Algemene toelichting op de adviezen en besluiten tweejarige projectsubsidies 2009-2010 NFPK+ De tweejarige projectondersteuning van het NFPK+ biedt producerende podiumkunstinstellingen de mogelijkheid om gedurende twee jaar een aantal samenhangende projecten uit te voeren. Samenhangend in artistieke zin, vanwege de aanwezigheid van een verbindende meerjarige artistieke visie. Maar, als gevolg daarvan, ook samenhangend in zijn zeggingskracht naar het publiek. Deze vorm van subsidie bestond op bescheiden schaal al bij een van onze voorgangers, het FAPK. Ze is een antwoord op een dynamische podiumkunstenpraktijk. Die kent tal van kunstenaars en instellingen die op zoek zijn naar enige continuïteit, maar minstens evenzeer naar flexibiliteit. De regeling geeft ruimte aan makers waarvan de eigen signatuur zich vooral werkend van productie naar productie aftekent, zoals veel voorkomt in de muziek, bij jonge instellingen die zich ontwikkelen binnen de vrijheid van ongebaande paden, en bij podiumkunstenaars die dicht op de actualiteit werken. Tweejarige projectsubsidie biedt ook een tijdelijke gelegenheid voor herijking van carrières en artistieke verandering. En voor sommige makers kan het een toekomstgerichte stap zijn, om zich voor te bereiden op een meer structurele plaats in het bestel. Daarnaast gaat deze vorm van subsidiëring versnippering van middelen tegen, die met name in de arbeidsintensieve disciplines (muziek)theater en dans als belemmerend wordt ervaren. Het NFPK+ heeft in reactie op ontwikkelingen en signalen uit het veld, ‘meer voor minder’ geformuleerd als een beleidsuitgangspunt. Uitbreiding van de tweejarige subsidiemogelijkheden hangt daarmee samen. De helft van het budget voor projectsubsidies van het NFPK+ wordt nu besteed in de vorm van tweejarige projectsubsidies. Zo vermindert bij een deel van de disciplines het aantal losse projecthonoreringen en wordt het budget bij een kleiner aantal instellingen geconcentreerd, die beter voor hun taken zijn toegerust. Ondersteuning van meerdere projecten tegelijk stimuleert ook een effectieve inzet van middelen en menskracht. De lange lijn en herkenbare samenhang maken het gemakkelijker om een band met podia en publiek op te bouwen. Terwijl het tijdelijke karakter van de ondersteuning zowel de makers als het Fonds vrijheid geeft voor nieuwe ontwikkelingen. Het budget voor tweejarige muziekprojecten is overigens ruimer bemeten dan op grond van historische besteding gerechtvaardigd zou zijn. Dit in verband met het verwachte grote aantal aanvragen van ensembles, die eerder in de vierjarige regeling waren afgewezen op grond van de overweging dat een projectsubsidie een passender ondersteuning zou vormen dan een structureel instellingssubsidie. Meer voor minder Tabel 1: overzicht aanvragen & honoreringen in het kort Totaal
Muziek
Theater
Dans
Aantal aanvragen Aantal honoreringen Toegekend bedrag Gemiddeld subsidie
103 43 7.807.744 177.449
40 22 2.308.959 104.953
38 14 3.703.408 264.529
Ook vierjarig aangevraagd Honorering 4jaren-aanvragers Toegekend bedrag 4jaren-aanvragers Gem. subsidie 4jaren-aanvragers
54 26 3.351.546 128.906
33 19 2.073.559 109.135
13 2 466.000 233.000
Muziektheater 16 9 5 3 1.382.753 412.624 276.551 137.541 4 2 399.363 199.681
4 3 412.624 137.541
Er is in de tweejarige ronde 2,7 keer meer financiële ondersteuning aangevraagd dan er beschikbaar is. Van het totaal aantal aanvragen is 40 % gehonoreerd. Bij alle disciplines, en met name muziek, keert een fors aantal aanvragen terug van instellingen die in de vierjarenronde zijn afgewezen. In totaal betreft dit bijna de helft van de aanvragen, waarvan bijna de helft nu wel gehonoreerd is. Dat laatste komt niet als verrassing. Bij muziek gaat het vooral om instellingen die geen vierjarensubsidie ontvingen vanwege een in essentie projectmatige werkwijze, of ontoereikende zakelijke organisatie. De nu wel gehonoreerde instellingen past de flexibiliteit van de tweejarenregeling beter, of hebben de kans gegrepen hun artistieke visie en/of bedrijfsvoering aan te scherpen. Bij muziektheater zijn alle drie gehonoreerde aanvragers afkomstig uit de vierjarenronde. Zij wisten nu een overtuigender plan te presenteren. De commissie theater heeft twee her-aanvragers onder de 22 honoreringen voor wie een projectmatige ondersteuning passender is, door de aard van hun werk of fase in hun loopbaan. Dans subsidieert nu twee aanvragers die bij de vierjarenronde (met een gezamenlijk plan) onder de zaaglijn terecht kwamen: met een positief advies maar onvoldoende middelen om het te honoreren. Meer in het algemeen geldt dat de tweejarensubsidiëring een instrument is met eigen afwegingen. De regeling financiert slechts de kosten van voorstellingen en andere podiumkunstactiviteiten en niet de exploitatie van
instellingen. Eisen aan langetermijnvisie en organisatorisch apparaat zijn lichter dan bij vierjarensubsidie. Voor sommige aanvragers bleek twee jaar bovendien een overzichtelijker tijdspanne voor inspirerende plannen. Daarnaast zijn er per discipline uiteenlopende motivaties om eerder afgewezen aanvragers nu wel te honoreren De eigen accenten in de tweejarenafweging laten onverlet dat er ook nu steeds streng is getoetst. Kwaliteit was een eerste voorwaarde. Daarnaast wogen niet-artistieke criteria substantieel mee, waarbij ook belang is gehecht aan verbindingen tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksbereik. In vrijwel alle disciplines kon er, ondanks de aanzienlijke toeloop op de regeling, binnen het beschikbare budget worden geadviseerd. Bij de vierjarenaanvragen vertaalde ‘meer voor minder’ zich in een gemiddeld hoger subsidiebedrag aan minder instellingen. Die koers is bij de tweejarenadvisering voortgezet. Ook nu is er relatief vaak ongeveer het gevraagde bedrag toegekend. De beslissingen zijn tot stand gekomen in samenhang met de vierjarenadvisering van zowel het Fonds zelf als de door OCW gefinancierde Basisinfrastructuur. Het Fonds beschouwt het rijksgefinancierde landschap immers als één geheel. Per discipline levert dit eigen accenten in het artistieke speelveld op. Ketenverbindingen & cultureel ondernemerschap De tweejarenaanvragen zijn, doordat projecten centraal staan in plaats van de instelling, over het algemeen compact opgezet, met een efficiënt gebruik van middelen. Het meerjarige perspectief lijkt, in vergelijking met enkelvoudige projectaanvragen, de inspanningen voor een verbinding met podia en publiek aan te wakkeren. Marketingplannen zijn weliswaar meestal bescheiden en weinig specifiek - hier is nog een wereld te winnen, met name ook in muziektheater. Maar verschillende makers weten zich wel goed te positioneren in het landschap en stellen zich publieksgericht op. Vooral bij muziek en dans wordt er geëxperimenteerd met nieuwe werkwijzen voor de afzet van concerten en voorstellingen. Er zijn stappen zichtbaar naar een meer efficiënte bedrijfsvoering, onder meer door intensiever gebruik te maken van bestaande expertise. Bij theater springen aanvragen van producenten in het oog, waarbij de hele keten van scheppen tot afname onder één dak is gehuisvest. Daarnaast valt de toenemende samenwerking met externe verkoopbureaus op. Aanvragers in verschillende disciplines zoeken vaker samenwerking op, ook internationaal, om aan slagkracht te winnen en kosten te besparen. Culturele diversiteit Het aantal en percentage aanvragen met een cultureel divers aanbod en/of voor een cultureel divers publiek is beperkt. Muziektheater en dans, de disciplines die ook in de vierjarenronde al achterbleven op dit vlak, ontvingen geen enkele cultureel diverse aanvraag. Bij theater en muziek loopt het percentage cultureel diverse honoreringen ongeveer in de pas met het percentage cultureel diverse aanvragen, en ook met het totale toewijzingspercentage van theater respectievelijk muziek. Van enkele terugkerende theateraanvragers uit de vierjarenronde waren de herziene plannen helaas opnieuw ontoereikend. Wereldmuziek, waar in de vierjarenadvisering veel afvallers waren is, dankzij een aantal verbeterde tweejarenaanvragen, nu ruimer gehonoreerd. In onderstaande cijfers zijn alleen instellingen meegeteld waar culturele diversiteit verankerd is in de kern van hun plan. Daarnaast zijn er nog enkele aanvragen ingediend (en gehonoreerd) met cultureel diverse componenten in het plan. Tabel 2. Aandeel van cultureel diverse aanvragen/honoreringen (kern van het plan) ten opzichte van totaal aantal aanvragen/honoreringen Cultureel divers aanvragen gehonoreerd subsidiebedrag
Totaal 13 % 14 % 15 %
Dans 0 0 0
Muziek 18 % 18 % 23 %
Muziektheater 0 0 0
Theater 16 % 14 % 16 %
Internationalisering Bij een substantieel aantal, iets minder dan de helft van de tweejarige subsidieaanvragen, is sprake van internationale projecten. Soms gaat het om internationale reprisetournees. In de meeste gevallen (vooral bij de discipline muziek) betreft het de presentatie van voorstellingen of concerten in het buitenland, vaak in het verlengde van de speelperiodes in Nederland. Vaak zijn de gegevens over buitenlandse podia en festivals echter nog niet concreet. In een klein aantal gevallen maken specifieke internationale samenwerkingsprojecten onderdeel uit van de aanvraag. Voorbeelden van tweejarige honoreringen met internationale plannen zijn: Dries Verhoeven (theater), Kata/Edit Kaldor (theater), Ivana Müller (dans), André Gingras (dans), The Royal Wind Music (muziek) en Visisonor Media Productions (muziek) Bij de beoordeling van de internationale ambities is onder meer gelet op langetermijnvisie, aansluiting bij de prioriteiten van het internationaal cultuurbeleid, verbinding tussen het nationale en internationale beleid, internationale tournees, internationale samenwerking, Europese samenwerking en Europese subsidiëring. Spreiding De honorering van instellingen buiten de Randstad is beperkt, maar loopt in de pas met het aandeel aanvragen: 21 % van het totaal. Het NFPK+ constateert, net als bij de vierjarenadvisering, dat een toename van goede
aanvragen uit andere regio’s wenselijk is in het licht van een betere maatschappelijke verankering van de podiumkunsten. ---------------------------------------------------Criteria, werkwijze en procedure De subsidieronde tweejarige productiesubsidies is een onderdeel van de Deelregeling projectsubsidies voor podiumkunstinstellingen van het Nederlands Fonds Podiumkunsten+ 2009-2010. Het doel van de Deelregeling is het verstrekken van projectsubsidies voor projecten die de kwaliteit en diversiteit in de podiumkunsten stimuleren en sterk inzetten op het opbouwen en bereiken van een publiek daarvoor in Nederland en het buitenland. De subsidieronde voor tweejarige productiesubsidies is in deze context bedoeld voor het produceren van meerdere producties op het gebied van muziek, theater, dans en muziektheater voor de duur van maximaal twee jaar. Alle criteria zijn vanzelfsprekend ingevuld en beoordeeld tegen de achtergrond van dit doel. Aspecten zoals meerjarige visie en samenhang tussen de activiteiten zijn bij de beoordeling betrokken Criteria De in behandeling genomen aanvragen zijn in de eerste plaats getoetst op kwaliteit, dat fungeerde als “instaptoets”. Alleen projecten die in de ogen van de adviescommissie over voldoende artistieke kwaliteit en een deugdelijk plan en begroting beschikken en voldoende onderlinge artistieke samenhang hebben, zijn vervolgens getoetst op de overige criteria (voor functionele kwaliteit) en betrokken in de integrale afweging. Bij een negatieve beoordeling van de artistieke kwaliteit kan derhalve de toets aan de overige criteria achterwege blijven. Kwaliteit is beoordeeld op basis van eerder verrichte activiteiten, artistieke ontwikkeling en het ingediende plan met begroting. Alleen aanvragers die de aangevraagde activiteiten al minimaal twee jaar verrichten als professionele podiumkunstinstelling, kwamen in aanmerking om een subsidieaanvraag in te dienen. Gezien de verschillende (namelijk uitsluitend projectmatige) doelstelling ten opzichte van de vierjarige Deelregeling, geldt uiteraard dat een negatieve beoordeling voor de vierjarige Deelregeling een aanvraag in deze tweejarige projectronde niet hoeft te belemmeren. Als kernbegrippen voor artistieke kwaliteit zijn vakmanschap, zeggingskracht en oorspronkelijkheid maatgevend. Vakmanschap heeft betrekking op aantoonbare vaardigheden en vakmatig inzicht. Besloten in het criterium oorspronkelijkheid is de artistieke signatuur en ontwikkeling, en onderscheidende positie van de aanvrager. Verbonden met zeggingskracht is de betekenisgevende werking voor publiek. Hier wordt in het bijzonder beoordeeld in hoeverre de samenhang van de projecten bijdraagt aan de publieksopbouw en de publieksontwikkeling. Samenhang van de projecten kan derhalve betrekking hebben op zowel de onderlinge artistieke samenhang (als vertaling van de meerjarige visie), als op de relatie met publieksopbouw en publieksontwikkeling." Na de kwaliteitstoets zijn, met gelijk onderling gewicht, de volgende criteria voor functionele kwaliteit toegepast: Bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid: de verscheidenheid in uitingsvormen en/of culturele diversiteit (in aanbod, programmering en publieksbereik); Bijdrage aan spreiding: de geografische spreiding op instellingsniveau; Cultureel ondernemerschap: deugdelijke bedrijfsvoering, positionering van de instelling richting publiek en positionering instelling richting productieketen. Werkwijze en procedure In behandeling genomen aanvragen zijn voorbereid door de (discipline)secretaris. Daarbij is iedere aanvraag samengevat en is een analyse gemaakt. Aanvragen met cultureel diverse en internationale componenten zijn mede geanalyseerd en in het proces bij het fonds gevolgd door de programmamedewerkers culturele diversiteit respectievelijk internationalisering. Na voorbereiding op het bureau zijn de aanvragen integraal voorgelegd aan de adviescommissies muziek, theater, dans en muziektheater. Bij interdisciplinaire aanvragen heeft co-advisering plaatsgevonden door de relevante disciplinecommissie(s). Bij muziek(theater)-aanvragen rond hedendaagse Nederlandse composities klassieke muziek en jazz, heeft de commissie compositie zich aanvullend uitgesproken over de betekenis van de aanvraag voor Nederlandse componisten. Cultureel diverse en internationale aanvragen zijn beoordeeld zoals andere aanvragen: in de disciplinecommissies, met de reguliere criteria. De advisering vond plaats in vergadering aan de hand van de genoemde criteria. Naast analyses van secretarissen en programmamedewerkers, en de deskundigheid en kijkervaring van de adviescommissieleden, hebben de commissies veelvuldig gebruik gemaakt van de dossiers eenmalige en tweejarige projectsubsidies van het FAPK. De vergaderingen stonden onder voorzitterschap van één vaste voorzitter. Op grond van de individuele beoordelingen hebben de commissies een rangorde opgesteld ten behoeve van de integrale afweging, tenzij een
commissie binnen het beschikbare budget adviseerde. Commissieleden en secretarissen met directe betrokkenheid bij een aanvraag waren bij de betreffende advisering niet betrokken. De adviescommissies zijn samengesteld uit een brede pool van adviseurs. Daarbij is naast (erkende) artistieke deskundigheid en een brede, up-to-date kennis van het veld, ook expertise verankerd voor de keten van scheppen, produceren, programmeren en publieksbereik. In de samenstelling van de commissies is gezorgd voor vertegenwoordiging van (en kennis over) een variëteit aan genres, artistieke generaties, bestaande en nieuwe publieksgroepen, internationalisering, westerse en cultureel divers geïnspireerde kunstvormen, en kunde van marketing en cultureel ondernemerschap. De adviescommissies zijn in alle gevallen vrij in hun advisering en hebben zelfstandig een advies aan het bestuur van het NFPK+ uitgebracht. Na ontvangst van de adviezen heeft het bestuur van het NFPK+ gecontroleerd of het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk concludent is. Toelichting Dans In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden 19 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarige subsidie. 3 aanvragen werden voor aanvang van de beoordeling ingetrokken, waardoor er uiteindelijk 16 aanvragen overbleven, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.233. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Met de uitvoering van de ronde tweejarige subsidies binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 is voor de dans een volgende stap gezet om de verdere ontwikkeling van de kwaliteit en de diversiteit van het danslandschap in Nederland vorm te geven binnen het nieuwe subsidiestelsel. Evenals binnen de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012, is ook dit keer uitgegaan van het uitgangspunt ‘meer voor minder’. Dit heeft ertoe geleid dat van de 16 aanvragen er 5 door de commissie ter honorering werden voorgedragen. Het budget, dat zwaar overtekend was, liet niet toe dat alle positief beoordeelde aanvragen geheel konden worden gehonoreerd. In het geval van Stichting Gingras resteerde derhalve een bijdrage van in totaal € 115.713. Zoals gezegd werden de aanvragen in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daarbij is, behalve naar de kwaliteit van het plan, ook gekeken naar zowel de artistieke kwaliteit als de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten van de aanvragers. Hiervoor is onder meer gebruik gemaakt van beoordelingen van eerdere projectaanvragen van de desbetreffende instellingen bij het voormalig FAPK en het NFPK+. De ronde tweejarige subsidies kende ook aanvragen van instellingen die in het kader van de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstelingen 2009-2012 zijn beoordeeld. De aanvragen van Stichting RAZ en Stichting BOLLWERK haalden de kwalitatieve instaptoets niet, waardoor deze instellingen zijn aangewezen op incidentele projectsubsidiëring. Nanine Linning en André Gingras, initiatiefnemers van Stichting SKIN, dat in de vierjarige ronde onder de zaaglijn belandde, dienden separaat een aanvraag in. Vanwege het beschikbare budget in de tweejarige ronde, zagen zij onvoldoende mogelijkheden om hun gezamenlijke ambities in dit kader te realiseren. Zowel de aanvraag van Nanine Linning als die van André Gingras werd positief beoordeeld. De commissie kende aan de aanvraag van Stichting Gingras evenwel een lagere prioriteit toe, waardoor deze niet het volledige gevraagde bedrag toegekend krijgt. De meeste aanvragers hebben een projectgeschiedenis bij het voormalig FAPK. Alle gehonoreerde aanvragen behoren in ieder geval tot deze categorie. De commissie was verheugd over de kwaliteit van het plan van de Vlaams-Nederlandse choreografe Ann van den Broek, die op alle criteria bijzonder hoog scoorde. De commissie beoordeelt Ann van den Broek als een zeer getalenteerd choreografe, die in relatief korte tijd een indrukwekkend oeuvre heeft opgebouwd. De oorspronkelijke thematiek en de psychologische gelaagdheid van haar werk, evenals de nauwgezetheid waarmee de voorstellingen worden gemaakt, zijn voor de commissie de meest onderscheidende elementen van het kunstenaarschap van Ann van den Broek. Daarnaast werden in deze ronde ook aanvragen binnen het genre van conceptuele dans gehonoreerd. Ivana Müller en Nicole Beutler krijgen hierdoor de kans om in de komende jaren hun positie verder te verstevigen. Van de aan het samenwerkingsverband LISA verbonden makers, hebben zij naam weten te maken met onderscheidende voorstellingen, die door hun onconventionele, interdisciplinaire aanpak op toenemende belangstelling kunnen rekenen in binnen- en buitenland. Bij alle gehonoreerde plannen is sprake van een goede balans tussen de ontwikkeling van nieuw werk, de herneming van bestaande producties en het uitvoeren van onderzoek. Van de 16 beoordeelde aanvragen waren er 5 afkomstig buiten de randstad. Zij haalden echter geen van allen de kwalitatieve instaptoets. Internationalisering is in veel van de ingediende plannen een vanzelfsprekend onderdeel. Bij de positief beoordeelde plannen is over het algemeen sprake van goede internationale samenwerkingsverbanden. Bij de beoordeling is vooral gekeken naar de haalbaarheid van de ambities en het rendement van de gevraagde subsidie-investering. Het werken in continuïteit en het vermijden van veelal kostbare incidentele buitenlandse optredens zonder vervolgperspectief speelden daarbij een belangrijke rol.
