Framing en de klimaatverandering Masterscriptie Afdeling communicatiewetenschap
Door: Esmée Snel Studentnummer: 5639905 E-mail adres:
[email protected] Scriptiebegeleider: dr. Richard van der Wurff Datum: 02 maart 2009
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
Framing en de klimaatverandering
2
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
Voorwoord Deze scriptie is geschreven in het kader van de master Communicatiewetenschap, richting Media, Journalistiek en Publieke Opinie. Het behandelt de berichtgeving over de klimaatverandering tussen 1990 en 2006. Met dank aan de begeleiding van Richard van der Wurff heb ik met een goed gevoel en naar alle tevredenheid mijn scriptie kunnen afronden. Daarnaast wil ik iedereen bedanken die heeft geholpen met de totstandkoming van deze scriptie, in het bijzonder mijn ouders en zus. Zonder hen was het nooit gelukt.
Esmee Snel
3
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
Inhoudsopgave 1.
Samenvatting........................................................................................................ 5
2.
Inleiding ................................................................................................................ 6
3.
4.
5.
6.
2.1.
Klimaatverandering ....................................................................................... 6
2.2.
Geschiedenis van de klimaatverandering...................................................... 7
2.3.
Amerika en de klimaatverandering ................................................................ 8
2.4.
Publieke opinie en de klimaatverandering ..................................................... 9
Literatuur review ................................................................................................. 10 3.1.
Agendasetting en framing ........................................................................... 10
3.2.
Frames in de berichtgeving over de klimaatverandering ............................. 11
Probleemstelling ................................................................................................. 14 4.1.
Hypotheses................................................................................................. 14
4.2.
Onderzoeksvragen...................................................................................... 14
Methode ............................................................................................................. 16 5.1.
Onderzoeksmethode................................................................................... 16
5.2.
Operationalisatie ......................................................................................... 16
5.3.
Identificeren van frames.............................................................................. 17
5.3.1.
Identificeren van het onduidelijkheidframe........................................... 17
5.3.2.
Identificeren van het consensusframe ................................................. 17
5.4.
Steekproef .................................................................................................. 18
5.5.
Meetinstrumenten ....................................................................................... 18
5.6.
Procedure ................................................................................................... 18
5.7.
Geschiktheid stellingen ............................................................................... 19
5.7.1.
Geschiktheid stellingen onduidelijkheidframe ...................................... 19
5.7.2.
Geschiktheid stellingen consensusframe............................................. 23
Resultaten .......................................................................................................... 25 6.1.
Frequentie berichtgeving............................................................................. 25
6.2.
Resultaten stellingen................................................................................... 26
6.3.
Aanwezigheid frames.................................................................................. 26
6.4.
Onderzoeksvragen...................................................................................... 27
6.5.
Aanwezigheid framefuncties ....................................................................... 29
7.
Conclusie............................................................................................................ 31
8.
Discussie ............................................................................................................ 34
4
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie 1. Samenvatting Door de toenemende uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer wordt het steeds warmer op aarde. Volgens het IPCC (2007) is het zeer waarschijnlijk dat dit veroorzaakt wordt door menselijke activiteit. Temperatuurstijgingen van meer dan 2 graden zullen desastreuze gevolgen hebben voor het klimaat op aarde. In de jaren tachtig bestond er onder wetenschappers een duidelijke consensus over de oorzaken en gevolgen van deze klimaatverandering. In Amerika werd echter een compleet ander verhaal naar buiten gebracht. De oorzaken en gevolgen van de klimaatverandering zouden nog onduidelijk. Het plaatsvinden van de klimaatverandering werd überhaupt in twijfel getrokken. Hierdoor ontstonden er twee verschillende frames over de klimaatverandering in de politiek, maar ook in de media. Het onduidelijkheidframe stelt dat het onduidelijk is of de klimaatverandering plaats vindt. Dat dit proces niet door mensen veroorzaakt wordt en dat het een natuurlijk fenomeen kan zijn. Verder stelt het dat de klimaatverandering geen probleem is en zelfs voordelen met zich mee zou kunnen brengen. Daarnaast is het helemaal niet nodig om actie te ondernemen tegen de klimaatverandering, alleen als deze voordelig zouden zijn. Het consensusframe is het tegenovergestelde van het onduidelijkheidframe. Deze stelt dat het zeker is dat de klimaatverandering plaats vindt en veroorzaak wordt door de mens. Het is een groot probleem waar vergaande maatregelen tegen genomen moeten worden. Ook als deze hoge kosten met zich meebrengen. In hoeverre komen deze twee verschillende frames terug in de media? Uit onderzoek naar verschillende Amerikaanse kranten en tijdschriften blijkt dat het onduidelijkheidframe en het consensusframe beide terug te vinden zijn. Is dit in Nederland ook het geval? Na analyse van 345 artikelen uit het NRC Handelsblad blijkt dat de twee frames tussen 1990 en 2006 ook terug te vinden zijn. Verder zijn er twee periodes te onderscheiden. In de eerste periode tussen 1990 en 1999 komt het onduidelijkheidframe relatief vaker voor dan in de tweede periode tussen 2000 en 2006. Het consensusframe komt in de tweede periode weer relatief vaker voor dan in de eerste periode. In die tweede periode is ook een grote stijging te zien in het aantal berichten dat over de klimaatverandering gepubliceerd is. Daarnaast blijkt dat de twee frames ook samen in artikelen naar voren komen. Vooral het idee dat alleen voordelige oplossingen gezocht moeten worden komt vaak samen voor met het plaatsvinden van de klimaatverandering.
5
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
2. Inleiding Sinds het ontstaan van de aarde is klimaatverandering geen onbekend fenomeen. Het klimaat op aarde is altijd al veranderlijk geweest. IJstijden zijn hier een goed voorbeeld van. Toch is er de laatste jaren iets aan de hand; het klimaat verandert de laatste eeuw een stuk sneller dan in alle eeuwen daarvoor. Het wordt namelijk steeds warmer op aarde.
2.1. Klimaatverandering De opwarming van de aarde is de stijging van de gemiddelde temperatuur die op aarde wordt waargenomen. Dit wordt zeer waarschijnlijk veroorzaakt door de toegenomen uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer. Er zijn zeven belangrijke broeikasgassen waarvan aangenomen wordt dat kooldioxide (CO2) en methaan (CH4) het meest bijdragen aan de klimaatverandering. De toenemende uitstoot van deze broeikasgassen wordt veroorzaakt door de mens en het verbranden van fossiele brandstoffen. Broeikasgassen absorberen de warmte van de zon en van de aarde en warmen op die manier de atmosfeer op. Doordat sinds de industriële revolutie het aantal broeikasgassen in de atmosfeer sterk toe nam, wordt het steeds warmer op aarde. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de VN concludeerde in 2007 dan ook dat "het zeer waarschijnlijk is dat het grootste deel van de opwarming van de aarde van de laatste 50 jaren kan worden toegeschreven aan menselijke activiteit". Hiermee geven zij aan dat de laatste 50 jaar door de toenemende uitstoot van broeikasgassen de temperatuur op aarde harder gestegen is dan dat anders het geval geweest zou zijn. In Nederland steeg de temperatuur in de afgelopen 50 jaar maar liefst twee keer zo snel. De verwachting is dat in deze eeuw de temperatuur tussen de 1,1 en 6,4 graden stijgt. Wetenschappers geloven dat temperatuurstijgingen van 2 graden of meer grote gevolgen kunnen hebben voor het klimaat op aarde (IPCC, 2007).
6
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
2.2. Geschiedenis van de klimaatverandering De eerste berichten over de klimaatverandering kwamen al in 1824 naar buiten. De Franse wetenschapper Fouriér stelde dat de uitstoot van bepaalde gassen wel eens de samenstelling van de atmosfeer zou kunnen veranderen. In 1930 werd dit idee verder uitgewerkt door de Britse wetenschapper Callendar. Hij verbond het verbranden van fossiele brandstoffen aan het sneller opwarmen van de aarde (Oreskes, Conway & Shindell, 2008). Vanaf die tijd kwam er vanuit de wetenschap meer aandacht voor de klimaatverandering. Door onderzoek ontstond meer duidelijkheid over de opwarming van de aarde en de oorzaken en eventuele gevolgen daarvan. In de jaren 50 werd duidelijk dat de klimaatverandering wel eens een probleem kon zijn (American Institute of Physics, 2007). Door het broeikaseffect en de stijgende temperaturen konden ijskappen smelten en de zeespiegel stijgen. Gaandeweg ontstond in de wetenschappelijke wereld een duidelijke consensus over het plaatsvinden, de oorzaken en de gevolgen van de opwarming van de aarde. Het was belangrijk om maatregelen te nemen om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan (Ungar, 1992). Toch is zelfs voor experts de klimaatverandering een ingewikkeld en complex fenomeen. Veel zaken waren en zijn nog onduidelijk. Wat zorgt voor grote onzekerheden onder zowel het publiek als de overheid (Bord, O’Connor & Fischer, 2000). In 1988 resulteerde dit in de oprichting van het IPCC om alle onderzoeken over de klimaatverandering op een objectieve manier te toetsen en overzichtelijk te rapporteren. Vanuit de politiek kwam ook steeds meer aandacht voor de klimaatverandering. In 1988 gaf de toenmalige Britse Premier Margaret Thatcher een belangrijke toespraak waarin zij de gevaren van de klimaatverandering benadrukte. De politieke aandacht zorgde ook voor een steeds luidere roep om maatregelen om de klimaatverandering tegen te gaan. Hierbij werd vaak naar Amerika gekeken die een grote bijdrage levert aan de uitstoot van broeikasgassen. Amerika zou om hun uitstoot te verminderen grote offers moeten brengen (Oreskes et al., 2008).
