les willen geven, ik vind het belangrijk om daarnaast mijn schrijf- en redactiewerk voort te kunnen zetten. Het liefst heb ik een hoofdbaan met zekerheid en vul daarnaast de vrije uren elders in, zoals nu. Hoe het precies gaat uitpakken blijft nog een raadsel.’ Met reeds één voet buiten de deur schiet Kiki nog iets te binnen. ‘O ja! Ik doe trouwens ook nog redactiewerk en andere klusjes voor uitgeverij Octavo en ik ben ook af en toe hostess bij Spui25. Dat is eigenlijk ook heel leuk. Je woont er de gekste lezingen bij!’
Maar velen namen de taak van het actievoeren het afgelopen jaar bovenop hun studieverantwoordelijkheden.
‘Op die inzet van studenten en docenten ben ik enorm trots. Ondanks alles, ondanks bezettingen en onrust en demonstraties waaraan studenten en docenten hebben meegedaan, is al het onderwijs doorgegaan. Er is niets uitgevallen. Dat betekent dat een heleboel mensen heel hard gewerkt hebben. Terwijl de werkdruk al zo hoog is. Ik heb daar grote waardering voor.’
Kiki Varekamp 1886 Studie Geschiedenis, Wijsbegeerte, Master Cultuurgeschiedenis, Master Filosofie Afstudeerjaar 2014 Werk Redacteur bij Looiersgracht 60 en op vrijwillige basis bij Octavo Publicaties, bijlesdocent en hostess bij Spui25 Salaris Ongeveer €1400 per maand
Als Van Vree met schrik zijn horloge heeft geraadpleegd en aankondigt dat hij met spoed naar het Maagdenhuis moet, kijkt hij met enige weemoed zijn werkkamer rond. Vorig jaar nog promoveerden vijf van zijn promovendi, het hoogste aantal aan de faculteit. Glimlachend: ‘Hier zijn de afgelopen maanden wel wat overuurtjes gedraaid.’
Babel
Juli ∙ Augustus 2015
11
ZOMERSPEL
Babels Monopoly: de bureaucratische UvA Met het UvA Monopoly kun je je ook in juli en augustus blijven vermaken met de universiteitsbureaucratie. Het enige wat je nodig hebt zijn de dobbelstenen, pionnetjes, speelkaarten en het papieren geld uit je eigen Monopoly spel. Verdiep je in het UvA vastgoed en je hoeft je deze zomer niet te vervelen! Tekst /// Hanna Bijl Beeld /// Midas van Son
12
LOFDICHT
HET INTERVIEW
Tussen het banale en het verhevene Nop Maas (1949) schreef veel boeken over schrijvers en is vooral bekend als de biograaf van Gerard Reve. Diens gedicht Gezicht op Kerstmis is één van Maas’ favorieten, want het toont één van Reves ongeëvenaarde kwaliteiten: registerwisseling. Tekst /// Boris Duregger Beeld /// Charlotte Klein
GEZICHT OP KERSTMIS Herfstnevels. De nutteloze geilheid der namiddagen. De getuchtigde kapper. De geknielde pianist. Een opbeurend woord hier, een kwinkslag daar, zo gaat het tenslotte, het leven stelt zijn eisen. En dan, tussen twee invallen van de politie, de dichter of schrijver, of allebei, of geen van beide, S.V., die mij verzoekt, hem te vereeuwigen in een geschrift. Ik wil een gedicht schrijven op God Zijn verjaardag: Wanhopig drinkend onder keukenlicht zie ik u buiten, Zegevierende, Zoon, die de Dood zijt, Troost, Vergetelheid. Gerard Reve (1965)
Verlossing ‘In beginsel is het een adventsgedicht’, zegt Maas na het gedicht voorgelezen te hebben. ‘Het gaat dus over het aanstaande kerstfeest, waar het lyrisch ik kennelijk naar uitziet. Maar het kerstfeest, dat moet je je realiseren bij Reve, is het begin van de verlossing, gebracht door Gods zoon die op aarde komt. En de verlossing is natuurlijk, voor zover wij mensen dat kunnen beseffen, de dood. Dat staat ook in die laatste regel: de dood, dat is eigenlijk troost voor het dagelijkse, dat is vergetelheid, dat is dus niet meer bestaan en niet meer te maken hebben met de dagelijkse troep en ellende.’ Na een stilte: ‘Wat volgens mij de mooiste regel is van het gedicht, was ook de eerste regel die Reve op papier zette: “Wanhopig drinkend onder keukenlicht”. Hij zat natuurlijk wanhopig te drinken onder zijn eigen keukenlamp. Het is ook een beeld waarop iedereen zijn eigen keuken met zijn eigen tl-buis erboven kan projecteren.’
Registerwisseling
‘Reve verbindt de dagelijkse situatie met zijn voortdurend najagen van allerlei geilheid. Dit wordt gepersonifieerd door de getuchtigde kapper en de geknielde pianist. Beiden bestonden
14
overigens echt. De getuchtigde kapper was een jongen bij wie hij geregeld langsging. Reve noemde hem ook wel de ranselkapper, omdat hij graag geslagen wilde worden. En de geknielde pianist, dat was ook een jongen die het regelmatig met hem deed en die hem ongetwijfeld in dit geval met de mond diende. Vandaar dat knielen. Wat ik mooi vind aan dit gedicht is de tegenstelling tussen de eerste en de tweede strofe. Reve gaat van Simon Vinkenoog, want daar staat S.V. voor, over op God en hij gaat over van drinken onder keukenlicht op de plechtige zegevierende zoon die de dood, troost en vergetelheid zijt. Door deze registerwisseling is Reve in staat om een min of meer religieus gedicht ook voor niet-religieuzen acceptabel te maken.’ Maas spreekt rustig, kiest zijn woorden zorgvuldig uit. ‘Je ziet dat Reve de kwaliteiten van Vinkenoog nogal ter discussie stelt: “de dichter, of schrijver, of allebei, of geen van beide”. Reve had iets tegen hem. Het mooiste is dat hij na die regel wit zegt: “Ik wil een gedicht schrijven op Gód Zijn verjaardag”. Dus niet op die van Vinkenoog, die voortdurend maar het evangelie van liefde en allerlei andere flauwekul predikt.’
Dubbele betekenis ‘Mede door zijn tomeloze drankgebruik zag Reve af en toe daadwerkelijk visioenen’, vervolgt Maas zonder vragen af te wachten. ‘Ik kan me best voorstellen dat dat bij dit gedicht geholpen heeft. Zo heeft het “gezicht” uit de titel een dubbele betekenis: het gedicht is een adventslied, dus dat “gezicht” is een zicht op kerstmis. Anderzijds is het “gezicht” een visioen van Christus dat hij buiten ziet terwijl hij natuurlijk hartstikke dronken is. Je zou kunnen zeggen dat het gedicht, in een heel kort bestek, een visie van Reve is op het kerstgebeuren.’
