PER FALK COURIER Gemeente Valkenswaard T.a.v. de Burgemeester, Afdeling bezwaar en beroep Postbus 10100 5550 GA VALKENSWAARD Tevens per fax: 040 – 204 58 90
Datum: Betreft: Ons kenmerk: Uw kenmerk:
4 april 2014 Stichting Harleydag / intrekking vergunning 201450047/JK/JK HZ_EVG-2013-0092
BEZWAARSCHRIFT
GEEFT TE KENNEN: Stichting Harleydag Valkenswaard, gevestigd te Valkenswaard en ter zake (mede) vertegenwoordigd door haar voorzitter mevrouw J.C. Daalhof, wonende te Valkenswaard, hierna nader te noemen: “betrokkene”, ten deze woonplaats kiezende te (1016 DK) Amsterdam aan de Westermarkt 2j ten kantore van de advocaat mevrouw mr. J. van Koesveld, die te dezer zake tot haar gemachtigde is gesteld en als zodanig voor haar zal optreden met het recht van substitutie, die verklaart hiertoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd; Achtergronden: 1.
Betrokkene heeft op 15 oktober 2013 een aanvraag ingediend om verlening van een vergunning voor het houden van de jaarlijkse Harleydag in Valkenswaard op 26 april 2014 (bijlage 1).
2.
Bij beschikking van 26 februari 2014, verzonden op 27 februari 2014 is deze aanvraag ingewilligd (bijlage 2). Hoewel betrokkene ten aanzien van een van de voorwaarden waaronder deze vergunning is verleend bezwaar wenst te maken is het, gezien de huidige stand van zaken, in beginsel formeel niet langer mogelijk dat te doen. Betrokkene wenst in het onderhavige bezwaar toch voorwaardelijk bezwaar te maken
tegen de voorwaarde in die beschikking (onder punt 12) dat betrokkene per 250 bezoekers een gecertificeerde bewaker dient in te zetten. Dit bezwaar wenst betrokkene nadrukkelijk in te stellen bij gegrondverklaring van het intrekkingsbesluit, waarna de oorspronkelijke afgegeven vergunning uiteraard zijn geldigheid herkrijgt. Hierbij wordt ook aangegeven dat alsdan aan de andere voorwaarde van de vergunning, het overleggen van financiële gegevens van de Stichting alsmede de NAW-gegevens van de bestuursleden eveneens per omgaande zal worden voldaan. Betrokkene gaat ervan uit dat de in de vergunning hiervoor genoemde datum van 6 april 2014 – uiteraard – niet fataal is. 3.
Bij beschikking van 28 maart 2013, verzonden op 31 maart 2013, is deze vergunning ingetrokken. Voorafgaand aan deze beslissing is telefonisch aan betrokkene medegedeeld dat een voornemen tot intrekking bestond. Ingevolge de mededelingen hiertoe van de zijde van de gemeente is geen zienswijze ingediend. Betrokkene verkeerde in de veronderstelling dat deze mogelijkheid niet bestond. Dat misverstand is later door de gemeente opgehelderd maar duidelijk blijkt uit de reactie van de heer Hoogmoet (bijlage 3) dat de veronderstelling was gewekt bij betrokkene dat het indienen van een zienswijze niet in haar belang geacht kon worden omdat de uitkomst van de procedure daarmee niet zou wijzigen en veeleer sprake zou zijn van nodeloos tijdsverlies.
4.
Betrokkene kan zich met de inhoud van het besluit van 28 maart 2014 niet verenigen en maakt hierbij tijdig bezwaar daartegen. Hoewel zoveel als mogelijk zal worden getracht de gronden van bezwaar in dit initiële bezwaarschrift naar voren te brengen behoudt betrokkene zich nadrukkelijk het recht voor om deze gronden nader aan te vullen na ontvangst van het onderliggende dossier ter zake. Bijgaand wordt in dit kader het verzoek aan de gemeente Valkenswaard om overlegging van met name het ambtsbericht van politie op grond waarvan aanleiding is gezien overgaan tot intrekking overgelegd (bijlage 4). Betrokkene wenst naar aanleiding van de inhoud van die stukken onderhavige bezwaren zo nodig nader aan te vullen.
