Annotaties, betreffende de Volksgezondheidsonderwerpen, bij de voorlopige agenda van de EU Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid,Volksgezondheid en Consumentenzaken op 2 en 3 december 2002 te Brussel 1. Tabak a. Richtlijn inzake reclame en sponsoring voor tabaksproducten Mogelijk Gemeenschappelijk standpunt Toelichting Het richtlijnvoorstel is ter vervanging van Richtlijn 98/43/EG van 6 juli 1998, welke door het EG-Hof van Justitie op 5 oktober 2000 nietig is verklaard, omdat de Gemeenschapswetgever niet bevoegd was de Richtlijn in deze vorm vast te stellen op grond van de bepalingen betreffende de verwezenlijking van de interne markt. Doel van het voorstel is de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten teneinde belemmeringen voor het functioneren van de interne markt uit de weg te ruimen, waarbij conform EG-Verdrag moet worden uitgegaan van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid. De te nemen maatregelen houden in: • een vergaande beperking van tabaksreclame in de pers en in andere gedrukte publicaties; • geen tabaksreclame op in diensten van de informatiemaatschappij; • een verbod op radioreclame voor tabaksproducten; • geen sponsoring van radioprogramma's door tabaksfabrikanten; • een verbod op tabakssponsoring van evenementen of activiteiten met grensoverschrijdende effecten; • geen gratis verspreiding van tabaksproducten uit een oogpunt van promotie in het kader van de sponsoring van de hiervoor bedoelde evenementen. Karakter bespreking De Raad zal streven naar een Gemeenschappelijk standpunt met betrekking tot de Richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake reclame en sponsoring voor tabaksreclame. Inzet Nederland staat in beginsel positief ten aanzien van de intentie van het Richtlijnvoorstel. Sinds de recente wijziging van de Tabakswet (Stb. 2002,201) kent Nederland echter een verbod op tabaksreclame en –sponsoring dat veel verder strekt dan de bepalingen va n het richtlijnvoorstel. Nederland stelt daarom zich op het standpunt dat een nieuwe tabaksreclamerichtlijn geen enkel beletsel mag vormen voor de bevoegdheid van de lidstaten om op nationale gronden in het belang van de volksgezondheid een verdergaand verbod op de vormen en methoden van marketing, reclame, promotie en sponsoring voor tabaksproducten te handhaven of tot stand te brengen. b. WHO Framework Convention on Tobacco Control Informatie van de Commissie over de stand van zaken in de onderhandelingen Toelichting Onder de vlag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt gewerkt aan de totstandkoming van een wereldwijde ‘WHO Framework Convention on Tobacco Control’,
inclusief daarbij behorende protocollen. Van 14 t/m 25 oktober 2002 werd in Genève voor de vijfde maal onderhandeld over dit wereldwijde verdrag tegen het roken. Hoewel hierbij zonder meer vorderingen zijn geboekt, is anderzijds ook nog weer eens gebleken dat er op een aantal terreinen grote tegenstellingen bestaan. In februari 2003 vindt de zesde onderhandelingsronde plaats, waarna de World Health Assembly in mei 2003 het verdrag zal aannemen. Karakter bespreking De Raad zal kennisnemen van de informatie van de Commissie over de stand van zaken in de onderhandelingen. Inzet Nederland staat positief tegenover een effectieve ‘WHO Framework Convention on Tobacco Control’. Nederland roept op tot een duidelijke en heldere, eensluidende, werkzame Europese aanpak. Dit laatste betekent dat de EU standpunten zal moeten innemen, die verder gaan dan het acquis communautaire. Dit kan echter alleen wanneer alle lidstaten hiermee instemmen en blijft dus lastig (men kan hierbij denken aan het Duitse standpunt met betrekking tot tabaksreclame). c. Aanbeveling van de Raad gericht op tabakspreventie en op initiatieven om de strijd tegen tabaksgebruik te versterken Aanname van de Aanbeveling Toelichting Mede als gevolg van het EG-verdrag lenen niet alle mogelijke maatregelen in het kader van het tabaksontmoedigingsbeleid zich voor harmonisering via richtlijnen. Regeling via richtlijnen is aan de orde wanneer het grensoverschrijdende problemen betreft. Nietgrensoverschrijdende maatregelen