‘Ik wijs er tot slot even op dat “God Zijn verjaardag” een typisch reviaanse genitief is. Dat is gewoon fout maar hij heeft het via de reisbrieven van Op weg naar het einde en Nader tot U in zwang gebracht.’ De bewering dat Reve als prozaïst veel bekender is dan als dichter, wordt door Maas niet direct beaamt. ‘Het varieert. Hij heeft een stuk of vijftig gedichten gepubliceerd. Maar daar zitten toch zeker een stuk of tien bij die min of meer klassiek zijn. Nou, dat vind ik een heel aardige score voor een dichter die geen dichter is.’
Babel
De strijd om
het frame Zonder kranten en televisie was het succes van de Maagdenhuisbezetting ondenkbaar geweest. Volkskrantcolumnist Sheila Sitalsing (1968) over het effect van de schijnwerpers en de rol van framing in het Maagdenhuis. >> Tekst /// Pablo Kamsteeg en Kim Visbeen Beeld /// Vera Duivenvoorden
HET INTERVIEW
I
n een klein autootje pikt Sheila Sitalsing ons op van Station Delft. Een schilderij met ‘Hebban olla vogela’; de oudst bekende zin in het Nederlands, hangt in de hal van haar woning. In de keuken staat een groot en goed gevuld krantenrek van nrc.next. Ook op de lage tafel voor de boekenkast liggen enkele kranten klaar. Elke dag leest Sitalsing zittend op de grond meerdere exemplaren door. Op die manier volgde ze afgelopen jaar de protesten op de universiteit.
Op welke manier voelde u zich betrokken bij de studentenprotesten?
‘Ik geef zelf af en toe gastlessen aan de UvA, onder andere via het programma Labyrint, waar honoursstudenten hun eigen programma kunnen samenstellen. Vanuit die ervaring snap ik best dat studenten teleurgesteld zijn: binnen het reguliere programma kunnen studenten maar weinig vaardigheden ontwikkelen. Je komt op de universiteit en denkt: nu zal ik worden gevormd als mens. Dat valt dan tegen. Idealiter zou universitair onderwijs mensen moeten vormen tot zelfstandig denkende en vragende wezens. Nu is het onderwijs heel resultaatgericht. Alles moet meetbaar zijn, maar sommige dingen kun je niet meten. Volgens mij haal je veel meer uit studenten als je ze vrijer laat.’
Welke rol had de journalistiek in de protesten?
‘In het begin van de bezettingen dachten veel mensen nog dat het protest vanzelf over zou waaien. Toen dat niet het geval bleek, zag je dat ook de pers er anders in ging staan. En doordat de schijnwerpers erop werden gericht, werd de beweging nog groter. Iets wordt interessant voor de krant als er sprake is van een conflict, vooral als het een conflict tussen institutionele partijen betreft en waar een maatschappelijk belang in het geding is. De Maagdenhuisbezetting had alle elementen voor een interessante confrontatie: het universiteits-bestuur, de minister van onderwijs en de studenten. Als ik kijk naar wat erover geschreven is en hoe erover gerapporteerd is, denk ik dat er vanuit de journalistiek veel sympathie was voor de studenten.’
Er was ook onvrede over de berichtgeving. Veel mensen wilden af van het frame dat de protesten alleen om een conflict tussen bestuur en studenten zou gaan.
‘Dat is één van de tekortkomingen van journalistiek: het probleem moet overzichtelijk zijn. Dat zie je in de Haagse journalistiek ook veel. Het gaat daar vaak om complexe, inhoudelijk ingewikkelde kwesties. Die worden teruggebracht tot een overzichtelijke vraag, bijvoorbeeld: overleeft de minister dit debat of niet? Als een soort sportcompetitie. Een journalist moet iets behapbaar maken, dus die laat allerlei nuances vallen en gebruikt makkelijke begrippen zoals ‘rendementsdenken’. Een label dat niks meer betekent, maar wel makkelijk is, want je vat in één woord wat er ongeveer bedoeld wordt. Je moet altijd balanceren tussen zoveel mogelijk recht doen aan alle nuances en het bereiken van
16
HET INTERVIEW een zo groot mogelijk publiek. En dat is niet omdat je zoveel mogelijk kranten wilt verkopen, maar omdat je vindt dat zoveel mogelijk mensen hier iets van moeten weten.’
Het woord ‘rendementsdenken’ is een heel eigen leven gaan leiden.
‘Klopt! Rendementsdenken is een soort emotioneel label geworden dat je kunt gebruiken als je het ergens niet mee eens bent: “dat vind ik zó rendementsdenken!” Het is gekaapt voor alles: rendementsdenken in het onderwijs, in de zorg. Het woord heeft bijna geen inhoud meer. Het ligt heel erg in het verlengde van het begrip marktwerking. In de jaren negentig was alles opeens marktwerking en daarna kon je je profileren door je ertegen te keren. Nuances en wat je er precies mee bedoelt, doen er niet zoveel toe.’
Maakt de journalistiek dat verschil in nuance nog wel?
‘Ik denk dat de journalistiek dat wel probeert en ook wel doet. Maar tegelijkertijd gaat journalistiek ook mee in frames. De manier waarop een politieke partij zich profileert, wordt vaak overgenomen door journalisten. Er is een voortdurend krachtenspel tussen de journalistiek en de politiek: de strijd om het frame. Dat zie je ook in de studentenprotesten. Hoe frame je de demonstranten: als de zielige studenten tegen het boze bestuur, of als radicale elementen die de universiteit kapot proberen te maken?’
U bent ook politiek verslaggever geweest. Hoe gaat de strijd om het frame in Den Haag?
‘Politici worden omringd door spindoctors, communicatieadviseurs en woordvoerders. Die teams worden steeds groter en dominanter. Politici kunnen bijna niks meer zeggen zonder dat hun woorden drie keer door de wasser en de droger zijn gegaan. Spindoctors bewaken het imago van de politicus als een waakhond. Als journalist voer je daarom altijd een strijd om de waarheid. Woordvoerders fluisteren je van alles in en hebben daar vaak een bepaald belang bij.’
HET WOORD RENDEMENTSDENKEN HEEFT BIJNA GEEN INHOUD MEER Bij de Maagdenhuisbezetting moesten politici bedenken hoe zij zich in deze kwestie zouden mengen. ‘Politici wachten vaak af: welke partij krijgt in het publieke debat de meeste sympathie? Dan sluit ik me daar bij aan. Dat klinkt heel berekenend,
maar zo is het voor een deel wel.’
Denkt u dat de Maagdenhuisbezetters een bepaald sentiment vertegenwoordigen? Er wordt de laatste jaren een harde lijn gevoerd als het gaat om (cultuur)bezuinigingen, maar daar komen ook steeds meer geluiden tegen.