Gronden: Wettelijk kader: 5.
Op grond van artikel 2.25 van de APV van Valkenswaard moet een vergunning worden aangevraagd en afgegeven voor het organiseren van een evenement. Een van de weigeringsgronden is het belang van de openbare orde. Op grond van artikel 1.6 van dezelfde APV kan een reeds afgegeven vergunning worden ingetrokken of gewijzigd indien sprake is van verandering van omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van een vergunning of ontheffing zodat moet worden aangenomen dat de intrekking of de wijziging kan worden gevorderd door belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist.
6.
Alvorens een bestuursorgaan overgaat tot intrekking van een reeds verstrekte vergunning, met andere woorden overgaat tot een belastend besluit, dient een belanghebbende in de gelegenheid worden gesteld hiertegen zijn zienswijze kenbaar te maken. Deze zienswijze kan zowel mondeling als schriftelijk worden gedaan. Belanghebbenden dient hiertoe in ieder geval op grond van artikel 3:15 Awb nadrukkelijk de mogelijkheid te krijgen.
7.
De Algemene beginselen van behoorlijk bestuur vergen dat het bestuursorgaan zijn beslissingen op zorgvuldige wijze voorbereidt en motiveert. Het bestuursorgaan dient bij zijn besluiten een behoorlijke belangenafweging te maken en dient in voorkomend geval gebruik te maken van diens bevoegdheid uit hoofde van artikel 4:84 Awb, de inherente afwijkingsbevoegdheid.
Indiening zienswijze: 8.
In deze zaak is telefonisch aan betrokkene doorgegeven dat de vergunning voor het evenement van de 26 april zou worden ingetrokken. Daarbij is gesproken over de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. In het telefoongesprek, dat later deels is bevestigd middels de hier overgelegde correspondentie, is aan betrokkene min of meer aangegeven dat het indienen van een zienswijze vertragend effect zou hebben terwijl de uitkomst van dat besluit, als gevolg van een eventueel in te dienen zienswijze daardoor, niet zou veranderen. Hoewel betrokkene in principe begrip heeft voor de gedachte van de gemeente daarachter betekent dat echter niet dat de mogelijkheid voor betrokkene tot indiening van een zienswijze om die reden achterwege kon blijven. Betrokkene verkeerde ten onrechte in de veronderstelling dat dit een ongewenst vertragend effect zou hebben. De gemeente stelt echter ten onrechte dat de indiening van een zienswijze op voorhand zinloos geacht moest worden. Daaruit volgt immers dat de gemeente ten aanzien van het intrekkingsbesluit reeds een onwrikbaar standpunt had ingenomen zonder zich te dien aanzien rekenschap te geven van het standpunt van betrokkene daaromtrent. Een dergelijke vooringenomenheid kan strijdig worden geacht met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De zorgvuldigheid vergt immers dat alle belangen in een besluit worden meegenomen en ook dat een belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld te reageren op de gestelde nadere informatie die betrekking zou hebben op het evenement van betrokkene en op grond waarvan de gemeente een beroep wenste te doen op artikel 1.6 van de APV.
9.
Betrokkene wil nog opmerken dat zij wel degelijk een belang had bij het indienen van de zienswijze. Zij beschikte immers over een vergunning voor het organiseren van de Harleydag op 26 april. Net als het onderhavige bezwaarschrift de motieven bevat om het besluit van 28 maart te vernietigen, had de zienswijze tot gevolg kunnen (of moeten) hebben dat het intrekkingsbesluit achterwege zou zijn gebleven. In dat geval was betrokkene niet alleen de onderhavige bezwaarprocedure maar ook de noodzakelijkerwijs te voeren procedure bij de rechtbank tot het treffen van een voorlopige voorziening bespaard gebleven.
10.