lenen zich niet voor een regeling in Europees verband, maar moeten op nationaal niveau worden geregeld. Door middel van de voorliggende Aanbeveling wil de Europese Commissie lidstaten stimuleren tot een compleet en samenhangend tabaksontmoedigingsbeleid waarvoor ook nationale regelgeving en programma’s, in aanvulling op Europese richtlijnen, noodzakelijk zijn. Het gaat daarbij om het verbieden van bepaalde vormen van reclame (niet-grensoverschrijdend), bepaalde verkoopbeperkingen, bescherming van de niet-roker en het opzetten dan wel intensiveren van gezondheidseducatieprogramma’s en algemene programma’s om het roken te ontmoedigen. De aanbevolen maatregelen dragen bij aan de gewenste afname van de tabaksconsumptie en worden, in het verlengde daarvan, geacht bij te dragen aan de vermindering van daarmee samenhangende ziektes en sterfte . Karakter bespreking De Raad zal streven naar de aanname van het Voorstel tot een Aanbeveling van de Raad gericht op tabakspreventie en initiatieven om de strijd tegen tabaksgebruik te versterken. Inzet Nederland voert een krachtig tabaksontmoedigingsbeleid. De meeste aanbevelingen zijn in Nederland dan ook reeds wettelijk verankerd of vormen anderszins een onderdeel van het tabaksontmoedigingsbeleid. Nederland staat dan ook positief tegenover dit initiatief.
2. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen, het toezicht en de geneesmiddelenbewaking met betrekking tot geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (aanpassing VO 2309/93). Mogelijk politiek akkoord op hoofdlijnen Toelichting De Verordening maakt, naast de hierna genoemde richtlijnen deel uit van een drietal voorstellen, die de Europese Commissie in september 2001 heeft aangenomen. Zij zijn gericht op een herziening en verbetering van de Europese regelgeving voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik en voor dieren. Het betreft: 1. Wijziging van Verordening 2309/93/EG van 22 juli 1993 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (werkdocument EG Commissie d.d. 18 juli 2001). 2. Wijziging van Richtlijn 2001/83/ EG betreffende het communautair wetboek met betrekking tot geneesmiddelen voor humaan gebruik (werkdocument EG Commissie d.d. 18 juli 2001). 3. Wijziging van Richtlijn 2001/82/EG betreffende het communautair wetboek met betrekking tot diergeneesmiddelen (werkdocument EG Commissie d.d. 18 juli 2001). De wijzingen hebben als doelstelling de bestaande obstakels voor de farmaceutische industrie in de interne markt te elimineren; het concurrentievermogen van de farmaceutische industrie voor innovatieve producten als ook voor de generieke geneesmiddelen te vergroten, waarbij een hoog niveau van de volksgezondheid wordt gegarandeerd. De wijzigingsvoorstellen beogen verbeteringen te bewerkstelligen voor enerzijds de centrale Europese procedure, geregeld in de Verordening en anderzijds voor de zogenaamde wederzijdse erkenningsprocedure, geregeld in de respectievelijke richtlijnen. Deze laatstgenoemde procedure is van toepassing op aanvragen voor een handelsvergunning in één of meerdere Lidstaten. Karakter bespreking De Raad zal streven naar een politiek akkoord op hoofdlijnen over het voorstel voor de Verordening. Het voorstel is reeds in een oriënterend debat aan de orde geweest in de Gezondheidsraad van 26 juni 2002. Hieruit bleek dat, net als Nederland, het merendeel van de Lidstaten tegen de verplichting was om geneesmiddelen met nieuwe actieve stoffen centraal te registreren. Ook opteerde een meerderheid voor vertegenwoordiging van alle Lidstaten in de Raad van Beheer van het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling. De voorstellen voor wijziging van de betreffende richtlijnen komen niet aan de orde tijdens deze Raad. De onderhandelingen hieromtrent worden voortgezet. Inzet Specifiek zal in de Raad worden gesproken over de rechtsbasis van de Verordening. De bestaande verordening is gebaseerd op huidig artikel 308 EGV waar de besluitvorming met eenparigheid van stemmen plaatsvindt. De Commissie stelt dat artikel 95 EGV van toepassing is gelet op het wegnemen van de belemmeringen op de interne markt. Besluitvorming vindt hier plaats met gekwalificeerde meerderheid. Nederland steunt op juridische gronden de Commissie. Daarnaast kan de gecentraliseerde beoordelingsprocedure, de mogelijkheid van een voorwaardelijke/voorlopige registratie, verkorting van de beoordelingstijd, het ter
