B E H E E R P L A N
K A LV E R P O L D E R Werkgroep Kalverpolder & Enge Wormer, Vogelbeschermingswacht “Zaanstreek”, 1 augustus 2007
B
E
H
E
E
R
P L
A N
K
A L V E
R
P O
L D
E
R
Zowel voor de natuur als voor het unieke landschap met zeer hoge cultuurhistorische waarden, behoort het veenweidegebied de Kalverpolder op een karakteristieke manier beheerd te worden, zodat het open landschap in stand blijft. Daarbij zal in voldoende mate rekening moeten worden gehouden met de randvoorwaarden voor het voortbestaan van bedreigde diersoorten en habitattypen. Dit laatste is overigens een wettelijke verplichting voor een Natura 2000-gebied.
O R D
De Kalverpolder is een Europees beschermd gebied. Het valt, samen met het Wormer- en Jisperveld, onder de Habitatrichtlijn en vormt een onderdeel van het te realiseren Natura 2000-netwerk. Het is een belangrijke schakel in de verbinding van verschillende veenweidegebieden in Noord-Holland. Kenmerkende broedvogels zijn bijvoorbeeld de slobeend, grutto, tureluur, snor en roerdomp. In de winter kunnen er meer dan 1.000 smienten rustend of voedsel zoekend in het gebied aangetroffen worden. In de zogenaamde
veenmosrietlanden groeien interessante planten: het moerasviooltje, de ronde zonnedauw en de kamvaren. Daarnaast komen het beschermde visje de bittervoorn, de meervleermuis en de noordse woelmuis voor in dit gebied.
O R W O
Recente veranderingen in gebruik en beheer, voornamelijk het wegvallen van het traditionele boerenbedrijf, zorgen voor een ander uiterlijk van de Kalverpolder. Zonder beheer is een veenweidegebied niet in stand te houden. Er ontstaan dan namelijk rietlanden en er schiet hogere begroeiing op. Op diverse plaatsen zijn inmiddels zelfs al bosjes ontstaan. Door deze ontwikkeling vindt er een verschuiving plaats naar een moerasgebied met de daarbij behorende planten en vogels.
V O
De Kalverpolder heeft hoge cultuur-historische en natuurwaarden. Het patroon van de vele kleine door water omringde percelen is bijna duizend jaar geleden ontstaan door ontginning van het oorspronkelijke veenmoeras. Door het eeuwenlange agrarische gebruik is er een karakteristiek gebied ontstaan: een veenweidepolder. Zo’n open en nat gebied vormt een uniek ecosysteem. Veenweidegebieden komen alleen voor in het lage deel van Nederland. Ze zijn van een internationaal natuurbelang voor onder andere weidevogels, noordse woelmuis en zogenaamde verlandingsvegetaties. Daarnaast bevindt de toeristische toplocatie de Zaanse Schans zich in de Kalverpolder; hier is te zien hoe de Zaanstreek er in de 17de en 18de eeuw uitzag.
Een beheerplan als het onze is een cruciaal hulpmiddel, maar ook een absoluut vereiste voor de realisatie van een beheer zoals hierboven bedoeld. Immers, ons plan beschrijft wat er nodig is om de natuurwaarden in de Kalverpolder duurzaam in stand te houden of te ontwikkelen en geeft tevens aan wat in het kader daarvan aan beheerders, gebruikers en andere belanghebbenden wel en niet is toegestaan in dit gebied.
Werkgroep Kalverpolder & Enge Wormer Zaandam, Krommenie, Wageningen 2007
VOORWOORD
II. VISIE EN CONFRONTATIE 4. Visie voor het Natura 2000-gebied 4.1. Uitwerking instandhoudingsdoelstellingen in omvang, ruimte en tijd 4.2 (Ecologische) Randvoorwaarden 4.3 Knelpunten van het gebruik 4.4 Hoe worden de doelstellingen bereikt 5. Instandhoudingsmaatregelen 5.1 Natuurbeheer en –herstel 5.2 Agrarisch gebruik 5.3 Hydrologie 5.4 Industrie 5.5 Bewoning 5.6 Infrastructuur 5.7 Recreatie 5.8 Militaire activiteiten 5.9 Delfstoffenwinning 5.10 Scheepvaart en Visserij
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 7. 7.1 7.2 8. 9
Monitoring Uitvoeringsinstanties Biotisch Abiotisch Relatie van instandhoudingsmaatregelen (voortgang en effectiviteit) Financiering van het beheerplan Begroting Subsidiemogelijkheden Communicatie, educatie en voorlichting in het gebied Bronnen
A V E
Natura 2000-gebied: karakteristieken van het gebied Geografische en bestuurlijke kenmerken Begrenzing Natura 2000-gebied Eigendomssituatie Waarden van gebied, ecologische samenhang en internationaal belang Instandhoudingsdoelstellingen Huidige staat van instandhouding en trends Maatsch. context: samenleving/gebruikers en overlegplatform Gebruik in het Natura-2000 gebied en externe werking Natuurbeheer en –herstel Agrarisch gebruik Hydrologie Industrie Bewoning Infrastructuur en gebruik ervan Recreatie Militaire activiteiten
III. UITVOERING
2.9 Delfstoffenwinning 2.10 Scheepvaart 2.11 Visserij 2.12 Overig 3. Relatie met andere plannen en regelgeving
O P G
1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 2. 2.1. 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
I N H O U D S
VOORWOORD INHOUDSOPGAVE INLEIDING I. INVENTARISATIE
IV. BIJLAGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Zoogdieren in de Kalverpolder Broedvogels in de Kalverpolder Overwinterende en doortrekkende vogels Amfibieën in de Kalverpolder Vissen in de Kalverpolder Vlinders in de Kalverpolder Libellen in de Kalverpolder Enkele paddestoelen in de Kalverpolder Karakteristieke flora in de Kalverpolder Subdoeltypen van Staatsbosbeheer voor de Kalverpolder
INHOUDS OP G AVE
Waarom een beheerplan? Voor alle Natura 2000-gebieden moet op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 een beheerplan worden opgesteld. Dit moet gebeuren binnen drie jaar na aanwijzing van het gebied als Natura 2000-gebied of binnen drie jaar na inwerkstelling van de Natuurbeschermingswet 1998 (als het gebied reeds vóór de inwerktreding was aangewezen als Natura 2000-gebied). Genoemde wet trad op 1 oktober 2005 in werking. Dit opstellen moet gebeuren met alle betrokken partijen die een natuur- of ander belang vertegenwoordigen in het gebied.
