Steunpunt Beleidsrelevant onderzoek Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen Spoor fiscaliteit
B-project 2005 : Gemeentelijke fiscaliteit: aandachtspunten uit het regeerakkoord Studie van de lokale bedrijfsheffingen : deel 4 Identificatie van de hinderlijke aspecten van lokale bedrijfbelastingen en verwachtingen omtrent het Fiscaal Pact. Een kwalitatief explorerend onderzoek bij 11 bedrijven.
Spoor Fiscaliteit - Hogeschool Gent Prof. Dr. Carine Smolders, Stijn Goeminne & Loes Bloemen
ABSTRACT Dit document is de vierde van een reeks deelpapers. In deze paper identificeren we een aantal factoren die ervoor zorgen dat bepaalde lokale bedrijfsbelastingen als hinderlijk ervaren worden .Tevens ontrafelen we de determinanten van de billijkheid van lokale bedrijfsheffingen. Welke heffingen worden algemeen aanvaard en waarom? Tenslotte vatten we de verwachtingen van bedrijven samen met betrekking tot het Fiscaal Pact. De analyse is gebaseerd op exploratief onderzoek bij 11 grote typebedrijven die gesitueerd zijn in een waaier van sectoren.
Alle commentaar is welkom bij
[email protected]
Deelpaper 4
Inhoudsopgave Inhoudsopgave......................................................................................... 3 Lijst van tabellen ...................................................................................... 4 1. Inleiding ........................................................................................... 5 2. Aanpak van het onderzoek .................................................................. 7 3. Het profiel van de geïnterviewde bedrijven .......................................... 11 4. Hinderlijke aspecten van lokale bedrijfsbelastingen ............................... 17 4.1 Hinderlijke aspecten verbonden aan het belastingreglement ................... 18 4.2 Hinder verbonden aan het opzoekwerk als gevolg van en de graad van detaillering van de aangifte ............................................................... 21 4.3 Problemen met de doorlooptijden van de procedures............................. 24 4.4 Ontevredenheid over de communicatie met de belastingsdienst .............. 25 4.5 Gebrek aan continuïteit en rechtszekerheid .......................................... 25 4.6 Het concurrentieverstorend karakter ................................................... 26 5. Determinanten van de acceptatie van de PHB....................................... 29 6. Het Fiscaal Pact ............................................................................... 35 6.1 Mogelijke aandachtspunten voor het Fiscaal Pact .................................. 36 6.2 Alternatieve gemeentelijke financieringsbronnen .................................. 41 7. Conclusies....................................................................................... 43 8. Bibliografie ...................................................................................... 49
Deze paper werd opgemaakt om recto-verso te printen/kopiëren
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
3
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
Lijst van tabellen TABEL TABEL TABEL TABEL TABEL TABEL TABEL
4
1 2 3 4 5 6 7
Indeling ondernemingen op basis van het omzetcijfer (2004) ......... Indeling onderneming op basis van het aantal werknemers ............ Indeling ondernemingen op basis van het aantal exploitatiezetels ... Indeling ondernemingen: Samenvattende tabel............................ Overzicht per onderneming ....................................................... Overzicht per potentieel hinderlijke belasting ............................... Niet onderzochte belastingen .....................................................
11 11 11 12 13 14 15
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
1. Inleiding In het Vlaams Regeerakkoord (2004) uiten de Vlaamse beleidspartners de wens te komen tot een partnership met de lokale besturen. Er dient naar een nieuwe verhouding gezocht te worden tussen de Vlaamse overheid en de gemeentebesturen om op die manier samen een resultaatgerichte, effectieve en klantgerichte dienstverlening aan alle ingezetenen te garanderen. Binnen het kader van dit partnership wenst de Vlaamse regering een globaal Fiscaal Pact
af
te
sluiten
met
de
lokale
overheden
teneinde
een
meer
bedrijfsvriendelijke fiscaliteit te creëren. Centraal in dit Fiscaal Pact staat de administratieve vereenvoudiging van de lokale fiscaliteit. Deze vereenvoudiging zou men kunnen bewerkstelligen via het afschaffen van een aantal kleinere belastingen of via het hergroeperen van verscheidene belastingen tot één algemene bedrijfsbelasting. Tevens biedt dit Fiscaal Pact de gelegenheid de discussie aan te gaan over de nood aan doorzichtige en duidelijke afspraken tussen de overheidsniveaus rond bijvoorbeeld bedrijfsvriendelijke maatregelen, rond belastingreglementen, rond tarieven, enz. Op die manier zou kunnen tegemoet gekomen worden aan de verzuchtingen van de bedrijfswereld met betrekking tot een aantal lokale bedrijfsheffingen. Geregeld wordt immers via belangenorganisaties van ondernemingen
aangegeven
dat
bepaalde
lokale
bedrijfsheffingen
een
hinderlijk karakter hebben voor de ondernemingen. Vooraleer te kunnen overgaan tot administratieve vereenvoudiging is het raadzaam om na te gaan welke de hinderlijke aspecten van de verschillende lokale bedrijfsbelastingen zijn. Ook is het belangrijk te weten welke elementen de aanvaarding van lokale heffingen bepalen. Omdat hierover nog slechts weinig geweten is werd een kwalitatief onderzoek opgezet. Dit onderzoek is expliciet gericht op conceptontwikkeling en op het identificeren van
knelpunten
belastingproces.
verbonden Via
aan
lokale
diepte-interviews
bedrijfsheffingen
afgenomen
in
11
of
aan
grote
het type-
ondernemingen werd inzicht verworven in welke belastingen als bijzonder hinderlijk of onbillijk worden ervaren en waarom dit zo is. Ook werden de verwachtingen van de geïnterviewde bedrijven omtrent het Fiscaal Pact geconcretiseerd. Door gebrek aan inzicht in het profiel van de representatieve ondernemingen voor de onderzochte belastingen, is niet geweten in welke mate de uitspraken van deze respondenten veralgemeend kunnen worden C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
5
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
voor alle belastingplichtigen of alle ondernemingen uit dezelfde sector. Wel kunnen ze de insteek vormen voor een grootschalig representatief onderzoek naar de percepties van bedrijven rond deze hinderlijke aspecten. De bespreking geeft verder ook een eerste inzicht van de percepties van een aantal toonaangevende bedrijven uit een reeks van sectoren over de problematiek van de lokale bedrijfsheffingen. Deze paper is als volgt opgebouwd. In een eerste sectie wordt de onderzoeksaanpak voorgesteld. Vervolgens schetsen we het profiel van de geïnterviewde bedrijven. Paragraaf 4 geeft een synthese van de inzichten rond een reeks van potentieel hinderlijke aspecten. In paragraaf 5 komen de determinanten van de aanvaarding van de heffingen aan bod. Paragraaf 6 gaat in op de verwachtingen van de gecontacteerde bedrijven inzake de invulling
van
het
Fiscaal
Pact.
De
voornaamste
inzichten
worden
samengebracht in de conclusies.
6
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
2. Aanpak van het onderzoek Bedrijfsbelastingen kunnen om diverse redenen door de verschillende bij de belasting
betrokken
actoren
als
hinderlijk
ervaren
worden.
Sommige
belastingen zijn hinderlijk voor de belastingplichtige, andere voor de heffende overheid, nog andere zelfs voor beide instanties. We
stellen
vast
dat
bedrijfsbelastingen
het hinderlijk
karakter
nog maar weinig werd
van
de
Vlaamse
bestudeerd.
lokale
Behoudens
de
publicaties van belangenverenigingen uit de bedrijfswereld (VOKA, 2005; FEDIS, 2005) zijn er geen documenten voor handen die ingaan op deze materie. Wel beschikken we over de studie van het Federaal Planbureau, waarin
de
globale
hinder
veroorzaakt
door
bedrijfsbelastingen
wordt
onderzocht (Joos & Kegels, 2004). Het is evenwel niet duidelijk in welke mate de
conclusies
van
deze
studie
ook
gelden
voor
specifieke
lokale
bedrijfsbelastingen. Hetzelfde geldt voor wat het aanvaarden van heffingen betreft door bedrijven.
Vinden
belastingplichtigen
de
opgelegde
belastingen
billijk,
redelijk, acceptabel? Welke aspecten verbonden aan een bepaalde belasting geven aanleiding tot bezwaar, non-compliance of zelfs verzet? Het is daarom aangewezen eerst te investeren in kwalitatief kleinschalig onderzoek
gericht
op
conceptontwikkeling
en
knelpuntenidentificatie,
vooraleer een grootscheepse bevraging op te zetten bij bedrijven. Voorliggend onderzoek wil antwoorden genereren op de volgende vragen: wat verstaan bedrijven onder hinderlijke heffingen? Welke karakteristieken wegen het meest door? Compenseren bepaalde karakteristieken elkaar? Verschillen deze karakteristieken sterk per lokale bedrijfsheffing? Waarom vinden bedrijven een bepaalde heffing wel en andere niet aanvaardbaar? Wat verwachten bedrijven met betrekking tot deze lokale bedrijfsheffingen van het Fiscaal Pact? Om concepten en randvoorwaarden te exploreren is het gebruikelijk dat men een betekenisvolle steekproef onderwerpt aan diepte-interviews. De keuze van de respondenten in dergelijk onderzoek is niet zozeer gericht op representativiteit.
Eerder
staan
de
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
kennis,
of
de
ervaring
van
de 7
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
respondenten inzake de diverse lokale heffingen centraal. Dit om zoveel mogelijk inzicht te verwerven in de betekenis van het begrip ‘hinder’ en de factoren te kunnen identificeren die de billijkheid van een belasting in het gedrang kunnen brengen. Om vergelijkingen tussen heffingen mogelijk te maken werd de voorkeur gegeven aan bedrijven die geconfronteerd worden met meer dan 1 lokale bedrijfsheffing. Ook werd gezocht naar ondernemingen met exploitatiezetels in verschillende gemeenten. Deze respondenten zijn goed geplaatst om de verschillende belastingreglementen met betrekking tot dezelfde heffing te evalueren. De selectie van de respondenten kan tenslotte niet los gezien worden van de keuzes die werden gemaakt met betrekking tot de te onderzoeken
lokale
aangegeven,
is
het
bedrijfsheffingen. aantal
algemeen
Zoals
reeds
geldende
in
paper
potentieel
1
werd
hinderlijke
bedrijfsbelastingen (= geldend voor meer dan één bedrijfssector) zeer beperkt.1 De meerderheid van de belastingen (64,4%) wordt opgelegd aan één specifieke sector.2 Het is onmogelijk om in dit onderzoek diepteinterviews af te nemen met bedrijven uit al deze sectoren. Er werd geopteerd om vooral de meest voorkomende heffingen (drijfkracht, milieubelasting, belasting op verspreiding van reclame,…) in de interviews aan bod te laten komen. Om tot een zinvolle samenstelling van de steekproef te komen, werd beroep gedaan op de sectorkennis en expertise van VOKA & UNIZO3. In totaal werden 13 ondernemingen aangereikt door VOKA, waarvan 11 bereid waren tot medewerking aan het onderzoek.4
1
Voorbeelden van algemeen geldende bedrijfsbelastingen zijn: de drijfkrachtbelasting, de belasting op tewerkgesteld personeel, diverse heffingen op reclame en publiciteit, milieuheffingen of heffingen die verband houden met het gevaarlijke of hinderlijke karakter van de bedrijfsactiviteit. 2 Voorbeelden van sectorspecifieke belastingen zijn: belastingen op kermissen, kermiskramen en – wagens, belasting op plaatsrecht op markten, belasting op dagbladkiosken en frituurkramen, enz. Een volledig overzicht van de algemene en sectorspecifieke heffingen kan u vinden in deelpaper 1 (studie van de lokale bedrijfsheffingen), tabel 2 (Lijst PHB ter beschikking gesteld door Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap). 3 UNIZO heeft ons echter geen contactgegevens ter beschikking gesteld waardoor de sectorspecifieke belastingen, opgelegd aan zelfstandige ondernemers, niet onderzocht werden. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan de belasting op dagbladkiosken en frituurkramen, de belasting op plaatsrecht op markten, enz.. 4 Onze dank gaat uit naar K. Collaerts (VOKA) voor de geapprecieerde medewerking in deze fase van het onderzoek en de organisatie van de paneldiscussie in de gebouwen van VOKA-Antwerpen.
