BEROEPSSCHRIFT
VAN: Ferdinand Ploeger en Yvonne Clementine Josée Brouwers, ouders en wettelijk vertegenwoordigers van Sterre Virginie Ploeger, geboren 11 juni 1991, allen wonende vt Hofflaan 13, 1097 EL Amsterdam, thans vanwege het geschil en voor deze beroepsprocedure wonend 176 Hatherley Gdns, LONDON E6 3HB, Verenigd Koninkrijk
TEGEN: het besluit op bezwaar dd. 20 december 2005 van het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Osdorp gevestigd aan het Osdorpplein 1000, 1068 TG Amsterdam, in zijn hoedanigheid als bevoegd gezag van het Calandlyceum te Amsterdam.
Ploeger – DB Stadsdeel Osdorp
1
Voorgeschiedenis 1.
Sterre heeft handicaps op grond waarvan zij in het kader van de Wet op de Leerlinggebonden Financiering (2002, Stb 631) geïndiceerd is als mg cluster 3. Deze indicatie betekent voor Sterre dat zij toelaatbaar is tot het voortgezet speciaal onderwijs of een leerlinggebonden financiering krijgt ingeval zij naar een reguliere school voor voortgezet onderwijs gaat.
2.
Sterre bezocht vanaf de leeftijd van één jaar tot haar vierde jaar een reguliere creche.
3.
Sterre bezocht aansluitend op een reguliere basisschool de onderbouwgroepen 1 en 2.
4.
Omdat de basisschool Sterre daarna niet wilde laten instromen in groep 3 moest Sterre naar de Tyltylschool. De Tyltschool is een speciale school voor meervoudig gehandicapte kinderen. De Tyltylschool, die Sterre vanwege haar functioneren aanvankelijk niet wilde toelaten, besloot dan toch Sterre toe te laten tot een in te richten pilot voor wat de Tyltylschool zag als ondergrensleerlingen.
5.
De Tyltylschool sloot na twee jaar de pilotperiode af met een evaluatierapport [PRODUKTIE 1]. Hierin wordt vastgesteld dat de Tyltylschool geen goed aanbod kon verzorgen voor (kinderen als) Sterre. Sterre bezocht de Tyltylschool daarna nog twee jaren, dus in totaal vier schooljaren. Met name de laatste twee jaren werd door de Tyltylschool en haar team veelvuldig geventileerd het onwenselijk en moeilijk te vinden dat Sterre, ondanks de conclusies van het evaluatierapport van de pilot, toch op de Tyltylschool bleef. Tijdens een overleg met het Regionaal Expertisecentrum (REC) met ouders in juli 2004 kon het REC niet aangeven dat en of er in deze situatie verbetering was opgetreden [PRODUKTIE 2]. Ouders stellen vast dat, hoewel het speciaal onderwijs Sterre sinds de invoering van de lgf-wet niet meer mag weigeren op grond van haar handicap, het speciaal onderwijs nog steeds niet is ingesteld op het geven van onderwijs aan (kinderen als) Sterre.
6.
Tijdens de vier jaar Tyltylschool bezocht Sterre gedurende een dagdeel per week haar oude basisschool in een symbioseconstructie, dit ondanks grote tegenwerking van de Tyltylschool en de basisschool.
7.
Sterre bezocht vervolgens van augustus 2001 tot augustus 2005 de openbare basisschool de @rchipel in Almere. Deze school wilde onderzoeken of, uitgaande van inclusie, voor (kinderen als) Sterre een goed onderwijsaanbod kon worden gecreëerd. Waar het onderwijs op de speciale school door de Tyltylschool en haar team als een last werd ervaren, waren Sterre, ouders, school en begeleidend expertisecentrum wél enthousiast over deze vier jaar op de basisschool.
8.
Vanwege haar leeftijd moest Sterre na 1 augustus 2005 de basisschool verlaten.
9.
