Algemene toelichting op de verordening Beleid Op 8 mei 2012 heeft het College beleid vastgesteld voor de ontwikkeling van het Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) binnen de gemeente. In het Programma Wonen 2010-2015 is afgesproken dat de gemeente in zou zetten op die ambitie. In dit beleid zijn de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden vastgesteld: 1. CPO is bestemd voor elke doelgroep. 2. De grondprijs voor CPO is gelijk aan die van particulier opdrachtgeverschap. 3. Er geldt een verplichting tot aanbetaling van 4% bij CPO-projecten gelijk aan particulier opdrachtgeverschap. 4. De reserveringstermijn voor een kavel/bouwveld voor CPO is in beginsel 6 maanden. 5. Op vrijwillige basis kan een achtervang geregeld worden (corporatie of ontwikkelaar). 6. Het bestemmingsplan en evt. aanvullende eisen voor bouwen op een bepaalde locatie zijn vooraf vóór de werving vastgesteld. 7. Bij CPO wordt uitgegaan van de uitgifte in bouwvelden. 8. Bij de aanvraag voor subsidie voor CPO hoort een plan van aanpak. 9. Een digitaal loket en een gewoon loket worden ingesteld. 10. De uitgifte van grond aan CPO vindt plaats door de projectorganisatie loket ISV/PO. Dit geldt ook voor inschrijving en selectie. Revolverend fonds Het fonds heeft een revolverend karakter: aflossingen keren terug in het fonds. Het geld voor de leningen is door het revolverend karakter voortdurend opnieuw inzetbaar voor nieuwe initiatieven in het kader van CPO. SVn De gemeente kan een project financieel faciliteren in de vorm van een lening als voldaan is aan de voorwaarden zoals genoemd in deze verordening. Het fonds is ondergebracht bij Svn. De SVn geeft het Bureau Kredietregistratie een opdracht een toets uit te voeren van de individuele toekomstige eigenaren. De SVn toetst de rekeningen welke ingediend worden en beheert tevens het geld voor de gemeente. De gemeente betaalt daarvoor een rente. De algemene voorwaarden van de SVn zijn van toepassing verklaard op deze lening. Zowel de vereniging als de individuele leden dienen de offerte voor de lening te tekenen. De offerte is afkomstig van de SVn. Met de SVn wordt een privaatrechtelijke leningsovereenkomst gesloten. De gemeente treedt op binnen het publiekrechtelijk kader door de subsidie wel of niet te verlenen conform deze verordening. De koppeling tussen deze twee rechtssystemen vindt plaats door in de verordening de algemene voorwaarden van de leningsovereenkomst SVn van toepassing te verklaren en door de aanvrager de subsidieverleningsbeschikking te laten overhandigen aan de SVn bij de aanvraag voor de lening. Ook is de deelenemingsovereenkomst tussen de gemeente Eindhoven en de SVn van toepassing verklaard. De lening kan worden verstrekt om de startfase van het CPO te financieren. Dat wil zeggen dat het geld kan gebruikt worden voor de kosten van bouwplanontwikkeling of bouwontwerp door in te huren externe deskundigen. Of voor de aanbetaling van 4% van de koopsom bij ondertekening van de grondreserveringsovereenkomst met de gemeente. Of voor de notariskosten ten behoeve van het oprichten van de vereniging gericht op het in collectief verband realiseren van woningen voor eigen gebruik en zonder winstoogmerk.