8
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
Voor de diepte-interviews werd gebruik gemaakt van een gestructureerde vragenlijst, die vooraf aan de bedrijven werd bezorgd5. De eventuele hinder veroorzaakt door de belasting werd voor iedere bedrijfsbelasting afzonderlijk bevraagd. Vanzelfsprekend kwamen enkel die bedrijfsbelastingen aan bod die de betreffende onderneming diende te betalen. Dezelfde procedure werd gevolgd voor wat betreft de determinanten van de billijkheid van een heffing. De interviews werden in de meerderheid van de gevallen afgenomen in de kantoren
van
de
respondenten.
In
de
meeste
gevallen
was
de
gesprekspartner een personeelslid van het corporate tax department of de financieel
directeur
van
de
onderneming.
In
een
aantal
gevallen
participeerden ook de plant director of de milieuverantwoordelijke aan het interview. De individuele gesprekken gingen door in de maanden november en december 2005, de paneldiscussie vond plaats op 25 november 2005.
5
De vragenlijst werd in bijlage opgenomen vanaf p. 51.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
9
Deelpaper 4
3. Het profiel van de geïnterviewde bedrijven Om geanonimiseerde uitspraken te doen per onderneming, werd aan de ondernemingen een letter toegekend (A-H). Deze toekenning gebeurde op willekeurige wijze. Om de steekproef verder te typeren delen we de ondernemingen in op basis van het omzetcijfer, het aantal werknemers en het aantal exploitatiezetels. Dit resulteert telkens in vijf verschillende klassen. TABEL 1 Klasse 1 2 3 4 5
TABEL 2 Klasse 1 2 3 4 5
TABEL 3 Klasse 1 2 3 4 5
INDELING ONDERNEMINGEN OP BASIS VAN HET OMZETCIJFER (2004)6 Omzet € 0 – € 10 000 000 € 10 000 001 – € 100 000 000 € 100 000 001 – € 500 000 000 € 500 000 001 – € 1 000 000 000 € 1 000 000 001 en meer
Ondernemingen Onderneming A Onderneming G en K Onderneming B en I Onderneming C, F en H Onderneming D en J
INDELING ONDERNEMING OP BASIS VAN HET AANTAL WERKNEMERS Aantal werknemers 0 - 100 101 - 500 501 - 1000 1001 - 5000 5001 en meer
Ondernemingen Onderneming G Onderneming B en K Onderneming F en I Onderneming A, C en D Onderneming E, H en J
INDELING ONDERNEMINGEN OP BASIS VAN HET AANTAL EXPLOITATIEZETELS Aantal exploitatiezetels 1 2-5 6 -10 11 - 100 101 en meer
Ondernemingen Onderneming B, E, G en K Onderneming F Onderneming H Onderneming D Onderneming A, C, I en J
Op basis van Tabel 1 en Tabel 2 kunnen we zonder meer stellen dat onze gesprekspartners voornamelijk tot de grote bedrijven moeten gerekend worden. Zes ondernemingen stellen meer dan 1000 werknemers tewerk. Enkel onderneming G telt minder dan 100 personeelsleden. Zeven van de elf geïnterviewde bedrijven tellen meerdere exploitatiezetels en worden dus geconfronteerd met verschillende belastingreglementen voor
6
Gegevens van onderneming E inzake omzet ontbreken.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
11
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
eenzelfde heffing. In onderstaande Tabel 4 worden deze kenmerken per respondent weergegeven. TABEL 4
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
INDELING ONDERNEMINGEN : SAMENVATTENDE TABEL
Onderneming
Activiteitssector
Omzet in klassen
Onderneming A Onderneming B Onderneming C Onderneming D Onderneming E Onderneming F Onderneming G Onderneming H Onderneming I Onderneming J Onderneming K
Petrochemie Papiersector Petrochemie Petrochemie Autoassemblage Chemie Grafische sector Metaal Drukkerij/Uitgeverij Distributiesector Biochemie
1 3 4 5 4 2 4 3 5 2
Aantal Werknemers in klassen 4 2 4 4 5 3 1 5 3 5 2
Aantal exploitatiezetels in klassen 5 1 5 4 1 2 1 3 5 5 1
De deelnemende ondernemingen zijn actief in verschillende sectoren. De chemische sector is met vijf ondernemingen het sterkst vertegenwoordigd in deze selectie. Tabel 5 geeft een overzicht van de bedrijfsbelastingen per onderneming. In totaal tekenden we 50 meningen, maar omdat het hier vaak om dezelfde belasting ging kunnen we daardoor uitspraken doen over in totaal 14 belastingen. Onderneming J blijkt onderhevig aan het grootst aantal PHB7. Onderneming K daarentegen is slechts gehouden tot de betaling van één PHB.
7
12
PHB = Potentieel Hinderlijke Bedrijfsbelasting
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
TABEL 5
OVERZICHT PER ONDERNEMING Onderneming
Aantal
1
Onderneming A
3
2
Onderneming B
2
3
Onderneming C
5
4
Onderneming D
4
5
Onderneming E
4
6
Onderneming F
4
7
Onderneming G
3
8
Onderneming H
5
9
Onderneming I
5
10
Onderneming J
14
11
Onderneming K Totaal
1 50
Potentieel hinderlijke bedrijfsbelasting Drijfkrachtbelasting Belasting op afgifte van stukken Belasting op tewerkgesteld personeel Algemene bedrijfsbelasting Belasting op afgifte van stukken Drijfkrachtbelasting Milieubelasting Belasting op afgifte van stukken Belasting op benzine-, olie- en persluchtpompen Belasting op reclameborden Drijfkrachtbelasting Milieubelasting Belasting op afgifte van stukken Belasting op reclameborden Drijfkrachtbelasting Milieubelasting Belasting op afgifte van stukken Belasting op reclameborden Drijfkrachtbelasting Milieubelasting Belasting op afgifte van stukken Belasting op reclameborden Drijfkrachtbelasting Milieubelasting Belasting op afgifte van stukken Algemene bedrijfsbelasting Drijfkrachtbelasting Milieubelasting Belasting op afgifte van stukken Belasting op wegwijzers Drijfkrachtbelasting Belasting op afgifte van stukken Belasting op reclameborden Belasting op tewerkgesteld personeel Belasting op verspreiding van reclame Algemene bedrijfsbelasting Drijfkrachtbelasting Milieubelasting Belasting op afgifte van stukken Belasting op benzine-, olie- en persluchtpompen Belasting op nijverheidsbouwvallen Belasting op het ophalen van nijverheidsvuil en grof vuilnis Belasting op het plaatsen van terrassen, tafels en stoelen Belasting op reclameborden Belasting op stapelplaatsen van materialen Belasting op tabakslijterijen Belasting op tewerkgesteld personeel Belasting op verspreiding van reclame Belasting op wegwijzers Algemene bedrijfsbelasting
Bekijken we het aantal waarnemingen per belasting dan krijgen we volgend overzicht:
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
13
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
OVERZICHT PER POTENTIEEL HINDERLIJKE BELASTING
TABEL 6
Potentieel Hinderlijke belasting
Aantal
1
Algemene bedrijfsbelasting
4
2
Drijfkrachtbelasting
9
3
Milieubelasting
7
4
Belasting op afgifte van stukken
9
5
Belasting op benzine-, olie- en persluchtpompen
2
6 7 8
Belasting op het ophalen van nijverheidsvuil en grof vuilnis Belasting op het plaatsen van terrassen, tafels en stoelen Belasting op nijverheidsbouwvallen
1 1 1
9
Belasting op reclameborden
7
10 11
Belasting op stapelplaatsen voor materialen Belasting op tabakslijterijen
1 1
12
Belasting op tewerkgesteld personeel
3
13
Belasting op verspreiding van reclame
2
14
Belasting op wegwijzers
2
Totaal
Het
grootst
aantal
Onderneming Onderneming B Onderneming H Onderneming J Onderneming K Onderneming A Onderneming C Onderneming D Onderneming E Onderneming F Onderneming G Onderneming H Onderneming I Onderneming J Onderneming C Onderneming D Onderneming E Onderneming F Onderneming G Onderneming H Onderneming J Onderneming A Onderneming B Onderneming C Onderneming D Onderneming E Onderneming F Onderneming H Onderneming I Onderneming J Onderneming C Onderneming J Onderneming J Onderneming J Onderneming J Onderneming C Onderneming D Onderneming E Onderneming F Onderneming G Onderneming I Onderneming J Onderneming J Onderneming J Onderneming A Onderneming I Onderneming J Onderneming I Onderneming J Onderneming H Onderneming J
50
waarnemingen
(9)
kunnen
we
noteren
voor
de
drijfkrachtbelasting en de belasting op de afgifte van stukken. Voor de belasting op nijverheidsvuil en grof vuilnis, de belasting op het plaatsen van terrassen, tafels en stoelen, de belasting op nijverheidsbouwvallen, de belasting
op
stapelplaatsen
voor
materialen
en
de
belasting
op
tabakslijterijen kunnen we ons enkel baseren op de mening van onderneming J.
14
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
In totaal hebben we inzichten verzameld rond wat de hinderlijke aspecten zijn verbonden aan 14 verschillende belastingen. 13 belastingen uit de lijst van de 27 potentieel hinderlijke belastingen zullen niet besproken worden in deze paper. In onderstaande Tabel 7 wordt een overzicht van deze heffingen gegeven.8 TABEL 7
NIET ONDERZOCHTE BELASTINGEN
S= sectorspecifiek, A =Algemeen geldend S S S S S S S S S S S S A
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Potentieel Hinderlijke belasting De belasting op het plaatsrecht op markten De belasting op de verhuring van rijdieren De belasting op agentschappen voor weddenschappen Belasting op leurhandel Belasting op vervoer met taxi’s Belasting op stapelplaatsen voor schroot, oude en achtergelaten voertuigen Belasting op steenbakkerijen Belasting op standplaatsen van taxi’s en huurrijtuigen Belasting op privé-clubs Belasting op het openblijven van drankgelegenheden na sluitingsuur Belasting op dagbladkiosken, frituurkramen, etc. Belasting op strandexploitaties Belasting op los- en laadtoestellen9
De belastingen die in dit kwalitatief onderzoek niet aan bod komen betreffen vooral (12 van de 13 belastingen) sectorspecifieke belastingen. We willen tenslotte nogmaals benadrukken dat we door gebrek aan data over de populatie geen uitspraken kunnen doen over de representativiteit van de ondervraagde bedrijven. Wel zijn we van mening dat de meningen van de bevraagde ondernemingen richtinggevend kunnen zijn. Het betreft hier immers bedrijven die een vooraanstaande positie innemen in hun sector. Zoals eerder aangegeven, hebben de afgenomen interviews enerzijds tot doel inzicht te bekomen in de concepten “hinderlijke lokale bedrijfsbelasting” en “onbillijke lokale bedrijfsbelasting”. Anderzijds willen we langs deze weg de verwachtingen van bedrijven m.b.t. de gewenste invulling van het Fiscaal Pact onderzoeken. In de nu volgende bespreking van de resultaten van het onderzoek houden we deze indeling verder aan. In paragraaf 4 geven we een synthese van de 8
We vermelden hier dat diverse respondenten ook de OOV als een significante bedrijfsbelasting beschouwen die ze in de verdere debatten rond het Fiscaal Pact aan bod willen zien komen. 9 De belasting op los- en laadtoestellen is een algemeen geldende belasting maar komt in 2002 slechts voor in vier Vlaamse gemeenten.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
15
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
antwoorden van de geïnterviewde bedrijven met betrekking tot een reeks van aspecten van het hinderlijk karakter van de onderzochte belastingen. In paragraaf 5 behandelen we de billijkheidskwestie. Individuele meningen van respondenten/bedrijven worden enkel weergegeven in zoverre ze duidelijk afwijkend zijn van de overige waarnemingen of een duidelijke illustratie opleveren van een ingenomen stelling. Deze vorm van rapportering wordt eveneens aangehouden voor de bespreking van de verwachtingen rond het Fiscaal Pact in paragraaf 6.