beschikking stellen van veelbelovende producten en de samenstelling van de Raad van beheer van EMEA aan de orde komen. Nederland heeft met betrekking tot de gecentraliseerde beoordelingsprocedure aange geven dat het wenselijk is dat de fabrikant de keuze heeft tussen centrale of decentrale registratie en dat de samenstelling van de Raad van Beheer dusdanig is dat elke lidstaat daarin vertegenwoordigd is. Nederland stemt in met de mogelijkheid van voorwaardelijke registratie en zal in de Raad aangeven dat verkorting van de beoordelingstijd niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de boordeling. Met betrekking tot het beschikbaar stellen van veelbelovende producten kan Nederland instemmen mits het programma op nationaal niveau wordt uitgevoerd en beperkt blijft tot schrijnende gevallen. 3. Aanbeveling van de Raad betreffende de preventie en de beperking van de risico’s die samenhangen met drugsverslaving Aanname van de aanbeveling Toelichting De Europese Commissie heeft de Aanbeveling destijds in haar Mededeling betreffende een EU-actieplan drugsbestrijding (2000-2004) aangekondigd. Het hoofddoel van deze aanbeveling is de lidstaten te helpen de tweede doelstelling van de EU-drugsstrategie (20002004) inzake volksgezondheid te halen, te weten de incidentie van drugsgerelateerde gezondheidsschade (HIV, hepatitis-B en -C, tuberculose, enz.) en het aantal drugsgerelateerde sterfgevallen in vijf jaar tijd aanzienlijk terug te dringen. Maatregelen ter beperking van de risico’s hebben geleid tot een vermindering van het aantal drugsgerelateerde sterfgevallen en gevallen van ernstige gezondheidsschade. De intensiteit van de maatregelen voor risicobeperking blijkt per lidstaat echter aanzienlijk te verschillen. Deze aanbeveling ondersteunt de ontwikkeling van een evaluatie om de effectiviteit van drugspreventie te verbeteren en drugsgerelateerde gezondheidsrisico’s verder terug te dringen. Het voorstel tot een aanbeveling bevat vier aanbevelingen om de doelstellingen van de EU drugsstrategie (2000-2004) te halen: 1. Preventie van drugsverslaving en vermindering van risico’s tot doelstelling van volksgezondheid maken. 2. Het terug dringen van de incidentie van drugsgerelateerde gezondheidsschade (HIV, Hepatitis, TBC etc) en sterfte middels harm reduction maatregelen, zoals voorlichting, straathoekwerk, peer preventie, substitutie behandeling, hepatitis B vaccinatie, spuitomruilprogramma’s etc. 3. Bovenstaande maatregelen baseren op wetenschappelijk onderzoek, goede evaluatie, kwaliteitscriteria, monitoring en uitwisseling van ervaringen. 4. Na twee jaar verslag uitbrengen aan de Commissie over de uitvoering van de aanbeveling en vervolgens op verzoek van de Commissie. Karakter bespreking De Raad zal streven naar de aanname van het voorstel tot een aanbeveling van de Raad betreffende de preventie en de beperking van de risico’s die samenhangen met drugsverslaving. Inzet Nederland vindt het positief dat de Commissie aanbevelingen doet die bij uitstek onder de noemer harm reduction vallen en waarbij ook het belang van onderzoek en evaluatie wordt aangegeven. Hoewel het begrip harm reduction niet wordt genoemd is het duidelijk dat deze
benadering hiermee vaste voet aan de Europese grond heeft gekregen. Onder de voorwaarde dat over alle onderdelen overeenstemming is bereikt, kan Nederland instemmen met de aanbeveling. De nog openstaande vraagstukken betreffen initiatieven die voor een aantal landen te innovatief zijn om thans in te zetten. Ondanks dat daarmee het beoogde doel, de voorkoming van gezondheidsschade, kan worden bereikt. ‘Gebruiksruimten’ is zo’n onderwerp. Terwijl in o.a. Duitsland en Nederland dergelijke initiatieven door lagere overheden al worden uitgevoerd, is het onderwerp in andere lidstaten niet bespreekbaar (o.a. Zweden en het Verenigd Koninkrijk). 