Ouders hebben sinds 2002 gezocht naar een reguliere school voor voortgezet onderwijs in Amsterdam. Daarbij hebben zij gepoogd confrontaties met scholen zo lang mogelijk uit de weg te gaan door toelating zo lang mogelijk een verantwoordelijkheid van de verzamelde in plaats van afzonderlijke scholen te houden. Dit om polarisaties te voorkomen. Scholen en hun organisaties hebben steeds unaniem aangegeven
Ploeger – DB Stadsdeel Osdorp
2
integratie van gehandicapte leerlingen in het regulier onderwijs een goede zaak te vinden maar eenmaal geconfronteerd met een concrete aanmelding slaat de koudwatervrees toe of blijken zij nog in het geheel niet te hebben nagedacht over lgf-leerlingen op hun school. Dan gaan scholen in paniek uitleggen waarom juist Sterre niet goed zou passen op hun school. 10.
Vanwege de zich voortslepende en uitzichtloze procedures inzake toelating voor Sterre zijn ouders vanaf maart 2005 ook buiten Nederland gaan zoeken naar een school voor Sterre.
11.
Achtereenvolgens hebben ouders de hulp ingeroepen van het Regionaal ExpertiseCentrum (REC) als bedoeld in de Wet op de Expertiscentra (WEC), van het Samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 10h van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de Gemeente Amsterdam (DMO) die met de scholen in Amsterdam afspraken heeft gemaakt over de overstap van basis- naar voortgezet onderwijs en in deze afspraken coordinator en aanspreekpunt is.
12.
Het REC was, vooruitlopend op de wettelijke taak die zij na invoering van de lgf zou krijgen, verplicht ouders te helpen zoeken naar een reguliere school voor voortgezet onderwijs. In 2002 was het REC dat verplicht op grond van de toen vigerende ministeriële regeling (5e faciliteringsregeling REC’s i.o.). Het REC kon na een half jaar zoeken geen school voor Sterre vinden en achtte zich niet resultaatverplicht.
13.
Het Samenwerkingsverband heeft eind 2003 Sterre geïntroduceerd in het directeurenoverleg van de aangesloten scholen. De scholen wilden toen niet over toelating van Sterre nadenken anders dan na een concrete aanmelding van Sterre op hun school.
14.
In overleg met en na expliciete introductie door het Samenwerkingsverband, is Sterre in februari 2004 aangemeld bij het IVKO, een reguliere school voor kunstzinnige vorming op vmbo-t en havo-niveau.
15.
Gedurende het hele jaar 2004 hebben tussen ouders en school intensieve gesprekken plaatsgevonden over deze aanmelding en gericht op toelating. Het IVKO durfde uiteindelijk toelating toch niet aan en wees Sterre af. Na twee rechtzittingen heeft de voorzieningenrechter de afwijzing bevestigd. [PRODUKTIE 3]
16.
De afspraken over toelaten die DMO gemaakt heeft met de Amsterdamse scholen zijn vervat in de Kernprocedure. [PRODUKTIE 4] De Kernprocedure stelt voorwaarden voor toelating tot het voortgezet onderwijs die in strijd zijn met de regelgeving in het Inrichtingsbesluit WVO. Door het hanteren van de Kernprocedure wijzen alle reguliere scholen voor voortgezet onderwijs Sterre af. Gemeenten hebben een wettelijke coördinatiefunctie waar het het registreren, melden en coördineren (RMC-functie) van vroegtijdig schoolverlaten betreft. Scholen moeten op grond van artikel 28 WVO leerlingen die zonder diploma de school verlaten aan de gemeenten melden. Gemeenten hebben er belang bij dat er zo weinig mogelijk leerlingen vroegtijdig (zonder diploma) de school verlaten want de gemeenten dragen de verantwoording voor de opvang van die leerlingen tot zij de leeftijd van 23 jaar hebben bereikt. Scholen hebben liever zo weinig mogelijk ‘zorgleerlingen’ (gedoe) en hebben in de Kernprocedure een instrument om zorgleerlingen buiten hun school te houden.
Ploeger – DB Stadsdeel Osdorp
3
17.