Waarom dit beheerplan ?
INLEIDING
Het opstellen van het beheerplan voor de Kalverpolder is formeel de verantwoordelijkheid van het betreffende bevoegd gezag en zal dus door hem moeten worden gedaan. De werkgroep ‘Kalverpolder & Enge Wormer’ van de Vogelbeschermingswacht ‘Zaanstreek’ heeft echter niet willen wachten tot het bevoegd gezag het initiatief daartoe nam en schreef zelf in een vroegtijdig stadium dit beheerplan. Enerzijds, omdat ze vreesde dat het bevoegd gezag, vanwege onder meer geldgebrek, in zijn beheerplan zou uitgaan van lagere natuurdoelen dan die door ons gewenst worden. Anderzijds heeft de werkgroep met het schrijven en beschikbaar stellen van haar beheerplan: (1) Een proaktieve bijdrage willen leveren aan het onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag op te stellen formele beheerplan voor de Kalverpolder, (2) Een besparing willen bereiken met betrekking tot de realisatiekosten van het door anderen te maken beheerplan, waardoor de op deze wijze vrijkomende gelden kunnen worden aangewend voor het daadwerkelijke beheer van de polder. Inmiddels is bekend geworden, dat de gemeente Zaanstad in 2007 een Integraal
Uitgangspunt beheerplan Dit beheerplan gaat niet uit van de huidige situatie van de Kalverpolder, maar van een realiseerbare gewenste situatie, te weten die van rond 1975. In de huidige situatie zijn namelijk door achterstallig onderhoud en verwaarlozing natuurwaarden teruggelopen, terwijl deze in potentie wel aanwezig zijn en hersteld kunnen worden tot het niveau van 1975.
Functies beheerplan Het beheerplan heeft in grote lijnen de volgende functies: 1. Instandhoudingsdoelstellingen Het plan geeft duidelijkheid over de in de Kalverpolder aanwezige natuurwaarden, zoals benoemd in de aanwijzingsbesluiten, die beschermd en/of ontwikkeld behoren te worden en over het te behalen niveau van deze bescherming en ontwikkeling.
Doel beheerplan
2. Instandhoudingsmaatregelen Het plan beschrijft het beheer dat noodzakelijk is om de doelstellingen te handhaven en/of te bereiken.
De Habitatrichtlijn verplicht Nederland de habitattypen en soorten waar Nederland verantwoordelijkheid voor draagt in stand te houden. Om dit te bereiken heeft Nederland daarvoor instandhoudingsdoelstellingen gedefinieerd. Het beheerplan werkt de instandhoudingsdoelstellingen voor de Kalverpolder, die samen met het Wormer- en Jisperveld één Natura 2000-gebied vormt, verder uit.
3. Bescherming Het plan geeft aan welke bestaande activiteiten in de Kalverpolder niet schadelijk zijn in relatie tot het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen met betrekking tot de natuurwaarden waarvoor dit gebied is aangewezen.
Dit beheerplan: • beschrijft de resultaten die in deze polder bereikt dienen te worden om het behoud of herstel van deze natuurlijke habitats en soorten mogelijk te maken; • gaat in op bestaand gebruik van de polder en geeft inzicht hoe met externe werking omgegaan moet worden; • geeft een overzicht op hoofdlijnen van instandhoudingsmaatregelen (het gewenste beheer), die genomen moeten worden om de beoogde resultaten te behalen.
I N L E I D I N G
Ontwikkelings- en Beheerplan zal opstellen voor de Kalverpolder. Het beheerplan van de werkgroep ‘Kalverpolder & Engewormer’ kan en zal een belangrijke, uitgebreide en financieel voordelige informatiebron zijn voor dit gemeentelijke plan.