7
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
2.3. Amerika en de klimaatverandering De Amerikaanse regering was het niet eens met de conclusie dat zij een grote bijdrage leveren aan de klimaatverandering en daarom richten zij een eigen comité op (Oreskes et al., 2008). In dit comité zaten wetenschappers uit verschillende disciplines die zich over de klimaatverandering bogen. Dit was voor het eerst dat naast biologen, klimatologen en geologen, ook economen zich bezig hielden met de opwarming van de aarde. Dit comité kwam met een radicaal andere lezing van de klimaatverandering. Zij stelden dat de klimaatverandering helemaal geen gevaar vormde voor de mensheid. De mens heeft zich in de afgelopen eeuwen kunnen weren tegen extreme weeromstandigheden. We bezitten dus voldoende aanpassingsvermogen om met de gevolgen van de klimaatverandering om te kunnen gaan. Volgens dit comité zijn maatregelen dus helemaal niet nodig. De gevolgen van de opwarming van de aarde vormen geen probleem voor de mensheid (Oreskes et al.,2008). Daarnaast benadrukte het comité in zijn aanbevelingen de aanwezigheid van onzekerheden en onduidelijkheden over de klimaatverandering. Er bestond onder wetenschappers nog geen consensus over de tijdspanne waarin de gevolgen van de opwarming van de aarde zichtbaar zouden zijn. Volgens het comité kon dit dan ook betekenen dat we pas over miljoenen jaren geconfronteerd kunnen worden met de consequenties van de CO² uitstoot. Maatregelen waren daarom nog helemaal niet nodig. Door het comité werd een nieuw verhaal gecreëerd over de oorzaken, gevolgen en oplossingen van de klimaatverandering. Dit verhaal week behoorlijk af van het verhaal dat daarvoor over de klimaatverandering verteld werd. In plaats van discussies te voeren over meetinstrumenten en dataverzameling gingen de discussies over het wel of niet bestaan van het probleem überhaupt. De Amerikaanse regering nam de conclusies van dit comité over en gebruikte deze als verweer tegen de beschuldigingen van andere landen over hun CO² uitstoot (Oresekes et al. 2008).
8
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
2.4. Publieke opinie en de klimaatverandering De opwarming van de aarde werd door de gecreëerde onduidelijkheden een behoorlijk controversieel onderwerp waar veel onzekerheden over bestaan. Als er van uitgegaan wordt dat de klimaatverandering plaats vindt, dan zijn drastische maatregelen nodig om de uitstoot van CO² significant te verminderen. Voordat mensen de benodigde actie willen ondernemen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen moeten ze zich eerst bewust zijn van het probleem en hun bijdrage daaraan. In de afgelopen jaren is daarom veelvuldig onderzoek gedaan naar de publieke opinie over de opwarming van de aarde. Nisbet en Myers (2007) hebben twintig jaar aan publieke opinie onderzoek uit verschillende Amerikaanse bronnen naast elkaar gezet. De resultaten van meer dan zeventig onderzoeken zijn met elkaar vergeleken en zo is een historisch overzicht geschetst. Duidelijk kwam naar voren dat het bewustzijn over de klimaatverandering in de publieke opinie flink is toegenomen. In 1986 gaf 39% aan dat ze over de opwarming van de aarde hadden gehoord. In de twintig jaar daarna steeg dit percentage tot 91%. Deze stijging is ook te zien in het geloof, de kennis, de urgentie en het belang dat aan de opwarming van de aarde gehecht wordt. De onderzoekers concluderen dan ook dat de klimaatverandering een plaats heeft verworven in de publieke opinie. Wat opvalt, is dat de enquêtes tot begin jaren negentig een stijging laten zien in het geloof in de klimaatverandering en in de bereidheid te betalen om de gevolgen van de klimaatverandering tegen te gaan. Daarna is een flinke daling te zien in deze opinies. Dit sluit aan bij de conclusies van Berk en Schulman (1995), die de bereidheid om te betalen voor de gevolgen van de klimaatverandering onderzochten. De respondenten zagen de klimaatverandering in 1992 niet als een serieus probleem en waren dus ook niet bereid ervoor te betalen. Voor de meeste mensen was er geen direct verband tussen lange periodes van droogte of extreme regenval en de klimaatverandering. Ze namen gewoon vaker een paraplu mee. Deze houding zou te wijten kunnen zijn aan de gecreëerde onduidelijkheden en onzekerheden in de jaren tachtig (Nisbet & Meyers, 2007; Berk & Schulman, 1995). De conclusie van Nisbet en Meyers (2007) over een daling in het geloof in de klimaatverandering begin jaren negentig roept een belangrijke vraag op. Hoe hebben mensen geleerd van de gecreëerde onduidelijkheid en onzekerheid over de klimaatverandering? Uit onderzoek naar de invloed van media is gebleken dat de media een grote rol spelen bij het op de agenda zetten van kwesties bij het publiek en de politiek.
9
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
3. Literatuur review De invloed van media bij het op de agenda zetten van belangrijke kwesties wordt ook wel agendasetting (McCombs & Shaw, 1972) genoemd. Deze theorie stelt dat een sterke samenhang bestaat tussen de nadruk die de media legt op bepaalde kwesties en het belang dat het publiek hecht aan deze kwesties. De theorie van agendasetting leunt op de geheugenmodellen over informatieverwerking. Kwesties die veel aandacht in de media krijgen worden als belangrijker gezien dan andere kwesties die minder of geen aandacht krijgen in de media.
3.1. Agendasetting en framing Framing is een term die vaak in relatie tot agendasetting wordt gebruikt. Framing is de assumptie dat de media kwesties op een bepaalde manier karakteriseren en dat dit van invloed is op hoe de kwestie begrepen wordt door het publiek (Scheufele and Tweksbury, 2007). Er zijn veel uiteenlopende definities van framing te vinden. Vreese (2001) noemt er verschillende en komt tot de conclusie dat een frame een bepaalde nadruk is, die op een aspect van een onderwerp gelegd wordt. Entman (1993) beschrijft het frame breder, volgens hem is het framen van een onderwerp het selecteren van bepaalde aspecten over een waargenomen realiteit en deze aspecten meer belangrijk maken in een mediaboodschap. Deze definitie zal in dit onderzoek ook aangehouden worden. Agendasetting betreft dus het belang van een onderwerp en framing de representatie van het onderwerp. Frames worden door verschillende onderdelen geconstrueerd; de communicator, de ontvanger, de tekst en de cultuur waaruit de frames komen en waarin ze gelezen worden. Elk van deze onderdelen interpreteert op zijn eigen manier de informatie. De communicator vertelt het verhaal op een bepaalde manier en de ontvanger interpreteert het verhaal weer op een bepaalde manier. Framing is dus een communicatief proces, het is geen statisch maar een dynamisch proces. Dit communicatieve proces gaat van de constructie van frames door de communicator, tot het interpreteren van de informatie door het publiek. Aan de ene kant bestaat er een bepaald mediadiscours dat van invloed is op de ideeën en meningen van het publiek. Anderzijds wordt er vanuit gegaan dat de media als forum fungeert voor een bepaald publiek discours. Mediaboodschappen als reflectie van de ideeën en meningen van het publiek. (Gamson & Modigliani, 1989). Het publiek gebruikt naast de media weer andere informatiebronnen die bijdragen aan hun idee en meningsvorming. Dit kunnen bepaalde gebeurtenissen zijn of de gesprekken met mensen om hen heen. Zo
10
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie ontstaan er twee verschillende discoursen over een bepaald onderwerp en zijn er dus twee verschillende framing onderzoeken te onderscheiden. Ten eerste de frames zoals deze door een communicator geconstrueerd worden of het framebuilding onderzoek. Ten tweede de manier waarop het publiek de informatie in de frames interpreteert of het frame effect onderzoek (Vreese, 2005). Enerzijds het mediadiscours en anderzijds het publieke discours waarbij het eerste door middel van framebuilding en de tweede door frame effect onderzoek onderzocht worden. Om te kunnen onderzoeken hoe mensen geleerd hebben van de gecreëerde onduidelijkheden en onzekerheden over de klimaatverandering zal in dit onderzoek gekeken worden naar het mediadiscours. Dus naar de constructie van frames door de media. Er wordt uitgegaan van het feit dat de manier waarop kwesties in de media gekarakteriseerd worden van invloed is op hoe het door het publiek begrepen wordt. Gamson en Modigliani (1989) zien het mediadiscours als een set van interpretatieve pakketten die betekenis geven aan een bepaald onderwerp. Deze pakketten hebben een interne structuur of een frame waarbinnen standpunten geconstrueerd zijn. Frames zijn dus de interne structuur van een discours voor de interpretatie van een bepaald onderwerp. Deze frames zijn opgebouwd uit verschillende kenmerkende onderdelen die allemaal een bepaalde richting geven aan het onderwerp. Deze onderdelen kunnen zinnen zijn, quotes of bepaalde bronnen maar ook bepaalde ideeën die uit de tekst naar voren komen. Entman (1993) definieert deze onderdelen vanuit vier functies die de essentie van het frame weergeven. Frames definiëren een probleem, identificeren de oorzaak, verbinden er een moraal aan en bieden een oplossing voor het probleem. Mediaboodschappen kunnen aan de hand van deze functies geanalyseerd worden om zo de aanwezigheid van frames bloot te leggen.