16
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
4. Hinderlijke aspecten van lokale bedrijfsbelastingen Op grond van welke factoren ervaart men een belasting al dan niet als hinderlijk? In de gestructureerde vragenlijst werden een aantal potentieel hinderlijke
kenmerken
van
de
heffing
en
het
administratieve
proces
voorgelegd:
de onduidelijkheid van het belastingreglement;
het gebrek aan flexibiliteit vanwege de belastingdienst bij de toepassing van het belastingreglement;
het vereiste opzoekwerk verbonden aan de aangifte;
de hoge graad van detaillering van de aangifte;
de te lange doorlooptijden verbonden aan de procedures;
de inefficiënte/gebrekkige communicatie tussen belastingplichtigen en de gemeentelijke belastingdiensten;
het gebrek aan continuïteit in de belastingwetgeving en de daaruit voortvloeiende rechtsonzekerheid voor de belastingplichtige;
de grote verscheidenheid in belastingreglementen voor dezelfde heffing en de concurrentieverstoring die hiervan het gevolg kan zijn.
Tijdens de interviews werd aan de geïnterviewde bedrijven de ruimte geboden om hier aspecten aan toe te voegen. Een tweede reeks elementen werd voorgelegd om na te gaan in hoeverre ze de mening van de bedrijven over de billijkheid van belasting beïnvloeden. We denken hier aan de concentratie van de heffing bij een heel beperkt aantal belastingplichtigen, of aan de perverse effecten verbonden aan de keuze van de grondslag, of aan het gebrek aan consistentie tussen het lokale en het Vlaamse beleid ten aanzien van fiscaliteit, of aan de omvang van de aanslag, etc.. In wat volgt worden de inzichten gegroepeerd op basis van de diverse deelaspecten van de concepten ‘hinderlijke belasting’ en ‘billijke belasting’
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
17
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
i.p.v. per belasting. Dit vloeit voort uit het gegeven dat dit onderzoek precies tot een verheldering van deze begrippen moet leiden.
4.1 Hinderlijke aspecten verbonden aan het belastingreglement Onduidelijke
-
formuleringen
inzake
grondslag,
kortingen,
vrijstellingen in de belastingreglementen Onduidelijkheden in het belastingreglement blijken een eerste aanleiding voor de geïnterviewde bedrijven om een belasting als hinderlijk aan te duiden. Deze hebben meestal betrekking op heel specifieke modaliteiten in de diverse belastingreglementen die voor interpretatie vatbaar zijn. Enkele voorbeelden van onduidelijkheden die in de interviews naar voor kwamen:10 tellen verdiepingen mee bij de bepaling van de bedrijfsoppervlakte
voor de belasting op bedrijfsoppervlakten? welke installaties moeten wel in aanmerking genomen worden om de
KW te bepalen voor de drijfkrachtheffing? moeten langdurig zieke personeelsleden meegeteld worden voor de
aangifte voor de belasting op tewerkgesteld personeel? moeten de personeelsleden in full-time equivalenten uitgedrukt
worden of in absolute aantallen? In
totaal
werd
er
belastingreglement.
9
maal
Wanneer
melding we
gemaakt in
van
kaart
een
onduidelijk
brengen
welke
belastingreglementen het vaakst als hinderlijk beschouwd worden, dan zijn dit de reglementen van de belasting op reclameborden en van de belasting op drijfkracht.
Het
belastingreglement
betreffende
de
belasting
op
reclameborden wordt door de meeste ondernemingen als een typebelasting met een onduidelijk reglement naar voor geschoven. Deze heffing wordt bijv. door onderneming I en J als zeer hinderlijk ervaren daar er niet duidelijk omschreven wordt wat de exacte inhoud van reclame is. Reclame kan immers op diverse manieren geïnterpreteerd worden. Zo wordt onderneming J bijvoorbeeld geconfronteerd met het feit dat de borden met openingsuren en 10
In de bespreking die volgt worden niet systematisch alle uitspraken over alle belastingen genoteerd. Bij de analyse werd gezocht naar een consensus in de diverse antwoorden of naar duidelijk afwijkende stellingen. Per aspect vermelden we voornamelijk die heffingen die in zich in positieve of negatieve zin onderscheiden.
18
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
informatie over personeelsaanwervingen als reclame worden bestempeld. Volgens de onderneming is dit géén reclame, volgens het gemeentebestuur echter wel. Het belastingreglement is volgens het geïnterviewde bedrijf dermate onduidelijk dat hier geen uitsluitsel over gegeven kan worden. Over het reglement van de drijfkrachtbelasting bestaat er tussen de geïnterviewde bedrijven wel discussie. Sommige respondenten zijn van oordeel dat dit reglement een toonvoorbeeld vormt van een onduidelijk reglement. Andere bedrijven die aan het onderzoek deelnamen, zijn overtuigd van het tegendeel. Het belastingreglement van de drijfkrachtheffing leidt volgens hen zeker niet tot interpretatieproblemen (onderneming A en H). De onduidelijkheid van de belastingreglementen wordt als een belangrijke hinderlijke factor beschouwd worden. De geïnterviewde bedrijven pleiten er in het algemeen voor om de belastbare grondslag zo te formuleren dat elke onderneming op eenvoudige wijze de aangifte kan invullen, zonder rekening te moeten houden met talrijke uitzonderingen. -
De rigiditeit in de toepassing van het belastingreglement
Uit de gesprekken met onze respondenten is gebleken dat er duidelijke verschillen
bestaan
in
hoe
strikt
gemeenten
het
belastingreglement
toepassen. In een aantal gemeenten vormt het belastingreglement het enige gegeven waarmee de belastingdiensten bij de vaststelling van de aanslag rekening houden. In andere gemeenten stellen belastingdiensten zich soepeler op. Zo houden ze rekening met de context waarin een bedrijf tijdens het aanslagjaar heeft moeten functioneren of luisteren ze naar argumenten van bedrijven die aanleiding kunnen geven tot het niet moeten betalen van de heffing. In totaal werden 7 expliciete waarnemingen opgetekend inzake de rigide toepassing van het reglement. 4 respondenten vonden het gebrek aan flexibiliteit een probleem voor 4 verschillende belastingen; 3 andere respondenten maakten gewag van een redelijke opstelling van de lokale belastingdiensten
inzake
de
drijfkrachtbelasting
(2)
en
de
algemene
bedrijfsbelasting.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
19
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
Eén van de respondenten die ontevreden was over de stroeve houding van de belastingdienst, betreft onderneming B. De discussie heeft betrekking op de algemene bedrijfsbelasting. De belastingdienst blijkt geen oor te hebben voor de verzuchtingen van het bedrijf. Deze onderneming wordt geconfronteerd met een hoge aanslag omdat het over veel opslagruimte beschikt. Bedrijf B probeerde tevergeefs te pleiten bij de gemeente voor een gedifferentieerde tariefstructuur. Op die manier zou niet-productieve oppervlakte tegen een billijker tarief belast kunnen worden. Het voorbeeld toont volgens bedrijf B aan dat het lineair toepassen van de grondslag tot ongewenste effecten kan leiden en de verdeling van de fiscale lasten over de bedrijven sterk kan beïnvloeden. Voor onderneming B betekende de overgang naar een algemene bedrijfsbelasting op basis van oppervlakte een grote financiële tegenvaller, precies door de problematiek van de stockageruimte. Ook
bedrijf
J
maakt
gewag
van
een
rigide
houding
vanwege
het
gemeentebestuur inzake de belasting op reclameborden. Ondanks het herhaaldelijk indienen van bezwaren, diende de onderneming voor een reclamebord dat twee dagen dienst deed, het minimumtarief van 200 euro te betalen, zijnde de bijdrage voor twee maanden publiciteit. Anderzijds
kunnen
we
een
aantal
initiatieven
van
de
gemeenten
onderscheiden die volgens de respondenten moeten toegejuicht worden. Zo wordt verwezen naar de mogelijkheid die diverse gemeenten voorzien om voor de drijfkrachtheffingen het aantal belastbare Pk/kW voor x aantal aanslagjaren vast te leggen, ook al zou de inventarisatie daarvan op basis van het reglement jaarlijks moeten plaatsvinden. Deze mogelijkheid zorgt voor een aanzienlijke beperking van de administratieve last bij de bedrijven. Een ander gegeven dat in deze context wordt betreft de soepele regeling in een aantal gemeenten met betrekking tot de drijfkrachtheffing wanneer er zich onderbrekingen van het productieproces voordoen. Het zal niet verbazen dat bedrijven die in het interview aangaven een goede relatie te hebben met het gemeentebestuur, vaak meer oor vinden bij hun gemeentebesturen voor hun problemen, onvoorziene voorvallen of afwijkende kenmerken. In het algemeen blijkt dat de redelijkheid die de belastingdiensten aan de dag leggen bij het interpreteren van het belastingreglement als een zeer positief
20
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
gegeven wordt beschouwd. De geïnterviewde bedrijven pleiten voor een dialoog met de belastingdiensten die moet leiden tot het afstemmen van de reglementen op de zeer diverse realiteit van de vele verschillende bedrijven. -
de grote variëteit in belastingreglementen voor eenzelfde heffing
Enkel de bedrijven met verschillende vestigingsplaatsen hebben een zicht op de vergelijkbaarheid van de belastingreglementen in de verschillende gemeenten. De in de interviews besproken belastingreglementen komen in grote mate overeen, maar toch kunnen een aantal modaliteiten verschillen. Er treedt niet enkel tariefdifferentiatie op. Ook komen er soms verschillen voor in de gekozen grondslagen voor eenzelfde belasting. Zo kent de belasting op de verspreiding van reclame verschillende grondslagen: de bedrukte
oppervlakte,
exemplaren,
enzovoort.
het
aantal
Deze
pagina’s,
verschillende
het
gewicht,
grondslagen
het
aantal
kunnen
een
aanzienlijk verschil veroorzaken in het te betalen bedrag per gemeente. Vooral onderneming H, I en J hebben zicht op de verschillen tussen de belastingreglementen in de diverse gemeenten. Onderneming I en J worden geconfronteerd met een veelheid aan verschillende belastingreglementen. Zij ervaren deze diversiteit dan ook als bijzonder problematisch en zijn voorstander van de invoering van modelreglementen. Onderneming H, met een viertal productievennootschappen in Vlaanderen, probeert op eigen initiatief dezelfde modaliteiten te verkrijgen in de verschillende vestigingsgemeenten. Zo nam ze het initiatief om bij de verschillende gemeentebesturen een voorstel in te dienen om de aangifte voor de drijfkrachtbelasting voor een periode te bevriezen. Deze “best practice” werd voor onderneming H in verschillende gemeenten ingevoerd.