Draagvlak beheerplan Onze werkgroep is vertegenwoordigd in de Stichting Kalverpolder. De initiatiefnemers van deze stichting zijn: Stichting Zaan en Dijk, Vereniging De Zaansche Molen, Kontakt Milieubeheer Zaanstreek, hengelsportvereniging Esox ’55 en Vogelbeschermingswacht “Zaanstreek”. De overige organisaties die worden genoemd in paragraaf 1.7. van hoofdstuk 1 staan achter hetgeen wij met dit beheerplan willen verwezenlijken ten aanzien van de Kalverpolder.
1. Natura 2000-gebied: karakteristieken van het gebied 1.1. Geografische en bestuurlijke kenmerken Kalverpolder De Kalverpolder is een deelgebied van het Natura 2000 gebied 90: Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder. Site code NL2003054 Beheerder: Staatsbosbeheer en particulieren (Natuurmonumenten voor het Wormer- en Jisperveld) Provincie: Noord-Holland Gemeente: Zaanstad (Wormerland voor het Wormer- en Jisperveld) Oppervlakte: Ca. 170 ha, inclusief 23 ha wateropppervlak
1.2. Begrenzing Natura 2000-gebied
Een groot gedeelte van de Kalverpolder is aangewezen als Natura 2000-gebied. Dit betekent dat er natuurwaarden aanwezig zijn, die vanuit Europese wetgeving beschermd dienen te worden. Deze aanwijzing valt samen met die van het Wormeren Jisperveld, hoewel er geen directe verbinding is tussen de twee deelgebieden. In de Kalverpolder betreft het beschermde gebied zowel percelen die in het bezit zijn van Staatsbosbeheer als van particulieren. In de onderstaande figuur wordt de begrenzing hiervan aangegeven.
Fig 1. Geel: Habitatrichtlijngebied. Groen: Habitatrichtlijngebied + Vogelrichtlijngebied. Blauw: Alleen vogelrichtlijngebied
1.3. Eigendomssituatie Een groot gedeelte van de Kalverpolder is, na het verlaten van de betreffende percelen door (hobby)boeren, in handen gekomen van Staatsbosbeheer (hierna te noemen SBB). In totaal bezit SBB ongeveer 53 ha in de polder, grofweg bijna 40 procent; in de figuur hieronder staat dit bezit aangegeven. Alle grond ten zuiden van de Leeghwaterweg en nog een deel van de percelen ten noorden van deze weg
I N V E N TA R I S AT I E
Fig 2. Percelen die in bezit zijn van Staatsbosbeheer zijn met groen aangegeven
I N V E N T A R I S A T I E
zijn in bezit van particulieren. Deze particulieren bestaan voornamelijk nog uit twee boeren en enkele bewoners die de percelen gebruiken op een hobbymatige manier. Daarnaast bezit stichting de Zaanse Schans naast de kaasfabriek een perceel dat door vee begraasd wordt. Ook is een behoorlijk gedeelte van het gebied nog in gebruik bij bedrijven, voor bewoning of recreatie. In paragraaf 2 van dit hoofdstuk zal daar verder op in gegaan worden.
1.4. Waarden, ecologische samenhang en internationaal belang van het gebied De Kalverpolder is vanzelfsprekend van het grootste belang voor de soorten en het vegetatietypen waarvoor het gebied is aangemeld onder de habitatrichtlijn. Dit zijn de soorten meervleermuis (Myotis dasycneme), noordse woelmuis (Microtus oeconomus subspec. arenicola) en bittervoorn (Rhodeus sericeus subspec. amarus) en de vegetatietypen ‘veenmosrietland’ (associatie Pallavicinio-Sphagnetum van het verbond Caricion nigrae) en de ‘moerasmelkdistelassociatie’ (associatie Soncho-Epilobietum hirsuti van het verbond Epilobion hirsuti). Daarnaast zijn er nog andere bedreigde soorten die in de Kalverpolder leven. Zoals maar liefst elf broedvogels van de rode lijst: boerenzwaluw (Hirundo rustica), graspieper (Anthus pratensis), grutto (Limosa limosa), huismus (Passer domesticus), kneu (Carduelis cannabina), koekoek (Cuculus canorus), roerdomp (Botaurus stellaris), slobeend (Anas clypeata), snor (Locustella luscinoides), tureluur (Tringa totanus) en visdief (Sterna hirundo). Voor overwinterende vogels of doortrekkers die rust en voedsel zoeken is het gebied van groot belang. Dit geldt met name voor: de smient (Anas penelope), kemphaan (Philomachus pugnax), watersnip (Gallinago gallinago), grutto en tureluur. Uit verschillende andere groepen zijn er ook rode lijstsoorten bekend die in de Kalverpolder voorkomen: de vissen kroeskarper (Carassius carassius) en vetje (Leucaspius delineatus), de libel vroege glazenmaker (Aeshna isosceles), de paddestoelen gezoneerd elfenbankje (Trametes pubescens), rietmycena (Mycena belliae), sterspoorsatijnzwam (Entoloma conferendum), zemelige brandplek-bekerzwam (Peziza echinospora) en zeggemycena (Mycena saccharifera) en de planten ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia), moerasbasterdwederik (Epilobium palustre), krabbenscheer (Stratiotes aloides), snavelruppia (Ruppia maritima), dubbelloof (Blechnum spicant) en kamgras (Cynosurus cristatus).