3.2. Frames in de berichtgeving over de klimaatverandering In onderstaande paragraaf worden onderzoeken besproken die verschillende media hebben onderzocht op de aanwezigheid van frames in de berichtgeving over de klimaatverandering. Veel auteurs zijn het eens over het feit dat onder wetenschappers een consensus bestaat over het plaatsvinden, de oorzaken en de gevolgen van de klimaatverandering (Oreskes, Conway & Shindell, 2008; Boykoff & Boykoff, 2004; Lui, Vedlitz & Alston, 2008). De vraag waarom onder het publiek onduidelijkheid bestaat over dit onderwerp komt dan ook veelvuldig naar boven. Verschillende onderzoeken behandelen deze vraag en proberen hier een verklaring voor te geven. Een van die 11
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie verklaringen is de gebalanceerde berichtgeving over de klimaatverandering. Dit is onder andere onderzocht in de berichtgeving over de klimaatverandering tussen 1988 en 2002 in Amerikaanse kwaliteitskranten, te weten New York Times, The Washington Post, The Los Angeles Times en The Wall Street Journal. Deze kranten besteden bijna evenveel aandacht aan zowel de consensus als de onduidelijkheden over de klimaatverandering. Hierdoor kreeg het publiek het idee dat er meer discussie bestaat over de klimaatverandering dan dat daadwerkelijk het geval is (Boykoff & Boykoff, 2004). Uit onderzoek naar andere Amerikaanse kranten en tijdschriften komt hetzelfde beeld naar voren. Tussen 1986 en 1995 was de wetenschappelijke onduidelijkheid een belangrijk thema in de berichtgeving over de klimaatverandering (Zehr, 2000). Onderzoek naar de berichtgeving over de klimaatverandering in een regionale Amerikaanse krant toonde aan dat tussen 1992 en 2005 ongeveer 20 % van de artikelen over deze onduidelijkheid berichtten (Lui et al., 2008). In de veertien jaar van het onderzoek bleven deze artikelen altijd aan de zijlijn aanwezig. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de gebalanceerde berichtgeving van de Amerikaanse media er voor gezorgd kunnen hebben dat er onder het publiek onduidelijkheid bestaat over de oorzaken en gevolgen van de klimaatverandering. Opvallend was dat deze trend zich pas eind jaren tachtig en begin jaren negentig manifesteerde. Daarvoor bestond er ook in de berichtgeving een duidelijke consensus over het bestaan en de benodigde maatregelen en overheerste het consensus verhaal over de klimaatverandering (Boykoff & Boykoff, 2004). McCright en Dunlap (2000) concludeerden ook dat begin jaren negentig het verhaal dat de media over de klimaatverandering vertelde een verschuiving maakte. Daarvoor werd voor het overgrote deel van de artikelen gebruik gemaakt van wetenschappelijke bronnen zoals klimatologen en meteorologen die de klimaatverandering bevestigden. Rond 1990 werden er steeds meer economische en politieke bronnen gebruikt zoals de olieindustrie en lobbygroepen die de klimaatverandering in twijfel trokken en de onduidelijkheden hierover benadrukten (Oreskes et al., 2008). Verder wezen deze bronnen op de economische gevolgen van eventuele maatregelen en de eventuele voordelen die de klimaatverandering met zich meebracht. Dit sluit aan bij de conclusies van Nisbet en Meyers (2007) die ook stellen dat er twee verschillende verhalen over de klimaatverandering worden verteld in Amerika. Er bestaat dus een significant verschil tussen het verhaal dat verteld wordt door de wetenschappers (consensus) en het verhaal dat verteld wordt door deze belangengroepen (onduidelijkheid). De Amerikaanse media hebben deze twee verschillende verhalen overgenomen in hun berichtgeving. Deze twee verhalen kunnen 12
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie gezien worden als twee verschillende frames die kranten gebruiken om het verhaal over de klimaatverandering te vertellen. Er is dus sprake van twee frames die in de berichtgeving over de klimaatverandering naar voren komen. McCright en Dunlap (2000) onderzochten de publicaties van verschillende conservatieve commissies die de klimaatverandering in twijfel trokken. Hiermee wilden zij de bron van de onduidelijkheden onderzoeken. Volgens de onderzoekers waren er drie belangrijke claims over de klimaatverandering die deze commissie over de klimaatverandering naar voren brachten. De eerste claim betrof kritiek op het bewijs van de klimaatverandering, dit werd neergezet als zwak of zelfs compleet fout. Ten tweede werd beweerd dat de klimaatverandering zelfs meer substantiële voordelen had dan nadelen. Ten derde claimden zij dat eventuele maatregelen meer kwaad dan goed zouden doen. Op deze manier werd de klimaatverandering sociaal geconstrueerd als een non-kwestie.
13
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
4. Probleemstelling Het onduidelijkheidframe is dus bewust geconstrueerd door bepaalde belangengroepen. Vervolgens zijn deze constructies door de media zijn overgenomen. Deze belangengroepen komen uit Amerika en de besproken onderzoeken hebben dan ook allemaal de Amerikaanse media onderzocht. Dat deze in Amerika gecreëerde onduidelijkheden ook van invloed zijn op buitenlandse media blijkt uit het onderzoek van Weingart, Engels en Pansegrau (2000). Zij onderzochten de berichtgeving over de klimaatverandering tussen 1975 en 1995 in verschillende Duitse kranten. Hier werd ook geconcludeerd dat halverwege de jaren negentig een nieuw verhaal over de klimaatverandering verteld werd. Tussen 1975 en 1988 betrof de berichtgeving vooral de consensus en in de periode daarna werd ook aandacht besteed aan het verhaal over de onduidelijkheden over de klimaatverandering. Nu rijst de vraag of deze twee frames ook in de Nederlandse media zijn terug te vinden. Naar aanleiding van deze bevindingen is dan ook de volgende probleemstelling opgesteld:
Komen de frames over de klimaatverandering in de Amerikaanse media ook terug in de berichtgeving over de klimaatverandering in de Nederlandse media?
4.1. Hypotheses Deze probleemstelling heeft geleid tot de volgende hypothese: H1: Het consensusframe en het onduidelijkheidframe zijn beide terug te vinden in de onderzochte artikelen.
4.2. Onderzoeksvragen De besproken onderzoeken zijn niet eenduidig wat betreft de verhouding en de sterkte waarin de beide frames terugkomen. Het onderzoek van Lui et al. (2008) stelt dat ongeveer 20% van de artikelen de klimaatverandering niet als bedreigend karakteriseren en dat dit in de veertien jaar van het onderzoek, met uitschieters in begin jaren negentig, gelijk gebleven is. Dat de klimaatverandering als niet bedreigend gekarakteriseerd wordt kan gezien worden als een onderdeel van het onduidelijkheidframe. Omdat dit onderzoek onder regionale Amerikaanse kranten gehouden werd, is er geen rede om aan te nemen dat deze verhouding ook in een Nederlandse landelijke krant terug te vinden is. Verder is het onduidelijk hoe sterk
14
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie beide frames in de artikelen terug te vinden zijn. Daarom zijn naar aanleiding van deze bevindingen de volgende onderzoeksvragen opgesteld: V1: In welk percentage van de artikelen komt het onduidelijkheidframe voor? V2: In welk percentage van de artikelen komt het consensusframe voor? V3: In welk percentage van de artikelen komen geen van beide frames voor? V4: In welk percentage van de artikelen komen beide frames voor?
Omdat dit onderzoek een historisch overzicht wil geven van de manier waarop over de klimaatverandering gepubliceerd wordt, is er ook gekeken naar veranderingen over tijd. Hierbij is er vooral gekeken of belangrijke verschillen bestaan tussen de verschillende jaren en de aanwezigheid van de beide frames. Dit resulteert in de volgende onderzoeksvragen: V5: Zijn er belangrijke verschillen tussen de verschillende jaren en de aanwezigheid van de frames te vinden? V6: Zijn er jaren waarin een bepaald frame sterk in de berichtgeving overheerst?
15
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
5. Methode In dit hoofdstuk wordt beschreven welke methode gebruikt is om een antwoord te kunnen geven op de probleemstelling.
5.1. Onderzoeksmethode Om inzicht te krijgen in de aard van de berichtgeving en om eventuele frames in deze berichtgeving te ontdekken is een inhoudsanalyse gedaan. Een inhoudsanalyse is een onderzoekstechniek die gebruikt wordt om op een systematische, objectieve en kwantitatieve manier mediaboodschappen te analyseren. In dit onderzoek is de inhoudsanalyse op een deductieve manier aangepakt. Dit betekent dat voorafgaand aan de inhoudsanalyse de twee verschillende frames omschreven en uitgewerkt zijn aan de hand van bovenstaand literatuuronderzoek.
5.2. Operationalisatie Het belang dat aan de klimaatverandering door de media gehecht wordt, is gedefinieerd als het aantal berichten dat over het onderwerp gepubliceerd is (Lui et al., 2008). In dit onderzoek worden frames als volgt gedefinieerd: het selecteren van bepaalde aspecten over een waargenomen realiteit en deze aspecten meer belangrijk maken in een mediaboodschap (Entman, 1993). De Nederlandse media wordt in dit onderzoek gedefinieerd als het NRC Handelsblad. Het doel van dit onderzoek is om een historisch overzicht te geven van de berichtgeving over de klimaatverandering in Nederland. Er is gekozen om de berichtgeving in een krant te onderzoeken, om zo de eventuele aanwezigheid van trends in de berichtgeving te kunnen blootleggen. Het onderzoek zal gedaan worden in het NRC Handelsblad aangezien dit een grote landelijke krant in Nederland is (Oplagecijfers Cebuco, 2007). Daarnaast zijn de artikelen uit het NRC Handelsblad vanaf 1990 digitaal beschikbaar in de Lexis Nexis database. Hierdoor kan er een lange periode van zestien jaar onderzocht worden en ontstaat er zo een historisch overzicht. Uit verkennend onderzoek is gebleken dat in de Lexis Nexis database op de gekozen zoekwoorden tussen 1 januari 1990 en 31 december 2006 1725 artikelen te vinden zijn. De zoekwoorden die gebruikt zijn voor het vinden van de deze artikelen zijn: opwarming van de aarde, klimaatverandering en broeikaseffect. Deze zijn overgenomen uit het onderzoek van Lui et al. (2008).
16
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
5.3. Identificeren van frames Om een duidelijk beeld te krijgen van de verschillende frames en wat deze nu precies inhouden is een omschrijving gemaakt aan de hand van de vier functies van een frame (Entman, 1993). Deze functies zijn probleemdefinitie, oorzaak, moraal en oplossing. Naar aanleiding van de literatuur review zijn per functie een of twee stellingen geformuleerd die na moeten gaan of de framefunctie in het artikel naar voren komt.
5.3.1. Identificeren van het onduidelijkheidframe De verschillende stellingen van het onduidelijkheidframe zijn geformuleerd aan de hand van het artikel van Oresekes, Conway en Shindell (2008). Daarin wordt het ontstaan van de onduidelijkheden over de klimaatverandering besproken. De probleemdefinitie van het onduidelijkheidframe stelt dat er onduidelijkheid bestaat over het plaatsvinden van de klimaatverandering. De oorzaak is onderzocht door middel van twee stellingen. Het is onduidelijk of de klimaatverandering veroorzaakt wordt door de mens en de klimaatverandering kan ook een natuurlijk fenomeen zijn. De moraal van het onduidelijkheidframe is ook opgesplitst in twee stellingen. De klimaatverandering is geen probleem en de klimaatverandering kan voordelen met zich mee brengen. De oplossing functie is ook in twee stellingen opgesplitst. Er moet op zijn hoogst oppervlakkige maatregelen ondernomen worden om de klimaatverandering tegen te gaan. De maatregelen moeten voordelig en zeker niet nadelig zijn voor onze huidige levenswijze. Dit resulteert in totaal zeven stellingen die moeten aangeven of het onduidelijkheidframe in de artikelen terug te vinden is.