4.2 Hinder verbonden aan het opzoekwerk als gevolg van en de graad van detaillering van de aangifte Een aantal belastingen die de respondenten dienen te betalen, noodzaken heel wat opzoekwerk. Bij de drijfkrachtbelasting is het bijvoorbeeld zo dat het hele geïnstalleerd vermogen gekwantificeerd dient te worden. De C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
21
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
administratie in het bedrijf die instaat voor de belastingaangifte is vaak onvoldoende technisch geschoold om zelf een correcte aangifte in te vullen. Het
feit
dat
er
in
de
meeste
belastingreglementen
tevens
talrijke
uitzonderingen worden opgesomd, maakt het in kaart brengen van het vermogen er niet eenvoudiger op. Vaak doet men dan ook beroep op technici om het geïnstalleerd vermogen te becijferen. Niet enkel de aangifte van de drijfkrachtbelasting vergt veel voorbereiding. Ook de belasting op reclameborden en verspreiding van reclame noodzaken vrij veel opzoekwerk, daar de aangifte zeer gedetailleerd dient te gebeuren. Onderneming I en J wijzen ook op de grote diversiteit van gemeentelijke belastingreglementen waardoor er voor bedrijven met meerdere vestigingen geen schaalvoordelen kunnen gerealiseerd worden. Het herhaaldelijk opvragen van gegevens die niet gewijzigd zijn, wordt tevens als hinderlijk ervaren. Bedrijven moeten deze gegevens telkens opnieuw opzoeken terwijl de gemeentebesturen de informatie eigenlijk vaak al ter beschikking hebben. Gegevens die door de tijd heen slechts zelden veranderen
zouden
standaard
aantal
belastingen
reeds
op
het
aangifteformulier
kunnen
verschijnen. Een
groot
noodzaken
echter
geen
voorbereidend
opzoekwerk daar deze administratief eenvoudig zijn. Vooral de belasting op afgifte
van
stukken
en
de
algemene
bedrijfsbelasting
worden
als
administratief eenvoudige belastingen bestempeld. Indien het opzoekwerk achter de rug is dient de aangifte te worden ingevuld. Deze aangifte moet volgens de bedrijven vaak veel te gedetailleerd gebeuren. Volgens de ondernemingen zijn er drie belastingen die voor een aanzienlijke administratieve hinder zorgen: de belasting op drijfkracht, de belasting op reclameborden en de belasting op de verspreiding van reclame. In een aantal gemeenten waar onderneming I en J publiciteit verspreiden, dient de aangifte voor de betreffende belasting per bedeling te gebeuren. Deze aangifte moet, al naar gelang van de heffende gemeente, het aantal pagina’s bevatten, het aantal gedrukte zijden, het gewicht, het aantal verspreidde exemplaren,… . Voor ondernemingen die regelmatig reclame verspreiden is dit een niet te onderschatten administratieve last. Bij een
22
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
wekelijkse bedeling in een 50-tal gemeenten resulteert de heffing jaarlijks in een 250-tal aangifteformulieren en aanslagformulieren. De voorkeur van de geïnterviewde ondernemingen die publiciteit verspreiden gaat dan ook uit naar een jaarlijkse aangifte. Ook zijn ze voorstander van een jaarlijkse aanslag, gebaseerd op één modelreglement. Ook het invullen van de aangifte voor de belasting op reclameborden blijkt een arbeidsintensieve bezigheid. Deze aangifte moet een opsomming bevatten van alle reclameborden. Deze lijst dient melding te maken van een beschrijving van het bord, de oppervlakte en de exacte plaats van het bord. Omtrent deze aangifte rijzen vragen inzake het nut van het verzamelen van zoveel details. De gemeentelijke administraties gaan immers zelden of nooit over tot het effectief controleren van de aangiftes van de bedrijven. Dit is een algemene trend die we kunnen vaststellen. Slechts enkele gemeentebesturen gaan volgens de geïnterviewde bedrijven bij bepaalde belastingen over tot het effectief ter plaatse controleren van de aangifte. Dit geeft de bedrijven vaak een vrijgeleide tot het indienen van een geschatte aangifte. Zoals ook voordien al aangehaald, gaven de respondenten anderzijds voorbeelden van een periodieke bevriezing van de aangiftes. Er wordt in overleg een vast bedrag afgesproken dat gedurende x aantal jaren door het bedrijf betaald dient te worden, zonder rekening te houden met eventuele wijzigingen in de grondslag. Op deze manier wordt de administratieve last voor de bedrijven aanzienlijk verminderd. Voor de drijfkrachtbelasting houdt dit bijvoorbeeld in dat het geïnstalleerd vermogen slechts één maal in kaart moet gebracht worden voor een periode van x jaar. Onderneming K en H kunnen inzake de drijfkrachtbelasting een keuze maken tussen twee types van aangifte. Enerzijds kan men kiezen voor een gedetailleerde aangifte waarbij het geïnstalleerd vermogen gekwantificeerd dient te worden. Anderzijds kan geopteerd worden voor een systeem waarbij de
te
betalen
drijfkrachtbelasting
wordt
berekend
op
basis
van
de
elektriciteitsfacturen. De tweede kwantificering van het verbruikt vermogen wordt door de onderworpen bedrijven duidelijk geapprecieerd.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
23
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
4.3 Problemen met de doorlooptijden van de procedures De doorlooptijden van de procedures zijn in de meeste gevallen haalbaar. Er wordt voldoende tijd ter beschikking van de bedrijven gesteld om hun aangifte in te vullen en de aanslag te betalen. De doorlooptijden geven dan ook bij het gros van de ondernemingen geen aanleiding tot het hinderlijk bevinden van een lokale bedrijfsbelasting. Bij een tweetal belastingen is de doorlooptijd van de voorgeschreven procedure echter niet haalbaar. Twee van de ondervraagde ondernemingen ervaren dit probleem bij de belasting op reclameborden en de belasting op de verspreiding van reclame. Onderneming I en J, beide onderhevig aan de belasting op verspreiding van reclame, vinden de geldende procedures veel te kort. Ten eerste schrijft het belastingreglement in een aantal gevallen voor dat de aangifte een aantal weken vóór de bedeling van het reclamedrukwerk dient te gebeuren. Op dat moment is vaak nog niet gekend wat men op de aangifte dient in te vullen en dus worden vele aangiftes laattijdig ingediend. Ten tweede is de procedure niet haalbaar wegens het feit dat beide ondernemingen geconfronteerd worden met een zeer groot aantal aangifte – en aanslagformulieren daar zij deze belastingen dienen te betalen in een aanzienlijk
aantal
gemeenten.
Daarenboven
worden
al
deze
aangifteformulieren en aanslagen verspreid doorheen het hele boekjaar worden. Indien er in de procedures zou afgestapt worden van de klassieke communicatie tussen de gemeentelijke belastingsdienst en de bedrijven, bestaat er volgens de bedrijven een potentieel om de doorlooptijden eventueel te verkorten. Een mogelijke invulling van modern communiceren is het ontvangen en verzenden van aangifte via e-mail. Voor de belastingen waar een elektronische afhandeling niet haalbaar is, dient de vooropgestelde termijn verlengd te worden. We kunnen dus besluiten dat de doorlooptijden van de procedures algemeen niet als hinderlijk ervaren worden. Wel kunnen bepaalde procedures geoptimaliseerd worden.
24
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
4.4 Ontevredenheid over de communicatie met de belastingsdienst De wijze waarop bedrijven met het gemeentebestuur communiceren, verschilt van bedrijf tot bedrijf en van gemeente tot gemeente. Tevens is het zo dat bepaalde belastingen geen enkele vorm van communicatie noodzaken; in andere gevallen zijn de informatiestromen tussen de betrokkenen wel degelijk noodzakelijk. Deze noodzakelijke vorm van communicatie kan zorgen voor enige hinder bij de belastingplichtige bedrijven. Volgens de geïnterviewde bedrijven zou de communicatie
met
de
gemeentediensten
op
verschillende
manieren
geoptimaliseerd kunnen worden. Momenteel is het immers zo dat de bedrijven terechtkomen in een wirwar van diensten. Het zou voor de bedrijven dan ook eenvoudiger zijn, ingeval er één aanspreekpunt zou aangeduid worden. Inzake belastingswijzigingen worden de bedrijven te weinig pro-actief op de hoogte
gebracht.
Vaak
worden
ze
pas
met
deze
veranderingen
geconfronteerd bij het ontvangen van de aangifte. De geïnterviewde bedrijven vinden het wenselijk dat de gemeentebesturen ieder jaar een document samenstellen met hierin de wijzigingen aan de reeds bestaande belastingen
en
de
invoering
van
nieuwe
belastingen.
Dit
zou
de
rechtszekerheid en de transparantie verhogen (zie ook volgende paragraaf). De
geïnterviewde
respondenten
vonden
het
bijzonder
vervelend
dat
belastingdiensten soms zelf niet in staat zijn technische vragen omtrent het invullen van de aangifte te beantwoorden. In de meeste gevallen verloopt de communicatie met de gemeentelijke diensten weliswaar vlot. Slechts drie ondernemingen maakten betreffende vier bedrijfsbelastingen melding van een slechte informatie-uitwisseling met de belastingdienst.
4.5 Gebrek aan continuïteit en rechtszekerheid Gemeenten
kunnen
ieder
jaar
opnieuw
belastingen
wijzigen,
nieuwe
belastingen invoeren en andere belastingen afschaffen. Bedrijven worden op C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
25
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
die manier jaarlijks geconfronteerd met onzekerheid. Onzekerheid omtrent het
belastingreglement,
onzekerheid
over
de
gehanteerde
tarieven,
onzekerheid over vrijstellingen en kortingen, enzovoort. Het wordt als hinderlijk ervaren dat gemeentebesturen hieromtrent weinig communiceren en weinig inspraak bieden aan de bedrijven. Initiatieven in verband met “fiscal ruling” komen deze continuïteit ten goede. Het is voor de geïnterviewde bedrijven immers duidelijk welke bedragen zij dienen te voorzien in hun budgetten en de gemeentebesturen kunnen rekenen op beter voorspelbare inkomsten. Onderneming A, H en K zien dit als een vorm van geapprecieerde service vanwege de gemeentelijke belastingdiensten. Ook de koppeling van lokale heffingen aan heffingen van hogere overheden kan voor verrassingen zorgen. Een specifiek voorbeeld betreft de belasting op afgifte van stukken voor gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen. In de vestigingsgemeente van onderneming A dient men deze belasting enkel te betalen indien men op basis van de SEVESO-wetgeving een inrichting van klasse II is. Door een wijziging in de SEVESO-wetgeving veranderde bedrijf A van klasse en werd zo automatisch belastingplichtige voor deze lokale heffing. Vooral ook het gebrek aan communicatie hieromtrent zorgt voor wrevel. Een voorbeeld van een situatie waarin onverwachte wijzigingen van de lokale bedrijfsfiscaliteit
grote
financiële
implicaties
hebben
voor
bepaalde
ondernemingen vinden we bij onderneming B. Dit bedrijf werd in het jongste aanslagjaar
geconfronteerd
met
de
invoering
van
een
algemene
bedrijfsbelasting. Deze verving een reeks bestaande bedrijfsbelastingen. Door deze
wijziging
dienden
een aantal
ondernemingen in
de
betreffende
gemeente tot 40 à 50 maal het oude te betalen bedrag op te hoesten. Vanzelfsprekend zijn bedrijven niet gelukkig met een dergelijke onvoorziene stijging van de lokale fiscale druk.
4.6 Het concurrentieverstorend karakter De gemeentelijke fiscale autonomie zorgt ervoor dat gemeenten vrij kunnen beslissen welke belastingen zij in hun financieringsmix opnemen en welke niet. Dit brengt met zich mee dat we in iedere gemeente een specifieke mix
26
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
van
lokale
bedrijfsbelastingen
met
verschillende
tarieven
kunnen
terugvinden. Bedrijf X, gevestigd in gemeente X en identiek aan bedrijf Y, gevestigd in gemeente Y kan met andere woorden geconfronteerd worden met andere lokale bedrijfsbelastingen en dus met andere uitgaven inzake fiscaliteit. Wanneer het hier om substantiële belastingaanslagen gaat en de bedrijven
actief
zijn
in
dezelfde
sector
dan
kan
dit
gegeven
concurrentievervalsend werken. De drijfkrachtbelasting krijgt het vaakst het etiket opgeplakt concurrentieverstorend te zijn. Het concurrentieverstorende karakter van bedrijfsbelastingen werkt niet enkel ten opzichte van andere bedrijven uit de sector, maar ook binnen de eigen groep. Onderneming J heeft een driehonderdtal vestigingen in België, waaronder enkele in eenzelfde gemeente. Deze vestigingen hebben kleinere winstmarges dan de andere vestigingsplaatsen daar zij in deze gemeente de belasting op tabak- en drankslijterijen dienen te betalen. Ook onderneming C, D en F merken dat de lokale belastingen de concurrentiepositie binnen de eigen groep sterk kunnen beïnvloeden. De lokale
bedrijfsbelastingen
spelen
vooral
een
rol
bij
het
nemen
van
investeringsbeslissingen. Voornamelijk startende bedrijven houden in hun vestigingsproblematiek rekening
met
de
lokale
bedrijfsbelastingen.
Indien
men
andere
vestigingsaspecten, zoals bijvoorbeeld bereikbaarheid, de aanwezigheid van afzetbedrijven of infrastructurele kenmerken buiten beschouwing laat, geven productiebedrijven de voorkeur aan gemeenten zonder drijfkrachtbelasting. Voor ondernemingen met een grote opslagcapaciteit is de belasting op de bedrijfsoppervlakte
een
gegeven
dat
medebepalend
is
voor
de
vestigingsbeslissing. Het concurrentieverstorende karakter van de lokale bedrijfsbelastingen heeft bij de ondervraagde bedrijven nog niet geleid tot het overwegen van delokalisatie.
Wel
wijst
onderneming
E
op
de
toenemende
fiscale
aantrekkingskracht van een aantal Duitse regio’s. Eén van de onderneming gaf ons te kennen het productieproces momenteel in België gradueel af te bouwen ten koste van nieuwe vestigingen in het buitenland.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
27
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
Er dient te worden opgemerkt dat de respondenten opmerken dat de lokale bedrijfsbelastingen
weliswaar
niet
het
voornaamste
concurrentienadeel
vormen. Het is in eerste instantie de globale fiscale druk die in de weegschaal wordt gelegd, waarbij slechts een kleine bijrol is weggelegd voor de lokale bedrijfsbelastingen.