Hoewel coördinator en aanspreekpunt van de Kernprocedure acht DMO zich niet verantwoordelijk voor de afspraken daarin. DMO wil de toelatingsvoorwaarden voor het voortgezet onderwijs uit de Kernprocedure niet aanpassen of ter discussie stellen en wil evenmin Sterre toelaten tot de aanmeldingsprocedure van de Kernprocedure. In kort geding heeft de rechter DMO hierin gelijk gegegeven [PRODUKTIE 5]. Volgens uw rechtbank moesten wij voor een aanmelding van Sterre niet DMO of de gemeente Amsterdam, maar de afzonderlijke scholen aanspreken. De uitspraak verbaast ons omdat wij geen toegang tot een school vroegen – alleen hierover beslissen immers de afzonderlijke schoolbesturen – maar slechts toegang tot de aanmeldingsprocedure van de Kernprocedure.
18.
Op 1 maart 2005 hebben wij ouders daarop Sterre bij negen door de website van de gemeente Amsterdam als “openbare” aangeduide scholen voor voortgezet onderwijs aangemeld. Hierbij hebben wij deze scholen nadrukkelijk gewezen op de uitspraak van uw rechtbank inzake de Kernprocedure. Onder deze negen scholen was het Calandlyceum [PRODUKTIE 6].
19.
Ouders hebben geen nadrukkelijke voorkeur voor “openbaar” onderwijs op onderwijskundige gronden. Ouders hebben de aanmeldingen bij openbare scholen gedaan omdat zij daar kunnen procederen zonder advocaat, omdat deze scholen gehouden zijn aan de procedures en termijnen van de AWB, omdat procedures bij bijzonder onderwijs kunnen verzanden in zaken rond onderschrijven of respecteren van hun onderwijs en omdat zij vinden dat openbaar onderwijs een grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft dan het bijzonder onderwijs, zoals ook blijkt uit het slotartikel van de lgfwet.
20.
Bij één school hebben ouders hun aanmelding ingetrokken. Twee als afzonderlijk genoemde scholen bleken er uiteindelijk toch maar één te zijn. Zeven scholen, waaronder de OSB, hebben Sterre geweigerd. Tegen alle zeven afwijzingen hebben ouders bezwaar gemaakt. Hiervan moeten er nu nog steeds vier scholen besluiten op bezwaar. Voor twee scholen hiervan weigert de ACTB een advies af te geven. Van twee scholen, waaronder het Calandlyceum, is het besluit op bezwaar door uw rechtbank vernietigd en deze scholen is opgedragen een nieuw besluit te nemen. Ouders zien hierin onwil van scholen om lgf-leerlingen toe te laten en een vastbeslotenheid van scholen en gemeente om deze leerlingen met ieder middel, legaal of niet legaal, buiten hun poorten te houden.
21.
Op 26 april 2005 heeft de Calandlyceum toelating van Sterre geweigerd. [PRODUKTIE 7]
22.
Tegen dit besluit hebben ouders op 1 mei 2005 bezwaar gemaakt. [PRODUKTIE 8]
23.
Ingevolge de artikel XIII van de lgf-wet, mag een school nadat bezwaar is gemaakt tegen de weigering van een lgf-leerling, niet eerder besluiten dan nadat de ACTB, bedoeld in artikel XII van de lgf-wet, advies heeft uitgebracht.
24.
De ACTB heeft op 8 juli 2005 advies uitgebracht. [PRODUKTIE 9]
Ploeger – DB Stadsdeel Osdorp
4
25.
Omdat met zoveel tegenwerking (van scholen) in Amsterdam of althans een gebrek aan meewerken en een gebrek aan het gevoel van urgentie, een thuiszitsituatie in Nederland niet meer voorkomen kon worden hebben ouders en Sterre de stap naar Engeland gemaakt. Sterre volgt sinds 1 september 2005 onderwijs in year 10 op de Royal Docks Community School. Dit is een reguliere secondary school met ongeveer 1100 leerlingen in Newham, Oost London. Daartoe hebben zij zich vanaf eind juni 2005 mede moeten vestigen in London. Secondary schools in Engeland verzorgen onderwijs voor leerlingen van 11 tot 16 jaar.
26.
De rector van het Calandlyceum heeft op 8 september 2005 besloten op het bezwaar. In dit besluit handhaaft zij haar primaire besluit [PRODUKTIE 10]
27.