1
In principe geen staatssteun Het stimuleren door middel van een lening van het collectief particulier opdrachtgeverschap is in beginsel geen staatssteun omdat de vereniging geen economische activiteiten uitoefent en daarom geen onderneming is. Het is daarom van belang dat de vereniging in het kader van het bouwen van deze woningen geen economische activiteit uitoefent. De gebouwde huizen mogen dan ook niet op een open markt worden aangeboden omdat dit een economische activiteit is. Hieraan zou bij de CPO-vereniging behoefte kunnen bestaan als toekomstige leden van de CPO afhaken. De onderhavige lening zorgt er dan voor dat dan sprake is van staatssteun. De vereniging zal daar alert op moeten zijn. Fiscale gevolgen Wanneer de grond aan de vereniging geleverd wordt door de gemeente en deze verkoopt de grond aan de bewoners is het voor de CPO-vereniging fiscaal van belang te weten of de vereniging wordt aangemerkt als ondernemer en of er tussen de levering van de gemeente aan de vereniging en de levering van de vereniging aan een deelnemer handelingen aan de grond verricht worden. Dit in verband met de BTW heffing. Hierover valt in toelichtende zin het volgende te zeggen (waarbij opgemerkt dat de CPO-vereniging zelf verantwoordelijk is voor een juiste keuze): Grond van gemeente aan CPO-vereniging: A. De levering van een bouwterrein (en dat is voor de belastingdienst een terrein onbebouwd waaraan bewerkingen hebben plaatsgevonden of waarvoor reeds een bouwvergunning is afgegeven) is belast met btw. Particulieren en andere niet-ondernemers (dus ook de CPO-vereniging) kunnen die btw nergens terugvragen. B. Bij het leveren van onbebouwde grond zonder bewerkingen en zonder bouwvergunning is 6% overdrachtsbelasting verschuldigd. Grond van CPO-vereniging aan particulieren: A. Als het terrein onbebouwd is waaraan bewerkingen hebben plaatsgevonden of waarvoor een bouwvergunning is afgegeven dan is het belast met btw. De CPO-vereniging moet deze btw afdragen aan de belastingdienst. De particulieren krijgen deze niet terug. B. Zonder bewerkingen of bouwvergunning betekent een overdrachtsbelasting van 6%. Wanneer echter de CPO-vereniging binnen 6 maanden na het eigenaar van de grond worden doorlevert aan de particulieren zonder de prijs te verhogen dan geldt er een vrijstelling. Een aparte verordening en geen nadere regels In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een bestuursorgaan. Voor gemeenten betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). Deze verordening moet de essentiële elementen van het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf.
2
Volgens de Memorie van Toelichting bij de Awb1 (MvT) moet een wettelijk voorschrift, in dit geval een gemeentelijke verordening, aan de twee volgende eisen voldoen om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken. Het moet een omschrijving bevatten van de activiteiten, waarvoor subsidie kan worden verleend en het moet een grondslag bevatten voor de verplichtingen, die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden (voor zover die grondslag niet reeds in de Awb is neergelegd; zie artikel 4:37 Awb). Omdat een lening een uitzonderlijke vorm van subsidie betreft is in het verleden besloten de Algemene subsidieverordening daar niet voor te gebruiken, zodat nu nadere regels niet mogelijk zijn. Een zelfstandige verordening is vereist.
Artikelsgewijze toelichting op de verordening Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, dat in de verordening wordt gehanteerd. f. tweede lid, bijvoorbeeld de verbouwing van een school of kerk tot woningen Artikel 2
Reikwijdte verordening
De kosten in de planfase zullen bij CPO gemiddeld zo’n 12% van de stichtingskosten bedragen. Bij stichtingskosten van € 180.000,-- is dit zo’n € 21.500. Een deel van deze kosten wordt al vóór het notarieel transport voor het huis gemaakt. Het gaat dan om een bedrag van circa € 12.000 tot € 15.000. Uitgaande van deze bedragen en rekening houdend met inbreng van eigen middelen of een bijdrage van de leden van de vereniging stellen we de hoogte van de lening op 6000 euro per woning voor nieuwbouw en 7500 per woning voor de verbouw van een bestaand pand. Juist omdat er steeds meer bestaande panden (denk aan kantoren, kerken, scholen) leegstaan en vrijkomen, wil de gemeente de verbouw van een bestaand pand extra stimuleren met een hogere lening. Artikel 3
Bevoegdheid college
Ingevolge het eerste lid kan het college geen leningen verstrekken, die niet stroken met de door de raad vastgestelde beleidskaders en financiële kaders. In het tweede lid is bepaald dat het college bij het verstrekken van leningen aan de begroting is gebonden. Als de begroting nog niet formeel is vastgesteld, wordt de lening slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar stelt, het zogenaamde begrotingsvoorbehoud. Dit moet uitdrukkelijk in de verleningsbeschikking worden opgenomen (artikel 4:34 Awb). Zonder dit begrotingsvoorbehoud kan de lening niet na vaststelling van de begroting alsnog worden geweigerd met het argument dat er onvoldoende geld is. De gemeente moet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring het begrotingsvoorbehoud inroepen. Daarna vervalt de voorwaarde. Wordt de voorwaarde ingeroepen, dan moet de beschikking voor de lening ingetrokken worden. Overigens kan een begrotingsvoorbehoud in de beschikking voor de verlening van de lening als een opschortende of ontbindende voorwaarde worden opgenomen.