28
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
5. Determinanten van de acceptatie van de PHB Het is duidelijk dat de administratieve lasten verbonden aan de aangifte en afhandeling van een belasting voor wrevel zorgen bij de belastingplichtigen en de perceptie over de wenselijkheid van een fiscale heffing beïnvloeden. Maar de wenselijkheid of de graad van acceptatie of aanvaarding wordt ook nog bepaald door tal van andere factoren. Uit de literatuur rond verzet tegen belastingen en non-compliance behaviour blijkt ondermeer dat de omvang van de aanslag, de hoogte van het tarief, de perceptie van een rechtvaardige verdeling van de lasten en de gepercipieerde return in termen van overheidsdiensten belangrijke elementen zijn in deze discussie. In de interviews werden de bedrijven een aantal elementen ter beoordeling voorgelegd die op basis van vooronderzoek leken verband te houden met de inschatting van de billijkheid van een belasting:
de keuze van de grondslag;
de beleidsdoelen die schuil gaan achter de opgelegde heffing;
de spreiding van de fiscale druk over meerdere belastingplichtingen;
de verhouding kosten/opbrengsten vanuit het standpunt van het bedrijf.
Telkens werd de respondenten gevraagd of deze elementen determinanten vormen van de aanvaarding van de heffing en of ze dit voor de betrokken belasting
kunnen
illustreren
met
voorbeelden.
We
behandelen
deze
elementen hierna in de hiervoor gegeven volgorde. De keuze van de grondslag vormt één van de meest aangeduide redenen (13 maal voor 5 verschillende belastingen) van verzet of weerstand tegen een bedrijfsbelasting. Door de keuze van de grondslag worden immers vastgelegd wie wel en wie niet belastingplichtig is. Hierdoor zullen bepaalde typebedrijven of zelfs bepaalde sectoren sterker belast worden dan andere. Dit is bijvoorbeeld zo voor de drijfkrachtheffing. De lasten van deze heffing worden in sterke mate gedragen door de productiebedrijven en door industriële sectoren. Ook andere bedrijven dragen bij tot de totale opbrengst van deze heffing, maar hun aandeel in de totale ontvangsten is vaak maar C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
29
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
een
fractie
van
wat
de
hiervoor
geciteerde
bedrijven
betalen.
De
geïnterviewde productiebedrijven vonden dat gemeenten met een sterke belastingconcentratie die zich vooral financieren uit de drijfkrachtheffing tot een onbillijke verdeling van de fiscale lasten komen. Arbeidsintensieve bedrijven in ons panel die bloot stonden aan een vrij grote aanslag als gevolg van de belasting op tewerkgesteld personeel hadden hierover dezelfde perceptie. Verwijzen we tenslotte naar een gelijkaardige klacht van bedrijven met een grote oppervlakte, met betrekking tot de algemene belasting; al noteren we hier toch ook wel afwijkende meningen. Onderneming B vindt de oppervlakte geen goede grondslag voor de algemene belasting, terwijl onderneming K, oppervlakte net als een zeer verdedigbare grondslag omschrijft. Onderneming G brengt nog een ander element aan dat verband houdt met de grondslag en dat aanleiding kan geven tot weerstand tegenover lokale heffingen. Het betreft meer bepaald het feit dat diverse grondslagen meerdere malen belast worden. Een voorbeeld hiervan is de belasting op drijfkracht. De grondslag, zijnde het productieapparaat, wordt reeds via de elektriciteitsfactuur en via de opcentiemen op de onroerende voorheffing voor materieel en outillage belast. Het is dan ook volgens onderneming G niet rechtvaardig om de productieondernemingen een derde maal via de belasting op drijfkracht te laten bijdragen. De
keuze
van
de
grondslag
kan
ook
conflicteren
met
de
beoogde
beleidsdoelstelling of er in het geheel geen verband mee houden. Bedrijfsbelastingen kunnen verschillende beleidsdoelen nastreven. Ze kunnen bijvoorbeeld een compensatie vormen voor de door het bedrijf veroorzaakte milieu- of verkeershinder. Ze kunnen ook een retributiekarakter hebben en als dusdanig een vergoeding vormen voor het gebruik van de gemeentelijke dienstverlening of infrastructuur. In derde instantie kunnen belastingen een ontradend karakter hebben. Tenslotte, wordt de meerderheid van de heffingen ook ingevoerd met het oog op de financiering van het gemeentelijk beleid. Indien de keuze van de grondslag niet correspondeert met de achterliggende doelstelling, of een slechte indicator vormt van wat men beleidsmatig wenst te beïnvloeden dan leidt dit tot belastingweerstand. Een van de geïnterviewde bedrijven illustreerde dit aan de hand van de milieubelasting. Deze belasting
30
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
heeft deels een ontradende functie, maar vormt anderzijds een compensatie voor de milieuhinder die bedrijven veroorzaken. In bepaalde gemeenten wordt de bebouwde oppervlakte als grondslag voor de milieubelasting gehanteerd. Verschillende respondenten hadden sterke bedenkingen bij de veronderstelde
relatie
tussen
de
oppervlakte
en
de
veroorzaakte
milieuhinder. Een kleine onderneming kan immers sterk vervuilend zijn terwijl een zeer grote onderneming zeer milieuvriendelijk kan werken. Dezelfde redenering geldt voor de belasting op de bedrijfsoppervlakten. Opslagplaatsen met grote oppervlakten zijn volgens de respondenten niet meer hinderlijk dan ondernemingen met een kleine oppervlakte. Enkel onderneming K ziet enige logica achter de keuze van deze grondslag. Bedrijfsoppervlakte is volgens K een schaars goed, wat betekent dat de gemeentebesturen het ondoordacht gebruik ervan moeten ontraden. Uit de gesprekken blijkt dat ondernemingen graag weten waarom een bedrijfsbelasting ingevoerd is. Dit maakt een heffing voor de bedrijven in ons onderzoek beter aanvaardbaar. Onderneming G en K vinden de doelstelling van de fiscaliteit zelfs het belangrijkste aspect voor de beoordeling van de hoe aanvaardbaar een lokale bedrijfsbelasting wel is. Belastingen moeten volgens deze respondenten altijd een bepaald beleid ondersteunen of een bepaald gedrag afremmen. Onderneming G vindt hieromtrent dat de gemeentebesturen deze doelstelling verplicht zouden moeten opnemen in het eerste artikel van hun belastingreglement. Belastingen die evenwel louter als financieringsmiddel
dienen,
leiden
tot
verzet.
Andere
respondenten
accepteren wel dat ook zij binnen bepaalde grenzen onderhevig zijn aan heffingen die louter gericht zijn op de financiering van de gemeente. Wel hebben een aantal respondenten de indruk dat de lokale bedrijfsbelastingen helaas vaak louter en alleen budgettair geïnspireerd zijn. Tenslotte roept de gekozen grondslag verzet op wanneer die haaks staat op de doelstellingen van hogere overheden. De respondenten verwijzen naar het feit dat wanneer men federaal de werkgelegenheid wil bevorderen door het creëren van bijkomende jobs, het uitermate contraproductief is om lokaal belastingen op tewerkstelling te heffen. Ook het belasten van de productie via de drijfkrachtbelasting vindt een aantal bedrijven vanuit deze logica onverdedigbaar daar het aantal banen vooralsnog niet onafhankelijk is van de productie-intensiteit. Het gegeven dat het fiscale beleid van de verschillende overheidsniveaus
vaak
niet
overeenstemt
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
zet
kwaad
bloed
bij
de
31
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
ondernemingen. De ondernemingen zijn dan ook vragende partij voor een coherent fiscaal beleid. Uit de interviews blijkt dat bedrijven vaak voorstander zijn van eerder brede grondslagen die een grote groep belastingplichtigen treffen en daardoor tot een meer gelijke spreiding van de fiscale druk aanleiding geven. Indien het Fiscaal Pact zou resulteren in de afschaffing van een aantal belastingen, wat zou gecompenseerd worden door één algemene bedrijfsbelasting, dan zal er grondig nagedacht moeten worden over de mogelijke grondslag van deze belasting. Volgens de gecontacteerde bedrijven lijkt een combinatie van verschillende parameters de beste oplossing. Door de keuze van de grondslag worden de lasten van de bedrijfsheffingen vaak
sterk
ondernemingen
geconcentreerd betalen
bij
in
enkele
zo’n
context
belastingplichtigen. een
wel
heel
Deze hoge
belastingfactuur, wat opnieuw tot verzet leidt. De bevraagde bedrijven hekelen niet het feit dat zij belastingen dienen te betalen, maar wel de omvang van het te betalen bedrag aan belastingen. Volgens onderneming A halen sommige gemeenten tot één derde van hun totaalbudget uit het heffen van de drijfkrachtbelasting op de bedrijven. Bovendien betreft het hier vaak een vrij klein aantal belastingplichtigen, wat voor specifieke bedrijven een substantiële kost veroorzaakt. De bevraagde bedrijven hebben de indruk dat sommige gemeenten dit bewust doen omdat ze zo de belastingsdruk op de kiesgerechtigde inwoners laag kunnen houden. Deze bedragen stemmen niet overeen met de return die de bedrijven krijgen van de gemeentebesturen. Volgens de bedrijven dient er dan ook een afweging gemaakt te worden tussen datgene wat men betaalt en datgene wat men hiervoor in de plaats krijgt. Een voorlaatste element betreft de relatie tussen de aanslag en de genoten
dienstverlening.
Het
is
echter
niet
makkelijk
voor
de
respondenten om deze relatie te beoordelen. Een aantal aspecten maken het voor de bedrijven moeilijk om hun aandeel in de dienstverlening tegenover de te betalen belasting uit te drukken. Vooreerst ervaart men moeilijkheden omdat het gemeentelijke deel van de dienstverlening vaak moeilijk te onderscheiden valt van de dienstverlening van de andere overheidsniveaus. Infrastructureel bijvoorbeeld maakt een bedrijf naast de gemeentelijke wegen
32
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
ook gebruik van de provincie- en gewestwegen op het gemeentelijke grondgebied. Een tweede reden is dat gemeenten niet enkel inkomsten genereren uit belastingen maar ook dotaties ontvangen via bijv. het Gemeentefonds. De respondenten in dit onderzoek hebben geen zicht op het belang van deze middelen en de aanwending ervan. Een derde moeilijkheid is het onderscheid tussen dienstverlening aan bedrijven en aan inwoners. Infrastructurele verbeteringen zijn bijv. niet alleen ten voordele van de bedrijven,
ook
inwoners
kunnen
hier
van
genieten.
Kortom,
de
dienstverlening aan bedrijven is moeilijk te isoleren en moeilijk te definiëren. Onderneming J is de enige respondent die een expliciet voorbeeld aanbrengt om te illustreren dat de kosten en baten niet altijd in evenwicht zijn. Bedrijf J dient in vele gemeenten de belasting op het ophalen van nijverheidsvuil en grof vuilnis te betalen in ruil voor de dienst die het gemeentebestuur ter beschikking stelt van de ondernemingen. Echter, onderneming J verzorgt zelf haar
afvalverwerking
en
doet
nooit
beroep
op
de
gemeentelijke
afvalomhaling. Ze dient jaarlijks een aanzienlijk bedrag aan deze belasting te besteden zonder dat ze van de betreffende dienstverlening genieten. Herhaaldelijk werd hier melding van gemaakt, maar onderneming J werd nooit vrijgesteld van het te betalen belastingsbedrag. J ziet dit dan ook als een voorbeeld van slechte dienstverlening vanwege het gemeentebestuur. Een ander voorbeeld dat onderneming J aanhaalt, is het feit dat dit bedrijf in een
aantal
gemeenten
dient
te
betalen
voor
uittreksels
uit
belastingreglementen. Tot slot geven we nog aan welke belasting volgens de respondenten de meeste weerstand opriep en welke daarentegen als het minst problematisch op het vlak van billijkheid werd ervaren. De bedrijfsbelasting waarvan de omvang het meest als problematisch wordt aanzien is de drijfkrachtbelasting (onderneming A, C, D, E, F, H en G). De omvang van de belasting op afgifte van stukken voor gevaarlijke en hinderlijke inrichtingen wordt door de ondervraagde ondernemingen niet als problematisch ervaren. Het gaat om kleine bedragen die de administratieve verwerking bij het gemeentebestuur vergoeden. Onderneming A stelt zich echter wel de vraag waarom een afzonderlijke heffing noodzakelijk is. Het te betalen
bedrag
is
immers
een
peulschil
in
vergelijking
met
de
drijfkrachtbelasting.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
33
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
Uit onze interviews hebben we kunnen opmaken dat bedrijven liever één grote belasting qua omvang betalen, dan verschillende kleine belastingen die evenveel opbrengen, zolang ze maar het gevoel hebben dat ze niet de enige belastingplichtige vormen. We kunnen dus besluiten dat het aanvaarden van een belasting vooral blijkt af te hangen van de keuze van de grondslag, de concentratie van de fiscale druk, de omvang van het te betalen bedrag en de duidelijkheid van de doelstellingen die deze belastingen moeten dienen.