Op 7 oktober 2005 dienden ouders bij uw rechtbank een beroepsschrift in en verzochten uw rechtbank om een voorlopige voorziening. Uw rechtbank verklaarde het beroep gegrond en stelde vast dat de rector van het Calandlyceum niet bevoegd was te beslissen op bezwaar. De beslissing op bezwaar had genomen moeten worden door het bevoegd gezag van het Calandlyceum. Het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Osdorp, hierna het DB, is het bevoegd gezag van het Calandlyceum. Uw rechtbank droeg het DB op om binnen zes weken na uw uitspraak een nieuw besluit te nemen [PRODUKTIE 11]
28.
Op 8 december 2005 hoorde de Commissie Bezwaar- en Beroepsschriften van het Stadsdeel Osdorp het Calandlyceum en de ouders [PRODUKTIE 12]
29.
Op 20 december 2005 besloot het DB op het bezwaar van ouders. In dit besluit handhaaft het DB het primaire besluit [PRODUKTIE 13] maar geeft een andere onderbouwing.
Bezwaren tegen het besluit van 20 december 2005 De gewisselde argumenten samengevat: 30. Het primaire besluit om Sterre niet toe te laten hanteerde, door het DB in zijn verweerschrift van 1 december 2005 samengevat [PRODUKTIE 12], de volgende motivering: -
-
-
-
Omdat het Calandlyceum opleidt op minimaal vmbo-t niveau, stelt zij de eis dat de leerling een citoscore van 534 heeft en een positief advies van de basisschool. Deze eis wordt gehanthaafd t.a.v. lgf-leerlingen; Gelet op de grootte van het Calandlyceum (1750 leerlingen) en de ‘grote steden problematiek’ is de school pedagogisch niet op een leerlingen als Sterre: namelijk een leerlinge die niet kan praten en motorisch zeer beperkt is; De school geeft les op minimaal vmbo-t niveau. De leraren zijn niet geëquipeerd voor aanpassing van de leerstof op het cognitief niveau van Sterre. Voorts wordt klassikaal les gegeven, terwijl Sterre het best functioneert bij het werken in kleine groepjes; Het Calandlyceum heeft klassen met minimaal 26 leerlingen op één docent, waarbij een klas 6 tot 8 maal van docent en lokaal wisselt per dag. Dit geeft onrust voor Sterre;
Ploeger – DB Stadsdeel Osdorp
5
-
De school is niet toegerust op de hygiënische zorg die Sterre nodig heeft en waarbij zij afhankelijk is van anderen.
In hun bezwaar [PRODUKTIE 8] stellen ouders, samengevat en voorzover van belang, dat: -
de eisen van de Kernprocedure niet mogen worden gesteld omdat het Calandlyceum een school is als bedoeld in artikel 4 lid 5 van het Inrichtingsbesluit WVO. Het Calandlyceum heeft geen voorzieningen getroffen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget. Er geen goede onderbouwing is waarom het Calandlyceum Sterre niet zou kunnen toelaten.
De Commissie Bezwaar- en Beroep van het DB motiveert [PRODUKTIE 13], het advies van de ACTB [PRODUKTIE 9] volgend en samengevat, nu als volgt: -
Sterre zal niet in staat zijn een diploma te halen in een van de onderwijssoorten die het Calandlyceum aanbiedt. Het is de wettelijke taak van het voortgezet onderwijs om leerlingen aan een diploma te helpen. Toelaten van Sterre zou het Calandlyceum in een onmogelijke positie brengen omdat het Sterre niet aan een diploma kan helpen.
De leerlingpopulatie van het Calandlyceum en de Kernprocedure 31.