Door betrokkene geen afdoende gelegenheid te geven voor het indienen van een zienswijze is sprake van een onzorgvuldig genomen besluit dat voor vernietiging vatbaar is. Bezwaargronden intrekking: 11.
Zoals gesteld is de mogelijkheid tot intrekking van een reeds verleende vergunning slechts dan mogelijk indien sprake is van gewijzigde omstandigheden die aanleiding geven tot intrekking of wijziging. Betrokkene stelt zich op het standpunt dat van een dergelijke wijziging in omstandigheden geen sprake is. Uit de motivering van bestreden besluit blijkt dat deze intrekking volledig is gebaseerd op een op 27 maart bij de gemeente ingekomen ambtsbericht van de politie Oost Brabant. Het ambtsbericht is niet overgelegd en zal naar alle waarschijnlijkheid niet worden overgelegd omdat de gemeente zich beroept op de artikel 1c van de WOB en artikel 7 lid 1 en 2 van de WPG. Betrokkene stelt zich primair op het standpunt dat de gemeente zich niet kan baseren op een voor betrokkene onbekend stuk. Betrokkene kan zich op deze wijze niet behoorlijk verweren tegen het besluit nu betrokkene naar de eigenlijke grondslag maar moet raden.
12.
Uit het enige citaat uit dit ambtsbericht blijkt dat veeleer sprake is van een algemeen advies. Geconcludeerd kan dan ook worden dat informatie waar de gemeente zich op beroept geen specifieke betrekking heeft op het evenement van 26 april aanstaande. Meer in het bijzonder is dit af te leiden uit de opmerking dat het bovenstaande advies binnen de politieorganisatie op landelijk niveau zou zijn besproken en afgestemd. Voorts valt dit op te merken uit het feit dat in zijn algemeenheid wordt gesproken over alle motor gerelateerde evenementen in een tijdsbestek van twee maanden waarvoor een negatief advies wordt gegeven en het algemeen geformuleerde doel daarvan; om te voorkomen dat mogelijk grootschalige openbare ordeverstoringen plaatshebben.
13.
Omdat de inhoud van het gebruikte ambtsbericht niet bij betrokkene bekend is moet worden afgegaan op deze aangehaalde passages die blijkens in het bestreden besluit in het ambtsbericht zijn opgenomen en voor de besluitvorming relevant worden geacht. Nu uit het bestreden besluit geen andere passages uit dit advies zijn geciteerd acht betrokkene conclusie gerechtvaardigd dat uit dit ambtsbericht op geen enkele wijze naar voren komt dat concrete, specifiek op het evenement van 26 april 2014 aanstaande betrekking hebbende feiten en omstandigheden in deze een rol spelen.
14.
Betrokkene vermoedt dat het intrekkingsbesluit niet zozeer is ingegeven door concrete informatie doch een algemene uitwerking is van en een landelijk ingezet beleid door het ministerie van Veiligheid in Justitie1. Een beleid dat is gericht op de geïntegreerde aanpak van ‘outlaw bikers’, een groepering waar betrokkene niet mee kan worden vergeleken en evenmin op deze wijze mee wenst te worden geassocieerd
1
Beleid volgend uit de brieven van Minister Opstelten van 25 januari 2012, 17 augustus 2012 en 28 maart 2013 aan de voorzitter van de Tweede Kamer.
15.
Voor zover de intrekking dan ook is gebaseerd op deze landelijke aanpak, kan niet gesteld worden dat sprake is van gewijzigde omstandigheden die intrekking van de reeds verleende vergunning kunnen rechtvaardigen. De landelijke aanpak stamt immers van verder terug en kan niet met een beroep op artikel 1.6 APV tot intrekking aanleiding geven. Nu niets is gebleken van nadien aan het licht gekomen concrete feiten en omstandigheden die betrekking hebben op het onderhavige evenement bestond geen rechtens te respecteren grondslag voor de intrekking. Reden, aldus betrokkene, het bestreden besluit te vernietigen.
16.