1
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21221, nr. 3
3
Moet er voor de goedkeuring of vaststelling van de begroting al worden bevoorschot, dan als ontbindende voorwaarde. In het andere geval als een opschortende voorwaarde. In het derde lid is bepaald dat het college advies vraagt aan het SVn. Het SVn heeft de mogelijkheid in het kader van de lening om onder meer een BKR-toets uit te voeren. In het vierde lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de leningsbeschikking te verbinden. Zie hiervoor artikel 4:33 en, 4:37 Awb. In het vijfde lid is bepaald dat het college standaardformulieren kan vaststellen die door de aanvrager van de lening verplicht moeten worden gehanteerd, bijvoorbeeld voor het indienen van aanvragen om (verlening van de) lening. Door het gebruik van een standaardformulier wordt in ieder geval de rechtszekerheid bevorderd. Voor de aanvrager is het meteen duidelijk welke documenten hij dient te overleggen. Artikel 4
Subsidieplafond
De Awb (artikelen 4:25 tot en met 4:28) bevat bepalingen over het subsidieplafond. Op grond van het eerste lid is het college bevoegd om na vaststelling van de begroting de subsidieplafonds vast te stellen. Dit past in de opzet dat de raad de kaders via de begroting stelt en het college dit voor dit beleidsveld kan uitwerken. Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, voordat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Aanvragen voor leningen kunnen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor de leningen beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld staat en het college deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente de aanvragen voor leningen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond. Artikel 5
Bij aanvraag in te dienen gegevens
Op grond van artikel 4:29 van de Awb begint het subsidieproces met een aanvraag om een lening. De vereisten voor een aanvraag staan in afdeling 4.1.1 van de Awb. Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag om een lening. Zo is in het eerste lid bepaald dat een aanvraag om de lening schriftelijk dient te worden gedaan. Schriftelijk omvat zowel op papier geschreven als digitaal. Digitale aanvragen worden ingeboekt als brief, met daarop de datum waarop de aanvraag digitaal is ontvangen. In het tweede lid worden documenten gevraagd om het CPO-project te kunnen beoordelen. Het in het tweede lid onder c bedoelde initiatief is in feite het investeringsplan zoals dit genoemd wordt bij de SVn. In het derde lid is de bevoegdheid van het college opgenomen om ten aanzien van de te overleggen gegevens nadere regels te stellen of per geval te regelen welke gegevens dienen te worden verstrekt. Ook hier is het uitgangspunt de administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden. Zo kan het college bijvoorbeeld bepalen dat met minder dan de standaard te overleggen gegevens bij de aanvraag van een lening kan worden volstaan. Artikel 6
Aanvraagtermijn
Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie dienen te zijn ingediend bij het college.
