Dossier 157
ADVIES VLAAMSE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING
Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening regionaalstedelijk gebied Turnhout Eindadvies
B. Advies van Vlacoro B.1.Antw oord op de adviezen en bezw aarschriften per deelplan Deelplan 6 - Gemengd regionaal bedrijventerrein Bleukenlaan B.1.1. Bezwaren en opmerkingen bij het openbaar onderzoek Er zijn geen bezwaren of opmerkingen bij dit deelplan. B.1.2. Adviezen 1. De gemeenteraad van Kasterlee [A01] beslist ongunstig advies te geven aan het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, afbakening regionaal gebied Turnhout en specifiek voor wat betreft het grondgebied Kasterlee 3de afdeling deelplan 06 Bleukenlaan. De raad overweegt daarbij onder meer het volgende. Het gebied contrasteert met het stedelijk gebied doordat het gekenmerkt wordt door uitgestrekte en aaneengesloten open ruimtegebieden. Het integraal vrijwaren van dit open ruimtegebied met de gemeentegrens als harde grens voor de urbanisatiedruk, is het uitgangspunt in het ontwerp van structuurplan van de gemeente om zo een feitelijke en psychologische buffer te behouden tussen het stedelijk gebied en het landelijke Kasterlee. Van dit gebied dient functioneel een blijvende mogelijkheid voor natuur en dominant landbouwgebruik behouden te blijven. Grootschalige (regionale) bedrijven horen thuis horen op een regionaal bedrijventerrein en horen niet thuis in een buitengebied, zodat herlokalisatie zich opdringt. Structuurplanning mag geen voorwerp zijn om aan wederrechterlijke situaties en constructies die indruisen tegen de principes van de planning, een oplossing te bieden. Er is geen relatie is met een hoger structuurplan. In het buitengebied moet een dynamische en duurzame ontwikkeling gegarandeerd worden zonder het functioneren van de structuurbepalende functies van het buitengebied (zoals landbouw, natuur, bos, wonen en werken op niveau van het buitengebied) aan te tasten. De gemeente Kasterlee werd nooit betrokken bij voorafgaande besprekingen. Vlacoro stelt vast dat de gemeenteraad van Kasterlee ongunstig advies geeft zonder aanbevelingen te doen of wijzigingen voor te stellen. Vlacoro merkt op dat dit plan een beleidskeuze is die kadert in de uitvoering van het RSV. De commissie kan zich verder ook vinden in de visie, doelstellingen en ruimtelijke concepten van dit deelplan zoals zij verwoord zijn in de toelichtingsnota bij het ontwerp RUP.
1
Dossier 157
De bestemming van het gebied kadert in een afbakening waarbij de behoefte aan bijkomende bedrijventerreinen wordt vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. Gegeven de ruimtelijke context heeft Vlacoro geen bezwaar tegen het plan, te meer daar het gaat om percelen die reeds ingenomen zijn voor bedrijvigheid. Verder mag ook niet uit het oog verloren worden dat herlokalisatie niet per definitie een ruimtelijke meerwaarde meebrengt. Tenslotte is het zo dat gemeente Kasterlee wel degelijk vertegenwoordigd was op de plenaire vergadering van 12 november 2002 en aldaar haar opmerkingen heeft kunnen kenbaar maken.
2. De provincieraad van Antwerpen [A03] merkt op dat in voorschriften met betrekking tot fietsverbindingen soms wordt bepaald dat deze in waterdoorlatend materiaal moeten worden aangelegd (zie als voorbeeld deelplan 6 : gemengd regionaal bedrijventerrein Bleukenlaan). De omschrijving van 'waterdoorlatend' is onduidelijk (dolomiet, steenslag, betonstraatsteen, ...) en kan beter worden bepaald bij de uitvoering. Er wordt voorgesteld deze omschrijving niet in de voorschriften op te nemen daar de aanleg van fietsverbindingen die geselecteerd zijn in het provinciaal utilitair fietsroutenetwerk in overleg dient te worden bepaald met de betrokken administraties. Vlacoro kan de provincieraad bijtreden in die zin dat zij van oordeel is dat in de stedenbouwkundige voorschriften omtrent het aanleggen van fiets- en andere paden, de mogelijkheid dient open gelaten te worden dat ook niet-waterdoorlatende materialen kunnen worden voorzien, desgevallend als de plaatselijke omstandigheden dat verantwoorden. Gebeurlijk kan worden verwezen naar de door Toerisme Vlaanderen bedoelde inrichtingsmaatregelen uit het 'Vademecum Fietsvoorzieningen'. 3. De gemeenteraad van Turnhout [A04] stelt in zijn advies het volgende. Van zodra de afgevaardigden van Turnhout in het projectteam vernamen dat het bedrijf met de bouwmaterialen op grondgebied Kasterlee zou gelegaliseerd worden werd aangedrongen op het opnemen van de helihaven (die nu zonevreemd blijft) in het plangebied en het vergroten van de industriezone langs de overzijde, gedeeltelijk op grondgebied Kasterlee, gedeeltelijk op Turnhouts grondgebied. Hierdoor zouden bijvoorbeeld woningen ten noorden van de Veedijk kunnen gespaard worden en zou gelijktijdig een einde kunnen gemaakt worden aan de illegale weekeindhuisjes in dit gebied. Alleen de weekeindzone achter de bestaande bedrijven aan de Bleukenlaan is in het plangebied opgenomen; de zuidelijk gelegen zone niet. Er wordt derhalve op nieuw aangedrongen op het wijzigen van de grens van het plangebied zoals voorgesteld op het plan in bijlage bij het advies. Vlacoro beschikt over te weinig informatie om uitspraak te doen over de noodzaak van uitbreiding van het gebied met onder meer een helihaven. Voor het overige wijst de commissie erop dat de gemeenteraad voorstelt om gebiedsdelen op te nemen die buiten de voorlopig vastgestelde grenslijn van het stedelijk gebied vallen en dus niet het voorwerp hebben uitgemaakt van het voorliggend openbaar onderzoek. Ook bepaalt artikel 42, §6 van het DRO dat de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde plan.
B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
2
Dossier 157
Deelplan 7 - Specifiek regionaal bedrijventerrein Kantoren aan de N12
B.1.1. Bezwaren en opmerkingen bij het openbaar onderzoek Er zijn geen bezwaren of opmerkingen bij dit deelplan.
B.1.2. Adviezen 1. De gemeenteraad van Turnhout [A4] merkt op dat stedenbouwkundige voorschrift 7.1, §2 bepaalt dat de ontsluiting van het gebied gebeurt langs de zijde van de N12. Momenteel wordt het perceel ontsloten langs de Ring. Dit schept tot op heden geen noemenswaardige problemen. Door het verleggen van de uitrit naar de N12 riskeert men filevorming tot over het kruispunt van de Ring van verkeer dat uit Turnhout komt en links moet afslaan om het terrein te bereiken. Verkeer dat het terrein wil verlaten zal moeilijk kunnen invoegen in de file die voor de verkeerslichten wacht. In de betrokken paragraaf moet dus geschreven worden dat het ontsluiten van het gebied in de toekomst moet gebeuren langs een parallelweg naast de primaire Ring. Gezien de bekommernis van de stad lijkt het voor Vlacoro aangewezen dat de ontsluiting van het gebied en de verkeersafwikkeling aan het kruispunt van de Ring nader onderzocht worden. De commissie stelt voor om ondertussen stedenbouwkundig voorschrift 7.1, §2 te schrappen.
B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
3
Dossier 157
Deelplan 8 - Kanaalzone-Noord / strategisch woonproject
B.1.1. Adviezen 1. De gemeenteraad van Turnhout [A4] merkt het volgende op a. Het vroegere park "De Wieltjens" is in de jaren '80 in drie delen opgesplitst. Op het zuidelijk deel staat het oorspronkelijk kasteeltje dat mooi gerenoveerd werd (wijk P nr. 386n). Op het middendeel staat de zwaar verbouwde boswachterwoning (wijk P nr. 386p). Het noordelijk deel werd door de CM-kliniek aangekocht. Volgens het gewestplan liggen de drie delen in P-gebied. Het is niet de bedoeling van het stadsbestuur om dit nog effectief te realiseren. Van het huidig GRUP kan gebruik gemaakt worden om de bestemmingen als volgt te wijzigen Het zuidelijk en middendeel moeten in een woonpark gesitueerd worden. In de stedenbouwkundige voorschriften moet uitdrukkelijk opgelegd worden dat de kavels slechts in aanmerking komen voor behoud en/of vervangen van de bestaande woning door slechts één woning. Verder verkavelen moet verboden worden. Het noordelijk deel moet bij het blauw gekleurde gebied voor Gemeenschapsvoorzieningen gevoegd worden (Art. 8.3) maar moet bouwvrij blijven. b. Het opstellen van een GRUP is een unieke gelegenheid om zonevreemde woningen op een stedenbouwkundig verantwoorde manier zone-eigen te maken. Het schepencollege heeft tijdens het bespreken van het voorontwerp van GRUP gevraagd de woonkorrel aan de samenkomst van de Heizijde, de Dennenstraat en de Langvenstraat op te nemen in woongebied (SWP - Art. 8.1). Dit zou slechts een bevestiging van de bestaande (legale) toestand zijn waardoor de twaalf woningen ophouden met zonevreemd te zijn. Desondanks werd het gebiedje gesitueerd in een structuurbepalend agrarisch gebied Heizijde terwijl de percelen reeds lang aan de landbouwbestemming onttrokken zijn. c. Het perceel met café en speeltuin "De Koekoek" aan de Steenweg op Merksplas werd in een Gebied voor openbaar nut en recreatie Koekoek gelegd. Over deze bestemming is onvoldoende nagedacht. Bij het eventueel stopzetten van de huidige activiteit staat er een zonevreemd gebouw dat nog moeilijk kopers vindt en dat geleidelijk aan vervalt. De mogelijke nabestemming volgens art. 8.3 is immers zeer vaag. Aan de Steenweg op Zondereigen zijn er momenteel twee gelijkaardige probleemdossiers ("Regina Pacis" en "Jongenstehuis Ivo Cornelis"). De blauwe kleur heeft slechts zin als het perceel, na een eventuele stopzetting van de activiteiten, effectief bij de aanpalende gronden van het CM-ziekenhuis kan gevoegd worden. Misschien moet een recht van voorkoop overwogen worden om dit te kunnen realiseren. d. Het gebied ten zuiden van de Noord-Brabantlaan en ten westen van het kanaal Dessel-Schoten werd in 1977 vrij arbitrair in Parkgebied gesitueerd. Het ligt binnen de grenslijn van het regionaalstedelijk gebied Turnhout en is een wezenlijk onderdeel van het gebied Kanaalzone Noord. De bestaande stedenbouwkundige voorschriften van Parkgebied zijn vrij steriel en bieden onvoldoende mogelijkheden op een effectieve ontwikkeling. Het is beter het nu op te nemen in Reservegebied voor strategisch project Heizijdse Velden (Art 8.2). Voor het Reservegebied voor strategisch project Heizijdse Velden bestaat een ontwerp van Gewenste Ruimtelijke Structuur, in opdracht van de Stad Turnhout opgesteld door de Studiegroep Omgeving (figuur 8.7 op bladzijde 161 van de toelichtingsnota). Deze opdracht kunnen we uitbreiden met de gronden ten zuiden van de Noord-Brabantlaan en ten westen van het kanaal Dessel-Schoten. Tijdens de verdere uitwerking van de structuur kan over de toekomst van het gebied beslist worden. Zo zou bijvoorbeeld een gelijkaardige zone kunnen gecreëerd worden als Zone 19. Landbouweiland Diepvenneke (Vosselaar). Er kan dan ook een voorkooprecht ingesteld worden (Art. 8.2 §3).
4
Dossier 157
e. Het kleine industriegebiedje ten noorden van de zwaaikom aan de Oude Kaai is eigendom van de dienst Scheepvaart. Alle bedrijvigheid is er verdwenen. Op 28.10.2002 werd een stedenbouwkundige vergunning verleend voor het oprichten van een lokaal voor de Zeescouts Toxandria. Ze huren slechts het terreintje en kunnen in principe jaarlijks opgezegd worden zonder enige vergoeding voor hun gebouw. Ook dit gebiedje wordt best nu al in het Reservegebied voor stedelijk wonen Heizijdse Velden gesitueerd of in een Recreatiegebied om te voorkomen dat het alsnog voor industrie zal worden aangewend. f. Ten noorden van de Heizijde, tussen het spoor en de woonzone aan de Kastelein ligt volgens het huidig gewestplan een bedrijventerrein. In 1977 werd dit foutief tot tegen de Heizijde ingekleurd. In werkelijkheid ligt het achter vijf bebouwde kavels die ongeveer 30m diep zijn. Ze hebben tot op heden steeds problemen gehad met het bekomen van stedenbouwkundige vergunningen. Van het huidig GRUP kan gebruik gemaakt worden om de fout van de overheid te herstellen: de vijf percelen moeten in woongebied gesitueerd worden. g. De wooncluster "Bruyne Strijd" is in het noordoosten te ruim afgebakend. Dit schept verwachtingen voor de eigenaars ervan. Anderzijds vertoont de noordelijke grens een plotse insprong omdat men ze vastgelegd heeft op kadastrale percelen. De noordelijke en oostelijke grens wordt beter vastgelegd volgens een principiële scheiding die overeenstemt met de figuur zoals getekend in bijlage. De eventuele tegenwerping dat een scheiding van een gebied moet samenvallen met een kadasterperceel gaat niet op. In het gebied 17 Stedelijk bouwvrij agrarisch gebied Waterheide loopt de grens immers ook doorheen kadastrale percelen. a. Vlacoro verwijst naar haar antwoord ter zake bij deelplan 13 Natuurgebied Wieltjes. b. Vlacoro stelt vast dat het noordelijk gedeelte van het door de gemeente bedoelde gebied buiten het voorlopig vastgestelde deelplan valt en dus niet het voorwerp heeft uitgemaakt van het voorliggend openbaar onderzoek. Vlacoro verwijst hier ook naar artikel 42, §6 van het DRO dat de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde plan. Voor de percelen binnen het plangebied bieden de stedenbouwkundige voorschriften voldoende garanties voor het behoud en de uitbreiding van de bewoning. c. Vlacoro is van mening dat de speeltuin “De Koekoek” een stedelijke recreatiebehoefte invult en derhalve de bestemming zoals omschreven in artikel 8.3 kan behouden blijven. d. Vlacoro adviseert behoud van de huidige bestemming aangezien er in de afbakening van het stedelijk gebied reeds meer dan voldoende nieuwe bouwmogelijkheden voorzien worden (7.463) om aan de taakstelling (4.922) te voldoen. e. Vlacoro adviseert opname van dit gebiedje in recreatiezone, zodat het lokaal van de scouts behouden kan blijven. f. Hoewel de commissie zich kan vinden in de argumentatie van de gemeente voor de opname van de vijf percelen in woongebied om aldus de bestaande bewoning zone-eigen te maken, moet zij vaststellen dat de percelen buiten het voorlopig vastgestelde deelplan vallen en dus niet het voorwerp uitmaken van het voorliggend openbaar onderzoek. Vlacoro verwijst hier ook naar artikel 42, §6 van het DRO dat de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde plan. De commissie meent dat hier voor een oplossing kan gezocht worden via procedures op gemeentelijk niveau. g. Vlacoro treedt het voorstel van de gemeente bij en stelt voor om de grens in de gevraagde zin te verleggen.
5
Dossier 157
B.1.2. Bezwaren en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 1. De Inwoners van wijk Brug II te Turnhout [B50] tekenen met 238 personen bezwaar aan tegen het onderdeel "Bruyne Strijd" (de percelen gelegen tussen Eén Meistraat (even nummers) Waterloopstraat (oneven nummers) en Veldekensweg). In het ontwerp van afbakeningsvoorstel (Mens en ruimte, oktober 2001) staat deze zone niet bij de te nemen acties (zie pagina's 88 t.e.m. 99). Nu betrokkenen het dossier van het openbaar onderzoek bekijken, merken zij op dat deze zone ingekleurd is als woonzone. Zij zijn dit pas eind september te weten gekomen. Het gebied W6 (uit het ontwerp van afbakeningsvoorstel) dat momenteel ingekleurd is als woonuitbreidingsgebied en door het ontwerpbureau aangegeven werd om woonzone te worden, blijft grotendeels behouden als woonuitbreidingsgebied. Er wordt maar een klein deel van dit gebied naar woonzone omgezet. Het deel tussen Waterloopstraat - Eén Meistraat en de Veldekensweg dat ingekleurd is als groene zone, wordt plots wél woongebied zonder dat dit werd voorgesteld door het ontwerpbureau. Er zijn nog genoeg woonuitbreidingsgebieden beschikbaar, zodat een mooi groengebied niet opgeofferd moet worden. De betrokkenen hebben bewust gekozen om te wonen "net buiten de stad", met veel groen in de directe omgeving en een met een landelijk karakter (waarvan men hen vroeger verzekerde dat dit zo zou blijven). Vanuit hun woningen kijken zij recht op percelen die ingekleurd zijn als "groengebied" met daarachter nog percelen die paars ingekleurd zijn en dus momenteel niet als uitbreidingsgebied wonen zijn ingekleurd. Ze begrijpen niet waarom dit unieke stuk vrije natuur moet verdwijnen. Het wordt daar zodanig volgebouwd dat ze niet meer leven "net buiten de stad" maar gedwongen worden "midden in de stad" te wonen. De bezwaarindieners hebben een ernstige bedenking omtrent wateroverlast. Verschillende mensen laten hun tuinen afhellen naar deze zone of hebben een drainage liggen om zo het overtollige regenwater af te voeren naar deze zone, zodat de tuinen niet constant "onder water" staan. Zij doen dit uit noodzaak (geen andere mogelijkheid om het overtollige regenwater af te voeren, als er bebouwing komt). De zone ligt ook merkelijk lager dan de tuinen. Bij bebouwing kunnen ze er vrij zeker van zijn dat de zone opgehoogd wordt, zodat we nog meer met wateroverlast te kampen hebben. Zij vrezen dat " wonen aan het water " zal resulteren in " wonen in het water ". Sommige hebben nu reeds te kampen met wateroverlast. Als men verder bouwt aan hun wijk zoals men nu bezig is (met appartementsblokken die men "meergezinswoningen" noemt), vrezen voor hun privacy en rust in tuin en zelfs woning (waar zij reeds veel van moeten inboeten hebben door de zogenaamde "meergezinswoningen"). In de wijk staan verschillende bouwstijlen kriskras door elkaar: tegen gewone woningen worden "meergezinswoningen" (appartementen) gebouwd, er zijn losbouwwoningen, tweewoonsten, vierwoonsten en er zijn losse "meergezinswoningen" (sommigen daarvan volgen de bouwlijnen absoluut niet), ... Daardoor is er reeds een groot ongenoegen in de wijk: vele inwoners hebben een appartementsblok in hun achtertuin of er werd er een tegen hun woning aangebouwd. De verkeersdrukte is ook een voorwerp van hun zorg. De Ring, de Heizijde, de Veldekensweg, de Fonteinstraat,... zullen de drukte die zoveel extra woningen met zich meebrengt niet kunnen opvangen. Ook de veiligheid van hun (school)kinderen zal in gevaar komen. In de straten staan er nu reeds zodanig veel auto's geparkeerd, is er nu reeds zoveel verkeer, dat de kinderen niet meer veilig kunnen buitenspelen. Dit zou eigelijk in een wijk als de hunne toch moeten kunnen. Ter verduidelijking zijn enige stukken bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro kan op basis van de informatie en kaarten in het dossier onmogelijk de potentiële overstromingsgevoeligheid van het gebied beoordelen. Daartoe moet de afbakening van het stedelijk woongebied en van het overstromingsgebied vergeleken worden met de kaarten van de natuurlijke overstromingsgebieden (NOG) en de recent overstroomde gebieden (ROG) van de afdeling Water. Deze kaarten zitten echter niet in het dossier.
6
Dossier 157
Vlacoro adviseert om deze informatie eerst te verzamelen en eerst een watertoets toe te passen, vooraleer een beslissing genomen wordt over de afbakening van het stedelijk woongebied. Indien de watertoets geen problemen oplevert, kan Vlacoro akkoord gaan met de voorgestelde bestemming. Aansluitend bij de kernstad is het gebied zeker geschikt om het wonen te versterken.
2. De firma Lokamel nv [B62] is in 1978 eigenaar geworden van volgende gronden met bedrijfsgebouwen en woning in het reserve randstedelijk groengebied: sectie B 943 G, sectie B 943 H, sectie B 946 D. Later aldaar is B 945 B aangekocht. Deze gronden zijn volgens het gewestplan gelegen in KMO-zone. Dit verandert nu echter, wat de doodsteek is voor de firma. In februari 1995 heeft het bedrijf een bouwvergunning voor magazijnen aangevraagd en deze is geweigerd in april 1997 (wegens uitbreiding te groot). In november 2000 kocht het bedrijf het aanpalend perceel B 945 B, volgens het gewestplan gelegen in woongebied voor ambachtelijke bedrijven of gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen (bevestigd aan notaris door gemeentebestuur). Daarmee wil de firma de uitbreidingen en het voortbestaan van de zaak waarborgen (personeel + zoon). Het voorontwerp van de nieuwe bouwplannen ligt al klaar. De toelichtingsnota van het voorontwerp is volledig fout. * Op blz. 120: staat: Toelichting: Naar aanleiding van een meer gedetailleerde inrichtingsstudie voor het gebied is tenslotte een klein bestaand KMO-gebied mee opgenomen. Dit terrein is op dit ogenblik niet in economisch gebruik. * Op blz. 122: staat: Aan de oostzijde vormt de oude spoorwegbedding van de spoorweg TurnhoutTilburg (Bels lijntje) een grens; het ten oosten daarvan gelegen in onbruik geraakt KMO-gebiedje wordt tevens mee opgenomen in dit deelplan. De firma is daar wel degelijk actief en heeft haar maatschappelijke zetel daar. Zij vraagt zich af wie deze teksten opgesteld heeft! Zij is nooit, door geen enkele instantie, benaderd! De bewuste KMO-zone wordt dan ook ten onrechte geschrapt in het voorliggende ontwerp van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. In tijden van schaarste van KMO-zones, gepaard gaande met hoge prijzen ervan, getuigt het ook niet van goed bestuur om naar de toekomst toe de bestemming van deze gronden te schrappen. Dit plan wordt de doodsteek voor het bedrijf (personeel-zoon)! Het kan geen kanten meer uit! Zijn dit de plannen die onze regering voorstelt voor economisch herstel? Is dit de openheid van bestuur? Is het niet normaal dat bedrijven ruimschoots van tevoren ingelicht worden? Vele bedrijven zijn zonevreemd. Het bedrijf is nu gevestigd op een KMO-zone en door deze plannen wordt het een zonevreemd bedrijf. De voormalige spoorwegbedding "Turnhout-Tilburg" is de ideale bufferzone voor deze KMOgronden. Laat a.u.b. de bestemming "KMO-zone" op deze gronden! Vlacoro adviseert het behoud van de bestemming KMO-zone voor het bestaande bedrijf; Vlacoro is wel van mening dat een voldoende bufferzone moet worden voorzien tussen het bedrijf en de recreatieve as op de voormalige spoorwegbedding (“Bels Lijntje”). Deze buffer kan enkel voorzien worden op een deel van het perceel 945 B dat grenst aan de vroegere spoorwegbedding.
3. De bezwaarindiener [B134] tekent verzet aan tegen het strategisch woonproject in de zone Bruyne Strijd afgebakend door de percelen met even nummers in de Eén Meistraat, de Veldekensweg en de Waterloopstraat. Het "overstromingsgebied" dat op dit ogenblik als groene bufferzone is ingekleurd is, wordt in alle stilte op het laatste ogenblik als woonuitbreidingsgebied mee voorgesteld. In het voorstel van 2001 kwam dit niet ter sprake. Industrie is recent verdwenen aan de vaart (cfr Anco ). Waarom geen groene zone maken aan de noordzijde van de vaart in het gebied voor milieubelastende industrie? Dit sluit aan bij de groene bufferzone.
7
Dossier 157
Hier is geen grondig onderzoek aan voorafgegaan, dit was ook niet het geval in de jaren zeventig. De zone van de Bruyne strijd loopt immers in zijn geheel meermaals onder. Soms tot 3 maal jaarlijks. In bijlage kunt U beelden vinden die dateren van recente wateroverlast. Het maximale "overstromingspeil" in mijn tuin was 0,30 meter. Gedurende 6 maanden in de overgang van 1998 naar 1999 konden mijn kinderen niet in de tuin komen. De weide achter ons ( naar de vaart toe) stond altijd gelijktijdig blank. De beek ( die normaal 2 à 3 meter breed is ) nam ongekende proporties aan, 10 meter breed en meer. Eerdere verzoeken aan de gemeente om iets te doen aan de toestand hebben tot op heden nog geen "zoden aan de dijk gezet". Hier in de buurt wordt het perceel ook wel "verdronken land " genoemd. Op deze grond wil men nu gaan bouwen! Jaren geleden heeft hij deze overlast al aangekaart met Aquafin. Een voorstel van hun om de Veldekensloop in de riolering te laten lopen richting Steenweg op Merksplas is afgeschoten vermits rioleringswater en hemelwater strikt gescheiden moeten blijven. Ironisch genoeg loopt de Veldekensloop ter hoogte van de Roodkruisstraat al sinds de eerste verkaveling in de riolering! Trouwens zonder succes want deze riolering ligt te hoog om dit water op te vangen, een probleem dat reeds jaren gekend, doch iedereen schuift het probleem door. Ook een gedeelte van de woonuitbreidingsgebieden die voorzien zijn vanaf 2007 zullen met wateroverlast te kampen hebben: de aansluiting op het einde van Eén Meistraat. Verdere ophoging van het gebied " De Bruyne strijd " zal resulteren in nog meer overlast voor de huidige EN nieuwe bewoners. Betrokkene protesteer hiertegen zeer uitdrukkelijk en overweegt gerechtelijke stappen ingeval van schade. Op het ogenblik hebben de beleidsmensen de mond vol over het verbod om te bouwen in gebieden die te kampen hebben met wateroverlast. Dit is de kans om de juiste beslissing te nemen. Als tweede punt kaart hij het recreatief karakter van de zone aan. De Veldekensweg is al jaren de verbindingsweg tussen kanaal en het natuurgebied van Boones Blijk. Hopen wandelaars genieten van hun zondagswandeling naast de vaart en over de Veldekensweg. Het aantal neemt alsmaar toe. Moet opnieuw een mooie wandelweg in Turnhout eraan geloven? Betrokkene hoopt dat het probleem van de wateroverlast in al zijn facetten onderzocht wordt alvorens belangrijke beslissingen te nemen ivm de uitvoering. Er zijn in Vlaanderen al genoeg problemen met overstromingen. Moet men er hier nog één bij creëren? Ter verduidelijking zijn stukken (o.m. foto's) bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 1.
4. De afdeling Natuur Antwerpen [B159] adviseert gunstig ten aanzien van de herbestemming van het huidige woonuitbreidingsgebied 'Boones Blijk' als natuurgebied én aanduiding als GEN als deel van het VEN. Aanduiding van het gebied 'Boones Blijk' als natuurgebied verhoogt de interne samenhang van natuurwaarden binnen het Turnhouts Vennengebied. Vlacoro ondersteunt het advies van de afdeling Natuur. Dit gebied is inderdaad een ruimtelijke schakel die de samenhang van natuurwaarden in het Turnhouts Vennengebied verhoogt.
5. De Zeescouts Toxandria [B364] drukken hun bezorgdheid uit betreffende de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden voor hun zeescoutsbasis (jeugdlokaal) aan de oude kaai te Turnhout. Momenteel hebben ze de beschikking over een (bouwvallige) loods op een stuk grond welke gelegen is ten noorden van het jaagpad aan de oude kaai. Het heeft Kastelein 2a als adres. Sinds kort heeft de vereniging tevens een stedenbouwkundige vergunning verkregen voor de nieuwbouw van het lokaal. Ter hoogte van de Kastelein is er volgens het gewestplan een zone van circa 50 meter (te meten vanaf de rooilijn van de openbare weg) ingekleurd als woonzone. Achter deze zone is er een KMOzone en een parkgebied. De jeugdvereniging ligt voor een zeer groot deel in deze KMO-zone en dus zonevreemd.
8
Dossier 157
In het RUP worden een aantal bestaande gewestplanzoneringen omgezet naar o.a. woongebied en woongebied, welke pas na 2007 te realiseren vallen. Eén van dergelijke omgezette zoneringen betreft eveneens KMO-zone welke ingeklemd is tussen het spoor en de Kastelein. Gezien dit feit kan men zich afvragen waarom de KMO-zone ten oosten van de Kastelein (waar o.a. het lokaal gevestigd is) tevens niet kan omgezet worden in een zonering welke tegemoet komt aan de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. De huidige bestemming is namelijk achterhaald. Vroeger was er inderdaad bedrijvigheid op deze terreinen en heeft men bij de opmaak van de gewestplannen dit de huidige kleur paars gegeven. Momenteel krijgt het Kanaal Dessel - Schoten echter een andere rol toebedeeld, zoals o.m. omschreven op blz. 9 van de toelichtingsnota. De zeescouts hebben daar bezwaren tegen. * Er wordt onvoldoende garanties geboden de toeristisch-recreatieve potenties langsheen het kanaal Dessel - Schoten uit te bouwen; op een aantaal plaatsen zijn er wel woonzones voor handen; zones voor recreatie zijn momenteel nergens aanwezig. * De bestaande KMO - zonering ten oosten van de Kastelein dient omgezet te worden in een andere zonering waarin activiteiten zoals die van jeugdbewegingen zich kunnen ontplooien. In een stedelijk gebiedbeleid moet er zeker plaats geschapen worden voor de jeugd (naast andere functies zoals wonen, bedrijvigheden, ....), gezien het een volwaardig onderdeel vormt van een stad zoals Turnhout. * Aansluitend bij het vorige bezwaar, dient overwogen te worden of de parkzone welke gesitueerd is tussen Kastelein, de ring en het kanaal tevens een andere bestemming kan krijgen, welke de recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden langs het kanaal enkel ten goede kan komen. Volgens de biologische waarderingskaart is slechts een zeer kleine fractie mogelijk biologisch waardevol (hoewel hier tevens tal van constructies reeds gevestigd zijn). De scouts doen volgend voorstel voor de bestaande achterhaalde KMO-zone. Een zone selecteren waarin activiteiten eigen aan een jeugdvereniging kunnen plaatsvinden. Gezien de gronden tevens eigendom zijn van de scheepvaart en gezien het feit dat de gemeente de scheepvaart aanspoort om deze te verkopen, is het wenselijk dat er een zonering komt welke de eventuele koop van deze gronden niet in het gedrang brengt. Een jeugdgroep (en vele andere verenigingen in clubverband) is namelijk niet kapitaalkrachtig genoeg mocht deze zone als bestemming woongebied verkrijgen. Daarom kan de zonering eventueel gezet worden in zone voor openbaar nut. Deze lijkt mogelijk gezien er reeds uitspraken bestaan van de Raad van State met betrekking tot sportinfrastructuur waarbij deze vorm van infrastructuur aangemerkt kan worden als gemeenschapsvoorziening op voorwaarde dat de uitbater geen winstbejag nastreeft. Mochten hierover echter andere zienswijzen bestaan stellen de zeescouts volgende bestemming voor: in eerste instantie dagrecreatie (indien er occasioneel overnachtingen kunnen doorgaan), in tweede instantie verblijfsrecreatie, in laatste instantie woongebied. Voor de parkzone kan een zelfde voorstel gedaan worden op grond van dezelfde redenering met een bijkomende suggestie om er tevens eventueel een speelbos te voorzien. Deze suggesties dienen de procedure van het afbakeningsproces niet noodzakelijk te bezwaren gezien het feit dat deze bezwaren en voorstellen de grenslijn van de afbakening van het regionaal stedelijk gebied Turnhout niet doet veranderen (bijvoorbeeld verleggen naar een andere locatie). De scouts staan ter beschikking voor eventuele toelichting en/of bijkomende informatie. Ter verduidelijking zijn plannen bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro volgt het bezwaar van de scouts en adviseert om de KMO-zone ten oosten van de Kastelein om te zetten naar recreatiegebied, zodat de lokalen van de jeugdvereniging kunnen behouden en vernieuwd worden. Vlacoro adviseert verder om de bestemming parkzone te behouden, aangezien in parkzone recreatief medegebruik mogelijk is en een speelbos kan voorzien worden.
9
Dossier 157
6. Toerisme Vlaanderen [B172] wijst erop dat het Bels Lijntje doorheen dit gebied loopt. Deze as wordt gezien als een as met sterke recreatieve potenties en zou in de toekomst dan ook op deze manier kunnen uitgebouwd worden. Deze as wordt in het Ruimtelijk structuurplan Antwerpen dan ook gezien als een gebundelde route voor recreatieve lange afstandsbewegingen (gebundeld netwerk) waarop eveneens transferia (punten waar verschillende toeristisch-recreatieve elementen of routes samenkomen en waar specifieke netwerkondersteunende infrastructuur aan kan gekoppeld worden (o.a. horeca, kleinschalige verblijfsvormen, sanitaire voorzieningen, …) kunnen voorkomen. Het huidige fiets- en wandelpad op de oude spoorwegbedding vormt reeds een onderdeel van deze recreatieve as. In het gebied grenzend aan deze as (reservegebied voor stedelijk wonen) wordt het volgende toegelaten: werken, handelingen, voorzieningen en inrichtingen die nodig zijn voor de inrichting van een (gemeentelijk) park; * de aanleg van sportinfrastructuur op voorwaarde dat de inrichting gericht is op recreatief gebruik; * het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op dagrecreatie, natuureducatie, recreatief medegebruik of hobbylandbouw; * de aanleg, het inrichten of uitrusten van wegen of paden voor recreatief medegebruik. Verharde wegen moeten aangelegd worden in een waterdoorlatende verharding.
De bovenstaande mogelijke ontwikkelingen beperken toch de realisatie van een goed uitgebouwde recreatieve as. Waarom wordt hier ‘de aanleg van infrastructuur voor dagrecreatie evenals verblijfsrecreatie’ niet opgenomen. Dit laat iets meer mogelijkheden open dan enkel fietsen, wandelen en andere sportinfrastructuur. Er moet natuurlijk nagegaan worden dat de inplanting van nieuwe dag- en verblijfsrecreatie de ruimtelijke draagkracht van het gebied in kwestie niet overschrijdt. Misschien moet deze mogelijkheid ook niet voorzien worden in het volledige reservegebied voor stedelijk wonen, maar enkel in een beperkte zone rondom het Bels Lijntje. De ideale locatie voor het inplanten van bv. een transferium van bovenlokaal belang lijkt de kruising van het Bels Lijntje en het kanaal Dessel-Schoten (eveneens een belangrijke recreatieve as) te zijn. Vlacoro gaat akkoord met de toevoeging van ‘verblijfsrecreatie’ aan het stedenbouwkundig voorschrift, maar onder de voorwaarde dat deze beperkt wordt tot kleinschalige infrastructuur (bv. trekkershutten).
B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Vlacoro is van mening dat een deel van het woonreservegebied best kan herbestemd worden naar randstedelijk groengebied met recreatief medegebruik. In het afbakeningsplan werd weinig rekening gehouden met recreatiebehoeften. In dit gebied kunnen recreatiemogelijkheden uitgebouwd worden, aansluitend bij de recreatieve as langs de voormalige spoorwegbedding (een voorstel van Studiegroep Omgeving, toelichtingsnota blz. 161). Dit randstedelijk groengebied (zie ook doelstellingen RSV) kan de behoefte van o.a. jeugdverenigingen invullen. Bovendien zijn er in de afbakening van het stedelijk gebied reeds meer dan voldoende nieuwe bouwmogelijkheden voorzien (7.463) om aan de taakstelling inzake wonen (4.922) te voldoen. Het woonreservegebied lijkt dan ook niet aan een effectieve behoefte te beantwoorden. Vlacoro ondersteunt de doelstellingen en uitvoeringsmaatregelen van het RUP.
10
Dossier 157
Deelplan 9 – Groep Stedelijke woongebieden en reservegebieden voor stedelijk woongebied
B.1.1. Bezwaren en opmerkingen bij het openbaar onderzoek Er zijn geen bezwaren over deelgebied 9 in het algemeen B.1.2. Adviezen 1. In zijn advies over deelplan 9 in het algemeen formuleert de gemeenteraad van Vosselaar [A2] de opmerking bij deelgebied 09 - Groep stedelijke woongebieden De raad neemt er nota van dat de globale dichtheid van 25 woningen per hectare in stedelijk woongebied richtinggevend is (toelichtingsnota, p. 187). Daarbij zal wellicht rekening gehouden worden met het gegeven dat de cluster Beerse/Vosselaar eerder suburbaan is, terwijl de cluster Turnhout/Oud-Turnhout dominant en stedelijker is (toelichtingsnota, p. 11). Vlacoro beaamt de interpretatie van de gemeenteraad. In de toelichtingsnota (blz. 187) staat dat de dichtheid van 25 woningen per ha van toepassing is op het stedelijk gebeid in zijn geheel en dat er ruimte is voor verdere differentiatie binnen de deelgebieden. Ook in art. 9.1 “Stedelijk woongebied” van de stedenbouwkundige voorschriften is expliciet opgenomen dat de gemeente de woningdichtheid verder kan differentiëren. Dit is tevens in overeenstemming met de visie in het RSV over woondichtheden (blz. 358 RSV). B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Vlacoro stelt vast dat het afbakeningsplan zonder een duidelijke motivatie een zeer ruim aanbod aan bijkomende woonmogelijkheden voorziet, veel ruimer dan de taakstelling noodzaakt. Volgens de toelichtingsnota (blz. 9) is er volgens de taakstelling in de periode 1997 – 2007 een behoefte aan 4.922 bijkomende woonmogelijkheden. Door de omzetting van woonuitbreidingsgebieden naar stedelijke woongebieden, voorziet het afbakeningsplan in 7.500 bijkomende mogelijkheden voor woningen. Aangezien één van de hoofddoelstellingen van het RSV is om het wonen in stedelijke gebieden te stimuleren, kan Vlacoro hiermee akkoord gaan op voorwaarde dat tegelijk een restrictief beleid wordt gevoerd voor het buitengebied (cfr. “Vlaanderen open en stedelijk”). Anders zal een overaanbod aan woonmogelijkheden ontstaan, waardoor de suburbanisatie van het buitengebied verder kan gaan. Verder betreurt Vlacoro dat de voorgestelde wijzigingen inzake wonen zeer summier gemotiveerd zijn. Zo is niet duidelijk waarom sommige woonuitbreidingsgebieden wel en andere niet omgezet worden naar stedelijk woongebied. De tabel en toelichting op blz. 18-19 van de toelichtingsnota geeft hierover geen duidelijkheid. Vlacoro mist vooral een duidelijke argumentatie per woonuitbreidingsgebied. Wat zijn bijvoorbeeld de achterliggende argumenten om het woonuitbreidingsgebied Darisdonk om te zetten in stedelijk woongebied en het nabijgelegen woonuitbreidingsgebied Oostbrooseinde gedeeltelijk te bestemmen tot woonreservegebied? Ook de toelichting bij deelplan 9 (“Groep stedelijke woongebieden”) verschaft hierover geen duidelijkheid. Deze gebrekkige motivering maakt het voor Vlacoro moeilijk om bezwaren ter zake juist en objectief te beoordelen. Aangezien een gebrekkige motivering van overheidsbeslissingen voor de Raad van State in het verleden al meermaals een grond was om een ruimtelijk plan te vernietigen, adviseert Vlacoro deze motivering alsnog uit te werken en op te nemen in de toelichtingsnota.
11
Dossier 157
Deelgebied 9A Beekakkers B.1.1. Bezwaarschriften en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 1. De bezwaarindieners [B260] vragen de rechtzetting aan aangaande hun percelen op de Beekakkers. Het betreft de percelen sie A, nrs 312 m en 312 n die behoren tot de goedgekeurde verkaveling 006/277 d.d. 06/09/1988. Zij vallen dus niet onder het GRUP en de wijziging van het gewestplan en zijn bijgevolg ook niet onderworpen aan de nieuwe stedenbouwkundige voorschriften. Betrokkenen vragen deze percelen om te schakelen van woonreservegebied naar woongebied. Vlacoro wijst er vooreerst op dat volgens de kaart 9.A.4 van bijlage III (toelichtingsnota - kaarten) betrokken percelen niét in een goedgekeurde verkaveling zijn opgenomen. Indien deze kaart niet correct is en de betrokken percelen toch tot een goedgekeurde verkavelingsvergunning behoren, adviseert Vlacoro de opname van beide percelen in het stedelijk woongebied, tenzij de verkavelingsvergunning ondertussen vervallen is (zie hiervoor art. 129 en 130 decreet RO). Indien beide percelen niet opgenomen zijn in een verkavelingsvergunning, adviseert Vlacoro om enkel perceel 312 m op te nemen in het stedelijk woongebied, omdat dit perceel grenst aan het stedelijk woongebied en gelegen is aan een uitgeruste weg. Perceel 312 n grenst niet aan het stedelijk woongebied.
2. De bezwaarindiener [B261] vraagt om het perceel met nummer sie A, 312 L dat aansluit bij de verkaveling 006/277 eveneens mee op te nemen in het stedelijk woongebied. De andere percelen die zich links en rechts van dit perceel bevinden zijn reeds opgenomen in het stedelijk woongebied met uitzondering van perceel 312 a. Vlacoro adviseert tot opname van perceel 312 L in het stedelijk woongebied, omdat dit perceel grenst aan het stedelijk woongebied en gelegen is aan een uitgeruste weg. B.1.2. Adviezen Geen B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
12
Dossier 157
Deelgebied 9G Schorvoort B.1.1. Adviezen In zijn advies stelt de gemeenteraad van Turnhout [A4] het volgende Het woonuitbreidingsgebied Schorvoortberg is omgezet in een Stedelijk woongebied. In de omgeving van de Aa werd een overdruk getekend : Structurerend groengebied Aa-beek. De begrenzing is arbitrair vastgelegd, vooral ten noorden van de Aa , waar de begrenzing samenvalt met de kadastrale perceelsgrenzen. De SN-oppervlakte ten noorden van de beek is vrij groot en wordt volgens artikel 9.3 bestemd voor het aanleggen van een buurtpark. Stedenbouwkundig is deze plaats niet te verantwoorden. Ze is louter gekozen op basis van luchtfoto's die een bosje tonen. Het betreft echter overwegend opgeschoten kerstdennen van een tiental jaren oud die op zeer geringe afstand van elkaar werden geplant. Ze hebben geen landschappelijke of bosbouwkundige waarde. Het is beter een buurtpark ten zuiden van de beek te situeren aansluitend aan het reeds bestaande openbaar speelplein en de terreinen van een jeugdbeweging. Het park ligt dan midden de bestaande en toekomstige bebouwing waardoor een betere sociale controle kan bekomen worden. De breedte van de strook tegen de Aa kan variëren en is afhankelijk van het niveau van de verschillende terreinen. Ze zal niet noodzakelijk samenvallen met de op het verordenend Grafisch Plan getekende arcering. Daarom is het wenselijk dat een symbolische reservatiestrook tegen de Aa getekend wordt met de benaming Overstromingsgebied. De werkelijke breedte ervan moet bepaald worden door een inrichtingsrapport dat voor advies of goedkeuring moet overgemaakt worden aan de administratie bevoegd voor integraal waterbeheer. Vlacoro kan op basis van de informatie en kaarten in het dossier onmogelijk beoordelen waar het overstromingsgebied exact moet worden afgebakend. Daartoe moet de afbakening van het stedelijk woongebied en van het overstromingsgebied vergeleken worden met de kaarten van de natuurlijke overstromingsgebieden (NOG) en de recent overstroomde gebieden (ROG) van de afdeling Water. Deze kaarten zitten echter niet in het dossier. Vlacoro gaat derhalve akkoord met het advies van de gemeenteraad van Turnhout om de reservatiezone symbolisch aan te duiden met de benaming overstromingsgebied en nadien in een inrichtingsrapport en/of in de verkavelingsvergunning een exacte afbakening van het overstromingsgebied vast te leggen. Vlacoro beveelt tot slot aan om eerst de watertoets toe te passen, alvorens dit gebeid kan worden verkaveld. Vlacoro gaat tevens akkoord met de suggestie van de gemeenteraad om het buurtpark ten zuiden van de beek te situeren, aansluitend bij het bestaande speelplein en bij de terreinen van de jeugdbeweging. B.1. 2. Bezwaarschriften en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 3. De bezwaarindieners [B1], eigenaars van de percelen wijk N 350 tot en met 355, vragen om * het project invullingsplan stedelijk woongebied Schorvoort te willen herzien en het overstromingsgebied te willen verleggen 150m oostwaarts - stroomop naar wijk N 581E - 582 579a -578a - 577a - 576 - 583/2 - 583 - 584 - 588 - 589, etc.... gebied dat sinds eeuwen het overstromingsgebied van de AA-rivier is; * het woonuitbreidingsgebied zoals aangegeven op de originele plannen (wijk N 363- 360 - 361 362 - 434c - 350 - 351a - 352a - 353 - 354 - 355b - 356a - 357a - 350/2 - 521d - 520/2a - 520b) tot woongebied te verklaren; * verder de percelen wijk N 519a - 518c - 517a- 504a - 500c eveneens tot woongebied te verklaren
13
Dossier 157
Verder zeer ondergeschikt bieden betrokkenen aan om links en rechts van de rivier AA een strook grond van 20m breed als overstromingsgebied te laten fungeren - alsook op de percelen wijk N 436b - 438a - 440 - 495d - 496c- 495E een strook van 40m breed. Betrokkenen dragen volgende redenen aan. - Is er enige wetenschappelijke studie die deze invulling op deze schaal onderbouwt ? - De percelen wijk N 350 tot en met 355 betrokkenen gekend sinds 50 jaar en nog nooit overstroomd; slechts 150m oostelijk - stroomopwaarts - ligt een gebied van +/- 15 ha driesgrond (natte weiden en beemden) die bovendien aansluiten op de oude sluis aldaar; de overstromingen kunnen aldaar vanuit de sluis gestuurd worden. - Wat de percelen wijk N 350 tot 355 betreft, wat op luchtfoto's als bos wordt aanzien, is in feite een kerstboomaanplanting. - Het woonuitbreidingsgebied S.W. art. 9.1 ten noorden van de rivier AA slechts voor 1/3 tot woongebied werd ingekleurd en voor 2/3 werd gedegradeerd tot overstromingsgebied met gevolg dat ook de percelen N 362 - 363 - 358n en 434c slechts ontsluitbaar zijn mits het aanleggen van een verharde weg door overstromingsgebied van +/450 m lang, wat dus deze percelen onbetaalbaar maakt (voor 6 percelen een meerkost van 18 miljoen Bfr. of 3 miljoen per perceel); dit komt dus neer op een invulling van 88 % van dit woonuitbreidingsgebied als overstromingsgebied, wat moet uitdraaien op een eis tot planschade. Ter verduidelijking zijn plannen bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro kan op basis van de informatie en kaarten in het dossier onmogelijk beoordelen waar het overstromingsgebied exact moet worden afgebakend. Daartoe moet de afbakening van het stedelijk woongebied en van het overstromingsgebied vergeleken worden met de kaarten van de natuurlijke overstromingsgebieden (NOG) en de recent overstroomde gebieden (ROG) van de afdeling Water. Deze kaarten zitten echter niet in het dossier. Vlacoro gaat derhalve akkoord met het advies van de gemeenteraad van Turnhout om de reservatiezone symbolisch aan te duiden met de benaming overstromingsgebied en nadien in een inrichtingsrapport en/of in de verkavelingsvergunning een exacte afbakening van het overstromingsgebied vast te leggen. Vlacoro beveelt tot slot aan om eerst de watertoets toe te passen, alvorens dit gebeid kan worden verkaveld. B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
Deelgebied 9H Oostbrooseinde B.1.1. Adviezen 1. De gemeenteraad van Oud-Turnhout [A5] brengt in zitting van 13 oktober 2003 voorwaardelijk gunstig advies uit mits rekening wordt gehouden met de volgende opmerking bij deelplan 9H. De zone achter de begraafplaats wordt tot tegen de Kraaienbosstraat ingekleurd als reservegebied voor stedelijk woongebied. Het college heeft in zitting van 5 mei 2003 beslist dat de grens van het BPA "Begraafplaats" (momenteel in opmaak) moet worden doorgetrokken tot aan de Kraaienbosstraat en begrensd wordt door de aardgasleiding. Beide toekomstige zoneringen overlappen elkaar. Het gemeentebestuur wenst de uitbreiding van de Begraafplaats op deze percelen te behouden en stelt voor de grens van de afbakening te leggen op het huidig tracé van de aardgasleiding. Deze afbakening beantwoordt ook beter aan de feitelijke realiteit van de onmogelijkheid van bebouwing aldaar gezien de erfdienstbaarheid een bouwverbod oplegt tot op 15 meter van deze leiding.
14
Dossier 157
Vlacoro gaat akkoord met het advies van de gemeenteraad van Oud-Turnhout en stelt derhalve voor om een kleine correctie door te voeren zodat de grens van het WR-gebied samenvalt met het tracé van de aardgasleiding, waardoor de begraafplaats kan worden uitgebreid. B.1. 2. Bezwaarschriften en opmerkingen bij het openbaar onderzoek Geen B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
Deelgebied 9J Guldensporen B.1.1. Adviezen 1. In zijn advies stelt de gemeenteraad van Turnhout [A4] het volgende. Het industriegebied "Anco" en het bouwblok er om heen is omgezet in een Stedelijk woongebied. De activiteiten van het bedrijf zijn hier immers gestopt en op deze wijze wordt een reconversie van de terreinen en gebouwen mogelijk gemaakt die optimaal gebruik maakt van de ligging aan het kanaal en in het stadscentrum. Dit gebied is van een andere orde dan de andere woongebieden uit de Groep stedelijke woongebieden. Het betreft immers in hoofdzaak één eigendom bestaande uit een verlaten fabriek. Doelstelling is hier in de eerste plaats de omvorming van industrie naar een levend stadsdeel aan de waterkant. Wonen is de hoofdfunctie maar mag echter duidelijk niet de enige zijn. Ander verschil met de andere woongebieden in de groep is de functie van het voorkooprecht. In dit geval is het niet noodzakelijk om een duidelijk projectgebied in overheidshanden te krijgen. Integendeel, het maakt de reconversie van een bestaand complex voor private ontwikkelaars onzeker. Wat het realiseren van de menging van verschillende woonvormen en bewonerscategorieën betreft is het voorkooprecht niet het goede middel als het om de renovatie van één groot eigendom gaat. De voorbereidende gesprekken en de beoordeling bij de aanvraag van stedenbouwkundige attesten en stedenbouwkundige vergunningen bieden in dit geval voldoende middelen om een reconversieproject van voldoende kwaliteit af te dwingen. Het is wenselijk een specifiek artikel en voorschrift in te voegen voor dit stedelijk woongebied dat enerzijds de menging benadrukt en in tegenstelling tot Artikel 9.1 geen voorkooprecht omvat. De omschrijving zou "Gemengd stedelijk woongebied" kunnen zijn, waarbij de aanwezigheid van diensten, kantoren en/of recreatieruimte verplicht is. De vermelding dat de gedetailleerde ordening van het gebied door de gemeente kan vastgelegd worden in een samen met mogelijke ontwikkelaars op te stellen inrichtingsrapport of een ruimtelijk uitvoeringsplan wordt best toegevoegd. De aaneengesloten woningenrij langs de Guldensporenlei en de Tichelarijstraat worden beter niet opgenomen in het deelplan. Ze vormen immers een afgewerkt geheel van kleinschalige elementen dat niet moet opgenomen worden in een grootschaliger ontwikkeling van het Anco-terrein. (Zie plan in bijlage). Bovendien wordt best de verplichting opgelegd om langs de kanaaloever een openbare doorgang voor niet-gemotoriseerd recreatief verkeer open te houden. Ten westen van het aangeduide bouwblok ligt aan de zwaaikom van het kanaal op het gewestplan nog een KMO-zone. Ook de activiteiten zijn daar gestopt. Vroeger waren hier vooral kolenloodsen en een betoncentrale gevestigd tussen de kade en een spoorweg die als zijtak vertrok aan het goederenstation van Turnhout (stationstraat). Geheel dit spoor is reeds lang opgebroken.