‘Terwijl het ging om financieren, die voorwaarden worden door de politiek neergelegd. Maar ik snap het ook wel. Ze wilde het zo klein mogelijk houden, misschien zou het overwaaien. Maar het waaide niet over. En dan komt het apparaat van Bussemaker in beweging: wat wordt onze lijn?’
‘Misschien wel. Het is een interessante vraag en hypothese. Ik denk dat er wel een kern van waarheid in zit. Daarom werkt dat frame van ‘tegen het rendementsdenken’ ook zo goed. Want dat is precies wat mensen bedoelen. Veel mensen hebben het idee dat het een steeds minder prettige samenleving wordt.’
Jet Bussemaker heeft het protest zo lang mogelijk van zich af gehouden; het zou alleen een Amsterdamse kwestie zijn.
VVD, CDA, PVV en SGP willen de schade aan het Maagdenhuis op de bezetters verhalen. In welk licht moeten we die motie zien?
‘Dat gaat om meer dan alleen die schade. Ze willen zich op een bepaalde manier binnen dit conflict profileren. Veel van wat politici doen is reactief: ze reageren op geluiden uit de samenleving of uit hun achterban. Er worden veel kansloze voorstellen gedaan in de politiek, puur met het idee om te profileren.’
Babel
Welke positie heeft de columnist in de journalistieke wereld?
‘Je hebt de eerstelijns soldaten: die doen het verslag en proberen snel de contouren van wat er ongeveer speelt te schetsen. Dan komt de tweede lijn: commentatoren, mensen die er allemaal ook iets van vinden. En achteraan komen de columnisten die denken: ik ga er ook eens kijken. Idealiter probeer je dan te zoeken naar wat er onderbelicht
Juli ∙ Augustus 2015
is gebleven. Welke invalshoek is eigenlijk heel interessant maar is nog niet goed uitgelegd?’
ER WORDEN VEEL KANSLOZE VOORSTELLEN GEDAAN IN DE POLITIEK Bent u als columnist geneigd een standpunt in te nemen in een maatschappelijk debat? ‘Ik probeer niet altijd een standpunt in te nemen. Soms doe ik het onvermijdelijk wel, omdat ik gewoon iets vind. Maar ik vind het interessanter om te laten zien hoe iets werkt. Om lezers niet alleen te zeggen: dit is goed en dit is slecht, maar om ie-
mands blik te verleggen door uit te leggen waarom iets is gebeurd.’ Lachend: ‘Maar soms kan iets écht niet, dat schrijf ik dan op.’
Hoe invloedrijk is uw mening
‘Dat weet ik niet. Ik heb er zelf geen grote illusies over. Ik denk niet dat bijvoorbeeld een politicus het leest en denkt: potverdorie, u heeft gelijk. Maar je kan de publieke opinie wel een bepaalde kant opsturen. Toch ben je maar één van de velen die meeduwen.’
Is dat het belang van opiniemakers: de publieke opinie een bepaalde richting opsturen?
‘Uiteindelijk wel. Je kan de publieke opinie beïnvloeden. Maar je geeft ook woorden aan iets waar andere mensen geen woorden voor kunnen vinden. Dat is ook één van je taken. Een sentiment proberen te vatten en dat onder woorden brengen. Je bent een stem in het publieke debat. Soms een sturende en bepalende stem en soms niet: dan ben je de enige die wat roept.’
17
OPINIE
RUBRIEKHANNA | STUK COLUMN
Trots op de Gay Pride M
Van 25 juli tot en met 2 augustus is het Pride Week in Amsterdam, met als vlammend hoogtepunt de Canal Parade op zaterdag 1 augustus. Wat is precies de betekenis van deze nieuwe traditie? En is de Pride eigenlijk nog wel nodig? Een overpeinzing en een pleidooi. Tekst /// Jesse Beentjes Beeld /// Masha Emelyanova
ijn eerste Gay Pride vond een paar jaar geleden plaats. Als een wat bleue jongen uit een Noord-Hollandse provinciestad bezag ik vanaf de kant ietwat verlekkerd de botenparade en vergaapte me aan de kleuren, de glitter en de diva's in de boten. Ik was gefascineerd door de stralende mensen, de vrolijke geilheid op straat en de uitdagende openheid die het alles uitstraalde. Hoe graag ik ook wilde, ik kon me er niet helemaal aan overgeven en opgaan in de euforische massa. Ik bleef een glimlachende, wat verlegen buitenstaander.
tjes glunderend te kijken, terwijl zijn moeder enthousiast vertelde waarom ze waren gekomen. Ze wilde laten zien dat ze hem steunde, dat ze van hem hield. En tegelijkertijd kijken of de wereld waarin haar zoon terecht zou komen wel vriendelijk genoeg voor hem zou zijn. Ik kreeg tranen in mijn ogen en zei geëmotioneerd dat ze trots op hem moest zijn. Dat was ze, beaamde ze. Ik was op mijn beurt weer trots op haar, en zo stonden we daar dan. In de stromende regen voor de Stopera, tussen een mensenmassa die trots was op zichzelf.
Vorig jaar stond ik opnieuw langs de waterkant, met een fles prosecco, een rits vrienden en mijn geliefde. Ondanks de stromende regen waren we uitzinnig, we dansten, zwaaiden naar de mensen en praatten met iedereen. Met Jacqueline uit Limburg, bijvoorbeeld, die ons pinda's uit een Tupperwarebakje voerde en na de Pride nog naar een parenclub ging. En met een Brabantse moeder, die haar net uit de kast gekomen zoon mee had genomen naar de hoofdstad. Ze lustte best een slokje van onze bubbels en vond dat haar zoon dat ook maar moest nemen, dat was goed voor hem. De jongen stond stille-
IEDER JAAR WORDT WEER GEZEGD DAT DE GAY PRIDE AVERECHTS WERKT
Trots
Trots. Het is de essentie van het begrip 'Gay Pride': een moment waarin de minderheid die de LGBT-gemeenschap is voor het voetlicht treedt en zich niet verbergt. Geen angst meer, geen schaamte. Hier staan we, we houden van mensen van allerlei geslachten en dat is een feest waar we trots op zijn.