34
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
6. Het Fiscaal Pact De Vlaamse regering heeft zich voorgenomen om met de provincie– en gemeentebesturen een Fiscaal Pact af te sluiten. Het doel van dit Fiscaal Pact zou het ontwikkelen van een bedrijfsvriendelijke fiscaliteit zijn. De concrete inhoud van het Pact is nog niet duidelijk, maar zal in overeenstemming met de lokale besturen bepaald worden. Vraag is welke verwachtingen dit Pact oproept bij de bedrijven. In de hierna volgende bespreking geven we de mening weer van de 11 bedrijven die deelgenomen hebben aan onze vraaggesprekken. We willen er vooraf nogmaals op wijzen dat deze bedrijven niet als spreekbuis optraden voor de andere bedrijven in hun sector. Verder zijn ze niet in eerste instantie geselecteerd met het oog op het kunnen doen van zo representatief mogelijke uitspraken voor de bedrijfswereld. De voorkeur voor deze bedrijven kan verklaard worden op basis van hun vertrouwdheid met een aantal onderzochte belastingen. De lezer mag dus niet uit het oog verliezen dat wat volgt in eerste instantie een weergave is van de individuele meningen van onze respondenten. Dit wil echter niet zeggen dat deze meningen niet gefundeerd zijn. Uit de interviews is naar voor gekomen dat onze gesprekspartners een duidelijke visie hebben op de bedrijfsfiscaliteit en deze uitgebreid kunnen beargumenteren. Tijdens de interviews werden 3 vragen voorgelegd inzake het Fiscaal Pact. Eerst werd de gesprekspartner de gelegenheid gegeven om vrij te formuleren wat volgens hem/haar het Fiscaal Pact voorstelt en waar de klemtonen zouden
moeten
liggen.
Opvallend
was
dat
vrij
veel
bedrijven
de
ontwikkelingen rond het Fiscaal Pact niet op de voet gevolgd hadden. Een tweede vraag confronteerde de respondenten met een aantal elementen, waarvan we verwachtten dat ze die zelf minder spontaan zouden in verband brengen met het Fiscaal Pact. Tenslotte werd gevraagd naar hoe ze dachten dat een eventuele schrapping van een of meerdere lokale heffingen zou moeten gecompenseerd worden voor de gemeenten. Hierna geven we een synthese op basis van de antwoorden op de eerste twee vragen en presenteren we vervolgens wat er in de gesprekken aangebracht werd rond de eventuele compensaties van de minderinkomsten van gemeenten.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
35
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
6.1 Mogelijke aandachtspunten voor het Fiscaal Pact -
de omvang van de fiscale druk veroorzaakt door de lokale bedrijfsheffingen & de lokale fiscale autonomie
Een grote meerderheid van de geïnterviewde bedrijven is bezorgd om de evolutie van de fiscale druk. Een discussie over het aanvaardbare niveau van deze fiscaliteit is dan ook prioritair in het kader van het Fiscaal Pact. Gezien het feit dat de bedrijven in onze steekproef vaak internationaal actief zijn, wijzen ze erop dat de fiscaliteit een belangrijke determinant is van de globale concurrentiekracht van regio’s en bedrijven. De meerderheid van de ondernemingen
stellen
dat
het
de
totale
fiscale
last
is
die
hierbij
doorslaggevend is. Gezien het feit dat België/Vlaanderen hier internationaal gezien al zeer slecht scoort, moeten alle additionele ontsporingen van de lokale bedrijfsfiscaliteit vermeden worden. Uit de discussies blijkt dat bedrijven de evolutie van de lokale fiscaliteit vaak koppelen aan de eerder gevoerde
billijkheidsdiscussie.
Vanzelfsprekend
is
geen
enkel
van
de
geïnterviewde bedrijven gekant tegen de algemene reductie van de fiscale druk of de afschaffing van de lokale bedrijfsbelastingen. Uit de gesprekken blijkt echter ook dat de geïnterviewde bedrijven dit evenwel niet als een eis of breekpunt naar voor schuiven. De meeste respondenten waren duidelijk bereid een bijdrage te leveren tot de lokale fiscaliteit en te participeren aan de financiering van de gemeentelijke dienstverlening. De bedrijven rond de tafel
waren
zich
zeer
goed
bewust
van
hun
maatschappelijke
verantwoordelijkheid. De weerstand tegen de lokale bedrijfsheffingen was wel groter, wanneer het bedrijf in kwestie een zeer grote belastingfactuur van de gemeente kreeg toegestuurd en ze verhoudingsgewijs wel een heel groot stuk van de lokale financiële middelen als individuele belastingplichtige diende te dekken. Uit de interviews blijkt dat de meerderheid van de gesprekspartners ook niet pleit voor een volledige afbouw van de bedrijfsfiscaliteit op lokaal niveau. Vele van de bevraagde ondernemingen verwezen naar hun uitstekende relaties met de gemeentebesturen en het gegeven dat het politieke niveau lokaal makkelijker aanspreekbaar is dan het Vlaamse of Federale niveau. Het lokale politieke niveau is beter op de hoogte van de specifieke ontwikkelingen
36
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
rond het bedrijf en van het lokaal sociaal-economisch belang van de onderneming. Enkel ondernemingen I & K pleitten expliciet voor een beduidende reductie van de lokale autonomie inzake fiscaliteit. Zij zouden het liefst een gehele afschaffing
zien
tot
stand
komen
van
de
lokale
bedrijfsfiscaliteit.
Bedrijfsbelastingen dienen volgens onderneming I door een zo hoog mogelijk overheidsniveau
te
worden
geheven.
Volgens
K
is
het
Vlaamse
overheidsniveau hiervoor het meest geschikt. Deze hogere overheden zouden dan
via
dotaties
de
gederfde
inkomsten
van
de
lagere
overheden
kunnen/moeten compenseren. Een dergelijke belasting zou vooral de administratieve hinder danig kunnen beperken. Idealiter kan zo gekomen worden tot één aangifteformulier en één aanslagbiljet, waarop de bijdragen voor de verschillende overheidsniveaus worden verzameld. Een dergelijke benadering
creëert
volgens
de
ondervraagde
onderneming
ook
meer
transparantie en duidelijkheid. -
de nood tot het hergroeperen van de heffingen
Beleidsmaatregelen die als doel hebbende diverse lokale bedrijfsbelastingen te hergroeperen tot één globale heffing, kan op zeer veel bijval rekenen bij de ondervraagde bedrijven (8 ondernemingen zijn hier voorstander van). Een aantal overwegingen maken van deze maatregel een prioriteit. Een eerste reden is dat deze maatregel de administratieve overlast bij de bedrijven sterk kan reduceren. Ook zou men via de invoering van één globale heffing de transparantie van de lokale fiscaliteit kunnen bevorderen. Hierdoor wordt benchmarking tussen de verschillende gemeenten mogelijk. Gemeenten hebben er alle belang bij om zich als bedrijfsvriendelijke gemeente te profileren om zo nieuwe investeerders aan te trekken. Alle ondervraagde bedrijven zijn het eens over de wenselijkheid van de invoering van een globale heffing, maar over de grondslag van deze nieuwe heffing heerst er onenigheid. Een aantal bedrijven wensen een nieuwe belasting gebaseerd op een andere grondslag dan de bestaande heffingen. Andere bedrijven wensen deze belasting te enten op een reeds bestaande bedrijfsbelasting.
Ze
denken
dan
concreet
aan
tariefverhogingen
van
bestaande belastingen, of aan het koppelen van opcentiemen aan deze heffing. Vanzelfsprekend zouden deze nieuwe heffingen niet bovenop de
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
37
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
bestaande mogen ingevoerd worden, maar een compenserend karakter moeten hebben. Een van de bedrijven opperde om in plaats van voor de drijfkrachtheffing een tarief van x euro/kW te hanteren, dit te laten stijgen tot x+y euro/kW in ruil voor de afschaffing van enkele kleinere bedrijfsbelastingen11. Op die manier creëert men een win-win situatie waarbij de administratieve lasten voor de beide belanghebbenden sterk kunnen worden teruggedrongen en waarbij de gemeenten geen verlies aan inkomsten leiden. Hierbij merken we op dat de drijfkrachtbelasting algemeen niet als billijk ervaren wordt. Een algemene bedrijfsbelasting heffen met deze grondslag zal dus in vele gevallen niet op applaus onthaald worden. Andere bedrijven wensen de hergroepering verwezenlijkt te zien worden in een nieuwe belasting. Deze nieuwe belasting moet idealiter een grondslag hebben die maximaal rekening houdt met de veroorzaakte hinder en de genoten dienstverlening van het bedrijf. Een parameter die rekening houdt met al deze factoren blijkt echter niet te bestaan. Er moet met andere woorden gezocht worden naar een combinatie van factoren die zorgt voor een
gelijke
spreiding
van
de
belastingsdruk
over
de
verschillende
ondernemingen. De afschaffing van alle lokale bedrijfsbelastingen en de vervanging hiervan door een opcentiem op de federale vennootschapsbelasting kon niet rekenen op veel bijval van de ondernemingen (enkel onderneming A en K zijn voorstander van het heffen van een resultaatsafhankelijke belasting). De redenen
hiervoor
waren
zeer
divers.
Ten
eerste
betreft
het
een
conjunctuurgevoelige belasting die de stabiliteit van de inkomsten van een gemeente in gevaar kan brengen. Verder heeft een dergelijke hervorming verdelingseffecten. Opnieuw zou er een andere verdeling van de fiscale druik tot
stand
komen
omdat
enkel
de
winstgevende
bedrijven
dan
belastingplichtig zouden zijn. Tenslotte argumenteren de geïnterviewde bedrijven
dat
door
middel
van
een
bijkomende
opcentiem
op
de
vennootschapsbelasting, ons land nog slechter zal scoren in internationale vergelijkingen betreffende de fiscale druk op ondernemingen.
11
De toename van de totale opbrengst aan drijfkrachtbelasting (y vermenigvuldigd met het aantal kW in een gemeente) moet gelijk zijn aan de som van de opbrengsten van de afgeschafte belastingen.
38
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
Indien ervoor geopteerd wordt om een algemene bedrijfsheffing in te voeren dient men naar mening van de bedrijven rekening te houden met een aantal aspecten. De geïnterviewde bedrijven bepleiten een graduele invoering van de heffing. Ook moet voorzien worden in de mogelijkheid tot evaluatie en eventuele aanpassingen. Tevens wordt de bepaling van een maximumtarief geëist. Een
de vraag naar een grotere spreiding van de belastingdruk derde
belangrijke
eis
van
de
bevraagde
ondernemingen
is
het
verwezenlijken van een grotere spreiding van de lasten opgelegd aan de ondernemingen. Vragende partij voor deze maatregel zijn de ondernemingen die via de bedrijfsspecifieke belastingen een aanzienlijk bedrag uit de gemeentebegroting geïnterviewde
financieren.