15
Dossier 157
Na het verhuizen van de ijzergieterij "Allard" naar de bedrijventerreinen aan de E34 is de hele buurt omgeschakeld van industrie naar wonen, handel en watergebonden recreatie. In de zwaaikom is een jachthaven aangelegd en op de kade is een "Boothuis" gebouwd. Voor de kade is door het stadsbestuur een project als "parkplein" uitgewerkt, een wandelboulevard en een park langs de waterkant als overgang tussen het kanaal en de stadskern. In het Ruimtelijk Structuurplan van de Provincie Antwerpen zijn kanaal en stad respectievelijk benoemd als "gebundeld recreatief netwerk" en "gebied van primair toeristisch-recreatief belang". De bestemming KMO-zone wordt daar dus best vervangen door Stedelijk gemengd woongebied of gedetailleerder als Recreatiegebied. Vlacoro volgt het advies van de gemeenteraad: dit gebied met het ANCO-gebouw vraagt om een volledig andere (reconversie)aanpak dan een nieuw woongebied in een open ruimte. Door de structuur van het ANCO-gebouw is de bestemming wonen niet noodzakelijk de beste bestemming voor deze zone. Bovendien moet in stedelijke gebieden bij uitstek gestreefd worden naar een vermenging van het wonen met andere functies. Vlacoro beveelt derhalve aan om een apart stedenbouwkundig voorschrift uit te werken op maat van dit gebeid. Vlacoro is van mening dat dit gebeid best bestemd wordt als strategisch stedelijk project, waar vermenging van woon- en werkactiviteiten mogelijk is. Vlacoro gaat akkoord met stelling dat het voorkooprecht hier niet op zijn plaats is, aangezien dit gebied met het ANCO-gebouw moeilijk kan gebruikt worden voor sociale woningbouw en de reconversie van dit gebied meer kansen heeft indien een privé-ontwikkelaar er voor instaat. Vlacoro adviseert dus om het voorkooprecht voor deze zone te schrappen. Voor de herbestemming van de verlaten KMO-zone ten westen van het ANCO-gebouw aan dezelfde zijde van het kanaal, kan de gemeente een gemeentelijk RUP of BPA opmaken. B.1.2. Bezwaarschriften en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 4. Een bedrijf [B27] is houder van een koopoptierecht op de terreinen en gebouwen van de site ANCO. Om de kansen op een kwalitatieve ontwikkeling van deze gedesaffecteerde industriële site te verhogen, de kans op een langdurige leegstand te voorkomen en het behoud van industrieel archeologische waardevolle gebouwen te ondersteunen, verzoek het bedrijf het artikel 9.1. aan te passen naar een multifunctionele bestemming en het voorziene voorkooprecht te schrappen. a. De bestemming weerhoudt eenzijdig de woonfunctie als hoofdfunctie. Deze monofunctie kan een zware hypotheek leggen op de herontwikkelingskansen van de site. Ervaring met herbestemming van gedesaffecteerde industriële sites leert dat de kansen op een succesvol en verantwoorde herbestemming gediend zijn met een verweving van functies, welke elk op zich als volwaardig worden beschouwd en niet als nevenfuncties. De slaagkansen worden gehypothekeerd omwille van volgende redenen: * Industriële sites en de site in Turnhout in het bijzonder hebben een schaal welke indien op te laden met één hoofdfunctie zich over een lange tijdsperiode uitsmeert. Deze gefaseerde aanpak staat haaks op de noodzaak tot ingrijpend handelen en investeren bij de aanvang van de herontwikkeling: sanering, afbraak, aanleg infrastructuur, etc. * De monofunctionele bestemming laat geen overgangsbestemmingen toe welke een flexibele en gefaseerde ontwikkeling helpen. Met name het tijdelijk gebruik van te recupereren gebouwen kan helpen een deel van het (waardevol) patrimonium te behouden en te beschermen tegen leegstand en verval en in een latere fase naar een definitieve bestemming te ontwikkelen.
16
Dossier 157
* Vanuit het streven naar duurzaam bouwen en maximaal respect voor het industrieel archeologisch patrimonium dient naast de meest gewenste stedenbouwkundige bestemming, ook gedacht te worden vanuit de aanwezige gebouwen. Sommige gebouwen met een esthetische, historische of maatschappelijke waarde zijn te behouden vermits ze constructief en conceptmatig matchen met specifieke functies. Deze gebouwen zijn echter door concept niet te recupereren naar woonfunctie. Hier dient een afweging gemaakt tussen een minder voor de hand liggende functie en het maximale behoud van een als waardevol ervaren gebouw of gebouwonderdeel. Vanzelfsprekend dient deze afweging en beoordeling in overleg met de bevoegde administraties. De bestemming zoals op dit ogenblik laat een dergelijke gemotiveerde afweging niet toe en staat haaks op het streven naar duurzaam bouwen en de monumentenzorgvisie zoals uitgedragen door het Vlaams Gewest. Het bestemmen van een gebied van 3,25 ha tot een monofunctionele zone lijkt niet meer te stroken met de actuele stedenbouwkundige inzichten, waarbij het streven naar verweving van activiteiten en complementariteit van functies in stedelijke gebieden, als nastrevenswaardig wordt beschouwd. b. Voorkooprecht Daar er voldoende mogelijkheden zijn om dit gebied te herontwikkelen en de belangstelling door marktpartijen voldoende aanwezig is, zien betrokkenen geen noodzaak om een voorkooprecht te vestigen op deze zone. Enerzijds bezwaart het vestigen van dit voorkooprecht een daadkrachtig handelen door private partijen en bemoeilijkt het de onderhandeling met partijen die een kwalitatieve invulling kunnen geven aan deelgebieden of gebouwen op de site. Anderzijds is de uitvoering van een voorkooprecht onrealistisch vermits dit met de huidig voorgeschreven bestemming enkel kan leiden tot een sociaal woningbouwproject. Vlacoro volgt hier het advies van de gemeenteraad van Turnhout. Dit gebied met het ANCOgebouw vraagt om een volledig andere (reconversie)aanpak dan een nieuw woongebied in een open ruimte. Door de structuur van het ANCO-gebouw is de bestemming wonen niet noodzakelijk de beste bestemming voor deze zone. Bovendien moet in stedelijke gebieden bij uitstek gestreefd worden naar een vermenging van het wonen met andere functies. Vlacoro beveelt derhalve aan om een apart stedenbouwkundig voorschrift uit te werken op maat van dit gebeid. Vlacoro is van mening dat dit gebeid best bestemd wordt als strategisch stedelijk project, waar vermenging van woon- en werkactiviteiten mogelijk is. Vlacoro gaat akkoord met stelling dat het voorkooprecht hier niet op zijn plaats is, aangezien dit gebied met het ANCO-gebouw moeilijk kan gebruikt worden voor sociale woningbouw en de reconversie van dit gebied meer kansen heeft indien een privé-ontwikkelaar er voor instaat. Vlacoro adviseert dus om het voorkooprecht voor deze zone te schrappen. Vlacoro gaat er verder mee akkoord dat het industrieel erfgoed (ANCO-gebouw) bewaard moet blijven omwille van de esthetische en historische waarde. De bescherming van deze industriële archeologie kan opgenomen worden in het nieuwe stedenbouwkundige voorschrift, zoals door Vlacoro voorgesteld.
5. De bezwaarindieners [B59] zijn twee firma's, waarvan één firma de eigenaar is van de Anco site. Om de kansen op een kwalitatieve ontwikkeling van deze gedesaffecteerde industriële site te verhogen, de kans op een langdurige leegstand te voorkomen en het behoud van industrieel archeologische waardevolle gebouwen te ondersteunen, verzoeken zij het artikel 9.1. aan te passen naar een multifunctionele bestemming en het voorziene voorkooprecht te schrappen. a. De bestemming weerhoudt eenzijdig de woonfunctie als hoofdfunctie. Deze monofunctie kan een zware hypotheek leggen op de herontwikkelingskansen van de site. Ervaring met herbestemming van gedesaffecteerde industriële sites leert dat de kansen op een succesvol en verantwoorde herbestemming gediend zijn met een verweving van functies, welke elk op zich als volwaardig worden beschouwd en niet als nevenfuncties. De slaagkansen worden gehypothekeerd omwille van volgende redenen:
17
Dossier 157
* Industriële sites en de site in Turnhout in het bijzonder hebben een schaal welke indien op te laden met één hoofdfunctie zich over een lange tijdsperiode uitsmeert. Deze gefaseerde aanpak staat haaks op de noodzaak tot ingrijpend handelen en investeren bij de aanvang van de herontwikkeling: sanering, afbraak, aanleg infrastructuur, etc. * De monofunctionele bestemming laat geen overgangsbestemmingen toe welke een flexibele en gefaseerde ontwikkeling helpen. Met name het tijdelijk gebruik van te recupereren gebouwen kan helpen een deel van het (waardevol) patrimonium te behouden en te beschermen tegen leegstand en verval en in een latere fase naar een definitieve bestemming te ontwikkelen. * Vanuit het streven naar duurzaam bouwen en maximaal respect voor het industrieel archeologisch patrimonium dient naast de meest gewenste stedenbouwkundige bestemming, ook gedacht te worden vanuit de aanwezige gebouwen. Sommige gebouwen met een esthetische, historische of maatschappelijke waarde zijn te behouden vermits ze constructief en conceptmatig matchen met specifieke functies. Deze gebouwen zijn echter door concept niet te recupereren naar woonfunctie. Hier dient een afweging gemaakt tussen een minder voor de hand liggende functie en het maximale behoud van een als waardevol ervaren gebouw of gebouwonderdeel. Vanzelfsprekend dient deze afweging en beoordeling in overleg met de bevoegde administraties waarbij de belangen van alle belanghebbenden op hun merites dienen te worden beoordeeld. De bestemming zoals op dit ogenblik laat een dergelijke gemotiveerde afweging niet toe en staat haaks op het streven naar duurzaam bouwen en de monumentenzorgvisie zoals uitgedragen door het Vlaams Gewest. Het bestemmen van een gebied van 3,25 ha tot een monofunctionele zone lijkt niet meer te stroken met de actuele stedenbouwkundige inzichten, waarbij het streven naar verweving van activiteiten en complementariteit van functies in stedelijke gebieden, als nastrevenswaardig wordt beschouwd. b. Voorkooprecht Genoemd plan heeft rechtstreeks invloed op de verkoopmogelijkheden van de Anco site door een van de firma's en wel zodanig dat het mogelijk is dat de onderhandelingen die thans gaande zijn met een potentiële koper worden gestaakt. Waardoor het risico groot is dat het onroerend goed voorlopig niet kan worden verkocht en leegstand een feit zal zijn. Hetgeen tot problemen kan leiden die niet alleen de firma, maar ook de plaatselijke overheid raken met alle gevolgen vandien. Immers het is niet ondenkbeeldig dat indien de Anco site niet verkocht kan worden ten gevolge van de implementatie van het thans voorgestane bestemmingsbesluit dit leidt tot langdurige leegstand, waarbij verpaupering en een ontmoetingsplaats voor randfiguren niet uitgesloten kunnen worden. Met name het laatste zal voor de plaatselijke overheid extra werk betekenen. Daar er voldoende mogelijkheden zijn om dit gebied te herontwikkelen en de belangstelling door marktpartijen voldoende aanwezig is, zien betrokkenen geen noodzaak om een voorkooprecht te vestigen op deze zone. Enerzijds bezwaart het vestigen van dit voorkooprecht een daadkrachtig handelen door private partijen en bemoeilijkt het de onderhandeling met partijen die een kwalitatieve invulling kunnen geven aan deelgebieden of gebouwen op de site. Anderzijds is de uitvoering van een voorkooprecht onrealistisch vermits dit met de huidig voorgeschreven bestemming enkel kan leiden tot een sociaal woningbouwproject. Naar de stellige overtuiging van de bezwaarindieners wordt geen enkel belang gediend indien het voorgestelde voorkooprecht zou leiden tot een scenario waar de toegevoegde waarde voor de site, niet ten volle zou kunnen uitgebouwd worden. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 4. B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
18
Dossier 157
Deelplan 10 - Specifiek regionaal watergebonden bedrijventerrein De Busselen B.1.1. Bezwaarschriften en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 1. De bezwaarindieners [B55] merken op dat de grens van het regionaalstedelijk gebied Turnhout werd aangepast ten bate van één bedrijf. Zij vragen schrapping van dit deelplan. Vlacoro stelt vast dat in de toelichtingsnota bij het ontwerp RUP inderdaad wordt aangegeven dat het plan tot doel heeft het bestaande bedrijf Adams uitbreidings- en ontwikkelingskansen te geven (blz. 202). Het feit dat via een ruimtelijk uitvoeringsplan uitbreidings- en ontwikkelingskansen geboden worden aan één bepaald bedrijf, maakt op zich geen onregelmatigheid uit. De commissie kan de bezwaarindieners dan ook niet bijtreden.
2. Het bedrijf Adams Polendam nv [B74] heeft bezwaren bij de stedenbouwkundige voorschriften 10.1, §1 en 10.2 a. Bij het eerste voorschrift merkt het bedrijf op dat infrastructurele werken dienen te geschieden aan het kanaal Dessel - Schoten teneinde het kanaal in staat te stellen te voldoen aan de economische noodwendigheden van de firma met het oog op het vervoer over het kanaal. Tevens dient het als onrealistisch te worden beschouwd dat het bedrijf dat actief is in het verwerken van onder meer allerhande bouwmateriaal tot steenpuin, over het kanaal goederen zou vervoeren naar alle uiteindelijke afnemers. Een aantal afnemers kunnen hoegenaamd niet langs het kanaal worden bevoorraad wanneer de uiteindelijke bestemming niet aan een waterweg gelegen is. Frequent geschieden de leveringen door verzoekster rechtstreeks op een werf waar in de nabije omgeving geen kanaal en/of waterweg gelegen is. Het bedrijf toe te laten om waar nodig gebruik te maken van vervoer over de weg. Enkel productie en verwerking wordt voorzien. Het bedrijf wenst een uitbreiding naar niet alleen de productie en verwerking maar ook het herstellen van allerhande roerende goederen. Commerciële bedrijven zijn niet toegelaten. Daarbij dient enige specificatie te worden voorzien alsmede een definitie te worden opgenomen wat een commercieel bedrijf specifiek is. Het bedrijf verkoopt niet enkel bewerkte en verwerkte producten in grote hoeveelheden, doch wordt eveneens bezocht door tal van professionelen, die veelvuldig gebruik maken van het loket om bestellingen te plaatsen en leveringen af te halen. Het is economisch niet houdbaar, laat staan rendabel, om enkel leveringen te voorzien van grote hoeveelheden goederen. Er dient een loketfunctie te worden behouden in die zin dat ook leveringen in kleinere hoeveelheden mogelijk moet blijven. In die zin moet ook kleinhandel worden toegelaten. b. Het bedrijf dient bezwaar in tegen artikel 10.2 omdat deze zone specifiek en enkel wordt voorzien als zone voor opslag in open lucht van inerte materialen alsmede voor parkeerterrein en verbindingswegen. In het kader van de ontwikkeling van de industriegebieden aan de noordzijde van het kanaal op het grondgebied Beerse wordt in het ontwerp uitdrukkelijk voorzien dat er uitbreidingsmogelijkheden worden weerhouden voor bestaande bedrijven, en dat nieuwe bedrijven dienen te worden geweerd. Temeer geldt dit bezwaar aangezien in het actieprogramma van het afbakeningsvoorstel voorzien werd dat de uitbreiding kon worden overwogen wanneer uit de afgifte van een negatief planologisch attest zou blijken dat het bedrijf als regionaal bedrijf kan worden beschouwd. Na afgifte van dit attest is inderdaad gebleken dat het bedrijf als regionaal bedrijf kan worden beschouwd zodat een uitbreiding toegestaan is. Het gaat derhalve niet op om voor het bedrijf plots een volledige andere regelgeving te voorzien dan oorspronkelijk weerhouden als algemene regel en doelstelling voor wat betreft de industrie aan het kanaal Dessel-Schoten op het grondgebied Beerse. Er dient echter ook op deze zone ruimte te worden gelaten om het bedrijf toe te staan haar bestaande bedrijvigheid, waar nodig en op de manier waarop nodig, verder uit te breiden en dit overeenkomstig de algemene regel van mogelijkheid tot uitbreiding van bestaande bedrijven.
19
Dossier 157
a. Vlacoro vindt dat de bestaande bedrijvigheid moet gestimuleerd worden tot watergebonden transport, maar dat het geen criterium kan zijn voor het verlenen van een vergunning als het (a) (economisch) onhaalbaar is voor de specifieke tak waarbinnen het bedrijf opereert, en (b) de nodige infrastructuur (kanaal, laad- en loskade) onvoldoende is aangepast. Indien de bestaande bedrijven een nieuwe invulling zouden krijgen moet echter wel gekeken worden naar bedrijven van wie het transport van goederen hoofdzakelijk langs de waterweg gebeurt. Tevens meent de commissie dat het bedrijf moet kunnen blijven verder functioneren op de bestaande locatie. b. De commissie wijst erop dat in het ontwerp van RUP voor elk van de deelplannen een eigen visie, doelstellingen en ruimtelijke concepten uitgewerkt zijn. Zo luidt een van de ruimtelijke concepten van deelplan 2 (Specifiek Regionaal Watergebonden Bedrijventerrein Kanaalzone Oost): ontwikkeling van bestaande regionale bedrijven door beperkte uitbreiding. Aldus heeft elke deelplan zijn eigen regels die aangepast zijn aan de betrokken locatie. De commissie wijst er ook op dat deelplan 10 uitdrukkelijk beoogt het bedrijf Adams uitbreidings- en ontwikkelingskansen te geven. Daarbij is een van de randvoorwaarden inderdaad dat op het oostelijk terreingedeelte enkel ruimte voor opslag van bepaalde goederen, voor parkeren en voor wegenis wordt worden gegeven. Vlacoro is anderzijds niet per definitie gekant tegen een wijziging van het stedenbouwkundig voorschrift 10.2 in de door het bedrijf gevraagde zin, mits daarbij onderzocht wordt of en in welke mate een buffering dient te worden voorzien.
3. De Kempense Kamer voor Handel en Nijverheid [B80] stelt dat voor het gebruik van het kanaal moet de nodige infrastructuur voor handen zijn en het moet economisch haalbaar zijn. Dus het kanaal Dessel-Schoten moet structureel aan de eisen kunnen voldoen. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 2.a.
4. De eigenaar van het onroerend goed "De Busselen " gelegen te Polendam 15, afdeling, sectie A nr. 532x, 532n, 532m [B83], merkt op dat dit volgens het gewestplan gelegen is in een gebied voor milieubelastende industrieën en woongebied met landelijk karakter. Het terreingebruik (nu dienstig voor wonen en opslag) zal mogelijk evolueren daar er een stedenbouwkundig attest nr.2 voor een multifunctionele industriële hal is goedgekeurd. De bestemming van milieubelastende industrieën op dit perceel, eveneens gesteld in het stedenbouwkundig attest, betekenen toch een ruime beperking op het ingediende concept. Specifiek wenst de multifunctionele site `Polkanaal Industries" in te spelen op bedrijven met aanleunende activiteiten en toeleveringsbedrijven voor de milieubelastende bedrijven gevestigd aan de kanaalzone. Eveneens wenst dit concept mogelijks eet- en ontspanningsfaciliteiten in een beperkte oppervlakte van het voorgebouw te voorzien om aldus in te spelen op het huidige transport- en vervoerprobleem. In deze kan `Polkanaal Industries" een waardevolle aanvulling betekenen op het concept dat opgenomen werd in het RUP. De bezwaarindiener stelt dan ook voor om een bestemmingswijziging door te voeren voor de percelen waarvan sprake en een uitzondering te voorzien in het RUP, waardoor het programma van `Polkanaal Industries" kan gerealiseerd worden. Vlacoro merkt vooreerst op dat de percelen 532m en 532n buiten het plangebied gelegen zijn. De commissie stelt vast dat de bezwaarindiener bijzonder vaag is over het multifunctioneel concept van Polkanaal Industries en over de mate waarin dit beperkt wordt door de voorschriften van het deelplan (waarin overigens geen sprake is van milieubelastende industrie, maar een eigen invulling aan de bestemming wordt gegeven). Hierdoor is het voor de commissie moeilijk een onderbouwd antwoord te geven.
20
Dossier 157
Anderzijds wordt in de toelichtingsnota bij het ontwerp RUP aangegeven dat het plan tot doel heeft het bestaande bedrijf Adams uitbreidings- en ontwikkelingskansen te geven (blz. 202) en wordt ook vermeld dat de recente aanvraag van een “planologisch” attest nr. 2 (de commissie neemt aan dat het een stedenbouwkundig attest nr. 2 betreft) voor een industriële hal op het terrein Roefs (= Polkanaal Industries) aangeeft dat het terreingebruik mogelijk zal evolueren (blz. 201). Vlacoro meent dat ook aan Polkanaal Industries uitbreidings- en ontwikkelingskansen moeten worden geboden. De commissie stelt daarom voor dat de stedenbouwkundige voorschriften worden aangepast om het bedrijf in staat te stellen (binnen bepaalde randvoorwaarden) in te spelen op bedrijven met aanleunende activiteiten en toeleveringsbedrijven voor de milieubelastende bedrijven gevestigd aan de kanaalzone.
6. Toerisme Vlaanderen [B172] merkt op dat de aanleg van de laad- en loskade (stedenbouwkundig voorschrift 10.3) tevens moet voorzien in het behoud van het bestaande fietspad dat langsheen dit kanaal loopt. Ook Vlacoro is van oordeel dat dient voorzien te worden in het behoud van het bestaande fietspad dat langsheen het kanaal loopt.
7. De dienst Stedenbouw van de gemeente Beerse [B247] merkt op dat voor dit bedrijventerrein geen bufferzone werd voorzien. Nochtans bepaalt de omzendbrief betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen van 8 juli 1997 dat de industriële gebieden een bufferzone omvatten, waarbij volgende cijfers als richtinggevend kunnen worden vooropgesteld: 15 m voor ambachtelijke bedrijven, 25 m voor milieubelastende bedrijven, 50 m voor vervuilende industrie. De dienst stedenbouw heeft voor recente aanvragen voor dit bedrijventerrein (en ook voor het naastliggende) voor stedenbouwkundige vergunningen en attesten voor dit bedrijventerrein de norm van 25 m bufferzone gehanteerd, terwijl hiervoor noch op het plan noch bij de voorschriften iets van terug te vinden is. Vlacoro merkt op dat de Vlaamse regering tot op heden nog geen algemene stedenbouwkundige voorschriften voor ruimtelijke uitvoeringsplannen heeft uitgevaardigd. Het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen en de toelichtende omzendbrief van 8 juli 1997 zijn formeel alleen toepasselijk op de gewestplannen. De commissie verwijst verder naar haar antwoord bij kader 2.b.
B.1.2. Adviezen Geen
B.1.2. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
21
Dossier 157
Deelplan 11 - Diksmuidestraat-stationsomgeving
B.1.1. Bezwaren en opmerkingen bij het openbaar onderzoek Geen
B.1.2. Adviezen
1. De gemeenteraad van Turnhout merkt op dat de Prinsenstraat in dit deelplan is omgevormd tot woongebied. Tevens werd in artikel 11.2 van de stedenbouwkundige voorschriften vermeld dat voor bebouwing langs deze straat geen voorafgaand inrichtingsrapport moet worden opgesteld. Hierdoor wordt een fout uit 1977 hersteld. Volgens artikel 11.2 wordt echter een voorkooprecht ingesteld voor het gehele gebied, begrensd door een zwarte lijn in overdruk. Dit betekent dat dit voorkooprecht ook moet aangeboden worden voor panden in de "oude” woonstraten in het gebied (Bareelstraat, Prinsessenstraat, de Merodelei, Guldensporenlei) en voor het nieuwe woongebied langs de Prinsenstraat. Dit schept nutteloos werk voor notarissen en voor die instanties aan wie het voorkooprecht moet worden aangeboden. Het is beter de laatste paragraaf als volgt te wijzigen “§2 Op het roze gekleunde gebied 50, met uitzondering van de percelen tegen de Prinsenstaat en het eigendom van DE LIJN, is een recht van voorkoop ....” Vlacoro treedt de gemeenteraad bij en stelt voor om stedenbouwkundig voorschrift 11.2 te wijzigen in de door de gemeenteraad gevraagde zin.
B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
22
Dossier 157
Deelplan 12 - Kleinhandelszone N140 B.1.1. Adviezen 1. De provincieraad van Antwerpen [A3] verleent principieel gunstig advies, mits de volgende opmerkingen: Detailopmerking op deelplan 12: kleinhandelszone N140. Het voorschrift 12.2 (bestaande weg) is niet opgenomen in het document. Langs de N140 loopt een bovenlokale fietsroute. Vlacoro stelt inderdaad vast dat op het grafisch plan nog een artikel 12.2 aangegeven is, terwijl dit in de stedenbouwkundige voorschriften ontbreekt. Bij het voorontwerp was artikel 12.2 zowel op het plan als in de stedenbouwkundige voorschriften vermeld. De commissie meent dat het hier een materiële vergissing betreft en stelt voor om ofwel het artikel 12.2 te schrappen op het plan ofwel de stedenbouwkundige voorschriften aan te vullen met de woorden "Artikel 12.2 Bestaande weg" en met het corresponderende symbool.
2. De gemeenteraad van Turnhout [A4] merkt op: a. Het gemeentebestuur van Turnhout is geen voorstander van het creëren van een specifieke Kleinhandelszone langs de Steenweg op Gierle. Dit druist immers in tegen de belangen van de middenstand in het stadscentrum. Om pragmatische redenen kan echter ingegaan worden op het omvormen van een beperkt gebied. Enerzijds zijn er reeds verspreide inplantingen aanwezig; anderzijds is dit een unieke kans om één van de onveiligste delen van een gewestweg op grondgebied Turnhout her aan te leggen. De oppervlakte van het gebied moet echter ernstig ingekrompen worden * De voorgestelde grenslijn houdt geen rekening met een eenheidsbebouwing van 34 mooie kopwoningen langs de Steenweg op Gierde en 15 woningen langs de slachthuisstraat. Tussen de Parklaan en de Slachthuisstraat staan nog een 9-tal woningen en/of appartementen en liggen er nog vier bouwkavels. Het voorschrift "Alle werken en handelingen in functie van t bestaande woningen en bedrijven zijn de toegelaten" in artikel 12,1 §1 biedt geen bescherming voor het behoud van deze woningen. Grote winkelketens zullen ongetwijfeld het nodig doen om zoveel mogelijk van deze woningen in hun bezit te krijgen waarna het schepencollege geen sloopvergunning meer kan weigeren. Voornoemde stroken moeten in woonzone gesitueerd blijven. Bij het opstellen van een inrichtingsplan voor de Kleinhandelszone moet wel bijzondere aandacht besteed worden aan het opvoeren van de woonkwaliteit van de te behouden woningen, bijvoorbeeld door het aanleggen van een ventweg naast de gewestweg. * De noordkant van de Muizenvenstraat bevat vijf percelen met KMO's. Een zesde perceel (wijk 0 nr 904g7) is bereikbaar langs de Slachthuisstraat. Deze bedrijfjes mogen niet vervangen worden door grootwinkelbedrijven. Er is immers reeds een groot tekort aan gronden bestemd voor het vestigen van KMO's. Het gebiedje moet gesitueerd blijven in het bestaande Gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen. * Er staat een bedrijfsverzamelgebouw met 8 kleine units op het perceel wijk 0 nr. 914h2. Dit perceel heeft een toegang naar de Steenweg op Gierle. Om te voorkomen dat units worden samengevoegd tot een oppervlakte van 1.000m2 wordt bereikt, waarna de bestemming kan omgevormd worden tot een grootwinkel, moet dit perceel gesitueerd blijven in het bestaande Gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen. * Aan de Slachthuisstraat staat een bedrijfsverzamelcomplex met 9 units. Het is uitsluitend bereikbaar via de Slachthuisstraat waar op korte termijn ingrepen in de weginfrastructuur zullen opgesteld worden om druk verkeer van en naar de industriezones uit de straat te weren. Eveneens om te voorkomen dat units worden samengevoegd tot een oppervlakte van 1.000m2 wordt bereikt, waarna de bestemming kan omgevormd worden tot een grootwinkel moet dit perceel gesitueerd blijven in het bestaande Gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen.
23
Dossier 157
b. Enkele percelen langs de westkant van de Steenweg op Gierle worden dan weer best opgenomen in de Kleinhandelszone om de aanleg van een secundaire weg te vergemakkelijken. Het zijn twee kleine woningen op de percelen wijk 0 nrs. 104p en 104L2 en het perceel met de Protestantse kerk, wijk 0 nr. 102e. c. Een deel van de woonzone tegen de Kempenlaan wordt over een afstand van ongeveer 100m omgevormd tot Kleinhandelszone. Artikel 12.1 §2 bepaalt onder meer: 'het gebied kan niet ontsloten worden via de ring (R13)". Dit moet aangevuld worden met : «er mogen ook geen kavels gevormd worden met een rechtstreekse toegang naar de Kempenlaan". Door de menging van plaatselijk bedieningsverkeer en doorgaand verkeer is het stuk van de Steenweg op Gierle tussen Ring en E34 momenteel één van de onveiligste gewestwegen op grondgebied Turnhout. De woonwijk Eyssels, ten westen van de baan, kan bijna uitsluitend bereikt worden via twee kruispunten met de gewestweg. Een oversteekbeweging tijdens de spitsuren is zeer moeilijk en uiterst gevaarlijk. Op het grafisch plan staat net ten zuiden van het gebied : Art. 12.2. In de stedenbouwkundige voorschriften bestaat dit artikel echter niet. Vermoedelijk was het de bedoeling de categorisering van de weg aan te passen ten opzichte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen : niet meer gelegen in primaire weg II. Er worden best een aantal inrichtingsprincipes vastgelegd zoals bijvoorbeeld de scheiding van doorgaand en bestemmingsverkeer. De gemeenteraad dringt er op aan nog vóór het goedkeuren van het GRUP kennis te nemen van dit ontbrekend artikel om eventueel nog bedenkingen hierover te kunnen formuleren. d. Het is niet duidelijk of er onmiddellijk na goedkeuring van het GRUP al bijkomende grootschalige kleinhandel mag toegestaan worden of dat er moet gewacht worden tot het plangebied op een veilige manier is heringericht. In het artikel moet uitdrukkelijk opgenomen worden dat onmiddellijk na de goedkeuring van het GRUP een terreinbeheerder moet worden aangesteld die belast wordt op korte termijn een kwaliteitsvolle en veilige aanleg van het plangebied te realiseren. Art 12.1 §3 moet als volgt gewijzigd wonden : "De gemeente kan in een inrichtingsrapport, een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg ..." a en b. Vlacoro neemt akte van het standpunt van de gemeenteraad. De commissie kan zich echter vinden in de wijze waarop de opties uit het afbakeningsproces in dit deelplan worden verankerd. De N140 voldoet inderdaad aan de eisen van een grootschalige kleinhandelszone. Deze ligt direct aan hoogwaardige infrastructuur en sluit aan op de bestaande bebouwde structuur. Het gebied wordt bestemd voor grootschalige, volumineuze handel die te groot is om elders in de stad (bijvoorbeeld in de binnenstad) gesitueerd te worden. Vlacoro meent daarom dat niet dient te worden ingegaan op de door de stad voorgestelde inkrimpingen of uitbreiding c. De commissie heeft geen bezwaar tegen een aanvulling van stedenbouwkundig voorschrift 12.1, §2 met de woorden "er mogen ook geen kavels gevormd worden met een rechtstreekse toegang naar de Kempenlaan". Wat stedenbouwkundig voorschrift 12.2 betreft verwijst Vlacoro naar haar antwoord bij het advies van de provincieraad van Antwerpen. De rechtzetting van de materiële vergissing kan gebeuren zonder raadpleging van de stad. Deze krijgt bij de inrichting van de weg genoeg gelegenheid om tussen te komen. d. Vlacoro treedt de gemeenteraad bij en stelt voor om stedenbouwkundige voorschriften aan te passen in de door de raad voorgestelde zin.
B.1.2. Bezwaren en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 1. Een firma [B135 en B136] vraagt de afbakeningslijn uit te willen breiden deels tot aan de Visbeekstraat, zodat haar eigendommen (Visbeekstraat 1, sectie 0 920 k en sectie 0 920 h en Visbeekstraat 5, sectie 0 923 g en sectie 0 923 h) met hun ambachtelijke en commerciële activiteit tevens worden opgenomen.
24
Dossier 157
Vlacoro kan zich vinden in de optie uit het deelplan om de kleinhandelszone te concentreren langsheen de N140. Een uitwaaiering naar de Visbeekstraat is voor de commissie niet aangewezen. De commissie stelt verder vast dat het betrokken perceel buiten het voorlopig vastgestelde deelplan valt en dus niet het voorwerp uitmaakt van het voorliggend openbaar onderzoek. Vlacoro verwijst hier ook naar artikel 42, §6 van het DRO dat de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde plan.
2. Een firma [B137] gevestigd te Turnhout, Visbeekstraat 7 (gekadastreerd sectie 0 perceel 923 d) vraagt zich af hoe het mogelijk is dat zij als het ware uit het voorstel tot afbakening van de kleinhandelszone 108 gesneden wordt. Reeds sinds 1984 is het bedrijf actief in de handel in decoratieve artikelen voor winkels en voor interieurs en dit door middel van een grote (recente) toonzaal van 377 m2 en een atelier. Het is totaal onverklaarbaar dat het voortbestaan van een bloeiende KMO alsmede de tewerkstelling van ongeveer 15 mensen op termijn wordt veroordeeld door een onoordeelkundige beslissing. Indien de opsteller van het voorstel tot afbakening van de kleinhandelszone zich ter plaatse had begeven had hij kunnen zien dat het uitsluiten van het bedrijf uit de kleinhandelszone niet te verantwoorden is. De firma is steeds bereid haar motivatie hieromtrent voldoende toe te lichten. Vlacoro kan zich vinden in de optie uit het deelplan om de kleinhandelszone te concentreren langsheen de N140. Een uitwaaiering naar de Visbeekstraat is voor de commissie niet aangewezen. De commissie stelt verder vast dat het betrokken perceel buiten het voorlopig vastgestelde deelplan valt en dus niet het voorwerp uitmaakt van het voorliggend openbaar onderzoek. Vlacoro verwijst hier ook naar artikel 42, §6 van het DRO dat de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde plan.
3. De groot- en kleinhandel NV Mapeco [B144] wenst, als onderdeel van het multifunctioneel handelscomplex en deel uitmakend van een bestaande perifere handelszone, haar positie omtrent toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden veilig stellen. De handelssite van NV Mapeco situeert zich in de afgebakende kleinhandelszone N140 langs de Steenweg op Gierle vanaf het kruispunt met de Muizenvenstraat tot aan en nog een stuk langs de R13. a. De afgebakende zone is geschikt voor de inplanting van omvangrijke vestigingen die, gezien het complementaire karakter ervan, op specifieke zones in het stedelijk gebied dienen te worden geconcentreerd. In die zin sluit de NV Mapeco zich aan bij het gedachtegoed van deelplan 12. De NV Mapeco voldoet in grote mate aan de kenmerken van kleinhandelsbedrijven van regionaal belang zoals opgelegd in de verordenende stedenbouwkundige voorschriften. b. De kenmerken van de groot- en kleinhandel Mapeco stemmen grotendeels overeen met de kenmerken van kleinhandelsbedrijven van regionaal belang zoals opgelegd in de verordenende stedenbouwkundige voorschriften. Toch is in de tekst niet duidelijk of de bestaande kleinhandelsvestigingen in de afgebakende zone (met welk gevoerd assortiment ook) die misschien niet volledig beantwoorden aan de opgelegde kenmerken, ook uitbreidingen (of verplaatsingen) mogen kennen. Er wordt immers gesteld dat "Alle werken en handelingen in functie van bestaande woningen en bedrijven zijn toegelaten."
25
Dossier 157
c. Wat betreft de opgelegde minimale bruto verkoopsoppervlakte van 1.000 m2 is ook niet duidelijk of dit de "netto verkoopsoppervlakte bestemd voor de verkoop en toegankelijk voor het publiek" betreft of "de bruto oppervlakte aangewend voor handelsdoeleinden (verkoop, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en andere handelsruimten,...)", terminologie zoals in de praktijk aangewend m.b.t. socio-economische vergunningsaanvragen (cfr. de Wet betreffende de Handelsvestigingen van 1975). d. Der firma heeft tenslotte opmerkingen bij het advies van de gemeenteraad van Turnhout over gebied. Ter verduidelijking zijn stukken bij het bezwaarschrift gevoegd. a. Vlacoro neemt akte van dit standpunt. b. De commissie meent dat de bepaling "Alle werken en handelingen in functie van bestaande woningen en bedrijven zijn toegelaten" ook van toepassing is op uitbreidingen van de bestaande kleinhandelsbedrijven ongeacht hun kenmerken. Ingeval van "verplaatsing" dienen de bestaande kleinhandelsbedrijven te voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften van de betrokken zone. c. Ook de commissie meent dat de term "bruto verkoopsoppervlakte" dient verduidelijkt of vervangen te worden. d. Voor het standpunt van Vlacoro omtrent het advies van de gemeenteraad van Turnhout, verwijst Vlacoro naar haar antwoord bij de kaders.
4. Een immobiliënvennootschap [B150] is eigenaar van het perceel dat kadastrale gekend is als Turnhout, 3° afdeling, Visbeekstraat 9, Sectie 0, nummer 922 B. Zij verzoekt om de huidige bestemming van ambachtelijke zone verder te zetten en daarenboven (alternatief) te erkennen als uitbreidingszone voor eigen industrie. De vennootschap maakt deel uit van een groep die gespecialiseerd is in verpakking. Als dusdanig is zij opstalgever aan een kartonnagebedrijf van de percelen ten zuiden van het genoemde perceel 922B. Dit bedrijf stelt meer dan 500 mensen te werk in het Turnhoutse. Als pilootbedrijf en groepscentrum heeft het regelmatig behoefte aan uitbreidingsruimte. Het genoemde perceel komt daarvoor in de toekomst eventueel in aanmerking. Vlacoro kan zich vinden in de optie uit het deelplan om de kleinhandelszone te concentreren langsheen de N140. Een uitwaaiering naar de Visbeekstraat is voor de commissie niet aangewezen. De commissie stelt verder vast dat het betrokken perceel buiten het voorlopig vastgestelde deelplan valt en dus niet het voorwerp uitmaakt van het voorliggend openbaar onderzoek. Vlacoro verwijst hier ook naar artikel 42, §6 van het DRO dat de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde plan.
5. Stedelijke Adviesraad Middenstand, Land- en Tuinbouw van Turnhout [B366], ondersteund door het centrummanagement Turnhout, merkt het volgende op. Het is algemeen bekend dat de grootschalige kleinhandel, ook baanwinkels genoemd, een belangrijke negatieve ruimtelijke er mobiliteitsimpact hebben én een grote concurrentie vormen voor de winkels in de binnenstad. Bovendien duiken verschillende nieuwe trends op, zoals de opkomst van mega-shoppingcentra en de zogenaamde outlet-centers, waar op grootschalige wijze overschotten van kleding van de hand worden gedaan. Zo een ontwikkeling in Turnhout wenst de raad niet.
26
Dossier 157
Als er grootschalige kleinhandelszaken in Turnhout zouden bijkomen, dan liggen die best gegroepeerd aan een belangrijke verkeersweg. De voordelen van grootschalige kleinhandel komen immers pas tot hun recht bij clustering. Bovendien is de kans groot dat het gebied hierdoor een regionale uitstraling krijgt, wat wenselijk is. Het gekozen terrein, nl. de N140 gelegen tussen de ring en de Muizenvenstraat, is dicht gelegen bij een afrit van de autosnelweg. Het specifiek regionaal bedrijventerrein is bijgevolg goed bereikbaar. De raad wenst wel te benadrukken dat het gebied reikt tot aan de Muizenvenstraat en niet verder. De raad is ook van mening dat de huizenrijen gelegen aan de Gierlesteenweg en de Slachthuisstraat moeten behouden blijven. Om het plaatselijk verkeer te scheiden van het doorgaand verkeer, wenst de raad ook dat daar waar mogelijk er een ventweg wordt aangelegd. Om dit hele bedrijventerrein optimaal uit te bouwen en te onderhouden, is het ook noodzakelijk dat er voor dit specifieke terrein zeer snel een terreinbeheerder wordt aangesteld. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij het advies van de gemeenteraad van Turnhout. De commissie meent de ontsluiting van het gebied kan geregeld worden door de stad (artikel 12.1, §3 van de stedenbouwkundige voorschriften).
B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
27
Dossier 157
Deelplan 13 - Natuurgebied Wieltjes B.1.1. Adviezen 1. De gemeenteraad van Turnhout merkt het volgende op. a. De opeenvolgende schepencollege van Turnhout hebben zich nauwkeurig aan de bepalingen van het Gewestplan gehouden. In tegenstelling tot andere gemeenten uit de omgeving bezit Turnhout boven het kanaal nog een woonuitbreidingsgebied dat niet aangesneden werd. Turnhout wordt hiervoor «gestraft" door het verlies van ongeveer 41 ha mogelijk woongebied in De Wieltjes. Aan een gemiddelde van 25 woningen/ha betekent dit een verlies van 1025 woningen! In het huidig GRUP wordt deze oppervlakte nergens gecompenseerd. De Turnhoutse Maatschappij voor de huisvesting heeft in de jaren '70 in dit gebied een terrein met een oppervlakte van bijna 18ha verworven wat overeenkomt met ongeveer 450 woningen. In de jaren '80 heeft de TMH een stedenbouwkundige vergunning bekomen voor het oprichten van een eerste fase met Hoc woningen. Deze zijn echter niet uitgevoerd. Het schepencollege van Turnhout gaf de voorkeur aan het inplanten van beperkte groepen sociale woningbouw in de binnenstad en heeft sindsdien een aantal eigen gronden in de binnenstad aan de TMH verkocht of in erfpacht gegeven. Volgens de bepalingen van het gewestplan is een woonuitbreidingsgebied uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang er een geen Bijzonder Plan van Aanleg voor het gebied bestaat. De TMH kan dus tot aan het goedkeuren van het GRUP aanspraak maken op het bekomen van een bouwvergunning. Bij het omvormen van het gebied tot Natuurgebied kan de TMH aanspraak maken op het bekomen van planschade. Bij het verwerven van het gebied door de afdeling Natuur zal de TMH onvoldoende vergoed worden om nieuwe gronden te verwerven, geschikt voor het oprichten van 450 woningen. Het schepencollege heeft daarom steeds aangedrongen op een sluitende regeling met de TMH vóór het goedkeuren van het GRUP. Dit is niet gelukt. In de toelichtingsnota staat op bladzijde 226 onder het punt E. Maatregelen ter realisatie dat een werkgroep ad-hoc zal worden opgericht, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Vlaamse ministers bevoegd voor ruimtelijke ordening, voor huisvesting en voor leefmilieu, vertegenwoordigers van de vier gemeenten, vertegenwoordigers van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de betrokken huisvestingsmaatschappijen met als opdracht om binnen een periode van zes maanden een actieplan inzake sociale huisvesting voor het regionaalstedelijk gebied Turnhout op te maken. Wat gebeurt er echter als deze werkgroep er niet in slaagt een regeling uit te werken die voldoende compensaties biedt aan de TMH? Er blijft de huisvestingsmaatschappij dan slechts één middel over : het starten van een procedure voor het bekomen van planschade. Om deze rechtsonzekere situatie te voorkomen moet in de stedenbouwkundige voorschriften onder Artikel 13 een vierde paragraaf ingevoegd worden waar de tekst uit de toelichtingsnota wordt hernomen, aangevuld als volgt : Indien deze werkgroep binnen de periode van zes maanden, te rekenen vanaf de goedkeuring van het GRUP, geen sluitende bindende regeling heeft uitgewerkt dan zullen de eigendommen van de Turnhoutse Maatschappij voor de Huisvesting automatisch terug omgevormd zijn tot woonuitbreidingsgebied met alle rechten zoals ze voorkomen in de bepalingen van het gewestplan Turnhout. Zij blijven Woonuitbreidingsgebied tot wanneer er een sluitende bindende regeling is waarna het gebied definitief Natuurgebied wordt.
28
Dossier 157
b. Onder `E Maatregelen ter realisatie" wordt op pag. 226 van de toelichtingsnota in het tweede punt gesteld : `Aankoop van (delen van) het gebied door het Vlaams gewest (afdeling Natuur)." Om dit te kunnen realiseren moet in Artikel 13.1 van de Verordenende stedenbouwkundige voorschriften volgende paragraaf toegevoegd worden:: “§4 Op het hele gebied is een recht van voorkoop van toepassing als bedoeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. In uitvoering van artikel 63 van het decreet wordt de rangorde voor de toepassing van het voorkooprecht vastgesteld als volgt : 1. Het Vlaams gewest, 2 De provincie, 3. De gemeente.” c. Het opstellen van een GRUP is een unieke gelegenheid om zonevreemde woningen op een stedenbouwkundig verantwoorde manier zone-eigen te maken. In het natuurgebied De Wieltjes staan twee geïsoleerde woningen. De Wieltjenshoeve (wijk P nrs 354b) ligt momenteel in woonuitbreidingsgebied; de woning Steenweg op Merksplas 61 (wijk P nr. 401 h) in Parkgebied. In het ontwerp van stedenbouwkundige studie "Heizijdse Velden", opgesteld door de studiegroep Omgeving in opdracht van de Stad Turnhout zijn ze beiden als te behouden bestaande bebouwing opgenomen. Het is wenselijk de huiskavel van beide percelen in een woonpark te situeren, zoals gevraagd voor de twee woningen aan de overzijde van de Steenweg op Merksplas (zie Deelplan 08) waardoor de zonevreemdheid verdwijnt. Verder verkavelen moet verboden worden. Vlacoro neemt akte van de toevoegingen aan de stedenbouwkundige voorschriften. Het is echter een beleidskeuze om het voorziene woonreservegebied te schrappen, aangezien de taakstelling voor wonen elders ingevuld kan worden. Indien de werkgroep geen sluitende regeling kan uitwerken kan de TMH zich alsnog beroepen op planschade. Dit naar aanleiding van de omzendbrief 25/10/2002 RO/2002/03 in verband met het opmaken van een gemeentelijke woonbehoeftestudie en het ontwikkelen van woonuitbreidingsgebieden met of zonder woonbehoeftestudie werden woonuitbreidingsgebieden in stedelijk gebied vrijgegeven. Vlacoro merkt op dat bij het afbakeningsproces voor de problematiek van zonevreemde gebouwen een regeling uitgewerkt werd. Zo werd bijvoorbeeld beslist om voor woningen op bedrijventerreinen geen uitzonderingsgrond meer in te voeren. Voor de Wieltjes en in agrarische gebieden werd beslist om de ruimtelijke samenhang van het gebied te behouden, maar een uitzonderingsgrond voor de bestaande ZV gebouwen in de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied in te schrijven. Deze werden vastgelegd op basis van de bepalingen in het decreet art 145 en volgende..
B.1.2. Bezwaarschriften 2. Natuurpunt [B89] wijst op de interferentie RUP Turnhout met de afbakening en invulling van het VEN De gebieden Frans Seghersreservaat, Wieltjes en een gebied nabij Boones Blijk te Turnhout, welke zouden herbestemd worden naar natuurgebied, zouden tevens voorzien worden van de overdruk GEN, als onderdeel van het VEN. Deze gebieden hebben heden een andere bestemming (woonuitbreidingsgebied, industriegebied,..). Deze gebieden werden door het Instituut voor Natuurbehoud (IN) niet gescreend op hun VENwaardigheid, noch werd aanduiding als GENNEN teruggekoppeld met het IN. Ruimtelijk sluiten ze zelfs niet aan bij het gewenst VEN. Bovendien is er ook het gegeven dat aanduiding van Grote Eenheden Natuur een onderdeel is van het Buitengebiedbeleid (in principe niet van het stedelijk beleid) en dat het in wezen 'VEN 2de fase' betreft (standpunt natuurpunt in bijlage) Natuurpunt stelt zich ook ernstige vragen bij de stedenbouwkundige voorschiften binnen een aantal van deze nieuwe natuurgebieden. Zo wordt bv. in het deelplan Frans Seghers een volkstuinencomplex mee opgenomen in het natuurgebied, tevens GEN en VEN. In de stedenbouwkundige voorschiften stelt men dat alle maatregelen die instandhouding van het volkstuinencomplex mogelijk maken, toegelaten zijn. Zelfs functiewijziging (!) van bebouwde onroerende goederen (niet: bestaande vergunde woningen) ifv verblijfsrecreatie is toegelaten.
29
Dossier 157
Waarmee wil natuurpunt niet gezegd hebben dat de herbestemming als natuurgebied van een aantal gebieden geen goede zaak is (natuurlijke structuren stoppen immers niet aan de grens van het stedelijk gebied) zie hiervoor bijlage standpunt natuurpunt VEN in stedelijke gebieden) Vlacoro stelt vast de motivatie om voor het gebied de Wieltjes een overdruk GEN te voorzien, enkel op ruimtelijke gronden aangeduid werd, als een ruimtelijk functioneel samenhangend natuurgebied (toelichtingsnota pg 224 pnt A), maar niet de natuurgerichte visie benadert (conform het decreet natuurbehoud art 20-21 …) Hoewel het RSV (pg 383 voetnoot) vermeldt dat grote eenheden natuur die in RUP’s afgebakend worden, overeenstemmen met deze die volgens de bepalingen in het decreet natuurbehoud afgebakend worden. In de eerste plaats staat de natuurlijke structuur in voor een duurzaam ecologisch functioneren en is de natuurfunctie bovengeschikt aan de andere aanwezige functies. De stedenbouwkundige voorschriften van de onderliggende bestemmingen in dit RUP zijn hier niet mee in overeenstemming. In het gebied de Wieltjes ligt de nadruk op landschappelijke waarden en KLE. Vlacoro meent dat de status van VEN (overdruk GEN) voor dit gebied niet te handhaven is, en beter gekozen wordt voor de aanduiding als randstedelijk groengebied.
3. De Turnhoutse Maatschappij voor de Huisvesting nv [B151] vraagt om de hoedanigheid van woonuitbreidingsgebied van De Wieltjes te behouden. Indien op deze wens niet wordt ingegaan, doet de T.M.H. de aanbeveling om minstens de percelen grond van hun eigendom gelegen tussen de Steenbakkerslaan en de dreef van De Wieltjes (plan in bijlage) als aansnijdbaar woonuitbreidingsgebied te bewaren. De vennootschap geeft eerst enige achtergrondinformatie. Zij verwierf het gebied Wieltjes (+/- 18 ha) in 1974. Het vooruitzicht dat de gronden zouden worden benut voor sociale huisvesting haalde enkele mede-eigenaars over de brug om te verkopen. In 1977 werd daarvoor wel een voorontwerp ingediend, doch dit werd later uitgesteld op verzoek van de Stad Turnhout. Naderhand groeide bij de T.M.H. in de jaren negentig het inzicht dat het niet langer maatschappelijk wenselijk is om op de gronden een project te realiseren dat louter bestemd is voor sociale verhuring. Daarom werd de intentie gekoesterd om op de gronden een mix te realiseren van sociale huurwoningen, koopwoningen (deels te realiseren door de T.M.H. en of de privé) en sociale kavels. De locatie tussen de Steenbakkerslaan en de dreef leent zich daartoe uitstekend. De vennootschap plande op het terrein een project (met 450 woongelegenheden) dat vergelijkbaar is met de Parkwijk. De statige dreven werden maximaal geïntegreerd in de nieuwe wijk, die daardoor residentiële trekjes krijgt en perfect aansluit op de nabijgelegen Steenbakkerslaan. De vennootschap dient bezwaar in tegen de bestemmingswijziging van de "gronden Wieltjes" omdat: * de bestemmingswijziging een kruis zet over een gemengd project van zowat 450 woongelegenheden; * er geen enkele concrete garantie is ingebouwd voor hetzij een financiële compensatie, hetzij grondruil; * het RUP gewag maakt van de bouw van 15 % sociale woningbouw (740 woningen) binnen het stedelijk gebied Turnhout - Beerse - Vosselaar - Oud-Turnhout? maar laat het aan de schepencolleges over of de taakstelling wordt uitgevoerd. Weliswaar hebben de respectievelijke gemeenten de intentie een 15 % sociale huisvestingsregel op te leggen maar in de praktijk blijkt dit niet haalbaar te zijn. Reeds gevoerde onderhandelingen met privé promotoren voor een project binnen de stadskern wijzen uit dat deze alleen gronden verkopen tegen marktconforme voorwaarden, wat een project voor sociale huurwoningen onmogelijk maakt. Ter verduidelijking is een plan bij het bezwaarschrift gevoegd.
30
Dossier 157
Vlacoro neemt akte van het TMH om het oostelijk deel van het gebied alsnog de bestemming WUG te behouden. Het is echter een beleidskeuze om het voorziene woonreservegebied te schrappen, aangezien de taakstelling voor wonen elders ingevuld kan worden. De visie van het GRUP bestaat er in om sterke stedelijke ontwikkelingen binnen de ring en het kanaal Dessel-Schoten en het noorden te houden. In deze context bleek een ruimtelijke uitloper langs de steenweg op Merksplas ongewenst. Dit in samenhang met de gaafheid van het landschap motiveert de keuze voor een randstedelijk groenelement. Vlacoro stelt echter vast dat deze onderbouwing onvoldoende naar voor komt bij motivatie voor omzetting van dit gebied van woonreservegebied naar randstedelijk groenelement in de toelichtingsnota. Hiertoe zou verwezen moeten worden naar de onderzoeksnota’s die aan de opmaak van het GRUP vooraf gaat en die gehanteerd werden om tot een ruimtelijke vertaling te komen van de taakstelling voor wonen. Voor de 450 potentieel te bouwen woningen in dit gebied dient volgens de toelichtingsnota (pg. 224), de eigenaar TMH een compensatie te worden geboden op andere locaties in het stedelijk gebied.
4. De afdeling Natuur Antwerpen [B159] kan zich vinden in de ruimtelijke krachtlijnen van het afbakenings-RUP en de vertaling ervan naar een afbakeningslijn. De gewenste ruimtelijke structuur voor het regionaalstedelijk gebied wordt niet in vraag gesteld. Wél worden volgende vraagtekens geplaatst bij de concrete uitwerking van dit deelplan. Het gebied wordt begrensd door een drietal bestaande infrastructuren, met name de Steenweg op Merksplas, de Ring (R13) en het kanaal DesselSchoten. Kenmerkend zijn de relatieve openheid van het gebied en de landschapsecologische waarde (houtwallenlandschap). Gezien de nabije ligging van de Wieltjes tot het stadsbos (en de nood aan openbaar groen) en het feit dat in de Wieltjes landschapsbehoud (vrijwaren open ruimte in het stedelijk gebied) en landschapsontwikkeling (versterking KLE's) voorop staan, adviseert afdeling Natuur aanduiding van de Wieltjes als randstedelijk groengebied (ipv natuurgebied). Aanduiding als GEN (als deel van het VEN) dient geschrapt te worden. Voorwaarden naar behoud en versterking van de kleine landschapelementen (KLE's) dienen ingebed in de stedenbouwkundige voorschriften. Ter verduidelijking zijn plannen en stukken bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 2. Vlacoro stelt zich ook de vraag of een kwalitatieve invulling van stedelijke groengebieden (KLE, bescherming en ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden, etc ) zijn vertaling kan vinden in het GRUP zelf (via stedenbouwkundige voorschriften en beheersovereenkomsten – waar het instrument RUP zich toe leent) dan wel vertaald dient te worden in een sectoraal inrichtingsplan.