Stonewall Riots
Waar komt die trots nu precies vandaan? De Pride parades zijn een directe erfenis van de jaren zestig en zeventig, een roerige periode van social movements die veelal hun bakermat in de Verenigde Staten hadden. De Civil Rights Movement, die vocht voor gelijke rechten voor zwarte Afro-Amerikanen was er één, net als de Gay Liberation Movement. Een grote katalysator voor deze laatste beweging is de haast legendarische gebeurtenis in New York op 28 juni 1968, die bekend is komen te staan als de Stonewall Riots. In de vroege ochtend van 28 juni viel een groep politieagenten de homobar Stonewall Inn aan Christopher Street in Manhattan binnen. Zulke invallen vonden vaker plaats: wanneer er geruchten waren dat een bepaalde gelegenheid frequent werd bezocht door een homoseksueel publiek kwam de politie in actie, viel de gelegenheid in kwestie binnen en arresteerde verdachten. Deze keer liep het anders: de bezoekers van de Stonewall Inn kwamen in actie en begonnen, aangevoerd door een aantal drag queens, een vechtpartij met de politie. Deze vechtpartij resulteerde in rellen en binnen een paar dagen waren er actiegroepen opgezet die actie gingen voeren voor gelegenheden waar homoseksuelen en travestieten elkaar openlijk konden ontmoeten. De Stonewall Riots betekenden het begin van een lange strijd – die in feite nog steeds voortduurt – voor gelijke rechten en erkenning voor andersgeaarden over de hele wereld. Voor het eerst in de geschiedenis vocht de minderheid terug en trok zich niet terug in schaamte. Twee jaar na de rellen vond een herdenking plaats in Christopher Street, waarbij een plaquette werd onthuld op de Stonewall Inn ter herdenking en in New York, Chicago en Los Angeles werden optochten op straat georganiseerd: de eerste Pride parades. Het volgende jaar verspreidden de parades zich in rap tempo – ook naar Europa – en werden ze zo een vast onderdeel van de gay culture. De parades werden bekend onder verschillende namen: Christopher Street Day in veel Duitse ste-
18
Babel
den en de VS en in Nederland Roze Zaterdag sinds 1977. Deze viering wordt ieder jaar in een andere stad gehouden. Dit jaar in Maastricht, volgend jaar in Amsterdam, wanneer daar de Euro Pride plaatsvindt, de grote Europese Gay Pride.
Amsterdam Gay Pride bestaat sinds 1996 en begon aanvankelijk als een straatfeest, een viering van het idee dat Amsterdam de homohoofdstad van Europa was. De beelden van de feestende mensen in boten gingen de hele wereld over en werden een toeristische trekpleister van formaat. Pas sinds 2007 heeft de Amsterdam Gay Pride zijn huidige, politieke vorm, met een reeks feestelijke en officiële gebeurtenissen rondom de Canal Parade. Sprekers uit emancipatiegroepen van over de hele wereld komen vertellen in Amsterdam, er is een fotofestival en een HeBiHo-VrijMiBo. Er zijn allerlei elementen die het feest meer betekenis geven, zoals de herdenking bij het Homomonument naast de Westerkerk op de ochtend van de Canal Parade. De Canal Parade is het grote feest, maar er is wel degelijk een serieuze boodschap, zo lijkt de bedoeling van deze nieuwe invented tradition.
Averechts
Komt dat voort uit tegenstand tegen de parade? Ieder jaar weer gaan er stemmen op, ook uit de homogemeenschap, dat de Pride juist averechts werkt. Dat het de emancipatie niet ten goede komt, dat mensen een attractie worden en dat deze abnormalisering niet leidt tot acceptatie. Dingen zijn goed geregeld in Nederland, zo lijkt de boodschap: er is een homohuwelijk, er zijn gelijke rechten en in Amsterdamse uitgaansgelegenheden wordt er meestal niet vreemd opgekeken als twee mannen staan te zoenen. Homo's zijn allang niet meer aangewezen op louche cruisebars en nichterige bruine café's, zo blijkt uit het succes van 'gemengde' clubs als NYX. Een leuk idee. Zelf ga ik ook graag uit in melting pots, waar alles lekker mengt en iedereen zichzelf kan zijn. Helaas zijn deze plaatsen niet zo dik gezaaid over de stad, laat staan over het land. In plaats van gemengd uitgaan is er al snel sprake van eenheidsworst, waarin de ene groep impliciet zijn normen aan de andere oplegt. Meestal zijn dat de heteroseksuele normen. Het uitgaansleven is hierin een metafoor voor het leven in het algemeen. Door te stellen dat 'alles goed is geregeld' wordt een bepaalde norm van 'goed' gesteld: homo's kunnen trouwen, hebben dezelfde rechten als hetero's en kunnen daardoor een normaal leven leiden.
ÉÉN DAG DE HOOFDSTAD KUNNEN CLAIMEN IN NAAM VAN DE LIEFDE IS EEN WONDER
Het
zwarte gat Weet je nog toen je begon met studeren? Toen zeiden je ouders: ‘Kies maar gewoon iets wat je leuk vindt, dan kun je later overal terecht.’ Nou, dat moment is nu aangebroken. En ik wil niet pessimistisch doen, maar ik heb er een hard hoofd in.
Mijn naaste omgeving lijkt er een sardonisch genoegen in te scheppen om me volledig panisch te maken, voor de gruwel die je te wachten staat als je eenmaal afgestudeerd bent. ‘Haha!’ riep een werkende vriend laatst triomfantelijk. ‘Pas maar op voor Het Zwarte Gat! Voor je het weet, zit je maanden op de bank.’ Andere aanwezigen knikten instemmend. ‘Ik kende een meisje,’ zei een vriendin, ‘dat curator wilde worden in een museum. Die zit nu al drie jaar thuis bij haar moeder. Ze heeft tegenwoordig een webwinkel in zelfbeschilderde bloempotten.’ Het Zwarte Gat is in hun verhalen een soort hels inferno, waarin de dromen van vers-afgestudeerden weggezogen worden om nooit meer terug te keren. De gelukkigen die aan Het Zwarte Gat na enkele maanden of jaren weten te ontsnappen, zijn volledig genezen van hun ambities. ‘Nee, ik kan geen astronaut worden, maar misschien kan ik wel een baantje krijgen als schoonmaker van de spaceshuttle. Dan blijf ik toch een beetje in mijn eigen vakgebied aan het werk. En wie weet, merken ze op een dag mijn potentieel op. Dat gaat vast gebeuren.’
‘Wat is je plan eigenlijk, als je afgestudeerd bent?’ vroeg mijn scriptiebegeleider laatst. Nu heb ik wel een plan: uitgeput neervallen, een maand slapen en pas wakker worden als mijn droombaan me wordt aangeboden. Maar dat ging ik natuurlijk niet aan hem vertellen. Als iemand je de gevreesde wat-zijn-je-toekomstplannenvraag stelt, is het vooral belangrijk dat je een overtuigend verhaal kunt ophangen. Ik roep meestal iets over freelancen en traineeships. Daarmee stel je de vrager gerust en kun je ook je eigen groeiende paniek wel weer even sussen. Wie de Babelrubriek ‘Brood op de plank’ wel eens leest, weet dat de meeste geesteswetenschappers (uiteindelijk) wel goed terechtkomen. Over een paar jaar hoop ik ook een succesverhaal te kunnen vertellen in deze rubriek. En dan liefst niet over beschilderde bloempotten.