Voor veenweidegebieden heeft Nederland een enorme internationale betekenis. Dit ecosysteem is zeer karakteristiek voor het lage deel van Nederland en komt vrijwel nergens anders voor. Enkele vegetatietypen en karakteristieke soorten hebben dan ook het zwaartepunt van hun verspreiding in (dit deel van) ons land. Voor sommige van de hiervoor genoemde soorten in de Kalverpolder is dit ook duidelijk het geval. De noordse woelmuis in Nederland wordt beschouwd als een aparte ondersoort; daardoor is dit ons enige endemische zoogdier. Het veenweidegebied van NoordHolland boven het IJ is één van de laatste bolwerken voor deze soort. De bittervoorn is in de ons omringende landen zeer zeldzaam. Deze soort heeft in Nederland een zwaartepunt in de veenweidegebieden. Veenweidegebieden zijn ook van uitzonderlijk belang voor weidevogels, zoals de grutto, waarvan Nederland het grootste deel van de Noordwest-Europese populatie herbergt. Ook voor de kemphaan, die niet meer broedt in de Kalverpolder, maar hier nog wel zeer regelmatig foerageert, zijn dit soort gebieden van levensbelang. Voor de veenmosrietlanden geldt hetzelfde: in Europees verband draagt ons land een grote verantwoording voor het behoud van dit bedreigde habitattype. De Kalverpolder doet, naast belangrijk leefgebied, ook dienst als ecologische stapsteen in het hele Zaanse veenweidegebied. Door de ligging van deze polder is het een belangrijke schakel in de verbinding tussen het Oostzanerveld en het Wormer- en Jisperveld; (beide ook Natura 2000-gebieden). Tezamen vormen deze polders één van de belangrijkste leefgebieden voor de karakteristieke flora en fauna van de veenweiden. Aan effectieve verbindingen tussen de verschillende gebieden kan echter nog veel verbeterd worden. Bij pogingen tot het behoud van levensvatbare populaties van (bedreigde) plant- of diersoorten wordt vaak te weinig rekening gehouden met het gehele landschap. Kleine en geïsoleerde gebieden zijn vaak erg vatbaar voor verstoringen en karakteristieke planten en dieren hebben hier
10
een lagere kans op overleven. Het is dus van groot belang dat het gehele landschap en de aangrenzende gebieden als één gebied beheerd en beschermd worden. Dan hebben de karakteristieke soorten de meeste kans om te overleven.
Fig 3. De Kalverpolder (binnen het rode vierkant) vormt een ecologische stapsteen tussen de Natura 2000- en veenweidegebieden Wormer- en Jisperveld en het Oostzanerveld. Samen met de droogmakerijen Wijde en Enge Wormer is het ook een samenhangend en karakteristiek open gebied dat van groot belang is voor o.a. weidevogels.
Gezien de belangrijke internationale natuurwaarden in de Kalverpolder en ook het geheel dat het gebied vormt net de andere veenweidegebieden, is het van groot belang dit gebied als veenweide in stand te houden. Dit is, tot nu toe, ook wettelijk verplicht vanuit Natura 2000. 1.5.1. algemene doelen Behoud van de bijdrage van de Kalverpolder (met Wormer- en Jisperveld) aan: • de biologische diversiteit en gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie; • de ecologische samenhang in het kader van het Natura 2000-netwerk, zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. Behoud en waarnodig herstel van: • de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende habitats en soorten; • de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van de gehele Kalverpolder voor alle habitattypen en soorten waarvoor hierna (in 1.5.2) instandhoudingsdoelen worden geformuleerd. Naast de natuurwaarden, is ook het cultuur-historische aspect van een open veenweidegebied als de Kalverpolder van onschatbaar belang. Veenweidegebieden bepalen immers al vele eeuwen het beeld van het landschap in deze streek. 1.5.2. doelen per Habitattype De vijf ondervermelde doelen gelden specifiek voor de Kalverpolder, in verband
met de oorspronkelijke aanwijzing tot Habitatrichtlijngebied: • Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones (H6430): Behoud oppervlakte en kwaliteit van ruigten en zomen met harig wilgenroosje (subtype B). • Overgangs- en trilveen (H7140): Behoud oppervlakte en kwaliteit van overgangs- en trilvenen, veenmosrietlanden (subtype B). • Bittervoorn (H1134): Behoud verspreiding, omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. • Meervleermuis (H1318): Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. • Noordse woelmuis (H1340): Behoud verspreiding, omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. Volgens het gebiedsdocument voor Natura 2000-gebied 90 zijn de zes hierna volgende doelen van toepassing op het Wormer- en Jisperveld. Bedoelde doelen zijn echter ook in ons beheerplan opgenomen als doelstellingen voor de Kalverpolder. En wel, omdat laatstgenoemde polder de potentie heeft om tevens geschikt te zijn voor de soorten waarvoor het Wormer- en Jisperveld is aangewezen: • Roerdomp (A021): Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud lokale populatie van teminste 10 paren (samen met Wormer- en Jisperveld) ten behoeve van sleutelpopulatie Zaanstreek. • Kemphaan (A151): Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel lokale populatie van tenminste 25 paren (samen met Wormer- en Jisperveld) ten
I N V E N T A R I S A T I E
1.5. Instandhoudingsdoelstellingen
11
behoeve van regionale sleutelpopulatie Zaanstreek. • Rietzanger (A295): Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud huidige sleutelpopulatie (samen met Wormer- en Jisperveld) van tenminste 200 paren. Het huidige niveau (bijna 500 paren in het gehele Natura 2000-gebied) mag ook in de Kalverpolder wat terugvallen, mits dit ten goede komt aan de weidevogels. • Smient (A050): Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Meren en moerassen van tenminste 45.000 vogels (maandgemiddelde). • Slobeend (A056): Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Meren en moerassen van tenminste 1000 vogels (maandgemiddelde). • Grutto (A156): Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel lokale populatie Kalverpolder (voor het Natura 2000 gebied 90 als totaal is het doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor het behoud van de huidige sleutelpopulatie van tenminste 500 paren). Zie voor verdere informatie – zoals een toelichting op de beschreven doelen - het gebiedsdocument Natura 2000 gebied 90.