5. De bezwaarindiener [B165] is eigenaar van een landhuis met omliggend percelen, gelegen te Turnhout, Steenweg op Merksplas 61, kadastraal gekend als: sectie P: 400 c 400 e, 402 n, 401 h, 401 f, 401 g, 402, b, 402k, 402 m 403 a, 404 b, 405 g, 411 e, 415 g, 416 n, 436 f, 465 d, 494 b (deel). sectie B: 370 e en 371 e. Het landhuis, gebouwd in 1961, wordt gebruikt als woning, de onmiddellijk omliggende percelen (sectie P, 401 h en delen van 40 e en 402 n) als tuin met een louter esthetische waarde. Er zijn geen waardevolle natuurelementen. Het gebied hierachter bestaat uit bos en weiland doorkruist met dreven, hetwelk gebied door mijn cliënt op een oordeelkundige wijze wordt beheerd. Betrokkene heeft de volgende bezwaren:
31
Dossier 157
a. Er is geen relatie tussen het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en de geplande bestemmingswijziging. Betrokkene geeft daaromtrent eerst een uiteenzetting van het planningssysteem en het subsidiariteitsbeginsel zoals dat is uitgewerkt in het RSV en het DRO en gaat dan verder met wat volgt. Een RUP is dus steeds een uitvoering van een ruimtelijk structuurplan. Omdat een GEWRUP enkel maar een uitvoering kan zijn van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, en het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zelf stelt dat bij zijn uitvoering het subsidiariteitsbeginsel in acht moet worden genomen, kan het Gewest slechts optreden middels een GEWRUP in de mate dat het subsidiariteitsbeginsel dit toelaat en in de mate dat het GEWRUP een uitvoering is van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Deze noodzakelijk band tussen een structuurplan en een RUP is de reden waarom artikel 38, §1, eerste lid, 4° DRO stelt dat een RUP de relatie met het ruimtelijk structuurplan waarvan het de uitvoering is moet aanduiden. Deze relatie moet er niet zomaar zijn omdat artikel 38, §1, eerste lid 4° DRO bepaalt dat ze moet worden aangeduid; deze relatie moet er zijn omdat een ruimtelijk uitvoeringsplan in essentie een uitvoering is van een ruimtelijk structuurplan, en niet meer dan dat. In deze wordt de bestemming van het domein van betrokkene gewijzigd van parkgebied naar "natuurgebied de Wieltjes". In de toelichtingsnota bij het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan "Regionaalstedelijk Gebied Turnhout" wordt een uiteenzetting gegeven van de relatie van dit uitvoeringsplan met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Hierin wordt verwezen naar de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke gebieden, zoals die zijn weergegeven in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Eén van deze ontwikkelingsperspectieven is "het behoud en ontwikkeling van stedelijke natuurelementen en randstedelijke groenelementen". De toelichtingsnota geeft dus wel formeel aan welke bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen met de bewuste bestemmingswijziging worden uitgevoerd. Dit volstaat evenwel niet als "relatie" tussen het ruimtelijk structuurplan en het ruimtelijk uitvoeringsplan. Een relatie houdt in dat ook moet worden uitgelegd waarom de taakstelling uit het structuurplan juist op die wijze ten uitvoer wordt gelegd. In het deel omtrent het "natuurgebied de Wieltjes" leest betrokkene hieromtrent het volgende: "In de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur van het regionaalstedelijk gebied Turnhout zijn verschillende gebieden aangeduid die deel uitmaken van de stedelijke groenstructuur, onder meer enkele groene vingers die aansluitend op het buitengebied in het stedelijk gebied penetreren, zoals de Wieltjes. In de hypothese gewenste ruimtelijke structuur wordt worden deze groene vingers grensstellend genoemd, waarbij de ecologische functie een belangrijke rol dient te spelen. In dit gebied betreft het een karakteristiek kleinschalig landschap met houtkantwallen. Omwille van het belang voor de stedelijke leefbaarheid wordt het gebied als een open gebied behouden en ontwikkeld zodat de ecologische en maatschappelijke functie ervan beter tot uitdrukking komt. Bovendien zal dit gebied in aansluiting met het stadsbos en het meer westelijk gelegen natuurgebied Boones Blijk worden opgenomen als deel van een groter gebied dat functioneert als een ruimtelijk functioneel samenhangend natuurgebied. In die zin wordt gesproken over onderdelen van een grote eenheid natuur'. Alle grote eenheden natuur samen vormen het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) in de zin van het decreet op natuurbehoud. Deze herbestemming draagt bij tot het realiseren van voldoende omvangrijke en samenhangende gebieden, het met elkaar verbinden van deze gebieden en het bufferen van deze gebieden tegen externe invloeden. Bij de afweging van de gewenste nederzettingsstructuur werden de verschillende mogelijke gebieden voor de situering van de taakstelling op vlak van wonen afgewogen ten opzichte van de hypothese gewenste ruimtelijke structuur. Hierbij werd geconcludeerd dat dit op gewestplan aangeduide woonuitbreidingsgebied niet verder in aanmerking komt voor bebouwing. Voor de 450 potentieel te bouwen woningen in dit gebied dient de huidige eigenaar Turnhoutse Huisvestingsmaatschappij een compensatie te worden geboden op andere locaties in het stedelijk gebied. In tegenstelling tot de formulering in het actieplan van het afbakeningsvoorstel, wordt dit gebied, dat gelegen is binnen de ring opgenomen binnen het stedelijk gebied."
32
Dossier 157
Elke verwijzing naar het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ontbreekt hier. De bewuste bestemmingswijziging wordt gemotiveerd vanuit een "hypothese van een gewenste ruimtelijke structuur" en vanuit een afweging van de "gewenste nederzettingsstructuur". De gewenste ruimtelijke structuur dient evenwel te worden weergegeven door een Ruimtelijk Structuurplan (artikel 18 van het DRO). Deze afweging wordt, voor wat betreft het randstedelijk groen van Turnhout, niet gemaakt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, maar zal bij uitstek moeten worden gemaakt in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de Stad Turnhout. Dit structuurplan is er nog niet. Enkel een structuurplan biedt, door zijn verplichte samenstelling (informatief, richtinggevend en bindend gedeelte) en door zijn totstandkomingsprocedure voldoende waarborgen om te komen tot een "gewenste ruimtelijke structuur". Deze stap wordt door het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan overgeslagen. In het gewestelijk RUP wordt in de toelichtingsnota een gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt, die vertaald wordt naar de bewuste bestemmingswijziging. Dit dient niet te gebeuren in een Ruimtelijk Uitvoeringsplan, maar wel in een Ruimtelijk Structuurplan. Op de hier toegepast wijze wordt het planningssysteem van het decreet omzeild. Bovendien is het duidelijk dat het gemeentelijk niveau het meest geschikte niveau is om stadsbossen en randstedelijk groen in te tekenen. Dit gemeentelijk niveau heeft reeds te kennen gegeven een andere invulling te willen geven aan de woning en de tuin van mijn cliënt, met name door deze op te nemen als een woonpark. b. De bestemmingswijziging van parkgebied naar natuurgebied voor de woning en de omliggende tuin. Bij de opmaak van het gewestplan werd aan het landhuis en de omliggende tuin de bestemming gegeven van "`parkgebied". Deze bestemming was een normale bestemming te noemen voor dit soort domeinen. Er bestaat geen twijfel over dat de opmakers van het gewestplan nooit de bedoeling hebben gehad hiermee aan te geven dat het landhuis in het domein niet gewenst was. In tegendeel. Een parkgebied moet immers "in zijn staat" worden behouden, hetgeen het behoud van de woning impliceert. Bovendien bepaalde de legende van de gewestplannen oorspronkelijk ook dat de bestaande woningen nog mochten worden uitgebreid (artikel 21 van het K.B. van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen). Bij de opmaak van het gewestplan wenste de overheid dus het behoud van het domein, met inbegrip van het landhuis, dat daarbij de nodige ontwikkelingsmogelijkheden kreeg. Het is door de afschaffing van dit artikel 21 van het K.B. van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, en de vervanging van dit artikel door de opeenvolgende decretale bepalingen inzake zonevreemde woningen dat de relatie tussen de doelstelling van het gewestplan en de uitwerking ervan verbroken werd, waardoor het landhuis de facto zonevreemd werd, waar een landhuis in een parkdomein eigenlijk zone-eigen is. Met de huidige bestemmingswijziging zou deze vergissing kunnen worden rechtgezet. Het meest logische zou zijn om deze de bestemming van de woning en de omliggende tuin te wijzigen naar woonpark, zoals gevraagd in het advies van de gemeenteraad. Een alternatief bestaat erin de bestemming tot parkgebied te behouden mits enkele aanpassingen, die het mogelijk maken om het domein daadwerkelijk als een privaat park in te richten. Betrokkene denkt daarbij in hoofdzaak aan voorschriften die het herbouwen van het integrale landhuis na een ramp mogelijk maakt, alsook aan voorschriften die beperkte uitbreidingen (terrassen e.d.) toelaten. De bezwaarindiener stelt evenwel vast dat het ontwerp van Ruimtelijk Uitvoeringsplan volledig voorbijgaat aan het feit dat het hier gaat om een parkdomein, en niet om een natuurgebied.
33
Dossier 157
Het domein, met inbegrip van het landhuis en de omliggende tuin wordt herbestemd tot natuurgebied. Het zal evenwel duidelijk zijn dat het onredelijk is te eisen dat de tuin na herbestemming in hoofdzaak een natuurfunctie verkrijgt. Hetzelfde geldt voor het landhuis. Betrokkene vraagt dan ook de woning en de omliggende tuin niet tot natuurgebied te herbestemmen, maar het een bestemming te geven tot woonpark, zoals gevraagd in het advies van de gemeenteraad. c. De uitzonderingsmogelijkheden voor de woning na herbestemming De bezwaarindiener stelt vast dat bij de herbestemming van het domein naar natuurgebied een aantal mogelijkheden werden opengelaten om aan de woning alsnog een aantal veranderingen aan te brengen. In vergelijking met de mogelijkheden die vervat zijn in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening zijn deze mogelijkheden beperkt en betrokkene verzoekt minstens de bestaande decretale uitzonderingsmaatregelen te behouden, indien niet zou geopteerd worden voor een bestemming tot woonpark. Er is evenwel meer. In de nota van de Vlaamse Regering van 6 oktober 2000 betreffende de "standpuntbepaling in verband met de problematiek van de zonevreemde woningen" wordt gesteld dat alle bestaande, vergunde woningen in aanmerking komen om te worden herbestemd naar een woonzone of voor specifieke gebiedsgerichte voorschriften die het verbouwen of herbouwen, afhankelijk van de specificiteit van het gebied, al dan niet voorwaardelijk toelaten. In deze wordt niet gekozen voor een herbestemming als woonzone, maar wel voor het omschrijven van een aantal voorschriften die het verbouwen of herbouwen binnen bepaalde grenzen toelaten. Volgens de nota dient dit "gebiedsspecifiek" te gebeuren. Het dossier bevat evenwel niet de minste aanduiding waarom in deze gekozen wordt voor de voorgestelde gebiedsspecifieke voorschriften. Zo valt niet in te zien waarom de woning enkel herbouwd kan worden na heirkracht, nu een herbouwing ter vervanging van de bestaande woning ruimtelijk exact dezelfde implicaties heeft dan een herbouwing na heirkracht. Er valt evenmin in te zien waarom een herbouwing beperkt moet blijven tot 1.000 m³, nu het bestaande gebouw heel wat groter is dan deze maximumgrens, en het behoud van het huidige volume exact dezelfde implicaties heeft dan het herbouwen van dit volume. De grens van 1.000 m³ in de voorschriften van het RUP is overgenomen uit de uitzonderingsbepalingen van het decreet. De ontwerpers van het RUP hebben hierbij uit het oog verloren dat het RUP moet worden opgemaakt in functie van de gebiedsspecifieke kenmerken van het plangebied, en dit in tegenstelling tot het decreet dat in het algemeen een regel stelt. De decreetgever heeft een tijdelijke regeling uitgewerkt, die geldt in alle gevallen, in afwachting van de opmaak van een RUP, waarbij van geval tot geval beslist zou worden wat er met de zonevreemde woningen moest gebeuren. Van de decreetgever kan in die omstandigheden nog aanvaard worden dat hij niet zomaar wenste toe te laten dat in alle gevallen grote bouwvolumes worden bestendigd door afbraak en wederopbouw met behoud van het bouwvolume, en dat hij dus een bovengrens stelde. Deze bovengrens is evenwel geenszins evident in het kader van de opmaak van een RUP. Behoudens vergissing bevat het bewuste natuurgebied drie zonevreemde woningen. Het is perfect mogelijk om voor deze woningen na te kijken of het herbouwen van deze woningen binnen hetzelfde volume ruimtelijk aanvaardbaar is. Indien dit zo is, dan kan de grens van 1.000 m³ vervallen. Indien dit niet zo is, dan dient het RUP meteen ook te zeggen waarom dit zo is. Betrokkene ziet daarbij geen reden waarom gekozen zou worden voor uitzonderingsregels, waar de woning met tuin evengoed bestemd zou kunnen worden tot woonpark.
34
Dossier 157
d. Het gebied is niet VEN-waardig In de eerste fase van de afbakening van het VEN werd het domein niet opgenomen, al had dit, gelet op de bestemming, wel gekund. Nochtans was het de bedoeling om in de eerste fase van de afbakening van het VEN die gebieden in het VEN op te nemen die VEN-waardig waren en, gelet op hun bestemming, in het VEN konden worden opgenomen. In de tweede fase zouden, door middel van groene RUP's, bestemmingswijzigingen doorgevoerd worden voor percelen die, gelet op hun bestemming, niet in het VEN konden worden opgenomen, maar wel VEN-waardig zijn. Indien het domein van betrokkene VEN-waardig zou zijn, zou het dus in de eerste fase van de afbakening van het VEN zijn meegenomen vermits de bestemming geen hinderpaal was. Dit is niet gebeurd, waardoor minstens impliciet te kennen is gegeven dat het gebied niet VEN-waardig is. Indien het domein alsnog in de tweede fase in het VEN wordt opgenomen, dient uiteraard hetzelfde beoordelingskader te worden gebruikt als indien het goed in de eerste fase van de afbakening het VEN zou zijn opgenomen. Betrokkene stelt vast dat in de eerste fase van de afbakening van het VEN bewust gekozen werd om parkdomeinen rondom villa's, landhuizen en kastelen in de meeste gevallen niet op te nemen in het VEN. In het ontwerp van afbakeningsplan dat aan het openbaar onderzoek werd onderworpen kan men op diverse plaatsen merken dat de afbakeningslijn dit soort domeinen meestal vermijdt. Enkele domeinen werden wel opgenomen in het ontwerp, maar werden na openbaar onderzoek geschrapt. De bezwaarindiener verwijst dan naar het toetsingskader gehanteerd bij de bespreking van de bezwaren in de Mina-raad. Daar worden de woningen en de tuinen van parkdomeinen niet opgenomen in het VEN, op voorwaarde dat de samenhang van het gebied hierdoor niet wordt gehypothekeerd. Enkel parkdomeinen die een enclave vormen binnen een groter geheel worden als VEN afgebakend. Het domein is geen enclave binnen het VEN. Het is gelegen aan de noordoostelijke zijde van het gebied waarvan de afbakening als VEN wordt voorgesteld, en aan de rand van dit gebied. De woning met omliggende tuin hoort dus niet thuis binnen het VEN. Hierbij komt dat volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen de Grote Eenheden Natuur aaneengesloten gebieden zijn waar de natuurfunctie bovengeschikt is aan de andere functies, en natuur als hoofdgebruiker voorkomt, waar momenteel een hoge biologische waarde en een hoge toekomstwaarde is, waar de biologische waarde kan toenemen door aangepast natuurbeheer en dat een kern kan vormen die de duurzame instandhouding van ecotopen kan garanderen (RSV, p.385). . Er dient dan ook te worden aangetoond dat het domein reeds een hoge biologische waarde heeft. Voor de woning met de omliggende tuin is dit niet het geval. Daarbij komt dat de afbakening als VEN niet in overeenstemming is met de principes van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden Grote Eenheden Natuur en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling, (GEN en GENO, samen VEN) beschouwd als ruimtelijke beleidscategorieën, noodzakelijk om een gedifferentieerd ruimtelijk beleid te voeren. Het gaat hierbij om specifieke ruimtelijke beleidscategorieën van het buitengebied, reden waarom deze beleidscategorieën behandeld worden in de hoofdstukken die handelen over het buitengebied. Het domein bevindt zich niet in het buitengebied, maar wordt door het RUP zelf als stedelijk gebied geselecteerd, waardoor het meteen onmogelijk wordt om het domein als VEN af te bakenen. Het "natuurgebied De Wieltjes" kan dus niet in het VEN worden opgenomen. Een bestemmingswijziging voor de eigendom van de bezwaarindiener is juridisch niet mogelijk. Betrokkene zal op zich geen ernstige nadelen ondervinden van de opname als VEN van een deel van zijn domein (met name van het gedeelte dat niet gebruikt wordt als woning of tuin), maar kan zich slechts neerleggen bij deze opname indien voor zijn woning en de tuin een aangepast statuut wordt voorzien. Betrokkene denkt daarbij aan de opname in een woonpark, zoals voorgesteld door de gemeenteraad.
35
Dossier 157
a. Vlacoro merkt op dat decretaal voorzien is dat de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Turnhout een gewestelijke bevoegdheid vormt en een verdere invulling geeft aan de algemene beleidsprincipes van het RSV. Dit omvat ook een vertaling van de taakstelling voor wonen en werken in stedelijke gebieden. Bijgevolg overschrijdt dit de gemeentelijke bevoegdheid. De gevoerde processen zijn dus conform het subsidiariteitsprincipe. Een verdere invulling van dit RUP in gedetailleerde RUP’s kan voorzien worden in zowel gewestelijke of gemeentelijke RUP's Het GRUP afbakening regionaalstedelijk gebied Turnhout omvat een proces dat in verschillende stappen doorlopen wordt. Het is dus logisch dat van een bestaande naar een gewenste structuur gegaan wordt. Vlacoro erkent echter dat deze onderbouwing onvoldoende naar voor komt bij motivatie voor omzetting van dit gebied van woonreservegebied naar randstedelijk groenelement in de toelichtingsnota. Hiertoe zou duidelijker verwezen moeten worden naar de onderzoeksnota’s en de nota met het voorstel tot afbakening die aan de opmaak van het GRUP vooraf gaat en die gehanteerd werden om tot een ruimtelijke vertaling te komen van de taakstelling voor wonen. Vlacoro betreurt dat de procesinformatie dat aan de afbakening van het RUP vooraf gaat, geen deel uitmaakt van de beschikbare informatie tijdens het openbaar onderzoek (cfr. advies Vlacoro dd. 03/02/11 RUP afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst) b. Vlacoro merkt op dat bij het afbakeningsproces voor de problematiek van zonevreemde gebouwen een regeling uitgewerkt werd. Zo werd bijvoorbeeld beslist om voor woningen op bedrijventerreinen geen uitzonderingsgrond meer in te voeren. Voor de Wieltjes en in agrarische gebieden werd beslist om de ruimtelijke samenhang van het gebied te behouden, maar een uitzonderingsgrond voor de bestaande ZV gebouwen in de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied in te schrijven. Deze werden vastgelegd op basis van de bepalingen in het decreet art 145 e.v. c. Vlacoro merkt op dat bij het afbakeningsproces voor de problematiek van zonevreemde gebouwen een regeling uitgewerkt werd. Zo werd bijvoorbeeld beslist om voor woningen op bedrijventerreinen geen uitzonderingsgrond meer in te voeren. Voor de Wieltjes en in agrarische gebieden werd beslist om de ruimtelijke samenhang van het gebied te behouden, maar een uitzonderingsgrond voor de bestaande ZV gebouwen in de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied in te schrijven. Deze werden vastgelegd op basis van de bepalingen in het decreet art 145 e.v. Het wordt niet wenselijk geacht deze voorschriften te verruimen. Deze voorschriften gelden immers evenzeer in parkgebied. d. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 2. 6. Toerisme Vlaanderen [B172] merkt op dat het behoud en de kwaliteitsverhoging van landschappelijke en natuurlijke aantrekkingselementen vormen een basisvoorwaarde voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van een regio. Wanneer een gebied het predikaat `natuur' opgeplakt krijgt, is de kans groot dat de recreatieve waarde ervan stijgt. Om de natuurwaarden te vrijwaren is het belangrijk recreatieve activiteiten te zoneren in functie van aard (bijv. zachte/harde recreatie) en tijdstip (bijv. in functie van broedtijden fauna, specifieke landbouwactiviteiten,...). Dit ruimtelijk principe volgt het draagkrachtconcept en wordt ook door Toerisme Vlaanderen ondersteund. Anderzijds is het ook zo dat de ontwikkeling van aangepaste recreatie en toerisme bijdraagt tot het behoud en de verdere ontwikkeling van de natuurlijke waarden. In dit kader is het dus zeer belangrijk dat elk natuurgebied toegankelijk wordt en blijft voor de zachte recreant. Vlacoro neemt akte van dit voorstel. In het randstedelijk groengebied Wieltjes dient hiertoe voorzien te worden - in aansluiting op de eigenheid van het gebied – in nevengeschikte functies als waterberging, landschap, natuur, landbouw en laagdynamische recreatieve activiteiten. Mogelijk vraagt de een optimaal samengaan van deze verschillende functies een verdere vertaling in een inrichtingsplan voor dit gebied, dan wel de vertaling in stedenbouwkundige voorschriften in dit GRUP. Het samengaan van de verschillende functies mag echter niet betekenen dat de bestaande natuur- en landschappelijke waarden in het gebied er op achteruit gaan.
7. De bezwaarindieners [B240 en B241] dienden een gelijkaardig bezwaarschrift in.
36
Dossier 157
De bezwaarindieners [B240] hebben zakelijke rechten op onroerende goederen die in deze afbakening gelegen zijn, meer bepaald, perceel wijk P nrs. 354b ( De Wieltjeshoeve) en enkele omliggende percelen. Deze percelen zijn nu woonuitbreidingsgebied en worden natuurgebied. De betrokkenen staven hun bezwaren ook met een rapport van een studiebureau dat onder meer op hun verzoek werd opgesteld en als integraal onderdeel moet worden beschouwd van het bezwaarschrift. De bezwaarindieners [241] zijn mede-eigenaars van de onroerende goederen die in deze afbakening gelegen zijn. Meer bepaald betreft het hier het perceel wijk P nrs. 368, 346 en 354 en enkele omliggende percelen (terreinen tussen Kanaal Dessel - Schoten, de Merkplas steenweg en De Wieltjeshoeve). Betrokkenen hebben bij hun bezwaarschriften een rapport van een studiebureau gevoegd waaruit moet blijken dat er belangrijke motieven bestaan ter argumentatie van het behoud van de terreinen als woonreserve gebied. De argumenten van de bezwaarschriften zijn de volgende: a. Er wordt ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen de gebieden ten oosten en ten westen van de Steenbakkerstraat. De gronden van cliënten situeren zich immers volledig ingesloten tussen het bestaande woongebied van de Steenbakkerstraat. Als dusdanig kan dit gebied dan ook niet zomaar evident aanzien worden als "open ruimte". In het hoofdstuk 5.4. "landschapsecologische samenhang" van het SORESMA-rapport wordt geconcludeerd dat de landschapsecologische relatie van de terreinen van cliënten met de groen - en natuurgebieden ten noorden van de terreinen van onze cliënten verloren is gegaan of gedegradeerd. Ook de vooropgestelde verbinding met VEN komt hierdoor in het gedrang. In de noordelijke randzone van de terreinen van cliënten is de connectiviteit met de bosgebieden en de houtkanten immers verstoord door de ontwikkeling van een residentiële woonwijk en de degradatie van de verbindende KLE'S. De argumenten die worden aangehaald bij de selectie als natuurgebied, gaan wel degelijk op voor wat betreft de gronden gelegen ten westen van de Steenbakkerstraat. De ontwerpers hebben als dusdanig geen rekening gehouden met het fundamenteel onderscheid tussen de gebieden geleden ten oosten en de gebieden gelegen te westen van de Steenbakkerstraat. De gebieden ten westen van de Steenbakkerstraat voldoen wel degelijk aan de criteria die aanleiding gaven tot de selectie als natuurgebied. b. Het behoud als woonuitbreidingsgebied is in overeenstemming met de planningscontext. In het provinciaal structuurplan Antwerpen werd voorzien dat doorheen het regionaal stedelijk gebied het kanaal kan functioneren als een drager van stedelijke vernieuwing en bijkomende ontwikkelingen. In het afbakeningsvoorstel 2000, radarconcept 4 wordt het kanaal Dessel - Schoten inderdaad gezien als multifunctionele as voor het regionaal stedelijk gebied. De nadruk zou er komen te liggen op de versterking van het groen en recreatie en ook het wonen aan het water past binnen de multifunctionele uitbouw van het kanaal en het aangrenzende gebied. In dit verband wordt "het strategisch woonproject kanaalzone" gezien waar men bestaande niet ontwikkelde locaties zal ontwikkelen tot aantrekkelijke woonlocaties. Het betreft hier het gebied juist ten noorden van het kanaal en het omvat tevens een nooit aangesneden industrieterrein. Op die manier tracht men mogelijk te maken op een beperkt aantal locaties woningbouw te ontwikkelen en eventuele kleine aangrenzende delen van woonuitbreidingsgebieden mee op te nemen in de ontwikkeling. Ten oosten van het gebied Wieltjes tussen de N 124 en N 119 worden in het ontwerp GRUP de woonuitbreidingsgebieden aangeduid als "woonreservegebied Open ruimte noord". De argumenten die worden aangehaald voor het behoud van dit woonuitbreidingsgebied, kunnen identiek worden toegepast op de terreinen van betrokkenen. Belangrijk in dit verband is immers dat nabij de bruggen aan het kanaal precies mogelijkheid wordt gegeven op een aantal projecten te realiseren. De gronden van betrokkenen sluiten zowel ruimtelijk als m.b.t. de geformuleerde potenties aan bij het gebied dat in het voorliggende ontwerp GRUP wordt aangeduid als strategisch woonproject Kanaalkom en omgeving. Belangrijk in dit verband is tevens (hiervoor wordt later op ingegaan) dat het open ruimtegebied met de terreinen van betrokken enkel omwille van landschappelijke redenen kan worden onderbouwd. De ecologische waarde ervan is immers gering en vanuit de watertoets kunnen geen harde argumenten worden aangedragen om het gebied alzo te bestemmen.
37
Dossier 157
c. Betrokkenen hebben opdracht gegeven een "landschapsecologische studie" uit te voeren. Op basis van een terreininventarisatie werd een geactualiseerde biologische waarderingskaart opgesteld door een MER-deskundige. De conclusie van deze studie is dat er geen zeer waardevolle vegetatietypes en plantensoorten werden aangetroffen in het gebied en dat de verschillende ecotooptypes ook niet onmiddellijk als uitzonderlijk zijn aan te merken. De natuurkwaliteit is vergeleken met enkele decennia terug gedaald. Als dusdanig kunnen de elementen met een biologische waarde behouden worden in het kader van een toekomstige ontwikkeling van het gebied. In het hoofdstuk 5.4. "landschapsecologische samenhang" van het rapport wordt gesteld dat de landschapsecologische relatie van de terreinen van cliënten met de groen - en natuurgebieden ten noorden van de terreinen van onze cliënten (in het rapport steeds aangeduid als "onderzoeksgebied" ) verloren is gegaan of gedegradeerd. In de noordelijke randzone is de connectiviteit met de bosgebieden en de houtkanten verstoord door de ontwikkeling van een residentiële woonwijk en de degradatie van de verbindende KLE'S. Ook uit dit element blijkt dat er ten onrechte geen onderscheid wordt gemaakt tussen de gronden ten oosten en ten westen van de Steenbakkerstraat. Als conclusie kan dan ook gesteld worden dat er onvoldoende redenen zijn om het gedeelte van "De Wieltjes" waar de gronden van betrokkenen gelegen zijn, op te nemen als natuurgebied, en zeker niet als een natuurgebied "grote eenheden natuur". d. Tot behoud van de betrokken percelen als woonreservegebied wensen de bezwaarindieners te verwijzen naar hoofdstuk 6 van de genoemde studie waaruit blijkt dat in een globale visie de betrokken gronden wel degelijk dienen behouden te worden als woonreservegebied. In die studie ontwikkelt men een ruimtelijke visie waarbij gebruik wordt gemaakt van de criteria die binnen het afbakeningsproces werden gebruikt: het kanaal als multifunctionele as, het bestaande onderscheid dat moet gemaakt worden tussen de gronden ten oosten en te westen van de Steenbakkerstraat. In die ruimtelijke visie worden de mogelijkheden opengehouden voor de toekomstige ontwikkeling van de bestaande landbouwgrond in functie van woningbouw. Er wordt aangetoond dat dit kan gebeuren met respect voor landschappelijke, ecologische en esthetische waarde. Één en ander wordt zeer uitgebreid uitgewerkt en leidt tot een inrichtingschets die rekening houdt met alle criteria en die aanbod kwamen. a. Vlacoro neemt akte van dit voorstel om het oostelijk deel van het gebied alsnog om te zetten tot woongebied. Vlacoro stelt echter wel vast dat het een beleidskeuze is om de landschappelijke waarde en de openheid van het gebied als een geheel te behouden. De visie van het GRUP bestaat er in om sterke stedelijke ontwikkelingen binnen de ring en het kanaal Dessel-Schoten en het noorden te houden. In deze context bleek een ruimtelijke uitloper langs de steenweg op Merksplas ongewenst. Dit in samenhang met de gaafheid van het landschap motiveert de keuze voor een randstedelijk groenelement. Vlacoro stelt echter vast dat deze onderbouwing onvoldoende naar voor komt bij motivatie voor omzetting van dit gebied van woonreservegebied naar randstedelijk groenelement in de toelichtingsnota. Hiertoe zou verwezen moeten worden naar de onderzoeksnota’s die aan de opmaak van het GRUP vooraf gaat en die gehanteerd werden om tot een ruimtelijke vertaling te komen van de taakstelling voor wonen. b. De uitvoering van de bepaling “kanaal Dessel - Schoten als multifunctionele as voor het regionaal stedelijk gebied” is pas gestart in een studie (door het IOK) die de gewenste ontwikkeling van het gebied bestudeerd. Gezien de prille fase van dit onderzoek, werd in dit GRUP geen rekening hiermee gehouden. Vlacoro stelt zich de vraag of hier alsnog afstemming kan voorzien worden. c. Vlacoro verwijst hiertoe naar de antwoord bij kader 7 en kader 2. d. Vlacoro is niet op de hoogte van de studie van SORESMA, noch van het statuut van deze studie binnen de context bij de totstandkoming van dit GRUP. Vlacoro stelt zich de vraag of hier alsnog afstemming kan voorzien worden.
38
Dossier 157
Deelplan 14 - Randstedelijk Groengebied Molenvloet B.1.1. Bezwaarschriften en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 1. De bezwaarindieners [B12] hebben volgende opmerkingen en bezwaren. a. Het gebied Molenvloet is gelegen in woonuitbreidingsgebied overeenkomstig het Gewestplan Turnhout. Op 28 november 1991 besliste de gemeenteraad zijn goedkeuring te geven aan het wegentracé van het ontwerp structuurplan Molenvloet. Op 14 april 1992 besliste het bestuur Ruimtelijke Ordening van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap dat het voorgelegde structuurplan Molenvloet geen aanleiding meer gaf tot opmerkingen en dat dit als basis kan dienen voor de behandeling van verkavelingsaanvragen in toepassing van artikel 45. Aldus was door zowel de gemeente als de gewestelijke administratie beslist overeenkomstig voormeld artikel 5 van het besluit van 28.12.1972. De ordening binnen de gemeente Beerse waarin de gewenste ruimtelijke structuur werd aangegeven voor het gebied "Molenvloet", gesitueerd tussen de Kapelstraat (in het noorden), de Grote Beekstraat en de Brugstraat (in het oosten), de Laakstraat (in het Zuiden) en de St.Corneliusstraat (in het westen) werd aldus volgens de bezwaarindieners onbetwistbaar vastgelegd. Op 21 april 1992 werd door het college van Burgemeester en schepenen een vergunningsaanvraag, ingediend op 22 november 1989 (dus vóór de vaststelling van het structuurplan Molenvloet) geweigerd omdat deze aanvraag sinds de vaststelling van het structuurplan Molenvloet van 28 november 1991 daarmee volgens het college niet in overeenstemming was'. Op 11 september 1992 werd een plan ingediend dat er wel mee in overeenstemming was. Op 10 augustus 1993 leverde het college van burgemeester en schepenen een verkavelingsvergunning af (eerste fase) met betrekking tot een grond gelegen te Beerse, Kapelstraat, kadastraal bekend sectie C, nr. 23/deel, 27/deel, 30, 31, 32c, 33 en 34.5. Deze verkavelingsvergunning vormde de eerste fase en toegangspoort van een te realiseren verkaveling in het gebied Molenvloet, waarvan de gewenste ruimtelijke structuur bepaald werd in het structuurplan Molenvloet en waarvoor het volledige wegentracé op 28 november 1991 werd goedgekeurd. Op de zitting van 18 januari 1994 besliste het College van Burgemeester en Schepenen van Beerse goedkeuring te verlenen aan de uitvoering van de weg- en rioleringsinfrastructuur m.b.t. de verkaveling. In een woonbehoeftenstudie van 2001' wordt gesteld dat het de bedoeling is om het gebied Molenvloet te beschouwen als een voortzetting van het landschappelijk waardevol overstroombaar gebied Egelspoel. Het woonuitbreidingsgebied zou dan ook alleen langs de St. Corneliusstraat en in functie van het hooggelegen gebied, op de diepte van de verkaveling Molenvloet, verder geürbaniseerd worden. Op termijn zou ongeveer 3 ha voor woonzone worden aangewend. Betrokkenen zijn van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften (meer bepaald artikel 14.1) de verwezenlijking van de gewenste ruimtelijke structuur zoals vastgelegd in het gemeentelijk structuurplan van 28 november 1991, in uitvoering waarvan de eerste fase vergund werd op 10 augustus 1993. Deze voorschriften verhinderen ook dat de verkaveling waarvan die eerste fase door de bezwaarindienende partij reeds gerealiseerd werd, verder gerealiseerd zou worden en dit terwijl alleszins een minder ingrijpende oplossing gevonden kan worden, welke zowel rekening houdt met de woonbehoeften enerzijds en de bezorgdheid voor voldoende groengebied anderzijds, terwijl de ten uitvoer gelegde investeringen in infrastructuur van de eerste fase die ook van nut zijn en opgelegd zijn in functie van de verdere fasen, verder kunnen benut worden.
39
Dossier 157
Er is een schending van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Wanneer in het richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, waarvan de overheid slechts bij gemotiveerde beslissing kan afwijken, wordt aangegeven dat de regionaalstedelijke gebieden de potentie hebben om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen, dan mag de overheid bij de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan hiervan niet afwijken, door de mogelijkheid aan de gemeente te ontnemen om bijkomende woongelegenheden te voorzien op een plaats die daartoe geschikt is en waartoe de realisatie van de eerste fase reeds gebeurd is op grond van een door de gemeente vastgesteld ruimtelijk structuurplan, waarin de gewenste ruimtelijke structuur weergegeven werd voor het desbetreffende gebied. Het voorlopig vastgestelde RUP schendt dan ook het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in de mate het de potenties van het betrokken gebied inzake, woongelegenheden, waarvan de eerste fase reeds gerealiseerd werd, onmogelijk maakt. b. Schending van het subsidiariteitsbeginsel Het valt niet te ontkennen dat het voorlopig vastgestelde RUP het structuurplan van 28 november 1991 van de gemeente Beerse volledig doorkruist. In het structuurplan werden de krijtlijnen voor de ontwikkeling van het woonuitbreidingsgebied vastgelegd. Door de ten uitvoerlegging van art. 5 van het KB van 28 december 1972 werd het statuut van woonuitbreidingsgebied in feite duidelijk gewijzigd naar woongebied. Op basis van dit structuurplan werd fase 1 van de verkaveling Molenvloet gerealiseerd, de toegangspoort tot het gebied. De ondergrondse infrastructuurwerken (gescheiden rioleringsstelsel) werden langsheen de ontworpen wegen reeds uitgevoerd en gekoppeld aan het rioleringsnet van de Sint Corneliusstraat. Aldus werd duidelijk maar onomkeerbaar de investering ter ontwikkeling van de volgende fase niet alleen vergund maar zelfs als voorwaarde opgelegd voor uitvoering van de eerste fase. Overigens werd in het structuurplan goedkeuring verleend voor het volledige wegentracé van het gebied, dus niet alleen voor wat het gedeelte van de eerste fase van de verkaveling betrof, maar eveneens voor de twee andere fasen. Het gebied Molenvloet was gelegen in woonuitbreidingsgebied. Met het structuurplan van 28 november 1991 werd een invulling voor de ontwikkeling van dit gebied gegeven. Wanneer de gemeente als best geplaatste instantie, met de meeste kennis van zaken op het terrein, van oordeel was dat het gebied voor woongelegenheden ontwikkelde diende te worden, is het bijzonder merkwaardig dat op het hoogste niveau, zijnde het gewestelijk niveau een totaal tegengestelde visie op het betrokken gebied ontwikkeld wordt, overigens, zoals hoger vermeld, in tegenspraak met de in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ontwikkelde visie op de regionaalstedelijke gebieden met hun belangrijke potenties met betrekking tot woongelegenheid. Aldus wordt het subsidiariteitsbeginsel geschonden. Bovendien wordt een verkapte bestemmingswijziging doorgevoerd die aanleiding zal geven tot planschade. De bezwaarindieners doen zelf een alternatief voorstel teneinde tegemoet te komen enerzijds aan de bezwaren welke zij hebben geformuleerd en anderzijds aan de behoefte aan groene ruimte, zoals voorzien in het voorlopig vastgestelde RUP. Het voorstel komt concreet op het volgende neer: a. enerzijds wordt het hoger gelegen deel van het gebied uit het RUP gelaten, zodat het beleid zoals door de gemeente vastgesteld in haar Structuurplan van 28 november 1991 verder gezet kan worden en zodat de potenties van dit gebied met betrekking tot woongelegenheid gerealiseerd kunnen worden evenals de reeds uitgevoerde investeringen kunnen worden gevaloriseerd; b. anderzijds, blijft het overige, lager gelegen deel, langs weerszijden van de rivier De Laak, behouden zoals vastgesteld is in het voorlopig vastgestelde RUP. Op die manier worden de gronden, op basis van hun geschiktheid daartoe, enerzijds voor zien voor woningen, anderzijds als groengebied. Op die manier wordt de in het gewestplan voorziene bestemming "woonuitbreidingsgebied", die door de goedkeuring van het genoemde structuurplan in feite werd gewijzigd naar woongebied, derwijze ingevuld dat effectief woongelegenheid voorzien kan worden, zonder echter een hypotheek te leggen op de open ruimte rond De Laak en zonder anderzijds afbreuk te doen aan voorgaande duidelijke beslissingen van de gemeente Beerse en op grond daarvan opgelegde en uitgevoerde investeringen van de bezwaarindieners. Ter verduidelijking zijn plannen en stukken bij het bezwaarschrift gevoegd. verzoeken dat de commissie hen haar standpunt zou overmaken.
Betrokkenen
40
Dossier 157
a. Deze bevoegdheid overstijgt het gemeentelijk ontwerp structuurplan(dd.01/08/91), dat geen bindende waarde heeft. Het blijft bij beleidsintenties vanwege de gemeente, echter zonder daadwerkelijke omzetting van reservegebied naar woongebied. Dit structuurplan vormt dus geen wettelijke vergunning voor het gehele wegtracé. Deze beleidsintenties werden achterhaald ten aanzien van het vernieuwde ruimtelijke beleid met het RSV en het DRO 18 mei 1999. Vlacoro merkt op dat de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Turnhout een gewestelijke bevoegdheid vormt en een verdere invulling geeft aan de algemene beleidsprincipes van het RSV, waaronder de realisatie van de taakstelling voor wonen en werken. Uit verkavelingsaanvraag (006/194) d.d. juli 1993 blijkt ook dat enkel de verkaveling rond de straat Molenvloet goedgekeurd werd. Aanvragen voor het overige deel werden geweigerd (dd.18.03.02) en ook het beroep bij de provincie werd niet ingewilligd. Verder blijkt ook dat de bouwaanvraag (345.386) enkel gunstig bevonden werd voor het deel binnen de goedgekeurde verkaveling. En ongunstig beoordeeld werd voor de aanleg van riolering en werken daarbuiten. Deze beslissingen gaan niet in tegen de huidige beleidsintentie om dit gebied te vrijwaren van verdere bebouwing. Bovendien blijkt de Laak al jaren problemen i.v.m. wateroverlast op te leveren in het centrum van de gemeente Beerse. Ook blijkt uit een hydronautenstudie voor het gebied dat voor de berging van het regenwater in dit gebied ruimer maatregelen noodzakelijk zijn. Waar hiertoe onvoldoende ruimte is voorziet de gemeente in een technische oplossing door retentiebekkens. Daarnaast wenst de gemeente in dit gebied de ruimte te voorzien om het kombergend vermogen te vergroten. Dit in samenhang met vormen van zachte recreatie, zoals een buurtpark. In dit GRUP, werd- conform het RSV- voorzien in een vertaling van de taakstelling voor wonen. Uit de afweging die aan de hypothese van de gewenste ruimtelijke structuur vooraf ging, blijkt dat het gebied Molenvloed niet langer in aanmerking kwam om te voldoen in de taakstelling voor wonen. Gezien het gebied 4 à 5 maal per jaar overstroomt en het hier om een gaaf relictlandschap gaat, met permanente graslanden en vlakvormige natuurelementen komt dit gebied mogelijk beter in aanmerking voor aanduiding als gaaf randstedelijk groengebied met zacht recreatief medegebruik dat als groene vinger in de stad een meerwaarde biedt voor de leefbaarheid van de stad. Vlacoro erkent echter dat deze onderbouwing onvoldoende naar voor komt bij motivatie voor omzetting van dit gebied van woonreservegebied naar randstedelijk groenelement in de toelichtingsnota. Hiertoe zou verwezen moeten worden naar de onderzoeksnota's en de nota met het voorstel tot afbakening die aan de opmaak van het GRUP vooraf gaat en die gehanteerd werden om tot een ruimtelijke vertaling te komen van de taakstelling voor wonen. Vlacoro betreurt dat de procesinformatie dat aan de afbakening van het RUP vooraf gaat, geen deel uitmaakt van de beschikbare informatie tijdens het openbaar onderzoek (cfr. advies Vlacoro dd. 03/02/11 RUP afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst) b. Het ontwerp structuurplan (dd.01/08/91) -waarvan sprake- vormt een beleidsintentie van de gemeente echter zonder bindende waarde. Uit verkavelingsaanvraag (006/194) dd juli 1993 blijkt dat enkel de verkaveling rond de straat Molenvloet goedgekeurd werd. Aanvragen voor het overige deel werden geweigerd (dd.18.03.02) en ook het beroep bij de provincie werd niet ingewilligd. Verder blijkt ook dat de bouwaanvraag (345.386) enkel gunstig bevonden werd voor het deel binnen de goedgekeurde verkaveling. En ongunstig beoordeeld werd voor de aanleg van riolering en werken daarbuiten. Het structuurplan waarvan sprake heeft geen bindende werking en kan dus niet als wettelijke basis aanzien worden voor de aanleg van een 2e fase van de voorziene verkaveling. Vlacoro is niet op de hoogte van de inhoudelijke voorwaarden, die gekoppeld werden aan de uitvoering van de eerste fase, maar stelt wel dat voor elke verkavelingsfase en bijhorende rioleringen een aparte vergunning dient aangevraagd te worden. Het voorzien in aansluitingen bij de rioleringen van de eerste fase, houdt echter geen wettelijke verplichting in voor volgende fases.
41
Dossier 157
Vlacoro merkt op dat decretaal voorzien is dat de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Turnhout een gewestelijke bevoegdheid vormt en een verdere invulling geeft aan de algemene beleidsprincipes van het RSV. Dit omvat ook een vertaling van de taakstelling voor wonen en werken in stedelijke gebieden. Bijgevolg overschrijdt dit de gemeentelijke bevoegdheid. De gevoerde processen zijn dus conform het subsidiariteitsprincipe. Naar aanleiding van de omzendbrief 25/10/2002 RO/2002/03 in verband met het opmaken van een gemeentelijke woonbehoeftestudie en het ontwikkelen van woonuitbreidingsgebieden met of zonder woonbehoeftestudie werden woonuitbreidingsgebieden in stedelijk gebied vrijgegeven. Mogelijk leidt dit tot planschade. c. Vlacoro neemt akte van dit voorstel om het noordelijk deel van het gebied alsnog om te zetten tot woongebied en enkel de Laakvallei als randstedelijk groengebied aan te duiden. Vlacoro kan echter uit de voorliggende gegevens niet afleiden in welke mate de inperking van het aangeduide gebied gevolgen heeft voor het waterbergend vermogen. Zo blijkt uit een hydronautenstudie (bron:…) voor het gebied dat voor de berging van regenwater in het gebied ruimer maatregelen nodig zijn (technisch via retentiebekkens, dan wel door de ruimte te voorzien voor een groter kombergend vermogen). Momenteel staat het gebied zelf 4 à 5 maal per jaar onder water en ligt de Laakbeek in degelijk strak keurslijf dat dit ook in het centrum van Beerse wateroverlast geeft. Anderzijds blijkt dat de gemeente wenst in dit gebied de ruimte te voorzien om het kombergend vermogen te vergroten in samenhang met een technische oplossing door retentiebekkens. Dit in samenhang met vormen van zachte recreatie, zoals een buurtpark.
2. De bezwaarindienster [B56] vraagt de verordenende voorschriften niet van toepassing te verklaren op de percelen kadastraal gekend onder Beerse, Sectie C IS` afdeling nrs. 0018, 0019, 0020, 0021, 0038/M, 0038/P, 0040, 0041/B, 0041/D en 0042/A en derhalve deze percelen hun bestemming als woonuitbreidingsgebied te laten behouden. a. Het volledige gebied Molenvloet is gelegen in woonuitbreidingsgebied en dit overeenkomstig het gewestplan Turnhout. Het bewuste woonuitbreidingsgebied ten onrechte wordt geschrapt in het voorliggende ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Een gedeelte van het bewuste gebied "Molenloet" werd ondertussen reeds ontwikkeld en verkaveld. Bovendien werden er reeds voorzieningen getroffen om het gebied verder te verkavelen en werden er met het oog hierop reeds rioleringen gelegd. Dit alles was het gevolg van het door de gemeente Beerse op 28 november 1991 goedgekeurde wegentracé van het ontwerp structuurplan Molenvloet. Het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen besliste op 14 april 1992 dat het voorgelegde structuurplan "Molenvloet" geen aanleiding meer gaf tot verdere opmerkingen. Het door de gemeenteraad in zitting van 28 november 1991 goedgekeurde plan kon derhalve als basis dienen voor de verder af te leveren verkavelingsvergunningen. Als gevolg van deze voorgaanden leverde schepencollege (op 10 augustus 1993) een verkavelingsvergunning af (eerste fase) met betrekking tot de gronden kadastraal gekend onder Beerse, Sectie C, nr. 23/deel, 27/deel, 30. 31, 32c , 33 en 34 en werd later (18 januari 1994) goedkeuring verleend aan de uitvoering van de weg- en rioleringsinfrastructuur met betrekking tot de voormelde verkaveling. Door dit alles heeft de gemeente Beerse uitdrukkelijk te kennen gegeven om het bewuste gebied "Molenvloet" om te zetten van woonuitbreidingsgebied naar woongebied. De intentie om het bewuste gebied te verkavelen was duidelijk en onmiskenbaar aanwezig, en werd overigens ook door de diensten van AROHM gevolgd. Derhalve heeft de gemeente beslist overeenkomstig artikel 5.1.1 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. De gemeente Beerse heeft derhalve in tempore beslist over de ordening van een bepaald gebied zoals bepaald in het vermelde artikel van het K.B. van 28 december 1972:
42
Dossier 157
De voorschriften zoals voorzien in deelplan 14 verhinderen uiteraard de verwezenlijking van de gewenste ruimtelijke structuur zoals vastgelegd in het gemeentelijk structuurplan van 28 november 1991 waarvan zelfs de eerste fase vergund en ook uitgevoerd werd. Een dergelijk ingrijpen van de hogere overheid in de gemeentelijke autonomie is ongeoorloofd is. b. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt geschonden. In. tijden van schaarste van bouwgrond gepaard gaande met de hoge prijzen van ervan lijkt het niet te getuigen van goed bestuur om naar de toekomst toe potentiële bouwgronden te schrappen. In het richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen waar in verband met de regionaal stedelijke gebieden het volgende wordt bepaald. "Ook de regionaal stedelijke gebieden nemen omwille van hun verzorgingsniveau, hun stedelijke voorzieningen en hun economische structuur een belangrijke plaats in in de ruimtelijke structuur van Vlaanderen. Net zoals de grootstedelijke gebieden hebben de regionaal stedelijke gebieden -weliswaar op een lager niveauin kwantitatief en kwalitatief opzicht grote potenties om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen". Artikel 19§3 DORO bepaalt dat van het richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen niet mag worden afgeweken , behoudens dan omwille van onvoorziene ontwikkelingen van de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten of omwille van dringende sociale , economische of budgettaire redenen". Thans wordt aan de gemeente Beerse de mogelijkheid ontnomen om te voorzien in deze bijkomende woongelegenheden. Bovendien heeft de gemeente te kennen gegeven door de vermelde beslissingen wel degelijk het bewuste woonuitbreidingsgebied aan te willen snijden , wat overigens voor een gedeelte ook reeds de facto is gebeurd. c. Er is schending van het subsidiariteitsbeginsel. De gemeente Beerse is het best geplaatst om te oordelen hoe zij best de ruimtelijke structuur organiseert. Door het structuurplan van 28 november 1991 goed te keuren alsmede navolgend hierop eveneens verkavelingsvergunningen af te leveren voor de realisatie van de eerste fase van het woonuitbreidingsgebied heeft de gemeente Beerse uitdrukkelijk te kennen gegeven in te stemmen met de aassnijding van het woonuitbreidingsgebied en dit te laten ontwikkelen. De facto werd het woonuitbreidingsgebied overigens reeds voor het verkavelde gedeelte omgezet in woonzone. De beslissing van de Vlaamse Regering om thans het „woonuitbreidingsgebied te schrappen en om te zetten in een groenzone is een inbreuk tegen het subsidiariteitsbeginsel. Ter verduidelijking is een stuk bij het bezwaarschrift gevoegd. a+b. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 1a. c. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 1a en 1b.
3. De indieners van het bezwaarschrift [B72] zijn eigenaars van verscheidene percelen (kadastrale sectie C met nummers 7F - 9c 10b 10a 11a) in het gebied Molenvloet-Laakbeek. a. Het gebied heeft momenteel een bestemming als woonuitbreidingsgebied. Voor dit woonuitbreidingsgebied bestaat volgens hen reeds een uitgewerkt, en door de gemeente op 28 november 1991 goedgekeurd structuurplan. Op 10 augustus 1993 zou de verkavelingsvergunning voor fase 1 van de uitvoering van het structuurplan zijn afgeleverd. Deze verkaveling werd ondertussen volledig uitgevoerd. De afwatering van deze verkaveling werd reeds gerealiseerd conform het voormelde structuurplan, en langs de ontworpen tracés van de verdere fases van de geplande verkavelingen. Er werd aldus reeds een begin gemaakt van de uitvoering van de volgende fases van de geplande verkavelingen.