5.3.2. Identificeren van het consensusframe Voor het consensusframe zijn ook verschillende stellingen geformuleerd. De probleemdefinitie stelt dat de klimaatverandering plaats vindt. De oorzaak is in twee stelling opgedeeld; de klimaatverandering wordt veroorzaakt door de mens en de klimaatverandering is geen natuurlijk fenomeen. Twee stellingen geven de moraal weer; de klimaatverandering is een ernstig probleem en de klimaatverandering brengt een hoop nadelen voor onze huidige levenswijze met zich mee. De oplossing functie is ook in twee stellingen opgesplitst. Er moet vergaande actie ondernomen worden om de klimaatverandering tegen te gaan en er moet ook actie ondernomen worden als deze hoge kosten met zich meebrengen. Hierdoor zijn er ook voor het consensusframe
17
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie zeven verschillende stellingen. In totaal zijn er veertien verschillende stellingen waarop de artikelen gecodeerd zijn.
5.4. Steekproef Uit verkennend onderzoek is gebleken dat in totaal 1725 artikelen uit het NRC Handelsblad aan de voorwaarden voldoen. Door middel van een willekeurige steekproef zal hier een sample uit getrokken worden. Hierbij wordt er in elk jaar 20% van de gepubliceerde artikelen onderzocht. Op deze manier worden er ook meer artikelen onderzocht in jaren waar er meer gepubliceerd zijn en ontstaat er een evenwichtig beeld van de berichtgeving over de jaren heen (Boykoff, 2004). Deze 20% wordt verzameld door elk vijfde artikel te analyseren in chronologische volgorde. Het startpunt van deze datacollectie is willekeurig gekozen uit de artikelen die in januari van het betreffende jaar gepubliceerd zijn. In totaal zullen dan 345 artikelen geanalyseerd worden. Artikelen die niet relevant blijken te zijn en artikelen waar de klimaatverandering slechts zijdelings aan bod komt zullen niet in de analyse meegenomen worden. Het volgende artikel in de chronologische volgorde wordt hiervoor in de plaats geanalyseerd.
5.5. Meetinstrumenten De artikelen zullen geanalyseerd worden aan de hand van een codeboek en een codeformulier. De validiteit van het codeboek is gecontroleerd door een sample te maken van de datacollectie van 10% en deze voorafgaand aan het onderzoek door twee onderzoekers te laten analyseren (Neuendorf, 2002). Deze 10% is geselecteerd door elk 50ste artikel te nemen waardoor er in totaal 35 artikelen gebruikt zijn voor de betrouwbaarheids test. Over deze 35 artikelen is de inter-codeurs betrouwbaarheid berekend door middel van Holsti´s methode. Hier komt een betrouwbaarheid van .94 uit naar voren. Over het algemeen wordt een betrouwbaarheids coëfficiënt hoger dan .90 als zeer positief gezien (Neuendorf, 2002).
5.6. Procedure De artikelen zijn in etappes geanalyseerd in een vooraf vastgestelde periode van twee weken. Hierdoor kon geconcentreerd gewerkt worden, om zo de kans op beoordelingsfouten door langdurig lezen te verkleinen.
18
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
5.7. Geschiktheid stellingen Om te achterhalen in hoeverre de stellingen geschikt zijn om de frames mee te onderzoeken is een factoranalyse uitgevoerd.
Stelling 1: Stelling 2: Stelling 5: Stelling 2a:
Factoranalyse van de stellingen Component Klimaatverandering onduidelijk Mens niet veroorzaker Klimaatverandering vindt plaats Klimaatverandering natuurlijk fenomeen
Stelling 8: Stelling 8a: Stelling 7a: Stelling 7:
Vergaande actie ondernemen Maatregelen ook met hoge kosten Klimaatverandering brengt hoop nadelen Klimaatverandering ernstig probleem
Stelling 4: Stelling 4a:
Oppervlakkige maatregelen nodig Alleen voordelige oplossingen
Stelling 6: Stelling 6a:
Mens veroorzaker van klimaatverandering Klimaatverandering niet natuurlijk
Stelling 3: Stelling 3a:
Klimaatverandering geen probleem Klimaatverandering voordelig
1 0.91 0.87 -0.87 0.82
2
3
4
5
0.86 0.83 0.79 0.67 0.92 0.92 0.87 0.82 0.84 0.75
Tabel 1: factoranalyse stellingen
Tabel 1 laat zien dat er vijf verschillende componenten naar voren komen. Bij de formulering van de stellingen werd verwacht dat de zeven stellingen van het onduidelijkheidframe één component en de zeven stellingen van het consensusframe één component zouden vormen. De vijf componenten zijn dan ook zeer tegen de verwachting in. De vraag is dan ook wat dit te betekenen heeft voor de resultaten van het onderzoek. Om deze reden is eerst gekeken naar wat de huidige componenten inhouden en hoe ze te verklaren zijn.
5.7.1. Geschiktheid stellingen onduidelijkheidframe Component 1 bevat de probleemdefinitie (stelling 1) en de oplossing (stelling 2 en 2a) van het onduidelijkheidframe en de probleemdefinitie (stelling 5) van het consensusframe. Stelling 5 laadt negatief op de overige drie stellingen. Dit laat zien dat een positief antwoord op de drie stellingen van het onduidelijkheidframe een negatief antwoord op de probleemdefinitie van het consensusframe oplevert of andersom. Als in een artikel de probleemdefinitie en de oplossing van het onduidelijkheidframe terug gevonden is, dan komt de probleemdefinitie van het consensusframe niet terug in het
19
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie artikel. Dit is te verklaren aangezien de twee probleemdefinities van de twee frames het tegenovergestelde van elkaar zijn. De ene probleemdefinitie stelt dat het onduidelijk is of de klimaatverandering plaats vindt. Terwijl de andere probleemdefinitie stelt dat deze wel plaats vindt. Toch is dit bij meer stellingen het geval en is dit dus geen afdoende verklaring waarom stelling 5 in dit component laadt. Als gekeken wordt naar de frequentie dan blijkt dat stelling 5 zeer vaak positief gecodeerd is. Maar liefst 289 keer tegenover 49 (stelling 1), 36 (stelling 2) en 35 (stelling 2a) keer. Uit bestudering van de data blijkt dat in de enkele gevallen dat de stelling negatief gecodeerd is de drie andere stellingen positief gecodeerd zijn. Dit verklaart waarom stelling 5 tot dit component behoort. Component 3 bevat de stellingen over de oplossing (stelling 4 en 4a) en component 5 bevat de stellingen over de moraal (stelling 3 en 3a) van het onduidelijkheidframe. Uit de factoranalyse blijkt dus dat de verschillende framefuncties verschillende componenten vormen. Doordat ze afzonderlijke componenten vormen blijkt dat de framefuncties niet altijd tegelijk in de artikelen terug te vinden zijn. Dit laat zien dat de verschillende framefuncties verschillende facetten van het frame meten. Komt het frame ook in artikelen naar voren waar maar één van de framefuncties terug gevonden is? Om antwoord te geven op deze vraag is gekeken naar de inhoud van de stellingen. Bij de oplossingsfunctie staat dat alleen oppervlakkige maatregelen nodig zijn om de klimaatverandering tegen te gaan en alleen maatregelen die ook voordelen met zich meebrengen. Als dit duidelijk in een artikel naar voren komt duidt dat op een bepaalde interpretatie van de klimaatverandering die overeenkomt met het onduidelijkheidframe. Ook als daarin niet specifiek een van de andere framefuncties in genoemd worden. Voor de framefuncties van de moraal geldt hetzelfde. Deze stellen dat de klimaatverandering geen probleem vormt en zelfs voordelen met zich mee zou kunnen brengen. Als dit duidelijk in een artikel naar voren komt, dan duidt dat ook op de aanwezigheid van enige twijfel over de klimaatverandering en de ernst hiervan. Hierdoor kan gesteld worden dat het frame ook in artikelen naar voren komt waar maar één van de framefuncties in terug gevonden is. De betrouwbaarheid van de framefuncties die de componenten vormen is ook berekend. Dit laat de interne consistentie zien tussen de vragen en wordt zo gekeken in hoeverre ze hetzelfde concept meten. Component 1 (α = .87) en component 3 (α = .83) van het onduidelijkheidframe zijn ook goed. Component 5 is niet heel betrouwbaar (α = .50).
20
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie De framefuncties bestaan uit één of twee stellingen, komt het frame ook naar voren als maar één van de stellingen van de framefunctie positief beantwoord is? In dit geval wel. Hiervoor kunnen dezelfde inhoudelijke verklaring gegeven worden als bij de geschiktheid van de framefuncties. De twee stellingen van de oorzaakfunctie stellen dat de klimaatverandering niet door mensen veroorzaakt wordt en dat de klimaatverandering een natuurlijk fenomeen zou kunnen zijn. Dit zijn twee verklaringen die samen en apart in artikelen voor kunnen komen. De factoranalyse laat zien dat deze twee stellingen samen met stelling 1 eenzelfde houding meten. Die houding komt ook naar voren als een van de twee stellingen positief gecodeerd is en de andere niet. Bij de andere framefuncties geldt hetzelfde. De moraal stelt dat de klimaatverandering geen probleem is en dat de klimaatverandering voordelen met zich mee zou kunnen brengen. Deze twee stellingen kunnen samen en alleen in artikelen voorkomen. Als in artikelen alleen staat dat de klimaatverandering voordelen op zou kunnen leveren is dat een duidelijke indicatie van aanwezigheid van het onduidelijkheidframe. Daarvoor is het niet nodig dat beide stellingen positief gecodeerd zijn. Er is dus sprake van aanwezigheid van het onduidelijkheidframe als één van de twee stellingen van een framefunctie positief gecodeerd is. Het onduidelijkheidframe is dus terug te vinden als één of meerdere stellingen van het onduidelijkheidframe positief gecodeerd zijn. Hierbij is stelling 5 dus niet meegenomen, omdat deze dan negatief gecodeerd moet zijn om iets over het onduidelijkheidframe te zeggen. Stelling 5 is aan de hand van het consensusframe geformuleerd. Deze zal dan ook besproken worden in de paragraaf over de geschiktheid van de stellingen van het consensusframe.