Voor het standpunt van betrokkene dat algemene argumenten nooit ten grondslag kunnen liggen aan een concrete vrees voor verstoring van de openbare orde kan nog worden verwezen naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost Brabant, locatie Den Bosch van 14 mei 2013 (bijlage 5). De voorzieningenrechter oordeelt in deze vergelijkbare zaak dat de argumenten die zijn ontleend aan het zogenoemde 1% motorclubbeleid, niet kunnen dienen als argument dat gegronde vrees bestaat dat sprake zal zijn van verstoring van de openbare orde bij een specifiek evenement. Betrokkene wil opmerken dat dit standpunt in die zaak zo mogelijk nog sterker te gelden heeft in haar situatie.
17.
Het gaat hier om een jaarlijks terugkerend evenement in Valkenswaard. Dit jaar is de zevende keer dat dit evenement wordt georganiseerd en in de afgelopen zes jaren is nooit sprake geweest van enige verstoring van de openbare orde of zelfs maar overlast. Betrokkene is geen motorclub laat staan dat zij kan worden gerekend tot de meergenoemde 1% motorclubs. Uit de aanvraag blijkt duidelijk dat sprake is van een door de gemeenschap Valkenswaard breed gedragen en gewaardeerd evenement dat weliswaar is ontstaan vanuit de hoek van eigenaren en liefhebbers van motorfietsen maar inmiddels is uitgegroeid tot een familiefestijn. Betrokkene stelt zich dan ook op het standpunt dat daadwerkelijk sprake zal moeten zijn van concrete aanwijzingen dat het evenement dit jaar anders zal verlopen dan in het verleden het geval is geweest. Hierin verschilt dit evenement niet significant van andere evenementen die in de openbare ruimten in Valkenswaard worden georganiseerd. Een algemeen negatief advies met betrekking tot alle motor gerelateerde evenementen in Brabant in de periode april en mei kan die conclusie niet rechtvaardigen. De veronderstelling dat het evenement van betrokkene een aanzuigende werking zou hebben op organisaties die het evenement met een ander doel wensen te bezoeken is zonder draagkrachtige, concrete en openbare onderbouwing niet vol te houden. Voor zover dit vermoeden is ingegeven door aannames, of niet onderbouwde veronderstellingen kan evenmin van gegronde vrees daarvan worden gesproken.
18.
Voorts wenst betrokkene nog op te merken dat het opvallend is dat een ander motor gerelateerd evenement in Valkenswaard wel doorgang kan hebben. Zonder dit evenement in gevaar te willen brengen merkt betrokkene op dat op 6 april a.s. op het Eurocircuit in Valkenswaard de 4 uurs enduro plaatsvindt (bijlage 6). Betrokkene
vermag niet in te zien op grond waarvan dit evenement blijkbaar door de gemeente niet onder het negatieve advies van de politie Brabant valt maar het evenement dat betrokkene op 26 april organiseert wel. Het aangehaalde ambtsbericht rept immers over ‘alle motor gerelateerde evenementen’. In dat kader wekt het bevreemding dat de gemeente in haar besluit stelt dat gelet op de inhoud van het advies geen termen aanwezig zijn van het advies af te wijken. Blijkbaar geldt dit voor het evenement van 6 april wel en betrokkene vraagt zich af waar dit verschil van behandeling uit voortvloeit. Betrokkene doet in deze een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Opmerkelijk in dit kader acht betrokkene dat de gemeente in casu gebonden leek aan het advies van de politie. Op voorhand stond immers vast dat een zienswijze in dat oordeel geen verandering zou brengen. Blijkens het evenement van 6 april blijkt echter dat geen sprake is van een bindend advies maar dat wel degelijk sprake is van een individuele beoordelingsruimte. Betrokkene stelt vast dat uit het bestreden besluit niet is gebleken dat de gemeente die beoordelingsruimte heeft benut. Ook dat kan in strijd worden geacht met het zorgvuldigheidsbeginsel. Als bovendien als sprake zou zijn van een door een bestuursorgaan de volgen beleidsregel of richtlijn, hetgeen betrokkene betwist, stelt betrokkene zich op het standpunt dat de gemeente daarvan met gebruikmaking van haar bevoegdheid uit artikel 4:84 Awb, van had kunnen en moeten afwijken. Het kan immers niet de bedoeling zijn van een dergelijk beleid of richtlijn om bonafide organisaties die een positieve bijdrage leveren in een gemeente te dwarsbomen. Belangenafweging: 19.
