BIJBEHORENDE BOUWWERKEN EN DE ZOGENAAMDE 2 METERZONES, ZOALS GENOEMD IN BESTEMMINGSPLANNEN 1.
Inleiding
Wie in Nederland iets wil bouwen heeft (meestal) een omgevingsvergunning nodig en is aan allerlei regels gebonden. Deze regels staan vooral in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), het Bouwbesluit, de gemeentelijke bouwverordening en het bestemmingsplan. Zo ook voor bijbehorende bouwwerken (bij woningen in de bebouwde kom).
2.
Aanleidi ng
De Wabo is op 1 oktober 2010 in werking getreden. De Wabo maakt het mogelijk om voor een groot aantal toestemmingen op het gebied van de fysieke leefomgeving nog maar één vergunning aan te vragen: de omgevingsvergunning. Met de komst van de Wabo zijn de regels voor vergunningvrije bouwwerken ook verruimd. Eerder geformuleerde, gemeentelijke richtlijnen en beleid ten aanzien van bijgebouwen ten behoeve van opname in bestemmingsplannen, staan daarmee op losse schroeven. De lokale richtlijn gaat nog uit van de zogenaamde twee meter lijn op zij- en achtererven. Dit is een lijn op twee meter uit de erfgrens langs openbare gebieden. Bijgebouwen moeten achter deze lijn worden gebouwd. Dit is echter vanuit de nu van toepassing zijnde landelijke wet- en regelgeving niet langer houdbaar. De grens ligt vanuit deze regelgeving soms op de rand van het perceel. Dit is het geval bij achtererven die grenzen aan het openbaar domein. Er kunnen evenwel uitzonderingen worden gemaakt, mits hier een goede argumentatie aan ten grondslag ligt. Een en ander is in dit document beschreven.
twee meterzones bij woningen
3.
Probleemstelling
3. 1 V er gunn ing v ri je b ijb eho r end e bouw w e rk e n Met de komst van de Wabo zijn de regels voor vergunningvrije bouwwerken ook verruimd. Zo is op grond van artikel 2.3 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) geen omgevingsvergunning vereist voor categorieën gevallen zoals opgenomen in artikel 2 in samenhang met artikel 5 en artikel 8 van bijlage II Bor. Sommige bijbehorende bouwwerken, die aan bepaalde voorwaarden voldoen, zijn vergunningvrij. In artikel 2 lid 3 van bijlage II Bor is bepaald dat geen omgevingsvergunning nodig is voor: "een op de grond staand bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan: 1. 4 m, 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en 3. het hoofdgebouw, b. voor zover op een afstand van meer dan 2,5 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw: 1. niet hoger dan 3 m, 2. de oppervlakte van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 1 m van een naburig erf niet meer dan 10 m2, 3. als gevolg van het bijbehorende bouwwerk de totale oppervlakte van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken op een afstand van meer dan 2,5 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw niet meer dan 30 m2, en 4. functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, c. op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn, d. niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte,
1
e. het bij het oorspronkelijk hoofdgebouw behorende achtererfgebied als gevolg van het bijbehorende bouwwerk voor niet meer dan 50% bebouwd, en f. niet aan of bij: 1. een woonwagen, 2. een hoofdgebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat het slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden, of 3. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden;" 3. 2 V er gunn ing pl ich t Als het bijbehorende bouwwerk bij een woning in de bebouwde kom niet voldoet aan de vergunningvrije criteria, is een omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen noodzakelijk. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen wordt getoetst aan regelgeving. Voor een deel zijn dat regelingen van het Rijk (Wabo, Bouwbesluit 2003), voor een deel zijn het gemeentelijke regelingen (bouwverordening, bestemmingsplan). De gemeente mag niet afwijken van de Rijksregels, maar mag soms wel afwijken van de eigen gemeentelijke regeling (bijvoorbeeld: afwijken van het bestemmingsplan). Voor het maken van nieuwe bestemmingsplannen of het actualiseren van bestaande bestemmingsplannen voor de kernen wordt als leidraad gebruik gemaakt van het handboek 'Bestemmingsplannen'. In dit handboek zijn de, voor zover hier van belang, volgende bouwregels opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken bij woningen: "voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mogen: 1. alleen binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd en moeten op minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, maar: a. er mag per hoofdgebouw wel één erker tot 1,5 meter vóór die gevel worden gebouwd met een maximumbreedte van 90% van de voorgevel; b. er mag per hoofdgebouw wel één overkapping (carport) worden gebouwd op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw; twee meterzones bij woningen
c.
ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mogen bijgebouwen (ondanks regel a.1.) vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met een breedte van maximaal de halve voorgevel;"
3. 3 V er s chi l v e rgun nin gv ri j, v e rgu nni ngp li cht i g Uit de regels zoals omschreven in paragraaf 3.1 is op te maken dat vergunningvrije bijbehorende bouwwerken altijd minimaal 1 meter vanaf het openbaar toegankelijk gebied geplaatst dienen te worden (artikel 2 lid 3 sub c, bijlage II Bor). In veel recente bestemmingsplannen zijn de bouwregels zoals verwoord in paragraaf 3.2 ook al verwerkt. Daarbij zijn in veel gevallen de bouwvlakken zo gesitueerd dat de afstand tot de openbare weg en het openbaar groen of water minimaal 2 meter bedraagt. Hierdoor is het niet mogelijk om in deze gevallen een vergunningplichtig bijbehorend bouwwerk op of 1 meter uit de perceelsgrenzen te plaatsen. Consequentie is, dat een strook van 2 meter of zelf meer van het erf 'onbruikbaar' wordt voor vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken. Om te voorkomen dat delen van erven onbruikbaar worden, terwijl er geen stedebouwkundige bezwaren zijn voor het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot op, of een halve meter uit de perceelsgrens, is gezocht naar een sneltoets om te bepalen in welke situaties vastgehouden dient te worden aan het bestemmingsplan en in welke situaties afgeweken kan worden van het bestemmingsplan.
4.
Hoe om te gaan met de tw ee meterzone
Ten behoeve van het kunnen beoordelen van de voorliggende situatie is een aantal voorbeelden uit de praktijk nader bekeken en beoordeeld. Uit deze voorbeelden is helaas geen eenduidige lijn te halen waaraan plannen kunnen worden getoetst. Wel kunnen de volgende 8 situaties als leidraad aangehouden worden. Indien de voorliggende locatie niet past in één van de categorieën, zal ook dan nadere bepaling noodzakelijk zijn.
2
Situatie 1 Indien het zij- of achtererf grenst aan een ruime groenstrook waarbij een eventueel voet- of fietspad niet direct grenst aan dit zij- of achtererf, bestaan er geen stedebouwkundige bezwaren tegen het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot op de perceelsgrens.
De zijerven van de rijwoningen liggen aan een groenstrook met voetpad en waterpartij. Waarbij de afstand tussen het voetpad en de zijerven ca. 5,5 meter bedraagt.
De zij- of achtererven van de woningen liggen aan een groenstrook met fietspad. Tussen het fietspad en de zij- of achtererven is sprake van groenstrook voorzien van bomen en struiken.
twee meterzones bij woningen
3
Situatie 2 Indien het zij- of achtererf grenst aan een ruime groenstrook waarbij een eventueel voet- of fietspad direct grenst aan dit zij- of achtererf, bestaan er geen stedebouwkundige bezwaren tegen het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot 1,0 meter uit de perceelsgrens.
In deze situatie staan de zijgevels van de rijwoningen in een duidelijke lijn ten opzichte van de aanliggende straat (Burmanialaan / Anske Aptekerstraat). Tevens is hier sprake van een redelijke perceelsruimte aan de kopse kant van de hoekwoningen. Het straatbeeld wordt hier ter plaatse gekenmerkt door een breed trottoir met daarnaast een forse groenstrook.
twee meterzones bij woningen
4
Situatie 3 Indien de achtererven van woningen grenzen aan een groenzone welke alleen toegankelijk is voor langzaam verkeer, bestaan er geen stedebouwkundige bezwaren tegen het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot op de perceelsgrens.