De ontwikkeling van culturele diversiteit blijft achter binnen de gesubsidieerde Nederlandse dans. De sector heeft weliswaar een sterk internationaal karakter, maar deze is hoofdzakelijk Westers georiënteerd. Initiatieven van cultureel diverse makers ontbraken. De commissie stelt evenwel vast dat hierin de komende jaren mogelijk verandering zal komen, gezien het toenemende aantal initiatieven dat zich bij het Fonds aandient. 3 van de 5 gehonoreerde instellingen scoren hoog op het criterium ‘Cultureel Ondernemerschap’. Makers als Ann van den Broek, Nanine Linning en Andr é Gingras weten zich goed te positioneren, zijn publieksgericht en weten stevige verbindingen te leggen binnen de productieketen. De bedrijfsvoering van deze instellingen is goed op orde en wordt gekenmerkt door (internationale) samenwerkingsverbanden. De plannen van Nicole Beutler en Ivana Müller kennen in dat opzicht nog een achterstand. Ondanks de beperkte mogelijkheden op het gebied van publieksbereik, die volgens de commissie inherent zijn aan het segment waarbinnen beide makers opereren, biedt hun werk echter voldoende aanknopingspunten om op meer podia geprogrammeerd te worden dan nu het geval is. Internationaal gezien heeft met name Ivana Müller een goed circuit weten op te bouwen van coproducenten en podia, waar haar werk regelmatig te zien is.
2-jarige projectsubsidies Dans
Aanvrager 2 move DC Bodies Anonymous Bollwerk Dutch Don't Dance Division Entre Nous Gingras Ivana Müller Nicole Beutler NanineLinning Plan-D Project Sally Raz/Hans Tuerlings Rogie C.S. Tegentijd (United-C) The Liminal Institute WArd / waRD Totaal
Gevraagd
Toegekend
414.337 304.000 398.696 340.000 112.424 411.799 305.985 309.011 351.150 400.000 209.700 460.705 150.000 211.000 157.031 368.394
0 0 0 0 0 115.713 305.985 309.011 283.650 0 0 0 0 0 0 368.394
4.904.232
1.382.753
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag: dossiernummer: gevraagd bedrag: advies: commissie:
Stichting 2 Move DC WILLEMSTAD 26-11-2008 TC09.0014 € 414.337 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: − de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten − de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten − de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: − bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid − bijdrage aan spreiding − cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag 2 Move Dance Company (2 Move DC) vraagt subsidie aan voor de ondersteuning van negen projecten en drie vaste programmaonderdelen in de periode 2009-2010. Voor 2009 beoogt 2 Move DC vijf projecten te realiseren met choreografen Erik Kaiel, Jens van Daele, Klaus Jürgens, Amy Raymond en een cabaretier. In 2010 werkt het duo samen met choreograaf Fabian Holle, creëert het een 2 Move Dance Edition, een nieuw stuk voor straatfestivals en een nieuw drieluik. Het vaste programma van 2Move DC omvat in de periode 2009-2010 een reprise van de voorstelling “Hondengeluk” van Vloeistof, de choreografie “Odd” van Pia Meuthen als onderdeel van Dansclick en een programma dat wordt aangeboden aan theaters met de choreografieën “Brotherhood” en “Sisterhood” van Piet Rogie, “La Fletrissure” van Jens van Daele en “Hondengeluk” van Vloeistof. 2 Move DC is een initiatief van dansers Kevin Polak en Miquel de Jong. 2 Move DC heeft geen choreograaf of artistiek leider als boegbeeld, maar ervaren dansers die zelf kiezen met wie ze werken, schrijft de aanvrager. Door de autonomie van de keuze voor een choreograaf aan ervaren dansers te geven beoogt de aanvrager een omgeving te creëren op basis van motivatie en vrije wil om een gedeelde toewijding tussen choreograaf en danser te bereiken. De aanvrager stelt dat het voor choreografen een unieke kans is om met talentvolle en ervaren dansers te kunnen werken. Daarnaast streeft 2 Move DC ernaar dat de genodigde choreografen zich volledig op het creatieproces kunnen richten, 2 Move DC neemt de zorg voor de overige zaken. Er wordt samengewerkt met dramaturge Angelique Wilkie. De artistieke overweging van 2 Move DC om met een choreograaf te werken is dat deze met zijn of haar artistieke danstaal de dansers van 2 Move DC weet te raken, uit te dagen en te enthousiasmeren. De zakelijke overweging die 2 Move DC daarbij maakt is dat de choreografie zorg draagt voor diversiteit en afwisseling binnen het repertoire van de groep. Het eigen publiek van de choreograaf is tevens een belangrijke beweegreden om een dansmaker uit te nodigen om nieuwe speelplekken en publiek te genereren. De belangrijke speerpunten van de groep zijn: talentontwikkeling, cultuurparticipatie, Cultuur en School en internationalisering. Voor de komende twee jaar beoogt de aanvrager vier medewerkers een vast dienstverband te bieden: directie en dansers, een productieleidster en een filmeditor. 2 Move DC heeft de intentie om een eigen pand te huren met studioruimte en een kantoor. De verkoop van de voorstellingen is in handen van Impresariaat Finkers. In de periode 2009-2010 creëert 2 Move DC 9 nieuwe voorstellingen en brengt het 5 reprises op tournee. 2 Move DC wil een marketingstrategie voor verschillende doelgroepen onderzoeken en uitzetten en deze na twee jaar evalueren. Onder de doelgroep van jongeren in de leeftijd van 12 tot 21 jaar zal worden getracht moderne dans te hypen door populaire websites als Facebook, Hyves en Myspace in te zetten. Volwassenen in de leeftijd van 21 tot 40 jaar zijn volgens de aanvrager het minst gemakkelijk te benaderen en voor deze doelgroep beoogt de
aanvrager BN-ers in te zetten om aandacht voor hun voorstellingen te vragen. In het verlengde van bovenstaande probeert 2 Move DC ook de doelgroep van mensen in de leeftijd van 40 tot 70 jaar te bereiken. Daarnaast worden doelgerichte campagnes ingezet. Als het budget het toelaat gaat 2 Move DC met een marketingbureau als Bananas samenwerken. Als dit niet binnen de mogelijkheden ligt, wordt er samenwerking gezocht met scholen en studenten. Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten. De commissie is bekend met het initiatief 2 Move DC, dat functioneert als aanjager van voorstellingen sinds 2006. Initiatiefnemers Kevin Polak en Miquel de Jong kent zij als ervaren dansers. De aanvrager heeft de afgelopen jaren een aantal malen een subsidieaanvraag ingediend in het kader van de regeling projectsubsidies; tot op heden is geen van deze aanvragen gehonoreerd. De commissie vindt de wijze waarop de aanvrager ernaar streeft om mensen een ingang te bieden in het kijken naar dans sympathiek. Met de in de aanvraag beschreven functionele benadering van het veld hebben Polak en De Jong in korte tijd een relatief groot publieksbereik weten te realiseren op uiteenlopende locaties. Naar het oordeel van de commissie ontbeert de voorliggende aanvraag echter een heldere structuur en samenhang tussen de diverse projecten. Weliswaar zijn de initiatiefnemers Polak en De Jong als verbindende factor betrokken, maar zij weten onvoldoende te overtuigen met hun artistieke motivatie en de onderbouwing van de veelheid aan ideeën en activiteiten in de aanvraag. Omdat Polak en De Jong zich niet als artistieke leiders wensen te profileren en geen verantwoordelijkheid dragen voor het artistieke eindresultaat, lopen ze volgens de commissie ook het risico onvoldoende in te kunnen staan voor de kwaliteit van de voorstellingen. Deze werkwijze in combinatie met de relatief prille fase van ontwikkeling waarin de aanvrager verkeert, heeft er wellicht ook toe geleid dat de kwaliteit van de voorstellingen tot op heden nog weinig consistent is. Bovendien is de commissie in onvoldoende mate overtuigd dat het initiatief van 2 Move DC een leemte opvult, zoals de aanvrager betoogt, en mogelijkheden zou bieden aan freelance choreografen die er anders niet zouden zijn. Een aantal van de in het plan genoemde choreografen is immers verbonden aan werkplaatsen en/of productiehuizen. Uit de aanvraag blijkt dat 2 Move DC een structurele basis voor het ontwikkelen van de projecten ambieert. Binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 is echter geen sprake van instandhoudingssubsidies. In het licht van bovenstaande adviseert de commissie de aanvraag niet ter honorering voor te dragen. Conclusie De commissie is niet overtuigd van de in het plan uitgewerkte formule die 2 Move DC hanteert voor de te ontwikkelen activiteiten. Daarbij ontbeert het plan samenhang tussen de enorme veelheid aan projecten. Bovendien is de commissie in onvoldoende mate overtuigd dat het initiatief van 2 Move DC een leemte opvult en mogelijkheden biedt aan freelance choreografen die er anders niet zouden zijn, aangezien een aantal van de in het plan genoemde choreografen is verbonden aan werkplaatsen en/of productiehuizen. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van Stichting 2 Move DC voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: Vestigingsplaats: datum aanvraag: Dossiernummer: gevraagd bedrag: Advies: Commissie:
Stichting Bodies Anonymous AMSTERDAM 1-12-2008 TC09.0119 € 304.000 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel en de heer T. Persent
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: − de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten − de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten − de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: − bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid − bijdrage aan spreiding − cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Stichting Bodies Anonymous vraagt subsidie aan in het kader van de deelregeling tweejarige projectsubsidies voor twee nieuwe producties “Be-Hold” en “Buck in the Boardroom” en een reprisetournee van “Empty White Horse” in het buitenland. “Be-Hold” wordt een coproductie met het Istanbul Dance Theatre. Jack Gallagher werkt voor deze productie samen met artistiek directeur Tan Tempel. “Be-Hold” plaatst zes dansers van christelijke en islamitische afkomst samen op het podium voor een exposé over de spirituele fricties tussen religieuze gebruiken, sociale verworvenheden en artistieke tradities. Twee musici uit Nederland en Turkije, Michael Vatcher en Serhan Erkol, creëren gezamenlijk een compositie die zij live tijdens de voorstelling uitvoeren. “Buck in the Boardroom” wordt een voorstelling met vijf dansers/performers en degenen die op dat moment aanwezig zijn in de bestuurskamer. Hiermee beoogt de maker wederzijdse empathie te creëren tussen de cultuur van kunst en die van het bedrijfsleven. “Empty White Horse” behandelt de dominantie van gedragscodes op het mannelijke lichaam tijdens het proces van volwassenwording. De voorstelling wordt uitgevoerd door drie dansers en een danseres en een acteur die deejay wordt in een decor van videoprojecties. De voorstelling is al 15 keer uitgevoerd, maar slechts een keer in de definitieve vorm. ´Pure Dance Non Fiction´ is het uitgangspunt in het werk van Gallagher, waarbij pure dans voor de kinetische overdracht tussen lichamen staat en non-fictie voor het streven om het publiek te confronteren met hun eigen fysieke en mentale oorsprong. Jack Gallagher beoogt Bodies Anonymous in de periode 2009-2012 stapsgewijs om te vormen van een ad hoc en projectgedreven samenwerkingsverband tot een klein dansgezelschap met een vaste (part time) artistieke en zakelijke leiding en een vaste kern van freelance dansers en medewerkers. De aanvrager ziet met de tweejarige subsidie als instrument, de periode 2009-2010 als eerste stap in dit traject van professionalisering en verdieping van het artistieke en creatieve proces. Bureau Barel neemt de zakelijke leiding en verkoop voor zijn rekening. Verder wordt er samengewerkt met Danslab in Den Haag en Dansateliers in Rotterdam. Het plan voor 2009-2010 voorziet in een uitbreiding van het aantal voorstellingen naar 35 per jaar en een toename van het aantal bezoekers naar 3660 in het jaar 2010. Het voorgestelde activiteitenplan neemt het profiel van Bodies Anonymous als vernieuwend dansgezelschap als uitgangspunt en probeert door middel van doelgerichte communicatie naar alle ´stakeholders´ (festivals en podia voor hedendaagse dans in binnen- en buitenland en alternatieve locaties en het publiek dat daar kan worden bereikt) de merknaam van het gezelschap te versterken. Daarnaast zullen de producties onder de aandacht worden gebracht door middel van campagnes op maat.
Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten. De commissie is bekend met Bodies Anomymous, dat in 2004 werd opgericht door choreograaf Jack Gallagher. Na een danscarrière bij verschillende gezelschappen combineert Gallagher sinds 2000 zijn werk als danser en repetitor met het creëren van choreografieën en performances. Bodies Anomymous ontving subsidie van het voormalig FAPK voor de productie “Empty White Horse”. De commissie heeft kennis genomen van de voorstellingen van de aanvrager, maar acht de artistieke kwaliteit ervan weinig consistent. Het werk van Jack Gallagher heeft naar haar oordeel onvoldoende zeggingskracht. Hij slaagt er vooralsnog te weinig in om zijn artistieke betekenis voor en binnen het danslandschap over te brengen aan het publiek. In relatie tot de ontwikkeling van de danskunst in Nederland vindt zij het werk ook weinig onderscheidend. De commissie is tevens van mening dat de aanvrager in onvoldoende mate weet duidelijk te maken wat hem voor ogen staat met zijn eigen ontwikkeling. De artistieke doelstellingen en onderbouwing van de voorstellingsconcepten ontberen overtuigingskracht in de uitwerking ervan. Daarbij hebben de gepresenteerde projecten onvoldoende samenhang. De commissie vindt dat het plan voor een tweejarige projectsubsidie te weinig aanknopingspunten biedt om voor honorering in aanmerking te komen in het kader van de Deelregeling Projectsubsidies. Er is sprake van het produceren van twee nieuwe voorstellingen en een reprise. De projecten leveren naar het oordeel van de commissie onvoldoende een bijdrage aan de publieksopbouw en –ontwikkeling. Naar haar mening is het plan van Stichting Bodies Anonymous in zijn totaliteit te weinig overtuigend. Conclusie Jack Gallagher slaagt er naar de mening van de commissie onvoldoende in om zijn artistieke betekenis voor en binnen het genre dans over te brengen aan het publiek. In het plan worden te weinig aanknopingspunten geboden om tweejarige subsidiëring binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 te rechtvaardigen, zo ontberen de artistieke motivatie en onderbouwing van het plan overtuigingskracht. Daarbij hebben de gepresenteerde projecten onvoldoende samenhang. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van Stichting Bodies Anonymous voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag nummer van het project: gevraagd subsidiebedrag: advies: commissie:
Stichting BOLLWERK Amsterdam 1-12-2008 TC09.0106 € 398.696 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid bijdrage aan spreiding cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Choreografe/performer Andrea Boll maakte als medeoprichtster meer dan tien jaar deel uit van choreografencollectief Hans Hof Ensemble (HHE). Met de voorstelling “Vrouwen in Bad”, die tot stand kwam zonder de mannen van het HHE, werd in 2003 de aanvankelijk collectieve werkwijze van het ensemble door haar verlaten. Nadien heeft Andrea Boll zich steeds nadrukkelijker gericht op haar ontwikkeling als zelfstandig maakster, met eigen producties als “Vertrau Mir” (2006), “Boxing Pushkin” (2007) en “Lost & Found” (2008). Na de opheffing van het HHE vervolgt Andrea Boll haar carrière vanuit stichting BOLLWERK. BOLLWERK maakt verhalend danstheater en onderscheidt zich daardoor naar eigen zeggen van veel andere eigentijdse dansgezelschappen. Overige onderscheidende elementen in de artistieke visie van BOLLWERK zijn onder meer de integratie van de disciplines dans, (live) muziek en andere theatrale middelen als tekst, zang en beweging. Verder beschrijft zij dat haar bewegingsidioom niet alleen uitgaat van pure esthetiek, maar zich vooral richt op poëzie en een rauwe, dan wel gestileerde werkelijkheid; een sterke nadruk op de inrichting en het gebruik van de speelruimte; een intensieve samenwerking met musici en componisten en een directe interactie met het publiek. Het danstheater van BOLLWERK vindt zijn inspiratie in literatuur, fotografie en uit zich in herkenbare situaties en personages en krachtige associatieve beelden, aldus de aanvrager. De kernactiviteiten van BOLLWERK spelen zich af in een voortdurende cyclus van produceren en spelen, onderzoek en ontwikkeling, en het organiseren van lessen en workshops. In de periode 2009-2010 worden daarin de volgende activiteiten onderscheiden: het uitbrengen van (inter)nationale producties (de reprise van “Vrouwen in Bad”, de vervolgtournee van “Lost & Found” en “Saudek Saudek”, een nieuwe voorstelling) en, in voorbereiding hierop, de uitvoering van het mobiele laboratorium BOLLWERKlab 6. Daarnaast vormt het geven van lessen en organiseren van workshops een reguliere activiteit. Volgens BOLLWERK kan bij een tweejarige projectsubsidie niet worden teruggevallen op de continuïteit van een vaste ondersteunende organisatie voor de zakelijke leiding, verkoop, marketing, productie, tourneebegeleiding en acquisitie in binnen- en buitenland. Om die reden zal Andrea Boll zich naast haar werk als artistiek leider nadrukkelijker bezighouden met de internationale contacten en de acquisitie van projecten en samenwerkingen. Grand Theatre Groningen heeft zich voorlopig garant gesteld voor praktische ondersteuning en advies op zakelijk en productioneel gebied. Zodra bekend is op welke financiële grondslag de activiteiten van BOLLWERK gerealiseerd kunnen worden, worden afspraken gemaakt met projectmedewerkers en bestaande bureaus. De marketingstrategie van BOLLWERK is gericht op het vergroten van de naambekendheid en het genereren van positieve associaties bij de nieuwe ‘merknaam’. Daarbij richt men zich op een breed (dans)publiek, waarbij ook liefhebbers van muziektheater, literatuur en eigentijdse muziek worden aangesproken. Vanwege de volgens BOLLWERK veelal geringe affiniteit met en kennis van dans bij de Nederlandse schouwburgen, wordt in het plan
bewust ingezet op het gebruik van digitale communicatiemiddelen zoals Hyves en You Tube, om zo zelfstandiger een publieksrelatie te kunnen ontwikkelen. In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009 - 2010 vraagt BOLLWERK een tweejarige projectsubsidie van € 398.696 aan het NFPK+. Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten. De commissie is zowel bekend met het werk dat Andrea Boll sinds 2003 maakte als lid van het voormalig Hans Hof Ensemble (HHE), als het recentere werk dat zij als zelfstandig choreografe vanuit de eigen stichting BOLLWERK realiseerde. De aanvraag die ten behoeve van dit initiatief werd ingediend in het kader van de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012, werd niet gehonoreerd. In haar advies van 21 augustus 2008, stelde de adviescommissie dans dat zij vanwege de wisselende artistieke kwaliteit van het werk van Andrea Boll en het gemis aan zowel reflectie op haar werk bij het HHE als een visie op de volgende stap die zij in haar eigen artistieke ontwikkeling wil zetten met BOLLWERK, onvoldoende aanknopingspunten zag om vertrouwen te hebben in een succesvolle doorstart met een nieuw, eigen initiatief. Op grond daarvan adviseerde de commissie om de aanvraag van BOLLWERK niet te honoreren. De commissie waardeert de keuze voor de formule van de BOLLWERKlabs, maar was in het geval van de recente avondvullende voorstelling “Lost & Found” teleurgesteld over de choreografie waarin het vervolg van het onderzoeksproces uiteindelijk resulteerde. Zowel in de uitwerking van de dramaturgie als in de originaliteit van het bewegingsmateriaal is Andrea Boll in “Lost & Found” naar de mening van de commissie de onvoldoende geslaagd. Het plan voor de nieuwe avondvullende productie “Saudek Saudek” en het daaraan voorafgaande “BOLLWERKlab 6” wekt vanuit dat perspectief daarom ook weinig vertrouwen. Het uitgangspunt voor deze productie wordt in de aanvraag te weinig uitgewerkt; het blijft onduidelijk wat in Boll’s ogen precies de relevantie van Saudek’s werk is, en waarom, en op welke wijze, zij hieraan een verdere uitwerking wil geven in een dansvoorstelling. De commissie heeft daarom lage verwachtingen ten aanzien van de uitkomst van het creatieproces van deze productie. Alles afwegende ziet de commissie onvoldoende samenhang tussen en mist daarnaast een overtuigende artistieke invalshoek in de activiteiten voor de periode 2009-2010. Het opnieuw uitbrengen van de productie “Vrouwen in Bad” levert naar haar mening geen kwalitatieve bijdrage aan het genre ‘danstheater’ waarbinnen BOLLWERK opereert. Verder valt op dat in de uitwerking van de activiteiten voor 2009-2010, het volgens Andrea Boll zo onderscheidende element van het werken met live muziek (in grootschalige bezetting) wordt verlaten. Zo wordt de vervolgtournee van de voorstelling “Lost & Found” in een ingekorte versie aangeboden zonder orkest. Dit draagt volgens de commissie niet bij aan de zeggingskracht van deze voorstelling. De begroting bij het plan voor 2009-2010 is volgens de commissie redelijk en in overeenstemming met de in het plan beschreven activiteiten. Conclusie Volgens de commissie is het werk van Andrea Boll te wisselend van kwaliteit en daarbij weinig onderscheidend binnen het genre van ‘danstheater’ waarbinnen zij opereert. Het plan voor de periode 2009-2010 mist in haar ogen samenhang en een overtuigende artistieke invalshoek. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van Stichting BOLLWERK voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag: dossiernummer: gevraagd bedrag: advies: commissie:
Stichting De Dutch Don´t Dance Division DEN HAAG 1-12-2008 TC 09.0025 € 170.000 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: − de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten
−
de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten − de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: − bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid − bijdrage aan spreiding − cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag De Dutch Don´t Dance Division (DDDDD) heeft als doelstelling het bevorderen van de dans in al zijn facetten, bij een zo breed mogelijke doelgroep, zowel op het gebied van de actieve als de passieve cultuurparticipatie. DDDDD vraagt subsidie aan in het kader van de deelregeling tweejarige projectsubsidies voor de volgende plannen en activiteiten in de periode 2009-2010: − “Een verhaal uit het westen”, naar een idee van schrijver Bas Smallenbroek en componist Peter Schon. De bedoeling is om met deze eigentijdse West Side Story langs scholen, buurthuizen en wijkcentra te toeren met de nadruk op de aandachtswijken en hiermee jongeren van veelal allochtone afkomst in aanraking te brengen met dans- en podiumkunst; − “Dans & Popmuziek”: een dansvoorstelling in poptempels spelen in combinatie met live muziek van een populaire band en vervolgens een danceparty met goede deejay; − jaarlijks een productie ontwikkelen voor buitenlocaties in Den Haag en voor festivals; − in 2009 community art/project “De Notenkraker”; − in 2010 winter/community art-project; − educatief programma “Notenkraker MOVE!” − “Maximum Dance Course” in coproductie met het Nederlands Dans Theater; − Talentenwikkeling. De zakelijke leiding van De Dutch Don´t Dance Division is in handen van Berend Dikkers. Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten. De Dutch Don´t Dance Division is in 1996 opgericht. Sindsdien organiseerde het duo Thom Stuart en Rinus Sprong een aantal community art – en educatieve projecten in de Haagse regio. Daarnaast creëerden ze festivalvoorstellingen die op festival De Parade in verschillende steden waren te zien.
De Dutch Don´t Dance Division wordt sinds 2009 structureel gesubsidieerd door de Gemeente Den Haag. De aanvrager diende een aantal subsidieverzoeken in bij het Fonds die tot op heden niet tot een honorering hebben geleid. De commissie is van mening dat choreografen Thom Stuart en Rinus Sprong met hun community art – en educatieve projecten een duidelijke rol vervullen in het dansveld. Zij heeft ook sympathie voor de wijze waarop het duo deze projecten realiseert en met een project als “De Notenkraker” een groot publiek weet te enthousiasmeren voor dans. De Dutch Don´t Dance Division heeft als doelstelling het bevorderen van de dans in al zijn facetten, bij een zo breed mogelijke doelgroep, zowel op het gebied van de actieve als de passieve cultuurparticipatie. De inhoud van het plan wordt gedomineerd door deze instrumentele functie van de aanvrager, waardoor het naar het oordeel van de commissie in onvoldoende mate op de artistieke merites overtuigt. Het werken met amateurs, het ontwikkelen van educatieve trajecten en de aandacht voor talentontwikkeling zijn volgens de commissie elementen die als hoofdactiviteit niet thuishoren binnen deze regeling. Als deze projecten buiten beschouwing worden gelaten, blijven er naar het oordeel van de commissie onvoldoende aanknopingspunten over in het plan om in aanmerking te komen voor de deelregeling tweejarige projectsubsidies, aangezien de professionele activiteiten van De Dutch Don´t Dance Division, zoals de Paradevoorstellingen, volgens de commissie in artistieke zin niet weten te overtuigen en onvoldoende toevoegen aan het reeds bestaande aanbod. Bovendien acht de commissie de kwaliteit van het beleidsplan onvoldoende. De veelheid aan activiteiten in het plan is summier beschreven. Er wordt voortgeborduurd op lopende projecten en er worden slechts aanzetten gegeven voor nieuwe projecten, maar deze plannen zijn mager uitgewerkt in de aanvraag. In het licht van bovenstaande adviseert de commissie de aanvraag niet te honoreren. Conclusie De professionele activiteiten van De Dutch Don´t Dance Division weten volgens de commissie in artistieke zin niet te overtuigen en voegen onvoldoende toe aan het reeds bestaande aanbod. Bovendien acht de commissie de kwaliteit van het beleidsplan onvoldoende. De veelheid aan activiteiten in het plan is summier beschreven. Er wordt voortgeborduurd op lopende projecten en er worden slechts aanzetten gegeven voor nieuwe projecten, maar deze plannen zijn mager uitgewerkt in de aanvraag. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van Stichting De Dutch Don´t Dance Division voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag: dossiernummer: gevraagd bedrag: advies: commissie:
Stichting Entre Nous - United Sorry AMSTERDAM 1-12-2008 TC09.0027 € 112.424 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: − de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten
−
de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten − de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: − bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid − bijdrage aan spreiding − cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag In het kader van de Deelregeling Tweejarige Projectsubsidie vraagt Stichting Entre Nous subsidie aan voor drie projecten en voor het kunnen verstevigen van de basis van theatermakers Frans Poelstra en Robert Steijn in Nederland en daarbuiten. Frans Poelstra en Robert Steijn hopen met hun werk dat zij onder de naam United Sorry uitbrengen, bij het publiek een collectief lichamelijk bewustzijn aan te spreken, om iedereen zo mee te nemen in een theatraal uitvergrote reis langs fantasie, dromen en angsten, in confrontatie met de tijd waarin we leven. Poelstra en Steijn houden ervan om in hun werk verhalen te vertellen die het zicht op de wereld zoals we die kennen ingrijpend veranderen of op zijn minst van een aantal vraagtekens voorzien. Ze beogen met hun verhalen ‘het publiek een bril op te zetten, waarmee het anders naar de wereld kijkt.’ Voor de periode 2009-2010 wordt subsidie gevraagd voor:
− − −
een internationale tournee van de voorstelling “feminine delight”; de organisatie van een happening in Amsterdam; de eerste fase van een internationaal onderzoeksproject.
De voorstelling “feminine delight” is opgebouwd als een musical. In het creatieproces wordt nauw samengewerkt met muzikant Martin Siewert. Er bestaat een Engelse, een Franse en een Duitse versie van de voorstelling. “Maria Theresia ontmoet Het Lieverdje” (werktitel) wordt een eenmalige happening rond het standbeeld in het voorjaar van 2010 in Amsterdam. Hiermee wensen de makers een pleidooi te houden voor een ruimte in de maatschappij, waarin men zich niet hoeft aan te passen aan het establishment van de volwassenen die het voor het zeggen hebben. De structuur van de manifestatie zal bestaan uit een processie naar het standbeeld, een ritueel aldaar en na afloop een groots opgezette avond in theater Frascati. De multiculturaliteit van Amsterdam wordt gesymboliseerd door een gnawa genezingsritueel uit de Marokkaanse berbercultuur te houden. Het kernteam van “Maria Theresia ontmoet Het Lieverdje” (werktitel) bestaat naast Poelstra en Steijn uit Merlijn van Twaalfhoven, Berend Strik en Kyungsun Baek. Daarnaast werken de Weense makers Anne Juren, Roland Seidel, Erik Leidal en Pieter Ampe, de gnawa, muzikanten en dansers mee. “My space / our space” is een coproductie met Theater im Bahnhof (Graz), DansArt (Boedapest) en Plan B (Berlijn). Voor United Sorry is het project een onderzoek naar andere presentatievormen, naar de rol van het
publiek en naar de vraag in hoeverre theorievorming over het hedendaagse maatschappelijke leven een uitgangspunt kan zijn om creatief te worden. Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten. De commissie is bekend met de samenwerking die Frans Poelstra en Robert Steijn sinds 2003 onder de naam United Sorry zijn aangegaan. Van de drie voorstellingen op het repertoire van United Sorry, werden “Frans Poelstra, zijn dramaturg en Bach” (Wenen, 2004), en “feminine delight” (Graz, 2007) gesubsidieerd door het voormalige FAPK. Voor de presentatie van “Toren van Babel” in PS122 in New York verleende het Fonds een bijdrage in de internationale reiskosten. In het advies inzake “feminine delight” plaatste de commissie kanttekeningen bij de zeggingskracht en de reikwijdte van het werk van United Sorry, maar gaf de makers evenwel het voordeel van de twijfel. Tevens sprak de commissie dans de hoop uit, dat subsidiëring van deze projecten zou leiden tot verdere artistieke ontwikkeling van het samenwerkingsverband van Robert Steijn en Frans Poelstra, en dat de presentatie van hun werk op een grotere schaal zou plaatsvinden dan tot dusver het geval was. Het recente werk van Robert Steijn en Frans Poelstra slaagt er naar het oordeel van de commissie onvoldoende in om hun artistieke betekenis voor en binnen het genre over te brengen aan het publiek. De makers beamen in de aanvraag weliswaar een zeer marginale rol te hebben in de Nederlandse podiumkunsten en willen daarin verandering brengen, maar het plan biedt hiervoor naar de mening van de commissie te weinig aanknopingspunten. Daarbij acht de commissie de kwaliteit van het plan onvoldoende, mede omdat uit het plan blijkt dat de makers de intentie hebben om slechts één activiteit in Nederland te realiseren (de eenmalige ‘happening’ in Amsterdam). Daarnaast willen zij hun Europese contacten bestendigen. De commissie vindt de kostenramingen voor deze projecten echter weinig realistisch en relatief hoog begroot. Conclusie Het werk van United Sorry heeft naar het oordeel van de commissie onvoldoende zeggingskracht. Het ingediende plan voor de periode 2009-2010 biedt naar de mening van de commissie te weinig aanknopingspunten om er vertrouwen in te hebben dat zij hierin de komende jaren verandering zullen weten te brengen. Daarbij acht de commissie de ingediende begroting niet in overeenstemming met de aard en omvang van de in het plan beschreven projecten. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van Stichting Entre Nous voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag nummer van het project: gevraagd subsidiebedrag: advies: advies hoogte subsidie: commissie:
Stichting Gingras Amsterdam 1-12-2008 TC09.0087 € 411.799 Honoreren € 115.713 De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid bijdrage aan spreiding cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Stichting Gingras vraagt een tweejarige projectsubsidie aan voor verschillende en samenhangende activiteiten van choreograaf André Gingras in de periode 2009-2010. Het betreft de realisatie van twee nieuwe avondvullende voorstellingen: “Idoru” (2009) en “Readymade Dance” (2010). “Idoru” is een stuk voor de grote en de kleine zaal, dat het fenomeen ‘popidool’ belicht, zoals dat in Japan is verworden tot een cultuur van menselijke koopwaar. “Readymade Dance”, bedoeld voor de kleine zaal, wil de grenzen van het begrip performance onderzoeken door dans en sport tegenover elkaar te zetten. André Gingras wil zijn verdere artistieke ontwikkeling vormgeven binnen “Redux”: een periodiek terugkerend laboratorium voor experimenteel onderzoek naar beweging, kunst en technologie, waarbij de nadruk ligt op creatieve uitwisseling tussen kunstenaars, journalisten en wetenschappers uit verschillende landen. Daarnaast wordt ingezet op verdere uitbreiding van het reeds bestaande netwerk van internationale samenwerkingsverbanden dat de afgelopen jaren is opgebouwd in onder meer Europa, de Verenigde Staten, Canada, het Midden-Oosten en Azië. Ook wordt gestreefd naar het laten doorspelen en hernemen van succesvolle producties in binnen- en buitenland. Dit met behulp van alternatieve vormen van financiering, zoals sponsorwerving en samenwerking met internationale coproducenten. Volgens André Gingras wordt zijn werk gekenmerkt door de combinatie van virtuositeit en een maatschappelijk relevante thematiek, waarbij hij zich laat inspireren door specialisten uit verschillende vakgebieden. Op deze wijze wil hij ook een bijdrage leveren aan het politieke debat over kunst en de rol die kunst kan vervullen in de samenleving. Vanuit dit engagement zoekt Gingras naar een zo breed mogelijk speelcircuit, waarbij hij zich nadrukkelijk wil richten op de grote zaal. Daarnaast onderscheiden zijn voorstellingen zich door samenwerkingsverbanden met kunstenaars uit verschillende disciplines, zoals beeldende kunst, fotografie, hedendaagse muziek, urban arts èn vernieuwende presentatievormen, waarbij het publiek soms actief participeert. Stichting Gingras vormt de productionele basis voor de activiteiten. Daarbij wordt nauw samengewerkt met Korzo producties en De Melkweg; instellingen met wiens steun André Gingras zich de afgelopen jaren heeft kunnen ontwikkelen. Stichting Gingras is zelf verantwoordelijk voor de artistieke en zakelijke bedrijfsvoering, maar wordt daarbij in financieel, productioneel, logistiek en facilitair opzicht ondersteund door Korzo en de Melkweg. Daarnaast delen de verschillende organisaties een groot netwerk, wat onder meer kan leiden tot een bredere en diepgaander dialoog met programmeurs, aldus de aanvraag. In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009 - 2010 vraagt Stichting Gingras een tweejarige projectsubsidie van € 411.799 aan het NFPK+.
Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit André Gingras heeft in 2008 samen met Nanine Linning het samenwerkingsverband SKIN gestart. Ondanks het feit dat het beleidsplan van SKIN in het kader van de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 20092012 positief werd beoordeeld, kon de aanvraag om budgettaire redenen niet worden gehonoreerd. De aanvraag van Stichting Gingras bevat een toelichting van het bestuur van Stichting SKIN, waarin wordt uitgelegd dat de beide choreografen in het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 individueel een aanvraag voor tweejarige projectsubsidie hebben ingediend, om de voortgang van hun werk te waarborgen. Gesteld wordt dat beide choreografen niet de ambitie hebben verloren om hun gezamenlijke plannen te realiseren, maar de financiële mogelijkheden van de tweejarige regeling niet toereikend achten om de ambities van SKIN te realiseren. De commissie heeft kennis genomen van deze toelichting en geeft aan reeds eerder te hebben geconstateerd dat beide ‘SKIN-choreografen’ ieder afzonderlijk hun weg zouden vervolgen. In het najaar van 2008 dienden beiden individueel een aanvraag in voor een projectsubsidie. In dat kader werd de aanvraag van André Gingras voor het project “Idoru” gehonoreerd met een subsidie van € 80.000. De commissie merkte in het advies evenwel op dat het recente werk van André Gingras geen eenduidige ontwikkeling heeft laten zien en bij vlagen gekenmerkt wordt door een veelheid aan ideeën, zonder duidelijke inhoudelijke samenhang. Hierdoor lijkt de nadruk in het werk van André Gingras te verschuiven naar een meer oppervlakkig gebruik van spectaculaire en modieuze elementen. De commissie is van mening dat de activiteiten van Stichting Gingras voor de periode 2009-2010 in het verlengde liggen van het werk dat André Gingras eerder ontwikkelde. In zowel “Idoru” als in “Readymade Dance” ligt de nadruk op engagement en het samenvoegen van elementen uit de ‘hoge’ en de ‘lage cultuur’. Hoewel André Gingras volgens de commissie als kunstenaar over potentie beschikt, constateert zij niet zelden een discrepantie tussen de inhoud van zijn plannen en de uitwerking ervan in de voorstellingen. Daarin zijn de inhoudelijke uitgangspunten uit de plannen van André Gingras soms weinig herkenbaar. Ook het plan voor 2009-2010 weet in dat opzicht niet geheel te overtuigen, aldus de commissie. Desondanks spreekt volgens de commissie uit het plan een artistieke noodzaak en kennen de verschillende projecten een duidelijke inhoudelijke samenhang. Op grond hiervan heeft zij er dan ook voldoende vertrouwen in dat André Gingras de komende jaren een volgende stap zal weten te zetten in zijn artistieke ontwikkeling. Bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid André Gingras heeft volgens de commissie in de afgelopen jaren een eigen positie verworven binnen het dansaanbod in Nederland. Door het engagement van zijn werk, de integratie van andere kunst- en bewegingsvormen en de directe manier waarop hij met name een breed en vooral jeugdig publiek aanspreekt, vormt Gingras als choreograaf een aanvulling op het reguliere aanbod van dans in Nederland. Bijdrage aan spreiding Het werk van André Gingras vervult naar de mening van de commissie geen specifieke functie binnen de culturele infrastructuur op lokaal of regionaal niveau. Landelijk gezien is zijn werk binnen het vlakke-vloer-circuit dat dans programmeert redelijk bekend. Cultureel Ondernemerschap en bedrijfsvoering De commissie heeft begrip voor het feit dat André Gingras, na geruime tijd onder de vlag van Korzo te hebben geopereerd, ervoor kiest om vanaf 2009 te werken vanuit een zelfstandige stichting. Mede gezien de kwaliteiten van de medewerkers binnen de nieuwe structuur, heeft de commissie er vertrouwen in dat hiermee in bedrijfsmatige zin een goed uitgangspunt wordt gecreëerd voor de komende jaren. Daarnaast is de commissie positief over de continuering van de samenwerking met Korzo en De Melkweg; twee partners, waarmee André Gingras reeds een langere historie deelt. De investeringen en dienstverlening vanuit deze instellingen bieden een goede basis om de ambities van André Gingras verder vorm te laten krijgen. Uit de aanvraag spreekt naar de mening van de commissie een goed besef van de potentiële publieksgroepen die in het werk van André Gingras geïnteresseerd zijn. Hoewel van een uitgewerkte marketingstrategie geen sprake is, biedt het plan in dit opzicht voldoende aanknopingspunten om er vertrouwen in te hebben dat Stichting Gingras in samenwerking met Korzo en De Melkweg de positie van André Gingras binnen de Nederlandse dans zal weten te verstevigen en het publieksbereik verder zal weten te ontwikkelen. Beide partners hebben daarnaast een goed internationaal netwerk, waar deze maker van kan profiteren. Desondanks acht de commissie het aantal geraamde speelbeurten achterblijven bij de reikwijdte die de voorstellingen van André Gingras in potentie hebben. De commissie heeft waardering voor het feit dat het werk van André Gingras in internationaal opzicht kan rekenen op veel belangstelling. Zowel voor de nieuwe voorstellingen als voor de verschillende onderzoeksprojecten wordt samengewerkt met verschillende internationale coproducenten en podia, die naar de mening van de commissie van goede kwaliteit zijn. Zowel in de begroting voor 2009 als in die voor 2010, zijn in het dekkingsplan bovendien substantiële bedragen onder publieksinkomsten buitenland opgenomen. Stichting Gingras geeft een gedetailleerd financieel overzicht met een totaalbegroting over 2009 en 2010 en daarnaast losse projectbegrotingen. Ondanks het feit dat het aantal geraamde voorstellingen achterblijft bij de verwachting die de in de aanvraag beschreven projecten oproepen, acht de commissie deze redelijk. Zij plaatst evenwel kanttekeningen bij de weinig inzichtelijke wijze waarop in de begroting de posten op het gebied van
bedrijfsvoering, marketing en publiciteit zijn verwerkt. De commissie adviseert de om bij toewijzing van subsidie, de aanvrager een herziene begroting in te laten dienen, waarbij met deze kanttekening van de commissie rekening wordt gehouden. De commissie stelt vast dat het project “Idoru”, dat onderdeel uitmaakt van het plan voor 2009-2010, reeds is gesubsidieerd met een bedrag van € 80.000 in het kader van de projectenregeling 2008. Conclusie André Gingras heeft in de afgelopen jaren een eigen positie verworven binnen het dansaanbod in Nederland. Door het engagement van zijn werk, de integratie van andere kunst- en bewegingsvormen en de directe manier waarop hij zijn publiek aanspreekt, vormt Gingras als choreograaf een aanvulling op het reguliere aanbod van dans in Nederland. De commissie plaatst evenwel enige kanttekeningen bij de artistieke ontwikkeling van André Gingras. In diens recente voorstellingen ligt naar haar mening de nadruk soms teveel op het oppervlakkig gebruik van spectaculaire en modieuze elementen, en zijn daarin de inhoudelijke uitgangspunten uit de plannen weinig herkenbaar. Desondanks spreekt volgens de commissie uit het plan een artistieke noodzaak en kennen de verschillende projecten een duidelijke inhoudelijke samenhang. Op grond hiervan heeft zij er dan ook voldoende vertrouwen in dat André Gingras de komende jaren een volgende stap zal weten te zetten in zijn artistieke ontwikkeling. Het budget van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 is ontoereikend om alle positief beoordeelde aanvragen te honoreren. De commissie heeft daarom een rangorde opgesteld op basis van de prioriteit die aan de aanvragen is gegeven aan de hand van de criteria. Op grond hiervan kent de commissie, ondanks een per saldo positief oordeel over de kwaliteit, aan deze aanvraag een lage prioriteit toe. De commissie adviseert derhalve om aanvraag van Stichting Gingras voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 te honoreren met een bijdrage van € 115.713 (zijnde het restant van het beschikbare budget). Indien er in de toekomst alsnog extra geld beschikbaar wordt gesteld voor deze subsidieronde, dan adviseert zij om de subsidie van € 80.000 die in het kader van de projectenregeling 2008 door het NFPK+ reeds is verleend aan het project “Idoru”, in mindering te brengen op het gevraagde subsidiebedrag van € 411.799.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag nummer van het project: gevraagd subsidiebedrag: advies: advies hoogte subsidie: commissie:
Stichting IM Amsterdam 1-12-2008 TC09.0092 € 305.985 Honoreren € 305.985 De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: - de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid bijdrage aan spreiding cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Stichting IM van choreograaf Ivana Müller vraagt een tweejarige projectsubsidie aan voor verschillende projecten in de periode 2009-2010. Het betreft de reprise van de voorstellingen “While We Were Holding It Together” (2006) en “How Heavy Are My Thougths” (2003), het doorspelen van “Playing Ensemble Again and Again” (2008) en de creatie van nieuw werk: “If I can’t dance Tonight - Here She Comes”, in samenwerking met Frascati, “Shop Lifting”, dat gemaakt wordt op uitnodiging van het Zwitserse Belluard Festival in 2009 en “An Evening Piece”, een coproductie met Productiehuis Rotterdam en Theater Frascati. Daarnaast zal Ivana Müller op uitnodiging van het Grand Theatre in Groningen in oktober 2009 meerdere dagen haar werk tonen binnen een eigen programma en zal zij in maart 2010 een stuk creëren voor het Tweetakt Festival. Volgens Ivana Müller zijn haar voorstellingen vaak formeel, eenvoudig en degelijk conceptueel. De laatste jaren heeft haar werk naar eigen zeggen een grote ontwikkeling doorgemaakt. Het onderzoeken en doorbreken van conventies en condities binnen het theater en daarbuiten, zijn daarin de belangrijkste onderdelen. Voor Ivana Müller is dans daarbij behalve letterlijke beweging ook het lichaam in al zijn aspecten. Haar ‘onorthodoxe’ houding ten opzichte van dans, provoceert volgens haar ook de ontwikkelingen binnen deze discipline; de voorstellingen geven een ander gezichtspunt op het lichaam en op beweging. Hoewel haar stukken naar eigen zeggen niet erg ‘dansant’ zijn, zijn ze vaak wel extreem fysiek. De afgelopen jaren kwamen de producties van Ivana Müller uit onder de vlag van het samenwerkingsverband LISA. De huidige artistieke ontwikkeling en de daaraan verbonden groei van het aantal activiteiten van de individuele makers binnen LISA, vereisen een grotere ondersteuning dan de afgelopen drie jaar collectief binnen LISA is aangeboden. Vanaf 2009 zal LISA als een platform blijven fungeren dat open staat voor andere makers. Ivana Müller blijft verbonden aan LISA, maar zal haar werk vanuit haar eigen stichting voortzetten. Medio februari 2009 wil zij gaan werken met een eigen manager voor de productie van haar werk. Voor de acquisitie en promotie zal gewerkt worden met een klein, flexibel team op freelance basis. De afgelopen vijf jaar heeft Ivana Müller volgens de aanvraag een groot netwerk opgebouwd van partners en presentatieplekken in binnen- en buitenland, zoals onder andere Künstlerhaus Mousonturm in Frankfurt, Productiehuis Rotterdam, Sophiensaele in Berlijn, STUK kunstencentrum in Leuven, Monty in Antwerpen en Kampnagel in Hamburg. De komende twee jaar wordt ingezet op de intensivering van deze contacten. Vanwege het (inter)nationale succes van de voorstelling “While We were Holding It Together” heeft Ivana Müller tot op heden weinig actieve acquisitie gedaan. De komende jaren wordt hieraan echter meer aandacht besteed. Vanuit de nieuw op te richten organisatie zullen actief de centra voor hedendaagse dans, performance en live art worden benaderd. Met name Scandinavië en Noord-Amerika worden in dit verband gezien als onontgonnen
gebieden. De ontwikkeling van de eigen website van Ivana Müller wordt daarbij gezien als een belangrijk informatiepunt. In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009 - 2010 vraagt Stichting IM een tweejarige projectsubsidie van € 305.985 aan het NFPK+. Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit ruim voldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets gehaald en om die reden zijn de functionele criteria eveneens beoordeeld. Ivana Müller wist in 2003 naam te maken met de productie “How Heavy Are My Thoughts”. In 2005 volgde “Under My Skin”. In de periode 2006-2008 ontving Ivana Müller (als lid van het samenwerkingsverband LISA) projectsubsidies van het voormalige FAPK voor de producties “While We Were Holding It Together” en “Playing Ensemble Again And Again”. Vanwege de beperkte artistieke zeggingskracht van LISA als collectief en de onderlinge verschillen tussen de individuele leden als het gaat om hun artistieke ontwikkeling, werd de aanvraag van het samenwerkingsverband in het kader van de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 niet gehonoreerd. Ivana Müller maakt volgens de commissie boeiend werk op het snijvlak van dans, theater en filosofie. Haar onderscheidende, dikwijls humoristische voorstellingen, waarin zij de grenzen van de dans verkent, bieden de kijker stof tot nadenken. De commissie oordeelt positief over de kwalitatieve ontwikkeling die Ivana Müller in de laatste jaren als zelfstandig maker heeft doorgemaakt. De commissie noemt het plan voor de periode 2009-2010 realistisch en volwassen, mede vanwege de overtuigende wijze waarop daarin wordt doorgebouwd aan de verdere ontwikkeling van de artistieke signatuur van Ivana Müller als zelfstandig maker. Er is sprake van een goede balans tussen de ontwikkeling van nieuw werk, de herneming van bestaande producties en het uitvoeren van onderzoek. De nieuwe projecten sluiten volgens de commissie goed aan op haar ambitie om in de komende jaren haar positie als kunstenaar in directe communicatie met haar publiek te verstevigen. Bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid Volgens de commissie heeft Ivana Müller zich de afgelopen vier jaar weten te profileren als een interessante maker binnen de conceptuele dans. In dat genre heeft zij een geheel eigen signatuur weten te ontwikkelen. Bijdrage aan spreiding Het werk van Ivana Müller vervult naar het oordeel van de commissie geen specifieke functie binnen de culturele infrastructuur op landelijk, lokaal of regionaal niveau. Binnen het vooralsnog beperkte circuit waarbinnen de conceptuele dans zich manifesteert, geniet zij bekendheid. Internationaal gezien heeft Ivana Müller een goed netwerk weten op te bouwen van coproducenten en podia, waar haar werk regelmatig te zien is. Cultureel Ondernemerschap en bedrijfsvoering In haar beoordeling van de aanvraag van Stichting LISA in het kader van de vierjarige regeling, stelde de commissie dat de zeggingskracht en slagkracht van het collectief kwetsbaar was. Dit vanwege de omvang van de organisatie en aard van het werk van de verschillende leden. Vanuit dat opzicht acht de commissie het begrijpelijk dat Ivana Müller vanaf 2009 zelfstandig wenst te opereren vanuit een kleine, flexibele organisatie die haar werk de komende jaren zal uitbrengen en die haar positie in Nederland moet verstevigen. Hoewel het plan getuigt van een goed besef van de eigen positie binnen het dansveld, is van uitwerking op het gebied van bijvoorbeeld verkoop en publiciteit in het plan slechts beperkt sprake. Op grond hiervan plaatst de commissie kanttekeningen bij de haalbaarheid van de ambitie van Ivana Müller om de komende jaren te komen tot een vergroting van het aantal speelplekken en uitbreiding van de bezoekersaantallen. Ondanks de beperkte mogelijkheden op het gebied van publieksbereik, die volgens de commissie voor een deel inherent zijn aan het segment waarbinnen Ivana Müller opereert, biedt haar werk voldoende aanknopingspunten om op meer podia geprogrammeerd te worden dan nu het geval is. De commissie gaat er dan ook van uit dat Ivana Müller vanuit haar nieuwe organisatievorm een inhaalslag zal weten te maken. De commissie acht de begroting voor de periode 2009-2010 in overeenstemming met de aard en omvang van de in het plan beschreven projecten, maar plaatst kanttekeningen bij de weinig inzichtelijke wijze waarop hierin de posten op het gebied van bedrijfsvoering en marketing en publiciteit zijn verwerkt. De commissie adviseert hieraan evenwel geen financiële consequenties te verbinden en de aanvrager in de gelegenheid te stellen om dit onderdeel in een herziene begroting nader uit te werken. Conclusie Ivana Müller maakt volgens de commissie boeiend werk op het snijvlak van dans, theater en filosofie. Haar onderscheidende, dikwijls humoristische voorstellingen, waarin zij de grenzen van de dans verkent, bieden de