Hoewel betrokkene van mening is dat het bestreden besluit al voor vernietiging in aanmerking komt op grond van de vorenstaande argumenten wil zij nog een enkele opmerking plaatsen over de belangenafweging. Uit al het vorenstaande blijkt dat ten onrechte is gesteld dat sprake zou zijn van een belang van openbare orde dat zou opwegen tegen de financiële belangen van betrokkene. Betrokkene wil opmerken dat jaarlijkse Harley evenement uiteraard reeds in een vergevorderd stadium van organisatie is en een groot deel van de kosten inmiddels gemaakt is. De schade die de Stichting hiervan ondervindt weegt niet op tegen de gestelde belangen van de gemeente Valkenswaard nu deze belangen in het onderhavige bezwaarschrift juist gemotiveerd worden betwist.
Conclusie: 20.
Samenvattend is betrokkene van mening dat het besluit in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur tot stand is gekomen. De gemeente is heeft het besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid nu betrokkene geen reële gelegenheid heeft gekregen haar zienswijze voorafgaand aan het besluit kenbaar te maken. Uit deze handelwijze blijkt in de visie van betrokkene ook een ongerechtvaardigde vooringenomenheid van de gemeente. Daarbij komt dat het besluit is gebaseerd op een niet openbaar ambtsbericht dat evenmin in het kader van de onderhavige procedure is geopenbaard. Daarmee belemmert de gemeente betrokkene om op zorgvuldige wijze
verweer te voeren tegen het besluit. De intrekking is, blijkens de passages uit het ambtsbericht zoals aangehaald in het bestreden besluit, louter gebaseerd op algemene informatie uit het ambtsbericht waarbij bovendien sprake lijkt te zijn van landelijk beleid. Deze omstandigheden staan niet in causaal verband met het evenement dat betrokkene 26 april 2014 organiseert. Daaruit kan dan ook niet de conclusie volgen dat een concrete vrees voor verstoring van de openbare orde aan de intrekking van de vergunning ten grondslag kan worden gelegd. Het bestreden besluit is ingegeven door feiten en/of omstandigheden, wat daar ook van zij, die reeds bekend waren en of moesten zijn bij de gemeente Valkenswaard ten tijde van de afgifte van de vergunning zodat de intrekking in strijd kan worden geacht met artikel 1.6 van de APV. Er is geen sprake van nadien gebleken feiten omstandigheden die de intrekking van de verleende vergunning rechtvaardigen. Evenmin is sprake geweest van een redelijke belangenafweging ter zake waarbij van belang is dat het gestelde belang van de gemeente op handhaving van de openbare orde niet kan worden geconcretiseerd of kan worden afgeleid uit het dossier. Het besluit is dan ook gebrekkig gemotiveerd. Voorwaardelijk bezwaar tegen voorwaarde vergunning: 21.
Onder punt 12 van de verleende vergunning wordt als voorwaarde gesteld dat betrokkene zelf zorg dient te dragen voor beveiliging in die zin dat per 250 bezoekers een gecertificeerde bewaker dient te worden ingezet. Betrokkene maakt tegen deze voorwarde bezwaar.
22.