43
Dossier 157
De huidige geplande bestemmingswijziging wordt door de verantwoordelijke besturen niet naar behoren gemotiveerd. Bovendien wordt geen of onvoldoende rekening gehouden met de bestaande toestand. In de toelichtingsnota van het voorgenomen aangepaste bestemmingsplan wordt inzake het betrokken gebied eenvoudigweg gesteld dat na afweging van verschillende gebieden met het oog op de taakstelling op het vlak van wonen, het gebied Molenvloet-Laakbeek niet verder in aanmerking komt voor bebouwing. b. Zo ligt inzake het betrokken gebied reeds een volledig uitgewerkt en goedgekeurd structuurplan voor. Het invullen van de woonfunctie is dus reeds volledig voorbereid en kan op korte termijn tot concrete resultaten leiden. Het hoge prijsniveau van onroerende goederen in de regio op dit eigenste ogenblik toont aan dat de markt op korte termijn behoefte heeft aan bijkomende ruimte voor bewoning. Het gebied Molenvloet-Laakbeek zou perfect én op korte termijn op deze behoefte kunnen inspelen, en de duidelijk bestaande nood kunnen lenigen. c. Als doelstellingen voor de bestemmingswijziging worden het vrijwaren van de open ruimte en de versterking van de Laakbeekvallei genoemd. Betrokkenen hebben uiteraard alle respect voor de betrachting van de overheid om zoveel als mogelijk de open ruimtes te bewaren. Het gaat echter niet op om gebieden die reeds een woonfunctie gekregen hadden (functie die louter door omstandigheden tot op heden niet volledig ingevuld is geworden), waarin reeds investeringen zijn gebeurd met het oog op deze woonfunctie en waarin dus reeds een begin van uitvoering is gemaakt, opnieuw ter discussie te stellen. Dergelijke handelswijze kan de toets van het behoorlijk bestuur uiteraard niet doorstaan. d. Juist met het oog op het bewaren van de open ruimtes, kiest de overheid de laatste jaren bewust voor het concentreren van de woonfunctie. Het bestemmen van het betrokken gebied MolenvloetLaakbeek tot woonzone past perfect binnen die betrachting. Het gebied is omrand door bestaande woonzones. Het invullen van de ruimte tussen deze woonzones is nu precies wat begrepen dient te worden onder het concentreren van de woonfunctie. In die optiek is de voorgenomen beslissing tot bestemmingswijziging totaal onbegrijpelijk. Bovendien voert de overheid de laatste jaren een beleid om zoveel als mogelijk het woonwerkverkeer op lange afstand te ontmoedigen en zoveel als mogelijk woongebieden te creëren in de buurt van bedrijfsterreinen. De gemeente Beerse kent diverse bedrijfsterreinen, waarvan de verdere ontwikkeling en uitbouw ook in de toekomst voorzien wordt. Het gebied MolenvloetLaakbeek is perfect gelegen om voor de diverse bedrijfsterreinen de woonfunctie te garanderen. Indien het gebied Molenvloet-Laakbeek haar woonfunctie niet zal behouden, zullen op andere plaatsen woonzones gecreëerd moeten worden. Zulks zal hoe dan ook meer nadelige invloed hebben op de beschikbare open ruimte dan de verdere ontwikkeling van het gebied MolenvloetLaakbeek. Het ontnemen van de woonfunctie aan het gebied Molenvloet-Laakbeek is dan ook geen consequente en logische oplossing in het kader van de doelstellingen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. e. Betrokkenen mochten vernemen dat het tevens de bedoeling zou zijn om de Laakbeek een natuurlijk overstromingsgebied te geven, wat eveneens een reden zou zijn om het gebied Molenvloet-Laakbeek niet verder te ontwikkelen als woonzone. Betrokkenen erkennen de nood aan een overstromingsgebied voor de Laakbeek, doch wensen erop te wijzen dat deze nood ontstaat door eerdere stedenbouwkundige ingrepen op andere plaatsen in de gemeente en door een vaak gebrekkig onderhoud van de Laakbeek. Bovendien begrijpen betrokkenen niet waarom het volledige gebied MolenvloetLaakbeek opgeofferd zou moeten worden als overstromingsgebied. Een groot deel van het gebied ligt aanzienlijk hoger dan de wal van de Laakbeek, waardoor het technisch onmogelijk is dat dit hoger gelegen deel enige overstromingsfunctie zou kunnen vervullen. Bovendien is de omvang en het debiet van de Laakbeek zeker niet van die aard dat het volledige gebied Molenvloet-Laakbeek noodzakelijk zou zijn als overstromingsgebied. Een beperkt aantal meters aan weerszijden van de Laakbeek moet meer dan voldoende zijn voor deze overstromingsfunctie.
44
Dossier 157
f. Door het goedkeuren van het structuurplan in 1991, en door het verlenen van de verkavelingsvergunning voor Fase 1 van de uitvoering van dit structuurplan, heeft het gemeentebestuur duidelijk en onomwonden te kennen gegeven te opteren voor het gebruik van het betrokken gebied voor bewoning, en het concreet invullen van de functie als woonuitbreidingsgebied van het gebied. Jarenlang bleek dit beleid ook uit de handelswijze van het gemeentebestuur (o.a. door het aanmoedigen van het vertrek van een melkveebedrijf in het betrokken gebied). In die optiek werden overigens ook al de eerste uitvoeringsmaatregelen genomen met het oog op de uitbreiding van de bestaande verkaveling (met name het doortrekken van de riolering langs het geplande tracé van de volgende fases). Slechts recent werden verdere verkavelingsaanvragen geweigerd, en bleek het gemeentebestuur haar beleid gekeerd te hebben, zonder evenwel deze ommekeer te motiveren. Door de recente beleidswijziging, welke bovendien niet ondersteund kan worden door valabele argumenten (zie supra), zijn betrokkenen uiteraard verschalkt in hun redelijke verwachtingen. Dergelijke houding is laakbaar en niet-aanvaardbaar. Bovendien doorstaat dergelijke houding de toets van het behoorlijk bestuur manifest niet. Indien de gemeente van in den beginne haar werkelijke bedoelingen met het gebied duidelijk gemaakt zou hebben, zouden betrokkenen zeker niet ingestemd hebben met de eerste uitvoeringsmaatregelen voor de volgende verkavelingsfasen, en zouden zij zeker ook andere plannen ontwikkeld hebben inzake de betrokken eigendommen. g. Bovendien lijden betrokkenen door de voorgenomen bestemmingswijziging grote financiële schade. Het feit dat de beleidsommekeer niet behoorlijk gemotiveerd kan worden, maakt de houding van de overheid nog meer laakbaar, en maakt de voormelde financiële schade voor betrokkenen nog moeilijker accepteerbaar. a. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 1a. b. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 1a. Vlacoro erkent echter dat deze onderbouwing onvoldoende naar voor komt bij motivatie voor omzetting van dit gebied van woonreservegebied naar randstedelijk groenelement in de toelichtingsnota. Hiertoe zou verwezen moeten worden naar de onderzoeksnota's en de nota met het voorstel tot afbakening die aan de opmaak van het GRUP vooraf gaat en die gehanteerd werden om tot een ruimtelijke vertaling te komen van de taakstelling voor wonen. Vlacoro betreurt dat de procesinformatie dat aan de afbakening van het RUP vooraf gaat, maakt geen deel uit van de beschikbare informatie tijdens het openbaar onderzoek (cfr. advies Vlacoro dd. 03/02/11 RUP afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst) c. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 1a en wijst er op dat het hier om een woonreservegebied gaat en dat er afgezien van fase 1 van de verkaveling, nooit structurele beslissingen genomen werden rond dit gebied. Het bleef bij beleidsintenties. d. Vlacoro verwijst hiertoe hoger naar haar antwoord onder b. e. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 1c. Vlacoro kan uit de voorliggende gegevens niet afleiden in welke mate de inperking van het aangeduide gebied gevolgen heeft voor het waterbergend vermogen. Zo blijkt uit een hydronautenstudie (bron:…) voor het gebied dat voor de berging van regenwater in het gebied ruimer maatregelen nodig zijn (technisch via retentiebekkens, dan wel door de ruimte te voorzien voor een groter kombergend vermogen). Momenteel staat het gebied zelf 4 à 5 maal per jaar onder water en ligt de Laakbeek in degelijk strak keurslijf dat dit ook in het centrum van Beerse wateroverlast geeft. Anderzijds blijkt dat de gemeente wenst in dit gebied de ruimte te voorzien om het kombergend vermogen te vergroten in samenhang met een technische oplossing door retentiebekkens. Dit in samenhang met vormen van zachte recreatie, zoals een buurtpark. f. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 1a. Het gaat hier om een gewestelijke bevoegdheid in het kader van het RSV.
45
Dossier 157
De gemeentelijke beslissingen bleven bij beleidsintenties, maar werden nooit omgezet in plannen of vergunningen. g. Zoals gezegd baseert de bezwaarindiener zich op het ontwerp structuurplan(dd.01/08/91) waarvan sprake- vormt een beleidsintentie van de gemeente echter zonder bindende waarde en kan dus niet als wettelijke basis aanzien worden voor de aanleg van een 2e fase van de voorziene verkaveling. Vlacoro is niet op de hoogte van de inhoudelijke voorwaarden, die gekoppeld werden aan de uitvoering van de eerste fase, maar stelt wel dat voor elke verkavelingsfase en bijhorende rioleringen een aparte vergunning dient aangevraagd te worden. Het voorzien in aansluitingen bij de rioleringen van de eerste fase, houdt echter geen wettelijke verplichting in voor volgende fases. De vergunningen die afgeleverd werden voor de eerste fase van de verkaveling konden echter worden uitgevoerd. Uit verkavelingsaanvraag (006/194) dd. juli 1993 blijkt dat enkel de verkaveling rond de straat Molenvloet goedgekeurd werd. Aanvragen voor het overige deel werden geweigerd (dd.18.03.02) en ook het beroep bij de provincie werd niet ingewilligd. Verder blijkt ook dat de bouwaanvraag (345.386) enkel gunstig bevonden werd voor het deel binnen de goedgekeurde verkaveling. En ongunstig beoordeeld werd voor de aanleg van riolering en werken daarbuiten. Vlacoro wijst er ook op dat het hier om een woonreservegebied gaat en dat er afgezien van fase 1 van de verkaveling, nooit structurele beslissingen genomen werden rond dit gebied - waardoor er geen rede tot schade kan aangeroepen worden. Maar naar aanleiding van de omzendbrief 25/10/2002 RO/2002/03 in verband met het opmaken van een gemeentelijke woonbehoeftestudie en het ontwikkelen van woonuitbreidingsgebieden met of zonder woonbehoeftestudie werden woonuitbreidingsgebieden in stedelijk gebied vrijgegeven. Mogelijk leidt dit tot planschade. 4. De bezwaarindieners [B76] hebben volgende percelen in eigendom: de percelen kadastraal gekend onder Beerse, Sectie C, 1ste'afdeling nrs. 7ƒ, 8, 9 e, 9 d, 10 b, 10 a12, 11 a, 14, L5, 16, 17 en 44. Zij vragen de verordenende voorschriften niet van toepassing te verklaren op deze percelen en ze derhalve hun bestemming als woonuitbreidingsgebied te laten behouden. Betrokkenen voeren gelijkaardige argumenten aan als de bezwaarindieners vermeld in kader 2. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 2.
5. Mede omdat de invloed van het regionaalstedelijk gebied op de toekomst en de waarde van hun percelen zo belangrijk is, tekenen bezwaarindieners [B138] bezwaar aan. Zij dienden in het verleden met de verkaveling van 3 tegen de Laakstraat gelegen percelen (nrs. 383a/2dl; 383a dl lot 1 , 2 en 3 ) rekening te houden met een toen goedgekeurd verkavelingsontwerp " Molenvloet", nl. een geplande verbindingsweg naar Molenvloet toe links van perceel "Lot 1", waardoor het zinvol leek maar 3 kavels te maken i.p.v. 4 kavels. Betrokkenen blijven nu met een stuk onbenutte braakliggende grond liggen, nl. waar de geplande weg zou moeten gekomen hebben (sectie C, 1ste afdeling, nr 383a deel). Ook moest met de inplanting van de woning op "lot 1" indertijd rekening gehouden worden met de aanleg van deze weg nl. betreffende de afstand naar de zijkant van het perceel (6 meter i.p.v. 3 meter). Betrokkenen zijn verbaasd dat zij als eigenaar niet persoonlijk op de hoogte gebracht worden van zulke toch belangrijke wijzigingen. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 1b In het decreet ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 werd niet inschreven dat particulieren op de hoogte gehouden dienen te worden. De informatieverplichting beperkt zich tot melding in radio, kranten en aanplakking in de gemeenten (zie Art. … informatieverplichting)
46
Dossier 157
6. De afdeling Natuur Antwerpen [B159] merkt op dat de Laakbeekvallei via een open ruimte-vinger diep het hoefijzervormig bebouwd gebied van de gemeente Beerse binnendringt. Het gebied Molenvloet is gevoelig voor overstromingen. Het gebied is óók gekend/aangeduid als Natuurlijk Overstroombaar Gebied (NOG) en Recent Overstroomd Gebied (ROG). Het gebied 'Molenvloet' is heden in agrarisch gebruik (graasweiden) met voorkomen van vlakvormige natuurwaarden (matig soortenrijke historisch permanente graslanden) en kleine landschapselementen (KLE's). Binnen het plangebied wordt behoud van landschappelijke waarden nagestreefd: behoud openheid landschap en behoud en versterking van de landschapsecologische waarde (versterking van KLE's, bosfragmenten, structuurrijke oevers Laakbeek). In deze zin is aanduiding als randstedelijk groengebied logisch. Voorwaarden naar behoud en versterking van de KLE's dienen ingebed in de stedenbouwkundige voorschriften. De voorziene mogelijkheid tot aanleg van infrastructuur voor laagdynamische dagrecreatieve activiteiten (sportterreinen, voetbalvelden, ruitersport, edm) in het NOG/ROG (!) staat in schril contrast met het beoogde behoud van de landschappelijke en landschapsecologische waarden, en hypothekeert mogelijkheden naar beheersing van de waterproblematiek in de Laakbeekvallei. De afdeling vraagt dan ook dat deze verordening (art. 14 §1 2°) geschrapt zou worden. Ter verduidelijking zijn plannen en stukken bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro erkent het belang van het waterbergend vermogen van het gebied. In het randstedelijk groengebied Molenvloet wordt hiertoe voorzien – in aansluiting op de eigenheid van het gebied – in nevengeschikte functies als waterberging, landschap, landbouw en enkel laagdynamische recreatieve activiteiten als grasvelden, fiets- en wandelpaden. Mogelijk vraagt de een optimaal samengaan van deze verschillende functies een verdere vertaling in een inrichtingsplan voor dit gebied, dan wel de vertaling in stedenbouwkundige voorschriften in dit GRUP. Het samengaan van de verschillende functies mag echter niet betekenen dat de bestaande natuur- en landschappelijke waarden in het gebied er op achteruit gaan. Vlacoro stelt zich de vraag of een kwalitatieve invulling van stedelijke groengebieden (KLE, bescherming en ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden, etc ) zijn vertaling kan vinden in het GRUP zelf (via stedenbouwkundige voorschriften en beheersovereenkomsten – waar het instrument RUP zich toe leent) dan wel vertaald dient te worden in een sectoraal inrichtingsplan. Vlacoro vernam dat in een eerste fase bij opmaak van het GRUP onvoldoende rekening werd gehouden met het voorzien in ruimte voor harde recreatie (voetbalvelden, etc) en hoopt dat hiertoe alsnog een oordeelkundige afweging gebeurt in aansluiting bij de eigenheid van de mogelijke gebieden.
7. Toerisme Vlaanderen [B172] merkt op dat langsheen de Laakbeek een fietspad zou kunnen aangelegd worden, maar dit minstens op 20 m landinwaarts gemeten vanaf de beek. Voor toeristische doeleinden is het aangewezen het fietspad altijd zo kort mogelijk langsheen het water te lokaliseren, bij voorkeur er vlak naast of bovenop de dijk (met zicht op het water). In het randstedelijk groengebied Molenvloet wordt voorzien – in aansluiting op de eigenheid van het gebied – in nevengeschikte functies als waterberging, landbouw en laagdynamische recreatieve activiteiten als grasvelden, fiets- en wandelpaden). Mogelijk vraagt dit een verder vertaling in een inrichtingsplan voor dit gebied, dan wel de vertaling in stedenbouwkundige voorschriften in dit GRUP.
47
Dossier 157
8. Natuurpunt afdeling De Kievit [B248] merkt het volgende op. De Laakbeek dringt diep de bebouwde zone van Beerse binnen. Vooral het valleitraject tussen Brugstraat en de St. Corneliusstraat is landschappelijk zeer waardevol. Het valleiaspect is nog duidelijk herkenbaar in het landschap en over de gehele lijn is de concentratie aan streekeigen kleine landschapselementen groot. Ook de cultuurhistorische waarde van de vallei is niet gering. De huidige planologische bestemming houdt geen enkele bescherming in van aanwezige natuurwaarden, ook al zijn deze van regionaal belang. De landschappelijke en ecologische waarden van het gebied dienen maximaal bewaard. In deze zin is aanduiding als randstedelijk groengebied logisch. Door de ligging in het centrum kan het gebied ook een belangrijke sociaalrecreatieve functie krijgen (wandel- en fietspaden, ruiterpaden). De voorziene mogelijkheid tot aanleg van infrastructuur voor laagdynamische dagrecreatieve activiteiten (niet-lawaaisporten, actieve recreatie, ...) staat haaks op het beoogde landschapsbehoud, en hypothekeert mogelijkheden naar waterbeheersing in de Laakbeekvallei (behoud en vergroting natuurlijk kombergend vermogen). De vereniging vraagt dan ook dat deze verordening (art. 14 §1 2°) geschrapt wordt. Sportinfrastructuur (andere dan wandel- , fiets- en ruiterpaden) hoort niet thuis in een beekvallei die regelmatig overstroomt. Water hoort thuis in de beek én de vallei, niet in de huizen! Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 6.
9. De bezwaarindieners [B249] wijzen erop dat de bestemmingsvoorschriften niet direct recreatiemogelijkheden toelaten. Het verdwijnen van het recreatiegebied in Beerse-Zuid dient voor Gecoro te worden gecompenseerd, al dient nog te bekeken worden waar. Daarom vraagt de Gecoro om de gemeente de mogelijkheid te geven in haar structuurplan hier eventueel recreatieve activiteiten toe te staan. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 6.
10. De bezwaarindieners [B264 en B265] tekenen bezwaar aan tegen de voorgestelde wijziging van de bestemming van de gronden in de verkaveling "Molenvloed", meer bepaald de gronden gelegen achter de woning van dhr. K. Van Roey, Kapelstraat 73. Vlacoro stelt zich de vraag op welke grond dit bezwaar gesteld is. Vlacoro verwijst verder naar haar antwoord bij kader 1a.
B.1.2. Adviezen Geen
48
Dossier 157
B.1.3. Eigen opmerkingen Vlacoro De planologische optie om langs de vallei van de Laakbeek een groene vinger te ontwikkelen en te vrijwaren van bebouwing wordt gesteund. Het betreft een valleigebied dat regelmatig kampt met overstromingen: op de ROG-kaarten (recent overstroomde gebieden) wordt in het bijzonder de zuidwestelijke zone van het plangebied aangeduid als risicozone; het NOG-gebied (natuurlijk overstromingsgebied) omvat het volledige zuidelijke deel van het plangebied, inclusief een gedeelte van de uit het noorden komende Molenvloetvallei. Het is de bedoeling van het RUP om het kombergend vermogen van de Laakbeek en de Molenvloet te vergroten. Om een woonuitbreidingsgebied te ontwikkelen moet een toetsing gebeuren aan de ‘watertoets’ (overeenkomstig art.8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (BS 14/11/2003)), zoals ook de bepalingen van de omzendbrief RO/2002/03 in verband met het ontwikkelen van woonuitbreidingsgebieden stellen in punt 2.3 ‘de ligging in een woonuitbreidingsgebied op zich is niet steeds een afdoend criterium om te beslissen of een woonuitbreidingsgebied al dan niet ontwikkeld kan worden ... er mag geen interferentie ontstaan met andere regelgeving, als het gebied bv. gelegen is in een overstromingsgebied ... ’ Het komt erop neer dat een groot deel van het betreffend woonuitbreidingsgebied ruimtelijk (fysischgeografisch) niet geschikt is om te ontwikkelen voor woningbouw. Het betreft tevens een gebied met grote landschappelijke en ecologische waarde. Een groot deel van het gebied, namelijk het zuidelijk gedeelte dat de Laakbeekvallei vormt en een deel van de zijvallei van de Molenvloet (waar talrijke bomenrijen interessante kleine landschapselementen vormen) is in de Landschapsatlas (Monumenten en Landschappen) aangeduid als relictzone. De vraag is echter of het volledige woonuitbreidingsgebied moet opgeheven worden om de vallei om hydrologische en landschappelijke redenen te vrijwaren en er een sociale functie aan te geven. Het noordwestelijk deel is hoger gelegen. Hier werd reeds een verkaveling gerealiseerd die bedoeld was als een 1e fase, zoals duidelijk blijkt uit de doodlopende ‘wacht’-straten. Deze verkaveling die als het ware penetreert in het gebied, getuigt door haar onafgewerkte structuur van weinig stedenbouwkundige kwaliteit. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het aangewezen om in de hoger gelegen, noordwestelijke zone van het plangebied door middel van een bijkomende verkaveling een stedenbouwkundig logischer en afgewerkt geheel te vormen. Het behoud van dit beperkt deel van het huidige woonuitbreidingsgebied doet geen afbreuk aan de planologische optie om een groene vinger in het stedelijk gebied te laten doordringen. Het noordwestelijk deel maakt geen deel uit van het natuurlijk overstromingsgebied van de Laakbeek en kenmerkt zich evenmin door een bijzondere landschappelijke waarde. De afdeling Natuur stelt in haar advies terecht dat term ‘laagdynamische’ recreatie in de stedenbouwkundige voorschriften zeer vaag is. Er is geen definitie toegevoegd. Het is aangewezen dat de term laagdynamische recreatie nader wordt uitgewerkt. Het standpunt van afdeling Natuur terzake wordt bijgetreden.
49
Dossier 157
Deelplan 15 - Natuurgebied Frans Seghersreservaat B.1.1. Bezwaarschriften 1. Een bedrijf uit de staal- en industriebouw (ca. 50 personeelsleden) [B11] heeft dringend nood aan uitbreidingsmogelijkheden. Op de huidige site, Veedijk 61, kadastraal gekend onder sectie M, nr 735c & 735d kan een verdere groei niet langer worden opgevangen Aansluitend aan de bestaande bedrijfssite en binnen het op het gewestplan ingekleurd « industriegebied » zijn noch gronden noch gebouwen beschikbaar om die verdere groei op te vangen. De firma is wel eigenaar van het perceel nr 733/E (oppervlakte ca. 77 a 13 ca), gesitueerd aan de overzijde van Veedijk. Dit perceel is echter conform het gewestplan gelegen in « natuurgebied » en komt bijgevolg niet in aanmerking voor bebouwing. Het betreft dus een bedrijf dat zonevreemd is t.g.v. uitbreidingsnoden. Bij de opmaak van deelplan 15 is geen rekening werd gehouden met het item « zonevreemdheid door uitbreiding ». Een onderzoek terzake is niet bekend. B&V Construct stelt tevens vast dat de zuidoostelijke begrenzing van het plangebied quasi volledig samenvalt met de Aa-beek. Behalve ter hoogte van Veedijk. Het perceel nr 733/E is het enige perceel ten zuiden van de Aa-beek dat in het plangebied werd opgenomen. Naar de mening van de firma is de planologische logica hier zoek Het bedrijf stelt voor: * om de begrenzing van het natuurgebied aan te passen zodat het perceel nr 733/E buiten het natuurgebied valt * het perceel nr 733/E in te kleuren als industriegebied. Dit wordt als volgt onderbouwd: * de zuidoostelijke begrenzing van het plangebied zou volledig samenvallen met de Aa-beek; * de Aa-beek fungeert als een duidelijke begrenzing van het natuurgebied; * de kruising van Aa-beek en Veedijk vormt een natuurlijke « poort » tussen natuurgebied en industriegebied ; * de uitbreidingsnoden van de firma kunnen in de onmiddellijke omgeving worden opgevangen ; * het perceel nr 733/E is eigendom van het bedrijf; * door het gebied begrensd door de Aa-beek, Veedijk en Steenweg op Gierle op te nemen in het plangebied i.p.v. het perceel nr 733/E wordt, in samenhang met het landschappelijk waardevol agrarisch gebied ten zuiden van Veedijk, een sterkere natuurlijke structuur bewerkstelligd. Het bedrijf staat ter beschikking voor eventuele toelichting en/of bijkomende informatie. Ter verduidelijking is een plan bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro erkent de noden van dit bedrijf, maar stelt zich de vraag of de bebouwing van dit perceel de watertoets zou kunnen doorstaan. Het perceel waarvan sprake is gelegen in de vallei van de Aabeek en vormt een natuurlijk overstromingsgebied, waar nog oude meanders in liggen. In het industrieterrein zelf geven de overstromingen van de Aa al jarenlang problemen. De bedrijven zouden zelf vragende partij zijn om via structurele ingrepen dit probleem te ondervangen. Dit perceel zou van belang kunnen zijn om het waterbergend vermogen in het valleigebied op te voeren, en zo te werken volgens de principes van integraal waterbeheer. Vlacoro stelt zich de vraag of er in het stedelijk gebied geen andere uitwijkmogelijkheden zijn die voor dit bedrijf meegenomen kunnen worden.
50
Dossier 157
2. De Kempense Kamer voor Handel en Nijverheid [B80] stelt vast dat de zuidoostelijke begrenzing van het plangebied bijna volledig samenvalt met de Aa-beek, behalve ter hoogte van de Veedijk. Het perceel nr. 733/E is het enige perceel ten zuiden van de Aa-beek dat in het plangebied werd opgenomen. De kamer stelt hier voor om de beek als harde grens te nemen en hebben dan ook bezwaar tegen het stuk dat onder de beek ligt. Vlacoro verwijst hiertoe naar haar antwoord bij kader 1.
3. Het college van burgemeester en schepenen van Turnhout [B145] heeft volgende opmerkingen. Op kaarten 15.1, 15.2, 15.4, 15.5 en op plan 15.5 werden de perceeltjes aan de Veedijk, kadastraal bekend wijk M nr 732 en 731a, terecht buiten het plangebied van het Natuurgebied Frans Segers reservaat gelaten. Op deze perceeltjes staat een woning met hondenkennels. Dit is een zeer goede vestigingsplaats voor deze hinderlijke bestemming. De kennels kunnen echter niet behoorlijk vergund worden aangezien ze volgens het gewestplan Turnhout in R-gebied blijven liggen. In het besluit dd. 06.10.2003 heeft de gemeenteraad van Turnhout dan ook gevraagd om van het opstellen van onder-havig GRUP gebruik te maken om de perceeltjes officieel op te nemen in het aanpalend industriege-bied (bladzijde 29 van het bezwaarschrift). Aan de overzijde van de Veedijk is op het perceel wijk M nr 735c het bedrijf B&V Construct gevestigd. Het is de laatste jaren expansief gegroeid. Op 1 september 2003 heeft het schepencollege nog een stedenbouwkundige vergunning verleend voor het verbouwen van de bestaande kantoren en het bouwen van een werkhal. Na het uitvoeren van deze werken heeft het bedrijf geen uitbreidingsmogelijk-heden meer. De firma bezit aan de overzijde van de Veedijk het perceel, kadastraal bekend wijk M nr 733m, gelegen naast het bovengenoemd perceel met de hondenkennels. De firma heeft een be-zwaarschrift ingediend bij de VLACORO met het verzoek dit perceel mee op te nemen in het industrie-gebied. Het schepencollege van Turnhout ondersteunt dit terecht bezwaar en verzoekt zowel de percelen met de hondenkennel als het naastgelegen perceel van de firma B&V Construct op te nemen in industriegebied, verwijzend naar de stedenbouwkundige voorschriften van Artikel 7 - 2.0 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen. Ter verduidelijking zijn stukken bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro neemt akte van het verzoek om bijkomende percelen aan te duiden als industriegebied en verwijst naar haar antwoord bij kader 5
4. De afdeling Natuur Antwerpen [B159] kan zich vinden in de ruimtelijke krachtlijnen van het afbakenings-RUP en de vertaling ervan naar een afbakeningslijn. De gewenste ruimtelijke structuur voor het regionaalstedelijk gebied wordt niet in vraag gesteld. Wél worden vraagtekens geplaatst bij de concrete uitwerking van een dit deelplan. Het Frans Seghersreservaat werd als onderdeel van de Aa-vallei aangeduid als natuurgebied en als GEN (deel uitmakend van het VEN). Afdeling Natuur stelt voor om de bestemming natuurgebied te behouden, maar aanduiding als GEN (als deel van het VEN) te schrappen. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 5.
51
Dossier 157
5. Natuurpunt [B89] wijst op de interferentie RUP Turnhout met de afbakening en invulling van het VEN De gebieden Frans Seghersreservaat, Wieltjes en een gebied nabij Boones Blijk te Turnhout, welke zouden herbestemd worden naar natuurgebied, zouden tevens voorzien worden van de overdruk GEN, als onderdeel van het VEN. Deze gebieden hebben heden een andere bestemming (woonuitbreidingsgebied, industriegebied,..). Deze gebieden werden door het Instituut voor Natuurbehoud (IN) niet gescreend op hun VENwaardigheid, noch werd aanduiding als GENNEN teruggekoppeld met het IN. Ruimtelijk sluiten ze zelfs niet aan bij het gewenst VEN. Bovendien is er ook het gegeven dat aanduiding van Grote Eenheden Natuur een onderdeel is van het Buitengebiedbeleid (in principe niet van het stedelijk beleid) en dat het in wezen 'VEN 2de fase' betreft (standpunt natuurpunt in bijlage) Natuurpunt stelt zich ook ernstige vragen bij de stedenbouwkundige voorschiften binnen een aantal van deze nieuwe natuurgebieden. Zo wordt bv. in het deelplan Frans Seghers een volkstuinencomplex mee opgenomen in het natuurgebied, tevens GEN en VEN. In de stedenbouwkundige voorschiften stelt men dat alle maatregelen die instandhouding van het volkstuinencomplex mogelijk maken, toegelaten zijn. Zelfs functiewijziging (!) van bebouwde onroerende goederen (niet: bestaande vergunde woningen) ifv verblijfsrecreatie is toegelaten. Waarmee wil natuurpunt niet gezegd hebben dat de herbestemming als natuurgebied van een aantal gebieden geen goede zaak is (natuurlijke structuren stoppen immers niet aan de grens van het stedelijk gebied) zie hiervoor bijlage standpunt natuurpunt VEN in stedelijke gebieden) Vlacoro stelt vast de motivatie om voor het gebied Frans Seghersreservaat een overdruk GEN te voorzien, enkel op ruimtelijke gronden aangeduid werd, maar niet de natuurgerichte visie benaderd. Hoewel het RSV en het Natuurdecreet vermelden dat grote eenheden natuur die in RUP’s afgebakend worden, overeenstemmen met deze die volgens de bepalingen in het decreet natuurbehoud afgebakend worden. In de eerste plaats staat de natuurlijke structuur in voor een duurzaam ecologisch functioneren en is de natuurfunctie bovengeschikt aan de andere aanwezige functies. Gezien de beperkte oppervlakte (25ha) en geïsoleerde ligging –ingesloten tussen bedrijventerreinen- lijkt het Vlacoro niet zinvol om een VEN-status te handhaven voor dit gebied en wordt beter gekozen voor de aanduiding als stedelijk groengebied.
6. Toerisme Vlaanderen [B172] stelt dat het behoud en de kwaliteitsverhoging van landschappelijke en natuurlijke aantrekkingselementen een basisvoorwaarde vormen oor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van een regio. Wanneer een gebied het predikaat `natuur' opgeplakt krijgt, is de kans groot dat de recreatieve waarde ervan stijgt. Om de natuurwaarden te vrijwaren is het belangrijk recreatieve activiteiten te zoneren in functie van aard (bijv. zachte/harde recreatie) en tijdstip (bijv. in functie van broedtijden fauna, specifieke landbouwactiviteiten,...). Dit ruimtelijk principe volgt het draagkrachtconcept en wordt ook door Toerisme Vlaanderen ondersteund. Anderzijds is het ook zo dat de ontwikkeling van aangepaste recreatie en toerisme bijdraagt tot het behoud en de verdere ontwikkeling van de natuurlijke waarden. In dit kader is het dus zeer belangrijk dat elk natuurgebied toegankelijk wordt en blijft voor de zachte recreant. Vlacoro neemt akte van dit voorstel. Mogelijk vraagt een optimaal samengaan van deze verschillende functies een verdere vertaling in een inrichtingsplan voor dit gebied, dan wel de vertaling in stedenbouwkundige voorschriften in dit GRUP. Het samengaan van de verschillende functies mag echter niet betekenen dat de bestaande natuur- en landschappelijke waarden in het gebied er op achteruit gaan.
52
Dossier 157
Deelplan 16 - Stadsbos B.1.1. Adviezen B.1.1.1. Advies van de gemeenteraad van Vosselaar 1. Vooreerst wenst de gemeenteraad van Vosselaar op te merken dat de benaming "Stadsbos" menig inwoner in verwarring brengt. Dit begrip verwijst, zonder dat dit wellicht de bedoeling was, te veel naar de Stad Turnhout en te weinig naar het ganse regionaalstedelijk gebied. Het is aangewezen een andere benaming te kiezen. Vlacoro adviseert behoud van de term stadsbos daar het een beleidsmatig begrip is dat inmiddels in diverse stedelijke gebieden van Vlaanderen (Roeselare, Kortrijk, Antwerpen, Gent, e.a.) gehanteerd wordt.
2. Het perceel bouwgrond kadastraal gekend sectie A 35g (en misschien ook het perceel 35f ?) wordt binnen de perimeter van het "Stadsbos" gesitueerd. Dit betreft wellicht een vergissing want dit perceel, grenzend aan het Hofeinde, heeft het statuut van bouwgrond én maakt deel uit van een goedgekeurde verkaveling (bouwgrond). Vlacoro adviseert om de percelen kadastraal gekend als Vosselaar, Afdeling 1, Sectie A, perceel nr 35f en 35g en opgenomen in verkaveling 274, niet op te nemen in het plangebied en hun huidige bestemming van woongebied te behouden.
3. In het kader van de inrichtingsstudie voor het "Stadsbos" die reeds enige tijd aan de gang is, werd reeds herhaaldelijk gewezen op de problematiek van het landbouwbedrijf Roefs De bestaande hoeve en stallingen van het landbouwbedrijf Roefs vallen buiten de afbakening. De stallingen zijn aan vernieuwing toe maar staan momenteel nadelig ingeplant t.o.v. de woonkavels aan het Hofeinde. De exploitant heeft de percelen kadastraal gekend onder sectie A, nrs 47a-44e-49 in eigendom en wenst op het perceel 44e (grenzend aan de Kriekskensstraat) één stal te bouwen na sloping van de bestaande bouwvallige stallingen. Dit zou zowel het landbouwbedrijf, als de onmiddellijke omgeving als het "Stadbos" ten goede komen. De gemeenteraad pleit er dan ook uitdrukkelijk voor dat de mogelijkheid tot oprichting van een (milieuvriendelijke) stal in de rand van het "Stadsbos" zou kunnen worden beschouwd als zijnde "een werk nodig voor het functioneren van de landbouwfunctie die het functioneren van het Stadsbos niet schaadt" (onderdeel van de verordenende stedenbouwkundige voorschriften onder artikel 16.1 §2.3°). Zoniet, dient te worden overwogen om minstens het perceel kadastraal gekend onder sectie A, nr. 44e totaal uit het "Stadsbos" te laten. * Als ruimtelijk concept worden drie toegangen met de N12 vooropgesteld (toelichtingsnota, p. 255 en verordende stedenbouwkundige voorschriften - artikel 16.3§1). Hierbij is sprake van een toegang aan de N12/Beukendreef, aan de Kapelstraat en aan de Krikskenstraat. Dergelijke uitspraken lijken voorbarig en dienen te worden geformuleerd in het operationeel actieplan dat zal volgen op de inrichtingsstudie van Aminal, afdeling Bos&Groen. Vlacoro adviseert om beperkte aanpassingen uit te voeren aan de afbakening van het plangebied teneinde toe te laten dat de bestaande stallingen kunnen herbouwd worden aanpalend aan de bestaande exploitatie. Vlacoro treedt de bezwaarindiener bij dat het omwille van het laagdynamische karakter van het stadsbos niet noodzakelijk is om de ontsluiting van het gebied vast te leggen in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het inrichtingsplan is daarvoor beter geschikt. Vlacoro adviseert daarom om art. 16.3 te schrappen en de ontsluiting op te nemen onder art. 16.1.
53
Dossier 157
4. In de toelichting bij artikel 16.1 van de verordenende voorschriften wordt vermeld "dat verbouwingen of bestemmingswijzigingen van bestaande gebouwen en terreinen toegelaten zijn voor natuureducatieve doeleinden (bezoekerscentrum)", hetgeen ondermeer zou gelden voor de Pastorie (toelichtingsnota, p. 258). De gemeenteraad van Vosselaar merkt nogmaals op dat een (mede)gebruik van de Pastorie voor andere dan natuureducatieve doeleinden niet mag uitgesloten worden. Aangenomen wordt dat deze mogelijkheid bestaat in het licht van art. 16.1.§2.2° van de verordenende stedenbouwkundige voorschriften, nl. "zijn vergunbaar: het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de functie van een onroerend bebouw goed voorzover gekaderd in de gewenste inrichting van het stadsbos, welke dient te worden vastgelegd in het inrichtingsrapport". * De gemeenteraad neemt nota van de voorstellen omtrent uitbreiding / herbouwing van bestaande zonevreemde woningen binnen het Stadsbos (toelichtingsnota, p. 261). Evenwel moet worden verduidelijkt of deze beperkingen ook gelden voor de woningen en de nog niet bebouwde kavels die gelegen zijn binnen een goedgekeurde en niet-vervallen verkaveling, gekend onder nr. 18 (sectie A, nrs 139/M-140/X-140/Y-140/T-140/L-140/B/2). Indien de voorschriften van deze verkaveling niet zouden primeren, is het aangewezen om deze percelen, zoals elders gebeurt voor woongebieden, uit de perimeter van het stadsbos te halen. Vlacoro is van oordeel dat de voormalige pastorie ’ t Hof en omgevend domein een belangrijke meerwaarde kunnen hebben voor het stadsbos. Teneinde tot een haalbaar project inzake renovatie en heringebruikname te komen is het belangrijk dat naast de natuureducatieve functie en onthaal ook andere functies mogelijk zijn voor zover zij aanleunen bij het project stadsbos. Het is in die zin belangrijk dat de stedenbouwkundige voorschriften voldoende ruimte bieden inzake functies maar ook duidelijk zijn inzake de randvoorwaarden en beperkingen. Vlacoro adviseert daarom dat de voorschriften van art 16.1, §2 worden aangescherpt teneinde duidelijk te stellen welke werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen vergunbaar zijn, desgevallend gespecificeerd naar deelgebieden van het stadsbos. Vlacoro wijst er op dat het opheffen van de verkavelingsvergunning niet opgenomen is in de stedenbouwkundige voorschriften. De vergunning blijft dus van kracht.
5. De gemeenteraad van Vosselaar herhaalt haar bezorgdheid omtrent het woongebied (sectie A, nrs 68/A-69/A-70-73) dat als reservatiegebied ingekleurd wordt en hoopt ten stelligste dat dit gebied, dat als park vitaal is voor het voorziene portaal "Pastorie", van bebouwing gevrijwaard zal blijven. Zij pleit dan ook voor effectieve opname van dit woongebied binnen de perimeter van het "Stadsbos". Onder verwijzing naar de besprekingen die de administratie Aminal Bos & Groen reeds met A.R.P. over het "Stadsbos" heeft gehad, zou dit gebied als bestemming "parkgebied" kunnen krijgen. Vlacoro is van oordeel dat het boseigendom en het domein ’t Hof een belangrijke meerwaarde kunnen hebben voor het stadsbos. De verdere realisatie van het woongebied hypothekeert de renovatie van het beschermd monument “voormalige pastorie ’t Hof” en de integratie ervan binnen het stadsbos. Vlacoro adviseert dat de percelen die het voorwerp uitmaken van het bezwaar opgenomen worden in het plangebied onder de bestemming van stadsbos, art. 16.1. Zie tevens het advies van Vlacoro bij bezwaar B49.
B.1.1.2. Advies van de gemeenteraad van Turnhout 6. In de inleiding werd reeds vermeld dat het creëren van een Stadsbos een grote meerwaarde betekent voor de inwoners van het RSGT. Dat men nu nog een dergelijk groot bos binnen het stedelijk gebied kan aanleggen ligt vooral aan de schepencolleges van Turnhout die de westkant van de stad angstvallig hebben bewaard. Het deel op grondgebied Turnhout is daardoor nog zeer gaaf. De delen op grondgebied Beerse en Vosselaar daarentegen bevatten verspreide bebouwing, een bedrijf, een crossterrein, enz...
54
Dossier 157
Voor dit Stadsbos bestaat er reeds een ontwerp van inrichtingsrapport, opgesteld door een studiebureau onder begeleiding van een stuurgroep waarvan, naast de betrokken gemeentebesturen, ook de Afdeling Bos en Groen deel uit maakt. We hebben kennis genomen van een ontwerp van bezwaarschrift waarin deze Afdeling om pragmatische redenen eerder opteert voor het behoud van de bestaande bestemmingen op het gewestplan, voorzien van een overdruk "Stadsbos". Dit zal de duidelijkheid bij het opstellen van een inrichtingsrapport niet bevorderen : de huidige voorschriften van Natuurgebied stroken immers niet met wat van een Stadsbos verwacht wordt, met name een groot recreatief bruikbaar bos voor inwoners van het stedelijk gebied waar een harmonie moet heersen tussen natuur, landschap en zachte recreatie. Vlacoro treedt de bezorgdheid van de bezwaarindiener bij en verwijst naar haar advies bij het bezwaarschrift van de Afdeling Bos en Groen (B49).
7. Om de ontwikkeling van een hoogwaardig fietspad langs de zuidelijke oever van het kanaal mogelijk te maken moet specifiek voorschrift opgenomen worden dat ook geldt in de reservatiegebieden voor het stadsbos. Dit fietspad kan ter hoogte van het stadsbos gebruikt worden als alternatief voor de fietspaden op de noordelijke kanaaloever die een aantal bedrijventerreinen passeren. Dan moet het echter een gehele route zijn tussen twee bruggen over het kanaal en voldoen aan de vereisten voor een hoofdfietsroute in het provinciaal utilitair fietsroutenetwerk. Vlacoro is van oordeel dat een dergelijk fietspad moet kunnen ingericht worden en adviseert dan ook dat dit in de stedenbouwkundige voorschriften zou aangepast worden.
8. Verder stelt de Afdeling Bos en Groen voor in een ontwerp van stedenbouwkundige voorschriften: “Voor de inrichting van het stadsbos is één (of meerdere) inrichtingsrapport(en) vereist”. Het is aangewezen dat voor het ganse gebied slechts één inrichtingsrapport wordt opgesteld als kwaliteitsbewakend instrument voor de samenhangende ontwikkeling van het gebied. Geïsoleerde beslissingen over delen van het stadsbos moeten voorkomen worden. Het rapport mag slechts wordt aangepast indien er een noodzaak voor bestaat. Een aanpassing mag slechts gebeuren nadat op lokaal niveau de betrokken gemeentebesturen akkoord zijn. Dit moet statutair in de stedenbouwkundige voorschriften ingeschreven worden. Tevens moet opgenomen worden welke overheid of welk orgaan bevoegd is over de opvolging en bijsturing van het inrichtingsrapport. Vlacoro ondersteunt dit advies zowel inzake de opmaak van slechts één inrichtingsrapport (inrichtingsstudie) als inzake de bijsturing van de procedures voor opmaak en aanpassing van het inrichtingsrapport (inrichtingsstudie).
9. Op het einde van de Stoktsestraat staan de gebouwen van Technico Kajak Club. Ze zijn dringend aan vervanging toe. Momenteel liggen de gronden in Parkgebied zodat het heropbouwen niet kon toegestaan worden. Volgens het ontwerp van GRUP wordt het terrein in het Reservatiegebied voor stadsbos regionaalstedelijk gebied Turnhout gesitueerd. Wanneer het bij het opstelling van een inrichtingsrapport uiteindelijk niet in het Stadsbos wordt geïntegreerd vervalt de reservatie en komt het terug in Parkgebied met alle gevolgen van dien. Enerzijds moet het nu in effectief Stadsbos worden opgenomen en anderzijds moeten de voorschriften van artikel 16.1 dermate worden aangevuld dat het vervangen van de bestaande gebouwen van deze club mogelijk wordt. Het is immers een laagdynamische activiteit op het water met een beperkte noodzaak aan infrastructuur. De bereikbaarheid, buiten het Stadsbos om, is gegarandeerd via de Stoktsestraat. Vlacoro is van oordeel dat kajakken op het kanaal en de beoefening van deze laagdynamische sport in een kleinschalig clubverband volledig compatibel is met het beoogde recreatief medegebruik en de recreatieve ontsluiting van het stadsbos. De stedenbouwkundige voorschriften laten de uitbouw van kleinschalige infrastructuur voor recreatief medegebruik toe. De stedenbouwkundige voorschriften moeten de herbouw van een bergplaats en clubhuis mogelijk maken.
55
Dossier 157
10. Er werd rekening gehouden met het voorstel van het schepencollege om het gebied ten oosten van de Ring mee op te nemen in het Stadsbos. Hierbij is echter één bebouwde kavel over het hoofd gezien. Het perceel wijk P nr 688t aan de Oude Beersebaan ligt volgens het gewestplan Turnhout in Parkgebied. Op 6-2-1989 werd een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een kopwoning tegen een wachtgevel op het buurperceel. Deze woning is momenteel zonevreemd en blijft volgens het ontwerp GRUP in Parkgebied liggen. Het perceel is terecht niet opgenomen in het Stadsbos. Van het huidig GRUP moet gebruik gemaakt worden om deze dubbelzinnige situatie recht te zetten. Het perceel moet opgenomen worden in links gelegen woongebied. Aan de Wilgentakjesdreef staan op grondgebied Vosselaar 7 woningen. Op Turnhouts grondgebied staat slechts één grote residentiële woning. De eigenaar bezit rondom de woning een terrein met een oppervlakte van meer dan 7ha. De verwerving van woning en gronden zal niet eenvoudig zijn. De woning werd legaal vergund op 10 april 1967; vóór het opstellen van het gewestplan. In 1977 werd het perceel in het Natuurgebied opgenomen. Ze is dus zonevreemd zonder de bescherming van hoofdstuk IV van het decreet op de Ruimtelijke Ordening. Enerzijds mag ze niet opgenomen worden in het ontworpen Stadsbos. Anderzijds moet ze in woongebied/woonpark worden gelegd zoals de percelen aan de overzijde van de weg. De voorschriften moeten dermate opgesteld worden dat slechts één woning op het perceel wordt toegelaten. Verdere verkaveling moet kunnen verboden worden. Tussen de Galgenbeekweg en de Steenweg op Antwerpen liggen een 12-tal bebouwde percelen. Vijf percelen bevatten rijwoningen en op twee percelen staan appartementsgebouwen. Volgens het gewestplan Turnhout liggen ze in P-gebied. Dit was een foutieve inkleuring in 1977 waardoor, volgens de vigerende decreten, ernstige verbouwingen, uitbreidingen en nieuwbouw uitgesloten zijn omdat de percelen in een kwetsbaar gebied zouden gelegen zijn. Van het huidig RUP kan gebruik gemaakt worden om de fout te herstellen en ze in een woongebiedje te situeren. Vlacoro wijst er op dat een uitbreiding van het plangebied in de huidige procedure niet mogelijk is. Tevens is het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan niet het aangewezen planningsinstrument is voor de problematiek van zonevreemde woningen. De stad Turnhout en gemeente Vosselaar zijn best geplaatst om voor hiervoor eigen initiatieven te ontwikkelen. Voor wat betreft de woning aan de Wilgentakjesdreef wijst Vlacoro er op dat een verwerving niet nodig is voor de realisatie van het stadsbos. Vlacoro is evenwel van oordeel dat dit domein een integraal deel uitmaakt van het samenhangend geheel van stadsbos zoals het in het voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan is afgebakend. Vlacoro stelt voor dat de stedenbouwkundige voorschriften indien nodig aangepast worden zodat ze voorzien in de mogelijkheid voor herbouw conform de bestaande vergunning(en).
B.1.2. Bezwaarschriften B.1.2.1. Bezwaarschriften van diverse aard
1. De eigenaar van het "domein Filipkensvijver" (105 hectaren) [B6] tekent bezwaar aan tegen het feit dat dit gebied wordt deels als actief stadsbos en deels als `reservatie' stadsbos ingekleurd. Hij kan absoluut niet akkoord gaan daar de privacy en de veiligheid van de bewoners van dit domein in het gedrang komt, en dat dit een belangrijke waardevermindering van de eigendom tot gevolg heeft. Hij wenst daarom het private karakter van het landgoed te bewaren. Als belangrijke partner in de realisering van het actief stadsbos wenst hij een persoonlijke dialoog met de uitvoerende en beslissingnemende personen in dit dossier. Hij is verbolgen door het feit dat hij als eigenaar niet is gehoord in de opmaak van dit project terwijl er klaarblijkelijk sinds 1997 in allerhande werkvergaderingen en 'georganiseerde' commissies gewerkt werd aan zijn realisatie.
56
Dossier 157
Het gebied is thans op het gewestplan bestemd als parkgebied en natuurgebied. Vlacoro is van oordeel dat een herbestemming tot stadsbos met bos en natuur als hoofdfuncties, geen wezenlijke verandering inhoudt ten opzichte van de huidige bestemmingen van het gebied. Het recreatief medegebruik en de ontsluiting van het stadsbos, die bepalend zijn voor de bescherming van het privaat karakter van het domein, vormen het voorwerp van het inrichtingsrapport. De stedenbouwkundige voorschriften omvatten geen dwingende bepalingen inzake algemene toegankelijkheid van alle deelgebieden van het stadsbos. Vlacoro is van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften met betrekking tot het domein Filipkensvijver voldoende mogelijkheden bieden om bepaalde delen hun privaat karakter te laten behouden. Daarnaast is Vlacoro is van oordeel dat de eigenaars en gebruikers binnen het stadsbos, actief moeten betrokken worden bij de opmaak van het inrichtingsrapport en het beheer. Vlacoro verwijst hiervoor naar haar antwoord bij B167 (punt 17) inzake de aangewezen procedure voor de opmaak van het inrichtingsrapport (inrichtingsstudie).
2. De Technico Kajak Club VZW [B7] vraagt rekening te houden met zijn ligging in het toekomstige Stadsbos, namelijk aan het einde van de Stoktsestraat ter hoogte van de Nassaulaan, langs het kanaal Dessel - Schoten, terreinen die zij huren van de Dienst voor de Scheepvaart. Bij het opmaken van het inrichtingsplan van het Stadsbos willen zij de vergunbaarheid vrijwaren om de noodzakelijke infrastructuur van onze sportvereniging te kunnen behouden. Hun recreatieve activiteiten kaderen perfect in de bestemming die voorzien is in het inrichtingsplan, zoals vermeld in de "Toelichting bij verordenende voorschriften" (nieuwe en bestaande recreatieve functies, zoals jeugdactiviteiten, sport ...). Als watersportvereniging (kajakvaren) bieden zij mogelijkheden aan 130 sporters vanaf 12 jaar tot sportende 60 plussers. Zij kunnen enkel voortbestaan als club door de perfecte ligging langs het kanaal en door de bereikbaarheid via de Stoktsestraat. Door dat de sport beoefend wordt op het kanaal (aan de rand van het Stadsbos en langs de Turnhoutse Ring) zien zij geen impact op het Stadsbos. De club voegt ook een bijlage toe waarin zijn werking wordt voorgesteld. Vlacoro is van oordeel dat kajakken op het kanaal en de beoefening van deze laagdynamische sport in een kleinschalig clubverband volledig compatibel is met het beoogde recreatief medegebruik en de recreatieve ontsluiting van het stadsbos. De stedenbouwkundige voorschriften laten de uitbouw van kleinschalige infrastructuur voor recreatief medegebruik toe. Vlacoro adviseert dat in de toelichting bij de verordenende voorschriften kajakken op het kanaal expliciet zou vermeld worden als recreatief medegebruik. Vlacoro adviseert dat bij het opstellen van het inrichtingsrapport met deze behoeften rekening zou gehouden worden.
3. De bezwaarindiener [B26] is met volgende percelen betrokken:gemeente Vosselaar, Wijk A nr 134 a (bouwland groot 49a04ca), nrs 136,137 en 138 (bouwland samen groot 97a15ca), nrs 122 a en 143 b (bouwland samen groot 1 ha40a93ca), nr 141 a (bouwland groot 36a90ca), nr 147 bouwland (2ha93a15ca), en nr 51 (bouwland groot 61 a55ca). Het gros van deze percelen wordt gebruikt voor landbouwuitbating en zal eens in het stadsbos gelegen daarvoor niet meer in aanmerking kunnen komen. In een bosgebied wordt door de mestbank immers geen enkele bemesting toegestaan. Dit bezwaar omvat tevens de vaststelling dat men beter een gedeelte kan weglaten uit het stadsbos (aangeduid op bijgevoegd plan) opdat in dit gedeelte van de gemeente Vosselaar en Beerse zich meerdere woningen alsook landbouwbedrijven als industrie bevinden. Terwijl men het stadsbos verder laat beginnen men werkelijk een bosgebied omvat. Dit gebied kan zonder bezwaar afgebakend worden tot aan de Ring om Turnhout (Nassaulaan) om dat ten zuiden van de N 12 Turnhout Antwerpen via de Heijbossen via het Raadsherenpark naar het Grotenhoutbos een lus te vormen om Turnhout en een perfect stadsbos gelegen op het grondgebied Turnhout -Vosselaar creëert, om dan verder naar Gierle, Lille en Beerse (Schrieken) uit te zwaaien.
57
Dossier 157
Het opmerkelijke aan dit alles is dat het gebied Heijbossen bij de eerste opmaak wel voorzien was in het stadsbos, doch gezien dit de private eigendom genaamd Somers omvat, via Iobbyen uit het stadsbos is verdwenen en is vervangen door de zuidwestelijk uitbreiding Vosselaar -Beerse. De goedkeuring van het stadsbos zoals het nu is ingetekend geeft blijk van het feit dat telkens de kleine man, die nergens inspraak heeft, dient op te draaien voor de grote privé eigenaars met alle gevolgen vandien voor deze groep van de bevolking. Men vindt hierin ook de weerspiegeling weer dat grote privé eigenaars geholpen worden hun eigendom te vrijwaren van inbreng in het publiek gebeuren. Ter verduidelijking zijn plannen bij het bezwaarschrift gevoegd. Het gebied is thans op het gewestplan bestemd als natuurgebied. Vlacoro is van oordeel dat een herbestemming tot stadsbos met bos en natuur als hoofdfuncties, geen wezenlijke verandering inhoudt ten opzichte van de huidige bestemmingen van het gebied. Ten aanzien van het landbouwgebruik, bijvoorbeeld inzake bemesting, is er geen wijziging te verwachten van de huidige sectorale bepalingen. Bovendien is landbouw in de voorschriften opgenomen als ondergeschikte functie. Een laagdynamisch agrarisch gebruik dat gericht is op het in stand houden van de omgevende natuur- en landschapswaarden, zal in het stadsbos zeker zijn plaats kennen. Vlacoro is van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften inzake het functioneren van de landbouw onduidelijk zijn. Art. 16.1. par. 2 stelt terzake dat de landbouw een ondergeschikte functie is en stelt als vergunbaar werken en handelingen die nodig zijn voor het functioneren van de landbouwfunctie voor zover zij het functioneren van het stadsbos niet schaden. Vlacoro vindt het aangewezen deze voorschriften in overeenstemming te brengen met deze van toepassing op natuurgebied. Vlacoro onderschrijft de optie van het ruimtelijk uitvoeringsplan van opname van deze gebieden in het stadsbos daar zij een wezenlijk deel vormen van dit stedelijk groengebied en een samenhangend geheel vormen.