De Kernprocedure is een verzameling afspraken tusen de scholen en de gemeente Amsterdam die de overstap van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs regelt. De afspraken in de Kernprocedure zijn in strijd met de bepalingen over toelating in het Inrichtingsbesluit. Dit staat gewoon in het Inrichtingsbesluit, wij hebben het bij de aanmelding van Sterre aan de school meegedeeld en het is door de ACTB vastgesteld. Het Calandlyceum blijft desondanks de Kernprocedure hanteren. Nog tijdens de hoorzitting van 8 december 2005 bleef het DB zich op het standpunt stellen dat het Calandlyceum aanvullende toelatingsvoorwaarden mag stellen. Wij verdenken, ook al door de voorgeschiedenis met de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de Gemeente Amsterdam [PRODUKTIE 5], de school ervan dat het hen niet goed uitkomt dat de Kernprocedure ter discussie wordt gesteld. Met het doel de Kernprocedure buiten schot te laten, zo begrijpen wij, is de Kernprocedure daarom niet genoemd in het primaire besluit, maar zijn in plaats daarvan de toelatingsvoorwaarden van de Kernprocedure in het primaire besluit letterlijk overgenomen. In de huidige schoolgids 2005/2006 blijft de Kernprocedure het toelatingscriterium en blijft het Calandlyceum zich afficheren als een school met vmbo-t en hoger [PRODUKTIE 14]. Het lijkt alsof het DB alleen in de zaak om Sterre de Kernprocedure buiten beschouwing wil laten, maar verder gewoon door wil blijven gaan met het ten onrechte hanteren van de Kernprocedure. Dit maakt de overheid een onbetrouwbare partner die, regelgeving of niet, haar eigen zin wil doordrijven ook al gaat dat ten koste van haar burgers.
Ploeger – DB Stadsdeel Osdorp
6
32.
Het Calandlyceum heeft geen voorzieningen getroffen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget, hoewel daartoe vanaf augustus 2003 op grond van artikel 24 en 24a van de WVO verplicht.
33.
Doordat het Calandlyceum bij toelating de lat te hoog legt en geen voorzieningen heeft getroffen, wordt de school nu overvallen door de aanmelding van Sterre. Het is duidelijk dat het Calandlyceum er mentaal niet klaar voor is en op grond hiervan ervan overtuigd is dat toelating van Sterre niet aan haar kan worden gevraagd. De reden dat Sterre nu geweigerd wordt is hier niet gelegen in het feit dat Sterre te laag functioneert, maar omdat het Calandlyceum te gemakkelijk denkt over haar taken. Het kan niet zo zijn dat, omdat leerkrachten niet geëquipeerd zouden zijn, omdat berust wordt in een onveilig schoolklimaat of omdat er blijkbaar geen geschikte toiletten zijn, een lgf-leerling niet wordt toegelaten zonder te hebben overwogen welke aanpassingen en voorzieningen mogelijk zijn zodat Sterre wél kan worden toegelaten. Dit klemt des te meer omdat het bijvoorbeeld Almere en Londen wél kon en kan.
34.
Ten aanzien van het niet hebben ingericht van voorzieningen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget nog het volgende: Het Hof in Arnhem, naar aanleiding van de behandeling in hoger beroep van een verzoek om toelating van twee broers, beide lgf-leerlingen (LJN: AR4579, Gerechtshof Arnhem 03/1260, [PRODUCTIE 15]), stelde onder 3.8 van haar arrest vast: De school heeft het beleid ten aanzien van toelating van gehandicapte kinderen (nog) niet schriftelijk vastgelegd. De school heeft gesteld (memorie van antwoord ad grief 3) dat zij sinds oktober 2003 haar toelatingsbeleid in conceptvorm schriftelijk heeft vastgelegd, dat de definitieve vastlegging wacht op goedkeuring van de MR en de definitieve besluitvorming van het bevoegd gezag. Het hof is voorshands van oordeel dat de school daarmee binnen redelijke termijn - de wettelijke regeling terzake is op 1 augustus 2003 in werking getreden - aan de wettelijke vereisten op dit punt voldoet. Het hof vond het niet volledig hebben voldaan aan de wettelijke verplichting om voorzieningen te hebben getroffen toen nog net door de beugel kunnen. Het Calandlyceum wijst twee jaar later Sterre af omdat zij dan nog steeds geen voorzieningen heeft getroffen: hierdoor kunnen leerkrachten zich niets voorstellen bij plaatsing van Sterre en blijkt de eigen schoolwijze toelating in de weg te staan. Het DB van het Stadsdeel Osdorp erkent in zijn besluit van 20 december 2005 dat het Calandlyceum de zorg voor lgf-leerlingen niet heeft ingericht. Het Calandlyceum heeft, gevolggevend aan de aansporing van de ACTB om voorzieningen te treffen voor lgf-leerlingen, in haar nieuwe schoolgids een stukje over rugzakleerlingen opgenomen [PRODUKTIE 16]. Anders dan het DB of haar Commissie Bezwaar- en Beroepschriften stelt, vinden wij ouders niet dat het Calandlyceum al goed op weg is met het treffen van voorzieningen: uit het stukje spreekt weerzin tegen de lgf-regeling en het Calandlyceum blijft – ondanks het ACTB advies – vasthouden aan de Kernprocedure.