In het verleden is de Harley dag altijd probleemloos verlopen. De wijze van organisatie van het evenement zorg juist voor een gemoedelijke en ontspannen sfeer op deze middag en het toezicht werd altijd genoegzaam verzorgd door de vrijwilligers van de Stichting die als toezichthouders op deze dag fungeerden. Betrokkene vraagt zich dan ook af welke achterliggende gedachte de gemeente heeft om deze aanvullende en voor betrokkene onevenredig zware aanvullende eis te stellen. Betrokkene is ook van mening dat het inzetten van gecertificeerde bewakers (duidelijk herkenbaar voor alle bezoekers van de middag) eerder een negatief effect op de sfeer zullen hebben dan dat zij bij zullen dragen aan de verhoging van de veiligheid. De kosten van de professionele beveiliging staan niet in verhouding tot de kosten van het evenement (betrokkene zal op het hoogtepunt van de middag een achttal beveiligers moeten hebben lopen) en nu betrokkene een in het verleden altijd goed functionerend toezicht voor haar rekening heeft gehouden acht zij het kennelijk onredelijk daar nu een aanvullende eis aan te stellen. De eigen vrijwilligers zullen de taken in de visie van betrokkene zelfs beter kunnen uitvoeren dan ingehuurde uniformen. Zij kennen de mensen, kennen het evenement en zullen beter dan wie dan ook eventuele onregelmatigheden in de kiem kunnen smoren. Daar komt bij dat de vrijwilligers niet minder of meer bevoegdheden hebben in deze dan gecertificeerde bewakers. Dit klemt te meer nu geen enkele concrete aanleiding bestaat te veronderstellen dat de Harley-dag anders zal verlopen dan anders. Betrokkene wil in dit kader nog opmerken dat voor zover het in deze gaat om de algemene taken met betrekking tot de handhaving van de openbare orde
(vergelijk een gewone marktdag of braderie, een voetbalwedstrijd of een internationale conferentie) de handhaving van de openbare orde een taak is van de overheid. Betrokkene vermag dan ook niet in te zien op grond waarvan die primaire overheidstaak nu voor rekening en risico van haar zou komen. Betrokkene verzoekt om die reden deze voorwaarde te laten vallen en betrokkene toe te staan een en ander net als in het verleden te regelen middels vrijwilligers die op die dat als toezichthouder de orde en veiligheid kunnen waarborgen. Verzoek om overlegging van dossier alsmede WOB/WBP: 21.
Betrokkene is niet in staat de gronden van bezwaar uitputtend naar voren te brengen bij gebrek aan het volledige dossier dat ten grondslag heeft gelegen aan de bestreden beschikking. Hierbij wordt dan ook verzocht om toezending van alle op de zaak betrekking hebben stukken. Meer in het bijzonder wordt verzocht (bij herhaling) om overlegging van het ambtsbericht van de politie Brabant van 26 maart 2014 nu louter deze informatie aan het besluit ten grondslag ligt. Betrokkene behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om, na ontvangst van de stukken, de bezwaargronden nader aan te vullen.
Horen 22.
Tenzij het onderhavige bezwaarschrift reeds aanstonds aanleiding is om tot gegrondverklaring over te gaan, wenst betrokkene op dit bezwaarschrift te worden gehoord.
Schadevergoeding: 23.
Betrokkene is van mening dat de uitkomst van de bestreden beschikking het gevolg is van onzorgvuldig handelen van het bestuursorgaan. Zij is van mening dat zij ten onrechte kosten moet maken voor deze bezwaarprocedure. Betrokkene wenst volledige vergoeding van deze door haar gemaakte proceskosten en verzoekt hierbij een beslissing ter zake te nemen.
REDENEN WAAROM: I
Betrokkene verzoekt om op grond van het vorenstaande over te gaan tot vernietiging van het bestreden besluit van 28 maart 2014. Gevolg daarvan dient te zijn dat het evenement op 26 april aanstaande onverkort doorgang kan hebben nu daartoe reeds een vergunning is verstrekt.
II
Aan betrokkene de kosten te vergoeden die zij als gevolg van deze procedure noodgedwongen heeft moeten maken.
III
De voorwaarde zoals in de verleende vergunning onder nummer 12 gesteld te schrappen.
Advocaat-gemachtigde Bijlagen: -
bestreden besluit vergunning correspondentie zienswijze WOB-verzoek ambtbericht politie Beslissing rechtbank d.d. 8 mei 2013 aankondiging motor evenement 6 april 2014