4. Drie firma's [B44] (waaronder nv Den Dam) vragen dat de verordenende stedenbouwkundige voorschriften zoals voorzien in artikel 16 niet van toepassing zijn op de percelen te 2340 Beerse, Dijkstraat nr. 22 en kadastraal gekend onder gemeente Beerse, 1ste afdeling, sectie B met nrs. 418a2, 418s, 418w en 418z. Deze percelen, waarvan een firma eigenaar is en de drie firma's een belangrijk gedeelte van hun bedrijvigheid uitoefenen, dienen derhalve uit het Stadsbos te worden gelicht. Deze zone staat momenteel ingekleurd als industriegebied op het gewestplan. Er zijn in het jaar 2000 belangrijke nieuwe investeringen gedaan. Thans zou het gehele gebied ingekleurd worden als "stadsbos" en zouden de betrokken firma's genoodzaakt zijn elders hun bedrijvigheid onder te brengen. Zij zien geen enkele mogelijkheid voor een herlokalisatie, te meer daar op het grondgebied Beerse industrieterreinen zeer schaars zijn en onmiddellijk worden ingenomen. Twee firma's stellen ter plaatse ca 45 werknemers tewerk. Indien de vermelde zone als stadsbos zou worden ingekleurd zullen de bedrijven op korte en middellange termijn worden geconfronteerd met weigeringen van de noodzakelijke vergunningen. Zij zullen derhalve genoodzaakt worden om hun bedrijvigheid, en dit in een gebied welk op dit ogenblik ingekleurd is als industriegebied , stop te zetten. Dit is volstrekt in strijd met elke norm van rechtszekerheid. Verzoeksters dienen derhalve bezwaar in tegen artikel 16.1 van de verordenende stedenbouwkundige voorschriften in zoverre dit artikel het verder exploiteren en uitbreiden op het perceel op welke manier dan ook zou beperken. De firma's wensen, zoals hen dit door de overheid is gegarandeerd en toegestaan, hun exploitatie op het bewuste perceel verder te zetten.
58
Dossier 157
Overigens merken de bezwaarindiensters op dat er zich op het volledige grondgebied Beerse waarop het stadsbos wordt voorzien verschillende knelpunten voordoen (o.m. het verdwijnen van een recreatiegebied, woonuitbreidingsgebied en industriegebied) . Het is wellicht aangewezen om de volledige grens van het stadsbos te verleggen naar de hoek Krikskensstraat en Dijkstraat-Oost (grens Turnhout - Beerse). Vlacoro is van oordeel dat het behoud van de huidige bestemming op het gewestplan van milieubelastende industrie een zware hypotheek legt op de ontwikkeling van het stadsbos. Bedrijvigheid op deze locatie is niet opgenomen in de gewenste ruimtelijk-economische structuur. Het bedrijventerrein is slecht ontsloten voor vrachtverkeer. Waar de huidige bedrijvigheid een beperkte milieubelasting veroorzaakt die nog verzoenbaar is met de ontwikkeling van een stadsbos rondom, is dit met de huidige bestemming naar de toekomst toe niet gegarandeerd. Vlacoro is van mening dat het aangewezen is dat de herbestemming van deze industriezone opgenomen is in het ruimtelijk uitvoeringsplan of dat van een herbestemming afgezien wordt. Vlacoro verwijst hiervoor naar haar antwoord bij bezwaar B49). Vlacoro is van oordeel dat een herbestemming van het industriegebied noodzakelijk is om het stadsbos op termijn volledig te kunnen realiseren. Anderzijds is Vlacoro ook van mening dat voldoende rekening moet gehouden worden met de huidige bedrijfseconomische situatie en de relatief beperkte milieuhinder van de huidige bedrijfsactiviteiten. Daarom adviseert Vlacoro een herbestemming van het industriegebied voor milieubelastende bedrijvigheid naar industriegebied met nabestemming stadsbos en met toepassing van het recht van voorkoop. Op basis van het bosdecreet kan het bedrijf onteigend worden ter realisatie van het stadsbos.
5. De Turnhoutse Sportraad [B47] staat achter de idee om een stadsbos te creëren in de kanaalzone tussen Turnhout en Beerse, maar vreest dat met de nieuwe ontwikkelingen de werking en de ontplooiing van de Technico Kajak Club vzw in het gedrang komen. De raad vraagt de werking van de vereniging te vrijwaren en door hun betrokken zone zodanig te omschrijven dat de huidige werking en eventuele noodzakelijke uitbreidingen in de toekomst vergund kunnen worden. De raad haalt daarvoor volgende elementen aan. * De Technico Kajak Club heeft een bestaansrecht verworven in het Turnhoutse sportgebeuren en is een belangrijke sociale ontmoetingsplaats. * In het ruimtelijk structuurplan Antwerpen worden Turnhout en het kanaal omschreven als gebied van toeristisch-recreatief belang. Het kanaal DesselSchoten wordt beschouwd als één van de elementen van het gebundeld netwerk. Tevens wordt gesteld dat netwerkbewegingen mogelijk zijn te water op de secundaire waterwegen en natuurlijke waterlopen. Het benutten van het kanaal Dessel-Schoten is een belangrijke toeristische troef in het verder uitbouwen van de waterrecreatie en sportieve activiteiten. * Een kajakvereniging is aangewezen op de onmiddellijke nabijheid van het kanaal en kan niet elders geherlokaliseerd worden. * Het betreft hier een zachte recreatievorm (niet gemotoriseerd) die perfect aansluit bij de bedoeling en het gebruik van het stadsbos. * De verplaatsingen gebeuren over het kanaal aan de rand van het stadsbos en hebben dus geen ingrijpende gevolgen hiervoor. * De verplaatsingsvorm over water kan een welgekomen aanvulling zijn bij de activiteiten van het stadsbos. Onder andere het verkennen van het stadsbos via wandelpaden en per kajak terugkeren. Dit maakt het aanbod naar jeugdverenigingen, scholen, enz. enkel waardevoller. De accommodatie is gelegen aan de verkeersader Nassaulaan (Turnhoutse ring) en kan makkelijk bereikt worden zonder verkeersoverlast voor het stadsbos.
59
Dossier 157
Vlacoro is van oordeel dat kajakken op het kanaal en de beoefening van deze laagdynamische sport in een kleinschalig clubverband volledig compatibel is met het beoogde recreatief medegebruik en de recreatieve ontsluiting van het stadsbos. De stedenbouwkundige voorschriften laten de uitbouw van kleinschalige infrastructuur voor recreatief medegebruik toe. Vlacoro adviseert dat in de toelichting bij de verordenende voorschriften kajakken op het kanaal expliciet zou vermeld worden als recreatief medegebruik. Vlacoro adviseert dat bij het opstellen van het inrichtingsrapport met deze behoeften rekening zou gehouden worden.
6. De bezwaarindiener [B48] stelt een aantal verbeteringen voor met betrekking tot het stadsbos. Hij stelt vast dat er een hoofdingang tot het stadsbos aangeduid die loopt langs de geklasseerde dreef van Flipkensvijver. Bovendien is er ook in de begeleidende tekst vermeld dat er aan de ingang een ingangsgebouw, een bushalte en een parking voor een honderdtal voertuigen voorzien wordt. Dit is afwijkend van hetgeen er voordien werd voorgesteld. Het is ook een aantasting van een uniek geklasseerd landschap. De dreef van Flipkensvijver is geklasseerd en het zou enorm spijtig zijn dat dit wandelpad onder eeuwenoude bomen zou gebruikt worden als doorstroming voor voertuigen. Een ingangsgebouw voor het stadsbos in de omgeving van de dreef schaadt altijd dit uniek uitzicht. De aanleg van een voertuigenparking in deze omgeving schaadt de rust tijdens wandelingen in deze dreef (lawaai-, stank-, vuilnis- en mogelijk diefstalhinder). In de vorige studies was gesteld dat de hoofdingang van het Stadsbos aan de Steenweg op Antwerpen een paar honderd meter verder zou gerealiseerd worden, namelijk langs de Weigang op de grens van het grondgebied van Turnhout en Vosselaar. Dit heeft heel wat meer voordelen: * er is maar een korte verbinding nodig tussen de Steenweg op Antwerpen en de te verwezenlijken voertuigenparking. Deze weg is trouwens al aanwezig en werd onlangs door de gemeente Vosselaar, in samenwerking met de stad Turnhout, omgevormd tot éénrichtingsweg in het kader van het project Stadsbos; de verplaatsing met voertuigen van de Steenweg op Antwerpen tot de parking wordt beperkt tot slechts 150 m; * een bijkomende bushalte "Stadsbos" moet niet meer verwezenlijkt worden; deze is aan de Weigang al aanwezig; een bijkomende bushalte aan de dreef zou slechts op 300 m van de halte "Galgenbeek" liggen, hetgeen vrij kort is en de trajectduur naar Antwerpen meer belast; * een ingangsgebouw van het Stadsbos ter hoogte van de Weigang kan daar op een perceel met minder ecologische waarde gerealiseerd worden en de huidige omgeving valoriseren; bovendien kan van hieruit de parking ook nog overzien en bewaakt worden; * de dreef van Flipkensvijver komt in een geluidsluw gebied te liggen zonder hinder van voertuigen en wordt enkel gereserveerd voor wandelaars, fietsers en (mogelijk) ruiters (d.m.v. een ingang in chicane). Betrokkene stelt tenslotte ook zijn ervaring en deskundigheid - zonder enige vorm van vergoeding ter beschikking voor de realisatie van dit uitermate belangrijk project voor natuurbehoud. Vlacoro is het met de bezwaarindiener eens dat het om landschappelijke en ecologische redenen niet aangewezen is de hoofdingang voor het stadsbos met bijhorende parking te voorzien aan de Beukendreef. Het is aangewezen deze aspecten op te nemen in het inrichtingsplan. Het voorstel van de bezwaarindiener kan daarbij geëvalueerd worden. Vlacoro is tevens van oordeel dat het omwille van het laagdynamische karakter van het stadsbos niet noodzakelijk is om de ontsluiting van het gebied vast te leggen in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het inrichtingsplan is daarvoor beter geschikt. Vlacoro adviseert daarom om art. 16.3 te schrappen en de ontsluiting op te nemen onder art. 16.1.
60
Dossier 157
7. Het bezwaarschrift van de Afdeling Bos en Groen [B49] houdt verband met de stedenbouwkundige voorschriften voor het stadsbos zoals opgenomen in artikels 16.1, 16.2, 16.3 en 16.4 van het ontwerp. Het bezwaar betreft meer bepaald de in artikel 16.2 geformuleerde procedure die stelt dat `uit het eerste op te maken inrichtingsrapport zal blijken welke ontwikkelingsperspectieven voor elk van deze [onder artikel 16.2 bedoelde] gebieden worden voorgesteld. Bij integratie van de gebieden in het stadsbos wordt de bestemming automatisch stadsbos Regionaalstedelijk gebied Turnhout en gelden alle bepalingen van artikel 16.1. Zo niet vervalt de reservatie. ' De indiener van het bezwaarschrift stelt zich de vraag naar de wenselijkheid om via een dergelijke `beknopte' procedure verregaande beslissingen als bestemmingswijzigingen door te voeren. Het is immers van belang om een voldoende draagvlak te hebben voor deze beslissingen en een minimumvereiste hierbij is wel de transparantie van de procedure. In de plaats van de procedure van het inrichtingsrapport, stelt de afdeling voor om het stadsbos af te bakenen middels een overdruk `Stadsbos Het Looi'. Ruimtelijk omvat deze overdruk alle gebieden begrepen onder artikel 16.1 en 16.2 van het ontwerp van RUP voor de afbakening van het RSG Turnhout. Wel dient hier aangevoerd te worden dat de percelen kadastraal gekend als Vosselaar, Afdeling 1, Sectie A, perceel nr 35f en 35g (zie kaart 1), niet dienen opgenomen te worden in de perimeter van het stadsbos. Deze percelen maken namelijk deel uit van een reeds bebouwde verkaveling en dienen dus, in overeenstemming met de rest van de verkaveling, buiten de perimeter van het stadsbos te vallen. Binnen dit alternatief voorstel zijn de bestemmingen onderliggend aan de overdruk `Stadsbos Het Looi' deze uit het vigerende plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan, met uitzondering van de volgende punten. * De bestemming industriegebied. Voor dit industriegebied wordt, in overeenstemming met de beoogde implementatie van het stadsbos, de nabestemming Natuurgebied voorzien. De duurzame integratie van het op dit bedrijventerrein gevestigde bedrijf `Den Dam' in het stadsbos is vnl. qua verkeersbelasting en visuele impact niet wenselijk. Bovendien worden, gelet op de huidige bestemming van dit bedrijventerrein welke de vestiging van milieubelastende industrie toelaat, alle inspanningen met betrekking tot de inrichting van het stadsbos gehypothekeerd. Daarom wordt in de `Aanzet tot stedenbouwkundige voorschriften met betrekking tot stadsbos Het Looi' (zie bijlage), een herlokalisatie van het bedrijf `Den Dam' met aansluitend het in voege treden van de nabestemming Natuurgebied vooropgesteld. * De bestemming woonuitbreidingsgebied. Gegeven de resultaten van de analyse van het bijkomende woningaanbod in het regionaalstedelijk gebied Turnhout, resulterend in het niet weerhouden van het woonuitbreidingsgebied ten westen van de Gorenstraat als stedelijk woongebied of woonreservegebied, en gegeven de opname van dit gebied binnen de perimeter van het stadsbos Het Looi, dient dit gebied de bestemming Natuurgebied te krijgen. Op die manier vormt dit gebied een planologisch geheel met de percelen ten oosten van de Gorenstraat. Bovendien is deze herbestemming in overeenstemming met de inrichtingsvisie voor het stadsbos het Looi welke op deze locatie (de noordwesthoek van het stadsbos), een permanent open plek in het stadsbos beoogt waarbinnen een landschappelijk, visueel en ecologisch aantrekkelijk houtwallenlandschap wordt ontwikkeld met mogelijkheden tot beheerslandbouw. * De bestemming natuurgebied voor de percelen aangegeven op Kaart 2. Voor deze percelen ter hoogte van de pastorij 't Hof dient een herbestemming van Natuurgebied naar Parkgebied te gebeuren, teneinde de ontwikkelingsperspectieven en de stedenbouwkundige voorschriften (zie bijlage) voor dit gebied op mekaar af te stemmen. De inrichting van het gebied dient uitgewerkt te worden binnen een inrichtingsrapport dat deel uit maakt van het dossier betreffende een aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundig attest of stedenbouwkundige vergunning voor de implementatie van de functiewijziging van de pastorij 't Hof en de omgeving. De niet als dusdanig gerealiseerde gedeelten van de aangegeven zone worden ontwikkeld overeenkomstig de huidige bestemming.
61
Dossier 157
In functie van de inrichting en het beheer van het stadsbos RSG Turnhout, dienen stedenbouwkundige voorschriften opgesteld te worden die algemeen gelden voor de gebieden vallend onder de overdruk 'Stadsbos Het Looi' en die aanvullend zijn op de stedenbouwkundige voorschriften van de onderliggende bestemmingen. Een aanzet tot de stedenbouwkundige voorschriften voor de overdruk 'Stadsbos Het Looi' en tot de aanvullende voorschriften voor de onderliggende bestemmingen is toegevoegd als bijlage. De afdeling motiveert haar bezwaarschrift door te stellen dat het is ingegeven door de krachtlijnen van de ontwikkelde inrichtingsvisie voor het gebied, nl. het maximaal behoud van de bestaande groenelementen, het verbeteren van de landschappelijke aspecten van het gebied en het verder doordacht ontsluiten van het gebied voor recreatievormen als wandelen, fietsen, ruiterij, ... Het ontwikkelen van een stadsbos in onderhavig gebied wordt niet gezien als een totaal nieuwe functie, die het bestaande wegveegt en mag evenmin die perceptie krijgen, vermits dit heel wat weerstanden kan oproepen. Deze werkwijze stemt bovendien overeen met de aanpak bij andere afbakeningsprocessen vb. Groenpool Parkbos Gent. Eenvormigheid in de aanpak van de stadsbosthematiek kan de transparantie en impact van zowel het planologische proces als de implementatie enkel ten goede komen. Met het bezwaarschrift en het voorgestelde alternatief, meent de afdeling volledig aan te sluiten bij de geest van het ontwerp RUP voor het stadsbos van het RSG Turnhout, alleen stelt zij voor de praktische uitvoering te wijzigen en dit volledig in functie van het verhogen van het draagvlak en de slaagkansen voor de implementatie van stadsbos Het Looi. In bijlage voegt de afdeling een aanzet tot stedenbouwkundige voorschriften met betrekking tot stadsbos Het Looi. Vlacoro adviseert om de percelen kadastraal gekend als Vosselaar, Afdeling 1, Sectie A, perceel nr 35f en 35g en opgenomen in verkaveling 274, niet op te nemen in het plangebied en hun huidige bestemming van woongebied te behouden. Bepaalde delen van het plangebied zijn aangeduid als reservatiegebied voor stadsbos, art. 16.2. Het eerste inrichtingsrapport moet de ontwikkelingsperspectieven van deze gebieden aangeven. Bij integratie van de gebieden in het stadsbos gelden dan de bepalingen van de bestemming stadsbos. Zo niet vervalt de reservatie. Vlacoro treedt de bezwaarindiener bij dat een inrichtingsrapport niet het aangewezen instrument is om herbestemmingen door te voeren. De bestemming reservatiegebieden wordt hier verkeerdelijk toegepast. De gewenste structuur van het stadsbos kan met de huidige beschikbare gegevens vastgesteld worden en moet als uitgangspunt fungeren voor het ruimtelijk uitvoeringsplan. De procedure van ruimtelijk uitvoeringsplan is in dit geval het enige en geschikte planningsinstrument om aan de eigenaar en gebruiker binnen het plangebied rechtszekerheid te bieden inzake toekomstig gebruik en ontwikkelingsmogelijkheden van hun eigendommen. Vlacoro adviseert dat volgende gebieden opgenomen worden in de bestemming stadsbos, art. 16.1: (1) de woonzone aan Hofeinde met uitzondering van de percelen opgenomen in verkaveling 274: De verdere realisatie van het woongebied hypothekeert de renovatie van het beschermd monument “voormalige pastorie ’t Hof” en de integratie ervan binnen het stadsbos. (2) parkdomein Filipkenskasteel: Het domein maakt onlosmakelijk deel uit van het stadsbos en de inrichting en het beheer van dit domein dienen op zijn ligging binnen het stadsbos afgestemd te worden. Aandachtspunten inzake toegankelijkheid en bescherming van het privaat karakter (zie antwoord op bezwaar B06) dienen opgenomen te worden in het inrichtingsrapport. (3) parkgebied ter hoogte van de hoek Stoktsestraat-Oude Beersebaan. De zone maakt onlosmakelijk deel uit van het stadsbos en de inrichting en het beheer van deze zone dienen afgestemd te worden op de inrichting van het inrichtingsconcept van het stadsbos. Ten aanzien van de herbestemming van het industriegebied, verwijst Vlacoro naar haar advies bij bezwaar B44, waar Vlacoro voorstelt het gebied de bestemming industriegebied met nabestemming stadsbos toe te kennen..
62
Dossier 157
Ten aanzien van de bestemming stadsbos dan wel de toepassing van basisbestemmingen zoals natuur- of bosgebied met toepassing van een overdruk stadsbos heeft Vlacoro volgend standpunt. Vlacoro is van oordeel dat de doelstelling van een stadsbos moet zijn: een groot bos- en natuurgebied voor de inwoners van het stedelijk gebied waar een harmonie moet heersen tussen natuur, landschap en recreatie. Hoewel bos het overwegend landschapstype is, omvat een stadsbos ook een afwisseling van vegetatietypes (in het geval van Turnhout ook heide) en open plekken van weiland met beheerslandbouw. Het stadsbos moet geconcipieerd worden als een totaalproject met een differentiatie in gebieden met een meer natuurgericht of een recreatiever karakter in antwoord op de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden. Het project stadsbos omvat een specifieke inrichting, bijvoorbeeld inzake onthaal, parking en toegankelijkheid en een specifieke landschapsinrichting, die afgestemd zijn op de recreatieve ondersteuning van het regionaalstedelijk gebied. Het stadsbos is een project met een langetermijnperspectief inzake realisatie. Bij de inrichting wordt derhalve ook rekening gehouden met de bestaande functies bv. inzake landbouw, en de bestaande landschapswaarden, bv. kasteelpark en kleinschaliger landschap. Een specifiek bestemmingsvoorschrift voor stadsbos is nodig om de veelzijdigheid van functies te ondersteunen en toe te laten om het stadsbos als één samenhangend geheel te ontwikkelen. Vlacoro is tevens van oordeel dat het onderscheid in basisbestemmingen van parkgebied en natuurgebied, zoals de bezwaarindiener verzoekt, niet aangewezen is. Een differentiatie in deelgebieden moet ook kunnen ingebouwd worden onder eenzelfde bestemmingsvoorschrift. Niettemin moeten de voorschriften volledige duidelijkheid bieden over de ontwikkelingsmogelijkheden van de bestaande functies. De randvoorwaarden en krijtlijnen van inrichting moeten bepaald worden in de stedenbouwkundige voorschriften en toegelicht worden in de inhoudelijke eisen gesteld aan de voorschriften. Vlacoro is van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften hierbij tekort schieten. In het bijzonder art 16.1, §2 punten 2, 3, 4 en 5 dienen te worden aangescherpt teneinde duidelijk te stellen welke werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen vergunbaar zijn, desgevallend gespecificeerd naar deelgebieden van het stadsbos.
8. De bezwaarindiener [B73] is eigenaar van een belangrijk deel van de percelen gelegen in het voorziene stadsbos, nl. de percelen die kadastraal gekend zijn onder gemeente Beerse, sectie B, nrs. 436 f,p,y, 437 g,f,d, 438 a,b, 439, 440, 441, 442, 443 a,b,c, 444, 445, 446, 447, 448g, 448h, 449a, 450a, alsmede nrs; 415d , 416,a, 417a, 428/B, 429/B, 430/B, 431/B, 432/S, 435/C, 415/C/deel (smalle strook gelegen naast het kadaster nummer 441), 436/Y en 417/D/4; en ook sectie A 105/F, 106/K, 106/N. Hij verzoekt om de percelen uit het stadsbos te lichten en de betrokken stedenbouwkundige verordeningen er niet op van toepassing te verklaren. Op dit ogenblik zijn de percelen gedeeltelijk bebouwd door betrokkene, die aldaar zijn bedrijvigheid uitvoert alsmede een gedeelte ervan verpacht wordt en in gebruik is als landbouwgrond. Er is geen enkele reden voorhanden om te twijfelen aan het gegeven dat de gronden verder zullen worden gebruikt als landbouwgrond naar de toekomst toe. De bedrijvigheid van de bezwaarindiener op de vermelde percelen wordt reeds gedurende diverse jaren uitgeoefend en hij werd nooit in kennis werd gesteld dat zijn activiteiten op het bewuste perceel moeten worden stopgezet. Het gevoerde gedoogbeleid heeft er in ieder geval voor gezorgd dat verzoeker belangrijke investeringen heeft gedaan. Het bezwaar heeft betrekking onder meer op de opslag en verkoop van bouwmaterialen. Deze bedrijvigheid is thans gesitueerd binnen natuurgebied. De bezwaarindiener geeft aan dat deze bedrijvigheid opgestart is na de vaststelling van de het gewestplan en dat hij kennis heeft van het zonevreemd karakter van zijn bedrijvigheid. Vlacoro is van oordeel dat deze zonevreemde activiteit geen basis vormt om af te zien van een herbestemming van het gebied tot stadsbos, een bestemming die volledig in dezelfde lijn ligt als de huidige bestemming.
63
Dossier 157
Inzake de percelen die thans in landbouwgebruik zijn, wijst Vlacoro er op dat landbouw in de voorschriften opgenomen is als ondergeschikte functie. Een laagdynamisch agrarisch gebruik dat gericht is op het in stand houden van de omgevende natuur- en landschapswaarden, zal in het stadsbos zeker zijn plaats kennen.
9. De bezwaarindieners [B77] zijn eigenaar van percelen in de zone dewelke wordt ingekleurd als stadsbos en kadastraal gekend onder Vosselaar sectie A nummers 47 a , 44 e en 49. De bestaande hoeve en stallingen van hun landbouwbedrijf, met zetel gelegen Hofeinde te .350 Vosselaar vallen buiten de vooropgestelde afbakening van het stadsbos. De stallingen zijn aan vernieuwing toe maar staan momenteel nadelig ingeplant ten opzichte van de woonkavels aan het Hofeinde. Betrokkenen wensen op het perceel 44 e (grenzend aan de Krikskenstraat) een stal te bouwen na sloping van de bestaande bouwvallige stallingen. Dit zou zowel het landbouwbedrijf als de onmiddellijke omgeving van het stadsbos ten goede komen. Betrokkenen verzoeken om te voorzien dat op voormelde percelen de inplanting van een stal ten behoeve van een landbouwexploitatie niet uitgesloten wordt. In dien de bestemming van stadsbos dit wel zou uitsluiten, verzoeken zij om voormelde percelen uit de perimeter van het stadsbos te laten. Dit zal de gemeente dan toelaten om in het kader van de opmaak van hun gemeentelijk structuurplan te zoeken naar een op lossing waarbij de landouwexploitatie bestendigd kan worden zonder afbreuk te doen aan de omgeving, wel integendeel. Zij zijn steeds tot bereid tot overleg omtrent de nieuwe stal. Vlacoro adviseert om beperkte aanpassingen uit te voeren aan de afbakening van het plangebied teneinde toe te laten dat de bestaande stallingen kunnen herbouwd worden aanpalend aan de bestaande exploitatie.
10. De bezwaarindiener [B78] is eigenaar van een perceel gelegen in de zone die wordt ingekleurd als stadsbos en kadastraal gekend onder Beerse, Sectie B, nrs. 411 d, 411 e en 413 c. Hij verzoekt de stedenbouwkundige verordeningen niet van toepassing te verklaren op deze percelen ze uit het "Stadsbos" te lichten. Hij gebruikt deze percelen als landbouwgrond en er dieren laat grazen (melkwei). Daarop is nooit gereageerd en het perceel is reeds gedurende heel de 20e eeuw feitelijk als landbouwgrond gebruikt. In het gehele ontwerp dat thans ter beoordeling voorligt worden er geen bijkomende percelen voorzien als landbouwgrond. Betrokkene, wiens boerderij op loopafstand ligt van het bewuste perceel, zou gedwongen worden te herlokaliseren maar daarvoor wordt geen enkele mogelijkheid opengelaten waar verzoeker dan zijn bedrijvigheid zou moeten verder zetten. In ieder geval is het duidelijk dat de stedenbouwkundige voorschriften het verder gebruik van de gronden niet toelaten. Het getuigt niet van behoorlijk bestuur getuigt om de bezwaarindiener zijn broodwinning te ontnemen zonder een alternatieve locatie te voorzien voor de exploitatie van zijn landbouwbedrijf. Het gebied is thans op het gewestplan bestemd als natuurgebied. Vlacoro is van oordeel dat een herbestemming tot stadsbos met bos en natuur als hoofdfuncties, geen wezenlijke verandering inhoudt ten opzichte van de huidige bestemmingen van het gebied. Ten aanzien van het landbouwgebruik, bijvoorbeeld inzake bemesting, is er geen wijziging te verwachten van de huidige sectorale bepalingen. Bovendien is landbouw in de voorschriften opgenomen als ondergeschikte functie. Een laagdynamisch agrarisch gebruik dat gericht is op het in stand houden van de omgevende natuur- en landschapswaarden, zal in het stadsbos zeker zijn plaats kennen. Vlacoro onderschrijft de optie van het ruimtelijk uitvoeringsplan van opname van deze gebieden in het stadsbos daar zij een wezenlijk deel vormen van dit stedelijk groengebied en een samenhangend geheel vormen.
64
Dossier 157
11. De Kempense Kamer voor Handel en Nijverheid [B80] merkt op dat in de afbakening van het bosgebied zich een gebied bevindt dat is ingekleurd als industriegebied. De kamer tekent bezwaar aan omdat de verordenende stedenbouwkundige voorschriften de gelokaliseerde bedrijven bedreigen in hun verdere bestaan en dit m.b.t. verbouwingen en uitbreidingen. Vlacoro verwijst hier naar haar antwoord bij kader 4.
12. De bezwaarindiener [B84] had graag geweten hoe zijn eigendom (Wilgentakjesdreef, 6 sectie P nr 810 a en d) werd opgenomen. Zal zijn vergunde woning zich bevinden in vb woonparkzone of vb behoren tot een woonkorrel aansluitend aan de andere zijde van de straat met name de woningen gelegen op het grondgebied Vosselaar? Verschillende andere eigendommen werden blijkbaar opgenomen en omgevormd in dit afbakeningsgebied zodat hun zonevreemdheid hierdoor teniet werd gedaan. Uiteraard komt hij hiervoor ook in aanmerking, vandaar onze vraagstelling. De woning is opgenomen in het plangebied en de bestemming stadsbos, art. 16.1. is van toepassing. De stedenbouwkundige voorschriften voorzien in mogelijkheden binnen bepaalde randvoorwaarden voor verbouwen, herbouwen en uitbreiden van bestaande vergunde woningen. Zoals gesteld in antwoord op het advies van de stad Turnhout, is Vlacoro van oordeel dat dit domein een integraal deel uitmaakt van het samenhangend geheel van stadsbos zoals het in het voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan is afgebakend. Vlacoro stelt voor dat de stedenbouwkundige voorschriften indien nodig aangepast worden zodat ze voorzien in de mogelijkheid voor herbouw conform de bestaande vergunning(en).
13. De bezwaarindieners [B86] zijn eigenaar van een onroerend goed gelegen te 2350 Vosselaar, Looy 94, ten kadaster gekend onder Vosselaar, een perceel bouwgrond, gelegen ter streke genaamd Looy, wijk A, nummer 140/L, voor een grootte van 26 aren en 82 centiare. Zij hebben op het genoemd stuk grond volgens de verkregen bouwvergunning in de goedgekeurde niet vervallen verkaveling een woning gebouwd. Zij hebben derhalve alle rechten bouwwerken op te richten, te veranderen, hierop te richten op welkdanige wijze dan ook, binnen de grenzen van de verkavelingsvergunning. Hiermede werd bij de afbakening geen rekening gehouden. De verkavelingsvergunning primeert wettelijk hoe dan ook op elke afbakening en of ruimtelijk structuurplan. De ganse verkaveling, minstens het perceel bouwgrond met woning eigendom van mijn cliënten, dient dan ook uit de afbakening van het stadsbos gelicht. Bijkomend stellen zij dat de afbakening hun privacy in het gedrang brengt en dat in ieder geval ook de nodige buffers terzake dienen te worden voorzien. Bovendien menen zij dat de doelstellingen van een verkaveling (bouwgrond) met doel een woonzone te creëren niet te rijmen zijn met de doelstellingen van de afbakening. Betrokkenen wensen terzake te worden gehoord. Vlacoro wenst er op te wijzen dat de betreffende verkaveling opgenomen is in de Toelichtingsnota, Bestaande feitelijk en juridische toestand (p.254). In het ruimtelijk uitvoeringsplan is het opheffen van deze verkavelingsvergunning niet opgenomen. De mogelijkheden en voorschriften van deze verkaveling blijven derhalve van toepassing. Het recreatief medegebruik en de ontsluiting van het stadsbos, die bepalend zijn voor de bescherming van het privaat karakter van de woningen, vormen het voorwerp van het inrichtingsrapport. De stedenbouwkundige voorschriften omvatten geen dwingende bepalingen inzake algemene toegankelijkheid van alle deelgebieden van het stadsbos. Zij laten derhalve ook toe dat bepaalde delen hun privaat karakter behouden. Vlacoro adviseert dat de eigenaars en gebruikers binnen het stadsbos, actief betrokken worden bij de opmaak van het inrichtingsrapport en het beheer.
65
Dossier 157
14. Natuurpunt [B89] zich specifiek vragen, bij de gang van zaken bij het voorziene stadsbos ter hoogte van Beerse. Hoewel dit gebied als natuurgebied aangeduid staat op het gewestplan, bevinden zich hier voetbalvelden en een illegaal 'luchtvaartterrein' (waartegen reeds een arrest van de RvS). Natuurpunt vreest dat de gemeenten (Beerse en Vosselaar) willen aandringen op harde recreatie, waardoor natuur een ondergeschikte functie krijgt. Natuurpunt dringt er op aan dat in stadsbossen enkel zachte recreatie nagestreefd wordt, wat meer in overeenstemming is met de daar aanwezige natuurwaarden. Vlacoro is van oordeel dat het stadsbos bestemd moet zijn voor passieve recreatie: wandelen, fietsen, speelbos. De vooropgestelde passieve recreatie is volstrekt verenigbaar met de verdere ontwikkeling van de natuurwaarden. Actieve vormen van recreatie zoals sportvelden, maneges, zweefvliegen, zijn daarentegen rustverstorend en druisen in tegen de hoofddoelstelling van recreatieve beleving van bos en natuur.
15. Het betreft de eigendom van bezwaarindiener [B139] in de Kapelstraat te Vosselaar (loten 104a - 115 - 116 - 117). Hij bezit daar een bos dat bij deze herschikking opgenomen zou worden in het stadsbos. Daarmee gaat hij niet akkoord. Hij vraagt dat zijn eigendom ingekleurd wordt als bouwzone, en dit op basis van volgende argumenten: * in de Kapelstraat zijn alle nutsvoorzieningen aanwezig; * gronden voorzien voor sociale woningbouw: * aan de overzijde van de straat staat het vol huizen; * in de aanpalende straten (Stoksekbaan, Looy) is er bebouwing; * het gebouw dat zou fungeren als onthaalcentrum (de pastorie) is vlakbij. Betrokkene hoopt dat ingegaan wordt op zijn vraag om aan de Kapelstraat te mogen bouwen. Vlacoro is van oordeel dat de betreffende percelen een onlosmakelijk deel vormen van het stadsbos en dat hun beheer hierop moet afgestemd worden. Vlacoro kan tevens niet akkoord gaan met de voorgestelde herbestemming tot woongebied daar dit onverenigbaar is met de optie om dit gebied als een samenhangend geheel als stadsbos uit te bouwen.
16. Een bezwaarindiener [B140] heeft een woning gelegen te Vosselaar 2350, op het Looy No 90. Het gaat om een vergunde woning van 1954 die in natuurgebied ligt doch niet in een verkaveling is opgenomen. Toen hij de woning in 1999 aankocht, wisten hij dat deze in een natuurzone lag, doch dit was geen probleem gezien het toch niet de bedoeling was om uit te breiden. Echter , in 2000, dus 1 jaar na de aankoop, ging juist een hele hetze van start aangaande zonevreemde woningen, waartoe ook de zijne behoort. Er werd soms gesproken over een uitdovingsbeleid of over het verbod om weder op te bouwen na een ramp (storm of brand bv.) De woning en grond zou dan plots volledig waardeloos worden. Nadien werd door de gemeente verzekerd dat heropbouw wel mogelijk was, doch met een aantal beperkingen. Ook uitbreiding kwam in aanmerking, doch ook met bepaalde restricties. Normaliter moesten de gemeentes alle zonevreemde woningen in hun gebied onderzoeken (in Vosselaar zijn dit er ca. 90) en een plan opstellen om te regulariseren. Regulariseren kon dan betekenen: in een andere zone opnemen, of een woonkorrel toepassen. Betrokkene heeft ook gevraagd aan de burgemeester en de schepen van openbare ordening om te zien of zijn woning niet gewoon in de verkaveling kon worden opgenomen. Het is namelijk zo dat diegene die de woning heeft gebouwd in 1954, ook eigenaar was van de grond er rond. Maar in 1962, bij de aanvraag van de verkaveling, werd zijn eigen reeds bestaand huis niet mee opgenomen in de nieuwe verkaveling, gezien dit (huis bezwaarindieners vandaag) reeds 8 jaar bestond. Dit maakt dat betrokkenen omgeven zijn door huizen, zonder zelf in die verkaveling te zitten. Juist aan de overkant van de straat staat een bouwgrond te koop terwijl zijn woonst niet in de verkaveling zit ...
66
Dossier 157
Enkele weken vernam betrokkene dat zijn woning zou opgenomen worden in het stadsbos, wat waarschijnlijk zou gaan primeren op de natuurzone en/of verkaveling. In de toelichtingsnota staat geschreven dat vergunde huizen in een Bosgebied (waarin uiteindelijk onze woonst zou terecht komen) een vergunning kunnen bekomen om her op te bouwen bij ramp, doch met een maximum bouwvolume van 1000m³. Ook staat geschreven dat men een vergunning tot uitbreiding kan bekomen, indien maximaal tot 850m³ wordt uitgebreid. Indien deze tekst op zijn woning toepasselijk is, dan is er eigenlijk geen probleem. Hoe kan betrokkene echter zeker zijn? Is het beter om in een woonkorrel te worden opgenomen en kan dit ? Is er een mogelijkheid om in onze verkaveling te worden opgenomen en zoja, wie moet hier dan voor zorgen? Betrokkene wenst te weten welke weg hij moet bewandelen om voor zijn huis en zijn gezin rechtszekerheid te bekomen. Vlacoro kan bevestigen dat de mogelijkheden voorzien in de stedenbouwkundige voorschriften voor verbouwen, herbouwen en uitbreiden van bestaande vergunde woningen, ook van toepassing is voor de woning van de bezwaarindiener.
17. Betrokkenen [B141] wensen bezwaar in te dienen tegen het RUP, waarbij hun gronden die het voorwerp waren van een goedgekeurde niet vervallen verkaveling, vergund op 07 april 1964, worden ingelijfd bij het Stadsbos. Het recht van privacy wordt geschonden door de openstelling, alsmede een minwaarde van de eigendom. Zij vragen dan ook uitdrukkelijk deze verkaveling hiervan te onttrekken. Vlacoro kan op basis van de verstrekte gegevens de verkaveling niet situeren. Vlacoro gaat ervan uit dat het bezwaar betrekking heeft op verkaveling 18-17/12/1963 aangeduid op kaart 16.4 en opgenomen in de Toelichtingsnota, Bestaande feitelijk en juridische toestand (p.254). Vlacoro wenst er op te wijzen dat in het ruimtelijk uitvoeringsplan geen voorschriften zijn opgenomen inzake het opheffen van de goedgekeurde, niet-vervallen verkavelingsvergunningen. De mogelijkheden en voorschriften van deze verkaveling blijven derhalve van toepassing. Het recreatief medegebruik en de ontsluiting van het stadsbos, die bepalend zijn voor de bescherming van het privaat karakter van de woningen, vormen het voorwerp van het inrichtingsrapport. De stedenbouwkundige voorschriften omvatten geen dwingende bepalingen inzake algemene toegankelijkheid van alle deelgebieden van het stadsbos. Zij laten derhalve ook toe dat bepaalde delen hun privaat karakter behouden. Vlacoro onderschrijft de optie van het ruimtelijk uitvoeringsplan van opname van betreffend gebied in het stadsbos daar het een wezenlijk deel vormt van dit stedelijk groengebied.
18. De bezwaarindieners [B153] verzoeken om een perceel dat zij recent tegen een aanzienlijk bedrag aangekocht hebben, buiten het stadsbos te laten vallen. De betreffende eigendom ligt immers aan de buitengrens van het toekomstige stadsbos en is sinds mensenheugenis gebruikt als weiland, Het perceel paalt aan de rechteroever van de Galgenbeek tussen de aanpalende percelen van de Nassaulaan (Ring van Turnhout) en de brug van de Galgenbeekweg. betrokkenen hebben het perceel aangekocht om er o.a. hun paarden op te plaatsen en om in de toekomst steeds een groene ruimte en een geluidsarm gebied voor hun woning te kunnen behouden met een vrij zicht op het welzijn en de veiligheid van de dieren. Hoewel hun doelstellingen grotendeels samenvallen met deze van het geprojecteerde stadsbos, is hen niet geheel duidelijk welke gevolgen en/of beperkingen deze verandering in de toekomst zal geven. Zij verzekeren dat zij zullen zorgen dat het perceel volledig in harmonie gebracht wordt met de groene objectieven van het stadsbos en zij zullen bijkomende adviezen in verband met de groenaanplantingen in de mate van het mogelijke opgevolgd worden. Vlacoro stelt vast dat het bezwaarschrift geen gegevens bevat omtrent de kadastrale ligging van het betrokken perceel.
67
Dossier 157
Vlacoro is van oordeel dat een laagdynamisch agrarisch gebruik, de zogenaamde hobbylandbouw, in beperkte mate compatibel is met de opties van het stadsbos. Het stadsbos beoogt omwille van natuurontwikkelings- en landschapsbelevingswaarden een afwisseling van bos en open ruimten. Binnen deze open ruimten zijn paardenweiden volstrekt aanvaardbaar. Maneges zijn evenwel niet wenselijk.
19. De afdeling Natuur Antwerpen [B159] merkt op dat het voorziene stadsbos heden grotendeels natuurgebied is volgens gewestplan Turnhout. De herbestemming als bosgebied-stadsbos mag geen achteruitgang impliceren naar kwantiteit en kwaliteit van aanwezige natuur. In deze zin staat afdeling Natuur huiverachtig tegenover behoud en mogelijke ontwikkeling van nieuwe harde recreatie in het stadsbos. In die zin vraagt afdeling Natuur nuancering van het verordenende stedenbouwkundige voorschrift art. 16 §2 4° in functie van zachte recreatie (wandelen, fietsen, edm). Behoud en inbedding van de voetbalinfrastructuur en het modelluchtvaartterrein (waartegen arrest Raad van State) is géén optie voor afdeling Natuur. Vlacoro is van oordeel dat het stadsbos bestemd moet zijn voor passieve recreatie: wandelen, fietsen, speelbos. De vooropgestelde passieve recreatie is volstrekt verenigbaar met de verdere ontwikkeling van de natuurwaarden. Actieve vormen van recreatie zoals sportvelden, maneges, zweefvliegen, zijn daarentegen rustverstorend en druisen in tegen de hoofddoelstelling van recreatieve beleving van bos en natuur. Vlacoro is van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften onvoldoende specificeren welke recreatie in het stadsbos mogelijk is. In het bijzonder art 16.1, §2 punten 2, 4 en 5 dienen te worden aangescherpt teneinde duidelijk te stellen welke werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen vergunbaar zijn, desgevallend gespecificeerd naar deelgebieden van het stadsbos.
20. Een bewoner [B161] in de onmiddellijke omgeving van het "Stadsbos" dient vooral bezwaar in tegen een actieve recreatie en vraagt waarom het gebied niet kan blijven zoals het is, een rustig natuur- en woongebied. In de eerste plaats is het woord"Stadsbos" niet op zijn plaats. Dat geeft al de indruk dat het natuurgebied al volledig in handen gegeven wordt aan de bevolking van Stad Turnhout. Het gebied is wel gelegen aan de rand van de gemeente, doch maakt het deel uit van een rustige landschapsecologisch geheel, waaraan niet zou mogen aangeraakt worden. Het wordt door een menselijk beheer zeer goed in stand gehouden. Het gebied werd reeds getroffen door het doortrekken van de ringlaan van Turnhout. Toen reeds werd er getracht voor het behoud van de natuur. Nu weer gaat dit gebied getroffen worden door het openstellen van deze bossen als actieve recreatie. Ongewenste parkeerterreinen zullen er deel van uitmaken. Dit zal een toename meebrengen van verkeer en luidruchtige bevolking welke de stilte en rust komen verstoren. Er dient gedacht aan een natuurbeheer dat een belangrijke bijdrage levert door het behoud van de toch al zo schaarse biotopen te beschermen. Het verstoren van de cyclus heeft een invloed op de vele diersoorten. Stressfaktoren voor dieren en mensen zijn niet noodzakelijk hetzelfde. Passieve recreatie kan - zelfs indien ze niet gepaard gaat met lawaaihinder - het gedrag van bepaalde diersoorten beïnvloeden. Het is een biologisch waardevol gebied dat fungeert als natuurconcentratiegebied. De functie als visuele drager van het landschap mag niet uit het oog verloren worden. Het voortbestaan van een populatie is gebonden aan een minimum grootte van deze populatie. Veel diersoorten zijn afhankelijk van verschillende deelbiotopen. Bedreiging van een daarvan is voldoende op de populatie uit een bepaald gebied te verwijderen. Het goed zou zijn er een natuur- en reservaatgebied te maken, maar laat de stadsbevolking er niet op los.
68
Dossier 157
Vlacoro is van oordeel dat het stadsbos bestemd moet zijn voor passieve recreatie: wandelen, fietsen, speelbos. De vooropgestelde passieve recreatie is volstrekt verenigbaar met de verdere ontwikkeling van de natuurwaarden. Actieve vormen van recreatie zoals sportvelden, maneges, zweefvliegen, zijn daarentegen rustverstorend en druisen in tegen de hoofddoelstelling van recreatieve beleving van bos en natuur. Vlacoro is van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften onvoldoende specificeren welke recreatie in het stadsbos mogelijk is. In het bijzonder art 16.1, §2 punten 2, 4 en 5 dienen te worden aangescherpt teneinde duidelijk te stellen welke werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen vergunbaar zijn, desgevallend gespecificeerd naar deelgebieden van het stadsbos.
21. Een firma [B166] wenst bezwaar aan te tekenen omdat haar gronden, die het voorwerp waren van een goedgekeurde niet vervallen verkaveling (vergund op 7 april 1964) worden opgenomen in het stadsbos. Het recht van privacy wordt geschonden door de openstelling, alsmede een minwaarde van de eigendom. Men is duidelijk de verkaveling vergeten aan te duiden op kaart 16.2 (luchtfoto) van bijlage III van de toelichtingsnota. Alle andere aangrenzende bewoning is aangeduid. Alle andere verkavelingen/aaneensluitende bebouwing werden eraan onttrokken. De firma vraag vragen dan ook uitdrukkelijk om duidelijkheid terzake te scheppen en deze verkaveling hieraan te onttrekken . Vlacoro gaat ervan uit dat het bezwaar betrekking heeft op verkaveling 18-17/12/1963 aangeduid op kaart 16.4 en opgenomen in de Toelichtingsnota, Bestaande feitelijk en juridische toestand (p.254). Vlacoro wenst er op te wijzen dat in het ruimtelijk uitvoeringsplan geen voorschriften zijn opgenomen inzake het opheffen van de goedgekeurde, niet-vervallen verkavelingsvergunningen. De mogelijkheden en voorschriften van deze verkaveling blijven derhalve van toepassing.
22. De bezwaarindieners [B167] eigenaar van onroerende goederen op het grondgebied van Vosselaar (een perceel bouwgrond gelegen te Looy, bekend wijk A/0140/X , een perceel met huis en magazijn gelegen te Looy 102, kadastraal gekend onder afdeling 1, sectie A/0139/P, een perceel grond gelegen naast de woning te Looy 102, gekend afdeling 1, sectie A/01 39/C en een perceel grond gekend sectie A/0139/B) en op het grondgebied van Turnhout (een perceel bosgrond, sectie P perceel 818/G,) Het perceel bouwgrond te Looy maakt deel uit van de dd. 07.04.1964 goedgekeurde, niet vervallen verkaveling nr. 130/018(1), als zijnde lot 1. Alle voornoemde percelen worden opgenomen in het plangebied van het thans bestreden RUP en worden daardoor onderworpen aan een voor de eigenaars nadelige regeling. Zij vragen de onwettigheid van het voorlopig vastgestelde RUP - ten minste deelplan 16 daarvan - vast te stellen op grond van volgende bezwaren, die zij ondersteunen met diverse verwijzingen naar rechtsleer en rechtspraak Het RUP is strijdig met het rechtszekerheidsbeginsel en met de bepalingen in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (DRO) welke verband houden met de inhoud en vaststelling van een GRIJP. Het voldoet helemaal niet aan wat volgens de wettelijke vereisten van een GRUP mag verwacht worden. In strijd met het rechtszekerheidsbeginsel wordt de concrete bestemming van het gebied niet vastgelegd in het RUP. Het is duidelijk dat de gehele ordening van het gebied zal geregeld dienen te worden in het inrichtingsrapport. Zulks strookt niet met wat van een RUP verwacht kan en moet worden. Het RUP is daarom onwettig. Zulks wordt bevestigd in de rechtspraak en rechtsleer.
69
Dossier 157
In tegenstelling tot wat in casu het geval is, moet duidelijk zijn welke de bestemming van een grond is, zoniet is een eigenaar van zulke gronden verstoken van een bestemming, wat gesanctioneerd wordt door de Raad van State. Elkeen heeft immers in gelijke mate recht op een duidelijke bestemming voor zijn grond. Hoewel in het nieuwe planningsysteem van de ruimtelijke uitvoeringsplannen meer flexibiliteit mogelijk is, blijkt uit de memorie van toelichting dat telkens op voorhand duidelijk moet zijn welke de inhoud is in de diverse fasen van de stedenbouwkundige voorschriften.' Hierover anders oordelen zou strijdig zijn met het rechtszekerheidsbeginsel.' In de stedenbouwkundige voorschriften wordt ook het volgende overwogen: 'Tevens dient in het eerste inrichtingsrapport voor elk van de gebieden zoals bepaald in artikel 16.2 op ondubbelzinnige wijze de ontwikkelingsmogelijkheden te worden aangegeven. Het rapport moet zich ook uitspreken over fasering in de ontwikkeling van de gebieden zoals omschreven in artikelen 16.1 en 16.2 van dit voorschrift.' Uit de rechtsleer blijkt dat met betrekking tot de 'flexibiliteit' van de voorschriften van een bijzonder plan van aanleg, een incorporatie van modaliteiten niet kan inhouden dat de concrete bestemming, inrichting en ordening van de betrokken zone onttrokken wordt aan het reguliere besluitvormingsproces van een ruimtelijk uitvoeringsplan zoals dit is geconcipieerd door de decreetgever en pas bepaald wordt op het ogenblik dat een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend die niet beantwoordt aan de reeds bepaalde voorschriften. Aldus wordt immers de beoordeling van de goede plaatselijke ordening overgedragen naar de vergunningverlenende overheid, terwijl deze beoordeling dient vooraf te gaan aan de vaststelling van de bepalingen van een ruimtelijk uitvoeringsplan en overigens toekomt aan andere overheden dan de vergunningverlenende. M.a.w., bij het beoordelen van vergunningsaanvragen kan niet de bevoegdheid worden gedelegeerd nopens te nemen omtrent de concrete bestemming van het gebied. De vergunningverlenende overheid is in haar taak ter zake beperkt tot het geven van uitvoering aan het stedenbouwkundig beleid dat is vastgelegd in de in artikel 3 D.R.O. bepaalde instrumenten. Anders oordelen zou inhouden dat de betrokken belanghebbenden voor onbepaalde tijd in het ongewisse worden gelaten over de uiteindelijke concrete bestemming en inrichting van de betrokken zone wat op gespannen voet komt te staan met het algemeen rechtsbeginsel van de rechtszekerheid en - uiteraard - met de bepalingen van het D.R.O. zelf. Het is dan ook duidelijk dat de concrete bestemming en inrichting van het betrokken gebied moeten vastliggen in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Zoniet, zou men hierover in het ongewisse blijven, wat strijdig is met het rechtszekerheidsbeginsel. Door vaag te blijven omtrent de concrete bestemming van het gebied, is het bestreden RUP strijdig met voornoemd beginsel. In verband hiermee kan verwezen worden naar de belangrijke overwegingen van de Raad van State in zijn arrest vzw Buurtcomité Flanders Expo' (nr. 116.301 van 21 februari 2003). In het kader van de ruimtelijke uitvoeringsplannen hun belang. Inzake ruimtelijke uitvoeringsplannen is weliswaar meer flexibiliteit mogelijk dan voorheen met de BPA's het geval was, doch deze flexibiliteit gaat niet zo ver dat volledig afbreuk wordt gedaan aan het rechtszekerheidsbeginsel. Ook m.b.t. de ruimtelijke uitvoeringsplannen dient gesteld te worden dat alles wat verband houdt met de vaststelling van fundamentele opties, zoals het vaststellen van de bestemming(en) van het gebied, in het ruimtelijk ordeningsplan zelf moet worden geregeld.' Deze visie wordt ook gedeeld door de dienst ruimtelijke planning van het Vlaams Gewest een advies m.b.t. het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan "Reist-Station" van de gemeente Heist-opden-Berg: “De toelichting is summier betreffende het plangebied, zowel betreffende de bestaande toestanden, dichtheden en mogelijkheden, als wat betreft de vertaling in het RUP van de visie en concepten van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Concrete inrichtingsmogelijkheden (telkens slechts één) worden alleen aangegeven voor projectzones en openbaar domein, niet voor de overige voorzieningen, zoals vb voor de verweving der functies wonen, kantoor- en handel. De inrichtingswijze wordt nog teveel vastgelegd in (bindende) stedenbouwkundige voorschriften en het gewenste beheer komt weinig aan bod." Het is dan ook duidelijk dat zowel rechtspraak, rechtsleer, als de dienst ruimtelijke planning van het Vlaams Gewest het erover eens zijn dat een RUP zich duidelijk rekenschap moet geven van de bestaande situatie, de concepten uit het structuurplan en duidelijke en concrete voorschriften dient te bevatten welke geen onzekerheid laten bestaan over de essentiële opties inzake bestemming en inrichting van de in het plangebied opgenomen gronden.