21
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie Om na te gaan of de componenten die uit de factoranalyse zijn gekomen standhouden, is de correlatiecoëfficiënt Spearman berekend. Spearman correlatiecoëfficiënt onduidelijkheidframe Stelling Stelling Stelling Stelling Stelling Stelling Stelling 1 2 2a 3 3a 4 4a Stelling Klimaatverandering 1 onduidelijk 1 .73* .63* .25* .16* .01 -.05 Stelling 2 Mens niet veroorzaker .73* 1 .76* .27* .15* .01 -.01 Stelling Klimaatverandering .63* .76* 1 .27* .16* -.05 -.04 2a: natuurlijk fenomeen Stelling Klimaatverandering geen .25* .27* .27* 1 .34* ,15* .07 3: probleem Stelling Klimaatverandering 3a: voordelig .16* .15* .16* .34* 1 .11* .08 Stelling Oppervlakkige maatregelen 4: nodig .01 .01 -.05 .15* .11* 1 .72* Stelling Alleen voordelige 4a: oplossingen -.05 -.01 -.04 .07 .08 .72* 1 Stelling Klimaatverandering vindt -.85* -.63* -.59* -.22 -.12 .04 .07 5: plaats * de stellingen zijn significant op .01 Tabel 2: Overzicht Spearman correlaties onduidelijkheidframe
Bij een factoranalyse wordt gezocht naar een achterliggende houding. Dit soort analyses wordt meestal niet toegepast op ja/nee vragen. Om deze reden is de Spearman correlatiecoëfficiënt berekend als een bevestiging van de factoranalyse. Deze coëfficiënt laat de statistische lineaire samenhang tussen de verschillende stellingen binnen de componenten zien. Dit betekent dat de antwoorden op deze stellingen dezelfde tendens laten zien. Tabel 2 laat zien dat de alle stellingen binnen de drie componenten significant met elkaar correleren. Bij een positief antwoord op stelling 1 is een grote kans op een positief antwoord op stelling 2 (ρ = .73). Terwijl bij een positief antwoord op stelling 1 een heel kleine kans is op een positief antwoord op stelling 4 (ρ = .01). Deze twee stellingen vormen samen dan ook geen component. De correlatie is dus een extra bevestiging van de uitkomsten van de factoranalyse. De stellingen 1, 2 en 2a (component 1) correleren sterk en significant met elkaar. Stellingen 4 en 4a (component 3) correleren sterk en significant met elkaar. De stellingen van component 5 (3 en 3a) correleren minder sterk maar toch significant met elkaar. Dit bevestigt de verschillende componenten en het idee dat afzonderlijke functies en stellingen de aanwezigheid van het frame ook goed aangeven.
22
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
5.7.2. Geschiktheid stellingen consensusframe De componenten 2 en 4 bevatten stellingen van het consensusframe. Component 2 bevat de framefuncties van de moraal en de oplossing (stelling 7, 7a, 8 en 8a). Component 4 bevat de stellingen van de oorzaak (stelling 6 en 6a). Spearman correlatiecoëfficiënt consensusframe Stelling Stelling Stelling Stelling Stelling Stelling Stelling 5 6 6a 7 7a 8 8a Stelling Klimaatverandering vindt 5 plaats 1 .28* .12* .28* .13* .15* .14* Stelling Mens veroorzaker 6 klimaatverandering .28 1 .05* .26* .17* .19* .12* Stelling Klimaatverandering niet 6a: natuurlijk .12* .05* 1 .13* .14* .03 .06 Stelling Klimaatverandering ernstig 7: probleem .28* .26* .13* 1 .57* .47* .36* Stelling Klimaatverandering brengt 7a: hoop nadelen .13* .17* .14* .57* 1 .52* .05* Stelling Vergaande actie .15* .19* .03 .47* .52* 1 .73* 8: ondernemen Stelling Maatregelen ook met hoge .14* .12* .06 .36* .05* .73* 1 8a: kosten * de stellingen zijn significant op .05 Tabel 3: Overzicht Spearman correlaties consensusframe
Uit tabel 3 blijkt dat alle stellingen binnen de twee componenten van het consensusframe significant met elkaar correleren. De stellingen die component 2 vormen correleren niet heel sterk maar wel significant met elkaar. De moraal en de oplossing van het consensusframe komen relatief vaak samen in een artikel naar voren. Ze meten samen een bepaalde houding. Als naar de inhoud van de stellingen gekeken wordt, is dat ook wel te verklaren. De moraal stelt dat de klimaatverandering een ernstig probleem is wat veel nadelen met zich meebrengt. De oplossing stelt dat vergaande actie ondernomen moet worden, ook als deze hoge kosten met zich meebrengen. Het onderkennen van het probleem van de klimaatverandering vraagt ook om het onderkennen van het belang van vergaande maatregelen om dit tegen te gaan. Component 2 laat dus zien dat dit in artikelen ook vaak naar voren komt. Een positief antwoord op de stellingen uit component 2 is dan ook een goede indicator voor de aanwezigheid van het consensusframe. De betrouwbaarheid van de schaal van component 2 is ook goed (α = .81). De stellingen van de oorzaakfunctie (stelling 6 en 6a) uit component 4 correleren zwak met elkaar maar zijn wel significant. De betrouwbaarheid van deze stellingen is voldoende (α = .65). Inhoudelijk gezien is er een verklaring waarom de oorzaak een afzonderlijke component vormt. Het idee dat de klimaatverandering
23
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie veroorzaakt wordt door de mens en geen natuurlijk verschijnsel is roept niet meteen ideeën op over of het een probleem is en hoe dit opgelost moet worden. Het onderkennen van de oorzaak geeft in het geval van dit frame niet meteen de ernst van het probleem aan of de benodigde oplossingen. Dit wordt in nieuwsberichten dus ook als twee verschillende dingen behandeld waardoor ze niet vaak samen voorkomen. Hierdoor vormen de verschillende framefuncties hier verschillende componenten. Komt net als bij het onduidelijkheidframe het consensusframe ook terug in artikelen waar maar een van de stellingen positief gecodeerd is? Er is ervoor gekozen om dezelfde criteria te hanteren als bij het onduidelijkheid frame. De twee vragen die een framefunctie vormen kunnen samen en alleen in artikelen naar voren komen. Als een van die vragen heel sterk in het artikel naar voren komt, dan laat dat al duidelijk de aanwezigheid van het frame zien. Het consensusframe is dus aanwezig bij een positief antwoord op één of alle stellingen van de framefuncties oorzaak en oplossing (7 en 7a en/of 8 en 8a) of op de framefunctie oorzaak (6 en 6a). Daarnaast is gekozen om een positief antwoord op stelling 5 als een aanwijzing voor de aanwezigheid van het consensusframe te zien. Zoals hiervoor al beschreven is wordt deze stelling zeer vaak positief gecodeerd. Dit laat zien dat dit punt sterk naar voren komt in de artikelen over de klimaatverandering. De onduidelijkheden over de klimaatverandering gaat vooral over de oorzaken en oplossingen hiervan en niet over het wel of niet plaatsvinden. Het consensusframe komt dus in artikelen naar voren als één of meerdere framefuncties positief gecodeerd zijn.
24
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
6. Resultaten In onderstaande paragraaf is naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek gekeken of de hypotheses bewezen kunnen worden. Daarnaast zijn er antwoorden geformuleerd op de onderzoeksvragen.
6.1. Frequentie berichtgeving In totaal zijn tussen 1 januari 1990 en 31 december 2006 op de zoekwoorden opwarming van de aarde, broeikaseffect en klimaatverandering 1725 artikelen gevonden. Gemiddeld zijn dit meer dan 107 artikelen per jaar.
Aantal artikelen NRC Handelsblad per jaar 300
250
Eindrapport IPCC
Raamverdrag klimaat verandering
200
150
100
50
0 1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
jaar
Grafiek 1. Overzicht artikelen NRC Handelsblad per jaar.
In grafiek 1 is de verdeling van het aantal artikelen per jaar te zien. Hier komt duidelijk uit naar voren dat tot 2000 het aantal artikelen over de klimaatverandering schommelde tussen de 50 en 100 per jaar. De aandacht voor het onderwerp is dus in die jaren stabiel te noemen. Na 2000 is een sterke stijging zichtbaar in de aandacht die besteed wordt aan de klimaatverandering in het NRC Handelsblad. In 2006 zijn maar liefst 2.5 keer zoveel artikelen gepubliceerd over de klimaatverandering in vergelijking met bijvoorbeeld 1996. Hierdoor kunnen de zestien onderzochte jaren in grofweg twee periodes opgedeeld worden. De eerste periode tussen 1990 en 1999 van een stabiel
25
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie aantal van tussen de 50 en 100 artikelen. De tweede periode tussen 2000 en 2006 wordt gekenmerkt door een sterke stijging van 100 naar 247 artikelen. Verder zijn er piekmomenten in het aantal publicaties te onderscheiden die veroorzaakt werden door bepaalde belangrijke of aandacht trekkende gebeurtenissen, ook focussing events genoemd (Lui, Vedlitz & Alston, 2008). De eerste keer dat zo een moment zichtbaar is, is in 1992. Toen werd in Rio de Janeiro het “raamverdrag klimaatverandering” van de Verenigde Naties gesloten. In dit jaar is dan ook een stijging te zien in het aantal artikelen dat over de klimaatverandering verscheen. In 1991 zijn er 76 artikelen gepubliceerd, in 1992 ligt dit aantal op 102 artikelen en in 1993 zijn dit 63 artikelen. Het volgende piek moment vindt in 2001 plaats na het uitbrengen van het derde eindrapport van het IPCC.
6.2. Resultaten stellingen Na beoordeling van de artikelen op de veertien verschillende stellingen blijkt dat alle stellingen in meer of mindere mate in de artikelen naar voren komen. De stellingen van het consensusframe zijn vaker positief beantwoord dan die van het onduidelijkheidframe. In bijlage 3 staat het volledige overzicht van de antwoorden die tijdens het coderen op de veertien stellingen gegeven zijn.