Papier versus praktijk Maar wat als dat normale leven niet het leven is wat je precies zelf in gedachten had? Als dingen die voor jou normaal voelen, en leuk, zoals je als vrouw verkleden en met lippenstift op over de Zeedijk zwalken, door mensen als abnormaal wordt omschreven? Als jouw losse levensstijl door je collega's wordt uitgekotst? Als je in een nieuw gezelschap verzwijgt dat je, als man, een vriend hebt? Alles kan best 'goed geregeld' zijn, maar wat op papier goed geregeld is valt in de praktijk nog wel eens tegen.
Daarom bestaat volgens mij de Gay Pride. Om één dag in het jaar jezelf te vieren. Jouw normen, jouw ideeën, jouw waarden en vooral: jouw liefde. Één dag de hoofdstad te kunnen claimen, in naam van die liefde, dat is een wonder. Daarom sta ik er weer, dit jaar, bij de Stopera. Trots als een pauw. Misschien zijn er weer pinda's, misschien komt mijn moeder ook en waarschijnlijk is er prosecco.
Juli ∙ Augustus 2015
Tekst /// Hanna Bijl Beeld /// Eline van der Brugge
19
ACHTERGROND
FIEN GEEFT FICTIEF ADVIES
Een Amsterdams Erasmusjaar: Rembrandtplein of Roest? Het Erasmusprogramma heeft een goede reputatie opgebouwd sinds het 25 jaar geleden werd opgericht. Een ‘Erasmusjaar’ doen is volgens velen een grote aanrader en het ‘leren kennen van een andere cultuur’ een welbekend motief. Ook de UvA krijgt veel bezoek uit het buitenland. Maar waar zijn die Erasmusstudenten eigenlijk? Tekst /// Vincent Smit en Roos Zwiers Beeld /// Masha Emelyanova
E
en vreemde taal rolt door de bibliotheek. Een onbekende student stelt in gebrekkig Nederlands een vraag tijdens college. Een vreemdeling spreekt je in het Engels aan in de kantine met de vraag of je ook in de rij staat. Dat zijn de manieren waarop we af en toe kennismaken met de Erasmusstudenten. Vanuit het niets duiken ze soms op bij een college, om daarna weer spoorloos te verdwijnen. Van intensief contact is weinig sprake. Zoals echter op de website vermeld staat, streeft het Erasmusprogramma naar ‘het bevorderen van interculturele ervaringen’ onder studenten. Maar als wij zo weinig contact met hen hebben, vindt deze uitwisseling van ervaringen dan wel plaats? Of vindt deze slechts plaats tussen Erasmusstudenten onderling? En waaróm zien we hen eigenlijk zo weinig? We spreken Manon, een Erasmusstudente uit Lyon. ‘Sorry, ik heb geen Nederlands geleerd, dus ik moet Engels praten’, begint ze enigszins verlegen. Ze woont nu toch al bijna een jaar in Amsterdam. Hoe het komt dat ze nauwelijks vertrouwd is geraakt met de taal? Zelf schrijft ze dat toe aan het feit dat ze eigenlijk alleen Erasmusvrienden heeft, met wie ze natuurlijk Engels spreekt. Of in sommige gevallen Frans, zoals met haar vriendin Diane die ze toevallig al van voor het project kende.
‘We hebben wel geprobeerd om meer contact te krijgen met Nederlandse studenten’, benadrukt Diane. ‘We vonden het jammer dat we geen Nederlandse vrienden hadden. Het doel is natuurlijk om je een beetje een local te gaan voelen tijdens een Erasmusjaar. We hebben huisfeesten gegeven en mensen uit de flat uitgenodigd. Er kwamen maar weinig mensen opdagen en aan degenen die wel kwamen hebben we slechts oppervlakkige contacten overgehouden’.
Naast Manon en Diane spreken we nog enkele andere Erasmusstudenten van wie we soortgelijke verhalen te horen krijgen. Veel Erasmusstudenten studeren, wonen en feesten samen. Hierbij mist volgens velen een wat intensiever contact met locals omdat je in een internationale groep minder goed de plaatselijke cultuur leert kennen. Zo zegt ook de van oorsprong Duitse Jelka problemen te hebben ondervonden bij het maken van Nederlandse vrienden, die hier hun eigen leven allang op orde hebben. Toch had Jelka wel behoefte aan Nederlandse vrienden. ‘De Erasmusgroep was wel gezellig, maar ik wilde meer Amsterdammers leren kennen naast het vaste groepje mensen waar ik mee omging.’
HET DOEL IS NATUURLIJK OM JE EEN BEETJE EEN LOCAL TE GAAN VOELEN TIJDENS EEN ERASMUSJAAR
ESN lijkt zich wel bewust van deze onvervulde behoefte van Erasmusstudenten: voor contact met locals bestaat een speciaal buddyprogramma. Een Erasmusstudent wordt aan het begin van het jaar gekoppeld aan een student die in eigen land studeert en die de Erasmusstudent vervolgens wegwijs maakt. Maar ook hier spelen dezelfde problemen een rol. Veel lokale buddies verliezen na een tijd hun interesse omdat ze in hun thuisstad al genoeg verschillende contacten moeten onderhouden. Buddyvriendschappen blijven over het algemeen oppervlakkig. Als Erasmusstudent heb je weinig invloed op hoe een dergelijke vriendschap uitpakt. Je moet het geluk hebben dat je aan een leuke buddy wordt gekoppeld. Zo zijn de colleges en werkgroepen verder de enige plek waar Erasmusstudenten op een natuurlijke manier locals ontmoeten. Maar naast het feit dat het opdoen van kennis hier centraal staat en er bij colleges weinig tijd is om goede vriendschappen op te bouwen, zie je dat Erasmusstudenten ook hier gedwongen worden elkaar op te zoeken. De Erasmusstudent krijgt weinig aandacht van de local. Zo merkte Manon op dat als ze aan een Nederlandse studiegenoot vroeg om een keer af te spreken het antwoord vaak wel ‘ja’ was, maar dat het daar dan ook bij bleef. Daar komt bij dat de Faculteit der Geesteswetenschappen aan de UvA erg weinig vakken heeft die in het Engels gegeven worden, waardoor Erasmusstudenten vaak samen bij dezelfde colleges zitten. Tenzij ze Nederlands kunnen natuurlijk.
NEDERLANDSE STUDENTEN LIJKEN NIET TE ZITTEN WACHTEN OP TIJDELIJKE VRIENDSCHAPPEN Toch is een stad ook te verkennen zonder locals als beste vrienden. Manon en Diane hebben op eigen houtje echt Amsterdamse plekjes leren kennen. Zo zijn ze de fase van het Rembrandtplein, waar ESN feesten voor hen organiseert, wel voorbij en drinken ze hun biertjes tegenwoordig liever bij Roest of luisteren naar Jazz in het Bimhuis. Daarnaast voelen ze zich beiden vertrouwd met hun stalen ros waarop ze inmiddels de hele stad door durven te crossen. Manon heeft bovendien zelfs ‘húútspot’ leren maken, iets waar menig Nederlandse student nog wat van kan leren.