Denken
productiebedrijven
die
we
een
bijvoorbeeld
groot
gedeelte
aan
de
van
de
drijfkrachtbelasting betalen en de bedrijven met aanzienlijke opslagruimte die op
hun
beurt
een
grote
bijdrage
leveren
tot
de
algemene
oppervlaktebelasting. -
de wens tot het invoeren van modelreglementen
De variëteit en de onduidelijke formulering van belastingreglementen worden, naast de omvang van het te betalen bedrag, tevens zeer vaak genoemd als belangrijke bron van wrevel. Volgens een meerderheid van de respondenten zou het in één pasvorm gieten van de reglementen tot een enorme vereenvoudiging aanleiding geven. Belangrijke
elementen
voor
harmonisering
zijn
de
tarieven
en
de
grondslagen. Vanuit VOKA wordt in dit kader in perscommuniqués en publicaties gepleit voor een verregaande reductie van de fiscale autonomie. Meer bepaald wordt er ook gepleit voor een harmonisering van tarieven en een invoering van maximum-tarieven. Onder de diverse respondenten in dit onderzoek bestond hierover echter geen consensus. Twee bedrijven sloten zich in dit debat aan bij deze VOKA-uitspraken. Voor een aantal andere respondenten hoeft het komen tot uniformiteit dan weer niet te betekenen dat gemeenten hun fiscale autonomie volledig moeten opgeven. Vele van de geïnterviewde bedrijven accepteren dat de gemeentelijke tarieven onderling
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
39
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
afwijken. Wel zijn ze voorstander van een systeem waarbij een gemeente voor wat de keuze van de grondslag en de administratieve afhandeling betreft, zich binnen de grenzen van de modelreglementen beweegt. Vooral ondernemingen die op verschillende plaatsen gevestigd zijn, willen een uniformisering van de grondslagen verwezenlijkt zien. Dit zou het invullen van de aanslag administratief kunnen vergemakkelijken daar er overal dezelfde parameters worden gehanteerd. Verder kan dit ook de globale transparantie ten goede komen. Onderneming J is verder van oordeel dat het aantal grondslagen waarop de gemeenten belastingen kunnen heffen, beperkt moeten worden. Verschillende bedrijven zijn echter wel bevreesd voor het feit dat op deze manier “slapende honden worden wakker gemaakt”. Het mag niet de bedoeling zijn om de gemeenten aan te sporen bedrijfsbelastingen die ze tot nu toe niet heffen in te voeren. -
andere
Naast de voorgaande elementen zijn er ook andere aspecten die de ondernemingen willen opnemen in het Fiscaal Pact. Een eerste gegeven betreft het streven naar coherentie tussen het fiscale beleid van de hogere overheden en het fiscale beleid op gemeentelijk niveau. Het heeft immers geen zin dat één overheidsniveau inspanningen van bedrijven beloont door een fiscaal vriendelijker klimaat, terwijl andere overheden op basis van dezelfde kenmerken de fiscale factuur laten groeien. Er dient gezocht te worden naar één samenhangend economisch beleid waar de verschillende overheden zich in kunnen vinden voor een langere termijn. Het Fiscaal Pact dient dan ook betekenis te hebben voor verschillende legislaturen. De geïnterviewde bedrijven halen tenslotte ook additionele praktische elementen aan die tot de inhoud van het Pact kunnen behoren. Al deze elementen zouden moeten resulteren in meer duidelijkheid en minder hinder. Het betreft hier specifiek:
40
de elektronische ontsluiting van de bedrijfsbelastingen;
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
het aanduiden van één persoon binnen de gemeente die de diverse contacten onderhoudt met de bedrijven;
het invoeren van één aanslagbiljet per heffend overheidsniveau.
6.2 Alternatieve gemeentelijke financieringsbronnen Het fiscale pact beoogt mogelijk een afschaffing van een aantal lokale bedrijfsbelastingen. Deze maatregel zal logischerwijze in een daling van de gemeentelijke belastingsinkomsten resulteren. De gemeentebesturen kunnen hier op verschillende mogelijke manieren op reageren. Bij gelijke uitgaven zullen er alternatieve financieringsmiddelen gezocht moeten worden, ofwel zullen de uitgaven gereduceerd moeten worden ten belopen van het verloren deel aan inkomsten. Volgens de bedrijven kan het verlies aan inkomsten op verschillend manieren opgevangen worden. Enerzijds door het verminderen van de uitgaven en het ontwikkelen van een efficiënter gemeentelijk beleid en anderzijds door het compenseren van het gederfde bedrag op tal van verschillende manieren. Enerzijds zouden de gemeenten hun inkomsten kunnen halen uit een nieuwe belasting die in de plaats komt van de afgeschafte belastingen. Deze belasting is bij voorkeur niet resultaatsafhankelijk en houdt rekening met de veroorzaakte hinder en de genoten dienstverlening. Anderzijds moeten de gemeenten kunnen rekenen op een compensatie van de Vlaamse regering. Waar de Vlaamse regering het geld op haar beurt moet halen, wordt echter niet vermeld door de ondernemingen.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
41
Deelpaper 4
7. Conclusies In deze paper werden de resultaten besproken van een exploratieve, kwalitatieve
bevraging
bij
11
grote
type-ondernemingen
m.b.t.
14
verschillende lokale bedrijfsheffingen. De centrale doelstelling van het onderzoek was inzicht te bekomen in de concepten ‘administratieve hinder’ en ‘billijkheid’ voor lokale bedrijfsheffingen. In tweede instantie wensten we op deze manier ook een eerste beeld te bekomen van de verwachtingen van bedrijven omtrent het Fiscaal Pact. Het
onderzoek
was
dus
knelpunteninventarisatie.
vooral
Het
gericht
levert
op
verder
conceptverkenning
ook
een
reeks
en
eerste
vaststellingen op die zeker relevant zijn voor het debat betreffende de lokale bedrijfsbelastingen. De analyse is het resultaat van diepte-interviews afgenomen van financiële directeurs of personeelsleden van de corporate tax offices. We willen er vooraf op wijzen dat het bijzonder moeilijk is om in te schatten in hoeverre de meningen van deze respondenten representatief zijn voor de hele populatie. Omdat momenteel geen data beschikbaar zijn die toelaten de onderzoekspopulatie voldoende te typeren, kunnen we de mate waarin onze analyses veralgemeenbaar zijn niet in kaart brengen. Zelfs indien data beschikbaar zouden zijn per heffing, die zouden toelaten de belastingplichtige bedrijven accuraat te omschrijven, dan nog zou het bijzonder moeilijk zijn om een beperkte representatieve steekproef samen te stellen. Door de zeer grote variëteit in belastingreglementen voor een aantal belastingen kan de belastingfactuur sterk verschillen tussen gemeenten. Zelfs binnen een gemeente kunnen er grote verschillen in fiscale druk optreden ten gevolge een reeks van specifieke kenmerken van de eraan onderworpen bedrijven. In de meest ideale omstandigheden zouden dus een groot aantal bedrijven in
het
onderzoek bevraagd
moeten
worden. Dit is
echter
onverenigbaar met de aard van het onderzoek, met name via diepteinterviews tot eerste inzichten komen rond een aantal concepten. Anderzijds willen we er wel op wijzen dat de bedrijven niet lukraak werden gekozen. De steekproef werd samengesteld in samenspraak met VOKA en er werd gestreefd naar een selectie van bedrijven die een belangrijke plaats innemen in de sector en qua belastingen als typebedrijven zouden kunnen doorgaan.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
43
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
Inzake het concept ‘hinderlijke lokale bedrijfsbelastingen’ kwamen we tot de volgende inzichten: 1. de verschillende deelitems werden door de bevraagde ondernemingen als relevant onderkend voor de studie van de administratieve hinder die
deze
belastingen
kunnen
veroorzaken.
We
lichten
deze
deelaspecten verder toe. 2. Een meerderheid van de respondenten wordt geconfronteerd met onduidelijke
formuleringen
in
de
belastingreglementen.
De
geïnterviewde bedrijven pleiten er voor om de belastbare grondslag zo te formuleren dat elke onderneming de aangifte kan invullen, zonder rekening te moeten houden met talrijke uitzonderingen. Dit geldt in het bijzonder voor de drijfkrachtheffing en de heffing op reclameborden. 3. In het algemeen blijkt dat het als een zeer positief gegeven wordt beschouwd wanneer de belastingdiensten bij het interpreteren van het belastingreglement een zekere soepelheid en redelijkheid aan de dag leggen. De geïnterviewde bedrijven pleiten voor een dialoog met de belastingdiensten
die
moet
leiden
tot
het
afstemmen
van
de
reglementen op de zeer diverse realiteit van de vele verschillende bedrijven. 4. De grote diversiteit in belastingreglementen met betrekking tot één en dezelfde
heffing
is
een
doorn
in
het
oog
van
bedrijven
met
verschillende exploitatiezetels. Specifiek deze ondernemingen voelen een grote behoefte aan een harmonisering van deze reglementen. Voornamelijk inzake de belasting op de verspreiding van reclame werd deze diversiteit als bijzonder hinderlijk ervaren. 5. Ondernemingen stellen zich vragen over het detail dat gevraagd wordt bij de aangifte van sommige belastingen. Volgens de ondernemingen zijn er drie belastingen die op dit vlak voor een aanzienlijke administratieve hinder zorgen: de belasting op drijfkracht, de belasting op reclameborden en de belasting op de verspreiding van reclame.
44
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
6. De doorlooptijden van de procedures worden algemeen niet als hinderlijk
ervaren
worden.
Wel
kunnen
bepaalde
procedures
geoptimaliseerd worden. 7. Volgens de geïnterviewde bedrijven zou de communicatie met de gemeentediensten op verschillende manieren geoptimaliseerd kunnen worden. Momenteel is het immers zo dat de bedrijven terechtkomen in een wirwar van diensten. De geïnterviewde bedrijven pleiten in het algemeen voor één aanspreekpunt en de elektronische afhandeling van een aantal procedures. 8. Initiatieven die de richting uitgaan van “fiscal ruling” komen de continuïteit
ten
goede.
Wanneer reglementen
voor een periode
bevroren worden of met de bedrijven individuele afspraken gemaakt worden over de fiscale druk die enkele jaren van kracht blijven, neemt de rechtszekerheid van de bedrijven toe. De bedrijven uit het onderzoek betreuren dat ze te weinig op voorhand van de plannen tot wijziging van een reglement op de hoogte worden gebracht. 9. Het concurrentieverstorende karakter van bedrijfsbelastingen werkt niet enkel ten opzichte van andere bedrijven uit de sector, maar ook binnen de eigen groep. De belangrijkste problemen situeren zich bij de drijfkrachtheffing. De lokale bedrijfsbelastingen spelen vooral een rol bij het nemen van investeringsbeslissingen. Voornamelijk startende bedrijven houden in hun vestigingsproblematiek rekening met de lokale bedrijfsbelastingen.
Indien
men
andere
vestigingsaspecten,
zoals
bijvoorbeeld bereikbaarheid, de aanwezigheid van afzetbedrijven of infrastructurele
kenmerken
productiebedrijven drijfkrachtbelasting.
de
buiten
voorkeur
Voor
beschouwing aan
ondernemingen
laat,
geven
gemeenten met
zonder
een
grote
opslagcapaciteit is de belasting op de bedrijfsoppervlakte een gegeven dat
medebepalend
is
voor
de
vestigingsbeslissing.
Het
concurrentieverstorende karakter van de lokale bedrijfsbelastingen heeft bij de ondervraagde bedrijven nog niet geleid tot het overwegen van delokalisatie. Er dient te worden opgemerkt dat de respondenten aangeven
dat
de
lokale
bedrijfsbelastingen
weliswaar
niet
het
voornaamste concurrentienadeel vormen. Het is in eerste instantie de
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
45
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
globale fiscale druk die in de weegschaal wordt gelegd, waarbij slechts een kleine bijrol is weggelegd voor de lokale bedrijfsbelastingen. De belastingen die het slechtst scoorden op deze aspecten betreffen:
de drijfkrachtheffing;
de heffing op reclameborden;
de heffing op de verspreiding van reclame.
In tweede instantie onderzochten we wat bepalend zou kunnen zijn voor de aanvaarding van lokale bedrijfsheffingen. Hier bleken 4 determinanten betekenisvol: 1. De keuze van de grondslag vormt één van de meest aangeduide redenen van weerstand tegen een bedrijfsbelasting. Door de keuze van de
grondslag
wordt
immers
vastgelegd
wie
wel
en
wie
niet
belastingplichtig is. Hierdoor zullen bepaalde typebedrijven of zelfs bepaalde
sectoren
sterker
belast
worden
dan
andere.