6.3. Aanwezigheid frames In onderstaande paragraaf wordt gekeken in welke mate de twee frames in de artikelen terug te vinden zijn. Uit de paragraaf geschiktheid van de stelling is naar voren gekomen dat het onduidelijkheidframe in een artikel naar voren komt als één of meerdere van de zeven stellingen van het onduidelijkheidframe positief gecodeerd is. Hetzelfde geldt voor het consensusframe; dit komt naar voren als één of meerdere van de zeven stellingen van het consensusframe positief gecodeerd zijn. De hypothese stelde dat beide frames in de onderzochte artikelen terug te vinden zijn. In totaal zijn er 92 artikelen waar onduidelijkheidframe in naar voren komt. In de eerste periode tussen 1990 en 1999 komt dit frame 57 keer naar voren en in de periode daarna tussen 2000 en 2006 35 keer. In 310 artikelen is het consensusframe terug gevonden. In de eerste periode tussen 1990 en 1999 komt dit frame 120 keer naar voren en in de periode daarna tussen 2000 en 2006 190 keer. Deze conclusie bewijst de eerste hypothese. Beide frames komen in de artikelen naar voren.
26
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
6.4. Onderzoeksvragen In hoofdstuk drie zijn een vijftal onderzoeksvragen geformuleerd over de verhouding waarin de twee frames in de onderzochte artikelen terugkomen. De eerste vraag gaat over het percentage artikelen waarin het onduidelijkheidframe voor komt. In 92 artikelen uit de steekproef is de aanwezigheid van het onduidelijkheidframe geconstateerd. In 26.7% van alle artikelen komt dus het onduidelijkheidframe naar voren. De tweede onderzoeksvraag gaat over het percentage artikelen waarin het consensusframe voorkomt. In 310 artikelen uit de steekproef is het consensusframe geconstateerd. Het frame komt dus in 89.8% van alle artikelen naar voren. Uit analyse van de data blijkt dat in vier artikelen geen van beide frames terug te vinden zijn. Dit is net iets meer dan 1% van alle artikelen. Dit laat zien dat de veertien stellingen die gebruikt zijn om de frames te omschrijven voldoen. Ze omvatten verschillende aspecten van de klimaatverandering die in het merendeel van de artikelen terug te vinden zijn. In 193 artikelen zijn beide frames terug gevonden. In meer dan een kwart van alle artikelen (26.9%) wordt dus het onduidelijkheidframe en het consensusframe terug gevonden. Verder zijn een aantal belangrijke verschillen tussen de verschillende jaren en de aanwezigheid van de frames te vinden. Tussen 1990 en 1999 bedroeg het percentage artikelen waarin het onduidelijkheidframe te vinden was 38%. In de periode daarna, tussen 2000 en 2006, bedroeg dit percentage 20.6%. Deze verschillen komen ook naar voren bij het consensusframe. Het percentage artikelen waarin het consensusframe te vinden is bedraagt 81.4% in de eerste periode en in de tweede periode 91.3%. Er kan gesteld worden dat een duidelijke verschuiving waarneembaar is in de berichtgeving. In de eerste periode is het onduidelijkheidframe vaker aanwezig dan in de tweede periode. Omgekeerd komt het consensusframe in de tweede periode vaker naar voren dan in de eerste periode. Daarnaast is gekeken of er bepaalde jaren zijn waarin opvallend vaak het ene of het andere frame in de artikelen naar voren komt. In 1990 (50%) en 1993 (53.8%) komt het onduidelijkheidframe in de helft of meer dan helft van de artikelen naar voren. Dit komt niet overeen met de focussing events die eerder onderscheiden zijn. Als de artikelen uit dat jaar nader bestudeerd worden, is ook geen duidelijke aanleiding voor deze stijging te vinden. De percentages van het consensusframe zijn over het algemeen al veel hoger. In 2000, 2001 en 2003 komt in alle artikelen het consensusframe naar voren. Dit komt overeen met een van de focussing events die eerder onderscheiden zijn. Het eindrapport van het IPCC, dat eind 2001 uitkwam, zorgde voor een toename in de berichtgeving. Uit bestudering van de artikelen blijkt
27
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie dat voor de andere jaren (2000 en 2003) geen inhoudelijke reden te vinden is voor dit hoge percentage.
Percentage aandeel frames 120,00
100,00
80,00 Onduidelijkheidframe Consensusframe
60,00
40,00
20,00
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
0,00
Grafiek 2: Overzicht van de percentages van de aandelen van de twee frames
In grafiek 2 staan alle percentages weegegeven van het aantal artikelen waarin het frame voor komt per jaar. In 1993 is het aandeel van de frames elkaar het meest genaderd. In dat jaar komt in 53% van alle artikelen het onduidelijkheidframe voor. Hier staat tegenover dat in 69% ban de artikelen het consensusframe voor komt. Verder laat de grafiek duidelijk de daling zien in het aandeel van het onduidelijkheidframe en de stijging van het aandeel van het consensusframe. Aan de hand van een Binominale test is getoetst of het aandeel van beide frames op het totaal significant van elkaar verschillen. Het aandeel van het onduidelijkheidframe (p = .01) en het consensusframe (p = .01) blijken significant van elkaar te verschillen. Dit laat zien dat de verhouding waarin de frames in de artikelen terug komen, significant afwijkt van een 50-50 verdeling.
28
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
6.5. Aanwezigheid framefuncties De factoranalyse laat zien dat de verschillende framefuncties een belangrijke rol spelen in dit onderzoek. Daarom is het interessant om na te gaan hoe vaak de verschillende framefuncties afzonderlijk in de artikelen terug te vinden zijn. Frequentie aanwezigheid van de verschillende framefuncties 49 Het probleem van het onduidelijkheidframe 43 De oorzaak van het onduidelijkheidframe 23 De moraal van het onduidelijkheidframe 49 De oplossing van het onduidelijkheidframe 298 Het probleem van het consensusframe 150 De oorzaak van het consensusframe 193 De moraal van het consensusframe 94 De oplossing van het consensusframe Tabel 4: frequentie aanwezigheid framefuncties
Zoals te verwachten valt, komen de framefuncties van het consensusframe veel vaker voor dan die van het onduidelijkheidframe. Hoe de verhoudingen tussen de verschillende framefuncties van het onduidelijkheidframe tegenover die van het consensusframe liggen is in tabel 5 te zien. Kruistabel probleemdefinities Probleem Consensusframe Probleem Oorzaak Moraal Oplossing
7 10 13 8
Onduidelijkheidframe Oorzaak Moraal 11 7 9 3
14 8 5 2
Oplossing 46 23 22 5
Tabel 5: kruistabel probleemdefinities onduidelijkheidframe vs consensusframe
De oplossingsfunctie van het onduidelijkheidframe komt vaak samen voor met het probleem, de oorzaak en de moraal van het consensusframe. In artikelen staat dus enerzijds dat de klimaatverandering plaats vindt en dat het een ernstig probleem is wat veroorzaak wordt door de mens. Anderzijds dat er geen maatregelen genomen moeten worden die geld kosten. In die artikelen is het besef van de ernst van de zaak wel doorgedrongen, maar dit leidt niet tot een duidelijke oproep tot handelen. Vooral niet als hier hoge kosten mee gemoeid zijn. De andere framefuncties gaan veel minder vaak samen. Het probleem van het consensusframe komt veertien keer samen voor
29
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie met de moraal van het onduidelijkheidframe. Dit laat zien dat in die artikelen naar voren komt dat de klimaatverandering plaats vindt, maar ook dat de klimaatverandering geen probleem vormt en zelfs positieve effecten zou kunnen hebben. Tabel 5 laat zien dat de verschillende frames en de framefuncties ook tegelijkertijd in artikelen voor kunnen komen. Vooral de oplossing van de klimaatverandering komt vaak voor samen met verschillende framefuncties in een artikel. Kruistabel probleemdefinities Probleem Onduidelijkheidframe Probleem Oorzaak Moraal Oplossing
7 11 14 46
Consensusframe Oorzaak Moraal 10 7 8 23
13 9 5 22
Oplossing 8 3 2 5
Tabel 6: kruistabel probleemdefinities consensusframe vs onduidelijkheidframe
In tabel 6 is de verhouding tussen de probleemdefinities van het consensusframe en die van het onduidelijkheidframe te zien. Dit laat zien dat vooral de probleemdefinitie van het consensusframe met framefuncties van het onduidelijkheidframe terug te vinden is. Deze combinatie komt 46 keer samen voor met de oplossing van het onduidelijkheidframe. Dit bevestigd de conclusie dat in meerdere artikelen naar voren komt dat de klimaatverandering plaats vindt, maar dat er alleen voordelige oplossingen genomen moeten worden.