12
1.6. Huidige staat van instandhouding en trends 1.6.1. ecologische kenmerken en gegevens Om de instandhouding van de natuurwaarden te realiseren, moet eerst bekend zijn wat er nog aanwezig is en hoe zich dat verhoudt tot vroegere situaties. Er wordt al snel duidelijk dat de hiervoor besproken natuurwaarden in Nederland onder druk staan. Zo hebben veenmosrietlanden te leiden van verzuring, verdroging en verbossing. Vanzelfsprekend is dit dus ook een bedreiging voor de in deze vegetatie levende ronde zonnedauw en de noordse woelmuis. Bij de noordse woelmuis speelt vooral ook de concurrentie met andere woelmuizen, die meer kans krijgen door dezelfde oorzaken, een rol. Ook de bittervoorn wordt bedreigd door het dichtgroeien van een gebied en de verzuring. Daarnaast spelen vervuiling en te vaak baggeren voor deze soort een belangrijke rol als bedreigende factoren. Voor de weidevogels geldt dat verruiging en verbossing van de graslanden zeer sterk negatieve effecten hebben. Voor enkele natuurwaarden is het moeilijk om trends te geven. Zo is er weinig bekend over de vroegere (maar ook de huidige) dichtheden van de noordse woelmuis en de bittervoorn. Voor de veenmosrietlanden en de weidevogels zijn de trends gelukkig wel goed gedocumenteerd. De verspreiding van het veenmosrietland in de Kalverpolder is veranderd ten opzichte van de situatie in 1975 (Korf 1977). Waren er toen nog 38 locaties met veenmosrietland, tegenwoordig zijn er 12 plekken minder. Het totale oppervlak aan veenmosrietland is licht achteruit gegaan; wij schatten dat sinds 1975 zo’n 10% van het areaal is verdwenen. De overgebleven veenmosrietlanden hebben daarnaast wel ernstig te lijden onder verruiging en de opkomst van haarmos. De weidevogels hebben op landelijk niveau in de jaren ‘70 en ’80 grote klappen gehad. Ditzelfde geldt voor de vogels in de Kalverpolder want toen zijn de zomertaling (Anas querquedula), zwarte stern (Chlidonias niger), kemphaan en watersnip als broedvogel
1.6.2. fysisch-chemische kenmerken en gegevens De Kalverpolder ligt 110cm onder zeeniveau (NAP). Zo’n 15% van de polder bestaat uit open water, met een gemiddelde diepte van 0.5m (maximaal 0.9m). De waterbodem bestaat uit veen en plaatselijk wat klei. Het waterpeil wordt constant op 117cm beneden NAP gehandhaafd. Hiervoor is de inlaat van gebiedsvreemd water uit de Zaan en de ringvaart van de Wijde Wormer noodzakelijk. Door eutrofiëring is het water van minder goede kwaliteit dan gewenst. Zo is er teveel fosfaat, chloride, stikstof en ammoniak in het water aangetroffen. Voor sulfaat en zuurstof zijn de gemeten waarden juist te laag. Voor meer informatie over deze kwaliteitsmetingen kan het rapport van Van Meeteren en Aarts (2002) geraadpleegd worden. Er zijn twee bodemtypen in de Kalverpolder: 1. humeuze tot venige klei op humusarme zware klei op veen. De klei is afkomstig van vroegere overstromingen vanuit de Zaan, en is dus voornamelijk aanwezig in het westelijk gedeelte van de polder. 2. gedeeltelijk uitgeveend laagveen.
I N V E N T A R I S A T I E
allen verdwenen. De grutto is sinds deze periode van gemiddeld 50 broedpaar in de polder teruggevallen naar zo’n 15-20 paar. Ook de veldleeuwerik (Alauda arvensis) laat een flinke achteruitgang zien. Voor de meest algemene weidevogels, de kievit, tureluur en scholekster, ziet de situatie er beter uit: de laatste decades laten deze soorten geen grote achteruitgang zien.