4. Voorstel tot een Richtlijn voor het verkrijgen en gebruiken van menselijke cellen en weefsels Voortgangsrapportage / politiek debat Toelichting In dit Voorstel voor een Richtlijn worden kwaliteits- en veiligheidseisen gesteld voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen. De doelstelling van de Richtlijn is de overdracht van ziekten bij gebruik van deze cellen en weefsels in geneeskundige behandelingen te voorkomen en daarmee voor deze behandelingen de bescherming van de volksgezondheid te waarborgen. Met de Richtlijn wordt gestreefd naar een hoog kwaliteits- en veiligheidsniveau in de hele keten van weefsel- en celtransplantaties in alle EU lidstaten, dit mede gelet op het vrije verkeer van personen en goederen binnen de EU. Om een hoog kwaliteits- en veiligheidsniveau te kunnen handhaven worden tevens regels gesteld ten aanzien van de invoer vanuit derde landen. Ingevoerde weefsels en cellen, uit deze landen, dienen aan gelijke normen te voldoen als weefsels en cellen uit EU- lidstaten. Het voorstel houdt verder in dat de lidstaten een bevoegde autoriteit aanwijzen die erkenningvoorschriften, inspectie- en andere controlemaatregelen bij weefselbanken en instellingen waar lichaamsmateriaal ter beschikking komt, uitvoert. Het Voorstel voor een Richtlijn zal van toepassing zijn onverminderd de Richtlijn 2001/83/EG betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, de richtlijn 2000/70/EG tot wijziging van Richtlijn 93/42/EEG betreffende medische hulpmiddelen die bloed of menselijk plasma bevatten, de Richtlijn 98/79/EG inzake medische hulpmiddelen voor invitrodiagnostiek alsmede Verordening (EEG) 2309/93, Richtlijn 90/385/EEG, Besluit 87/67/EEG en Verordening (EG) 540/95. Karakter bespreking Het Deense voorzitterschap heeft zich tot doel gesteld in de Raadswerkgroep overeenstemming te bereiken over de eerste twee artikelen van de Richtlijn betreffende de doelstelling en het toepassingsgebied. Tot nu toe is deze overeenstemming nog niet bereikt. Het is mogelijk dat dit nog gaat lukken in de volgende Raadswerkgroepvergadering op 19 november a.s.. In dat geval zouden de beide artikelen in de Raad op 2 december gepresenteerd kunnen worden. Inzet Met betrekking tot het toepassingsgebied van de richtlijn zijn er twee onderwerpen van belang: • Nederland is van mening dat de eisen in de richtlijn ten aanzien van donatie, afname en testen ook van toepassing dienen te zijn op cellen en weefsels die afgenomen worden voor autologe toepassingen. Immers, ook als de cellen en weefsels bestemd zijn voor geneeskundig gebruik bij de persoon die ze heeft afgestaan behoren deze op een goede manier te worden behandeld en vrij te zijn van bepaalde bacteriën. Bepaalde eisen voor
•
autoloog gebruik zouden echter wel minder stringent kunnen zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan de eisen ten aanzien van ziekteverwekkers; de ontvanger hoeft niet beschermd te worden tegen een ziekte die hij zelf heeft. Nederland heeft voorgesteld een aparte bijlage te maken met de eisen die bij autoloog gebruik gesteld dienen te worden. Dit voorstel lijkt te worden overgenomen door een meerderheid van de lidstaten. Nederland is van mening dat reproductieve cellen die bestemd zijn voor het tot stand brengen van een zwangerschap moeten worden uitgesloten van de richtlijn. Binnen de voortplantingsgeneeskunde zijn er naast de veiligheid en kwaliteit namelijk nog veel meer aspecten die aandacht behoeven; op ethisch gebied, op het gebied van erfelijkheid en ook met betrekking tot de vraag of betaling voor de donatie kan plaats vinden. Het is heel goed als al deze zaken ook Europees geregeld zouden worden maar dit zou dan in een aparte richtlijn moeten gebeuren. Er kan dan aandacht gegeven worden aan alle aspecten met betrekking tot de behandeling van infertiliteit. Het opnemen van reproductieve cellen in deze richtlijn zou een soort schijnveiligheid kunnen creëren aangezien de eisen die de richtlijn zal stellen over kwaliteit en veiligheid geen betrekking zullen hebben op erfelijk overdraagbare aandoeningen In de praktijk maakt onderzoek naar aanwezigheid van erfelijke aandoeningen een belangrijk deel uit van de screening van donoren.