30
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
7. Conclusie De belangrijkste conclusie die uit de inhoudsanalyse getrokken kan worden, is dat er in berichtgeving over de klimaatverandering in het NRC Handelsblad tussen 1990 en 2006 sprake is van twee verschillende frames. Het onduidelijkheidframe en het consensusframe, zoals deze in de literatuur review onderscheiden zijn, komen allebei in meer of mindere mate naar voren in de artikelen. Dit sluit aan bij verschillende onderzoeken naar de Amerikaanse media waar deze twee frames ook terug gevonden zijn. Wat verder duidelijk naar voren komt, is de sterke stijging van het aantal berichten over de klimaatverandering vanaf 2000. Tot dat moment blijft het aantal berichten hierover ongeveer gelijk. De agendasetting theorie stelt dat de mate waarin de media aandacht besteden aan een bepaalde gebeurtenis samenhangt met het belang dat aan de gebeurtenis gehecht wordt door het publiek. Doordat een sterke stijging waarneembaar is in het aantal artikelen over de opwarming van de aarde, valt te verwachten dat het belang van het onderwerp ook gestegen is. Verschillende politieke gebeurtenissen spelen hier een belangrijke rol in. Dit is te zien aan de focussing events. Deze twee gebeurtenissen zijn politieke gebeurtenissen die de aandacht van de pers op de problematiek van de klimaatverandering hebben gevestigd. Waarschijnlijk is de toegenomen aandacht in de politiek ook een van de redenen waarom het aantal artikelen over de klimaatverandering zo gestegen is. Het is onduidelijk of hier sprake is van een oorzaak-gevolg relatie. De twee focussing events laten zien dat politieke aandacht voor het onderwerp ook media-aandacht genereert. Toch is dit geen verklaring voor de sterke stijging vanaf 2000. Belangrijke politieke gebeurtenissen veroorzaken dan geen overduidelijke stijging meer in de berichtgeving. De stijging is in die periode veel geleidelijker en niet meer terug te voeren naar een specifieke gebeurtenis. Dit zou kunnen komen doordat de aandacht voor het onderwerp in zijn algemeen in die periode toenam en de aandacht niet meer alleen gegenereerd werd door politieke gebeurtenissen. Het onduidelijkheidframe is onderzocht door middel van vier framefuncties aan de hand waarvan zeven stellingen zijn geformuleerd. Uit de factoranalyse blijkt dat deze zeven stellingen samen niet één maar drie componenten. De probleemdefinitie en de oorzaak vormen één component. De moraal en de oplossing vormden twee afzonderlijke componenten. Het consensusframe is op dezelfde manier onderzocht. Ook hier blijken de zeven stellingen niet één component te vormen. De stellingen valen
31
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie uiteen in twee componenten. Het ene component bevat de framefuncties van de moraal en de oplossing, het andere component die van de oorzaak. Dit laat zien dat de framefuncties duidelijk verschillende aspecten van het de twee frames meten. De vier framefuncties komen dus niet samen in artikelen voor. In de meeste artikelen worden maar één of twee framefuncties uitgelicht. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de aard van het onderwerp. Klimaatverandering is een groot en veelomvattend probleem dat moeilijk in een paar zinnen te omschrijven is. Doordat krantenartikelen soms maar een paar zinnen beslaan, is het onmogelijk om elke keer alle aspecten van de klimaatverandering te benoemen. Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat zo weinig artikelen alle functies van het frame heel sterk weergeven. Vaak is er maar de ruimte om éénof twee framefuncties goed uit te lichten en te bespreken in een artikel. Wat betekent het als verschillende framefuncties samen een component vormen in de factoranalyse? De probleemfunctie van het onduidelijkheidframe en de oorzaakfunctie van het onduidelijkheidframe vormen samen een component. Dit betekent dat wanneer in artikelen staat dat het onduidelijk is of de klimaatverandering plaats vindt, er ook staat dat de mens niet de veroorzaker is en dat het ook een natuurlijk fenomeen kan zijn. De moraal en de oplossingfunctie van het onduidelijkheidframe worden daar niet vaak bij genoemd. Deze vormen dan ook twee aparte componenten. Tabel 5 en 6 laten zien dat de verschillende framefuncties van het onduidelijkheidframe en die van het consensusframe ook samen in artikelen naar voren komen. De oplossing van het onduidelijkheidframe komt het meest terug samen met de framefuncties van het consensusframe. Dit betekent dat in artikelen staat dat de klimaatverandering plaats vindt, veroorzaakt wordt door de mens, een probleem is, maar dat er geen vergaande oplossingen voor nodig zijn. Dit is een inhoudelijke contradictie die niet goed te verklaren is. Men zou verwachten dat als de klimaatverandering als probleem gezien wordt, men ook vergaande oplossingen voorstelt. Wel verklaart dit waarom bij het onduidelijkheidframe de oplossing een component vormt en bij het consensusframe de oplossing samen met de moraal een component vormt. De moraal van het onduidelijkheidframe komt namelijk veel minder vaak samen met de framefuncties van het consensusframe voor. Deze twee framefuncties meten dus verschillende facetten van het onduidelijkheidframe die niet samen uit de artikelen naar voren komen. De moraal en de oplossing van het consensusframe komen wel veel vaker samen in artikelen naar voren en vormen dan ook samen een component. 32
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie De laatste conclusie die uit dit onderzoek getrokken kan worden is dat 1993 het jaar was waar het onduidelijkheidframe het meest in artikelen naar voren kwam. Dit is een jaar na het raamverdrag over de klimaatverandering in Rio de Janeiro. In dit verdrag zijn voor het eerst afspraken gemaakt over het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Dit raamverdrag leidde tot het opstellen van het Kyoto Protocol in 1997. Het relatief hoge percentage van de aanwezigheid van het onduidelijkheidframe een jaar na het raamverdrag is opvallend. Waarschijnlijk is in de berichtgeving betreffende het raamverdrag veel over onduidelijkheden over de klimaatverandering geschreven.
33
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
8. Discussie Belangrijk discussiepunt betreffende dit onderzoek is dat de berichtgeving maar in één enkele Nederlandse landelijke krant is onderzocht. Hierdoor gelden de resultaten alleen voor artikelen over de klimaatverandering uit het NRC Handelsblad tussen 1990 en 2006. Dit zegt weinig over andere kranten en nog minder over de berichtgeving in Nederlandse media. Aanbeveling voor verder onderzoek is dan ook het onderzoeken van andere landelijke en regionale dagbladen en tijdschriften. Hierdoor kan gekeken worden welk verhaal verteld wordt door de media in Nederland over de klimaatverandering en of hier ook twee frames in te ontdekken zijn. Om uitspraken te kunnen doen over de media, is het aan te raden ook tv-programma’s mee te nemen. Verder roepen de conclusies van dit onderzoek een aantal vragen op. De twee frames zijn geformuleerd aan de hand van onderzoeken naar Amerikaanse media. De aanwezigheid van de twee frames in het NRC Handelsblad laat zien dat in Nederland ook onduidelijkheid bestond over de klimaatverandering. Hoe kan het dat het debat over de klimaatverandering in Amerika oversloeg op de berichtgeving in Nederland? Zoals in de literatuur review omschreven staat is de onduidelijkheid over de klimaatverandering in Amerika gecreëerd. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat deze onduidelijkheden ook in krantenartikelen in Nederland naar voren komen. De politieke aandacht voor de klimaatverandering zou een verklaring hiervoor kunnen zijn. Tijdens conferenties, zoals die in Rio de Janeiro en Kyoto, kwamen de onduidelijkheden en onzekerheden over de klimaatverandering naar voren. In de berichtgeving omtrent deze conferenties werden deze ook genoemd. Zo kan het zijn dat de onduidelijkheden in de krantenartikelen een reflectie zijn van de politieke discussie over de klimaatverandering. Daarnaast is het mogelijk dat ook in Nederland onduidelijkheden over de klimaatverandering zijn geconstrueerd. Deze zouden zelfs niets met de gecreëerde onduidelijkheden uit Amerika te maken kunnen hebben. Voor verder onderzoek is het interessant om na te gaan waarom in Nederland ook onduidelijkheid ontstond over de klimaatverandering in de jaren negentig. Boykoff & Boykoff (2004) en McCright en Dunlap (2000) stellen dat begin jaren negentig het onduidelijkheidframe in de berichtgeving naar voren kwam. Dit onderzoek onderschrijft deze conclusies. Aanvullend laat dit onderzoek zien dat het onduidelijkheidframe vanaf 2000 steeds minder in de berichtgeving terug komt en het consensusframe in die periode duidelijk overheerst. Er zou dus sprake kunnen zijn van drie periodes; in de jaren tachtig het consensusframe, in de jaren negentig het
34
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie onduidelijkheidframe en vanaf 2000 komt consensusframe. Dit zou te wijten kunnen zijn aan de toenemende kennis over de oorzaken en gevolgen van de klimaatverandering. Om na te gaan of deze redenering stand houdt is verder onderzoek aan te raden. Dat de zeven stellingen van het onduidelijkheidframe en de zeven stellingen van het consensusframe niet twee componenten vormen is een belangrijk discussiepunt. De verwachting bij de start van dit onderzoek was dat de stellingen dat wel zouden doen. Door naar de inhoud van de verschillende framefuncties te kijken, is dit wel te verklaren. Dat het onduidelijk is of de klimaatverandering plaats vindt en of de mens de veroorzaker is, zegt niets over het idee dat het geen probleem is en dat er geen maatregelen genomen moeten worden. Ditzelfde kwam naar voren bij het consensusframe. Wel blijft de vraag waarom bij het consensusframe de moraal en de oplossing één component vormen en bij het onduidelijkheidframe twee verschillende componenten. Men zou verwachten dat hier dezelfde inhoudelijke verklaringen voor gelden en ze dus bij beide frames twee componenten zouden vormen. Dit is niet het geval. De vraag is wat een inhoudelijke verklaring zou kunnen zijn waarom de oplossing van het onduidelijkheidframe een component vormt? Dit zou te maken kunnen hebben met de grote van het probleem. Het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen tot een acceptabel niveau zal zeer veel inspanning vereisen. De hele wereld zou samen moeten werken om de uitstoot van broeikasgassen tot een acceptabel niveau te brengen. De hele wereld mobiliseren om grote offers te brengen ten aanzien van industrie, mobiliteit, landbouw enzovoort is moeilijk en voor veel mensen ook niet wenselijk. Daarom geeft men, ondanks dat het een ernstig probleem is, de voorkeur voor oplossingen die weinig geld kosten of voordelen met zich meebrengen. Dit idee wordt onderschreven door de rational choice theory. Deze theorie gaat er van uit dat individuen altijd proberen zoveel mogelijk voordeel te behalen tegen zo min mogelijk kosten. De rol van deze theorie bij de acceptatie van oplossingen voor de klimaatverandering is al vaker onderzocht (o.a. Paavola, 2008). Het kan interessant zijn om te onderzoeken of de rational choice theory ervoor zorgt dat de oplossingsfunctie van het onduidelijkheidframe vaak samen met de framefuncties van het consensusframe voorkomt. De belangrijkste aanbeveling voor verder onderzoek blijft toch de vraag of ook in andere Nederlandse media de twee frames terug te vinden zijn. Niet alleen kranten maar ook tijdschriften en tv-programma’s zouden meegenomen moeten worden. Dan zou er een volledig beeld ontstaan van welke verhalen er nou over de klimaatverandering in Nederland verteld zijn. Komt het onduidelijkheidframe in alle 35
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie media terug, of zijn daar verschillen in te ontdekken? Daarnaast kan gekeken worden of de twee periodes, zoals deze in dit onderzoek terug gevonden zijn, ook in andere media terug komen.