Dit
is
bijvoorbeeld zo voor de drijfkrachtheffing. De lasten van deze heffing worden in sterke mate gedragen door de productiebedrijven en door industriële sectoren. Ook andere bedrijven dragen bij tot de totale opbrengst van deze heffing maar hun aandeel in de totale ontvangsten is vaak maar een fractie van wat de hiervoor geciteerde bedrijven betalen. De geïnterviewde productiebedrijven vonden dat gemeenten met een sterke belastingconcentratie die zich vooral financieren uit de drijfkrachtheffing tot een onbillijke verdeling van de fiscale lasten komen. Arbeidsintensieve bedrijven in ons panel die bloot stonden aan een vrij grote aanslag als gevolg van de belasting op tewerkgesteld personeel hadden hierover dezelfde perceptie. 2. Ook
de
beleidsdoelstelling
Bedrijfsbelastingen
kunnen
achter
een
verschillende
heffing
is
van
beleidsdoelen
belang.
nastreven.
Indien de keuze van de grondslag echter niet correspondeert met de achterliggende doelstelling, of een slechte indicator vormt van wat men beleidsmatig wenst te beïnvloeden dan leidt dit tot belastingweerstand. Voorbeelden van belastingen die met dit probleem kampen zijn de milieubelasting die gebaseerd is op de bedrijfsgrootte of op de bedrijfsoppervlakte. Uit de gesprekken blijkt dat ondernemingen graag
46
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
weten waarom een bedrijfsbelasting ingevoerd is. Dit maakt een heffing voor de bedrijven in ons onderzoek beter aanvaardbaar. Belastingen die louter als financieringsmiddel dienen, leiden tot weerstand. 3. Een derde factor betreft de mate waarin een lokale belasting spoort met het beleid van hogere overheden. Een grondslag roept verzet op wanneer die haaks staat op de doelstellingen van hogere overheden. De respondenten verwijzen naar het feit dat wanneer men federaal de werkgelegenheid wil bevorderen door het creëren van bijkomende jobs, het uitermate contraproductief is om lokaal belastingen op tewerkstelling te heffen. Ook het belasten van de productie via de drijfkrachtbelasting vindt een aantal bedrijven vanuit deze logica onverdedigbaar. De ondernemingen zijn dan ook vragende partij voor een coherent fiscaal beleid. 4. Een vierde gegeven betreft een sterke concentratie van de fiscale druk bij enkele bedrijven. Zij betreuren het dat in een aantal gemeenten de drijfkrachtheffing, de belasting op tewerkgesteld personeel of de algemene belasting voornamelijk moeten gedragen worden door enkele bedrijven. Deze ondernemingen betalen in zo’n context een wel heel hoge belastingfactuur, wat opnieuw tot weerstand leidt. Uit de interviews blijkt dat de geïnterviewde bedrijven voorstander zijn van eerder brede grondslagen die een grote groep belastingplichtigen treffen en daardoor tot een meer gelijke spreiding van de fiscale druk aanleiding geven. Een grondslag gebaseerd op een combinatie van verschillende parameters draagt de voorkeur weg. De belastingen die het slechtst scoorden inzake billijkheid betreffen:
de drijfkrachtheffing;
de belasting op tewerkgesteld personeel;
de algemene belasting gebaseerd op bedrijfsoppervlakte.
We mogen in deze discussie niet uit het oog verliezen dat het ook net deze heffingen zijn die op de budgetten van grote ondernemingen wegen. Een meerderheid
van
de
geïnterviewde
bedrijven
pleit
voor
een
lokale
lastenverlaging en een meer billijke spreiding van de fiscale druk.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
47
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
In het algemeen kunnen we stellen dat de veroorzaakte administratieve hinder minder problematisch wordt ervaren dan de billijkheidskwestie. Dit kan natuurlijk niet los gezien worden van de schaal van de bedrijven. In vele van de geïnterviewde bedrijven wordt de administratieve afhandeling van belastingen voor rekening genomen van het tax department dat voor de groep actief is. De administratieve hinder veroorzaakt door een veelheid van reglementen en heffingen wordt wel sterker aangeklaagd door bedrijven die in veel verschillende gemeenten actief zijn. Aansluitend bij de technische discussie over de diverse heffingen werd tijdens de interviews nagegaan wat de set van bedrijven verwachtte van het Fiscaal Pact. We willen er op wijzen dat het hier een synthese betreft van de individuele meningen van 11 bedrijven. Deze ondernemingen treden hier dus niet op als spreekbuis van de volledige sector, of de bedrijfswereld. Niettegenstaande dit feit, houden we eraan deze meningen te analyseren en in dit document mee te geven omdat het om waardevolle discussies ging die gevoed werden met duidelijke standpunten en argumenten. Inzake het Fiscaal Pact hopen de geïnterviewde bedrijven dat de discussie kan gevoerd worden over de omvang van de fiscale druk in het algemeen en de lokale fiscale druk en de evolutie hiervan in het bijzonder. In tweede orde pleiten ze voor een duidelijke reductie in het aantal bedrijfsheffingen. Ook het ontwikkelen van modelreglementen blijkt een belangrijk gegeven voor de meerderheid van de respondenten. In derde orde vragen de geïnterviewde bedrijven naar een lokale fiscaliteit die gekenmerkt wordt door een meer evenredige spreiding van de fiscale druk over belastingplichtigen. Tenslotte zijn ze in een aantal gevallen voorstander van een harmonisering van tarieven en grondslagen, in die mate dat dit niet leidt tot een algemene invoering van nieuwe heffingen of een globale verhoging van de fiscale druk.
48
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
8. Bibliografie FEDIS, (2005), Verlaging folderbelasting in Wallonië in zicht, FEDISpersbericht, www.fedis.be Joos, A. & Kegels, C., (2004), De administratieve lasten in België voor het jaar 2002, Federaal Planbureau, Planning Paper n°94. Vlaamse Regering, (2004), “Regeerakkoord 2004 : Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen”. VOKA, (2005), Barometer lokale fiscaliteit 2005, rapport.
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
49
Deelpaper 4
9. Bijlage : gestructureerde vragenlijst 1. Toelichting van het project & de vragenlijst 2. Identificatie van het bedrijf - activiteitssector - aantal werknemers - het bedrijf bestaat reeds……jaar - omzet jongste werkjaar (exclusief btw): - juridisch statuut:… - hoeveel exploïtatiezetels in België:… - gemeenten waarin de overige exploïtatiezetels gelegen zijn:… 3. Identificatie van voor dit bedrijf hinderlijke lokale heffingen en aanduiding van de oorzaken - aan welke lokale bedrijfsbelastingen bent u onderworpen? (zie lijstje onder puntje 6.) - welke van deze heffingen zou u als hinderlijk omschrijven? - waarom zijn deze heffingen hinderlijk? - geef uw oordeel over volgende aspecten van per heffing: • duidelijkheid van het belastingreglement: aangifte, aanslag, kennis van de contactpersonen, uitleg over de vrijstellingen, kortingen, informatie over de te respecteren termijnen en doorlooptijden • doorlooptijden van de procedure: haalbaar (voldoende op voorhand medegedeeld, te lang, te kort?) • keuze van de grondslag: billijk, duidelijk, eenvoudig vast te stellen? • duidelijkheid van de doelstellingen achter de fiscaliteit: waarom precies deze heffing: ontradende bedoelingen, retributiekarakter,… • noodzakelijke voorbereiding voor het invullen van de aanslag: omvang en wenselijkheid van het opzoekwerk • de graad van detaillering van de aangifte • de communicatie met de belastingdienst van de gemeente: hoe makkelijk bereikbaar, antwoord= duidelijk, consistent, gemotiveerd, nauwkeurig en antwoord op de vraag • de continuïteit in de regelgeving & rechtszekerheid: hoe vaak veranderen tarieven, modaliteiten, …. • de flexibiliteit ingebouwd in het reglement: in welke mate is de heffing afgestemd op diverse bedrijfscontexten?
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
51
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
•
de vergelijkbaarheid van het belastingreglement, de tarieven, vrijstellingen en kortingen over gemeenten ¾ elk van deze aspecten worden bediscussieerd en tot slot wordt een eindoordeel gevraagd in de vorm van een score van 1(zeer ontevreden over dit aspect) - 6 (zeer tevreden over dit aspect); 7 (weet niet) ¾ indien slecht 1 van deze aspecten zou gewijzigd worden, waar zou dan uw voorkeur naar uitgaan?
4. Het belang van de door deze heffingen veroorzaakte hinder -
-
heeft u reeds gepoogd om te begroten wat de kostprijs is van de administratieve behandeling die deze heffing veroorzaakt in uw bedrijf? Kan u dit specificeren (kosten in termen van man/maanden, software, tijdsbeslag, als % van de omzet)? wanneer u de diverse heffingen onderling vergelijkt; welke legt dan de grootste administratieve druk op uw organisatie? van alle elementen die onder luik 3 besproken werden; welke zijn het meest verantwoordelijk voor deze administratiekosten? hoe belangrijk zijn de te betalen belastingen (uitgedrukt als een % van uw totale kosten, omzet,…)? vormen lokale belastingen een belangrijk element bij vestigingsbeslissingen/delocalisatiebewegingen van uw bedrijf? is de aanslag tengevolge deze heffing in verhouding tot de druk die u legt op de gemeente of de diensten waarvan u gebruik maakt? werken dergelijke lokale heffingen in uw branche concurrentieverstorend?
5. Het fiscaal pact Het Vlaams Regeerakkoord voorziet in een fiscaal pact met de gemeenten inzake de lokale bedrijfsbelastingen. - wat verwacht u van dit pact? - welke van de onderstaande elementen moeten er zeker deel van uitmaken? welke zijn overbodig? 1. de invoering van modelreglementen voor lokale bedrijfsbelastingen 2. de elektronische ontsluiting van belastingreglementen
52
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT
Deelpaper 4
3. het bevriezen van wijzigingen van de tarieven van de bestaande bedrijfsheffingen 4. het uniformiseren van de tarieven van de kleinste bedrijfsbelastingen 5. het uniformiseren van de gekozen grondslag van de kleinste bedrijfsbelastingen 6. het hergroeperen van diverse lokale bedrijfsbelastingen tot 1 globale heffing 7. de invoering van nieuwe heffingen 8. een grotere spreiding van de bedrijfsbelastingen over de ondernemingen, zelfstandigen (<>drijfkracht in sommige gemeenten) 9. andere? -
Indien het fiscaal pact zou resulteren in het afschaffen van een aantal lokale bedrijfsheffingen, hoe denkt u dan dat deze gemeentelijke inkomsten gecompenseerd moeten worden? (via een algemene forfaitaire belasting op alle ondernemingen/alle inwoners,via een belasting op anderen grondslagen, via resultaatafhankelijke belastingen, via een verhoging van de heffingen gericht op ontrading of compensatie van externaliteiten,via de dotatie uit het Gemeentefonds,…
6. Lokale bedrijfsbelastingen in deze studie Lijst van lokale bedrijfsbelastingen die aan bod komen in deze studie : de belasting op drijfkracht de milieubelasting de belasting op reclameborden de belasting op verspreiding van reclame de belasting op het ophalen van nijverheidsvuil en grof vuilnis de belasting op het plaatsrecht op markten de belasting op de verhuring van rijdieren de belasting op agentschappen voor weddenschappen de belasting op leurhandel de belasting op vervoer met taxi’s de belasting op stapelplaatsen voor schroot, oude en achtergelaten voertuigen de belasting op steenbakkerijen de belasting op standplaatsen van taxi’s en huurrijtuigen de belasting op de afgifte van stukken voor gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen de belasting op privé-clubs
C. SMOLDERS, S. GOEMINNE & L. BLOEMEN
53
Hinderlijkheid van lokale bedrijfsbelastingen
54
de belasting op benzine-, olie- en persluchtpompen de belasting op openblijven van drankgelegenheden na sluitingsuur de belasting op dagbladkiosken, frituurkramen, etc. de belasting op wegwijzers de belasting op tabakslijterijen de belasting op het plaatsen van terrassen, tafels, stoelen de belasting op stapelplaatsen voor materialen de belasting op nijverheidsbouwvallen de belasting op strandexploitaties de belasting op tewerkgesteld personeel de belasting op los- een laadtoestellen een algemene gemeentebelasting
HOGESCHOOL GENT – SPOOR FISCALITEIT