5. Patiënten mobiliteit en andere “gezondheids ontwikkelingen”in de EU Informatie van de Commissie Toelichting Op 29 oktober 2002 vond in Brussel het overleg plaats van de "personal representatives" van de ministers die gaan deelnemen aan het "high level process of reflection on patient mobility and health care developments in the European Union". Dat nadenken zal gaan over patiëntenmobiliteit, maar ook over andere ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de Europese Unie, zoals de relatie tussen de interne markt en de gezondheidszorg. Begin 2003 zullen enkele ministers in drie à vier werkgroepen, elk een verschillend thema voorbereiden. Over die thema's wordt vervolgens in een plenaire discussie met de overige ministers verder gediscussieerd. Het gaat om een informele brainstorm waarvan de uitkomsten (planning is zomer 2003) niet bindend zijn. Het overleg van 29 oktober jl. gaf gevolg aan de Raadsconclusies (van 26 juni 2002), waarin werd opgeroepen dat ministers zich in een “high level process of reflection” gaan buigen over vraagstukken die samenhangen met het feit dat patiënten zorg krijgen dan wel zoeken in een andere lidstaat. Tijdens het overleg werd besloten het proces verder vorm te geven door het instellen van een aantal werkgroepen die zich gaan bezig houden met o.a.: - Europese samenwerking om beter gebruik te maken van beschikbare bronnen; - Informatievereisten voor patiënten, professionals en beleidsmakers; - Toegang en kwaliteit van zorg; - Het op elkaar afstemmen van nationaal gezondheidsbeleid en Europese verplichtingen. Karakter bespreking De Commissie zal verslag doen van de stand van zaken naar aanleiding van de bijeenkomst van 29 oktober jl. Inzet Nederland zal het verslag van de Commissie aanhoren.
6. -
Bioterrorisme Informatie van de Commissie (rapport) Gedachtewisseling
Toelichting Volgend op de Raadsconclus ies van 15 november 2001 hebben de Raad en de Commissie een Health Security Comittee (HSC) opgericht met als belangrijkste doel de Europese lidstaten beter voor te bereiden op een eventuele terroristische aanslag met biologische agentia. Het comité valt direct onder de directeur van DG Health. Het comité streeft ernaar de coördinatie tussen de lidstaten op een aantal verschillende deelgebieden te verbeteren. Hiertoe zijn een aantal werkgroepen in het leven geroepen die zich richten op het ontwikkelen van strategieën met betrekking tot de beschikbaarheid en voorraden van serums, vaccins en antibiotica en de oprichting van een Europees netwerk van experts. Een eerste voorstel van EC om gezamenlijk te investeren in de ontwikkeling van derde generatie pokkenvaccins, is door de lidstaten vooralsnog afgewezen. Karakter bespreking De Commissie zal verslag doen van de ontwikkelingen van de afgelopen tijd, waarna een gedachtewisseling tussen de lidstaten plaats kan vinden. Inzet Het Nederlandse nationale beleid op het gebied van bioterrorisme steunt op drie pilaren: het versterken van de bestaande infrastructuur op het gebied van signalering en detectie, het ontwikkelen van ziekte-specifieke draaiboeken en het oefenen daarvan en het aanleggen van voorraden vaccins en middelen om ziekten te kunnen voorkomen of te behandelen. Nederland is zeer tevreden over hetgeen het Health Security Task Force de afgelopen maanden heeft bereikt. Het door de Task Force opgestarte waarschuwingssysteem BICHAT is reeds werkzaam. De oefeningen die onlangs uitgevoerd zijn en waaraan ook Nederland heeft deelgenomen laten echter nog een aantal verbeterpunten zien. Aan de hand hiervan zal BICHAT de komende maanden geperfectioneerd worden. Nederland zal hieraan een actieve bijdrage leveren en ervoor zorgen dat het Nederlandse aandeel in de waarschuwingsketen 