Het hoeft dan ook niet voor iedereen een probleem te zijn dat het ontmoeten van locals zo moeizaam gaat. Het ontmoeten van internationale studenten kan net zo leuk zijn. Ook zit er een bepaalde romantiek in het samen verkennen van een vreemde stad in plaats van door een local meegesleept te worden naar zijn favoriete plekken. Toch geven veel Erasmusstudenten ‘het ontmoeten van de plaatselijke bewoners’ als reden voor de keuze voor hun Erasmusstad. Hieruit spreekt dus anderzijds wel het belang van deze contacten.
Erasmuservaringen Manon en Diane beschouwen de Erasmusstudenten als een geïsoleerde groep. Ze denken wel te weten hoe dit komt: er bestaat in Amsterdam dan wel geen afgezonderde campus voor Erasmusstudenten, maar ESN (Erasmus Student Network) organiseert wel aparte feesten, borrels en andere ontmoetingsgelegenheden voor deze specifieke groep. De meesten vonden dit, zeker in eerste instantie, toch wel prettig, zo leek het Manon en Diane. Iedereen is immers op zoek naar lotgenoten. Op deze manier worden in de eerste weken al vriendengroepen gevormd. Naarmate ze echter langer in Nederland verblijven willen veel Erasmusstudenten wat meer Nederlandse vriendschappen opbouwen. ‘Nederlandse studenten lijken niet te zitten wachten op tijdelijke vriendschappen’, stelt Manon. ‘De meesten hebben hun eigen leven en netwerk al opgebouwd en hebben weinig tijd voor het op sleeptouw nemen van een wanhopige Erasmusstudent.’ Zo komt het dat Manon en Diane zich naar eigen zeggen na een tijdje wat hebben afgezonderd van de Nederlandse studenten. Ze gaan naar colleges, maar studeren vaak thuis in Amsterdam Oost. Ze sporten alleen (of met zijn tweeën) en koken en eten met andere Erasmusstudenten.
20
Op zoek naar de local
Aan de onderwijsadministratie Lieve medewerker van de onderwijsadministratie, het spijt me van al die keren dat ik pas op het allerlaatste moment voor uw balie stond en u vroeg om een uitdraai van mijn cijferlijst/om me in te schrijven voor een vak omdat het systeem vastliep toen ik het thuis probeerde/om een nieuw bachelordiploma want op mijn oude ontbrak de minor Metafysica die ik heb gedaan. Terwijl de laatste colleges gevolgd en gegeven zijn en iedereen van de zon geniet op het terras, bent u nog bezig met alle administratieve rompslomp die bij de universiteit komt kijken. En u kunt er ook niks aan doen dat één of andere dwaas hogerop in de organisatie van de UvA ooit dacht dat SIS een goed idee was.
Als u een kwartje zou hebben gekregen voor iedere keer dat u het woord ‘kafkaësk’ heeft gehoord met betrekking tot de bureaucratische hel van de UvA was u inmiddels miljonair geweest. Toch? Lees Kafka’s Het proces en verbaas u over de souplesse van het administratiesysteem van uw universiteit. In vergelijking dan. Bonus: iedere pretentieuze student die dit woord gebruikt, kunt u vanaf nu onderwerpen aan uw uitvoerige kennis van Kafka’s werk terwijl hij zelf negen van de tien keer misschien een halve pagina van De gedaanteverwisseling las op de middelbare school. Mocht u het helemaal gehad hebben met uw kantoorwerkzaamheden, neem dan een voorbeeld aan televisieserie The Office en vorm uw bestaan om tot een documentaire. Neem een handycam mee en maak er iets moois van. Of eigenlijk, iets lelijks. Zoek het Michael Scott-Dwight Schrute-duo op uw afdeling en maak hen de sterren van uw film. Succes gegarandeerd. Als uw collega’s gespeend zijn van enig komisch talent (bedoeld of onbedoeld), lees dan J. J. Voskuils Het Bureau en laat u inspireren door de belevenissen van Maarten Koning, Voskuils alter ego. Voskuil baseerde dit vijfduizend pagina’s tellende magnum opus op zijn dienstverband bij het Meertens Instituut, waar na het verschijnen van deze roman rondleidingen werden gegeven aan de hand van Het Bureau. Persoonlijk lijkt het mij top om een rondleiding te krijgen door het P.C. Hoofthuis (voornamelijk omdat ik denk dat er verborgen verdiepingen zijn waar ik niets van weet), al helemaal als dat gepaard gaat met een spannend, door u geschreven boekwerk over alle intriges op de universiteit. Ik kijk ernaar uit.
Fien Veldman (1990) is tweedejaars masterstudent Literary Studies en geeft iedere maand ongevraagd literair advies aan wie dat nodig lijkt te hebben.
Streven naar een ander Erasmusleven?
Een stad leren kennen is mogelijk zonder contact met locals, maar de gewoontes en gebruiken van een bepaalde cultuur leer je alleen van de plaatselijke bevolking. Dat de kliekjesvorming onder Erasmusstudenten voor velen een jammerlijke kwestie is, lijkt duidelijk, maar het is geen trend die doorbroken kan worden door de studenten zelf. ESN zou kunnen inspelen op het probleem door Erasmusstudenten de mogelijkheid te geven meer activiteiten te ondernemen met locals, het liefst al in de eerste weken na aankomst. Het buddyprogramma zou op de schop kunnen door het UvA Matching systeem te koppelen aan borrels, waardoor een Erasmusstudent de mogelijkheid krijgt om meer dan één buddy te ontmoeten. Ook zou ESN aan kunnen kloppen bij de universiteit of plaatselijke cafés om meer te organiseren op het gebied van interculturele ontmoetingen. De kans is groot dat ook de lokale student hier dan aanwezig zal zijn.
Babel
Juli ∙ Augustus 2015
Tekst /// Fien Veldman Beeld /// Liana TheGhost Photography
21
DE ODE
RECENSIES
De verhalenverteller
Buitenbioscoop
Een ode brengen? Actrice Jacqueline Blom (1961) vindt het een vreselijke opdracht. Toch verdient de Amerikaanse ‘scriptdokter’ Robert McKee (1941) volgens haar bewondering vanwege zijn gave voor het vertellen van verhalen.
Op een koele dinsdagavond gewapend met een paar extra dekens ga ik op weg naar Noord om me daar te laten verrassen door de buitenbioscoop van Pllek. Een groot scherm steunend op luchtkussens staat op het strand omringd door een twintigtal zitzakken. Ik nestel me in één van de zitzakken en om de tijd te doden voordat de film begint, verorber ik een bak nacho’s die van de bar binnen naar mij toe wordt gebracht.