kijker stof tot nadenken. De commissie oordeelt positief over de kwalitatieve ontwikkeling die Ivana Müller in de laatste jaren heeft doorgemaakt als zelfstandig maker. De commissie is eveneens positief over het plan voor de periode 2009-2010, waarin naar haar mening op overtuigende wijze wordt doorgebouwd aan de verdere ontwikkeling van de artistieke signatuur van Ivana Müller. Daarbij is sprake van een goede balans tussen de ontwikkeling van nieuw werk, de herneming van bestaande producties en het uitvoeren van onderzoek. De nieuwe projecten sluiten volgens de commissie goed aan op haar ambitie om in de komende jaren haar positie als kunstenaar in directe communicatie met haar publiek te verstevigen. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van Stichting IM voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag nummer van het project: gevraagd subsidiebedrag: advies: advies hoogte subsidie: commissie:
Stichting NB Amsterdam 1-12-2008 TC09.0095 € 309.011 Honoreren € 309.011 De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid bijdrage aan spreiding cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Stichting NB van dansmaker Nicole Beutler vraagt een tweejarige projectsubsidie aan voor verschillende activiteiten in de periode 2009-2010. Het betreft de realisatie van twee nieuwe voorstellingen (“Solo with a missing Choir” en “All is Well”), een onderzoeksproject (“Beating the Silence”) en de reprise van de voorstellingen “Lost is my Quiet Forever” en “Les Sylphides”. Volgens de aanvraag kenmerkt het werk van Nicole Beutler zich door een interdisciplinaire aanpak, het beeldende karakter, een poëtische, subtiele zienswijze en haar gevoel voor muzikaliteit en verstilling. Zij werkt voortdurend vanuit een sterk bewustzijn van de context en slaat op die manier een brug tussen haar artistieke en filosofische drijfveren en het publiek. Inhoudelijk wil zij de komende jaren deze lijn voortzetten. Naast haar werk als onafhankelijk kunstenaar is Nicole Beutler curator dans en performance voor Frascati. Ook is ze gastdocente en dramaturgisch adviseur aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten; opleidingen Mime en SNDO. Beutler is op vele vlakken actief in het veld en engageert zich met projecten die nieuwe wegen inslaan. Vijf jaar geleden was zij de initiator van het samenwerkingsverband LISA. De huidige artistieke ontwikkeling en de daaraan verbonden groei van het aantal activiteiten van de individuele makers binnen LISA, vereisen een grotere ondersteuning dan de afgelopen drie jaar collectief binnen LISA is aangeboden. Vanaf 2009 zal LISA als platform blijven fungeren dat open staat voor andere makers. Nicole Beutler blijft verbonden aan LISA, maar zal haar werk vanuit haar eigen stichting voortzetten. Hierdoor kan zij individuele afspraken maken met haar eigen ondersteunend team die toegespitst zijn op haar werkmethode en productie-eisen. Binnen Stichting NB werkt Nicole Beutler nauw samen met haar persoonlijk assistent/manager op het gebied van ‘verkoop & verspreiding, creatie & productie en netwerkuitbreiding’. Op projectbasis worden productieleiders en marketingmedewerkers aangetrokken. Hoewel de kwaliteiten van Nicole Beutler volgens de aanvraag (inter)nationaal erkend zijn, blijkt het volgens de aanvraag in de praktijk lastig om haar werk te definiëren en de waarde hiervan aan het publiek en programmeurs te communiceren. Het marketing- en communicatiebeleid van Stichting NB voor 2009-2010 is dan ook gericht op het vergroten van het aantal speelplekken en speelbeurten, en het vergroten van de bezoekersaantallen. Relatiemarketing wordt hierbij als belangrijkste communicatiemethode ingezet. De strategie richt zich verder op het versterken van de zwakke plekken in het netwerk (relatief weinig goede contacten met theaters buiten Amsterdam) en het benutten en verder uitbreiden van de sterke positie (relatief veel goede contacten in Amsterdam en met scholen/instituten in de kunstwereld), aldus de aanvrager. In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009 - 2010 vraagt Stichting NB een tweejarige projectsubsidie van € 309.011 aan het NFPK+.
Beoordeling van de aanvraag De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit voldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets gehaald en om die reden zijn de functionele criteria eveneens beoordeeld. Nicole Beutler wist in 2003 naam te maken met de productie “several species of small furry animals...”. In 2005 volgde “the exact position of things”. Gedurende de jaren 2006, 2007 en 2008 ontving Nicole Beutler (als lid van het samenwerkingsverband LISA) een Meerjarige Programmasubsidie van het voormalige FAPK. In deze periode realiseerde zij onder meer de voorstellingen “Enter Ghost”, “Lost is my Quiet Forever” en “Les Sylphides”. Vanwege de beperkte artistieke zeggingskracht van LISA als collectief en de onderlinge verschillen tussen de individuele leden op het gebied van hun artistieke ontwikkeling, werd de aanvraag van het samenwerkingsverband in het kader van de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009-2012 niet gehonoreerd. Nicole Beutler heeft zich naar de mening van de commissie in de afgelopen jaren sterk ontwikkeld als zelfstandig maker. Haar werk is sterk gericht op het onderzoek naar de zeggingskracht van dans binnen de context van performance en theater. Van de aan LISA verbonden makers heeft Nicole Beutler samen met Ivana Müller naam weten te maken met onderscheidende voorstellingen, die door hun onconventionele en interdisciplinaire aanpak op toenemende belangstelling kunnen rekenen van een progressief vakpubliek en een breed, voornamelijk jonger publiek op het gebied van dans, theater en beeldende kunst. Daarbij weet Nicole Beutler met haar werk een mooie verbinding te leggen met de danstraditie. In het plan voor de periode 2009-2010 wordt naar de mening van de commissie op een realistische manier ingezet op de verdere ontwikkeling van de artistieke signatuur van Nicole Beutler als zelfstandig maker. Er is sprake van een goede balans tussen de ontwikkeling van nieuw werk, de herneming van bestaande producties en het uitvoeren van onderzoek. De nieuwe projecten sluiten in de ogen van de commissie aan op haar ambitie om in de komende jaren haar positie als kunstenaar te verstevigen. Daarnaast acht zij het positief dat de betrokkenheid van Nicole Beutler bij het dansveld ook zichtbaar is door onder meer haar (mede) curatorschap van de lezingenreeks “The Old brand New” in de Stadsschouwburg in Amsterdam en van het Something Raw Festival. De begroting bij het plan voor 2009-2012 is volgens de commissie redelijk, en in overeenstemming met de aard en omvang van de daarin opgenomen projecten. Bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid Vanuit haar betrokkenheid met LISA heeft Nicole Beutler zich volgens de commissie de afgelopen vier jaar weten te profileren als een interessante maker binnen de conceptuele dans. Binnen dit genre is zij vanuit de naam die LISA heeft weten op te bouwen, aanwezig met een duidelijke verbinding naar onderzoek, theorievorming en (wetenschappelijk) onderwijs. Bijdrage aan spreiding Het werk van Nicole Beutler vervult geen specifieke functie binnen de culturele infrastructuur op lokaal of regionaal niveau. Binnen het vooralsnog beperkte circuit (met name Amsterdam) waarbinnen de conceptuele dans zich manifesteert, heeft zij bekendheid weten op te bouwen, aldus de commissie. Cultureel Ondernemerschap en bedrijfsvoering In haar beoordeling van de aanvraag van Stichting LISA in het kader van de vierjarige regeling, stelde de commissie dat de zeggingskracht en slagkracht van het collectief kwetsbaar was. Dit vanwege de omvang van de organisatie en aard van het werk van de verschillende leden. Vanuit dat opzicht is het begrijpelijk dat Nicole Beutler vanaf 2009 wenst te opereren vanuit een eigen stichting, zonder daarbij haar inhoudelijke verbinding met LISA te beëindigen. In het plan wordt ingezet op een kleine, flexibele organisatie die het werk van Beutler de komende jaren zal uitbrengen. Hoewel het plan getuigt van een goed besef van de eigen positie binnen het dansveld, is van uitwerking op het gebied van bijvoorbeeld verkoop en publiciteit in het plan slechts beperkt sprake. Op grond hiervan plaatst de commissie kanttekeningen bij de haalbaarheid van de ambitie van Nicole Beutler om de komende jaren te komen tot een vergroting van het aantal speelplekken en uitbreiding van de bezoekersaantallen. Ondanks de beperkte mogelijkheden op het gebied van publieksbereik, die volgens de commissie deels inherent zijn aan de niche waarbinnen Nicole Beutler opereert, biedt haar werk voldoende zeggingskracht om op meer podia geprogrammeerd te worden dan nu het geval is. De commissie gaat er dan ook van uit dat Nicole Beutler vanuit haar nieuwe organisatievorm een inhaalslag zal weten te maken. De commissie acht de begroting voor de periode 2009-2010 in overeenstemming met de aard en omvang van de in het plan beschreven projecten, maar plaatst kanttekeningen bij de weinig inzichtelijke wijze waarop hierin de posten op het gebied van bedrijfsvoering en marketing en publiciteit zijn verwerkt. De commissie adviseert hieraan evenwel geen financiële consequenties te verbinden en de aanvrager in de gelegenheid te stellen om dit onderdeel in een herziene begroting nader uit te werken.
Conclusie Het werk van Nicole Beutler is volgens de commissie sterk gericht op het onderzoek naar de zeggingskracht van dans binnen de context van performance en theater. Haar voorstellingen onderscheiden zich door hun onconventionele en interdisciplinaire aanpak waarin een mooie verbinding wordt gelegd met de danstraditie. In het plan voor de periode 2009-2010 wordt naar de mening van de commissie op een realistische manier ingezet op de verdere ontwikkeling van de artistieke signatuur van Nicole Beutler als zelfstandig maker. Er is sprake van een goede balans tussen de ontwikkeling van nieuw werk, de herneming van bestaande producties en het uitvoeren van onderzoek. De nieuwe projecten sluiten in de ogen van de commissie aan op haar ambitie om in de komende jaren haar positie als kunstenaar te verstevigen. Op grond van het bovenstaande adviseert de commissie de aanvraag van Stichting NB voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag nummer van het project: gevraagd subsidiebedrag: advies: advies hoogte subsidie: commissie:
Stichting NANINELINNING Amsterdam 1-12-2008 TC09.0100 € 351.150 Honoreren € 283.650 De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid bijdrage aan spreiding cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Stichting NANINELINNING vraagt een tweejarige projectsubsidie aan voor de periode 2009-2010. De komende twee jaar wil choreografe Nanine Linning zich concentreren op de realisatie van een tweetal voorstellingen: “Living Sculptures” (2009) een locatieproject in samenwerking met het Holland Festival en het Groninger Museum en “Endless Song of Silence” (2010). Daarnaast gaat de voorstelling “Dolby” (2008) in reprise, waarbij deze ook gespeeld zal worden op zomerfestivals. Parallel aan het uitbrengen van nieuw werk lopen enerzijds de onderzoeksprogramma’s “Cortex” en “Cortex Embodied”, waarbinnen gewerkt wordt aan verdere artistieke verdieping door ontmoetingen en dialogen met gerenommeerde wetenschappers, en anderzijds activiteiten gericht op verruiming van het publieksbereik in binnen- en buitenland. Volgens Nanine Linning heeft zij zich in de afgelopen jaren volledig gericht op het maken van interdisciplinaire dansvoorstellingen, die zich onderscheiden door bijzondere samenwerkingsverbanden, vernieuwende presentatievormen en inhoudelijk en maatschappelijk engagement. Haar dialoog met verschillende hedendaagse kunstvormen, zoals onder andere beeldende kunst, design, fotografie, opera, film/video, muziek en ‘fashion’ is daarbij cruciaal geweest. Vanuit pure fysicaliteit creëert zij beweging die aansluit bij de emotionele inhoud die aan haar werk ten grondslag ligt. Daarbij wil zij reflecteren op “wie we zijn als mens en waar we mee worstelen; niet alleen op het persoonlijke, maar ook op het maatschappelijke vlak”, aldus de aanvraag. Nanine Linning kiest er bewust voor om het experiment en haar eigen artistieke ontwikkeling te verbinden met een groot publieksbereik. Zij heeft zich naar eigen zeggen weten te onderscheiden van andere dansgezelschappen door een grote groep van jonge volwassenen aan zich te binden, die op zoek is naar inhoud in kunst, zonder een “te intellectuele benadering”. Daarbij is het haar naar eigen zeggen gelukt om als een van de weinige choreografen van haar generatie door te dringen tot het grote zalencircuit. In het buitenland heeft deze aanpak geleid tot presentaties van haar werk in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Polen en de Verenigde Staten. Sinds 2005 opereert Nanine Linning vanuit haar eigen stichting en worden haar voorstellingen geproduceerd door Lewis Productions. Vanaf 2009 wil zij een volgende stap zetten in haar organisatorische ontwikkeling. Gewerkt wordt aan een nieuwe constructie van waaruit Nanine Linning als ondernemer haar werk verder kan ontwikkelen en positioneren. Dit door onder meer langlopende relaties op te bouwen met coproducenten en ook met het bedrijfsleven. Hierdoor wil zij in staat zijn om succesvolle producties langer door te spelen en nieuwe afzetmarkten te bereiken in binnen- en buitenland. De laatste jaren slaagde zij erin om verschillende opdrachten binnen te halen (Robeco Zomerconcerten, Erasmus Medisch Centrum). Naast het maken van voorstellingen, wil Nanine Linning zich de komende twee jaar ook richten op het ontwikkelen van andere presentatievormen, zoals installaties, dansfilmpjes, een infotrailer en een weblog.