1.6.3. sociaal-economische gegevens De Kalverpolder grenst aan de zuidkant aan bebouwing. Aan de westkant grenst de polder aan de Zaan. In het noorden en het oosten grenst de Kalverpolder respectievelijk aan de droogmakerijen de Enge Wormer en de Wijde Wormer. Het gebied dat aangemeld is onder de habitatrichtlijn is alleen over het water vrij toegankelijk, behalve op één pad dat buiten het broedseizoen de gelegenheid biedt om een stuk van ruim één km door de polder te lopen. 1.6.4. overige gegevens In de zuid-west hoek van de Kalverpolder ligt de (door toeristen drukbezochte) Zaan-se schans. De karakteristieke bebouwing laat zien hoe de Zaanstreek er in de 17de en 18de eeuw uitzag. Circa 900.000 toeristen bezoeken jaarlijks de Zaanse
13
14
Zaanstreek-Waterland met de Werkgroep Kooiakkers (in samenwerking met Landschap Noord-Holland), de hengelsportvereniging Esox ’55, Stichting Zaan en Dijk en Vereniging De Zaansche Molen.
1.7. Maatschappelijke context
2. Gebruik in het Natura 2000 gebied en externe werking
De Kalverpolder kent veel betrokken organisaties. Ten eerste zijn er nog twee boeren en het visbedrijf Saft & Zn bv actief. Ook zijn er enkele grote bedrijven in de polder gevestigd en is de Stichting De Zaanse Schans (waaronder veel uitbaters vallen) er werkzaam. Al deze organisaties hebben een economisch belang in de polder. Staatsbosbeheer is eigenaar van veel percelen. Daarnaast zijn er percelen die eigendom zijn van enkele particulieren. Het Hoogheemraadschap controleert de waterhuishouding en de gemeente Zaanstad is de gemeentelijke autoriteit in het gebied. Voorts zijn er enkele organisaties die zich hard maken voor de bescherming van de natuur- en de cultuurhistorische waarden in Kalverpolder; dit zijn: de Stichting Kalverpolder, de Vogelbeschermingswacht “Zaanstreek” met de Werkgroep Kalverpolder en Enge Wormer, Kontakt Milieubeheer Zaanstreek, de KNNV afdeling
2.1. Natuurbeheer en -herstel Het huidige beheer kenmerkt zich door een zeer extensief gebruik, zowel door de beheerder SBB als door de andere gebruikers en eigenaren. SBB-terreinen die niet worden verpacht, worden zelden of niet gemaaid waardoor het terrein langzaam maar zeker verruigt. Op de meeste percelen met riet en op de verwaarloosde onderbemaalde percelen neemt de pitrus toe. Ook neemt op veel percelen verrommeling toe (door bijvoorbeeld paardenbakken, heggen, caravans en grof vuil). Beheer zoals dat gewenst (verplicht) is vanuit de Natura 2000 wetgeving is nooit uitgevoerd. Op een groot veenmosrietland, de Kooiakkers, vindt sinds 1993 maandelijks (buiten het broedseizoen) botanisch maaibeheer plaats door een groep vrijwilligers van de KNNV. Hierdoor worden de natuurwaarden van dit perceel gewaarborgd. In 2006 is de stichting Kalverpolder opgericht met als doelstelling de instandhouding van natuur- en landschappelijke waarden van de Kalverpolder en de Enge Wormer. Bij de stichting is een groep van 20 tot 30 vrijwilligers aktief. Deze groep werkt minimaal één dag per week aan beheersaktiviteiten in het veld, zoals riet maaien en het verwijderen van bosschages.
I N V E N T A R I S A T I E
Schans, hetgeen een grote economische betekenis voor de Zaanstreek heeft. Deze cultuur-historische waarde wordt versterkt en grotendeels zelfs bepaald door de ligging in het veenweidegebied. De Kalverpolder is het decor voor de Zaanse Schans en samen vormen zij een unieke combinatie.
15
2.2. Agrarisch gebruik Het agrarisch gebruik is verminderd van 100% extensief gebruik in de tachtiger jaren van de vorige eeuw, tot ca 30% nu, waarvan de helft zeer extensief. Aan de zuidzijde van de Leeghwaterweg werd het land gebruikt door hobbyboeren. Deze gebruiksvorm is nu ook weggevallen, waardoor dit deelgebied volledig verruigt. Aan de noordzijde van de Leeghwaterweg is nog een klein aantal hobbyboeren actief met onder andere schapen- en paardenbegrazing. Dit beslaat ongeveer 20% van het oorspronkelijke grasland. Het wegvallen van het agrarisch beheer zorgt voor verruiging, hetgeen schadelijk is voor alle natuurwaarden en het landschappelijke uiterlijk.
2.3. Hydrologie Het polderpeil wordt zeer constant op -117 cm NAP gehouden (dit in verband met de vele gebruikte houten palen waar de bebouwing op steunt). Vanuit de Kalverpolder zijgt er water naar de omliggende droogmakerijen. Hierdoor moet er vooral in de zomer veel gebiedsvreemd water worden binnengelaten (Van Meeteren & Aarts 2002). Ook is er achterstallig baggerwerk te verrichten. De waterbeheersing op perceelniveau is door verwaarlozing van onderbemalingen, begreppeling, molens en kaden slecht. Vooral gedurende de wintermaanden staan veel percelen te nat waardoor het bodemleven, en daardoor de weidevogels, sterk negatief wordt beïnvloed.