4
Voor deze leningen is het uitgangspunt dat deze 12 weken vóór aanvang van de activiteiten worden ingediend. Dit zou de gemeente voldoende tijd moeten geven de aanvraag correct af te handelen binnen 8 weken met evt. een verdaging van 4 weken indien noodzakelijk. Artikel 7
Beslistermijn
Hier wordt de termijn gegeven, waarbinnen het college moet beslissen op een aanvraag voor een lening. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een subsidieaanvraag. In de regel wordt een termijn van 8 tot 13 weken redelijk geacht. De beslistermijn van 8 weken voor deze leningen biedt aanvrager in relatie tot de aanvraagtermijn van 12 weken voor aanvang van de activiteiten, duidelijkheid vóór aanvang van de activiteiten. Ook indien er in eerste instantie sprake is van een onvolledige aanvraag. Overigens moet, indien sprake is van een onvolledige aanvraag, de aanvrager van de lening op grond van artikel 4:5 Awb worden uitgenodigd om binnen een bepaalde termijn de aanvraag aan te vullen. Ingevolge artikel 4:15 Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking hiermee opgeschort. De aanvraagtermijn begint weer te lopen op de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de termijn voor het aanvullen van de aanvraag ongebruikt is verstreken. Artikel 8
Weigeringsgronden
Artikel 4:25 Awb noemt als weigeringsgrond het overschrijden van het subsidieplafond. En in artikel 4:35 Awb zijn algemeen geldende weigeringsgronden opgenomen. Zo kan de lening worden geweigerd indien: - gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten (het voorbereiden van de bouw van de huizen) niet of niet geheel zullen plaatsvinden; - gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de verleningsbeschikking verbonden verplichtingen; - gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen; - onjuiste inlichtingen zijn verstrekt; - sprake is van faillissement. In artikel 8 zijn aanvullende weigeringsgronden opgenomen. De weigeringsgrond in het eerste lid, onderdeel a betreft aanvragen voor activiteiten die al door de gemeente zijn gesubsidieerd. De weigeringsgrond in het eerste lid, onderdeel b ziet op de situatie waarin de te subsidiëren activiteit als een economische activiteit kan worden aangemerkt en de subsidie niet binnen de reikwijdte van een van de vrijstellingsverordeningen voor staatssteun valt. In dat geval is voor de subsidie toestemming van de Europese Commissie nodig. Daartoe dient de voorgenomen subsidie te worden aangemeld bij de Europese Commissie. Overigens moet de aanvraag dan, worden aangehouden in afwachting van goedkeuring van de Europese Commissie. Zolang deze subsidie aan de CPO-vereniging wordt verstrekt en de CPO-vereniging geen economische activiteiten uitoefent is daar weinig kans op. Artikel 9
Specifieke weigeringsgronden
Het gaat om situaties waarin de lening kan worden geweigerd. Een belangenafweging is nodig. De weigeringsgrond in het eerste lid, onderdeel a is bedoeld voor situaties waarin de activiteiten zonder de lening gerealiseerd kunnen worden.
5
Artikel 10
Verlening lening
In de verleningsbeschikking geeft het college al aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen lening dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat voor degene aan wie de lening is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij moet voldoen. Artikel 11
Betaling en bevoorschotting
Bij deze lening wordt een verleningsbeschikking afgegeven voor het bedrag van de lening. De subsidieontvanger is volgens artikel 12 verplicht te melden, indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. Op basis van rekeningen zullen de bedragen tot het maximum leenbedrag verstrekt worden (het zgn. bouwkrediet). Op de aflossingen van de lening is de overeenkomst met de SVn van toepassing. Na volledige terugbetaling van de lening wordt de vaststellingsbeschikking afgegeven door het college en wordt het subsidiebedrag op 0,-- gesteld. Volgens het tweede lid komt ook een rechtspersoon in oprichting in aanmerking voor de lening. Wel wordt in die gevallen de lening verleend onder de opschortende voorwaarde dat het inschrijvingsbewijs van de Kamer van Koophandel wordt overgelegd en dat betaling pas plaatsvindt na ontvangst van dit bewijs. Van belang om te vermelden is dat aansprakelijkheid van de bestuurders van de rechtspersoon ontstaat als de rechtspersoon niet is ingeschreven in het Handelsregister. Zolang de eerste inschrijving niet heeft plaatsgevonden, is iedere bestuurder, naast de rechtspersoon, hoofdelijk aansprakelijk voor rechtshandelingen waarvoor hij de rechtspersoon verbindt. Artikel 12
Meldingsplicht
De ontvanger van de gelden van de lening is verplicht direct te melden bij het college als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. De lening zal dan lager of op nihil worden vastgesteld of er worden nadere afspraken gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidieverlening worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de verlening onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo’n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan deze subsidieverordening. Artikel 13
Informatieplicht
In dit artikel is de plicht opgenomen om belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Een melding per e-mail kan ook voldoende zijn. De gemeente kan bij twijfel direct contact opnemen met de ontvanger van de lening en om nadere stukken vragen. Artikel 16
Hardheidsclausule
In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule blijft beperkt tot individuele gevallen. Voor gebruikmaking van dit artikel is een collegedossier vereist.
6