Ploeger – DB Stadsdeel Osdorp
7
De Diploma-eis 35.
Niet bestreden wordt door ouders dat het voortgezet onderwijs is gericht op het halen van een diploma. Dat staat immers letterlijk zo in de WVO. Volgens het advies van de ACTB, overgenomen door het DB in haar besluit van 20 december 2005, is het duidelijk dat Sterre geen diploma kan halen. Volgens de ACTB zou deze overweging ingevolge het Inrichtingsbesluit geen rol mogen spelen bij de beoordeling of Sterre toegelaten kan worden. Maar de ACTB constateert dan ten onrechte dat Sterre om die reden niet geschikt is voor het volgen van het onderwijs aan de school waarvoor toelating wordt gevraagd, daarbij de Memorie van Toelichting van de lgf-wet citerend, en om die reden de toelating van Sterre kan worden geweigerd. De ACTB komt vervolgens in conflict met haar eigen redenering en veronderstelt daarom dat de wetgever de gevolgen van de lgf voor het Inrichtingsbesluit niet goed heeft overzien.
36.
Vervolgens stelt de ACTB dan ook nog onjuist: De LGF-regeling is namelijk bedoeld om door middel van de inzet van extra middelen belemmeringen weg te werken waardoor gehandicapte leerlingen niettegenstaande hun handicap toch in staat zijn om goed te functioneren in het reguliere onderwijs en daar een diploma te halen. Deze bewering lijkt op het criterium op grond waarvan uit hoofde van de Wet REA door de LISV (nu UWV) aan gehandicapte leerlingen voorzieningen worden verstrekt (zie Kamerstuk 27 728 nr 7, blz 22 bovenaan). De stelling lijkt een poging van de ACTB om de schijnbare tegenspraak in de regelgeving te verklaren. De LGF is echter méér dan een verstrekkingscriterium als dat van de wet REA. Deze stelling over waarvoor de lgf-regeling zou zijn bedoeld komt daarom voor rekening van de ACTB en nu dus ook voor rekening van het DB van het Stadsdeel Osdorp maar wordt door ons bestreden. Aldus komt de ACTB - ten onrechte - tot de conclusie dat een school verplicht is om leerlingen te weigeren als de school vermoedt dat die leerling geen diploma kan halen.
37.
Met Sterre’s huidige secondary school in oost Londen als voorbeeld kan de onhoudbaarheid van de conclusie van de diploma-eis worden aangetoond. Sterre zit nu (voorlopig) op de Royal Docks Community School in Newham, oost Londen. Dat is een reguliere school voor voortgezet onderwijs met ongeveer 1100 leerlingen. In Engeland volgen leerlingen strict volgens hun leeftijd tussen 11 en 16 jaar de secondary school. Sterre zit nu in het een-na-laatste jaar van de secondary school; year 10. En ook net als in Nederland is het onderwijs in Engeland gericht op het halen van een diploma(s) (General Certificates Secondary Education, GCSE’s). Maar ook net zo als in Nederland, moeten de (secondary) schools voorzieningen hebben getroffen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget (in Engeland zijn dat pupils with Special Educational Needs (SEN)). Iedere school is, net als in Nederland, vrij die voorzieningen naar eigen goeddunken in te richten. Op de school van Sterre heeft men ervoor gekozen aparte klasjes in te richten voor SEN-leerlingen. Vanuit die klasjes wordt intensief gezocht hoe de leerlingen dan zoveel mogelijk kunnen meedoen aan de mainstream-lessen. Dat is dus het reguliere onderwijs dat gericht is op
Ploeger – DB Stadsdeel Osdorp
8
het halen van een diploma. Sterre doet nu voor ongeveer 70% van haar schooltijd mee aan dat reguliere diploma-gerichte onderwijs. Daarbij heeft Sterre dan wel haar eigen doelen: bijvoorbeeld als zij meedoet met Physics kan zij bij het doen van scheikundeproefjes als doel hebben Engels te leren en kleuren te onderscheiden: “Give me the yellow salt, give me the red salt,...”. Dat heet inclusief onderwijs. 38.