2.4. Industrie Binnen de beschermingszône is in de Kalverpolder geen industrie. De industrie die oorspronkelijk in het noorden van de polder aanwezig was, is voor een deel verdwenen. In de noordwesthoek waren een lakfabriek en een extractiebedrijf
16
aanwezig. Maar deze industrie is in de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw beëindigd en de gebouwen en bezinkvelden zijn gesaneerd. Nu is daar alleen nog een jachtbouwwerf gevestigd. Aan de zuidzijde van de Kalverpolder is nog veel industrie (Duyvis, noten en snacks, Veldhuizen, transportbedrijf en Schoemaker, cacao- en vet extractiebedrijf). Deze industrie bevindt zich echter buiten de speciale beschermingszône maar kan een externe werking hebben door geluid-, licht- en bewegingsverstoringen. Er wordt geen afval- of koelwater naar de polder geloosd.
2.5. Bewoning Binnen de speciale beschermingszône is er bewoning aan de noordzijde langs de Enge Wormerdijk en aan de dijk langs de boezem van de Wijde Wormer. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw is een schoolgebouw in het gebied gebouwd. Buiten de beschermingszône, maar binnen de externe werking van de polder liggen aan de westzijde de bebouwing van de Zaanse Schans en het Zaans Museum, inclusief parkeerterreinen. Aan de zuidzijde ligt de buurtschap Haaldersbroek, dat als beschermd dorpsgezicht is gekwalificeerd. Langs de braakdijk liggen aan beide zijden in de sloot woonschepen vanaf de ophaalbrug naar het Haaldersbroek tot aan de ringsloot van de Wijde Wormer. Verdere bebouwing of uitbreiding van de bestaande gebouwen is ten behoeve van het behoud van biotoop en de openheid van het gebied zeer ongewenst.
2.6. Infrastructuur en gebruik ervan Door de polder loopt een autoweg tussen Zaandijk en de snelweg A7: de Leeghwaterweg. Dit is een drukke verkeersweg met veel woon-werkverkeer van en naar de A7. Daarnaast rijden hier veel toeristen (in touringbussen) van en naar de Zaanse Schans. Deze weg deelt de polder in tweeën. Dit wordt ook duidelijk als de
door natuurliefhebbers. Omdat dit pad onverhard is, zodat het dragen van geschikt schoeisel noodzakelijk is, is het gebruik ervan beperkt. Het Zaans Museum trekt ca 30.000 bezoekers per jaar. Langs de Zaan staan industriemolens die door Vereniging De Zaansche Molen worden onderhouden. De hengelsportvereniging Esox ‘55 heeft 35 leden en totaal zijn er 80 vergunninghouders, die binnen de Kalverpolder de hengelsport uitoefenen. Hiervan zijn 40 vergunningen beschikbaar voor leden van de hengelsportvereniging HVZ. Esox ’55 levert een belangrijke bijdrage aan de instandhouding van de visstand binnen de Kalverpolder. Zo heeft ze ondermeer een Integraal Visstandbeheer- en Inrichtingsplan voor de polder ontwikkeld.
2.8. Militaire activiteiten Niet van toepassing.
2.7. Recreatie
2.9. Delfstoffenwinning
Het openluchtmuseum de Zaanse Schans trekt jaarlijks tussen 850.000 en 950.000 bezoekers. Deze bezoekers komen per auto, trein, touringcar en rondvaartboot. Ook lopen enkele fiets- en wandelroutes langs het gebied. Momenteel wordt een plan ontwikkeld voor de aanleg van een afmeergelegenheid voor cruiseschepen bij bedoeld openluchtmuseum. Op de Zaanse Schans bevinden zich twee horecagelegenheden en een viertal souvenirwinkels. Binnen het gebied zijn enkele percelen in gebruik als recreatielandje. Meestal is op deze percelen een schuurtje geplaatst en zijn er bomen en struweel aangeplant. Zoals hiervoor aangegeven bij 2.6 (infrastructuur en gebruik ervan) wordt vooral in de zomer veel recreatief gebruik gemaakt van alle aanwezige fietspaden en dijken. Het nieuw aangelegde wandelpad (laarzenpad) wordt regelmatig gebruikt
Hoewel het de laatste tijd stil is rond dit onderwerp, is er sprake geweest van gaswinning in, of in de omgeving van, het Wormer- en Jisperveld. Er is een discussie geweest over de lokatie van een potentiële boorinstallatie. De omgeving van de oprit naar de A7, in de Wijde Wormer, werd daarbij genoemd. De externe werking hiervan geeft een kans op significante negatieve effecten. Daarvan zal bodemdaling in deze diepgelegen gebieden waarschijnlijk de belangrijkste factor zijn.