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week operationeel is. BICHAT is tevens bezig een lijst samen te stellen van instituten en personen met pathogeenspecifieke kennis, zowel op het gebied van outbreak management als epidemiologische en klinisch management. Doel is dat ten tijde van een crisis internationale expertise beschikbaar is. Nederland zal erop toe zien dat voorgedragen Nederlandse experts in geval van buitenlandse nood daadwerkelijk elders kunnen inspringen. Tevens zijn Nederlandse experts (RIVM) actief betrokken bij het voor alle lidstaten toegankelijk maken en uitwisselen van informatie over scenariostudies en het beschikbaar maken van (kennis over) voldoende medische middelen en vaccins ten behoeve van alle lidstaten. Op het gebied van gespecialiseerde (P4) laboratoria is een nauwe samenwerking en kennisuitwisseling noodzakelijk alsmede een uitbreiding van (personele) capaciteit. Voor al deze taken is geld nodig. Daar de Task Force zelf niet over financiële middelen beschikt, zal budget voor activiteiten op dit gebied vooral gezocht worden binnen de mogelijkheden van het zesde Kader Programma en het Health Programma. Dit vereist echter altijd ook een financiële investering van de betreffende lidstaten. Dit betekent dat landen zich moeten uitspreken of zij bereid zijn te investeren in bovenstaande ontwikkelingen. Ook pleit Nederland voor het versoepelen van de exportbeperking die geldt voor agentia die misbruikt kunnen worden in bioterroristische aanslagen. Nederland is van mening dat transport van dergelijke agentia in geval van nood wel mogelijk moet zijn tussen verschillende daartoe
gemandateerde laboratoria. Te denken valt hierbij micro-organismen die voor diagnostiek gebruikt worden. Concluderend stelt Nederland dat de Health Security Committee zeer veel bereikt heeft in een relatief korte tijd. Het werk is echter nog niet voltooid. Voor de toekomst pleit Nederland dan ook voor voortzetting van het werk van het comité, bij voorkeur geïntegreerd in de reeds langer werkzame (pathogeen specifieke) Europese netwerken voor infectieziekten. Nederland beveelt de Commissie sterk aan om bij de plannen voor de oprichting van een Europees Center of Disease Control deze netwerken een belangrijke rol te laten spelen. Bovendien verwacht Nederland tijdig op de hoogte te worden gehouden en inspraak te hebben in de voortgang van de plannen van de Commissie. Tenslotte wil Nederland benadrukken dat voor een goede voorbereiding onderlinge afstemming en informatie-uitwisseling tussen verschillende DG-kolommen cruciaal is. Het gaat hierbij met name om informatie-overdracht over dreigingen tussen de DG Civil Protection en DG Health. 7.
(eventueel)E-health Conclusies
Toelichting Europa lanceerde in 1999 het initiatief “Actieplan e-Europa 2002, een informatiemaatschappij voor iedereen” om de kennis en het gebruik van numerieke technologie in heel Europa door al haar burgers te versnellen. Het luik “health on line” van dit programma beoogt vooral acties betreffende het opstellen en het verspreiden van ‘good practices’ in de gezondheidszorg, de uitbouw van kwaliteitscriteria die toepasbaar zijn op websites en het koppelen van bestaande gegevens. De Europese Raad van Feira heeft reeds aangedrongen op regelmatige rapporten van dit programma, de Raad van Nice heeft op haar beurt een eerste lijst van evaluatie- indicatoren opgesteld voor de opvolging van het plan. Karakter bespreking De Raad zal streven de Conclusies over E-health aan te nemen. Inzet Op dit moment is de inhoud van de conclusies nog niet bekend. 8.
Obesitas Raadsconclusies
Toelichting Op dit moment is de inhoud van de raadsconclusies nog niet bekend . Karakter bespreking n.v.t. Inzet n.v.t.