In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009 - 2010 vraagt Stichting NANINELINNING een tweejarige projectsubsidie van € 351.150 aan het NFPK+. Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit Nanine Linning heeft in 2008 samen met André Gingras het samenwerkingsverband SKIN gestart. Ondanks het feit dat het beleidsplan van SKIN in het kader van de regeling Vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 20092012 positief werd beoordeeld, kon de aanvraag om budgettaire redenen niet worden gehonoreerd. De aanvraag van Stichting NANINELINNING bevat een toelichting van het bestuur van Stichting SKIN, waarin wordt uitgelegd dat de beide choreografen in het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009 - 2010 individueel een aanvraag voor tweejarige projectsubsidie hebben ingediend, om de voortgang van hun werk te waarborgen. Gesteld wordt dat beide choreografen niet de ambitie hebben verloren om hun gezamenlijke plannen te realiseren, maar de financiële mogelijkheden van de tweejarige regeling niet toereikend achten om de ambities van SKIN te realiseren. De commissie heeft kennis genomen van deze toelichting en geeft aan reeds eerder te hebben geconstateerd dat beide ‘SKIN-choreografen’ ieder afzonderlijk hun weg zouden vervolgen. In het najaar van 2008 dienden beiden individueel een aanvraag in voor een projectsubsidie. In dat kader werd de aanvraag van Nanine Linning voor het project “Living Sculptures” gehonoreerd met een subsidie van € 67.500. In haar advies stelde de commissie dat Nanine Linning naar haar mening goed in staat is om in haar voorstellingen een esthetische vormentaal te ontwikkelen die een breed publiek weet aan te spreken, maar dat dit soms ten koste gaat van de artistiek inhoudelijke uitwerking van de voorstellingsconcepten. Het plan bood de commissie evenwel voldoende vertrouwen in de verdere inhoudelijke verdieping van het werk van Nanine Linning. De commissie kent Nanine Linning als een interessante choreografe, wiens werk in de afgelopen jaren op projectbasis is ondersteund door het voormalige Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten. De commissie is positief over de wijze waarop Nanine Linning in haar werk een verbinding weet te leggen met andere kunstdisciplines, en in het creatieproces van haar voorstellingen een interdisciplinaire werkwijze heeft weten te integreren. Hoewel de nadruk op vorm in het werk van Nanine Linning soms overheersend is, ziet de commissie voldoende aanknopingspunten in de ontwikkeling ervan om vertrouwen te hebben in een verdere inhoudelijke groei. In het plan voor de periode 2009-2010 wordt ingezet op de realisatie van twee nieuwe voorstellingen, onderzoek (“Cortex” en “Cortex Embodied”) en de ontwikkeling van het publieksbereik. De verschillende activiteiten vertonen voldoende samenhang en sluiten volgens de commissie aan op de lijn die Nanine Linning met haar voorstellingen sinds 2005 heeft ingezet. Zo ligt “Living Sculptures” als performance-installatie in het verlengde van “Cry Love Extended”, waarmee zij in 2006 succes oogstte. De verschillende onderzoeksprojecten bevatten daarnaast een heldere relatie met het nieuw te ontwikkelen werk. Bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid Na haar succesvolle periode als huischoreograaf bij Scapino Ballet Rotterdam, heeft Nanine Linning volgens de commissie een duidelijke ontwikkeling doorgemaakt als zelfstandig maker. Vanaf de voorstelling “Bacon” is haar werk in vorm en uitstraling gegroeid en is het accent daarnaast meer komen te liggen op samenwerking met andere kunstenaars op het gebied van video en muziek. Nanine Linning weet zich volgens de commissie te onderscheiden door het feit dat haar werk ook wordt geprogrammeerd in de grote zaal, en een groot en breed publiek weet aan te spreken. Bijdrage aan spreiding Het werk van Nanine Linning vervult naar de mening van de commissie geen specifieke functie binnen de culturele infrastructuur op lokaal of regionaal niveau. Landelijk gezien is haar werk binnen het vlakke-vloer en het grote zalencircuit dat dans programmeert goed bekend en kan het rekenen op een goede zaalbezetting. Cultureel Ondernemerschap en bedrijfsvoering Nanine Linning heeft de afgelopen jaren in samenwerking met Lewis Productions gewerkt als zelfstandig choreografe. De commissie heeft waardering voor het feit dat zij met behulp van projectsubsidies een grote mate van continuïteit heeft weten te bewerkstelligen, waarbij een deel van haar werk in opdracht en zonder subsidie werd gerealiseerd. Deze aanpak is volgens de commissie exemplarisch voor de manier waarop Nanine Linning haar kunstenaarschap combineert met ondernemerschap. Dat het streven van Nanine Linning naar verdere continuïteit in artistieke ontwikkeling en publieksontwikkeling vraagt om een aanpassing van de bestaande organisatiestructuur is naar het oordeel van de commissie begrijpelijk, maar wordt in het plan nog niet concreet ingevuld. Gezien het netwerk dat Linning in de afgelopen jaren heeft weten op te bouwen, mag evenwel worden aangenomen dat de overgang naar de gewenste nieuwe organisatievorm zal worden gerealiseerd. Het plan (en de toelichting op de verschillende activiteiten) is sterk gericht op de positionering van het werk van Nanine Linning naar potentiële afnemers en haar publiek. Hoewel van een uitgewerkte marketingstrategie geen sprake is, biedt het plan volgens de commissie in dit opzicht voldoende aanknopingspunten om er vertrouwen in te hebben dat Nanine Linning haar positie binnen de Nederlandse dans zal weten te verstevigen en haar publieksbereik verder zal weten te ontwikkelen.
De aanvraag van Stichting NANINELINNING geeft een gedetailleerd financieel overzicht met een totaalbegroting over 2009 en 2010 en daarnaast losse projectbegrotingen. De begrotingen zijn in overeenstemming met de aard en omvang van de geplande activiteiten en geven een redelijk inzicht in de verhouding tussen subsidie(s) en eigen inkomsten, aldus de commissie. Conclusie De commissie vindt Nanine Linning een interessante choreografe. Zij is positief over de wijze waarop zij in haar voorstellingen een verbinding weet te leggen met andere kunstdisciplines, en in het creatieproces van haar voorstellingen een interdisciplinaire werkwijze heeft weten te integreren. Hoewel volgens de commissie de nadruk op vorm soms overheersend is in het werk van Nanine Linning, ziet zij in de kwaliteit van de voorstellingen voldoende ontwikkeling om vertrouwen te hebben in de verdere inhoudelijke groei van deze choreografe. Het plan voor 2009-2010 wordt door de commissie positief beoordeeld. De verschillende activiteiten vertonen voldoende samenhang en sluiten volgens de commissie aan op de lijn die Nanine Linning met haar voorstellingen sinds 2005 heeft ingezet. Daarnaast heeft de commissie er vertrouwen in dat de overgang naar de gewenste nieuwe organisatievorm zal worden gerealiseerd. Gezien het feit dat het project “Living Sculptures”, dat onderdeel uitmaakt van het plan voor 2009-2010, reeds door het NFPK+ is gesubsidieerd met een bedrag van € 67.500 in het kader van de projectenregeling 2008, adviseert de commissie om deze subsidie in mindering te brengen op het in het kader van deze aanvraag gevraagde bedrag. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van Stichting NANINELINNING voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 te honoreren met een subsidie van € 283.650.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag: dossiernummer: gevraagd bedrag: advies: commissie:
Stichting Plan-D SPIJKENISSE 1-12-2008 TC09.0023 € 400.000 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: − de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten − de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten − de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: − bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid − bijdrage aan spreiding − cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Stichting Plan-D/Andreas Denk vraagt subsidie aan in het kader van de deelregeling tweejarige projectsubsidies. Voor de periode 2009/2010 wenst de aanvrager de volgende activiteiten te realiseren: het creëren van de voorstellingen “Buurman op vakantie” en “Sante Sangria”, het in reprise nemen van de jeugdvoorstellingen ”Que Pasa?” en “Panama” en het uitvoeren van de onderzoeksprojecten “Glas” en “David Lang”. “Buurman op vakantie” (première Tweetakt 2010) wordt een pleidooi voor de inefficiëntie en het levensplezier van vriendschap. Het locatieproject voor kinderen vanaf zes jaar oud, een vervolg op het buurmanduet “Que Pasa?”, wordt gedanst door Jordi Casanovas en Andreas Denk. In “Sante Sangria” (première De Krakeling, Amsterdam december 2010) komt een universum van circusgeur en vergane glorie op het grensgebied van falen en slagen tot leven. De voorstelling voor kinderen vanaf acht jaar oud wordt gerealiseerd in coproductie met de schouwburg van München. “Sante Sangria” zal worden uitgevoerd door Jeroen Klein Gunnewiek, Monika Haasova en Andreas Denk. Johan De Smet tekent voor de eindregie. Wiebe Goting componeert de muziek. De voorstelling “Panama” ging in 2006 in première en werd ruim 90 keer gespeeld in België, Duitsland en Oostenrijk. In navolging hiervan wordt een tournee in Nederland georganiseerd van januari tot en met april 2010. ”Que Pasa?” ging tijdens Tweetakt 2007 in première. De voorstelling voor kinderen vanaf zes jaar is uitgenodigd door de Schouwburg in München. Plan-D beoogt een onderzoeksproject te starten voor de solo “Glas” (2011) als opmaat naar een volgende Cultuurnotaperiode. Tijdens het “David Lang”-project wil Andreas Denk makers van verschillende disciplines, zoals nieuwe muziek, rap, hip hop en moderne dans, bij elkaar brengen en elkaar tijdens workshops inspireren. Hierbij wordt meester in popping en locking ´magic´ Ghaderi betrokken. Na jarenlang deel uitgemaakt te hebben van het danstheatercollectief Hans Hof Ensemble, heeft Andreas Denk Stichting Plan-D opgericht als het artistieke platform om zijn wensen als danstheatermaker te realiseren en om met een grotere artistieke en individuele vrijheid te kunnen werken. ´In de eenvoud schuilt een poëzie en kracht die aanzet tot relativering van het moderne bestaan´, schrijft de aanvrager. Andreas Denk heeft de wens om mensen over de drempel te trekken door unieke dansvoorstellingen te creëren en deze zo lang mogelijke door te spelen voor een divers publiek. Zijn stijl van danstheater sluit goed aan bij de belevingswereld van kinderen. Er is veel vraag naar jeugddansvoorstellingen en het werk van Plan-D blijkt een aanvulling op het bestaande aanbod, volgens de aanvrager. Andreas Denk maakt multidisciplinaire voorstellingen die vaak op locatie worden gespeeld. De onderwerpen in zijn voorstellingen liggen vaak vlakbij de mens, zoals: liefde voor de wereld en jezelf, meesterschap,
vakmanschap, vertrouwen, vriendschap en conflictoplossing. Door het oneigenlijke gebruik van hedendaagse voorwerpen zijn de voorstellingen van Andreas Denk zowel abstract als herkenbaar. Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten. De commissie kent Andreas Denk als lid van choreografencollectief het Hans Hof Ensemble (HHE). De afgelopen jaren heeft hij zich – onafhankelijk - in het jeugddanscircuit geprofileerd met verschillende voorstellingen. In het kader van de regeling projecten 2008 adviseerde de commissie dans jongstleden november om de aanvraag voor de voorstelling “Zoutkamp – dat waren nog eens tijden” van Andreas Denk en muziekgezelschap Soil te honoreren. Het locatieproject zal worden uitgevoerd in de havens van Rotterdam, Antwerpen, Terschelling en Zoutkamp. In haar advies sprak de commissie de verwachting uit dat deze voorstelling een aanzet zal zijn tot (verdere reflectie op) zijn ontwikkeling als zelfstandig maker. Uit de voorliggende aanvraag spreekt naar het oordeel van de commissie een artistieke bevlogenheid die ook in de jeugdvoorstellingen van Andreas Denk zichtbaar is. Bij de uitwerking van het plan met betrekking tot de richting waarin Andreas Denk zich wil ontwikkelen plaatst de commissie echter kanttekeningen. Zo komt naar haar mening onvoldoende over het voetlicht hoe de ambities van Denk om voorstellingen voor kinderen te maken zich verhouden tot het werk dat hij voor een volwassen doelgroep ontwikkelt. Mede omdat er nog weinig over de zakelijke en productionele aspecten in het plan is verwerkt, heeft de commissie onvoldoende vertrouwen in de realisatie van de grote hoeveelheid projecten die Stichting Plan-D denkt te realiseren. Het ingediende plan en de begroting acht de commissie in dit verband weinig realistisch. Bij tweejarige projectsubsidies wordt in het bijzonder beoordeeld in hoeverre de samenhang van de projecten bijdraagt aan de publieksopbouw en –ontwikkeling. Daarvan is naar het oordeel van de commissie met betrekking tot het voorliggende plan ook onvoldoende sprake. Daarbij is het volgens de commissie nog de vraag in hoeverre Andreas Denk zich in de toekomst als zelfstandig maker zal weten te onderscheiden. Met het grootschalige samenwerkingsproject “Zoutkamp” heeft hij de mogelijkheid om dit te laten zien. In het licht van bovenstaande adviseert de commissie de aanvraag niet ter honorering voor te dragen. Conclusie Uit de aanvraag van Andreas Denk voor de periode 2009-2010 spreekt een sterke artistieke bevlogenheid. In het plan komt echter niet duidelijk naar voren hoe de ambities van Denk om voorstellingen voor kinderen te maken zich verhouden tot het werk dat hij voor volwassenen ontwikkelt. Volgens de commissie heeft Andreas Denk zich nog onvoldoende onderscheiden als zelfstandig maker om vertrouwen te hebben in de realisatie van de in het plan beschreven grote hoeveelheid aan projecten. Op grond van bovenstaande adviseert de commissie de aanvraag van Stichting Plan-D voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: Vestigingsplaats: datum aanvraag: Dossiernummer: gevraagd bedrag: Advies: Commissie:
Stichting Project Sally ‘S-HERTOGENBOSCH 1-12-2008 TC09.0108 € 209.700 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: − de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten − de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten − de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: − bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid − bijdrage aan spreiding − cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Stichting Project Sally vraagt een tweejarige projectsubsidie aan voor verschillende activiteiten in de periode 2009-2010. Het betreft een reprise van de voorstelling “Vreemde Eend”; de realisatie van Jeugddansexperiment 1 (2010), een onderzoek gericht op artistieke verdieping; en de creatie van de nieuwe productie “Rood!”, een dansvoorstelling voor mensen van 4 jaar en ouder (2010). In 2005 richtten danskunstenaars Stefan Ernst, Caroline Ribbers en Ronald Wintjens Project Sally op. Binnen het jeugddanscircuit hebben de makers zich gespecialiseerd in voorstellingen voor kinderen van 4 jaar en ouder. Ze hebben de ambitie om dit specialisme de komende twee jaren te bestendigen. Van daaruit willen ze doorgroeien tot een structureel georganiseerd, toonaangevend, nationaal en internationaal opererend dansgezelschap voor de jeugd en hun familie dat bijzondere dansvoorstellingen, dansexperimenten en danseducatie projecten creëert. Ernst,Ribbers en Wintjens willen zich in de toekomst volledig richten op het makerschap en meer dansers bekendmaken met hun werkwijze en vormtaal. Project Sally is op zoek naar een balans tussen abstractie en realisme in haar voorstellingen en naar manieren waarop ze dit kan realiseren. “Jeugddansexperiment 1” is de plek waar ze antwoorden op deze vraag hoopt te vinden. Dit experiment is eigenlijk een voorstudie voor de creatie van de productie “Rood!”. In deze voorstelling zullen de uitkomsten van het experiment worden geïntegreerd. Met de voorstelling “Rood!” hoopt Project Sally haar publiek een spiegel voor te houden waarin te zien is dat vasthouden aan je eigen wil een krachtige eigenschap is maar dat dit niet ten koste moet gaan van alles en iedereen. “Rood!” zal zowel in theaters als gymzalen worden gespeeld en wordt gedanst, gespeeld en gezongen door drie dansers. Naast Ernst, Ribbers en Wintjens maken drie dansers onderdeel uit van het artistieke team. In “Rood!” zijn Gideon Poirier, Jaan Ulst en een derde danser waarvan de naam nog niet bekend is te zien. Het decor wordt gebouwd door Janco van Barneveld. Momenteel is er nog geen speellijst. “Vreemde Eend” gaat over anders zijn en wie eigenlijk bepaalt dat je anders of vreemd bent. Ook in de reprise van “Vreemde Eend” dansen, spelen en zingen Gideon Piorier (afgewisseld met Stefan Ernst), Caroline Ribbers en Jaan Ulst de rollen van vreemde eend, Buuf en Buur. Naast de ontwikkeling van artistieke kwaliteit beoogt Project Sally de komende jaren ook professionalisering op het gebied van productie, marketing, publiciteit en budgettering. De productieleiding van Project Sally is in handen van Ernst, Ribbers en Wintjens. Joop van Bemmelen is de zakelijk leider. De verkoop van de voorstellingen van Project Sally is in handen van impresariaat Frontaal Theaterbureau. Per seizoen speelt Project Sally rond de 60 voorstellingen voor gemiddeld 8000 bezoekers. De producties van Project Sally zijn te zien als vrije- en schoolvoorstelling. De vrije voorstellingen worden gespeeld in theaters. Schoolvoorstellingen worden gespeeld in theaters maar ook in gymzalen van scholen.
Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten. Project Sally creëerde een aantal jeugddansvoorstellingen waaronder “SUPER” (2006) en “Vreemde Eend” (2008). Project Sally ontving een projectsubsidie voor de creatie van “SUPER”. Mede naar aanleiding van de positieve reacties op “SUPER” werd het subsidieverzoek voor de voorstelling “Vreemde Eend” ook gehonoreerd. De commissie is van mening dat het trio Stefan Ernst, Caroline Ribbers en Ronald Wintjens zich nog in een pril stadium van de ontwikkeling bevindt. Uit het plan spreekt de wens van de makers om te investeren in hun zoektocht naar een balans tussen realisme en abstractie in de voorstellingen. De commissie heeft waardering voor het enthousiasme van de makers en de mate waarin ze aandacht aan zelfreflectie willen besteden, maar concludeert op basis van het plan en het eerder uitgebrachte werk, dat zij nog druk bezig zijn met het vinden van een eigen signatuur. Zij acht de onderzoeksvragen die Project Sally zich in dat verband stelt, dan ook vrij basaal. Daarnaast vindt de commissie het jammer dat Project Sally de abstracte lijn die zij in het project “SUPER” mooi wist te combineren met jeugddans, heeft verlaten, en met de voorstelling “Vreemde Eend” heeft gekozen voor weinig risicovolle, verhalende dans die weinig onderscheidend is van het reguliere aanbod voor deze doelgroep. Ondanks de interessante weg die de makers voor zichzelf uitstippelen binnen de jeugddans, ervaart de commissie een disbalans in deze aanvraag. Zij constateert een groot verschil tussen de vastomlijnde uitwerking van de nieuwe productie “Rood!” en het basale onderzoekstraject. In hoeverre dit nog voldoende ruimte laat voor het onderzoek naar de balans tussen abstractie en realisme roept vraagtekens op, aldus de commissie. Conclusie De commissie heeft waardering voor het enthousiasme van de makers, maar concludeert op basis van het plan dat zij nog druk bezig zijn met het vinden van een eigen signatuur. Het voorliggende plan is niet consequent uitgewerkt en kent een disbalans tussen het voorgestelde onderzoeksproject en de zeer vastomlijnde uitwerking van de productie “Rood!”. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van Project Sally voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag nummer van het project: gevraagd subsidiebedrag: advies: commissie:
Stichting Raz Helmond 1-12-2008 TC09.0042 € 460.705 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid bijdrage aan spreiding cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Stichting Raz/Hans Tuerlings vraagt een tweejarige subsidie aan voor het realiseren van twee avondvullende producties met de titels “Cholera Justine” en “As to flying, the God of Nature has gifted me with a body well suited for running and leaping far beyond the common average”. Beide producties vormen samen het “Tweeluik de Cock”, omdat zij beiden geïnspireerd zijn op het boek “De Kleine Neurasthenicus” van Herman Gerard de Cock, waaruit door Hans Tuerlings teksten voor de voorstellingen worden geconstrueerd. Op basis hiervan wordt door hem een script gemaakt, dat zijn eigen associatieve logica kent en ruimte laat om zichzelf opnieuw te bouwen wanneer ermee gewerkt wordt. Het script bevat ruimte voor dans- en bewegingsfragmenten die tijdens de repetities zullen ontstaan, aldus Hans Tuerlings, die voor beide producties ook de regie en choreografie voor zijn rekening zal nemen. De voorstellingen worden uitgevoerd door vijf dansers. In de aanvraag stelt Hans Tuerlings dat hij in zijn werk steeds weer op zoek is naar een dimensie waar met mededogen en bekommernis, maar ongelimiteerd en scherp geëxperimenteerd mag worden met de verbeelding van en de reflectie op het menszijn. Hierbij past naar zijn mening een bewegingsidioom dat zich ontwikkelt los van technieken en technisch kunnen, universeel herkenbaar is en tegelijkertijd hoogst persoonlijk is. De eigengereidheid en eigenzinnigheid van zijn werk beschouwt Tuerlings als 57 jarige maker, als zijn kracht. De komende jaren wil hij zijn bewegingsidioom verder verfijnen en de grenzen van de zeggingskracht van beweging blijven verleggen. Raz heeft voor de komende jaren een samenwerkingspartner gevonden in Scapino Ballet Rotterdam. Producties worden uitgebracht onder de naam Raz/Hans Tuerlings in coproductie met Scapino, dat zorg draagt voor de verkoop in het middelgrote en kleine zalencircuit alsmede voor de publiciteit. Bij het realiseren van de voorstellingen werkt Raz met technici en het decor- en kostuumatelier van Scapino. De financiële administratie wordt verzorgd door Bureau Faam uit Tilburg. Beide voorstellingen gaan in première in de Verkadefabriek in Den Bosch. Per productie wordt gerekend op een speellijst van tenminste 25 speelplekken in onder andere Amsterdam, Haarlem, Eindhoven, Den Haag, Utrecht en Groningen. Ook zullen de voorstellingen op een aantal plekken in Duitsland te zien zijn. In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009 - 2010 vraagt Raz een tweejarige projectsubsidie van € 460.705 aan het NFPK+.
Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten. De commissie vindt Hans Tuerlings een bevlogen maker, die met zijn werk vanuit Stichting Raz streeft naar maatschappelijke relevantie en daartoe in thematische zin put uit literatuur en filosofie. Vanaf 2006 opereert Raz zonder structurele (rijks)subsidie. Met incidentele subsidies (onder meer van het voormalig FAPK) en met behulp van coproducenten werden in de afgelopen jaren drie producties uitgebracht: “Wensloos Gelukkig” (2006), “Tous les jours à tous points de vue on va de mieux en mieux” (2007) en “Sprezzatura” (2008). In 2008 diende Raz een aanvraag in bij het NFPK+ in het kader van de vierjarige regeling. Deze werd op grond van het kwaliteitscriterium afgewezen. Ten overvloede zijn in het advies op grond van de vierjarige regeling opmerkingen gemaakt over de functionele kwaliteit. In het plan voor de periode 2009-2010 beschrijft Hans Tuerlings volgens de commissie zijn artistieke drijfveren en legt hij daarbij een directe relatie met de rijping die hij heeft doorgemaakt gedurende zijn loopbaan. Hoewel de commissie waardering heeft voor de wijze waarop Hans Tuerlings zijn bijdrage aan de Nederlandse dans beziet (“Om niet te verliezen aan artistieke diversiteit lijkt het mij bijna noodzakelijk dat naast de jongere ook de oudere experimentele maker zijn levenservaren stem mag laten horen in het veld.”), ziet zij op basis van de actuele kwaliteit van diens werk en het ingediende plan onvoldoende aanknopingspunten om deze aanvraag ter honorering voor te dragen. De voorstellingen van Raz vertonen naar de mening van de commissie geen constante kwaliteit en weten zich onvoldoende te onderscheiden. Als zodanig vormen zij geen aanvulling op het landelijke hedendaagse dansaanbod. De grote nadruk die het werken met en vanuit literatuur heeft in de voorstellingen van Raz, zorgt er volgens de commissie voor dat de dansinhoudelijke kwaliteit van het werk op de achtergrond wordt geplaatst. Met het geplande “Tweeluik de Cock” zet Hans Tuerlings volgens de commissie deze werkwijze voort. Uit het plan blijkt Tuerlings’ fascinatie voor het werk van Herman Gerard de Cock en de aanknopingspunten die hij daarin ziet met zijn eigen werk. De twee producties die hij binnen dit tweeluik wil realiseren zijn naar de mening van de commissie echter onvoldoende uitgewerkt. Het plan gaat in dat opzicht niet veel verder dan het beschrijven van de aanpak die Tuerlings voor ogen staat, een opsomming van losse notities per project en de vaststelling dat ‘tekst’ en ‘timing’ de belangrijkste bouwstenen zijn voor het nieuwe werk. Hoewel beide projecten (als zijnde een onderdeel van een tweeluik) formeel samenhang vertonen, blijkt dit volgens de commissie niet uit de artistiek inhoudelijke uitwerking. De commissie acht de begroting voor de periode 2009-2010 niet in verhouding met de aard en de omvang van de in het plan beschreven activiteiten. De daarin opgenomen dienstverbanden van 8 maanden per productie acht zij, gezien het aantal speelbeurten per productie, onrealistisch lang. Daarnaast vindt de commissie het opvallend dat voor de twee verschillende projecten in het plan, exact dezelfde begroting wordt ingediend. De commissie is in beginsel positief over de voorgenomen samenwerking met Scapino Ballet Rotterdam, maar vindt de uitwerking ervan in zakelijk opzicht weinig inzichtelijk. Conclusie Het werk van Raz vertoont naar de mening van de commissie geen constante kwaliteit en weet zich onvoldoende te onderscheiden. Als zodanig vormt het geen aanvulling op het landelijke hedendaagse dansaanbod. De twee producties die Hans Tuerlings binnen het “Tweeluik de Cock” in de periode 2009-2010 wil realiseren, zijn naar de mening van de commissie onvoldoende uitgewerkt en vertonen te weinig inhoudelijke samenhang. De commissie acht de ingediende begroting voor de periode 2009-2010 niet in verhouding met de aard en de omvang van de in het plan beschreven activiteiten. Op grond van het bovenstaande adviseert de commissie de aanvraag van Stichting Raz voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag: dossiernummer: gevraagd bedrag: advies: commissie:
Stichting Rogie C.S. ROTTERDAM 1-12-2008 TC09.0109 € 150.000 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid bijdrage aan spreiding cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Rogie C.S. (Rogie Cum Suis) vraagt subsidie aan voor het produceren van een nieuwe dansvoorstelling “Parttime Asylum”. Volgens de aanvrager ontbeert de Nederlandse dansscene de zoektocht naar verantwoord kunstenaarschap. Verantwoord kunstenaarschap vertelt en becommentarieert verhalen, die voortkomen uit de maatschappij als geheel en levert daarmee een bijdrage aan het zelfbegrip van die maatschappij. Vanuit deze kritiek op het bestaande aanbod in de Nederlandse danswereld, beoogt Piet Rogie op zoek te gaan naar een vorm van dans en bewegingstheater die inhoudelijk aansluiting zoekt bij de voortdurend veranderende maatschappij en vooral met groepen performers die in de huidige danspraktijk ver buiten de boot vallen. Om te komen tot een meer op de inhoud dan op de vorm gericht dans- en bewegingstheater is het daarom noodzakelijk om te komen tot een sociale danssculptuur. Het luisteren naar het vreemde en de vreemdeling en hoe om te gaan met vreemde levens en vreemde verhalen zal het uitgangspunt zijn van de voorstelling “Part-time Asylum” binnen de overkoepelende thematiek “Brotherhood / Sisterhood: what are we going to do about it?” De inhoud van de zoektocht dicteert volgens de aanvrager een van de normale praktijk afwijkende werkwijze. Om te komen tot een afgerond kunstwerk beoogt deze zich over een langere tijd te richten op het maken van een aantal fragmenten/deelvoorstellingen. De fragmenten hebben tot doel om later, in een al dan niet aangepaste vorm, onderdeel te zijn van een grote, avondvullende voorstelling. In deze nieuw te vormen samenwerkingsverbanden op het gebied van community art, neemt de choreograaf naast het scheppen van bewegingsmateriaal ook de rol van samensteller op zich. Piet Rogie neemt daarbij de vormelijke aspecten voor zijn rekening en dramaturg Hans Timmerman zal alle episodes samensmelten tot een coherent geheel. Filosoof Henk Oosterling wordt uitgenodigd om zijn visie te delen. Voor de totstandkoming van het ´filosofisch bouwwerk´ zal worden samengewerkt met individuen die vanuit hun vakgebied in aanraking komen met het vreemde of de vreemdeling, zoals een verpleegster, een architect, een wetenschapper of taxichauffeur. Daarnaast wordt er gewerkt met groepen performers die zelden te zien zijn in een professionele voorstelling, bijvoorbeeld kinderen of ouderen. Tevens zal er met amateurdansers en professionele dansers worden gewerkt. Het geheel zal organisch tot stand komen en er is in dit stadium nog weinig over het eindresultaat te zeggen. Datzelfde geldt voor het financiële ‘plaatje’, zo schrijft de aanvrager. Wel is de wens met wie er samengewerkt gaat worden in het plan beschreven. Voor beeld en registratie tijdens presentaties en proces zorgen Freek van Arkel, Carel van Hees en René Hazenkamp. Voor het lichtontwerp tekent Paul van Laak. De muziek komt van
Anne Fleur Kan en Rutger Zuydervelt / Machinefabriek. Er is een wensenlijst met professionele dansers die eerder met Rogie hebben samengewerkt. Er wordt gesproken en onderhandeld met Codarts en de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht over stagemogelijkheden. Theater Kikker in Utrecht en Theater Bellevue in Amsterdam zijn bereid om hun theaters ter beschikking te stellen. Productiehuis Rotterdam en Dansateliers treden op als coproducenten. Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten. De commissie is bekend met het werk van choreograaf Piet Rogie. Nadat diens gezelschap Rogie & Company na afloop van de kunstenplanperiode 2001-2004 niet langer werd gesubsidieerd door OCW, heeft Piet Rogie in de afbouwperiode met een stipendiumsubsidie van het toenmalige FAPK een zelfstudie gedaan naar het verband tussen beeld en beweging in zijn choreografische werk. Stichting Piet Rogie & Company ontving in 2005 een subsidie voor het produceren van de voorstelling “Key to the House of the Monk”, zodat het gezelschap zich hiermee vanuit haar nieuwe positie binnen het Nederlandse kunstbestel zou kunnen profileren. Het recente werk van Piet Rogie heeft naar het oordeel van de commissie een te geringe zeggingskracht. Hij slaagt er naar de mening van de commissie onvoldoende in om zijn artistieke betekenis voor en binnen het genre over te brengen aan het publiek. Hoewel de commissie het uitgangspunt van de voorliggende aanvraag op zich interessant vindt, is het plan naar haar mening weinig voldragen. Daarbij ontbeert de artistieke grondhouding van de aanvrager overtuigingskracht. Zo schrijft deze dat het plan voortkomt ‘vanuit onze kritiek op het bestaande aanbod in de Nederlandse danswereld’ en ‘dat de huidige danswereld (…) willens en wetens grote groepen potentiële performers uitsluit’. Tegen deze uitsluiting stelt de aanvrager samenwerking. Naar het oordeel van de commissie wordt er in de Nederlandse danswereld echter regelmatig samengewerkt, ook met mensen en groepen die geen achtergrond in de Westerse danskunst hebben. Daarbij komt onvoldoende over het voetlicht wat de meerwaarde van de samenwerkingsverbanden die Rogie C.S. voor ogen heeft voor de danskunst is. De commissie beoordeelt het plan van Rogie C.S. als onvoldoende onderbouwd. Er wordt slechts een aantal ingrediënten en mogelijke samenwerkingspartners gepresenteerd, maar een duidelijke aanzet tot invulling van de fragmenten of deelvoorstellingen en/of een mogelijke aanpak hiervan ontbreken. Daarbij vindt de commissie het idee voor de werkweken op zich interessant, maar ook te weinig uitgewerkt. De commissie is op basis van de aanvraag onvoldoende overtuigd dat het twee jaar durende proces een bijdrage aan de duurzame kwaliteitsontwikkeling van de podiumkunsten zal leveren. Conclusie Het recente werk van Piet Rogie heeft naar het oordeel van de commissie een te geringe zeggingskracht. Hij slaagt er naar de mening van de commissie onvoldoende in om zijn artistieke betekenis voor en binnen het genre over te brengen aan het publiek. Daarnaast beoordeelt de commissie het plan van Rogie C.S. als onvoldoende onderbouwd. Er wordt slechts een aantal ingrediënten en mogelijke samenwerkingspartners gepresenteerd, maar een duidelijke aanzet tot invulling van de fragmenten of deelvoorstellingen en/of een mogelijke aanpak hiervan ontbreken. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van Rogie C.S. voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag: dossiernummer: gevraagd bedrag: advies: commissie:
Stichting Tegentijd / United-C EINDHOVEN 1-12-2008 TC09.0104 € 211.000 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: − de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten − de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten − de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: − bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid − bijdrage aan spreiding − cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Stichting Tegentijd / United-C vraagt subsidie aan om in de periode 2009-2010 drie nieuwe producties per jaar te maken en daarnaast jaarlijks een serie buitenlandpresentaties uit te voeren. United-C ontwikkelt in 2009 en 2010 een reeks performances, die afwisselend in theaters en in musea/beeldende kunstinstellingen zullen uitkomen. In 2009 onder de titel de “WHO-cyclus”, in 2010 onder de titel “Face Down”. Het betreft performances die ‘ongecensureerd’ het lichaam in confrontatie met een andere grootheid tonen. Daarnaast maakt de groep een aantal werken met de dolende mens als uitgangspunt. Ze zijn te zien als fascinaties/studies die uitmonden in “Apology”, een drieluik in de periode 2009-2011. De reeks fascinaties bestaat uit (1) “De Schoonheid”, (2) “De Verbeelding” en (3) “Het Verlangen”. Het oogmerk voor het concept “Lust for Life” is om nieuwe makers een interdisciplinair podium te bieden en om nieuw publiek – met name jongeren en jongvolwassenen – tot cultuurparticipatie te verleiden. “Lust for Life” kent sinds 2006 ook een reisversie. Sleutelwoorden in het activiteitenplan voor de periode 2009-2010 zijn: artistieke verdieping, verbreding van afzet, vergroting van participatie en continuïteit. United-C heeft de beschikking over een permanente locatie: De Bergruimte in Eindhoven. De aanvrager schrijft dat om de artistieke ambities te realiseren een ploeg van vaste, betaalde krachten met duidelijke competenties en taakomschrijvingen nodig is. Esther Lagendijk is verantwoordelijk voor de zakelijke leiding. A Propic / Line Rousseau neemt de buitenlandse verkoop voor haar rekening. United-C zet in op het profileren van het gezelschap als merk c.q. brand. De groep wenst in de toekomst de voorstellingen in de middenzalen af te zetten. Daarnaast blijven de performances, kleinere voorstellingen en de artists in residence-producties geschikt voor vlakke vloertheaters. Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten.