70
Dossier 157
Uit het voornoemde geciteerde arrest blijkt ook het problematisch karakter van de "machtiging" of "delegatie", waarbij de beoordeling van de goede plaatselijke ordening niet gemaakt wordt in het plan zelf, maar wordt overgelaten aan de vergunningverlenende overheid. Hierdoor wordt het regulier besluitvormingsproces van het openbaar onderzoek omzeild en blijft mén tot voor de verlening van een vergunning in het ongewisse over de bestemming en inrichting van de betrokken gronden. Zulks kan niet voor wat de fundamentele opties betreft. Ook in casu stelt zich in dit verband een probleem. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt immers het volgende bepaald: "Mede aan de hand van het ingediende inrichtingsrapport beoordeelt de vergunningsverlenende overheid of het project, alsook latere projecten binnen dit gebied, voldoet aan de vereisten van de goede ruimtelijke ordening, en aan de bepalingen van artikel 16.1 tot en met 16.3. Latere vergunningsaanvragen binnen hetzelfde gebied kunnen vergezeld gaan van een inrichtingsrapport, dat afwijkt van het vroeger ingediende rapport, maar waarin alleszins rekening wordt gehouden met de reeds gerealiseerde elementen binnen het gebied. " Aldus worden projecten niet getoetst op hun bestaanbaarheid met het RUP, maar worden zij beoordeeld in het kader van een later tot stand te brengen inrichtingsrapport. Zulke techniek is uiteraard ongeoorloofd. Op die manier worden volgende fundamentele beginselen uit de ruimtelijke ordening immers op de helling gezet: a. Vooreerst word afbreuk gedaan aan het rechtszekerheidsbeginsel dat inhoudt dat elkeen op voorhand zijn toestand moet kunnen inschatten en weten waar hij aan toe is. Zulks is uiteraard onmogelijk indien het RUP niet volstaat om de toestand te kennen, maar bovendien een inrichtingsrapport vereist is. b. Vervolgens wordt het procédé van inspraak dat centraal staat in het nieuwe ruimtelijke ordeningsdenken opzij geschoven. Immers, in het kader van de totstandkoming van het RUP is het elkeen mogelijk om hiertegen bezwaren in te dienen. Doch deze mogelijkheid wordt van haar inhoud ontdaan, indien de fundamentele opties vervat zitten in en de beoordeling van toekomstige projecten zal gebeuren aan de hand van een later tot stand te komen inrichtingsrapport. In het kader van de totstandkoming van het inrichtingsrapport is geen inspraakmogelijkheid voorzien. Besluit van deze eerste reeks bezwaren: * De fundamentele opties m.b.t. de bestemming van het gebied liggen niet in het ruimtelijk uitvoeringsplan vast. * Er wordt afbreuk gedaan aan het rechtszekerheidsbeginsel, vermits men voor onbepaalde tijd in het ongewisse blijft m.b.t. de bestemming en inrichting van het gebied. * De toetsing van latere projecten op hun verenigbaarheid met de goede plaatselijke ordening gebeurt aan de hand van het ingediende inrichtingsrapport, terwijl projecten moeten getoetst worden aan het RUP en niet aan een later tot stand te brengen oprichtingsrapport. * Het ruimtelijk uitvoeringsplan is dan ook om deze redenen onwettig en doet afbreuk aan het rechtszekerheidsbeginsel en de regulier voorziene inspraakmogelijkheid in het kader van het openbaar onderzoek.
In het RUP wordt onvoldoende rekening gehouden met de bestaande toestand en meer bepaald met de verkavelingsvergunning dd. 7 april 1964, welke thans niet vervallen is. Overeenkomstig deze verkaveling komen de er in opgenomen percelen voor een bouwvergunning in aanmerking voor zover deze vergunning in overeenstemming is met de verkavelingsvoorschriften (en dit ongeacht de op dat ogenblik bestaande gewestplanbestemming). Stedenbouwkundig voorschrift 16.1, §2, 6° is hier mee in tegenspraak.
71
Dossier 157
Het is duidelijk dat overeenkomstig dit voorschrift op de percelen van de voornoemde verkaveling geen nieuwe woningen of gebouwen zullen opgericht kunnen worden. De inplanting van bijkomende woningen is immers niet toegelaten. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan de mogelijkheid tot bouwen welke gold onder de werking van de niet vervallen verkavelingsvergunning. Nochtans kan de rechtskracht van een verkavelingsvergunning niet worden aangetast middels de inwerkingtreding van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Een gewestplan en bij analogie een ruimtelijk uitvoeringsplan kan een niet vervallen verkavelingsvergunning niet opheffen. Het principe van de hiërarchie van de normen geldt enkel tussen plannen onderling, doch heeft geen betrekking op de verhouding tussen reglementaire voorschriften en een individuele rechtshandeling welke rechten verleent. Een individuele rechtshandeling welke rechten verleent kan overeenkomstig de intrekkingsleer, welke gestoeld is op het rechtszekerheidbeginsel, nooit worden ingetrokken wanneer deze rechten op wettige wijze werden verleend. Doch zelfs indien deze rechten op onwettige wijzen zouden verleend zijn (quod certe non in casu), dan nog kan zulke rechtshandeling slechts worden ingetrokken binnen de termijn waarbinnen men deze in rechte kan aanvechten. In casu kan dan ook in geen geval middels het thans bestreden GRUP afbreuk worden gedaan aan de bij voornoemde verkaveling verkregen subjectieve rechten Vlacoro treedt de bezwaarindiener bij dat een ruimtelijk uitvoeringsplan volledige duidelijkheid moet brengen rond de bestemming en de mogelijkheden voor het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning. Het voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan schiet daarbij op de verschillende aspecten, naar voor gebracht door de bezwaarindiener, tekort. Ten aanzien van art. 16.4 ziet Vlacoro volgende fundamentele aandachtspunten: De verplichting tot opmaak van een inrichtingsrapport als onderdeel van het dossier van aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsvergunning. Vlacoro oordeelt dat het niet mogelijk, noch wenselijk is dat een particulier als voorwaarde voor een vergunning verplicht is tot de opmaak van een inrichtingsrapport dat een volledig zicht geeft op de inrichting van het stadsbos zoals in art. 16.4 gestipuleerd wordt. Dat de Vlaamse overheid voorziet het eerste inrichtingsrapport op te stellen, wordt in de voorschriften niet zo gesteld en niet gegarandeerd. Inspraakprocedure Vlacoro is van oordeel dat het noodzakelijk is dat de bevolking algemeen en de betrokken eigenaars en gebruikers van het gebied in het bijzonder, betrokken zijn bij de opmaak en goedkeuring van het inrichtingsrapport. Het is dan ook essentieel dat het inrichtingsrapport onderworpen wordt aan een openbaar onderzoek en dat deze procedure expliciet in de voorschriften wordt opgenomen. Beoordeling van vergunningsaanvragen op basis van het inrichtingsrapport Het inrichtingsrapport kan niet als basis gehanteerd worden voor de beoordeling van vergunningsaanvragen inzake hun overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. De goede ruimtelijke ordening dient verzekerd te zijn door de stedenbouwkundige voorschriften. Vlacoro adviseert dat de voorschriften van art. 16.4 in die zin bijgestuurd worden. Ook de voorschriften van Art. 16.1. dienen aangepast te worden teneinde duidelijk te aan te geven welke werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen vergunbaar zijn, desgevallend gespecificeerd naar deelgebieden van het stadsbos. Vlacoro ondersteunt het behoud van de overdruk art. 16.4. Het inrichtingsrapport moet het instrument zijn waarmee de bevoegde administratie in samenspraak met de betrokken overheden en de bevolking beslist over de gedetailleerde inrichting van het plangebied. Naast de vooropgestelde inrichting van de totaliteit van het plangebied, omvat het een faseringsplan en een oplijsting van de concrete acties en maatregelen. Het inrichtingsrapport garandeert aldus een coherente invulling van de verschillende functies van het stadsbos, een concrete implementatie en overleg met de betrokkenen rond inrichting en beheer.
72
Dossier 157
Inzake de aspecten van het bezwaar met betrekking tot de bestaande verkavelingsvergunning, gaat Vlacoro ervan uit dat het bezwaar betrekking heeft op verkaveling 18-17/12/1963 aangeduid op kaart 16.4 en opgenomen in de Toelichtingsnota, Bestaande feitelijk en juridische toestand (p.254). Vlacoro wenst er op te wijzen dat in het ruimtelijk uitvoeringsplan geen voorschriften zijn opgenomen inzake het opheffen van de goedgekeurde, niet-vervallen verkavelingsvergunningen. De mogelijkheden en voorschriften van deze verkaveling blijven derhalve van toepassing.
23. De bezwaarindieners [B236] zijn in onverdeeldheid eigenaar van de gronden van 't Hof, gelegen aan de Hofeindestraat en de Kapelstraat, deels Looistraat en Krikskensstraat te Vosselaar met in totaal meer dan 27 Ha oppervlakte, met inbegrip van de oude pastorie en de woonzone langs de Hofeindestraat en een deel woonzone langs de Kapelstraat. Gelet op de verandering in bestemming die Vlacoro ("u") plant aangaande ons eigendom, het voorkooprecht dat Vlacoro ("u") zich toeeigent en de privacy die wordt weggenomen en bijgevolg o.a. omwille van de ernstige waardevermindering (deze gronden omvatten zelfs een deel woonzone!) tekenen zij bezwaar aan tegen dit afbakeningsplan. De bezwaarindieners beschouwen dit schrijven tevens als een ingebrekestelling voor mogelijke waardevermindering en/of kosten die direct of indirect een gevolg zouden zijn van de ("uw") beslissing. Vlacoro is van oordeel dat het boseigendom en het domein ’t Hof hebben een enorme meerwaarde hebben voor het stadsbos. De verdere realisatie van het woongebied hypothekeert de renovatie van het beschermd monument “voormalige pastorie ’t Hof” en de integratie ervan binnen het stadsbos. Vlacoro adviseert dat de percelen die het voorwerp uitmaken van het bezwaar opgenomen worden in het plangebied onder de bestemming van stadsbos, art. 16.1. Zie tevens het advies van Vlacoro bij bezwaar B49. De bezwaarindiener heeft bij deze herbestemming van woongebied naar bestemming stadsbos conform het DRO, art. 84 recht op een planschadevergoeding.
24. De bezwaarindieners [B237] zijn in onverdeeldheid eigenaar van de gronden van Het Hof, gelegen aan de Hofeindestraat en de Kapelstraat, deels Looistraat en Krikskenstraat te Vosselaar, met in totaal meer dan 27 hectaren oppervlakte, met inbegrip van de oude pastorie en de woonzone langs de Hofeindestraat en een deel ( 90 meter) woonzone langs de Kapelstraat. Hun bezwaar gaat onder andere tegen de dreigende waardevermindering van hun eigendom door de geplande bestemmingswijzigingen en het voorkooprecht. De waarde van hun woonzone (zie gewestplan ) aan de Hofeindestraat en 90 meter aan de Kapelstraat dient onverminderd behouden te blijven op de normale waarde van woonzone welke er zou zijn zonder rekening te houden met de beslissingen van de overheden over onze eigendom, en dient in een juiste verhouding te staan tot de aanpalende bouwgronden die de laatste jaren werden verkocht. De bewuste woonzone is beduidend meer waard dan deze vergelijkingspunten. De waarde van de pastorie en van de overige gronden mag eveneens niet nadelig beïnvloed worden. Vlacoro is van oordeel dat het boseigendom en het domein ’t Hof hebben een enorme meerwaarde hebben voor het stadsbos. De verdere realisatie van het woongebied hypothekeert de renovatie van het beschermd monument “voormalige pastorie ’t Hof” en de integratie ervan binnen het stadsbos. Vlacoro adviseert dat de percelen die het voorwerp uitmaken van het bezwaar opgenomen worden in het plangebied onder de bestemming van stadsbos, art. 16.1. Zie tevens het advies van Vlacoro bij bezwaar B49. De bezwaarindiener heeft bij deze herbestemming van woongebied naar bestemming stadsbos conform het DRO, art. 84 recht op een planschadevergoeding.
73
Dossier 157
25. Een vennootschap [B238] is eigenaar van volgende percelen : wijk P nrs 657, 658, 810e, 642b, 644b, 645a, 674a, 675a en 809 met een gezamenlijke oppervlakte van 7,88 ha. Op het perceel wijk P nr 810e staat de woning Wilgentakjesdreef 6. Deze percelen opgenomen worden in een stadsbos. Op 10 april 1967 werd de woning legaal vergund. In 1977 werd de grond in natuurgebied gelegd zodat de overheid de woning zone-vreemd gemaakt heeft met alle gevolgen vandien. Betrokkene vraagt met aandrang dat minstens de percelen aan de Wilgentakjesdreef worden opgenomen in woongebied of woonpark zoals de gronden aan de overzijde van de wegenis. De woning is opgenomen in het plangebied en de bestemming stadsbos, art. 16.1. is van toepassing. De stedenbouwkundige voorschriften voorzien in mogelijkheden binnen bepaalde randvoorwaarden voor verbouwen, herbouwen en uitbreiden van bestaande vergunde woningen. Zoals gesteld in antwoord op het advies van de stad Turnhout, is Vlacoro van oordeel dat dit domein een integraal deel uitmaakt van het samenhangend geheel van stadsbos zoals het in het voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan is afgebakend. Vlacoro stelt voor dat de stedenbouwkundige voorschriften indien nodig aangepast worden zodat ze voorzien in de mogelijkheid voor herbouw conform de bestaande vergunning(en).
26. De dienst Stedenbouw Beerse [B247] merkt op dat ter hoogt van de Dijkstraat een gedeelte uit het stadsbos gelicht werd. Het uitgelicht gedeelte is gebaseerd op de grenzen van het woongebied landelijk karakter en de verkaveling 006/199(1) d.d. 18.03.1980. Deze verkaveling werd echter nooit uitgevoerd en is dus vervallen. (zie bijlagen 4) Ter verduidelijking zijn stukken bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro stelt voor de verkaveling 006/199 (1) op kaart 16.4 en de beschrijving van de bestaande juridische toestand te schrappen. Het schrappen hiervan heeft geen impact op de begrenzing van het plangebied.
27. Afdeling De Kievit van Natuurpunt (Beerse-Vosselaar-Merksplas) [B248] heeft vragen bij het voorziene stadsbos. Hoewel dit gebied als natuurgebied aangeduid staat op het gewestplan, bevinden zich hier uitgeruste voetbalvelden en een illegaal 'modelluchtvaartterrein' (waartegen reeds een arrest van de RvS). Natuurpunt vreest dat de gemeenten willen aandringen op behoud en ontwikkeling harde recreatie in het stadsbos, waardoor natuur een ondergeschikte functie krijgt. Natuurpunt dringt er op aan dat in stadsbossen, gezien de voorziene hoofdfuncties bos en natuur enkel zachte recreatie nagestreefd wordt, wat meer in overeenstemming is met de daar aanwezige natuurwaarden. Eenzelfde opmerking ten aanzien van reguliere landbouw in het stadsbos. Deze mag de ontwikkeling en het herstel van bos-, natuur- en landschapswaarden niet belemmeren. De afdeling voegt ook een document toe met een aantal krachtlijnen voor de beoordeling van de huidige en toekomstige afbakeningsprocessen van regionaalstedelijke gebieden. Vlacoro is van oordeel dat het stadsbos bestemd moet zijn voor passieve recreatie: wandelen, fietsen, speelbos. De vooropgestelde passieve recreatie is volstrekt verenigbaar met de verdere ontwikkeling van de natuurwaarden. Actieve vormen van recreatie zoals sportvelden, maneges, zweefvliegen, zijn daarentegen rustverstorend en druisen in tegen de hoofddoelstelling van recreatieve beleving van bos en natuur. Vlacoro is van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften onvoldoende specificeren welke recreatie in het stadsbos mogelijk is. In het bijzonder art 16.1, §2 punten 2, 4 en 5 dienen te worden aangescherpt teneinde duidelijk te stellen welke werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen vergunbaar zijn, desgevallend gespecificeerd naar deelgebieden van het stadsbos.
74
Dossier 157
Vlacoro is van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften inzake het functioneren van de landbouw onduidelijk zijn. Art. 16.1. par. 2 stelt terzake dat de landbouw een ondergeschikte functie is en stelt als vergunbaar werken en handelingen die nodig zijn voor het functioneren van de landbouwfunctie voor zover zij het functioneren van het stadsbos niet schaden. Vlacoro vindt het aangewezen deze voorschriften in overeenstemming te brengen met deze van toepassing op natuurgebied.
28. De Gecoro Beerse [B249] merkt op dat voor de inrichting van het stadsbos een woonuitbreidingsgebied wordt geschrapt en dat Den Dam dient te worden geherlokaliseerd. De Gecoro is verdeeld over het al dan niet innemen van enerzijds het woonuitbreidingsgebied en anderzijds Den Dam bij het stadsbos. Vlacoro neemt hiervan akte.
29. De bezwaarindiener [B266] is ondanks gemeentelijke infovergaderingen over de ontwikkeling van het stadsbos in relatie tot zijn woning aan de Dijkstraat nr.20 in Beerse, nog niet duidelijk wat de positie van de overheid (zoals gemeente of Vlaams Gewest) is als hij zijn huis wil verkopen of misschien zelfs schenken aan zijn familie. Vanwege deze onduidelijkheid dient hij bezwaar in Vlacoro kan niet adviseren over verkoop of schenking van een eigendom gesitueerd binnen het plangebied van een ruimtelijk uitvoeringsplan.
30. De bezwaarindiener [B277], een fervent natuurliefhebber, heeft in principe niks tegen een bos. Hij vraagt om met het stadsbos te stoppen aan de Dijkstraat. Hij hoopt nog vele jaren te kunnen genieten van zijn eigendom gelegen tussen de Dijkstraat en de Gorenstraat, tegen het grondgebied Vosselaar (Krikskensstraat). Dit terrein is volledig groen. Hij is geëngageerd om zijn grond groen te houden, want hij planter er wel 30 noten-, kersen- en kastanjebomen en ook nog andere beplanting. Er zijn wel degelijk andere manieren om de eigenaars te verplichten (te overtuigen) hun gronden in harmonie te houden met de omliggende natuurlijke bossen. Het is geenszins zijn bedoeling om de grond in de toekomst te verkavelen. Want dit is de grote angst van bepaalde partijen. Men had vroeger doordachter tewerk moeten gaan. Enkele honderd meters van zijn eigendom zijn een zevental jaren geleden echte bossen moeten sneuvelen om schepenen en burgemeesters van een chique villagrond te voorzien aan een prijsje. Nu moeten brave, hardwerkende mensen hun zuurverdiende eigendommen afgeven om de fout van destijds te herstellen. Hij vraagt deze arme mensen te sparen en hun woning en ontspanning niet af te pakken. Wil men toch een groter bos, dan onteigent men maar die bewoners van de hele grote villa's, want daar stonden oorspronkelijk bossen. De terreinen die men nu wil, zijn nooit bossen geweest. Hij en zijn buur hebben hun gronden zo aangelegd dat ze dienen voor allerlei sport en ontspanning van familie en verenigingen. Daarom kreeg hij destijds ook toelating om er een klein gebouwtje te plaatsen van de toenmalige burgemeester. Dit diende als omkleed- en wasruimte en cafetaria ten behoeve van de verenigingen van Vosselaar en Beerse. Zijn accommodatie werd en wordt nog vaak door scholen gevraagd om te picknicken en voor sanitaire behoeften. Dit allemaal kosteloos. Ze moeten wel alles proper achterlaten. Mensen die hun grond gebruiken voor recreatieve doeleinden, voor een aangename besteding van hun pensioenleeftijd moeten hun gronden zomaar afgeven. Dat kan toch niet? Hoewel niet kadastraal gesitueerd, meent Vlacoro dat het bezwaarschrift betrekking heeft op de recreatie ter hoogte van de hoek Dijkstraat-Krikskensstraat.
75
Dossier 157
Vlacoro is van oordeel dat het stadsbos bestemd moet zijn voor passieve recreatie: wandelen, fietsen, speelbos. Actieve vormen van recreatie zoals sportvelden zijn daarentegen rustverstorend en druisen in tegen de hoofddoelstelling van recreatieve beleving van bos en natuur. Bestaande zonevreemde recreatie in natuurgebied vormt volgens Vlacoro geen grond om actieve vormen van recreatie als functie op te nemen in de stedenbouwkundige voorschriften van het stadsbos. Vlacoro is van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften onvoldoende specificeren welke recreatie in het stadsbos mogelijk is. In het bijzonder art 16.1, §2 punten 2, 4 en 5 dienen te worden aangescherpt teneinde duidelijk te stellen welke werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen vergunbaar zijn, desgevallend gespecificeerd naar deelgebieden van het stadsbos.
31. De bezwaarindiener [B278] heeft 20 jaar geleden 3.000 bomen aangeplant om zijn stuk grond (gelegen tegen de Dijkstraat te Beerse) groen te houden. Het is geenszins de bedoeling de grond later te gebruiken als bouwgrond, wel om rustig te genieten van een oude dag in de natuur. De vader van betrokkene heeft uitdrukkelijk verzocht de grond nooit verder te verkopen (opgenomen in de schenkingsakte). De bezwaarindiener ziet niet in om welke redenen de grens van het stadsbos tegen Burg 4 moet zijn en niet stopt aan de Dijkstraat. Nu worden veel mensen ongelukkig gemaakt; Vlacoro kan aan de hand van de gegevens van het bezwaarschrift het betrokken stuk grond niet situeren.
32. De bezwaarindiener [B338] baat een landbouwbedrijf uit (hoofdzakelijk mestkippen) dat gelegen is in de Dijkstraat 25 te Beerse. Hij (4 schoolkinderen) vreest voor zijn inkomen omdat hij in de uitoefening van zijn beroep nu al meer dan beperkt worden. Het bedrijf is thans hoofdzakelijk gesitueerd binnen woongebied en beperkt in natuurgebied. Het woongebied is niet opgenomen in het plangebied van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Vlacoro is van oordeel dat er door de herbestemming geen wezenlijke veranderingen zijn inzake de situering van deze agrarische bedrijvigheid in zijn ruimtelijke context.
33. De bezwaarindienster [B338] vraagt het stadsbos te schrappen op het grondgebied Beerse en de grens van het stadsbos (westelijke zijde) te leggen op de Krikskensstraat en Dijkstraat (palend aan de grens met de gemeente Turnhout). Het zogenaamde "stadsbos" neemt een gedeelte van het grondgebied Beerse in waarbij onder meer een recreatiezone, twee bedrijventerreinen alsmede een woonuitbreidingsgebied behoren. Tevens wordt een gedeelte van het bewuste gebied geëxploiteerd als landbouwgrond. Ter plaatse is N.V. Den Dam gevestigd , en dit volledig legaal, overeenkomstig het gewestplan vastgesteld. Voor deze firma wordt een uitdovingsbeleid wordt voorzien zodat in het jaar 2008 aan haar geen vergunningen meer zullen worden toegekend rekening houdend met de toepasselijkheid van de verordenende voorschriften. In deze tijden van problemen inzake werkgelegenheid is het onaanvaardbaar dat een perfect legaal gelegen bedrijf zou dienen te herlokaliseren zonder dat hiervoor dan nog een mogelijkheid tot herlokalisatie wordt geboden. Bovendien wordt elke vorm van rechtszekerheid met de voeten getreden door enerzijds het bedrijf in 1992 de zekerheid te geven haar activiteiten verder uit te breiden op het bewuste gebied aan de Krikskensstraat en nu plots, en zonder enige vorm van overleg, te bepalen het dat industrieterrein in kwestie plaats moet maken voor stedelijk groen. N.V. Den Dam heeft de voorbije jaren voor meer dan 1 miljoen EURO heeft geïnvesteerd. Er is in de gemeente Beerse geen mogelijkheid tot herlokalisatie zodat 45 werknemers onherroepelijk hun job verliezen wanneer deelplan 16 van het regionaalstedelijk gebied zou worden goedgekeurd.
76
Dossier 157
Daarnaast valt een belangrijk woonuitbreidingsgebied, gelegen tussen de Veldstraat in het zuiden en het kanaal in het noorden (ten westen van de Gorenstraat) eveneens binnen het voorziene stadsbos. Dit terwijl in 1994 de gemeenteraad te Beerse een structuurplan "De Goren" goedkeurde en hiermee duidelijk haar intentie heeft gegeven het bewuste woonuitbreidingsgebied om te zetten in woonzone. De lokale overheid heeft hiermee haar wil te kennen gegeven het bewuste gebied te laten ontwikkelen en te verkavelen, zodat thans, ingevolge het subsidiariteitsbeginsel de hogere overheid deze beslissing niet ongedaan kan maken. Een ander woonuitbreidingsgebied (Kattespoel) werd ondertussen wél volledig werd verkaveld. Ook dit is een vorm van totale rechtsonzekerheid naar de eigenaars van de diverse gronden toe. Ook in het richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt uitdrukkelijk voorzien dat in een regionaalstedelijk gebied vooral het aspect "wonen" belangrijk is. Het schrappen van het bewuste woonuitbreidingsgebied zou een schending zijn van dit richtinggevend gedeelte van het RSV. Bovendien lijkt het in deze tijden van schaarste en de daarmee gepaard gaande kostprijzen van bouwgronden niet opportuun om woonuitbreidingsgebieden dewelke bij verdere onvermijdbare schaarste naar de toekomst toe, kunnen worden ontwikkeld te schrappen. Indien het voorstel van de bezwaarindienster gevolgd wordt worden alle knelpunten van het stadsbos die zich bevinden op het grondgebied van de gemeente Beerse vermeden en wordt het stadsbos geen geforceerde uitbreiding van de groenzone. Op die wijze zou het stadsbos een bevestiging zijn van de reeds bestaande toestand op de grondgebieden van de gemeentes Vosselaar en Turnhout. Vlacoro is van oordeel dat voldoende rekening moet gehouden worden met de huidige bedrijfseconomische situatie en de relatief beperkte milieuhinder van de huidige bedrijfsactiviteiten. Indien de aanwezigheid van deze industrie de ontwikkeling van het stadsbos hypothekeert is onteigening het geëigende instrument. Deze kan gerealiseerd worden op basis van het bosdecreet. Vlacoro is van oordeel dat het behoud van de huidige bestemming op het gewestplan van milieubelastende industrie een zware hypotheek legt op de ontwikkeling van het stadsbos. De herbestemming van het industriegebied is noodzakelijk om het stadsbos op termijn volledig te kunnen realiseren. Anderzijds is Vlacoro ook van oordeel dat voldoende rekening moet gehouden worden met de huidige bedrijfseconomische situatie en de relatief beperkte milieuhinder van de huidige bedrijfsactiviteiten. Daarom adviseert Vlacoro een herbestemming van het industriegebied voor milieubelastende bedrijvigheid naar industriegebied met nabestemming stadsbos en met toepassing van het recht van voorkoop. Inzake de opname van woonuitbreidingsgebied verwijst Vlacoro naar haar gebundeld advies (zie verder).
34. De bezwaarindieners [B362] hebben bezwaren omtrent de percelen 688t en 688 b/2 De bouwgrond 688 t, die de bezwaarindieners gekocht hebben in 1988 was op een betwiste manier ingekleurd geraakt als park-zone (P). Dit heeft de overheid ook steeds toegegeven aan de vorige eigenaars, die een toestemming kregen om één woning te laten bouwen op dit perceel om de blinde gevel af te dekken van perceel 688 x. (Oude Beersebaan 8 ). De betrokkenen zien nu dat perceel 688 t buiten de grenzen liggen van het stadsbos, zodat bevestigd wordt dat het duidelijk over bouwgrond gaat. Zij willen dan ook met aandrang vragen om deze absurde situatie van een zonevreemde woning teniet te doen en perceel 688 t in te kleuren als woonzone. De urbanist van de stad Turnhout zegt dat men dit over het hoofd heeft gezien. De bezwaarindieners hebben ook opmerkingen tegen de vreemde inkleuring van perceel 688 b/2. Dit perceel heeft de inkleuring gekregen van reservatiegebied speelbos van het stadsbos. Het was echter oorspronkelijk opgedeeld en bijna verkaveld als woongebied (cfr. het opmetingsplan van 1949; tot 1945 hebben er trouwens twee huisjes op gestaan). Het heeft duidelijk een ander profiel dan het bos ernaast dat terecht wordt ingekleurd als speelbos. Het bos als reservatiezone is afgevlakt, genivelleerd als voorbereiding voor de verkaveling, waardoor de oorspronkelijke niveauverschillen,die nog aanwezig zijn in het aangeduide speelbos, verdwenen zijn. Het feit dat dit stuk als reservatiegebied is ingekleurd, is al een bevestiging van de andere geaardheid van het bos.
77
Dossier 157
Daarnaast is de toegangsweg van het huis van betrokkenen langs de dreef die loopt door perceel 688b/2. Indien ooit bij verkoop het voorkooprecht zou gelden op het bos, zou de toegang tot het huis niet meer verzekerd zijn. Daarnaast zou de verkoopprijs van het huis in waarde dalen, omdat het gebouwd is naar het perceel 688b/2 toe. Er is veel werk geleverd om het perceel als biologisch waardevol gebied te vrijwaren en op te waarderen: langs ene kant een diverse grote haag met streekeigen bomen, langs de andere kant een houtkant met eigen bomen, verder boomaanplantingen en een klein hooilandje. In de tekst die staat bij de inkleuring reservatiegebied, wordt gesproken over de inrichtingsplannen. Deze zouden bepalen of het reservatiegebied in of uit het stadsbos zouden liggen. Dit is een zeer dubieuze en interpreteerbare tekst. Na een bezoek op de dienst Ruimtelijke Ordening van de Stad Turnhout is de bezwaarindieners duidelijk geworden dat men op de Stad niet geïnteresseerd is in het perceel 688b/2. Men wil werk maken van het speelbos ernaast. Op dit moment is 688b/2 ingericht als een speelbos voor de kinderen van de Oude Beersebaan en de Stoktsestraat. Alle buren houden er een strenge sociale controle en betrokkenen willen dit zo houden: ze vragen dus de schrapping van de reservatiezone, en de aanpassing van de aflijning van het stadsbos. Landschappelijk valt dit perceel duidelijk bij de woonzone van Oude Beersebaan en Stoktsestraat. Ter verduidelijking zijn plannen bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro adviseert om het perceel met de zonevreemde woning niet op te nemen in het plangebied. Vlacoro is van oordeel dat de stad Turnhout met een gemeentelijk planningsinitiatief de problematiek van deze zonevreemde woning kan opnemen. Vlacoro ziet dit niet als een taakstelling van het Vlaams gewest en derhalve ook niet als het voorwerp van onderhavig ruimtelijk uitvoeringsplan. Vlacoro is van oordeel dat de opname van het oostelijk gedeelte in de bestemming stadsbos aangewezen is omdat hiermee één samenhangende, weliswaar gedifferentieerde inrichting van het stadsbos kan uitgewerkt worden. Beperkte wijzigingen van de afbakening zijn mogelijk in functie van de toegang tot de betreffende woning. Zie tevens het antwoord van Vlacoro op het advies van de stad Turnhout.
78
Dossier 157
35. De stedelijke jeugdraad [B365] merkt het volgende op. Omtrent de afbakening van het speelbos. Sinds geruime tijd is de Turnhoutse jeugdsector op zoek naar volwaardige speelbossen. Momenteel bestaat er nog geen enkel op het Turnhoutse grondgebied. Met de opmaak van dit plan zijn we verheugd dat er werk wordt gemaakt van een volwaardig stadsbos. Echter zijn dergelijke bossen niet letterlijk toegankelijk. Met een speelbos wordt het bos bruikbaar om erin te kunnen spelen. In de huidige voorschriften en op het ruimtelijk uitvoeringsplan is van dergelijk speelbos geen sprake. Om de realisatie van een speelbos af te kunnen dwingen, vraagt de jeugd raad dat er zowel in de voorschriften als op het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan hier melding van wordt gemaakt. In de toelichtingnota zijn doelstellingen opgenomen omtrent het stadsbos. Om die te kunnen realiseren dient er zekerheid geboden te worden dat het speelbos effectief afgebakend en gerealiseerd wordt. Daarom de raad een afbakening met een apart artikelnummer op het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Tevens hij een voorstel te opperen om dergelijke zone af te bakenen. Dit dient gesitueerd te worden op een deel van het bestaand voorstel tot afbakening van het stadsbos gemerkt met artikel 16.1. Het voorgestelde deel wordt afgebakend door de ring, de Oude Beersebaan en de Stoktsestraat. Naast dit voorstel tot een specifieke afbakening op het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, dient in artikel 16.4 vermeld te worden dat de invulling zeker een speelbos dient te omvatten. Naast dit concreet voorstel dient er onderzocht te worden of er elders in de gemeenten Turnhout, Beerse, Vosselaar en Oud-Turnhout geen geschikte locaties bestaan voor een speelbos. Meerdere speelbossen verspreid over het gebied kunnen een betere toenadering bieden tot het grote publiek. Omtrent de ontsluiting van het stadsbos. In artikel 16.3. wordt de mogelijkheid geboden om op drie verschillende plaatsen het stadsbos te ontsluiten. De raad opteert om de hoofdtoegang aan de N12 (`Beukendreef) als verplichte toegang aan te duiden. Het kan niet de bedoeling zijn dat de inwoners van Turnhout enkel via toegang 2 (aan de Kapelstraat) en 3 (aan de Kriskensstraat) het stadsbos zouden kunnen betreden. Deze laatstgenoemde toegangen kunnen wel als bijkomende toegang worden aangereikt zoals nu reeds voorgeschreven wordt. Omtrent de realisatie van het stadsbos. Hoe wenst men dit stadsbos te realiseren? Mogelijk via onderhandse aankoopprocedures... maar wat als deze niet lukken? Dient er dan geen onteigeningsplan opgesteld te worden om deze ambities te kunnen waarmaken? Daarom wordt er bezwaar geformuleerd tegen het ontbreken van een onteigeningsplan en het ontbreken in de voorschriften welke de opmaak van dergelijk onteigeningsplan zou kunnen verplichten. Daarom stelt de raad voor om de opmaak van een onteigeningsplan in de voorschriften te laten opnemen. Artikel 16.4 is niet weergegeven op plan 16. Op dit plan zou een afbakeningslijn getrokken moeten worden. In de toelichting bij verordenende voorschriften bij artikel 16.4 staat "Latere vergunningsaanvragen binnen hetzelfde bedrijventerrein kunnen vergezeld gaan van een inrichtingsrapport (...)'. De raad vermoedt dat de term bedrijventerreinen een fout is binnen dit artikelnummer. In Artikel 16.1 wordt er naar kampeerweiden verwezen waarbij slechts tenten met een maximumoppervlak van 10m² worden toegelaten. Voor het verblijf van georganiseerde jeugdgroepen kan afgeweken worden van de oppervlaktenorm van 10m² per tent. Over de oppervlakte, de maximumcapaciteit en het aantal kampeerdagen wordt hier niets vermeld. Daarom stelt de raad enkele bijkomende voorschriften voor. Een kampeerweide dient een minimumcapaciteit van 150 personen te hebben. Als men het ledenaantal van enkele Turnhoutse jeugdverenigingen bekijkt, is dit een reëel cijfer. Tevens dient de kampeerweide voor minimum 60 dagen opengesteld te worden zodat er minstens tijdens de zomerperiode kan gekampeerd worden. In het kader van deze voorschriften wenst de raad te verwijzen naar de Hoge Rielen te Kasterlee waar de kampeerweiden (230 ha in totaal) gedurende het hele jaar worden ter beschikking gesteld voor maximum 2040 personen. De raad beseft dat dergelijke voorschriften voor het Turnhoutse stadsbos niet haalbaar zijn, maar hoopt toch op optimale voorwaarden voor jeugdverenigingen. Vlacoro is van oordeel dat het stadsbos bestemd moet zijn voor passieve recreatie: wandelen, fietsen, speelbos. De vooropgestelde passieve recreatie is volstrekt verenigbaar met de verdere ontwikkeling van de natuurwaarden
79
Dossier 157
Vlacoro is van oordeel dat het stadsbos moet geconcipieerd worden als een totaalproject met een differentiatie in gebieden met een meer natuurgericht of een recreatiever karakter in antwoord op de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden. Het project stadsbos omvat een specifieke inrichting, bijvoorbeeld inzake onthaal, parking en toegankelijkheid en een specifieke landschapsinrichting, die afgestemd zijn op de recreatieve ondersteuning van het regionaalstedelijk gebied. Een specifiek bestemmingsvoorschrift voor stadsbos is nodig om de veelzijdigheid van functies te ondersteunen en toe te laten om het stadsbos als één samenhangend geheel te ontwikkelen. Een differentiatie in deelgebieden moet ook kunnen ingebouwd worden onder eenzelfde bestemmingsvoorschrift. Niettemin moeten de voorschriften volledige duidelijkheid bieden over de ontwikkelingsmogelijkheden van de bestaande functies. De randvoorwaarden en krijtlijnen van inrichting moeten bepaald worden in de stedenbouwkundige voorschriften en toegelicht worden in de inhoudelijke eisen gesteld aan de voorschriften. Vlacoro is van oordeel dat de stedenbouwkundige voorschriften hierbij tekort schieten. In het bijzonder art 16.1, §2 punten 4 en 5 dienen te worden aangescherpt teneinde duidelijk te stellen welke werken, handelingen, voorzieningen en functiewijzigingen vergunbaar zijn, desgevallend gespecificeerd naar deelgebieden van het stadsbos. Vlacoro stelt voor dat de bezwaren inzake kamperen daarbij onderzocht worden. Inzake de behoeften voor speelbossen in de gemeenten Turnhout, Beerse, Vosselaar en OudTurnhout, verwijst Vlacoro o.m. naar de deelplannen voor randstedelijk groen waar er bij de inrichting met deze behoeften kan rekening gehouden worden. Vlacoro wijst er op dat een onteigeningsplan kan opgemaakt worden voor de realisatie van het ruimtelijk uitvoeringsplan, tot 5 jaar na de definitieve vaststelling van het plan. Vlacoro stelt voor de overdruk op het grafisch plan op te nemen en de aangegeven fout te corrigeren. Vlacoro wenst dat er duidelijker bepaald wordt wat voor soort kamperen men hier wel, en indien het hier om jeugdkamperen gaat dat dan onderzocht wordt of er effectief een noodzaak is aan 150 plaatsen.
B.1.2.2 Bezwaarschriften woonuitbreidingsgebied
voornamelijk
gericht
tegen
de
herbestemming
van
het
36. Verscheidene bezwaren hebben in vrij gelijklopende bewoordingen betrekking op de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied naar stadsbos. De bezwaren worden hier gebundeld. Vlacoro heeft volgend advies ten aanzien van deze herbestemming. Vlacoro onderschrijft de optie van het ruimtelijk uitvoeringsplan om het aanbod aan woon- en reservegebieden voor wonen af te stemmen op de behoeften, in casu de taakstelling van het regionaalstedelijk gebied Turnhout voor wonen. In die zin kan het aangewezen zijn dat, wanneer het aanbod de behoeften overschrijdt, zoals in het RSG Turnhout, bepaalde woonuitbreidingsgebieden na een grondige ruimtelijke afweging een nieuwe bestemming krijgen die de potenties van deze gebieden beter aan bod laat komen. Aan de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan ging een intensief plannings- en communicatieproces vooraf. Het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied omvatte de analyse van behoeften, de ruimtelijke afweging en de opmaak van de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur. Deze elementen werden, zoals Bijlage III Toelichtingsnota op p. 8 stelt, uitgewerkt in een samenwerkingsverband tussen de verschillende besturen en maatschappelijke vertegenwoordigingen. Er was tevens een omvangrijke informatie- en communicatiecampagne. Daarom kan gesteld worden dat de opties van het ruimtelijk uitvoeringsplan gebaseerd zijn op een bepaald maatschappelijk draagvlak.
80
Dossier 157
Onderhavige procedure van openbaar onderzoek heeft betrekking op de ruimtelijke uitvoeringsplannen als implementatie van deze genomen ruimtelijke opties. Daar dit de enige formele inspraakprocedure voor de burger is, is het noodzakelijk dat de voorafgaande onderzoeken en afweging die de basis vormen voor de ruimtelijke opties van het ruimtelijke uitvoeringsplan, toegelicht worden aan de burger. Vlacoro is van oordeel dat de toelichtingsnota deze elementen onvoldoende aanbrengt. Op basis van de toelichtingsnota alleen kan Vlacoro niet oordelen hoe de algemene taakstelling inzake wonen toegewezen wordt aan de verschillende deelgebieden van het RSG en welke mogelijkheden en beperkingen inzake wonen de cluster Beerse-Vosselaar kent. Het beoordelingskader voor de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied aan de Dijkstraat te Beerse is onvoldoende toegelicht, noch in de beschrijving van de voorbereidende fase (pp. 8-21), noch in de toelichting bij het specifieke deelplan. Bij gebrek aan een beoordelingskader voor de afweging van de woonuitbreidingsgebieden, onthoudt Vlacoro zich derhalve van een advies inzake de wenselijkheid om het woonuitbreidingsgebied tussen de Gorenstraat en de Veldstraat te herbestemmen tot een open ruimte functie, dan wel als reservegebied voor wonen te behouden. Vlacoro kan evenwel de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur en de concepten die daarin naar voor geschoven worden, onderschrijven. Het concentreren van wonen in twee clusters (Turnhout-Beerse/Vosselaar) en de open ruimte verbinding met het stadsbos tussen deze twee clusters, vindt Vlacoro goede ruimtelijke principes. Tevens is Vlacoro van oordeel dat, indien de Gooren niet als woonreservegebied weerhouden wordt, de opname bij het stadsbos van dit sterk versnipperd gebied, aangewezen is om tot een aantrekkelijke open ruimte tussen de twee woonclusters te komen. Ten aanzien van het structuurplan De Gooren wenst Vlacoro er op te wijzen dat dit weliswaar een beleidsdocument van de gemeente Beerse betreft, doch geen bestemmingsplan in de zin van een bijzonder plan van aanleg. De bestemming woonuitbreidingsgebied was nog steeds van toepassing op dit gebied en deze wordt door onderhavig ruimtelijk uitvoeringsplan gewijzigd. Door de opname in het RSV van Beerse bij het regionaalstedelijk gebied Turnhout dient de taakstelling van Beerse afgestemd te zijn op deze van het regionaalstedelijk gebied en kan derhalve een herziening van deze beleidsoptie aan de orde zijn. Tevens wijst Vlacoro er op dat de bestemming woonuitbreidingsgebied niet gelijk te stellen is met de bestemming woongebied, waar een stedenbouwkundige vergunning om te bouwen kan worden bekomen. Volgens artikel 5.1.1. van het KB van 28 december 1972 betreffende de ontwerpgewestplannen en gewestplannen zijn woonuitbreidingsgebieden uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist (via een plan van aanleg of een verkavelingsvergunning), ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor. In die zin kunnen deze gronden niet onmiddellijk als bouwgrond beschouwd worden. Bovendien wordt een planschadevergoeding enkel toegekend wanneer op basis van een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen, terwijl het voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen. Ten aanzien van de bestaande, niet-vervallen verkavelingsvergunningen in Beerse wenst Vlacoro er op te wijzen dat deze volledig gerealiseerd zijn en/of niet opgenomen zijn in het plangebied.
37. De bezwaarindieners [B29] zijn eind 2002 eigenaar geworden van gronden gelegen te Beerse nabij de Veldstraat en palende buurtweg nr. 33, gekadastreerd sectie B nummers of delen van nummers 304/R, 307/D, 310, 311 en 312 voor een totale oppervlakte van 2 hectare 60 are 43 centiare. Zij zijn erg verbaasd te vernemen dat deze gronden worden opgenomen in het "stadsbos". Zij vragen het plan te herzien zodat de hen toebehorende gronden hun vroegere bestemming zouden kunnen behouden. Hun bezwaren zijn de volgende.
81
Dossier 157
Volgens de informatie verstrekt op de openbare verkoping en die gebaseerd was op de informatie vanwege de gemeente, waren deze gronden gelegen in woonuitbreidingsgebied. Vermits betrokkenen ook eigenaar zijn van de voorliggende gronden aan de Veldstraat en vermits deze gronden palen aan buurtweg nr. 33, waren deze gronden perfect ontsluitbaar en mochten zij ervan uitgaan dat deze gronden binnen afzienbare tijd het voorwerp zouden kunnen zijn van een verkavelingsvergunning. Volgens de toelichtingsnota bij het plan zal het gebied als hoofdfunctie hebben bos en natuur, waardoor voormelde gronden uiteraard een enorme waardevermindering zouden ondergaan. Enkel de gronden gelegen tussen de Veldstraat, het kanaal en de Gorenstraat zouden door het ontwerp van uitvoeringsplan een bestemmingswijziging ondergaan. Alle overige gronden binnen de geplande afbakening van het "stadsbos" zijn volgens het huidig gewestplan reeds in natuurgebied en/of parkgebied gelegen. De gronden gelegen tussen de Veldstraat, het kanaal en de Gorenstraat zijn thans niet bebost, maar worden sinds jaren gebruikt voor landbouwdoeleinden; bovendien worden zij langsheen de Veldstraat en Opstal begrensd door lintbebouwing. Dezelfde gronden vormen planologisch ook geen natuurlijk geheel met de rest van het geplande "stadsbos", vermits zij hiervan volledig worden afgesneden zowel door de Gorenstraat als door buurtweg nr. 33. Ter verduidelijking is een plan bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
38. Betrokkenen [B52 en B53] hebben bezwaar tegen de uitbreiding van het Turnhouts stadsbos langs de Dijkstraat en Goorstraat te Beerse. Hun grootouders hebben heel hun leven gewroet om dit stuk grond te verwerven en vruchtbaar te maken. Zij waren van plan bij de verkaveling er een bouwplaats te kopen, vermits ze overal onbetaalbaar zijn. Het stuk grond heeft altijd ingekleurd gestaan als "reserve woonuitbreidingsgebied", en met die gegevens voorhanden hebben hun ouders in de grond geïnvesteerd, die ze nu zomaar moeten afgeven. Betrokkenen zien er helemaal het nut niet van in, omdat het stuk weiland helemaal omgeven is door huizen, met een openbare weg naar het weiland. Wat maakt dat klein stukje bos dan goed, daar er zoveel mensen uitkijken naar een betaalbare woonplaats. Waarom geeft men eigen dorpsbewoners niet de kans om in eigen streek een betaalbare woning op te trekken. Is het in het centrum al niet druk genoeg! Wanneer je in de bossen van Turnhout, Beerse of Vosselaar gaat wandelen, kan je de wandelaars op één hand tellen. Men gebruikt de bossen meer als stortplaats dan als wandelgebied. Waarom moet Beerse de toekomstige bouwgrond inleveren, als men blijkens een advertentie van de Vlaamse overheid in Turnhout overal uitkijkt op groen? Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
39. De bezwaarindieners [B54] hebben jaren geleden een perceel grond gekocht (kadaster bekend wijk B nummer 319/m) met het oog op de toekomst van hun kinderen, omdat het als woonuitbreidingsgebied omschreven stond op het gewestplan. Nu doet het dienst als groentetuin. Zij kunnen niet akkoord gaan met het voorstel tot omvorming naar stadsbos. Zij wijzen erop dat het gebied gelegen in Beerse ter streken "De Gooren" tussen de Veldstraat Opstal - Gorenstraat - Dijkstraat momenteel woonuitbreidingsgebied is met een verkavelingplan. Het woonuitbreidingsgebied dat aan het stadsbos wordt toegevoegd, komt niet tot zijn recht als bos, omdat het niet als een geheel kan beschouwd worden, maar als een aanhangsel. Het is ook langs alle kanten omgeven door woningen die momenteel niet-zonevreemd zijn.
82
Dossier 157
Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
40. De bezwaarindieners [B57, B58, B68, B69 en B70] zijn erfgenaam van de gronden gelegen in het woonuitbreidingsgebied "De Goren" te Beerse(goedgekeurd door de gemeente in 1993) en tekenen verzet aan tegen de plannen om op deze locatie ruimte te voorzien voor zogezegde zachte recreatie. Zij kunnen niet toestaan dat gronden verworven door onze ouders, voorouders zomaar afgenomen worden voor recreatie. Deze gronden hebben tot doel te voorzien in het levensonderhoud van de gezinnen die er wonen. Dit gebied heeft een landelijk karakter en dient ook zo te blijven. Men zou zich beter toeleggen op wat deze streek nodig heeft, namelijk" werk"en niet ontspanning. Ontspanning komt na het werk! Betrokkenen vragen zich tenslotte af of de 170 Ha bos op het grondgebied van Beerse niet volstaan. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
41. De bezwaarindieners zijn eigenaar van percelen grond gelegen tussen de Gorenstraat (aan de oostkant) , Veldstraat (aan de zuidkant) , Dijkstraat - Opstal (aan de westkant) en het kanaal (aan de noordkant). Zij vragen deelplan 16 niet van toepassing te verklaren hun eigendom en dienvolgens de percelen van verzoekers uit het "Stadsbos" te lichten en de genoemde percelen hun statuut van "woonuitbreidingsgebied" zoals omschreven in het gewestplan te laten behouden. Zij roepen schending van het RSV en van het subsidiariteitsbeginsel in. De zone waarin zich de percelen bevinden hebben overeenkomstig het gewestplan van 1977 als bestemming "woonuitbreidingsgebied". Door de nieuwe bestemming als "stadsbos" en overeenkomstig de van toepassing zijnde verordenende stedenbouwkundige voorschriften zoals voorzien in deelplan 16 van het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan regionaal stedelijk gebied Turnhout zal het onmogelijk zijn om het bewuste gebied naar de toekomst toe, indien een woonbehoefte studie de noodzakelijkheid ervan zou uitwijzen te verkavelen. In tijden van schaarste van bouwgrond gepaard gaande met de hoge prijzen van ervan lijkt het verzoekers niet te getuigen van goed bestuur om naar de toekomst toe potentiële bouwgronden te schrappen. Eveneens verwijzen zijn naar het richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen waar in verband met de regionaal stedelijke gebieden wordt bepaald dat deze in kwantitatief en kwalitatief opzicht grote potenties om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen. Artikel 19§3 DRO bepaalt dat van het richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen niet mag worden afgeweken , behoudens dan omwille van onvoorziene ontwikkelingen van de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten of omwille van dringende sociale , economische of budgettaire redenen". Deze voorwaarden zijn in casu niet van toepassing en evenmin worden deze aangetoond. Derhalve dienen bijkomende woongelegenheden vooral te worden voorzien in regionaal stedelijke gebieden, en dit overeenkomstig het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.
83
Dossier 157
De gemeente Beerse heeft anderzijds reeds te kennen gegeven door het goedkeuren van het structuurplan "De Gooren" dat zij het bewuste woonuitbreidingsgebied wenst aan te snijden om bijkomende woongelegenheden te creëren , dit ingevolge en volledig in overeenstemming met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Eveneens dient te worden opgemerkt dat er reeds diverse verkavelingsvergunningen werden afgeleverd op het bewuste gebied (zie ook toelichtingsnota deelplan 16 punt B, "bestaande feitelijke en juridische toestand") , zodat ook hieruit blijkt dat de gemeente Beerse en de hogere overheid te kennen hebben gegeven het bewuste gebied te ontwikkelen. De gemeente Beerse heeft enerzijds door het afleveren van de diverse verkavelingsvergunningen en anderzijds door het goedkeuren van het structuurplan "De Gooren" gehandeld overeenkomstig artikel 5.1.1. van het K.B. van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van ontwerpgewestplannen en gewestplannen en heeft derhalve reeds haar goedkeuring verleend met de valorisatie van het woonuitbreidingsgebied. Het is de gemeente die het best geplaatst is om de feitelijke situatie in haar grondgebied te beoordelen enerzijds naar lokalisatie toe en anderzijds rekening houdend met de behoeften van haar inwoners. Het is een schending van het subsidiariteitsbeginsel wanneer de hogere overheid een beslissing zou nemen dewelke in strijd is met een genomen beslissing van de lokale overheid , of minstens een beslissing neemt die in strijd is met de uitgesproken intentie van deze lokale overheid; Betrokkenen stellen overigens vast dat het "Stadsbos" zoals ingekleurd op het grondgebied van de gemeente Beerse diverse knelpunten heeft. Niet alleen bevindt er zich in de vermelde zone een woonuitbreidingsgebied doch ook hebben tal van verenigingen hun activiteiten aldaar en is er zelfs een industriegebied aanwezig op voormelde plaats. Zij zouden willen voorstellen om de grens van het "Stadsbos" te verleggen naar de Krikskensstraat in het zuiden en de Dijkstraat (grondgebied Turnhout) in het oosten. Ter verduidelijking zijn stukken bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
42. De bezwaarindiener [B267] heeft grond een jaar geleden gekocht omdat die in woonuitbreidingsgebied ligt. De grond is langs alle kanten omgeven door woningen en er liggen zoveel bossen in de omgeving waar niemand gebruik van maakt en waar men zelfs niet in mag komen. Ze worden alleen als stortplaats gebruikt. De gemeente Beerse met zijn nijverheid en industrie heeft nog zoveel nood aan woningen. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
43. De ouders van de bezwaarindienster [B268] hebben 70 jaar lang gewerkt om een stuk grond te verwerven. Het heeft altijd ingekleurd gestaan als reserve woonuitbreidingsgebied. Met die gegevens voorhanden heeft betrokkene geïnvesteerd in de grond, die ze nu zomaar moet afgeven. Aangezien er zoveel bouwgrond te kort is in Beerse ziet betrokkene ook het nu niet in van het geplande bos. De grond is gelegen tussen de Goorstraat en de Veldstraat en is langs alle zijden omringd door bestaande woningen. Er is nog zoveel ander bos in de buurt, dat door niemand wordt gebruikt ter ontspanning, maar eerder als stortplaats dient. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
44. De bezwaarindieners B269 en B270 dienen een gelijklopend bezwaarschrift in. Bezwaarindieners [B269] zijn onverdeelde eigenaars zijn van een perceel weiland en een perceel bouwgrond te Beerse, 1ste afdeling, kadastraal bekend ter plaatse de Gooren, wijk B, nrs. 316 a (een weiland van 70a50ca) en 317 e (een bouwgrond van 8a67 ca).