Het feit dat Sterre geen diploma kan halen is geen reden waardoor het Calandlyceum verplicht wordt om Sterre te weigeren. Integendeel, met leerlingen die de school verlaten zonder diploma, dat zijn voortijdige schoolverlaters en dat zijn er jaarlijks zo’n 65.000, is rekening gehouden in de wettelijke bepalingen rond de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie van de gemeente (Stb 2001, 636) en de bepalingen daarover zoals die zijn opgenomen in de WVO.
Toelaten zou een te zware belasting betekenen voor het Calandlyceum 39.
In het primaire besluit van het Calandlyceum en verhuld in het advies van de Commissie Bezwaar- en Beroepsschriften wordt opgevoerd dat toelaten van Sterre een te zware belasting vormt voor het Calandlyceum. Hierbij wordt uitsluitend gerefereerd aan wat men denkt of vreest zonder dat het Calandlyceum of haar bestuur aangegeven heeft waarom hiervoor geen oplossingen te realiseren zijn. De school die Sterre in Londen bezoekt is, net als het Calandlyceum een ‘grote school met grote steden problematiek’ en er wordt net zoveel van docent en klas gewisseld als op het Calandlyceum. Net als op het Calandlyceum zijn de meeste leerkrachten ook daar niet orthopedagogisch geschoold. Vertegenwoordigers van het Calandlyceum hebben Sterre nog nooit gezien maar schilderen Sterre desondanks wel af als een zwaar verstandelijk gehandicapt meisje dat niet kan praten en die ernstige motorische beperkingen heeft. Daarin herkennen wij Sterre niet. Wij zien het zwaar aanzetten van Sterre’s beperkingen als een tactiek van het Calandlyceum om het eigen gelijk te halen.
Concluderend 40.
De ACTB heeft, voorafgaand aan het geven van haar advies, enkele vragen voorgelegd aan het Calandlyceum. Het Calandlyceum heeft die vragen niet beantwoord. De ACTB zegt vervolgens in haar advies niet aan de beantwoording van die vragen toe te komen omdat ze meent dat Sterre vanwege een vermeende diploma-eis kan worden geweigerd. Nu die diploma-eis door ons is weerlegd komt de beantwoording van de door de ACTB gestelde vragen weer aan de orde. Het Calandlyceum heeft nagelaten om de extra behoeften voor Sterre vast te stellen als ze zou worden toegelaten op het Calandlyceum. Niet vastgesteld is welke middelen beschikbaar zijn en niet is overtuigend, recht doend aan haar bewijslast, gemotiveerd waarom in die extra zorg, ondanks het kunnen beschikken over een leerlinggebonden budget, de ambulante begeleiding van het REC, inzet van PGB en van het regionaal zorgbudget en ondanks de voorzieningen die het Calandlyceum in redelijkheid zelf moet treffen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget, kan worden voorzien.
Ploeger – DB Stadsdeel Osdorp
9
Eis 41.
Het besluit op bezwaar van 20 december 2005 kan niet in stand blijven en moet worden vernietigd. Het DB van Stadsdeel Osdorp moet daarom binnen redelijke tijd een nieuw besluit nemen.
42.
Voorafgaand aan het nieuw te nemen besluit moet het Calandlyceum duidelijk – in ieder geval voor ons en haar team – afstand nemen van de Kernprocedure, niet alleen voor Sterre maar voor al haar (aspirant) leerlingen. Vervolgens moet het Calandlyceum de voorzieningen formuleren die het gaat treffen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget. Alleen dan kan in redelijkheid gewogen worden of het Calandlyceum al dan niet in redelijkheid Sterre moet kunnen toelaten.
London, 5 januari 2006
Ferdi Ploeger
Ploeger – DB Stadsdeel Osdorp
Yvonne Brouwers
10