United-C werd in 1987 opgericht, Maarten van der Put (regie/concept) en Pauline Roelants (choreografie/concept) vormen samen de artistieke leiding van het gezelschap. Ze hebben ondertussen ongeveer twintig voorstelling gecreëerd waarin toneel, dans, muziek en video worden verbonden. Dans is in de loop der jaren een steeds sterkere rol gaan spelen in de voorstellingen. United-C ontvangt voor de periode 2009-2012 subsidie van de Provincie Noord-Brabant en de stad Eindhoven. Sinds 2002 heeft de groep een aantal aanvragen ingediend bij het FAPK/NFPK die zowel door theater- als danscommissies zijn beoordeeld. Tot op heden heeft geen van de aanvragen tot een honorering geleid. Hoewel de commissie waardering heeft voor het enthousiasme van Maarten van der Put en Pauline Roelants, heeft het werk van United-C naar haar oordeel een te geringe zeggingskracht. De makers slagen er onvoldoende in om hun artistieke betekenis voor en binnen het genre over te brengen aan het publiek. De voorstellingen van United-C zijn weliswaar visueel aantrekkelijk, maar ontberen naar de mening van de commissie een voldoende interessante dramaturgische invalshoek. De commissie heeft ook kennis genomen van het meegezonden beeldmateriaal. Zij vindt de wijze waarop UnitedC de artistieke uitgangspunten op het snijvlak van theater, dans en video vertaalt in onvoldoende mate bijdragen aan de duurzame en kwalitatieve ontwikkeling van de danskunst. Het plan ontbeert naar de mening van de commissie een overtuigende artistieke visie van de makers. De aanvrager schrijft over vernieuwende, baanbrekende of taboe-doorbrekende concepten, maar de in het plan geponeerde stellingen en aannames zijn weinig verdiepend volgens de commissie. Zo beoogt United-C met de voorstelling “Apology” ‘een niet eerder betreden werkelijkheid die zowel verontrust als troost’ te creëren. Wat de aanvrager hiermee bedoelt, waarom en hoe hij dit idee wenst te realiseren komt echter onvoldoende over het voetlicht. De commissie vindt het concept van “Lust for Life” weliswaar interessant, maar is van mening dat dit niet als autonoom project op de artistieke merites kan worden beoordeeld. Op basis van het ingediende plan voor de periode 2009-2010 stelt de commissie vast dat United-C feitelijk vraagt om structurele ondersteuning ten behoeve van de exploitatie van de instelling. Binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 zijn echter louter kosten subsidiabel die rechtstreeks toe te rekenen zijn aan de producties. Conclusie De commissie heeft waardering voor het enthousiasme van Maarten van der Put en Pauline Roelants, maar de makers slagen er tot op heden onvoldoende in om hun artistieke betekenis voor en binnen het genre over te brengen aan het publiek. Daarbij vindt de commissie het werk in onvoldoende mate bijdragen aan de diversiteit en kwaliteit van de danskunst. Tevens beoordeelt zij de kwaliteit van het plan als onvoldoende. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van United-C voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag nummer van het project: gevraagd subsidiebedrag: advies: commissie:
Stichting The Liminal Institute Amsterdam 25-11-2008 TC09.0015 € 157.031 Niet honoreren De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: − de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten
−
de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten − de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: − bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid − bijdrage aan spreiding − cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag The Liminal Institute is een instelling rond het werk van Martin Butler. Volgens The Liminal Institute ligt de kracht van het werk van Martin Butler in het oprekken van artistieke codes binnen zowel het theater, als op locatie (musea en galerieën). De projecten zijn sterk interdisciplinair gericht, waarbij gebruik gemaakt wordt van hedendaagse technologie en de toeschouwer actief betrokken gemaakt wordt bij het getoonde. De samenwerkingsverbanden die Martin Butler aangaat bewegen zich op het snijvlak van kunst, community art en commercie; zo leverde Butler bijdragen aan uiteenlopende manifestaties op het gebied van onder andere mode en de detailhandel. Daarnaast zijn de projecten van Martin Butler sterk internationaal georiënteerd. Sinds twee jaar onderneemt de instelling structureel stappen die kunnen leiden tot internationale coproducties, onder meer via residenties. Door de diversiteit van de activiteiten van Martin Butler zijn deze volgens het plan bewust op verschillende (internationale) publieksgroepen gericht. De aanvraag van The Liminal Intitute richt zich op twee doelen: verdere internationalisering van het werk en de ontwikkeling van het kunstenaarschap van Martin Butler. De plannen voor 2009 en 2010 vallen uiteen in theatervoorstellingen, commerciële plannen en ‘diensten’. Op het gebied van theater staan verschillende projecten gepland: − “The Watchers”, waarbij zes voorstellingen in zes verschillende appartementen binnen één gebouw worden gespeeld, waarbij het publiek door middel van optische infrarood technologie de voorstellingen van buiten kan zien en horen; − Daarnaast wordt vooronderzoek gedaan naar een later te realiseren kameropera, getiteld “The Brave New World”. Martin Butler tekent voor de choreografie en de regie; het libretto is van Bogdan Ghiu en de compositie is van Dieter Dolezer. “The Brave New World” is een samenwerkingsproject met Art Act en de Nationale Opera van Roemenië; − De performance/installatie “The Girlfriend Experience” zal op tournee gaan langs verschillende Nederlandse en internationale festivals; − “Out of Africa” is de titel van een nieuw duet dat Martin Butler samen met Renée Copraij zal maken. Voorafgaand aan de productie doen zij een vooronderzoek in Senegal; − Tenslotte staat het project “Lost and Found” gepland: een format waarbij Martin Butler met Andrea Crews binnen een tijdsbestek van zeven dagen tekst, beweging, kleding en decor van deelnemers aan het project recyclen tot een nieuwe voorstelling.
Daarnaast staat een aantal commerciële activiteiten op stapel (“Fashion Week 2009 Amsterdam, New York en Milaan” en “House of Orange”) en een aantal diensten (curatorschap van Mediamatic en artistiek adviseurschap voor de tentoonstellingsruimte “Dopo Larvorno” in Milaan). Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie heeft de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de hand van drie criteria, te weten artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten, de kwalitatieve ontwikkeling van eerder verrichte activiteiten en de kwaliteit van het plan, de begroting en documentatie. Zij acht de kwaliteit van deze aanvraag in zijn totaliteit onvoldoende. Daarmee heeft de aanvrager de instaptoets niet gehaald en om die reden zijn de functionele criteria buiten beschouwing gelaten. The Liminal Institute ontving in de periode 2003-2004 een Tweejarige subsidie van het toenmalige FAPK. In 2005 subsidieerde het Fonds “The Gemini Project” (€ 40.000) en in 2006 “Protocol of Desire” (€ 70.000), een duet van Martin Butler en Renée Copraij. In 2007 en 2008 werden aanvragen voor een studiereis naar Senegal en het project “The Watchers” om artistieke redenen afgewezen door het toenmalige FAPK. De commissie is van mening dat het werk dat Martin Butler tot nu toe realiseerde soms opviel door gedurfde conceptontwikkeling en uitvoering, waarbij de grenzen van de dans worden opgezocht. De projecten van The Liminal Institute vertonen naar haar mening evenwel geen constante kwaliteit, en hebben (nog) niet geresulteerd in de ontwikkeling van een eigen signatuur die, ook buiten het beperkte circuit waarbinnen geopereerd wordt, zichtbaar is. Als zodanig vormt het werk in onvoldoende mate een aanvulling op het hedendaagse landelijke dansaanbod, aldus de commissie. Het tweejarige plan van The Liminal Institute voor 2009-2010 weet volgens de commissie niet te overtuigen. De verschillende projecten en activiteiten liggen weliswaar in het verlengde van de manier waarop Martin Butler in de afgelopen jaren zijn kunstenaarschap heeft gemanifesteerd, maar vertonen los van elkaar weinig samenhang. Daarbij laat volgens de commissie de inhoudelijke uitwerking sterk te wensen over. Ook een heldere artistieke visie op de komende jaren wordt gemist, temeer daar The Liminal Institute in het verleden regelmatig gesubsidieerd is en hierdoor in de ogen van de commissie kansen heeft gehad om zich artistiek te ontwikkelen. De commissie acht de ingediende begroting voor de periode 2009-2010 niet in verhouding met de aard en de omvang van de in het plan beschreven activiteiten. Conclusie De projecten van The Liminal Institute vertonen naar de mening van de commissie geen constante kwaliteit en hebben onvoldoende geresulteerd in de ontwikkeling van een eigen signatuur, die ook buiten het beperkte circuit waarbinnen geopereerd wordt zichtbaar is. Het tweejarige plan van The Liminal Institute voor 2009-2010 weet volgens de commissie niet te overtuigen. De verschillende projecten en activiteiten vertonen weinig samenhang en zijn inhoudelijk matig uitgewerkt. Op grond van het bovenstaande adviseert de commissie de aanvraag van Stichting The Liminal Institute voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 niet te honoreren.
Gegevens aanvraag naam aanvrager: vestigingsplaats: datum aanvraag nummer van het project: gevraagd subsidiebedrag: advies: advies hoogte subsidie: commissie:
Stichting WArd/waRD Den Haag 1-12-2008 TC09.0113 € 368.394 Honoreren € 368.394 De heer P. Waarts (voorzitter), de heer K. Backx, mevrouw D. Cremers, mevrouw M. Duurvoort, de heer J. van Meel, de heer T. Persent en de heer J. Remkes
Kader In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 dienden ruim 16 instellingen op het terrein van dans een aanvraag in voor een tweejarig subsidie, goed voor een totaalbedrag van € 4.904.232. Het beschikbare budget bedraagt € 1.382.753. Criteria De commissie heeft uw aanvraag in eerste instantie beoordeeld op het criterium kwaliteit. Daaronder wordt verstaan: de artistieke kwaliteit van de eerder verrichte activiteiten de kwalitatieve ontwikkeling van de eerder verrichte activiteiten de kwaliteit van het plan, de begroting en de documentatie Indien de commissie een positief oordeel heeft over de kwaliteit wordt het plan eveneens beoordeeld op een drietal functionele criteria: bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid bijdrage aan spreiding cultureel ondernemerschap Beknopte samenvatting aanvraag Het werk van de Vlaamse choreografe Ann Van den Broek wordt sinds 2000 vanuit België gerealiseerd door WArd/waRD vzw. Tot nu toe werd in Nederland gewerkt onder de vlag van Korzo Producties. Vanaf 2009 opereert Ann Van den Broek ook in Nederland vanuit een eigen organisatie: Stichting WArd/waRD. Op deze wijze geeft zij bewust uiting aan haar Vlaams/Nederlandse identiteit, waarmee zij wil aantonen dat het werken in en vanuit twee landen kan zorgen voor een unieke, eigen positie die de (voor)oordelen die in Nederland en België heersen over elkaars danslandschap overstijgt. Stichting WArd/waRD vraagt een tweejarige subsidie aan voor de periode 2009-2010, waarin Ann Van den Broek verschillende projecten wil realiseren. Het betreft de creatie en het spelen van nieuw werk: “We Solo Men” (2009), “Seniorenproject” (2010) en “Testing the Audience” (2010), en reprises van de succesvolle voorstellingen “Co(te)lette” (2007) en “I Solo Ment” (2008). In voorbereiding op het nieuw te creëren werk vinden onderzoeksprojecten plaats. Daarnaast zal in 2010 in coproductie met Cinedans een filmversie worden gemaakt van de voorstelling “Co(te)lette”. Voor dit project wordt geen subsidie aangevraagd in het kader van deze regeling. Volgens de aanvraag zijn twee belangrijke constante elementen in het werk van Ann Van den Broek enerzijds de psychologisch getinte inspiratiebronnen en thema’s, en anderzijds haar voorliefde voor (live) muziek. Kenmerkend voor haar bewegingsstijl is de dualiteit: abstractie versus emotie. Het expressieve karakter wordt steeds getemperd door de fascinatie voor een strakke, uitgepuurde vormentaal. Dit conflict is tegelijk zichtbaar in de bewegingen zelf en in de strenge choreografische structuur. Voor 2009-2010 streeft WArd/waRD naar een verdere verankering en inbedding in het Nederlandse en Vlaamse (dans)kunstenlandschap, zowel voor wat betreft de verdere artistieke ontwikkeling van Ann Van den Broek als de verkoop van haar voorstellingen. Daarbij wordt gewerkt met aan groot aantal vaste partners: in Nederland bijvoorbeeld met Bellevue (Amsterdam), Korzo Theater (Den Haag), De Nieuwe Vorst (Tilburg) en Theater Kikker (Utrecht) en AINSI (Maastricht); in België met verschillende culturele centra, onder andere in Berchem, Genk en Roeselare. De laatste jaren is het werk van Ann Van den Broek ook internationaal meer in de belangstelling komen te staan. Er werden voorstellingen gespeeld in Spanje, Frankrijk, Polen en Canada. Het internationale beleid van WArd/waRD zal de komende jaren dan ook worden geïntensiveerd. Ondertussen staat de voorstelling Co(te)lette gepland in Mousonturm Frankfurt en Joint Adventures-Tanzwerkstatt Europa München. WArd/waRD werkt bewust vanuit een kleine, flexibele organisatiestructuur en bestaat naast artistiek leider Ann Van den Broek uit Monique van Beek, die de zakelijke leiding heeft. Voor de concrete werking rond projecten wordt op contractbasis samengewerkt met een terugkerende groep dansers, componisten en ontwerpers. Op
productioneel gebied wordt in Nederland vooralsnog gewerkt met Korzo Producties, waarbij WArd/waRD op projectbasis verschillende diensten afneemt, zoals productie, publiciteit en loonadministratie. De grote lijn op het gebied van marketing wordt door WArd/waRD zelf uitgezet en (waar nodig in samenwerking met verschillende partners) uitgevoerd. Het marketingplan voor de jaren 2009-2010 richt zich op het continueren en verder uitbouwen van de relaties met theaters, het werven van meer publiek voor de voorstellingen en de verdere uitbouw van het internationale netwerk. In het kader van de Deelregeling Projectsubsidies 2009 - 2010 vraagt Stichting WArd/waRD een tweejarige subsidie van € 368.394 aan het NFPK+. Beoordeling van de aanvraag Kwaliteit De commissie kent Ann Van den Broek als een zeer getalenteerd choreografe, die in relatief korte tijd een indrukwekkende staat van dienst heeft opgebouwd. De oorspronkelijke thematiek en de psychologische gelaagdheid van haar werk, evenals de nauwgezetheid waarmee de voorstellingen worden gemaakt, zijn voor de commissie de meest onderscheidende elementen van het kunstenaarschap van Ann Van den Broek. Met name de voorstellingen “E19 (richting San José)” (2006), “Co(te)lette” (2007) en “I Solo Ment” (2008) beschouwt de commissie in dat opzicht als exemplarisch voor de zeer eigen artistieke stem van deze maker. Het plan van WArd/waRD voor 2009-2010 is volgens de commissie helder geformuleerd en biedt vertrouwen door de overtuigende wijze waarop de verschillende projecten voor deze periode worden beschreven. Zowel de nieuwe voorstellingen, de reprises van eerder werk en de beschreven onderzoeksactiviteiten in voorbereiding op nieuwe creaties, vertonen een goede onderlinge samenhang. Daarnaast getuigt het plan van een oprechte en goed uitgewerkte visie op de artistieke ontwikkeling van Ann Van den Broek als choreografe. De commissie acht de begroting bij het plan voor 2009-2010 redelijk en in overeenstemming met de aard en omvang van de daarin beschreven projecten. Bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid Ann Van den Broek neemt naar de mening van de commissie een geheel eigen positie in binnen het Nederlandse (en Vlaamse) dansaanbod. Haar expressieve voorstellingen kennen een duidelijke onderliggende verbinding met de samenleving. Niet alleen door de thematische uitgangspunten, maar ook door bijvoorbeeld de koppeling van de choreografische structuur aan tijd, de vormgeving en de rol die haar samenwerking met andere kunstenaars daarin speelt. Daarnaast communiceert Ann Van den Broek direct met haar publiek en is haar werk soms confronterend als het gaat om de manier waarop de emoties van waaruit de dans ontstaat tot uitdrukking worden gebracht. Bijdrage aan spreiding Het werk van Ann Van den Broek vervult volgens de commissie geen specifieke functie binnen de culturele infrastructuur op lokaal of regionaal niveau. Het feit dat zij als artistiek partner en docente betrokken is bij verschillende kunstinstellingen en -opleidingen in Vlaanderen en Nederland, zorgt evenwel voor een sterke verbinding met de danssector. Landelijk gezien is haar werk binnen het kleine zalen en vlakke-vloer circuit dat dans programmeert goed bekend en kan het rekenen op een goede zaalbezetting. De commissie is daarnaast positief over de wijze waarop Ann Van den Broek uiting geeft aan haar Vlaams/Nederlandse identiteit, en daarmee een interessante verbinding weet te leggen tussen de danscultuur in Nederland en België. Cultureel Ondernemerschap en bedrijfsvoering Ann Van den Broek heeft de afgelopen jaren vanuit haar eigen organisatie in Antwerpen in samenwerking met Korzo Producties een goede structuur ontwikkeld, die ervoor heeft gezorgd dat haar voorstellingen landelijk worden geprogrammeerd. De verdere verzelfstandiging van WArd/waRD als organisatie is in de ogen van de commissie logisch, gezien de grote ontwikkeling die Ann Van den Broek heeft doorgemaakt als zelfstandig choreografe. Het feit dat WArd/waRD in artistiek, zakelijk en marketingtechnisch opzicht een eigen koers uitzet en daarbij een vaste samenwerking aangaat met gekende, sterke partners (Korzo Producties in Nederland en cc Berchem in België) getuigt van een goed bewustzijn van de eigen mogelijkheden en kansen binnen de productieketen in beide landen. Het plan van WArd/waRD kenmerkt zich daarnaast volgens de commissie door een realistische kijk op de verdere ontwikkelingsmogelijkheden en biedt een goed zicht op de positie die het werk van Ann Van den Broek inneemt in Vlaanderen en Nederland. Het marketingplan biedt daarnaast voldoende vertrouwen in de gewenste ontwikkeling van het publieksbereik. Daarnaast acht de commissie de plannen voor een verdere ontwikkeling van de buitenlandse afzetmarkt voor het werk van Ann Van den Broek realistisch. De begroting van Stichting WArd/waRD geeft volgens de commissie een duidelijk overzicht van de verwachte baten en lasten voor de verschillende projecten in de periode 2009-2010. De deelbegrotingen zijn in overeenstemming met de aard en omvang van de geplande activiteiten en geven een goed inzicht in de verhouding tussen subsidie(s) en eigen inkomsten.
Conclusie De commissie kent Ann Van den Broek als een zeer getalenteerd choreografe, die in relatief korte tijd een indrukwekkende staat van dienst heeft opgebouwd. De oorspronkelijke thematiek en de psychologische gelaagdheid van haar werk, evenals de nauwgezetheid waarmee de voorstellingen worden gemaakt, zijn voor de commissie de meest onderscheidende elementen van haar kunstenaarschap. Het feit dat zij als artistiek partner en docente betrokken is bij verschillende kunstinstellingen en -opleidingen in Vlaanderen en Nederland, zorgt voor een sterke verbinding met de danssectoren in beide landen. Op grond hiervan adviseert de commissie de aanvraag van Stichting WArd/waRD voor een tweejarige projectsubsidie binnen de Deelregeling Projectsubsidies 2009-2010 te honoreren.