84
Dossier 157
Bezwaarindieners [B270] zijn onverdeelde eigenaars zijn van een perceel bouwland te Beerse, 1ste afdeling, kadastraal bekend ter plaatse als de Gooren, wijk B, nummer 313/B, groot 83a60ca. Zij vragen het deelplan niet van toepassing te verklaren op dit perceel en het uit het bosgebiedstadsbos te lichten en zijn statuut van woonuitbreidingsgebied te laten behouden. Hun argumenten zijn de volgende. a. Het ontwerp schendt het RSV in zoverre het bovengenoemd perceel onderbrengt onder het Bosgebied-Stadsbos. De percelen werden in het gewestplan van 1977 beschreven als woonuitbreidingsgebied. Het voorgenomen RUP zou bij goedkeuring tot gevolg hebben dat de percelen nog onmogelijk aangesneden en verkaveld zouden kunnen worden. Blijkens de toelichtingsnota wordt het gebied immers bestemd wordt voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en het herstel van bos-, natuur - en landschapswaarden. In het RSV wordt veelvuldig gewezen wordt op de schaarste van de bouwgrond en de noodzaak aan bijkomende woongelegenheid. Het richtinggevende gedeelte van het RSV stelt dat de stedelijke gebieden een belangrijk aandeel van de groei inzake woongelegenheid moeten opvangen. Artikel 19 § 3 van het DRO stelt dat niet mag afgeweken worden van het richtinggevende gedeelte van een structuurplan. Richtinggevend wil zeggen dat gelijk welke overheid bij het nemen van beslissingen niet mag afwijken van deze onderdelen, tenzij omwille van onvoorziene ontwikkelingen van de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten of omwille van dringende sociale, economische of budgettaire reden. De uitzonderingen mogen in geen geval een aanleiding zijn om de duurzame ontwikkeling, de ruimtelijke draagkracht en de ruimtelijke kwaliteit van welk gebied ook in het gedrang te brengen. b. Het ontwerp schendt het subsidiariteitsbeginsel door de uitvoering van structuurplan Gooren onmogelijk te maken Er werden reeds diverse verkavelingsvergunningen afgeleverd in het betreffende gebied (zoals ook aangegeven in de toelichtingsnota. De percelen van de bezwaarindieners werden opgenomen in het structuurplan Gooren, goedgekeurd bij gemeenteraadsbeslissing van 30/06/1994, waarbij ook goedkeuring verleend werd aan het wegentracé dat voorziet in de ontsluiting van de gronden gelegen tussen het kanaal Dessel-Schoten, de Gorenstraat, Veldstraat en Opstal. De gemeente heeft hier gehandeld overeenkomstig art. 5.1.1. van het KB van 28/12/1972 betreffende de inrichting en toepassing van ontwerp gewestplannen waarbij het woonuitbreidingsgebied omgezet kon worden naar woonzone. c. De westelijke grens van het Bosgebied-Stadsbos aan het gebied de Gooren is bijzonder arbitrair bepaald en wordt niet gemotiveerd. De grens is blijkbaar doorgetrokken tot en met het perceel te Beerse, 1 ste afdeling, wijk B nummer 323/ T, zodat een gedeelte van het gebied de Gooren binnen de grens van het bosgebied-stadsbos valt. De aan de Gooren gelegen gronden dienen, zowel vanuit historisch perspectief als in hun huidige bestemming, gekarakteriseerd te worden als open landelijk gebied zonder bebossing bestemd voor landbouw en landelijk wonen. Het gebied is bovendien ingesloten door bebouwing. Het gebied verschilt daardoor duidelijk van de aangrenzende gebieden Berkenheyde, Het Looy en het hof Eynde, en tevens van de andere gebieden van het bosgebied-stadsbos, de welke zowel in het verleden als op heden overwegend begroeid zijn met naaldbos en in mindere mate met loofbos. Het perceel gekend onder de naam Hoge Brug dat de westelijke grens vormt van het bosgebiedstadsbos, werd destijds onteigend van de rechtsvoorgangers van de bezwaarindieners met het oog op de constructie van een vaste hoge brug over de vaart van St. Job in 't Goor naar Turnhout. Dit perceel zou momenteel eigendom zijn van de Dienst voor de Scheepvaart. De enige reden van het doortrekken van het bosgebied-stadsbos is gelegen in de eigendom van het gewest van het perceel te nr. 323/T. Het doortrekken van het bosgebied-stadsbos tot de Gooren is arbitrair gelet op zijn duidelijk verschillend karakter van de overige gebieden binnen het bosgebiedstadsbos. Ter verduidelijking is een stuk bij het bezwaarschrift gevoegd.
85
Dossier 157
Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
45. De vader van de bezwaarindienster [B271] heeft jaren geleden een grond gekocht die ingeschreven staat als woonuitbreidingsgebied met verkavelingsplan. Deze grond is gelegen in Beerse tussen de Veldstraat - Opstal - Dijkstraat - Gorenstraat. Zij kan er niet mee akkoord gaan dat het stadsbos uitgebreid wordt tot dit gebied. Er zijn verschillende woningen gevestigd en de ligging is dus niet ideaal voor een bos. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
46. De vader van bezwaarindiener [B272] heeft jaren geleden een grond gekocht die ingeschreven staat als woonuitbreidingsgebied met verkavelingsplan. Deze grond is gelegen in Beerse tussen de Veldstraat - Opstal - Dijkstraat - Gorenstraat. Hij kan niet akkoord gaan met de uitbreiding van het stadsbos tot dit gebied. Het was zijn vaders plan om deze grond later te schenken aan zijn zussen en hem. De grond doet nu dienst als groentetuin. Hij zou hier graag mee verder gaan of als het bouwgrond wordt er een woning bouwen. Hij hoopt alleen dat de grond niet in zijn waarde daalt. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
47. De bezwaarindieners protesteren [B273, B274 en B276] rekenen erop dat de eigendom niet ondergebracht wordt in het geplande stadsbos, daar deze volledig beantwoordt aan de door de planners gestelde normen voor dit gebied. Hun eigendommen zijn reeds sedert 80 jaar in de familie , zijn begroeid met inlandse bomen en zijn niet afgesloten zodat het landelijk karakter behouden is. Hete betreft de eigendommen * kadastraal gekend als sectie B, 410D, 410S (lot 5) (20,15a) en 410B (lot 5) (3,15a) [B273]. * kadastraal gekend is als sectie B, 410D, 410S (lot 4) (20,13a) en 410B (lot 4) (3,31a) [B274] * kadastraal gekend is als sectie B, 410D, 410S (lot 1) (21,47a) en 410B (lot 1) (3,69a) [B276]. Vlacoro kan op basis van de in het bezwaarschrift opgenomen informatie, de percelen waarop het bezwaar betrekking heeft niet lokaliseren.
48. De bezwaarindiener [B275] protesteert met verontwaardiging tegen de geplande wijziging inzake haar eigendom, die reeds sedert 80 jaar in de familie is en kadastraal gekend is als sectie B, 410D, 410S (lot 7) (19,62a) en 410B (lot 7) (7, 84a). Van een vorig gemeentebestuur heeft betrokkene mondeling toelating gekregen tot het aanleggen van een tennisveld + kleedkamer (tuinhuisje). Voor de kleedkamer betaalt hij al meer dan 20 jaar belasting als 2de verblijf en al meer dan 10 jaar onroerende voorheffing. Deze eigendom is weiland gebleven waarop inlandse bomen groeien. afgesloten zodat het landelijk karakter behouden is.
De eigendom is niet
Betrokkene rekent erop dat de eigendom niet ondergebracht wordt in het geplande stadsbos, daar deze volledig beantwoordt aan de door de planners gestelde normen voor dit gebied. Vlacoro kan op basis van de in het bezwaarschrift opgenomen informatie, de percelen waarop het bezwaar betrekking heeft niet lokaliseren.
86
Dossier 157
49. De bezwaarindiener [B280] wenst bezwaar aan te tekenen tegen het schrappen van het woonuitbreidingsgebied . Hij is bezorgd om de waardevermindering van de grond van de moeder van zijn vriendin. Men moet niemand dwingen zijn kostbare erfenis te verkopen. Wie omringd wil zijn door bossen, verhuist beter naar de Ardennen. Vlacoro kan op basis van de in het bezwaarschrift opgenomen informatie, de percelen waarop het bezwaar betrekking heeft niet lokaliseren.
50. De bezwaarindieners [B281 en B282] wensen bezwaar aan te tekenen tegen het schrappen van het woonuitbreidingsgebied. Zij wijzen erop dat de grens van het stadsbos zeer onduidelijk is. Zij weten niet veel hoeveel er zal overblijven van hun tuin. Zij willen met zekerheid weten dat zij hun eigendom kunnen behouden en willen die ook in zijn geheel behouden. Vlacoro kan op basis van de in het bezwaarschrift opgenomen informatie, de eigendommen van de bezwaarindiener niet lokaliseren. Vlacoro meent dat het ruimtelijk uitvoeringsplan,waarbij zones worden afgebakend tegen de achtergrond van de kadastrale plannen, voldoende duidelijk is.
51. De bezwaarindieners [B283] wensen bezwaar aan te tekenen tegen het schrappen van het woonuitbreidingsgebied en vragen om perceel 409K (nu nog gekwalificeerd als "labeurgrond") uit het stadsbos te lichten, zoals gebeurd is voor het aanpalend perceel 409G, waarmee perceel 409K verweven is tot één grote tuin. Vlacoro merkt op dat perceel 409K, in tegenstelling tot perceel 409G, niet opgenomen is in het landelijk woongebied op het gewestplan. Het perceel wordt gedefinieerd door een vervallen verkaveling (zie bezwaar 247). Vlacoro adviseert dat conform hetgeen toegepast wordt ter hoogte van de Veldstraat, stelt Vlacoro voor de volledige tuin uit de afbakening van het plangebied te houden.
52. De volgende bezwaarindieners wensen bezwaar aan te tekenen tegen het schrappen van het woonuitbreidingsgebied om de volgende redenen: B279 - De bezwaarindiener ziet nu nog dieren lopen en een verschillend landschap. stadsbos, waar hij tegen is, wordt dat allemaal donker bos.
Met het
B284 - Voor deze bezwaarindiener is er al bos genoeg en zijn er betere plaatsen om bos aan te planten (bv. kolonie Merksplas). Men laat landbouwgrond ook best voor de boeren (het is nog niet zolang geleden dat men honger leed). B285 - Voor deze bezwaarindiener is er al bos genoeg en zijn er betere plaatsen om bos aan te planten. B286 - De bezwaarindieners willen geen bos, maar werk. Zij wijzen op de waardevermindering van de eigendommen. B287 - De bezwaarindienster wijst erop dat de eigenares van een van de percelen in de Gorenstraat zal onteigend worden door Vlacoro. Normaal zouden de kinderen van die eigenares daarop bouwen omdat het een prachtig gebied is. Betrokkene vraagt om dit opnieuw te bekijken. Er is al een zeer grote groene zone. Deze moet niet vergroot worden ten koste van hard werkende mensen. B288 - De bezwaarindiener merkt op dat er groen genoeg is als men de bomen laat staan die er zijn. B289 - Voor deze bezwaarindiener is er al groen genoeg. Waarom moet er nog meer zijn?
87
Dossier 157
B290 - Voor de bezwaarindiener berokkent het stadsbos te veel schade aan de eigenaars, terwijl er in Beerse nood is aan woningen en er nog meer dan 150ha groen voorzien is (beschermd gebied in de bufferzone van Turnhout). B291 - Deze bezwaarindiener meent dat alles laten zoals het is, het beste is voor iedereen. Er is nog groen genoeg in Beerse. Men moet de mensen niet alles afpakken. B292 - Er is nog groen genoeg in Beerse. Waarom de mensen hun bouwgronden afpakken? B293 - De bezwaarindiener vindt het schandalig dat de grond wordt afgenomen van een boerderij. Waar kunnen de mensen heen die in dat gebied hun boterham moeten verdienen? Van een bos kunnen we niet eten. B294 - De ouders van de bezwaarindieners hebben hun leven lang gewerkt voor de grond, die zij nu een jaar geleden gekocht hebben met de bedoeling woonuitbreidingsgebied (in 1994 goedgekeurd door de gemeente). In Beerse is al 700ha bos. Als men daar door fietst komt men niemand tegen, het dien om nog wat meer te sluikstorten. B295 In Vosselaar, Beerse en Turnhout zijn reeds voldoende bossen. De waarde van de gronden zal drastisch verminderen. De eigenaars kunnen er niets meer mee aanvangen. Diegenen die hun grond verkregen hebben met het oog op de bouwmogelijkheden ervan, kunnen dat niet valoriseren. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. De gronden zijn het levenswerk van de grootvader van de bezwaarindienster. Hij zou een tweede maal sterven mocht hij de plannen kunnen aanhoren. Teveel mensen zijn de dupe als zij voor dit stadsbos hun grond moeten inleveren. Eigenaars moeten eigenaars blijven van hun grond en zij moeten die kunne gebruiken voor wat zij zelf wensen. Betrokkene wil niet wandelen in een bos waarvan ze weet dat vele mensen daardoor hun grond hebben moeten inleveren. Laat de bossen die bestaan, bossen. Gebruik overheidsgrond om nieuwe bossen aan te leggen. B296 - In Beerse ligt al meer dan 150ha bos (beschermd gebied). Waarom nog meer? B297 - De schoondochter van de eigenares van een perceel grond in de Gorenstraat, vraagt om begrip want als de plannen zouden doorgaan zou dat een verschrikkelijke financiële tegenslag zijn. B298 - Voor betrokkene is er geen gebrek aan groen. B299 - Voor de bezwaarindiener dient alles gelaten zoals het is en aan de bewoners. B300 - Voor de bezwaarindienster is er al bosgebied genoeg. Turnhout heeft ook nog plaats, waarom moet dat in Beerse zijn? Waarom moet de grond waarvoor betrokkene gewerkt heeft, wijken voor bossen? Hij wordt haar afgepakt zoals een dief in de nacht. Moest bezwaarindienster dat bij de grote mannen doen, dan zouden die ook hun mening zeggen. B301 - In Beerse moet voldoende ruimte gecreëerd worden voor bijkomende bouwgronden. Het structuurplan De Gooren is in de jaren 90 al goedgekeurd, waardoor er bouwgronden komen. Het huidige bosgebied is al groot genoeg. Er zijn voldoende andere locaties voor bosgebied. B302 - Het bosgebied in de huidige situatie is nu al groot genoeg. De landbouwgrond in het huidige woonuitbreidingsgebied is belangrijker dan bosgebied. Er zijn voldoende andere locaties om bosgebied aan te leggen (bv kolonie Merksplas/Wortel). Eerst maakt men er woonuitbreidingsgebied en plotseling moet het bos worden. Heeft dat te maken met politiek. Er is nu reeds een tekort aan betaalbare bouwgrond, waardoor alleen de rijken kunnen bouwen. B303 - De bezwaarindienster wijst op de waardevermindering van de grond waar zij en haar man heel hun leven voor gewerkt hebben. Zij vindt het een regelrechte schande. B304 - Het woonuitbreidingsgebied is slechts een laatste kleine uitloper van het voorziene stadsbos. Het sluit aan bij, en is reeds grotendeels omringd door, woongebieden. Er is ook reeds een begin gemaakt met concrete verkavelingsplannen. Schrapping van het woonuitbreidingsgebied leidt tot waardevermindering van de erin gelegen percelen, terwijl er slechts een zeer beperkte meerwaarde is voor het stadsbos als dit relatief klein gebied, gelegen aan de overzijde van een bestaande weg, wordt opgenomen.
88
Dossier 157
B305 - De familie van de bezwaarindiener heeft de grond steeds in haar bezit gehad met het oog op de ontwikkeling van bouwgronden. Nu wordt hen dat in feite ontstolen. Momenteel worden de gronden bewonnen door een landbouwer. Indien dit niet verder kan in functie van het stadsbos, wordt de broodwinning van betrokken afgenomen. B306 - Er is al bos genoeg. Waarom woonuitbreidingsgebied afpakken van mensen die er heel hun leven keihard voor gewerkt hebben. Is schandalig en oneerlijk. Is enorme waardevermindering van de grond. B307 - Er is bos genoeg op andere plaatsen, maar daar doet men bomen uit voor rijken. Laat bomen staan waar ze staan, dan moet men nu geen nieuwe planten. B308 - De bezwaarindieners zijn solidair met de bewoners of eigenaars van het woonuitbreidingsgebied. Het zou een logische beslissing zijn het stadsbos te begrenzen tot aan de Dijkstraat (niet inbegrepen) en af te sluiten aan de grenzen van Vosselaar en Beerse. Bescherming van bestaande industrie en land- en tuinbouwbedrijven en bestaande niet-hinderende sportrecreaties. B309 - Beerse heeft ca 150ha bos in bezit of vooruitzicht (Schrieken- Epelaar) waar weinig gebruik wordt van gemaakt. Er is in de toekomst op deze manier bouwgrond te kort. Wat met Flipkensvijver dat nu toch een mooi stuk natuur is en groen ingekleurd sinds vorige gewestplan? Onder druk van Turnhout? B310 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. De waarde van de grond zal ernstig verminderen. B311 - De familie van de bezwaarindiener bezit tal van gronden in het woonuitbreidingsgebied. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B312 - De familie van de bezwaarindiener bezit tal van gronden in het woonuitbreidingsgebied. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B313 en B337 - De bezwaarindiener is eigenaar van perceel B 449E. Zijn grond krijgt veel minder waarde. Zijn kinderen willen ook nog een dak boven hun hoofd. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B314 - De bezwaarindienster is eigenaar van perceel B 449E. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De overheid kan dat niet meer veranderen. De grond krijgt veel minder waarde. Bovendien heeft haar vader gezorgd dat er een weg kwam in de Gorenstraat en zij wil ook voor haar kinderen en kleinkinderen zorgen zodat ook zij later een dak boven hun hoofd hebben. B315 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B316 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B317 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. De tuin van bezwaarindieners ligt gedeeltelijk in het gebied. De grond krijgt hierdoor heel wat minder waarde.
89
Dossier 157
B318 - Waardevermindering van eigendom in woonuitbreidingsgebied. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B319 - Waardevermindering van eigendom in woonuitbreidingsgebied. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B320 - Waardevermindering van eigendom in woonuitbreidingsgebied. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B321 - In 1994 is structuurplan "De Gooren" goedgekeurd door gemeenteraad van Beerse. De gemeente heeft daarmee te kennen gegeven het woonuitbreidingsgebied om te vormen tot woonzone. De Vlaamse gemeenschap kan dit niet meer veranderen. B322 - In 1994 is structuurplan "De Gooren" goedgekeurd door gemeenteraad van Beerse. De gemeente heeft daarmee te kennen gegeven het woonuitbreidingsgebied om te vormen tot woonzone. De Vlaamse gemeenschap kan dit niet meer veranderen. B323 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B324 - De waarde van de grond van de familie in het woonuitbreidingsgebied zal dalen. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B325 - De familie van de bezwaarindiener bezit tal van gronden in het woonuitbreidingsgebied. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen B326 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen B327 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen B328 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. De bezwaarindiener en zijn familie hebben er verscheidene gronden. Door deze plannen dreigen zij alles te verliezen of is hun grond niets meer waard. Daar hebben hun ouders en voorouders jarenlang voor gewerkt. B329 - In 1994 is structuurplan "De Gooren" goedgekeurd door gemeenteraad van Beerse. De gemeente heeft daarmee te kennen gegeven het woonuitbreidingsgebied om te vormen tot woonzone. De Vlaamse gemeenschap kan dit niet meer veranderen. De bezwaarindieners hebben de aankoop van de bestaande woning in 1994 gekocht om later voor hun 3 kinderen grond of woonruimte te verschaffen. B330 - In 1994 is structuurplan "De Gooren" goedgekeurd door gemeenteraad van Beerse. De gemeente heeft daarmee te kennen gegeven het woonuitbreidingsgebied om te vormen tot woonzone. De Vlaamse gemeenschap kan dit niet meer veranderen.
90
Dossier 157
B331 - De gemeente Beerse heeft in 1994 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd en daarmee van het woonuitbreidingsgebied een woongebied gepland. De Vlaamse overheid heeft niet het recht dit om te bouwen tot groene zone. Vele mensen hebben geïnvesteerd in die gronden, die nu waardeloos worden. Dit is onaanvaardbaar. B332 - Waardevermindering van eigendom in woonuitbreidingsgebied. De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B333 - De gemeente Beerse heeft diverse verkavelingsvergunningen afgeleverd en het structuurplan "De Gooren" goedgekeurd. De gemeente heeft gehandeld overeenkomstig artikel 5.1.1 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen en derhalve reeds haar goedkeuring verleend met de valorisatie van het woonuitbreidingsgebied. B334 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B335 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. B336 - De gemeente Beerse heeft in de jaren '90 een structuurplan "De Goren" goedgekeurd waardoor de gemeente heeft beslist het woonuitbreidingsgebied om te zetten in bouwgrond/woonzone. De Vlaamse overheid kan dat niet meer veranderen. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
53. De bezwaarindieners [B340 tot en met 360] vragen om het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan niet van toepassing te verklaren op de percelen die gelegen zijn tussen Gorenstraat (aan de oostkant), Veldstraat (aan de zuidkant), Dijkstraat-Opstal (aan de westkant) en het kanaal (aan de noordkant). Zij verzoeken om deze percelen, die eigendom van hun familieleden, uit het "stadsbos te lichten en hen het statuut van "woonuitbreidingsgebied" zoals omschreven in het gewestplan te laten behouden. Het zou beter zijn mocht de grens van het stadsbos verlegd worden naar de Krikskenstraat in het zuiden en de Dijkstraat (grondgebied Turnhout) in het oosten. Zij argumenteren als volgt. Er is een schending van het subsidiariteitsbeginsel. De gemeenteraad van Beerse heeft op 30 juni 1994 goedkeuring verleend aan het voorontwerp van het structuurplan " De Gooren". De gemeente Beerse heeft derhalve reeds haar goedkeuring verleend bij een eventuele verkaveling naar de toekomst toe. In ieder geval heeft zij door deze beslissing duidelijk en uitdrukkelijk heeft te kennen gegeven dat zij naar de toekomst toe het woonuitbreidingsgebied wenst te valoriseren en om te zetten in woonzone. Door het afleveren van de diverse verkavelingsvergunningen en het goedkeuren van het structuurplan "De Gooren" heeft de gemeente gehandeld overeenkomstig art. 5.1.1 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van ontwerpgewestplannen en gewestplannen en heeft zij derhalve reeds haar goedkeuring verleend heeft met de valorisatie van het woonuitbreidingsgebied. De gemeente is het best geplaatst is om de feitelijke situatie in haar grondgebied te beoordelen enerzijds naar lokalisatie toe en anderzijds rekening houdend met de behoeften van haar inwoners. Er is een schending van het subsidiariteitsbeginsel is, wanneer de hogere overheid een beslissing zou nemen dewelke in strijd is met een genomen beslissing van de lokale overheid, of minstens een beslissing neemt die in strijd is met de uitgesproken intentie van deze lokale overheid. Ook het RSV wordt geschonden.
91
Dossier 157
Bijkomende woongelegenheden dienen vooral dienen te worden voorzien in regionaal stedelijke gebieden, en dit overeenkomstig het RSV. Wanneer in het richtinggevend gedeelte van het RSV, waarvan de overheid slechts bij gemotiveerde beslissing kan afwijken, wordt aangegeven dat de regionaalstedelijke gebieden de potentie hebben om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen, dan mag de overheid bij de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan hiervan niet afwijken, behoudens omwille van onvoorziene ontwikkelingen van ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten of omwille van dringende sociale, economische of budgettaire redenen. Deze voorwaarden zijn in casu niet van toepassing zijn en evenmin aangetoond worden. Het voorlopig vastgestelde RUP schendt dan ook het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in de mate het de potenties van het betrokken gebied inzake, woongelegenheden, waarvan de eerste fase reeds gerealiseerd werd, onmogelijk maakt. Door de nieuwe bestemming als "stadsbos" en de betrokken verordenende stedenbouwkundige voorschriften zal het onmogelijk zijn om het bewuste gebied naar de toekomst toe, indien een woonbehoeftestudie de noodzakelijkheid ervan zou uitwijzen, te verkavelen. In tijden van schaarste van bouwgrond, gepaard gaande met de hoge prijzen van ervan, getuigt het niet van goed bestuur om naar de toekomst toe potentiële bouwgronden te schrappen. Tenslotte stellen de bezwaarindieners vast dat het "stadsbos" zoals ingekleurd op het grondgebied van de gemeente Beerse diverse knelpunten heeft. Niet alleen bevindt er zich in de vermelde zone een woonuitbreidingsgebied doch ook hebben tal van verenigingen hun activiteiten aldaar en is er zelfs een industrieweg aanwezig op voormelde plaats. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 36.
B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO §
Kaart 16.5: de voormalige pastorie ’t Hof met omgevend domein is beschermd monument (M.B. 12 december 2001)
§
Kaart 16.2: verkeerde situering op plan van de aanduiding “Filipkensvijver”
§
Artikel 16.4 in overdruk: niet aangegeven op het grafisch plan.
92
Dossier 157
Deelplan 17 - Stedelijk bouwvrij agrarisch gebied Waterheide en afrittencomplex nr. 24 B.1.1. Adviezen 1. De gemeenteraad van Turnhout [A4] heeft volgende opmerkingen. a. Vanaf de eerste besprekingen in het projectteam in 1999 betreffende het creëren van bijkomende bedrijvenzones in het regionaalstedelijk gebied hebben de vertegenwoordigers van de Stad Turnhout getracht mee te zoeken naar de best mogelijke formules. Hierbij werd van bij de aanvang gesteld dat een spreiding van zones rond de E34/A21 de beste oplossingen kon bieden. Het gebied Waterheide werd voorgesteld als het terrein waarop een deel van de nood aan bijkomende industriegronden kon gevestigd worden. In een nota van de ontwerpers werden de terreinen Veedijk en Waterheide aan verschillende criteria getoetst. Het gebied Waterheide werd weggeschreven. Wel werd toegezegd het gebied als een reserve voor de toekomst te beschouwen. In de toelichtingsnota vinden we hierover uitsluitend nog het volgende terug (pag. 112) : `Op basis van deze criteria en na afweging van verschillende alternatieve locaties is het gebied Veedijk geselecteerd als gemengd regionaal bedrijventerrein." In de stedenbouwkundige voorschrift staat zelfs geen verwijzing naar de reden waarom het gebied Waterheide bouwvrij moet gehouden worden. Artikel 17.1 Stedelijk bouwerij agrarisch gebied Waterheide van de stedenbouwkundige voorschriften moet derhalve als volgt aangevuld wonden Het gebied is een stedelijk bouwerij agrarisch gebied, op korte termijn bestemd voor de grondgebonden landbouw en op langere termijn voor het inplanten van een regionaal bedrijventerrein. Deze omzetting van bestemming kan uitsluitend gebeuren door middel van een Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan. " b. De gemeenteraad stelt vast dat, voor wat de begrenzing van het gebied betreft, volledig rekening werd gehouden met de bemerkingen van het schepencollege dd. 12.11.2002. De voorschiften van het gebied zijn duidelijk : er mogen geen nieuwe gebouwen meer opgericht worden met uitzondering van schuilhokken. Dit houdt echter ernstige consequenties in voor het zonevreemd bedrijf Remysen (handel in bouwmaterialen). Momenteel ligt dit perceel in agrarisch gebied. Volgens art. 145. §1 6° van het Decreet op de Ruimtelijke Ordening mag bij het verlenen vergunningen afgeweken worden van de bepalingen van het Gewestplan. Het is niet duidelijk of deze regeling ook geldt wanneer het terrein omgevormd zal zijn tot een Stedelijk bouwvrij agrarisch gebied. c. Het is wenselijk dat onmiddellijk na de goedkeuring van het GRUP een terreinbeheerder wordt aangesteld en dat voor het gehele gebied nu reeds een recht van voorkoop wordt ingesteld. d. Artikel 17.2 bepaalt dat in de Bouwvrije strook langs de E34 werken en handelingen vergunbaar zijn, nodig voor het functioneren van de E34 als hoofdweg. Het is wenselijk deze bepaling als volgt uit te breiden : `werken en handelingen, nodig voor het beter functioneren van de E34 als hoofdweg, het reduceren van de barrièrewerking van de E34 en het verbeteren van de bereikbaarheid van de industriezone Everdongen." e. Met de bemerkingen van het schepencollege betreffende de percelen ten westen van het Stedelijk bouwvrij agrarisch gebied werd geen rekening gehouden. Ze worden hier herhaald. In de toelichtingsnota wordt op pag. 268 uitgelegd hoe de westelijke grens tot stand kwam. Er wordt onder meer verwezen naar het houtconstructiebedrijf op de hoek Slagmolenstraat - Steenweg op Zevendonk. In feite gaat het hier om een klein bedrijvencentrum waar naast het houtconstructiebedrijf ook nog gebouwen verhuurd worden aan kleine KMO's. Volgens het ontwerp GRUP blijft dit perceel in het agrarisch gebied zodat de gebouwen en bedrijvigheid zonevreemd zijn. Aan deze zonevreemdheid kan een einde gebracht worden door het perceel op te nemen in een KMO-gebied of desnoods in woongebied.
93
Dossier 157
f. Aan het doodlopend stuk van de Steenweg op Zevendonk staat, naast het bedrijvencentrum, nog een woning op het perceel wijk N nr 1034L. Volgens het gewestplan ligt het perceel gedeeltelijk in woongebied en gedeeltelijk in agrarisch gebied. Na de omvorming in het GRUP van het oostelijk gelegen agrarisch gebied in een Stedelijk bouwvrij agrarisch gebied, met industrie als mogelijke nabestemming, ontstaat er een zeer onduidelijke juridische situatie voor dit perceel. Ofwel wordt het nu in woongebied gesitueerd, ofwel wordt het opgenomen binnen het plangebied zodat het op termijn eventueel kan verworven worden, bijvoorbeeld voor de aanleg van weginfrastructuur naar het bedrijventerrein. g. Ten zuiden van de E34 wordt in artikel 17.3 een gebied voor aanpassing kruisende infrastructuur Waterheide gereserveerd. Deze zone is zeer nipt begrensd. Een aantal woningen en een bloeiende horecazaak vallen binnen deze reservatiezone. Om de kosten bij de grondverwerving voor aanpassing van het knooppunt E34-N19 en de eventuele ontsluiting voor een toekomstig bedrijventerrein op Waterheide te beperken stellen we voor een aantal niet bebouwde kavels mee op te nemen. Ook binnen de bestaande afrit vanuit Antwerpen stellen de raad voor een deel te reserveren, zodat de huidige gewestplanbestemming geen hinderpaal vormt bij de verkeersveilige omvorming van het knooppunt. Een deel van de reservatie valt buiten de ontworpen grenslijn. Zo nodig moet die aangepast worden. h. Bij het vastleggen van de grens van het regionaalstedelijk gebied is het terrein van de bestaande tennisclub binnen het stedelijk gebied gelegd. Het is wenselijk dit terrein te bestemmen als landelijk woongebied, zoals de aanpalende gewestplanbestemming. a. Vlacoro kan de stad niet bijtreden. Zij prefereert een concentratie van de bedrijventerreinen rond de E34/A21 in Veedijk boven een ontwikkeling die gespreid is over Veedijk en Waterheide. Verder is het zo dat de taakstelling inzake bedrijventerreinen voor het regionaalstedelijk gebied gerealiseerd wordt met het huidige afbakeningsplan. Het is niet zeker dat Waterheide in de toekomst zal moeten aangesproken worden voor bedrijventerreinen, ondertussen wordt het wel bouwvrij gehouden. De commissie betreurt echter wel dat de herinrichting van de op- en afrit 24, die pal aan Veedijk grenst, opgenomen is in deelplan 17 Stedelijk Bouwvrij Agrarisch Gebied Waterheide En Afrittencomplex Nr. 24. Op die manier blijft de verkeersproblematiek van Veedijk onderbelicht. b. De raad vermeldt niet om welke perceel het gaat. Voor zover hij het bedrijf gevestigd aan de Slagmolenstraat 56 bedoelt, moet Vlacoro vaststellen dat dit buiten het deelplan Waterheide valt en dus niet het voorwerp heeft uitgemaakt van het voorliggend openbaar onderzoek. Vlacoro verwijst hier ook naar artikel 42, §6 van het DRO dat de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde plan. De commissie meent dat hier voor een oplossing kan gezocht worden via procedures op gemeentelijk niveau. c. Vlacoro kan de stad niet bijtreden gezien het niet zeker is dat Waterheide in de toekomst zal moeten worden aangesproken. De commissie verwijst verder naar haar antwoord onder punt a. d. Gelet op het corresponderend stedenbouwkundig voorschrift 5.4 (Veedijk) adviseert Vlacoro het behoud van de huidige tekst van artikel 17.2. e. Vlacoro kan zich vinden in de begrenzing van het gebied zoals deze in het plan is voorzien. De commissie kan de gemeenteraad niet bijtreden. f. Perceel 1034L valt buiten het deelplan Waterheide en heeft dus niet het voorwerp uitgemaakt van het voorliggend openbaar onderzoek. Vlacoro verwijst hier ook naar artikel 42, §6 van het DRO dat de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde plan. De commissie meent dat hier voor een oplossing kan gezocht worden via procedures op gemeentelijk niveau. Vlacoro kan zich overigens vinden in de begrenzing van het gebied zoals deze in het plan is voorzien.
94
Dossier 157
g. Vlacoro stelt vast dat het de stad hier een uitbreiding van het plangebied vraagt en dat de betrokken kavels geen voorwerp hebben uitgemaakt van het voorliggend openbaar onderzoek. Vlacoro verwijst hier ook naar artikel 42, §6 van het DRO dat de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde plan. h. De raad vermeldt niet om welke perceel het gaat. Voor zover hij de Technico sportvelden bedoelt, moet Vlacoro vaststellen dat deze buiten het deelplan Waterheide vallen en dus niet het voorwerp heeft uitgemaakt van het voorliggend openbaar onderzoek. Vlacoro verwijst hier ook naar artikel 42, §6 van het DRO dat de definitieve vaststelling van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vastgestelde plan. De commissie meent dat hier voor een oplossing kan gezocht worden via procedures op gemeentelijk niveau.
B.1.2. Bezwaren en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 1. De bezwaarindiener [B142] is eigenaar van volgende percelen te Turnhout, Steenweg op Diest 33. Sectie M 303 d, 303 g e.a. Hij vraagt de grens bepaald volgens plan 17 en kaart 17.3 ten zuidelijk deel uit te tot en met zijn eigendom. Deze is gelegen in waardevol agrarisch gebied. Deze situatie biedt de mogelijkheid om deze zone om te vormen tot bijv. woonpark, zodat de zonevreemdheid van zijn woning teniet kan worden gedaan. Soortgelijke precedenten werden reeds opgenomen in de studie. Vlacoro is het niet eens met bezwaarindiener. Wat de zonevreemdheid van de woning van de bezwaarindiener betreft bestaan verschillende wettelijke mogelijkheden. Ofwel neemt de Stad Turnhout het perceel op in zijn RUP zonevreemde woningen ofwel kan betrokkene bij het vragen van een stedenbouwkundige vergunning voor werken aan zijn zonevreemde woning beroep doen op de toepassing van artikel 145bis van het DRO. 2. De bezwaarindieners [B146] zijn eigenaar van een woonhuis met tuin dat thans gelegen in agrarisch gebied. Zij voegen een kaart waarop de aanduiding van hun perceel ontbreekt (“het in groene kleur aangeduide perceel” ontbreekt op het zwart-wit plan). Vlacoro neemt aan dat betrokkenen het perceel gelegen aan de Steenweg op Diest nr. 7 te Turnhout bedoelen. Nadat betrokkenen aanvankelijk verheugd waren vast te stellen dat deze zone werd opgenomen binnen de stedelijke afbakeningslijn, dienden zij recent vast te stellen dat - vermoedelijk op vraag van de Administratie Wegen&Verkeer - thans een “overdruk”-bestemming als reservatie gebied voor aanpassing van het kruisende verkeersknooppunt E34-Waterheide wordt voorgesteld. Zij hebben daar volgende bezwaren tegen. a. Sterk hypothetisch karakter van de primaire doelstelling: realisatie Waterheide en ontsluiting daarvan. De realisatie van Waterheide als later bedrijventerrein is volledig afhankelijk van (1) een later op te maken behoeftenstudie en (2) de vandaag zelfs niet bij benadering geplande, laat staan begrotingstechnisch voorziene, realisatie van een voor deze herbestemming van Waterheide passende infrastructuur. Dat zijn 2 elkaar versterkende onzekerheden. Bovendien wordt dan impliciet verwezen naar de afhankelijkheid van een voorafgaande volledige ontwikkeling én volzetting van de 60ha nieuw bedrijventerreinen Veedijk. De ontwerpers stellen zelf voorop dat de nu voorgestelde bestemming voor Waterheide afhankelijk wordt gesteld van een herevaluatie in 2007 met betrekking tot de ontwikkelingen op het vlak van bedrijvigheid op dat ogenblik én het ontwikkelen van een gebiedsgerichte visie op hetzelfde moment. Bij deze evaluatie anno '07 zal het bedrijventerrein Veedijk in het beste geval net aangesneden zijn en zullen er alsdan dus nog tientallen hectaren in te vullen bedrijventerreinen braak liggen. Er is ook nog de uitbreiding BeerseZuid (40 ha).
95
Dossier 157
De voorgestelde overdruk kleur als reservatiegebied kunnen betrokkenen alleen al gelet op deze louter hypothetische motivering ervoor onmogelijk aanvaarden. Het reserveren van private woonen handelskavels, met bijhorende waarde-devaluatie, in functie van een bedrijventerrein dat er misschien vanaf 2020 zou kunnen komen strookt niet met de beginselen van behoorlijk bestuur en schept een totale wanverhouding tussen onze rechtsonzekerheid enerzijds en de afwezigheid van enige zekerheid van realisatie van de voorgenomen doelstelling binnen redelijke termijnen. b. Volledige onzekerheid over de noodwendigheid van de uitbouw van de bedoelde verkeersinfrastructuur aan deze zijde van de N19 cq afrittencomplex E34 + totale budgettaire onzekerheid over de realisatiemogelijkheden ervan Betrokkenen begrijpen dat de Administratie Wegen&Verkeer pas zeer recent een studie aanbesteedde aangaande de aanpassing van de gewestwegeninfrastructuur in het Turnhoutse op lange termijn, de zgn. Streefbeeldstudie. Het studiebureau in kwestie dient primair aanbevelingen te doen over aanpassingen van: (1) de Ring van Turnhout en (2) ontsluiting Beerse-Zuid. Anders gesteld : voor de ontsluiting van het thans geplande bedrijventerrein Veedijk volstaat het bestaande afrittencomplex nabij hun woning. Daarom ook wordt in deelplan 5 een ontsluitingscircuit voorzien dat uitsluitend gevormd wordt door de bestaande gewestwegen en op- en afritten. Nog anders gesteld : de daadwerkelijke uitbouw van het afrittencomplex in het reservatiegebied is uitdrukkelijk niet nodig voor de realisatie van de concreet geplande uitbreide Veedijk. Of ze nodig zal zijn voor de erg voorwaardelijke uitbreiding op Waterheide ruim na de lopende planperiode is nog niet eens onderzocht noch op verkeerstechnisch, noch op budgettair vlak. Aanvullend daarop dient vastgesteld dat het reservatiegebied enkel betrekking kan hebben op de realisatie van een enkelvoudige oprit voor het verkeer N19->E34 richting Eindhoven. Inzake vrachtverkeer (ontsluiting bedrijventerreinen Veedijk I, II en nieuwe uitbreiding) is dat een belangrijke verkeersstroom. Maar ... uit de toelichtingen rond deelplan 5 blijkt dat deze vrachtverkeersafwikkeling wordt afgeleid naar het volledig uitgeruste op- en afrittencomplex nr. 23 dat ook vandaag vrijwel uitsluitend dient voor het (vracht)verkeer van de bestaande bedrijventerreinen waarop ook het nieuwe terrein Veedijk wordt op aangetakt. Hoe gaat men ooit budgettair verantwoorden dat wat de verbinding industrie E34-Eindhoven betreft een volledig nieuwe afrit wordt gerealiseerd mits onteigening van private kavels met een gezamenlijke actuele waarde van +/- 2 mio € alleen al t.o.v. de actualisatie van een bestaande infrastructuur 1 km verderop ? Zelfs mits de hoogst onzekere vooraf te realiseren voorwaarden sub (a) zouden worden vervuld, dan nog is vandaag al meer dan waarschijnlijk dat de infrastructurele aanpassing waarvoor de reservatie geldt een budgettaire utopie is. c. Algemeen besluit bij a en b. Het voorgestelde reservatiegebied is ruim onvoldoende gemotiveerd in de zin van de motiveringsplicht zoals bedoeld wetgeving inzake de motivering van bestuurshandelingen en is o.m. daarom in strijd met de algemene rechtsbeginselen van behoorlijk bestuur. Wij maken alle voorbehoud voor de uitputting van al onze rechten terzake, desgevallend voor de bevoegde rechtscolleges. d. Specifieke bezwaren tegen de geformuleerde verordenende voorschriften In art. 17.3 p. 274 Bijlage 3 wordt bepaald dat met de bestemming van de overdrukkleur in de bedoelde zone enkel werken voor uitbouw van verkeersinfrastructuur toegelaten zijn. Betrokkenen begrijpen toch goed dat dit geen implicaties heeft voor de vergunbaarheid van werken zoals die vandaag bestaat voor de onderliggende gewestplanbestemming op bestaande privatieve kavels zoals de hunne? In elk ander geval tekenen betrokkenen ook bezwaar aan tegen deze specifieke bepaling. Wat een ontkennend antwoord op voormelde vraag zou impliceren dat hun de normaliter vergunbare uitbreidings- of heropbouwmogelijkheden van hun eigendom wordt ontnomen. Dat zou een vorm van eigendomsdepreciatie zijn die conflicteert met de daarvoor voorziene onteigeningswetgeving. Minstens zal een eventueel ontkennend antwoord zonder meer betekenen dat er aanleiding is voor een onmiddellijk opeisbare planschade-vergoeding. Graag een uitdrukkelijk en gemotiveerd standpunt terzake.
96
Dossier 157
a+b+c. Vlacoro kan de bezwaarindiener bijtreden waar deze bezwaar aantekent tegen een hypothetische planning die afhangt van een aantal onzekere factoren en onderzoeken en uitspraken die nog moeten gebeuren. Het voorzien in een reservatiestrook waarvan de uitvoering op korte of lange termijn onzeker is, getuigt niet van zorgvuldig bestuur. De commissie dringt aan op een betere motivering van de bestemming van het gebied en meer duidelijkheid omtrent het al dan niet herinrichten van het betrokken op- en afrittencomplex. d. Vlacoro treedt de bezwaarindiener bij in die zin dat bijkomende voorschriften dienen te worden voorzien ten aanzien van de in het betrokken gebied gelegen woningen.
3. Toerisme Vlaanderen [B172] vraagt of er geen inrichtingsmaatregelen m.b.t. de wegen en paden voor recreatief verkeer kunnen worden opgenomen in dit RUP. Zo zou voor de inrichting van fietspaden kunnen verwezen worden naar de normen zoals opgenomen in het 'Vademecum Fietsvoorzieningen'. Wegen en paden voor verschillende types recreanten kunnen best elk op hun eigen specifieke manier ingericht worden. Zo vragen ze elk een eigen soort verhardingen/breedte/... Deze opmerking geldt voor alle gebieden waar wegen en paden voor recreatief gebruik (kunnen) worden voorzien. De commissie is van oordeel dat stedenbouwkundige voorschriften 17.1, §1, 6° voldoende garanties biedt voor de inrichting van deze infrastructuur op maat van het soort recreant en in overeenstemming met de plaatselijke condities.
B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Vlacoro stelt vast dat in het bouwvrij agrarisch gebied Waterheide aan de noordrand nog enkele gebouwen voorkomen. Dit is in strijd met de Gewenste Ruimtelijke Structuur van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen dat enerzijds stelt dat bouwvrije zones zo zullen worden geselecteerd en afgebakend dat er geen bestaande bedrijfszetels worden opgenomen en anderzijds als criteria stelt dat er bebouwing ontbreekt en dat de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijfsgebouwen net buiten de bouwvrije zone moeten worden behouden (Zie RSV pag. 394 en 395)
97
Dossier 157
Deelplan 18 - Agrarisch gebied Heiende B.1.1. Bezwaren en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 1. De bezwaarindieners [B19] zijn eigenaar van het perceel " Hoeve akker wijk C n° 380 ", momenteel gelegen in woonuitbreidingsgebied. Het is onaanvaardbaar dat het woonuitbreidingsgebied wordt omgezet in agrarisch gebied, omdat het ook voor de kinderen van betrokkenen onmogelijk is geworden om nog betaalbare bouwgrond te kopen, en het tevens een zware waardevermindering van hun eigendom met zich zou meebrengen. Mochten de plannen worden goedgekeurd zoals voorgelegd, zullen de bezwaarindieners uiteraard planschade eisen. Ter verduidelijking zijn plannen bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro wijst erop dat de bestemming woonuitbreidingsgebied niet gelijk te stellen is met de bestemming woongebied, waar een stedenbouwkundige vergunning om te bouwen eenvoudig kan worden bekomen. Volgens artikel 5.1.1 van het KB van 28 december 1972 betreffende de ontwerpgewestplannen en gewestplannen zijn woonuitbreidingsgebieden uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist (via een plan van aanleg of een verkavelingsvergunning), ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor. In die zin kunnen deze gronden niet onmiddellijk als bouwgrond beschouwd worden. Bovendien wordt een planschadevergoeding enkel toegekend wanneer op basis van een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen, terwijl het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen.
2. De bezwaarindiener [B20] is eigenaar van het perceel " Hoeve akker wijk C n° 380 ", momenteel gelegen in woonuitbreidingsgebied. Het is onaanvaardbaar dat het woonuitbreidingsgebied wordt omgezet in agrarisch gebied, omdat in de streek al nood is aan betaalbare bouwgrond voor haar kinderen en omdat het een ernstige waardevermindering van haar eigendom met zich zou meebrengen. Mochten de plannen worden goedgekeurd zoals voorgelegd, zullen de bezwaarindieners uiteraard planschade eisen Ter verduidelijking zijn plannen bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 1. 3. In een collectief bezwaarschrift [B174] verzetten de ondertekenaars zich ertegen dat de betrokken percelen, momenteel ingekleurd als woonuitbreidingsgebied, worden omgezet in agrarisch gebied. Deze omzetting heeft voor hen een aanzienlijke waardevermindering tot gevolg. Indien deze omzetting toch wordt uitgevoerd, zullen betrokkenen hiermee akkoord gaan mits er planschade wordt uitgekeerd. De uitgekeerde planschade moet in verhouding staan tot de waardevermindering van de betrokken percelen. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 1.
98
Dossier 157
4. Toerisme Vlaanderen [B172] vraagt of er geen inrichtingsmaatregelen m.b.t. de wegen en paden voor recreatief verkeer kunnen worden opgenomen in dit RUP. Zo zou voor de inrichting van fietspaden kunnen verwezen worden naar de normen zoals opgenomen in het 'Vademecum Fietsvoorzieningen'. Wegen en paden voor verschillende types recreanten kunnen best elk op hun eigen specifieke manier ingericht worden. Zo vragen ze elk een eigen soort verhardingen/breedte/... Deze opmerking geldt voor alle gebieden waar wegen en paden voor recreatief gebruik (kunnen) worden voorzien. Recreatief medegebruik is steeds ondergeschikt aan de hoofdfunctie. De landschappelijke en natuurlijke elementen vormen een belangrijke aantrekkingskracht voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van een regio. Vele landbouwgebieden worden hierdoor ook als zeer aantrekkelijk beschouwd. Om deze landbouwgebieden te vrijwaren is het belangrijk de recreatieve activiteiten als ondergeschikte nevenactiviteit te beschouwen en deze activiteiten dus te zoneren in functie van aard (bijv. zachte/harde recreatie) en tijdstip (bijv. in functie van broedtijden fauna, specifieke landbouwactiviteiten,...). Gezien de landschappelijke waarde van deze gebieden achten betrokkenen het van zeer groot belang dat alle landbouwgebieden, daar waar mogelijk, toegankelijk zijn of worden voor de recreant. Vlacoro is van oordeel dat stedenbouwkundig voorschrift 18.1, §1, 4° voldoende garanties biedt voor de inrichting van deze infrastructuur op maat van het soort recreant en in overeenstemming met de plaatselijke condities. Vlacoro is er geen voorstander van om in de stedenbouwkundige voorschriften te bepalen dat recreatieve activiteiten als “ondergeschikte nevenactiviteit” dienen beschouwd te worden. Zij is ook geen voorstander van het opnemen van een zonering van deze activiteiten in de voorschriften. De commissie meent dat kan volstaan worden met de bepaling dat natuur- en landschapsontwikkeling en laagdynamisch recreatief medegebruik ondergeschikte functies (artikel 18.1, §1, eerste alinea).
B.1.2. Adviezen Geen
B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
99
Dossier 157
Deelplan 19 - Landbouweiland Diepvenneke B.1.1. Adviezen 1. De gemeenteraad van Vosselaar [A2] merkt het volgende op a. Er wordt een randstedelijk recreatief groengebied Diepvenneke voorzien waarbij recreatie, landbouw, landschapsontwikkeling, natuureducatie, recreatief medegebruik, verblijfsrecreatie en waterbeheersing als nevengeschikte functies worden vooropgesteld (zie verordenende voorschriften, art. 19.2). Dit zijn dus evenwaardige functies die naast elkaar moeten kunnen bestaan. Dit gebied staat op dit moment ingekleurd als waardevol agrarisch gebied. De bestaande landbouwexploitaties moeten evenwel voorrang behouden op nieuwe activiteiten die zich in dat gebied in de toekomst zouden ontwikkelen, zodat de huidige vergunde exploitaties door latere ontwikkelingen niet in hun voortbestaan bedreigd zouden worden (afstandsregel). b. Er wordt een bouwvrije strook langs de E34 voorzien (zie verordenende voorschriften, art. 19.4) waarbij wordt gesteld "dat deze strook van dertig meter als een dicht, groen scherm wordt aangelegd met streekeigen beplanting en door de eigenaar wordt beheerd". Evenwel wordt niet vermeld wie dit scherm moet aanleggen en wie de gebruikers zal compenseren voor deze maatregel. a. Vlacoro meent dat het randstedelijk groengebied met recreatief medegebruik voldoende garanties biedt voor het behoud van de aanwezige hoeves (landbouw is immers uitdrukkelijk voorzien als nevenbestemming). b. Vlacoro dringt erop aan dat in de toelichting bij de verordenende voorschriften enige verduidelijking wordt gegeven omtrent de aanleg van het scherm en de eventuele compensatie voor de gebruikers.
B.1.2. Bezwaren en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 1. De uitbaters van een landbouwbedrijf (melkveebedrijf en kalvermesterij) [B28] zijn van mening dat het voorzien van een randstedelijk recreatief groengebied Diepvenneke niet verantwoord, volkomen onlogisch en voor henzelf financieel zeer schadelijk is. Zij vragen uitdrukkelijk dat dit gebied zijn bestemming als `hoofdfunctie beroepslandbouw' blijft behouden. Een aanzienlijk deel van hun percelen van zijn gelegen in het betreffende 'domein'. De betreffende gronden (huur en eigendom) worden al sinds mensenheugenis gebruikt voor de Landbouw, nl. als weiland en akkerland. De percelen zijn vanaf de gewestplannen gekend als landbouwgebied. Het ministerieel besluit zou voor deze percelen vanuit landbouwkundig oogpunt een zeer grote minderwaarde betekenen. Gezien de percelen bewonnen worden door betrokkenen als landbouwers, staan zij ook in voor het goede onderhoud ervan. Dit zal ook verdwijnen gezien de maatregel tot bescherming op termijn de bestaande landbouwactiviteit onmogelijk zal maken. Het verplaatsen van een bedrijf wettelijk gezien moeilijk en financieel praktisch onmogelijk zodat de maatregel een ernstige ontwaarding van het bedrijf betekent, zonder enige vorm van compensatie. De bezwaarindieners wijzen erop dat zij recent zware investeringen hebben gedaan i.v.m. dierenwelzijn en milieu. Deze investering was noodzakelijk om te blijven exploiteren en was tevens verantwoord gezien er een opvolger is. De geplande overname komt zeer in het gedrang door dergelijke maatregel.