In deze situatie grenzen de achtererven van de woningen aan een groenzone die alleen voor voetgangers en fietsers toegankelijk is.
twee meterzones bij woningen
5
Situatie 4 Indien het zij- of achtererf grenst aan een doodlopend parkeerterrein bestaan er geen stedebouwkundige bezwaren tegen het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot op de perceelsgrens.
In deze situatie grenzen de zij- en achtererven van de woningen aan een doodlopend parkeerterrein met garageboxen.
Het betreft hier (Ame 10) een kopse kant van een woning, die deel uitmaakt van een rij langs de ontsluitende straat. Het zijerf grenst aan een parkeerterrein met overwegend achtererven van woningen.
twee meterzones bij woningen
6
Situatie 5 Indien een woning haaks op de straat staat waarbij het zijerf grenst aan deze straat, dient vastgehouden te worden aan de bouwvlaklijn zodat wordt voorkomen dat voor de voorgevels van de woningen evenwijdig aan de straat wordt gebouwd.
Kenmerkend voor deze situatie is verspringing van de zijgevels van rijwoningen haaks op de Dollard opzicht van de rijwoningen met voorgevel evenwijdig aan de Dollard.
de de ten de
In deze situatie zijn de woningen met de voorgevel evenwijdig aan de straat gesitueerd. Hierdoor grenzen de zijerven van de hoekwoningen aan de straat haaks op de eigen straat.
twee meterzones bij woningen
7
Situatie 6 Uitzondering op situatie 5 zijn daarmee vergelijkbare situatie waarbij de bouwvlaklijn echter verder terug ligt dan de voorgevels van de woningen evenwijdig aan de straat. In die situaties bestaan er geen stedebouwkundige bezwaren tegen het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot de lijn in het verlengde van de voorgevels van de woningen evenwijdig aan de straat.
In deze situatie zijn alle woningen met de voorgevel evenwijdig aan de straat gesitueerd. Hierdoor grenzen de zijerven van de hoekwoningen aan de straat haaks op de eigen straat.
In deze situatie zijn alle woningen met de voorgevel evenwijdig aan de straat gesitueerd. Hierdoor grenzen de zijerven van de hoekwoningen aan de straat haaks op de eigen straat.
twee meterzones bij woningen
8
Situatie 7 Indien de zijgevels van woningen in een duidelijke lijn staan ten opzichte van de aanliggende straat en de perceelsruimte aan de kopse kant van de hoekwoningen bescheiden is, dient vastgehouden te worden aan de bouwvlaklijn. Uitzondering hierop zijn vergelijkbare situaties waarbij de perceelsruimte naast de woning meer dan 2 meter bedraagt. Indien de situatie dit toe laat, kunnen aan-, uitbouwen en bijgebouwen dan tot maximaal 2 meter uit de perceelsgrens worden gebouwd.
In deze situatie staan de zijgevels van de rijwoningen in een duidelijke lijn ten opzichte van aanliggende straten (Hooglandswyk / Hagewyk). Tevens is hier sprake van een bescheiden perceelsruimte aan de kopse kant van de hoekwoningen. Het straatbeeld wordt hier ter plaatse gekenmerkt door een trottoir en parkeervakken met boombeplanting in boomvakken.
twee meterzones bij woningen
9
Situatie 8 Indien de achtererven van woningen grenzen aan de achtergelegen straat, waarbij de voorgevels van de woningen aan deze straat uitkijken op de achtererven, dient vastgehouden te worden aan de bouwvlaklijn.
In deze situatie grenzen de achtererven van de woningen aan de Gerben Sondermanstraat aan de achter gelegen straat (Eringastraat), waarbij de voorgevels van de woningen aan de Eringastraat uitkijken op de achtererven van de woningen aan de Gerben Sondermanstraat.
twee meterzones bij woningen
10
Situatie 9 Indien de achtererven van woningen aan beide zijden grenzen aan de achtergelegen straat, bestaan er geen stedebouwkundige bezwaren tegen het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen tot op de perceelsgrens.
In deze situatie grenzen de achtererven van alle woningen aan de achtergelegen straat de Lidlum.
twee meterzones bij woningen
11