Tekst /// Pablo Kamsteeg en Kim Visbeen Beeld /// Daniel Webb
Z
e is er nog steeds vol van. Jacqueline Blom heeft net de vierdaagse workshop 'Story' van Robert McKee achter de rug. Deze Amerikaanse scenariogoeroe reist de wereld over om met zijn seminars de kunst van het vertellen te verspreiden. De seminars, altijd uitverkocht, maken de toehoorder ingewijde in alle technieken van vertellen. ‘Hij doet dat bijvoorbeeld door allerlei films heel precies te analyseren, maar hij verbindt het met iets veel groters, iets universeels’, vertelt Blom. ‘Volgens McKee is verhalen vertellen eeuwig: de mens die in grotten woonde deed het al en de mens zal het blijven doen. Het belang van verhalen is dat ze de wereld om ons heen kunnen duiden. Het is een diepe menselijke behoefte. En de techniek is sinds Aristoteles niet veranderd.’
Het begint te schemeren. De stemmen verstommen en de film begint. Enkele laatkomers kunnen nog een koptelefoon bemachtigen, maar zijn genoodzaakt om vanaf een picknicktafel aan de zijkant de film te bekijken. Volgens het concept worden er alternatieve films gedraaid. Vaak wat oudere films, maar ook recente Arthousefilms. Alle films zijn tamelijk onbekend.
Ditmaal draaien ze de film Do the Right Thing uit 1989. Een film over een snikhete zondag in Brooklyn die uitloopt op een drama vol haat en geweld. De film werd destijds genomineerd voor twee Oscars. Over de film had ik al gelezen dat er 240 keer het woord ‘fuck’ wordt gezegd, wat gemiddeld neerkomt op eens per twee minuten. Maar tijdens het kijken van deze film leek dat eerder iedere tien seconde te zijn. Hoewel er onderliggende thema’s aanwezig waren in de film zoals segregatie, racisme en discriminatie was de film een teleurstelling. Er zat weinig diepgang in. Af en toe liet de ‘dorpsgek’ de namen Martin Luther King en Malcolm X vallen, maar verder werd er met name gevloekt en gevochten. Halverwege de film verlieten enkele gasten de buitenbioscoop. Of dit door de kou kwam, de kwaliteit van de film of het hoge gehalte gevloek is moeilijk vast te stellen, maar alle drie lijken plausibele verklaringen.
Storytelling sucks
‘Ondanks deze universele menselijke behoefte wordt het verhalen vertellen over het algemeen volgens McKee heel slecht gedaan. Daar is hij in de seminars heel duidelijk in: “Nowadays storytelling sucks”, zeker in Nederland. Dat ben ik helemaal met hem eens. In Nederland zijn veel dingen, zeker op televisie, gewoon slecht. De scripts zijn vaak middelmatig. McKee noemt het Nederlandse subsidiesysteem corrupt. Het hele systeem is krom. Hij bedoelt dat, anders dan in Amerika, de producent in Nederland geld krijgt aan het begin van het project. Wat voor drive heeft die dan nog om een goede serie of film te maken? De scriptschrijver krijgt te weinig tijd en de productie moet zo snel mogelijk gemaakt worden. Het resultaat is dat het verhaal niet het belangrijkst is. Dat doen ze in Denemarken tien keer beter. Terwijl daar maar vijf miljoen mensen wonen!’
IN NEDERLAND ZIJN VEEL DINGEN, ZEKER OP TELEVISIE, GEWOON SLECHT
De setting voor het bekijken van de film is prachtig. Achter het scherm langs zie je de veerpont voorbij varen. Daarnaast is deze plek ideaal voor een romantisch avondje uit: opgekruld onder een dekentje kun je je lekker vastklampen aan je date. Voor een groter gezelschap is de locatie minder praktisch: een Fatboy is lastig met z’n drieën te delen. Van de film had ik hoge verwachtingen. Wellicht had ik vanavond pech en zal de volgende film van betere kwaliteit zijn. Bovendien moet je ook tegen de kou kunnen als het weer niet mee zit.
Strontgoed De kwaliteit van McKee schuilt er volgens Blom vooral in dat hij alle technieken precies weet uit te leggen. ‘Naast acteren schrijf en maak ik zelf ook stukken. Maar bij het schrijven verzandde ik vaak in wat ik wilde, zonder precies scherp te krijgen hoe dat nou komt. Het lukte niet de stukken écht goed te krijgen. Na de verhalen van McKee begrijp ik hoe dat komt. Een voorbeeld: McKee legt uit op welke manier de duur van scènes zich tot elkaar moeten verhouden. Of welke veranderingen binnen een scène wel en niet werken: als een scène negatief begint moet je positief eindigen. Of nog negatiever gaan. Is een scène saai, dan is de verandering niet groot genoeg. Er is met andere woorden niets in gebeurd, de scène was overbodig. McKee geeft een houvast of geraamte voor een goed script. Maar hij eist ook dat je als schrijver zo diep mogelijk in je verbeelding durft te kruipen. Juist acteurs zijn daar goed in en leveren goede schrijvers op, zegt hij. Daarom is hij voor mij ook een aanmoediging: ik kan dit.’ In het doceren belichaamt McKee wat hij vertelt. ‘Hij vertelde vier dagen achter elkaar, acht uur per dag. Toen hij klaar was dacht ik: jezus, ik heb 32 uur naar een krankzinnig mooi verhaal geluisterd. Daarmee bewijst hij alle theorie die hij in die uren over je heeft uitgestort. Hij vertelt gewoon strontgoed. Het is een goed verhaal over het goed vertellen van verhalen.’ 22
Renzo’s: een sfeer om niet te vergeten Met een vriendin stap ik op vrijdagavond het Rijksmuseum uit. We willen iets betaalbaars eten, maar wel iets bijzonders: het Rijksmuseum en een Hema-hotdog passen immers niet in één avond. Ik daag mijn vriendin, geboren en getogen in Amsterdam – dat zegt ze er, zoals elke Amsterdammer, ook altijd bij – uit mij mee te nemen naar iets wat aan onze eisen voldoet. Ze weet wel iets. We lopen naar de Van Baerlestraat 67 en komen aan bij Renzo’s. Meteen lijk je aan de drukte van de Van Baerlestraat te ontsnappen. Renzo’s ligt namelijk op de hoek van de groene Nicolaas Maesstraat en heeft haar terras ook in laatstgenoemde. De met klimop begroeide gevel en de wapperende Italiaanse vlag die er aanhangt zorgen ook voor een gevoel van kalmte. Als ik binnenkom, word ik overspoeld door indrukken: felrode muren met knalgroene kozijnen, kasten vol olijfolies, wijnen en Pellegrino en twee grote koelbakken vol vers bereide Italiaanse delicatessen. Het zaakje is niet heel groot, maar na bekomen te zijn van alle prikkels ontdek ik achterin nog een smal wenteltrapje dat leidt naar een mooie verhoging. Er staan nog zeker zes lage tafeltjes bij bankjes met losse kussens. Op één van die kussens ligt een dikke kat snorrend te slapen. Nog voordat ik mijn eten heb, staat mijn besluit al vast: hier ga ik nog een keer komen. Renzo's verkoopt allerlei verse Italiaanse gerechten. Denk hierbij aan verschillende pasta’s, ravioli en bijzondere salades met bijvoorbeeld pompoen. Maar ook voor een lekker stuk schapenkaas en een glas wijn kun je hier terecht. Als toetje is er uiteraard tiramisu of Italiaans ijs. Renzo’s doet niet te moeilijk, maar doet dit wel op zo’n manier dat je niet meer weg wilt. Mijn risotto met geitenkaas was erg lekker en betaalbaar. Een voordeel is ook dat het al bereid was en dus alleen opgewarmd hoefde te worden. Ideaal voor een snel hapje uit.