100
Dossier 157
Het is schrijnend dat het voorstel weer maar eens landbouwgrond wenst op te offeren. Het is opvallend hoe de laatste jaren meer en meer de landbouwgrond opgeofferd wordt voor zowel industrie als woongebied als groengebied als recreatiegebied. Wanneer gaat men eens doorhebben dat dergelijke maatregels voor heel wat landbouwgezinnen financiële catastrofen zijn en dat op termijn het verdwijnen van de landbouw op nationaal niveau ook geen goede zaak is. Vosselaar heeft zo al weinig `niet belaste' (beschermd gebied, recreatie, ...) landbouwgrond. Vlacoro is het niet eens met de bezwaarindieners. De commissie meent dat het randstedelijk groengebied met recreatief medegebruik voldoende garanties biedt voor het behoud van de aanwezige hoeves (landbouw is immers uitdrukkelijk voorzien als nevenbestemming).
2. De bezwaarindieners [B35] zijn eigenaars van onbebouwde percelen (aangeduid op plan) gelegen te Vosselaar en palende aan de Diepven en de Rijdtstraat. Zij menen dat het erg logisch zou zijn dat deze percelen, mits beperking tot een diepte van 50m, behoren bij het centraal gelegen woongebied Vosselaar met landelijk karakter. Dit verzoek doet geen afbreuk doet aan de intentie van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, maar verleent eerder een bijdrage tot haar centrumfunctie. Lintbebouwing komt hier niet ter sprake. Een eerdere poging (1988/1989) om de gronden te onttrekken aan landbouwgebied is zonder gevolg gebleven. Zij onderbouwen hun verzoek verder als volgt. * De percelen zijn gronden die een bestaande woonzone langs verharde wegen totaal aansluiten en invullen; alle stratenuitkomende op de Boskant, zijn bebouwd met uitzondering van de Rijdtstraat en de Diepven. * De straten zijn reeds uitgerust met de nodige infrastructuur die bij eventuele verkaveling tot bouwgronden wordt opgedragen aan de belanghebbenden. * De betrokken eigenaars hebben in het verleden hun aangerekende belasting op bestrating betaald. * Zij vergelijken met de uitbreidingszone van de Ketsschevelden waarbij een stedelijk woongebied of reservegebied voor stedelijk woongebied wordt aanvaard langs totaal niet-uitgeruste wegen en palende aan een bosrijke omgeving. * Het belang van de binnenin gelegen gronden, de zogenaamde "landbouweilanden", wordt niet geschaad; zij behouden hun bestemming bij het toekennen van bouwmogelijkheden binnen een afstand van circa 50m van de straten Diepven en Rijdtstraat; de bestaande wegen (=servituten) kunnen hun functie behouden tot vrijwaring van de landbouweilanden. * De landbouw in Vosselaar is beperkt tot maximum drie activiteiten met uitdovend karakter. * Hun buren zijn eigenaars van bebouwde percelen met vroeger verworven rechten. Om deze discriminatie weg te kunnen werken, zien zij als enige mogelijkheid zich tot Vlacoro te richten. Ter verduidelijking zijn stukken bij het bezwaarschrift gevoegd. Vlacoro erkent dat er een zekere logica zit in de vraag van de bezwaarindieners. De commissie stelt echter vast dat het dossier bepaalde keuzes te weinig beargumenteert waardoor Vlacoro hier moeilijk een uitspraak over kan doen (zie tevens deelplan 9 – eigen opmerkingen Vlacoro). Vlacoro meent dat het aangewezen is dat een en ander beter geregeld wordt via lokale ruimtelijke processen in het kader van het gemeentelijk woonbeleid. 3. De firma [B39] is eigenaar van de percelen ten kadaster gekend onder Vosselaar, sectie C nr.621 en sectie C nr.622/c, samen groot 1 ha 80 a 85 ca. De gronden worden bestempeld en beschouwd als stedelijk agrarisch gebied. Betrokkenen kan geenszins instemmen met deze kwalificatie om volgende motieven. * De twee percelen zijn gelegen in hun volle lengte van ca.200 meter aan een volledig uitgeruste straat, gekend als Breemsedijk te Vosselaar, voorzien van een wegenis in beton van tenminste 5 meter breedte. Bovendien zijn ter plaatse alle nutsvoorzieningen aangelegd.. * Het naastgelegen perceel aan Diepvenneke is bebouwd met een woning.
101
Dossier 157
* In de Breemsedijk zelf zijn aan beide kanten van de straat woningen gebouwd en sluiten de bewuste percelen in feite aan op de aldaar ontwikkelde woonzone. * De beide bewuste percelen hebben dan ook vanwege hun natuurlijke ligging het evidente karakter van woongebied. Hiertoe zijn trouwens, zoals uiteengezet, alle nutsvoorzieningen geplaatst en aanwezig, wat alleen maar bewijst dat deze percelen bestemd zijn tot woonzone. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kader 2
4. Een bedrijf gelegen in Diepvenneke [B64] (2 mestkippenstallen en 1 mestkalverenstal, aangekocht in 1998) tekent volgend bezwaar aan. De uitbatingsvergunning loopt ten einde in 2008. Betrokkenen hebben de boerderij gekocht omdat er geen belemmering was voor de verdere uitbating ervan en ze hopen dat er in de toekomst ook geen belemmering zal zijn. Ze hebben momenteel ook nog een zware schuldenlast. Zij wensen henzelf en hun kinderen dat het plan om het Diepvenneke randstedelijk recreatief groengebied te maken niet doorgaat maar dat het Diepvenneke als hoofdfunctie beroepslandbouw blijft. Dit om hun toekomst als jong landbouwgezin zeker te stellen. Zij voeren het volgende aan. * De betreffende gronden (huur en eigendom) worden al sinds mensenheugenis gebruikt voor de landbouw, nl. als weiland en akkerland * De percelen zijn vanaf de gewestplannen gekend als landbouwgebied (geel ingekleurd op het gewestplan) * Het ministerieel besluit zou voor deze percelen vanuit landbouwkundig oogpunt een zeer grote minderwaardige betekenen. Zij staan zelf in het goede onderhoud ervan, wat zal verdwijnen gezien de maatregel tot bescherming op termijn de bestaande landbouwactiviteit onmogelijk zal maken. Het verplaatsen van een bedrijf is wettelijk gezien moeilijk en financieel praktisch onmogelijk zodat de maatregel een ernstige ontwaarding van het bedrijf betekent, zonder enige vorm van compensatie * Is het niet schrijnend dat het voorstel weer maar eens landbouwgrond wenst op te offeren? Het is opvallend hoe de laatste jaren meer en meer de landbouwgrond opgeofferd wordt voor zowel industrie als woongebied als groengebied als recreatiegebied. Wanneer gaat men eens door hebben dat dergelijke maatregels voor heel wat landbouwgezinnen financiële catastrofen zijn en dat op het termijn het verdwijnen van de landbouw op nationaal niveau ook geen goede zaak is. Vosselaar heeft al zo weinig landbouwgrond. Vlacoro is het niet eens met de bezwaarindieners. De commissie meent dat het randstedelijk groengebied met recreatief medegebruik voldoende garanties biedt voor het behoud van de aanwezige hoeves (landbouw is immers uitdrukkelijk voorzien als nevenbestemming).
5. Toerisme Vlaanderen [B172] heeft volgende opmerkingen. * Kunnen er geen inrichtingsmaatregelen m.b.t. de wegen en paden voor recreatief verkeer worden opgenomen in dit RUP? Zo zou voor de inrichting van fietspaden kunnen verwezen worden naar de normen zoals opgenomen in het 'Vademecum Fietsvoorzieningen'. Wegen en paden voor verschillende types recreanten kunnen best elk op hun eigen specifieke manier ingericht worden. Zo vragen ze elk een eigen soort verhardingen/breedte/... Deze opmerking geldt voor alle gebieden waar wegen en paden voor recreatief gebruik (kunnen) worden voorzien. * 'In dit gebied bepalen landbouw, recreatie en landschapsontwikkeling de verdere invulling. '(p. 292) Kan verblijfsrecreatie niet aan deze lijst toegevoegd worden? Dit wordt nadien ook aangehaald als activiteit die in dit gebied kan.
102
Dossier 157
* De landschappelijke en natuurlijke elementen vormen een belangrijke aantrekkingskracht voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van een regio. Vele landbouwgebieden worden hierdoor ook als zeer aantrekkelijk beschouwd. Om deze landbouwgebieden te vrijwaren is het belangrijk de recreatieve activiteiten als ondergeschikte nevenactiviteit te beschouwen en deze activiteiten dus te zoneren in functie van aard (bijv. zachte/harde recreatie) en tijdstip (bijv. in functie van broedtijden fauna, specifieke landbouwactiviteiten,...). Gezien de landschappelijke waarde van deze gebieden achten betrokkenen het van zeer groot belang dat alle landbouwgebieden, daar waar mogelijk, toegankelijk zijn of worden voor de recreant. De commissie is van oordeel dat stedenbouwkundige voorschriften 19.1, §1, 5° en 6° voldoende garanties bieden voor de inrichting van deze infrastructuur op maat van het soort recreant en in overeenstemming met de plaatselijke condities. Vlacoro is er geen voorstander van om in de stedenbouwkundige voorschriften te bepalen dat recreatieve activiteiten als “ondergeschikte nevenactiviteit” dienen beschouwd te worden. Zij is ook geen voorstander van het opnemen van een zonering van deze activiteiten in de voorschriften. De commissie meent dat kan volstaan worden met de bepaling dat natuur- en landschapsontwikkeling en laagdynamisch recreatief medegebruik ondergeschikte functies (artikel 19.3, §1, eerste alinea).
B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
103
Dossier 157
Deelplan 20 - Op te heffen reservedienstbaarheidsgebied B.1.1. Bezwaren en opmerkingen bij het openbaar onderzoek 1. Een bezwaarindiener [B363] is tegen het opheffen van het reservatiegebied van de ring R13. Hij wil de mogelijkheid open houden om de ring op (middel)lange termijn te sluiten en wel om volgende redenen. - Het gaat over nog slechts over een strook van minder 2 km, minder dan 20% van de totale lengte van de ring. - Het sluiten van een ring wordt door specialisten beschouwd als een goede oplossing om de drukte te spreiden; vooral het stuk Parklaan-Kempenlaan is nu reeds oververzadigd. - Op dit ogenblik is er nog geen besluit over de verbinding Tilburg-Turnhout. Nederland bouwt echter wel al het stuk Tilburg -Baarle Nassau uit, wat zeker een invloed zal hebben op het noordelijk deel van de ring. - Het wooncomfort op de Heizijde lijdt nu erg onder het feit dat die straat nu veel wordt gebruikt als sluipweg voor het ontbrekende stuk ring. - Het woonuitbreidingsgebied is voorzien tot tegen de huidige reservatiestrook. Daardoor zal de drukte in het noorden van Turnhout zeker toenemen. Een groen ingekapselde ring zou dan een duidelijke grens vormen met het groene noorden. - Tegen het huidige stuk ring Stwg. op Antwerpen - Stwg. Op Merksplas golden dezelfde bezwaren als nu. Weinig mensen trekken het nut van dat stuk en de positieve invloed daarvan op het leefklimaat in de binnenstad in twijfel. Op basis van de gewenste verkeers- en vervoersstructuur voor het regionaalstedelijk gebied wordt ervoor geopteerd de ring rond Turnhout niet te sluiten. Dit is een beleidsoptie waarin Vlacoro zich kan vinden. De commissie kan de bezwaarindiener derhalve niet bijtreden.
B.1.2. Adviezen Geen
B.1.3. Eigen opmerkingen VLACORO Geen
104
Dossier 157
B.2.Antw oord op de algemene adviezen en bezw aren B.2.1. Adviezen A1 Gemeenteraad van Kasterlee De gemeenteraad van Kasterlee [A1] beslist ongunstig advies te geven aan het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, afbakening regionaal gebied Turnhout en specifiek voor wat betreft het grondgebied Kasterlee 3de afdeling deelplan 06 Bleukenlaan. Vlacoro verwijst naar het betrokken deelplan
A2 Gemeenteraad van Vosselaar De gemeenteraad van Vosselaar [A02] formuleert de hiernavolgende opmerkingen bij de hypothese van de gewenste ruimtelijke structuur Turnhout a. Met betrekking tot de ontwikkeling van het stedelijk gebied wordt aangegeven "dat beide clusters van het gebied dienen te worden ontsloten via een primaire weg ll", zijnde respectievelijk de N132 en de N19 (toelichtinqsnota, p. 15). Men wenst immers een volwaardige ontsluiting voor elk van beide clusters (toelichtingsnota, p. 11 en 13) Reeds in haar commentaar op het voorontwerp heeft de gemeenteraad de vooropgestelde categorisering van de N132 als een primaire weg II in vraag gesteld. Vooreerst is deze in strijd met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) én het Provinciaal Structuurplan (RSPA). Men blijft bovendien in het vage omtrent de concrete gevolgen voor de N132. Dit is op zich logisch vermits er nog een streefbeeldstudie moet worden opgemaakt, die er juist toe strekt "verder onderzoek te voeren inzake de gewenste verkeers-en vervoersstructuur van het regionaalstedelijk gebied" (toelichtinqsnota, p. 20). De N132 loopt in de gemeente Vosselaar bovendien dwars door een randstedelijk groengebied die in de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur wordt beschreven als een open-ruimte-vinger die in het stedelijk gebied dringt (toelichtingsnota, p. 12). Tot een categorisering van de N132, anders dan voorzien in het RSV en het RSPA, kan slechts worden besloten na afronding van de streefbeeldstudie, die in de maand juni 2003 werd opgestart (vzw Langzaam Verkeer en cvba Stramien) en waarvan de toelichtingsnota elders stelt "dat deze specifiek aandacht zal besteden voor de daar aanwezige bebouwing (woningen)" (toelichtinqsnota, p. 72). Tot zolang staat de noodzaak van een primaire weg II voor een ontsluiting van de cluster Beerse-Vosselaar allerminst vast ! b. In het onderdeel "verdere acties n.a.v. het afbakeningsproces" wordt de aanduiding van een stedelijke ruimtelijke manager voorzien (toelichtinqsnota, p. 19-20), waarbij diverse "bewakende en sturende taken" worden vooropgesteld "die kunnen worden vastgelegd in een verbintenis die de verschillende partners ondertekenen". De gemeente Vosselaar wenst te benadrukken dat de Vlaamse overheid dit engagement financieel en organisatorisch dient te ondersteunen. Vlacoro doet geen uitspraak over de categorisering van het wegennet maar gaat wel akkoord met het sleutelconcept dat uitgaat van twee clusters (Turnhout/Oud-Turnhout en Beerse/Vosselaar) waarbij elke cluster een volwaardige ontsluiting moet krijgen. Vlacoro neemt akte van deze opmerking.
105
Dossier 157
A3 Provincieraad van Antwerpen De provincieraad van Antwerpen [A03] verleent principieel gunstig advies, mits de volgende opmerkingen: a. Overwegende dat het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk structuurplan. Het Turnhoutse is een regionaalstedelijk gebied met delen van de gemeenten Turnhout, Beerse, Vosselaar en Oud-Turnhout, daardoor krijgt het een oost-west oriëntatie ; de hoofdweg E34 is structuurbepalend voor de ontwikkeling van Turnhout ; de knooppunten van N140 en N19 met E34 fungeren als motor voor regionale bedrijvigheid en hoogdynamische ontwikkelingen ; het kanaal kan functioneren als een drager van stedelijke vernieuwing en van bijkomende ontwikkelingen binnen het regionaalstedelijk gebied (tussen Turnhout en Vosselaar) bevindt zich een belangrijke te vrijwaren open ruimte verbinding ; een beperkt aantal te selecteren en te verdichten stedelijke assen draagt nieuwe activiteiten ; het regionaalstedelijke gebied kent verschillende woonomgevingen in Beerse, Vosselaar, Turnhout en Oud-Turnhout. Deze moeten gelijkwaardiger worden ; de kleinhandelsconcentratie type 1 (langs de Steenweg op Gierle - N140 - in Turnhout) krijgt ontwikkelingskansen; b. Overwegende dat de mogelijkheden voor ontwikkeling van recreatieve en functionele routes langs het kanaal worden gevrijwaard, wordt er ruimte voorzien voor de inrichting van een fietspad langs het kanaal. De routes dienen te worden onderzocht door de provincie; c. Overwegende dat in het provinciaal utilitair fietsroutenetwerk de Steenweg op Tielen is geselecteerd als onderdeel van een bovenlokale fietsroute wordt er voorgesteld om de mogelijkheid voor deze fietsverbinding (met vrijliggende fietspaden) op te nemen in de voorschriften (of symbolisch aan te duiden op het grafisch plan). De huidige symbolische aanduiding van een fietsverbinding kan als lokale verbinding functioneren (mits aansluiting op de brug over de E34 wordt voorzien); d. Overwegende dat in voorschriften met betrekking tot fietsverbindingen soms wordt bepaald dat deze in waterdoorlatend materiaal moeten worden aangelegd (zie als voorbeeld deelplan 6 : gemengd regionaal bedrijventerrein Bleukenlaan). De omschrijving van 'waterdoorlatend' is onduidelijk (dolomiet, steenslag, betonstraatsteen, ...) en kan beter worden bepaald bij de uitvoering. Er wordt voorgesteld deze omschrijving niet in de voorschriften op te nemen daar de aanleg van fietsverbindingen die geselecteerd zijn in het provinciaal utilitair fietsroutenetwerk in overleg dient te worden bepaald met de betrokken administraties; e. Overwegende dat de taakstelling voor bijkomende bedrijventerreinen zo nauwkeurig mogelijk wordt berekend, zodanig dat een correcte verwerking in de ruimtebalans mogelijk is; f. Overwegende dat bij de verschillende deelplannen voor (stedelijke) woongebieden de nodige maatregelen moeten worden voorzien voor de realisatie van voldoende bouwmogelijkheden voor sociale woningbouwprojecten. Hierbij zijn het overleg tussen de gemeente(n) en de sociale huisvestingsmaatschappij, de betaalbaarheid van bouwgronden, ..., essentiële randvoorwaarden. Indien er woonuitbreidingsgebieden herbestemd worden dan dienen er acties opgenomen te worden voor o.a. voldoende compensatiemogelijkheden; g. Overwegende dat bij de ontwikkeling van nieuwe (bedrijven)terreinen de nodige aandacht moet worden besteed aan infiltratie en buffering van hemelwater van verharde oppervlakte (dit om meer stroomafwaarts waterproblemen te vermijden). Ook de 'waterkritische gebieden' dienen gevrijwaard te worden; h. Overwegende de volgende opmerkingen met betrekking tot de voorschriften: 1. Voorstel om in alle deelplannen waar bestaande gebouwen en bedrijven zijn gelokaliseerd een regeling met betrekking tot de toekomstige vergunbaarheid op te nemen. Daarbij mogen de vergunningsplichtige onderhouds- en instandhoudingswerken en de vergunningsstelsels met betrekking tot de economische bedrijvigheid (milieuvergunning, springstofvergunning, ...) niet vergeten worden. Slechts dan kunnen toekomstige vergunningsproblemen - en mogelijke planschadevorderingen - worden voorkomen.
106
Dossier 157
2. De verplichting tot integratie en beperking in oppervlakte van dergelijke met het bedrijf verbonden huisvesting van het bewakingspersoneel is positief, maar gezien de decretale bepaling dat een "exploitatiewoning" van een bedrijf in een daartoe volgens een RUP bestemd gebied, een vergunning kan worden verleend "voor een volume van 1.000m3, of 1.250 m3 ingeval van bewoning". Het RUP kan deze decretale regeling enkel aanvullen. Daarom wordt voorgesteld om het voorschrift als volgt aan te passen "inrichtingen voor huisvesting van een met het bedrijf verbonden gezin van maximaal 200 m2 vloeroppervlakte en een maximaal volume van 1.000 m3, of 1.250 m3 in geval van bewoning door meer dan één gezin, geintegreerd in het hoofdgebouw, zijn toegelaten". 3. Minimaal zou in de toelichtingsnota nader moeten worden verduidelijkt wat precies wordt bedoeld met externe ruimtelijke veiligheidsaspecten. 4. Het voorschrift dat het beheer nader uitgewerkt dient te worden in een terreinbeheersovereenkomst met de overheid is positief, er mag wel niet verhinderd worden die terreinbeheerder een vereniging van bedrijven, een beheerscomité of een, al dan niet publiekprivate samenwerking is. 5. In het voorschrift met betrekking tot beheer worden ook aspecten van ontwikkeling en beheer van een bedrijventerrein gemengd. Een "terrein beheersovereenkomst" is eerder een ontwikkelings- en beheersovereenkomst en deze overeenkomst moet door de ontwikkelaar en overheid worden afgesloten. In een RUP-voorschrift kan niet worden opgelegd dat aanleg en uitgifte slechts door één ontwikkelaar mag geschieden. Wel zou bij deelontwikkeling garanties kunnen worden geëist dat het beheer niet wordt gefragmenteerd, door bijvoorbeeld, instapmogelijkheden in de beheersstructuur bij ontwikkeling van een volgende fase. Vlacoro merkt op dat het sleutelconcept niet stelt dat de verschillende woonomgevingen gelijkwaardiger moeten worden, maar steunt net op een differentiatie tussen de twee onderscheiden clusters. De ene cluster wordt als dominant gezien, met hogere dichtheden en een stedelijker karakter, terwijl de andere cluster eerder als suburbaan wordt beschouwd. Vlacoro stelt dat het RUP het kader biedt voor de ontwikkeling van het provinciaal fietsroutenetwerk. Vlacoro beschikt niet over voldoende informatie om hierover te oordelen Vlacoro heeft in andere RUP’s reeds geadviseerd om waterdoorlatende materialen niet op te nemen in de voorschriften. De door de provincieraad gemaakte opmerking is onduidelijk. Vlacoro neemt akte van deze opmerking Vlacoro stelt ten aanzien van punt 1 dat de voorschriften reeds regelingen opnemen. Vlacoro treedt de overige opmerkingen bij.
A4 Gemeenteraad van Turnhout De gemeenteraad besluit de hiernavolgende tekst met bezwaren en opmerkingen op het ontwerp van Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan "Afbakening regionaalstedelijk gebied Tumhout" goed te keuren en over te maken aan de Vlaamse commissie voor ruimtelijke ordening ALGEMEEN Positieve indrukken
107
Dossier 157
De aanduiding van strategische woonprojecten in Tumhout is positief. Met de omvorming van de industriezone ANCO naar Stedelijk woongebied is er in feite een vijfde strategisch woonproject bijgekomen. Kortelings zullen de onderhandelingen over woonprojecten op de gronden van het vroegere KFC-Tumhout/ALTO aan de Gierledreef/Lokerenstraat en op de gronden van het vroegere KTA aan de Steenweg op Oosthoven afgerond kunnen worden. Ook voor binnengronden in het gebied "Bruyne Strijd" en het gebied tussen Patriottenstraat/Rubensstraat zijn stedenbouwkundige projecten in opmaak. Er zijn dus voldoende mogelijkheden gecreëerd om een ambitieus woonprogramma voor Tumhout te verwezenlijken. Voor het uitbouwen van de gebieden Diksmuidestraat (Bouwschen Pad), Wouwerstraat (Begijne Veldekens), Melkhoek en "Bruyne strijd" werd geen specifiek Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan geëist maar wet een inrichtingsrapport wat de uitvoeringssnelheid van de projecten ten goede komt. Tevens is een flexibele aanpassing op termijn mogelijk. Het is echter wenselijk dat de procedure van deze nieuwe manier van structuurplanning verduidelijkt wordt. De creatie van een stevig aanbod aan bijkomende bedrijvenzones op een wijze die het wonen in het Tumhoutse minimaal hindert is positief. Vooral de landschappelijke buffer in Zevendonk is een verdienste in dit planningsproces. Op deze wijze omgaan met zeer brede buffers biedt ook mogelijkheden voor functies (vooral recreatie, sport en jeugdvoorzieningen) die tot op heden meestal zonevreemd werden ingeplant. Voor het uitbouwen van de bedrijvenzones wordt in de stedenbouwkundige voorschriften verwezen naar het beheren ervan door één terreinbeheerder wat enerzijds de realisatie van de zones en anderzijds het op termijn gaaf houden van de zones ten goede zal komen. In sommige gebieden zoals bijvoorbeeld in het Gemengd regionaal bedrijventerrein Veedijk wordt de taak van deze beheerder vrij nauwkeurig omschreven. Er is echter onduidelijkheid over de aanstelling van deze terreinbeheerder en de termijn van aanvang. Dit ontwerp geeft ook aanzetten tot aanpassing van de vervoersinfrastructuur. Het streefbeeld voor de Ring als activiteitenboulevard is broodnodig. Ook de aanpassing van het knooppunt E34Nl 9 is nu voor het eerst in een Vlaams officieel document opgenomen. Er wordt erkend dat uitbreiding van bedrijvenzones aan het kanaal binnen het RSGT enkel aangewezen is voor watergebonden activiteiten. Het stadsbos kan een heel grote meerwaarde betekenen voor de inwoners van het RSGT. Er zijn nu immers veel klachten over de ontoegankelijkheid van de grote boscomplexen rond Turnhout. In de meeste projectzones is een voorkooprecht ingesteld. Dit biedt mogelijkheden om op korte termijn tot een echte realisatie van de projecten over te gaan. Negatieve indrukken Vanaf de eerste besprekingen in het projectteam in 1999 betreffende het creëren van bijkomende bedrijvenzones in het regionaalstedelijk gebied hebben de vertegenwoordigers van de Stad Turnhout getracht mee te zoeken naar de best mogelijke formules. Hierbij werd van bij de aanvang gesteld dat een spreiding van zones rond de E34/A21 de beste oplossingen kon bieden. We hebben niet de indruk dat met deze voorstellen ernstig rekening werd gehouden. In de bespreking van de zone 05-Veedijk zal hierop uitgebreid worden ingegaan. Met de wijzigingsdecreten van 13 juli 2001 en 19 juli 2002 werd in het Decreet op de Ruimtelijke Ordening een uitgebreide regeling uitgewerkt die werken en handelingen aan zonevreemde gebouwen vergunbaar maakten. Het desbetreffende hoofdstuk spreekt terecht van het geven van rechtszekerheid aan vergunde woningen en gebouwen, die gelegen zijn buiten de geëigende bestemmingszone. Desondanks blijft het een afwijkingsregeling. Het opstellen van een GRUP biedt een kans om een aantal van deze gebouwen zone-eigen te maken. Het schepencollege heeft in het advies op het voorontwerp reeds een aantal suggesties hiervoor ingediend. Hier werd nauwelijks rekening mee gehouden. Integendeel, in de diverse deelgebieden zijn, door de nieuwe bestemmingen, een hele reeks toekomstig zonevreemde gebouwen en activiteiten ingeplant, die zonder regeling in het GRUP geen wettige vergunningen meer kunnen bekomen, ook al betreft het slechts vergunningsplichtig onderhoud of het hernieuwen van de milieuvergunning.
108
Dossier 157
Bij het opstellen van het Gewestplan in 1977 zijn er door de overheid foutieve inkleuringen gebeurd die tot op de dag van vandaag voor problemen zorgen bij het verlenen van vergunningen. Het schepencollege heeft in zijn advies van 12.11.2002 op het voorontwerp van GRUP voorstellen tot herstel van deze fouten opgemaakt. Hier werd niet steeds op ingegaan. In de bespreking per deelgebied zal hierop gedetailleerd worden ingegaan. In de toelichtingsnota staat op pag. 20 dat de vier gemeenten van het regionaalstedelijk gebied samen een programmatie op moeten stellen voor sociale woningbouw binnen het stedelijk gebied die 15% of 740 woningen van de taakstelling wonen vertegenwoordigt in de periode 19972007 en tevens perspectieven biedt voor een zelfde aandeel na de planperiode. In de stedenbouwkundige voorschriften is hierover niets terug te vinden zodat het aan de schepencolleges wordt overgelaten of deze taakstelling al dan niet zal worden uitgevoerd. Verder is het wenselijk dat, om sociale segregatie te voorkomen, deze programmatie in zoveel mogelijke woongebieden wordt gerealiseerd, zowel in gebieden die onderwerp zijn van de huidige deelplannen als in andere woongebieden volgens het gewestplan. Het is noodzakelijk dat al minstens in volgende plangebieden de verplichting wordt ingesteld dat minimum 15% van het te realiseren aantal woongebieden bestemd is voor sociale woningbouw 1. Artikel 8.1 Strategisch woonproject Bruyne Strijd 2. Artikel 8.2 Reservegebied voor strategisch project Heizijdse Velden 3. Artikel 9.1 Groep stedelijke woongebieden 4. Artikel 9.2 Reservegebied voor stedelijk wonen 5. Artikel 11.1 Stationsomgeving-Diksmuidestraat Het recreatief en utilitair fietsroutenetwerk langs het kanaal wordt enkel als van "lokaal" belang bekeken. Voor de toeristische ontwikkeling van de streek en de leefkwaliteit van de noordgrens van het regionaalstedelijk gebied is dit echter van zeer grote betekenis. Bij de uitbouw van de bedrijvenzones langs de noordkant van het kanaal moet rekening gehouden worden met de provinciale aanduiding als hoofdfietsroute. Verlegging van de hoofdfietsroute naar de zuidkant van het kanaal kan een oplossing zijn als dit ook hoogwaardig gerealiseerd wordt tussen Sint-Jozef Rijkevorsel en Brug 3 of Brug 2. Er staan op twee plaatsen ook bedrijven aan de zuidkant van het kanaal die fietsverkeer hinderen : Metallo Chimique + Betoncentrale (Beerse, den Hout) en Den Dam (stadsbos). Realisatie van het alternatief moet er komen voor de omvorming van de noordelijke kanaaldijk tot loskades en vrachtwagenroute. Indien de Vlaamse regering zicht heeft op de termijn van aanvang van de terreinbeheerder dient dit in de toelichtingsnota te worden vermeld. Het is volgens Vlacoro niet de bedoeling van een regionaal stedelijke afbakening om zonevreemde woningen te regulariseren. In het kader van deelplan 04 Bentel doet Vlacoro de suggestie om dit op te nemen in het kader van een gemeentelijk (structuur)planningsproces, en meerbepaald in een visievorming omtrent zonevreemde woningen. Vlacoro neemt akte van de overige opmerkingen
A5 Gemeenteraad van Oud-Turnhout De gemeenteraad van Oud-Turnhout brengt in zitting van 13 oktober 2003 voorwaardelijk gunstig advies uit mits rekening wordt gehouden met de volgende opmerkingen bij het deelplan 0 (grenslijn), deelpan 4 (Bentel), deelplan 9h Oostbrooseinde. Vlacoro verwijst naar de verschillende deelplannen.
A6 Gemeenteraad van Beerse In een brief van 16 oktober 2003 meldt het gemeentebestuur van Beerse [A6] aan Vlacoro dat iedere fractie uit de gemeenteraad haar persoonlijk heeft ingediend, aangezien er omtrent de bespreking van het GRUP geen consensus kon worden bereikt in de gemeenteraad. De betrokken gemeenteraadsbeslissing van 18 september 2003 wordt als volgt besloten:
109
Dossier 157
"De burgemeester stelt voor te onderzoeken welke de gemeenschappelijke bezwaren zijn en deze in naam van de gemeente over te maken. De verschillende standpunten van de fracties kunnen hier afzonderlijk bijgevoegd worden. De fracties worden daarom verzocht hun standpunten over te maken aan het secretariaat." Vlacoro stelt vast dat bij het schrijven van het gemeentebestuur geen gemeenschappelijke bezwaren gevoegd zijn, maar wel de standpunten van de volgende fracties: AGALEV, CDE, VLD en VLIM.BE. De commissie besluit dan ook dat de gemeenteraad van Beerse geen advies heeft ingediend. De onderscheiden fracties hebben hun standpunt evenmin niet als bezwaarschrift aan Vlacoro overgezonden en worden door de commissie dan ook niet als dusdanig aanzien.
B.2.1. Bezwaren ingediend bij het openbaar onderzoek 1. De afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie [B04]heeft geen opmerkingen heeft betreffende de voorlopige vaststelling van vermeld RUP. Er werd rekening gehouden met hun opmerkingen geformuleerd naar aanleiding van de plenaire vergadering bij het voorontwerp. Vlacoro neemt akte van deze opmerking
2. De Projectvereniging Regionaalstedelijk Gebied Turnhout (Beerse /Oud-Turnhout/Turnhout/ Vosselaar) [B158] vraagt dat de toelichtingsnota wordt aangepast . Pagina 20 van "bijlage III - Toelichtingsnota" voorziet het verderzetten van de samenwerking tussen de vier gemeenten (Beerse, Oud-Turnhout, Turhout en Vosselaar) op basis van de structuur van het huidige samenwerkingsverband 'regionaalstedelijk gebied Turnhout vzw. Daarbij worden ook een aantal bewakende en sturende taken beschreven. De samenwerking tussen de vier gemeenten gebeurt vanaf 1 januari 2003 binnen de projectvereniging Regionaalstedelijk Gebied Turnhout, dit conform de bepalingen van het decreet op de intergemeentelijke samenwerking van 6 juli 2001. Het verderzetten van de samenwerking tussen de vier gemeenten en de aan de orde zijnde taken, zullen in het kader van die projectvereniging opgenomen worden. De tekst op pag. 20 van de toelichtingsnota dient in die zin aangepast te worden. Vlacoro stelt dat indien de samenwerking in de toekomst zal verlopen via de projectvereniging Regionaalstedelijk Gebied Turnhout de stedenbouwkundige voorschriften in die zin zullen aangepast worden.
3. Betrokkene [B254] wiens echtgenote in augustus 2003 verongelukt is aan het kruispunt "Backx" dient een omstandig bezwaarschrift in omtrent de aanpassing van het wegennet tussen Beerse Cenrum, het industrieterrein en de snelweg. Hij doet daarin voorstellen ter verbetering van het punt waar Kempenlaan uitmondt op de Turnhoutseweg, het kruispunt Backx en het punt waar Kempenlaan uitmondt op de Gierlebaan. Het betreft hier een bezwaarschrift gericht aan de dienst openbare werken van de gemeente Beerse. Onder ‘E. Verdere acties naar aanleiding van het afbakeningsproces’ wordt in de toelichtingsnota op p. 20 gesteld dat een streefbeeldstudie zal opgemaakt worden inzake de gewenste verkeers- en vervoersstructuur van het regionaalstedelijk gebied door middel van een streefbeeldstudie. Vlacoro adviseert om de opmerkingen van de bezwaarindiener mee te nemen in de opmaak van de streefbeeldstudie.
110
Dossier 157
B.2.3. Eigen opmerkingen VLACORO 1. In het afbakeningsplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen effectieve terreinen en reserveterreinen, gezien het feit dat de planperiode 1994 – 2007 reeds ver gevorderd is. Dit is niet correct en zelfs in strijd met de richtinggevende en bindende bepalingen van RSV. Het onderscheid tussen effectieve terreinen en reserveterreinen wordt in het RSV gemaakt op basis van de inname van effectieve terreinen, niet op basis van de planperiode. Meer concreet stelt het RSV dat reserveterreinen pas kunnen aangesneden worden indien de effectieve terreinen voor minstens 50% effectief bezet zijn. Vlacoro meent dan ook dat er minstens een fasering zou moeten worden ingebouwd 2. Vlacoro wenst zoals in haar vorige adviezen te pleiten voor grotere doorzichtigheid, uniformiteit in de voorschriften en derhalve voor een vorm van stamvoorschriften teneinde tot meer uniformiteit in de ruimtelijke uitvoeringsplannen te komen. Bij het opmaken van ruimtelijke uitvoeringsplannen met eenzelfde onderwerp of thema zou naar éénzelfde methodologie inzake stedenbouwkundige voorschriften, bestemmingen en grafische aanduidingen moeten worden gestreefd. 3. Op verschillende plaatsen in het advies wordt verwezen naar de uitvoering van een watertoets. Vlacoro wenst hiermee niet te stellen dat het ganse plan aan een watertoets moet onderworpen worden, echter wel dat in de toelichtingsnota vermeld dient te worden dat men wel degelijk rekening heeft gehouden met de zogenaamde ROG- en NOG-gebieden, en er dus geen inname van waterzieke gronden is gebeurd.
111
Dossier 157
B.3.Besluit Vlacoro verleent gunstig advies over het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Afbakening regionaalstedelijk gebied Turnhout” mits opmerkingen voor wat betreft:
Deelplan 0 – Grenslijn Regionaalstedelijk Gebied Turnhout maar merkt op dat, -
bij het vaststellen van de grenslijn de perceelsgrenzen zoveel als mogelijk moeten gevolgd worden;
-
de definitieve vaststelling van een gewestelijk RUP geen betrekking kan hebben op delen van het grondgebied die niet zijn opgenomen in een voorlopig vastgesteld plan;
-
de commissie het betreurt dat de verschillende planningsprocessen niet beter op elkaar worden afgestemd.
Deelplan 1 – Specifiek Regionaal Watergebonden Bedrijventerrein Kanaalzone-West mits, -
de mogelijkheid van een bijkomende ontsluiting langs de geknikte weg verduidelijkt wordt;
-
de compenserende maatregelen naar omvang, plaats en uitvoering eveneens verduidelijkt worden;
en merkt op dat, -
bestaande bedrijven de mogelijkheid moeten krijgen om hun activiteiten verder te zetten binnen de afgebakende perimeter;
-
watergebonden transport geen verplichting kan zijn voor bestaande bedrijven indien het economisch onhaalbaar is en de nodige infrastructuur ontoereikend is;
-
bij de vestiging van nieuwe bedrijven er gekeken moet worden naar bedrijven waarvan het transport bij voorkeur over de waterweg verloopt;
Deelplan 2 – Specifiek Regionaal Watergebonden Bedrijventerrein Kanaalzone-Oost mits, -
de onder kader 1 voorgestelde (tekstuele) correcties worden uitgevoerd;
-
de erfdienstbaarheid voor de Kanaalweg wordt verduidelijkt;
en merkt op dat, -
bestaande bedrijven de mogelijkheid moeten krijgen om hun activiteiten verder te zetten binnen de afgebakende perimeter;
-
watergebonden transport geen verplichting kan zijn voor bestaande bedrijven indien het economisch onhaalbaar is en de nodige infrastructuur ontoereikend is;
-
bij de vestiging van nieuwe bedrijven er gekeken moet worden naar bedrijven waarvan het transport bij voorkeur over de waterweg verloopt;
112
Dossier 157
Deelplan 3 – Gemengd regionaal bedrijventerrein Beerse-Zuid mits, -
de natuurbuffer wordt beperkt tot de diepte die werkelijk nodig is om een buffering naar de Laakbeek te bekomen;
en merkt op dat, -
de herbestemming van het betrokken terrein naar industriegebied planologisch verantwoord is;
-
er dient overwogen te worden om de ontsluitingsweg (parallel lopend met de Industrieweg) door te trekken tot aan de Beemdenstraat;
-
de tekst over bestaande kleinhandelsbedrijven moet verduidelijkt worden;
-
zolang er op Vlaams niveau geen beleidskader is opgemaakt voor lawaaisporten is Vlacoro van oordeel dat lawaaisporten niet te verzoenen zijn met de bestemming van een regionaal bedrijventerrein.
Deelplan 4 - Gemengd regionaal bedrijventerrein Bentel maar merkt op dat, -
er een aanduiding van ontsluiting dient weergegeven te worden voor Bentel II;
-
de ontwikkeling van Bentel II kan op voorwaarde dat het bedrijventerrein op een volwaardige wijze kan worden ontsloten;
-
indien men voor de ontsluiting van Bentel II moet onteigenen, men in dit plan best een reservatiestrook inkleurt;
-
er bij de inrichting van Bentel I rekening moet gehouden worden met de lokale nood aan herlokalisatie van zonevreemde bedrijven;
Deelplan 5 – Gemengd regionaal bedrijventerrein Veedijk mits, -
de bosbuffer en het groen overgangsgebied als een gezamenlijke zone worden afgebakend, meer bepaald als een randstedelijk groengebied met een bijzondere aandacht voor de visuele afscherming van het industriegebied
en merkt op dat, -
de nodige duidelijkheid dient te worden verschaft over de aanstelling van de terreinbeheerder en de termijn van aanvang van zijn mandaat
-
het te betreuren valt dat de herinrichting van de op- en afrit 24, die pal aan Veedijk grenst, opgenomen is in deelplan 17 Stedelijk Bouwvrij Agrarisch Gebied Waterheide En Afrittencomplex Nr. 24 en dat op die manier de verkeersproblematiek van Veedijk onderbelicht blijft
-
bij het ontwerp van RUP geen onteigeningsplannen gevoegd zijn en dat de stedenbouwkundige voorschriften geen enkele bepaling omtrent onteigeningen bevatten, terwijl deze in de toelichtingsnota wel in het vooruitzicht worden gesteld; dit komt de rechtszekerheid niet ten goede komt en het is aangewezen dat de betrokken eigenaars binnen een redelijke termijn duidelijkheid ter zake krijgen
113
Dossier 157
-
met betrekking tot de passage op blz. 120 van de toelichtingsnota die begint met de woorden “De ontwikkeling van” en eindigt met ”noodzakelijk is” dient verduidelijkt te worden welke de "betrokken woningen" zijn die "niet onmiddellijk moeten ontruimd worden", welk gebied bedoeld wordt met "het gebied bedoeld voor dienstverlenende activiteiten" en welke "de aanwezige woningen" zijn die "in principe niet hoeven afgebroken te worden".
-
dat de commissie er voorstander van is dat varianten waarbij de woningen langs de Veedijk maximaal gespaard worden nader onderzocht worden en dat voor deze woningen bijvoorbeeld een oplossing geboden worden door ze op te nemen in randstedelijk groengebied
-
dat het, gegeven de door de cel Veiligheidsrapportering naar voren geschoven veiligheidsafstanden (360m en 200m), zeer de vraag is of de realisatie van het voor het voetbalstadion voorzien complex mogelijk is in de betrokken zone
-
dat de verkeersproblematiek rond Veedijk nader dient onderzocht te worden en dat de streefbeeldstudie inzake de gewenste verkeers- en vervoersstructuur zo spoedig mogelijk dient afgerond te worden
-
dat erover gewaakt dient te worden dat het fietspad als veilige zachte verbinding tussen Zevendonk en het centrum van Turnhout ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt
-
dat er een stal niet aangeduid is op het verordenend grafisch plan voor deelplan 5 Veedijk en dat het aangewezen is om de bosbuffer aan te passen voor het betrokken perceel (terugbrengen tot op 30m zodat de landbouwuitbating niet geschaad wordt).
Deelplan 6 - Gemengd regionaal bedrijventerrein Bleukenlaan maar merkt op dat, -
dat in de stedenbouwkundige voorschriften omtrent het aanleggen van fiets- en andere paden, de mogelijkheid dient open gelaten te worden dat ook niet-waterdoorlatende materialen kunnen worden voorzien, desgevallend als de plaatselijke omstandigheden dat verantwoorden. Gebeurlijk kan worden verwezen naar de door Toerisme Vlaanderen bedoelde inrichtingsmaatregelen uit het 'Vademecum Fietsvoorzieningen'
Deelplan 7 - Specifiek regionaal bedrijventerrein Kantoren aan de N12 mits, -
stedenbouwkundig voorschrift 7.1, §2 geschrapt wordt
Deelplan 8 - Kanaalzone-Noord / strategisch woonproject mits, -
de KMO-zone ten oosten van de Kastelein omgezet wordt naar recreatiegebied, zodat de lokalen van de jeugdvereniging kunnen behouden en vernieuwd worden
-
de noordelijk en oostelijke grens van de wooncluster “Bruyne Strijd” vastgelegd wordt in de door de gemeenteraad van Turnhout gevraagde zin
-
de bestemming KMO-zone behouden blijft voor het bestaande bedrijf Lokamel nv, waarbij een voldoende bufferzone moet worden voorzien tussen het bedrijf en de recreatieve as op de voormalige spoorwegbedding ("Bels Lijntje"). Deze buffer kan enkel voorzien worden op een deel van het perceel 945 B dat grenst aan de vroegere spoorwegbedding.
114
Dossier 157
en merkt op dat, -
met betrekking tot het onderdeel “Bruyne Strijd” eerst informatie dient ingezameld te worden omtrent de potentiële overstromingsgevoeligheid van het gebied en eerst een watertoets dient te worden toegepast, vooraleer een beslissing genomen wordt over de afbakening van het stedelijk woongebied.
-
een deel van het woonreservegebied best kan herbestemd worden naar randstedelijk groengebied met recreatief medegebruik.
-
‘verblijfsrecreatie’ aan het stedenbouwkundig voorschrift wordt toegevoegd.
Deelplan 9 - Groep Stedelijke woongebieden en reservegebieden voor stedelijk woongebied mits, -
bijkomende motivering wordt gegeven met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen inzake wonen
Deelgebied 9A Beekakkers mits -
het perceel kadastraal gekend onder sectie A, nr 312m opgenomen wordt in stedelijk woongebied
-
het perceel kadastraal gekend onder sectie A, nr. 312n opgenomen wordt in stedelijk woongebied voor zover het tot een goedgekeurde en niet vervallen verkavelingsvergunning behoort
-
het perceel, kadastraal gekend onder sectie A, nr. 312 L opgenomen wordt in het stedelijk woongebied
Deelgebied 9G Schorvoort mits -
de reservatiezone symbolisch aangeduid wordt met de benaming overstromingsgebied en nadien in een inrichtingsrapport en/of in de verkavelingsvergunning een exacte afbakening van het overstromingsgebied vastgelegd wordt
-
het buurtpark ten zuiden van de beek gesitueerd wordt, aansluitend bij het bestaande speelplein en bij de terreinen van de jeugdbeweging
en merkt op dat -
het aanbevelingswaardig is om eerst de watertoets toe te passen, alvorens dit gebeid kan worden verkaveld.
115
Dossier 157
Deelgebied 9H Oostbrooseinde mits, -
een kleine correctie aan het plan wordt doorgevoerd zodat de grens van het WR-gebied samenvalt met het tracé van de aardgasleiding, waardoor de begraafplaats kan worden uitgebreid
Deelgebied 9J Guldensporen mits, -
een apart stedenbouwkundig voorschrift uitgewerkt wordt op maat van het gebied met het Anco-gebouw en waarin de bescherming van de industriële archeologie opgenomen wordt
-
dit gebied bestemd wordt als strategisch stedelijk project, waar vermenging van woon- en werkactiviteiten mogelijk is
-
het voorkooprecht voor deze zone geschrapt wordt
Deelplan 10 - Specifiek regionaal watergebonden bedrijventerrein De Busselen mits, -
wijziging van het stedenbouwkundig voorschrift 10.2 in de door het bedrijf Adams gevraagde zin, op voorwaarde dat daarbij onderzocht wordt of en in welke mate een buffering dient te worden voorzien.
-
de stedenbouwkundige voorschriften worden aangepast om Polkanaal Industries in staat te stellen (binnen bepaalde randvoorwaarden) in te spelen op bedrijven met aanleunende activiteiten en toeleveringsbedrijven voor de milieubelastende bedrijven gevestigd aan de kanaalzone
-
stedenbouwkundig voorschrift 10.3) voorziet in het behoud van het bestaande fietspad dat langsheen dit kanaal loopt
en merkt op dat, -
watergebonden transport geen verplichting kan zijn voor bestaande bedrijven indien het economisch onhaalbaar is en de nodige infrastructuur ontoereikend is;
-
bij de vestiging van nieuwe bedrijven er gekeken moet worden naar bedrijven waarvan het transport bij voorkeur over de waterweg verloopt;
Deelplan 11 - Diksmuidestraat-stationsomgeving mits, -
de laatste paragraaf van stedenbouwkundig voorschrift 11.2 als volgt gewijzigd wordt: "§2 Op het roze gekleunde gebied 50, met uitzondering van de percelen tegen de Prinsenstaat en het eigendom van DE LIJN, is een recht van voorkoop ...."
116
Dossier 157
Deelplan 12 - Kleinhandelszone N140 mits, -
ofwel het artikel 12.2 geschrapt wordt op het plan ofwel de stedenbouwkundige voorschriften aangevuld worden met de woorden "Artikel 12.2 Bestaande weg" en met het corresponderende symbool
-
stedenbouwkundig voorschrift 12.1, §2 aangevuld wordt met de woorden "er mogen ook geen kavels gevormd worden met een rechtstreekse toegang naar de Kempenlaan".
-
stedenbouwkundig voorschrift 12.1 §3 moet als volgt gewijzigd wordt: "De gemeente kan in een inrichtingsrapport, een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg ..."
-
de term "bruto verkoopsoppervlakte" in de stedenbouwkundige voorschriften dient verduidelijkt of vervangen wordt
Deelplan 13 - Natuurgebied Wieltjes maar merkt op dat, - gezien in het gebied de nadruk ligt op landschappelijke waarden en kleine Lanschapselementen het niet aangewezen is de status van VEN (overdruk GEN) voor dit gebied te handhaven en er beter gekozen wordt voor de aanduiding als randstedelijk groengebied. - de omzetting van dit gebied van woonreservegebied naar randstedelijk groenelement in de toelichtingsnota onvoldoende onderbouwd wordt - het de vraag is of een kwalitatieve invulling van stedelijke groengebieden (KLE, bescherming en ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden, etc ) zijn vertaling kan vinden in het GRUP zelf (via stedenbouwkundige voorschriften en beheersovereenkomsten) dan wel vertaald dient te worden in een sectoraal inrichtingsplan Deelplan 14 - Randstedelijk Groengebied Molenvloet mits, -
de term laagdynamische recreatie in de stedenbouwkundige voorschriften nader wordt uitgewerkt - in de hoger gelegen, noordwestelijke zone van het plangebied door middel van een bijkomende verkaveling een stedenbouwkundig logischer en afgewerkt geheel gevormd wordt en merkt op dat, - de motivatie voor omzetting van dit gebied van woonreservegebied naar randstedelijk groenelement onvoldoende onderbouwd is in de toelichtingsnota Deelplan 15 - Natuurgebied Frans Seghersreservaat maar merkt op dat, - gezien zijn beperkte oppervlakte en geïsoleerde ligging het voor dit gebied niet zinvol is een VEN-status te handhaven maar dat beter gekozen wordt voor een aanduiding als stedelijk groengebied - nader dient onderzocht te worden of er voor het bedrijf dat nood heeft aan uitbreidingsmogelijkheden op het perceel kadastraal gekend als 733/E, geen andere uitwijkmogelijkheden in het stedelijk gebied zijn die kunnen meegenomen worden
117
Dossier 157
Deelplan 16 – Stadsbos mits, -
de percelen kadastraal gekend als Vosselaar, Afdeling 1, Sectie A, perceel nr 35f en 35g, opgenomen in verkaveling 274, niet opgenomen worden in het plangebied en hun huidige bestemming van woongebied behouden;
-
de stallingen gelegen te Vosselaar op het perceel ‘sectie A, nr. 44e’ kunnen herbouwd worden;
-
in de toelichting bij de verordenende voorschriften kajakken op het kanaal expliciet zou vermeld worden als recreatief medegebruik;
-
de verkaveling 006/199 op kaart 16.4 en de beschrijving van de bestaande juridische toestand geschrapt wordt;
-
de tuin van perceel 409K uit de afbakening gehouden wordt;
en merkt op dat, -
de volgende gebieden opgenomen zouden kunnen worden in de bestemming stadsbos, art. 16.1: o
de woonzone aan Hofeinde met uitzondering van de percelen opgenomen in verkaveling 274;
o
parkdomein Filipkenskasteel;
o
parkgebied ter hoogte van de hoek Stoktsestraat-Oude Beersebaan;
-
een herbestemming van het industriegebied voor milieubelastende bedrijvigheid naar industriegebied met nabestemming stadsbos en met toepassing van het recht van voorkoop wenselijk is;
-
de stedenbouwkundige voorschriften onvoldoende specificeren welke recreatie in het stadsbos mogelijk is;
-
het niet mogelijk, noch wenselijk is dat een particulier als voorwaarde voor een vergunning verplicht is tot de opmaak van een inrichtingsrapport dat een volledig zicht geeft op de inrichting van het stadsbos;
-
het inrichtingsrapport onderworpen moet worden aan een openbaar onderzoek en dat deze procedure expliciet in de voorschriften wordt opgenomen;
-
het inrichtingsrapport niet als basis kan gehanteerd worden voor de beoordeling van vergunningsaanvragen inzake hun overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. De goede ruimtelijke ordening dient verzekerd te zijn door de stedenbouwkundige voorschriften;
-
bij gebrek aan een beoordelingskader voor de afweging van de woonuitbreidingsgebieden, Vlacoro zich derhalve onthoudt van een advies inzake de wenselijkheid om het woonuitbreidingsgebied tussen de Gorenstraat en de Veldstraat te herbestemmen tot een open ruimte functie, dan wel als reservegebied voor wonen te behouden;
118
Dossier 157
Deelplan 17 - Stedelijk bouwvrij agrarisch gebied Waterheide en afrittencomplex nr. 24 mits, -
een betere motivering van de bestemming van het gebied dient gegeven en meer duidelijkheid wordt verschaft omtrent het al dan niet herinrichten van het betrokken op- en afrittencomplex
-
bijkomende voorschriften worden voorzien ten aanzien van de in het betrokken gebied gelegen woningen
en merkt op dat, -
in het gebied Waterheide aan de noordrand nog enkele gebouwen voorkomen. Dit is in strijd met de Gewenste Ruimtelijke Structuur van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen dat enerzijds stelt dat bouwvrije zones zo zullen worden geselecteerd en afgebakend dat er geen bestaande bedrijfszetels worden opgenomen en anderzijds als criteria stelt dat er bebouwing ontbreekt en dat de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijfsgebouwen net buiten de bouwvrije zone moeten worden behouden
Deelplan 19 - Landbouweiland Diepvenneke maar merkt op dat, -
in de toelichting bij de verordenende voorschriften inzake de bouwvrije strook langs de E34 enige verduidelijking dient gegeven te worden omtrent de aanleg van het scherm en de eventuele compensatie voor de gebruikers.
Verleend te Brussel op 9 maart 2004,
Lieve Reenaers
Prof. dr. Boudewijn Bouckaert
Vaste secretaris
Voorzitter
119