36
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie Literatuurlijst
American Institute of Physics (2007). A Hyperlinked History of Climate Change Science. Verkregen op 21 januari 2009 van http://www.aip.org/history/climate/summary.htm.
Aronson, E., Wilson, T.D. & Akert, R.M. (2007). Social Psychology (Sixth Edition). New York: Prentice Hall.
Berk, R. & Schulman, D. (1995). Public Perceptions of Global Warming. Climatic Change, 29(1), 1-33.
Bord, R., O’Connor, R. & Fischer, A. (2000). In what Sense does the Public Beed to Understand Global Climate Change? Public Understanding of Science, 9(3), 205-218.
Entman, R. (1993). Framing: Toward Clarification of a Fractured Paradigm. Journal of Communication, 43(4), 51–58.
Gamson, W. A., & Modigliani, A. (1989). Media Discourse and Public Opinion on Nuclear Power: A Constructionist Approach. American Journal of Sociology, 95(1), 137.
IPCC (2007). Climate Change 2007: Synthesis report. Verkregen op 10 oktober 2008 van http://www.ipcc.ch/ipccreports/assessments-reports.htm.
Lui, X., Vedlitz, A. & Alston, L. (2008). Regional News Portrayals of Global Warming and Climate Change. Environmental Science & Policy, 2(1), 379-393.
37
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie McCombs, M. & Shaw, D. (1972). The Agenda-setting Function of Mass Media. Public Opinion Quarterly, 36(2), 176-187.
McCright, A. & Dunlap. R. (2000). Challenging Global Warming as a Problem: An Analysis of the Conservative Movement’s Counter-claims. Social Problems 50(3), 348– 373.
Nelson, T. E., & Kinder, D. R. (1996). Issue Framing and Group-centrism in American Public Opinion. Journal of Politics, 58(4), 1055–1078.
Neuendorf, K. (2002). The Content Analysis Guidebook. Thousand Oaks: Sage Publications.
Oreskes, N., Conway, E. & Shindell, M. (2008). From chicken little to Dr. Pangloss: William Nierenberg, global warming, and the social deconstruction of scientific knowledge. Historical studies in the Natural Sciences, 38(1), 109-152.
Paavola, J. (2008). Science and Social Justice in the Governance of Adaptation to
Climate Change. Environmental Politics, 17(4), 644-659.
Scheufele, D. & Tweksbury, D. (2007). Framing, Agenda Setting, and Priming: The Evolution of Three Media Effects Models. Journal of Communication, 57(1), 9-20.
Ungar, S. (1992). The Rise and (Relative) Decline of Global Warming as a Social Problem. Sociological Quarterly, 33(4), 488-496.
38
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie Vreese, C, de. (2005). News Framing: Theory and typology. Information and design Journal, 13(1), 51-62.
Weingart, P., Engels, A. & Pansegrau, P. (2000). Risks of Communication: Discourses on Climate Change in Science, Politics, and the Mass Media. Public Understanding of Science, 9(3). 261-283.
Zehr, S.C. (2000). Public Representations of Scientific Uncertainty about Global Climate Change. Public Understanding of Science, 9(2), 85-103.
39
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie Bijlages Bijlage 1: Codeboek
Codeboek voor analyse krantenartikelen uit het NRC Handelsblad van 01/01/1990 tot 31/12/2006. Datum artikel: Noteer hier de datum waneer het artikel gepubliceerd is. Artikelnummer: Noteer hier het nummer van het artikel
Analyse artikel De artikelen worden geanalyseerd door eerst het complete artikel te lezen en dan doormiddel van ja of nee antwoord te geven op onderstaande stellingen. Onder elke stelling staan richtlijnen aangegeven voor de beoordeling van de artikelen. 1. Het is onduidelijkheid of de klimaatverandering plaatsvindt. Hier betekent een ja dat in het artikel gesteld wordt dat het niet duidelijk is of het klimaat aan het veranderen is. Een nee betekent dat de stelling niet genoemd wordt. 2. Het is onduidelijk of de klimaatverandering wordt veroorzaakt door de mens. Hier betekent een ja dat in het artikel gesteld wordt dat het niet duidelijk is of de klimaatverandering wordt veroorzaakt door de mens. Een nee betekent dat de stelling niet genoemd wordt. 2a. De klimaatverandering zou een natuurlijk fenomeen kunnen zijn. Hier betekent een ja dat in het artikel de gesteld wordt dat de klimaatverandering een natuurlijk fenomeen zou kunnen zijn. Een nee betekent dat deze stelling niet genoemd wordt. 3. De klimaatverandering is geen probleem. Hier betekent een ja dat in het artikel de klimaatverandering niet als een probleem gezien wordt. Een nee betekent dat de stelling niet genoemd wordt. 3a. De klimaatverandering brengt voordelen met zich mee en kan een positief effect hebben.
40
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie Hier betekent een ja dat in het artikel voordelen en positieve effecten van de klimaatverandering genoemd worden zoals warmer weer in Nederland. Een nee betekent dat deze niet genoemd worden. 4. Er zijn op zijn hoogst oppervlakkige maatregelen nodig om met de gevolgen van de klimaatverandering om te gaan. Hier betekent een ja dat in het artikel oppervlakkige maatregelen voorgesteld worden die weinig inspanning en moeite vragen zoals telefoonladers niet de hele dag in het stopcontact laten zitten. Een nee betekent dat de stelling niet genoemd wordt. 4a. Er moeten alleen maatregelen ondernomen te worden die een voordeel en zeker geen nadeel vormen voor onze huidige levenswijze. Hier betekent een ja dat in het artikel dit soort maatregelen genoemd worden zoals energiebesparende oplossingen die de energierekening omlaag brengen. Een nee betekent dat deze niet genoemd wordt. 5. De klimaatverandering vindt plaats. Een ja betekent dat in het artikel duidelijk gesteld wordt dat het klimaat aan het veranderen is. Een 'nee' betekent dat de stelling niet genoemd wordt. 6. De klimaatverandering wordt veroorzaakt door de mens. Hier betekent een ja dat in het artikel duidelijk gesteld wordt dat de klimaatverandering veroorzaakt wordt door de mens. Een nee betekent dat de stelling niet genoemd wordt. 6a. De klimaatverandering is niet meer te verklaren door middel van natuurlijke variaties in het klimaat. Een ja betekend dat in het artikel duidelijk gesteld wordt dat de klimaatverandering geen natuurlijk fenomeen is. Een nee betekent dat de stelling niet genoemd wordt. 7. De klimaatverandering is een ernstig probleem. Hier betekent een ja dat in het artikel de klimaatverandering als ernstig probleem gezien wordt. Een nee betekent dat de stelling niet genoemd wordt. 7a. De klimaatverandering brengt een hoop nadelen met zich mee die een bedreiging vormen voor onze levenswijze. Hier betekent een ja dat in het artikel nadelen genoemd worden die een bedreiging vormen voor onze levenswijze. Een nee betekent dat deze niet genoemd wordt. 41
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
8. Er moet snel vergaande actie ondernomen worden om de klimaatverandering tegen te gaan. Hier betekent een ja dat in het artikel gesteld wordt dat er vergaande actie ondernomen moet worden zoals hoge emissiereducties. Een nee betekent dat de stelling niet genoemd wordt. 8a. Maatregelen tegen de klimaatverandering moet genomen worden, ook als deze hoge kosten met zich meebrengen. Hier betekent een ja dat in het artikel gesteld wordt dat eventuele maatregelen om de klimaatverandering tegen te gaan die hoge kosten met zich mee brengen toch genomen moeten worden. Een nee betekent dat de stelling niet genoemd wordt.
42
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie Bijlage 2: Coderingsschema 1. Het is onduidelijkheid of de klimaatverandering plaatsvindt. 2. Het is onduidelijk of de klimaatverandering veroorzaakt wordt door de mens 2a. De klimaatverandering zou een natuurlijk fenomeen kunnen zijn. 3. De klimaatverandering is geen probleem. 3a. De klimaatverandering brengt voordelen met zich mee en kan een positief effect hebben. 4. Er zijn op zijn hoogst oppervlakkige maatregelen nodig om met de gevolgen van de klimaatverandering om te gaan. 4a. Er moeten alleen maatregelen ondernomen te worden die een voordeel en zeker geen nadeel vormen voor onze huidige levenswijze. 5. De klimaatverandering vindt plaats. 6. De klimaatverandering wordt veroorzaakt door de mens. 6a. De versnelde klimaatverandering is niet meer te verklaren door middel van natuurlijke variaties in het klimaat. 7. De klimaatverandering is een ernstig probleem. 7a. De klimaatverandering brengt een hoop nadelen met zich mee die een bedreiging vormen voor onze levenswijze. 8. Er moet snel vergaande actie ondernomen worden om de klimaatverandering tegen te gaan. 8a. Maatregelen tegen de klimaatverandering moet genomen worden, ook als deze hoge kosten met zich meebrengen.
43
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie
Datum art.: Art.nr.: stelling 1 stelling 2 stelling 2a stelling 3 stelling 3a stelling 4 stelling 4a stelling 5 stelling 6 stelling 6a stelling 7 stelling 7a stelling 8 stelling 8a
44
Framing en de klimaatverandering Masterscriptie Bijlage 3: Overzicht resultaten codering
Overzicht van de antwoorden op de verschillende stellingen 1 Klimaatverandering onduidelijk
Ja 49
Nee 296
2 Mens niet veroorzaker
36
309
35
310
17
328
11
334
34
311
44
301
2a Klimaatverandering natuurlijk fenomeen 3 Klimaatverandering geen probleem 3a Klimaatverandering voordelig 4 Oppervlakkige maatregelen nodig 4a Alleen voordelige oplossingen Totaal onduidelijkheidframe
226 2189
5 Klimaatverandering vindt plaats
298
47
6 Mens veroorzaker klimaatverandering
148
197
60
285
193
152
102
243
93
252
59
286
6a Klimaatverandering niet natuurlijk 7 Klimaatverandering ernstig probleem 7a Klimaatverandering brengt hoop nadelen 8 Vergaande actie ondernemen 8a Maatregelen ook met hoge kosten Totaal consensusframe
953 1462
Tabel 7: overzicht antwoorden op de veertien stellingen
45