Wat: Buitenbioscoop bij Pllek Waar: TT Neveritaweg 59 Wanneer: 19 mei – 15 september, iedere dinsdagavond Hoeveel: 5 euro
Wat: Renzo’s Delicatessen Waar: Van Baerlestraat 67 Kosten: Ongeveer 14 euro pp. voor een avondmaal inclusief drank
Tekst /// Hannah Hamans
Tekst /// Bruno Prent
Eindoordeel: knus buiten films kijken, maar met niet altijd de meest kwalitatieve films
Babel 22
COLOFON
Juli ∙ Augustus 2015
Eindoordeel: perfect voor een snelle, maar goede en knusse maaltijd buiten de deur
Babel, Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen, Spuistraat 134, kamer 2.01F, 1012 VB Amsterdam,
[email protected]
Hoofdredactie Jesse Beentjes, Kim Schoof, Anne Wijn Redactie Hanna Bijl, Boris Duregger, Hannah Hamans, Pablo Kamsteeg, Aimée Plukker, Fien Veldman, Kim Visbeen Medewerkers Charlotte Kleyn, Bruno Prent, Vincent Smit, Roos Zwiers Eindredactiecoördinatie Bart Nauta Eindredactie Sophie Bindels, Marion Bruinenberg, Lili Burki, Elisa Harderwijk, Rik Kleuver, Elze Koenderink, Sanne Mulder, Priscilla Silanoe, Bram Sommer, Sophie Verhappen Beeldcoördinatie Daniel Webb Fotografie Eline van der Brugge, Vera Duivenvoorden, Jan van Helden, Charlotte Klein, Jordie Volkerink Illustraties Masha Emelyanova, Bob Foulidis, Midas van Son Redactieraad Femke Essink, Reinier Kist, Everdien Rietstap, Thomas Rueb Vormgeving Luke van Veen, www.StudioVeen.com Druk Puurdrukken Nederland BV, www.puurdrukken.nl Schrijven of illustreren voor Babel? Babel heeft regelmatig plaats voor nieuw schrijftalent, fotografen en illustratoren. Mail ons je cv en recent werk.
Vind ons leuk op www.facebook.com/ BabelFGw Volg ons via www.twitter.com/ BabelFGw Download de Babel-app voor voor tablets in de App Store, Google Play.
Cover /// Vera Duivenvoorden
23
GEESTESVOEDSEL
BACCHANAAL DER GEESTESWETENSCHAPPEN
Wat eet de geesteswetenschapper? Culinair redacteur Charlotte Kleyn duikt de keuken in met FGw’ers. Deze keer: een Bacchusmaal. Tekst /// Charlotte Kleyn Beeld /// Jordie Volkerink
Een eetafspraak met Jip Lemmens (23), eerstejaarsstudent Klassieke talen, blijkt samen te vallen met zijn jaarlijkse vriendendiner. Dat is altijd op 29 mei, maar de reden daarvoor is wat vaag. ‘De verjaardag van Willem Holleeder!’ ‘Nee, het jubileum van de eerste uitvoering van de Sacre van Stravinsky.’ ‘Nee! Het ging om het ballet van Nijisnky!’ Waarover men het wél eens is, is dat Jips kookkunsten het hoogtepunt van de avond zijn. Hij zat negen maanden op een koksschool in Barcelona en dat wierp zijn vruchten af. Een dag van tevoren maakte hij al bouillon van kip en varkenspoot. Die gaat bij een stoofpot van sukadevlees en pijlinktvis. Ondertussen vult het grote, lichte huis in de Pijp zich langzaam met Humanities Rally-leden, al is initiatiefnemer Tivadar nu ‘gewoon assistent’. Hij mag in de pan roeren terwijl Jip heen en weer vliegt door de keuken en de ‘aardappels niçoises’ maakt, met witte wijn, gegrilde paprika, kappertjes, olijven en ansjovis. De twee houden met vrienden een moestuin bij. ‘Bonen, sla, kruiden, tomaten. Heel burgerlijk eigenlijk.’ Wellicht komt er binnenkort een zomerrestaurant in de tuin. Jip bindt de stoofpot op Catalaanse wijze: niet met boter en bloem, maar met een mengsel van nootjes, knoflook en kruiden. Voor deze picada roostert hij amandelen in de oven en wrijft hij ze fijn in een vijzel met knoflook, saffraan en peterselie.
Het huis wordt steeds drukker en chaotischer. De Sacre du Printemps schalt steeds harder door de kamer, de huiskat (‘hij heet Daphne’) loopt rond met grote ogen en probeert bij de zak inktvisrestjes te komen. Huisgenoot Daan probeert iedereen van espressokopjes wodka te voorzien en de discussies over het werk van Grunberg en Kundera lopen hoog op. Jip blijft opvallend relaxed in zijn keuken. Met een sigaret in zijn mondhoek giet hij wat cognac bij de stoofpot (‘dat moet je sowieso overal in gooien’), laat zijn keukenkastje zien (‘ik heb ook hippe dingen: mungbonen, mag je opschrijven’) en maakt met een soepele zwaai het gerecht voor de vegetariërs af: dubbelgedopte tuinbonen met munt en room. Terwijl de tafel wordt gedekt, verschijnen de pannen. ‘Ooit word ik echt vegetariër. Maar niet nu’, zegt een meisje als het deksel van de stoofpot wordt gelicht. Meer dan vier uur stond hij in de keuken, maar Jips eten wordt binnen vijf minuten weggewerkt, weliswaar vergezeld van gelukzalige glimlachen. De voorraad drank houdt gelukkig langer stand: het wordt nog een memorabele avond. Kijk voor het uitgebreide recept op de Facebookpagina van Babel. Zelf met je kookkunsten in Babel? Stuur een bericht naar
[email protected].