I N V E N T A R I S A T I E
begrenzing van de beschermingszône wordt bekeken; deze begint pas ten noorden van de Leeghwaterweg. Ook het vrachtverkeer naar de industrie aan de zuidzijde van de Kalverpolder moet van deze weg gebruik maken. Aan de westzijde langs de Zaanoever loopt een wandel- en fietspad dat fungeert als verbindingspad tussen de Leeghwaterweg en de Enge Wormer. Het pad wordt behalve voor recreatie ook gebruikt door scholieren en voor woon-werkverkeer. Langs de noordzijde vormt de Enge Wormerdijk een sluiproute voor woon-werkverkeer van en naar de A7. De dijk aan de oostzijde is in gebruik als toegangsweg naar twee woningen die aan die dijk zijn gelegen en voor onderhoud aan watermolen de Hercules. Dit pad wordt verder door wandelaars en fietsers benut. In 2005 is er een laarzenpad door het gebied aangelegd. Dit pad loopt van het Zaans museum tot aan de dijk langs de Zaan in de noordwesthoek. Het is toegankelijk voor voetgangers, en dit alleen buiten de broedtijd.
17
2.10. Scheepvaart Behalve pleziervaart en enkele vaarbewegingen van gebruikers vindt geen scheepvaart van betekenis plaats in de polder. De nabij gelegen rivier de Zaan is wel een druk bevaren hoofdvaarwater, die gebruikt wordt door zowel beroeps- als plezier-vaart.
2.11. Visserij Binnen de Kalverpolder is één beroepsvisser aktief: de firma Saft & Zn bv uit Wormer. Deze firma vist met fuiken op aal. Daarnaast is er de sportvisserij door de vergunninghouders van hengelsportvereniging Esox ’55 (zie 2.7. Recreatie).
2.12. Overig 2.12.1. externe werking De essentiële openheid van het landschap wordt hoofdzakelijk bepaald door de ligging tussen de droogmakerijen de Enge Wormer en de Wijde Wormer. De rivier de Zaan zorgt voor een natuurlijke barrière tussen de industriewand van de Zaanstreek in het zuidwesten en het natuurgebied. De omliggende droogmakerijen zijn tevens belangrijk voor de Kalverpolder als buffergebied en ecologische verbingszône met de omliggende natuurgebieden het Wormer- en Jisperveld en het Oostzanerveld. Door onderzoek is namelijk vastgesteld dat arriverende grutto’s gebruikmaken van plas/dras-terreinen in de Kalverpolder en het Wormer- en Jisperveld; de grutto’s gebruiken eveneens in die periode de omliggende droogmakerijen als foerageergebied; hieruit blijkt dat er een groot belang is om deze foerageergebieden binnen de externe werking van Natura 2000 te behouden: de grutto is als niet-broedvogel een kwalificerende soort in het Natura 2000 gebied 90. Het mag dus duidelijk zijn dat ook het gebruik van de omliggende gebieden (en eventuele toekomstige veranderingen daarin), veel invloed heeft op de toestand in de Kalverpolder.
18
2.12.2. cultuurhistorie De Kalverpolder (inclusief omringende droogmakerijen) is een cultuurlandschap. Tesamen met de Zaanse Schans ligt hier het beeld van het Zaanse leven in een landschap uit de zeventiende eeuw: • de Kalverpolder, het oude land en haar middeleeuwse verkaveling omringd door droogmakerijen; • de Schans, het leven in de Zaanstreek uit die tijd, met boeren, visserij en de bakermat van de Zaanse industrie in de vorm van industriemolens langs de Zaan.
3. Relatie met andere relevante plannen en regelgeving Andere plannen waarmee dit beheerplan een relatie heeft, zijn: • Beleidsplannen van de provincie, het gebied maakt deel uit van de robuuste ecologische verbinding van kust tot kust PEHS • Internationale regelgeving, de Kalverpolder is een Natura 2000 / habitatgebied • Subdoeltypenkaart Staatsbosbeheer, met zogenaamde subdoeltypen op perceelniveau (zie bijlage 10) • Rapport Molenbiotoopinventarisatie Noord-Holland 2006, door de provinciale molencommisie Noord-Holland; • Integraal visstandbeheer- en inrichtingsplan Kalverpolder, van H.G. van Meeteren en T.W.P.M. Aarts en uitgegeven door hengelsportvereniging Esox ’55
4.1. Uitwerking instandhoudingsdoelstellingen in omvang, ruimte en tijd
V I S I E & C O N F R O N TAT I E
C O N F R O N T A T I E
Echter, de Kalverpolder is een gebied dat oorspronkelijk grotere natuurwaarden heeft gekend dan de bovengenoemde. De afname daarvan is veroorzaakt door een te extensief gebruik en verwaarlozing van de polder. Bedoelde grotere natuurwaarden zijn gelukkig in potentie nog aanwezig! Vandaar, dat ons inziens in de Kalverpolder ook de zes aanvullende instandhoudingsdoelstellingen uit hoofdstuk 1.5.2 . – betreffende de Roerdomp (A021), de Kemphaan (A151), de Rietzanger (A295), de Smient (A050), de Slobeend (A056) en de Grutto (A156) – dienen te worden gerealiseerd. De instandhoudingsdoelstellingen moeten dus niet slechts zijn gebaseerd op de
De hieronder vermelde kernopgaven uit het gebiedsdocument geven aan waarvoor in de Kalverpolder minimaal moet worden gezorgd, in het kader van de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen: • Evenwichtig systeem (4.08). Herstel evenwichtig systeem (waterkwaliteit, waterkwantiteit en hydro morfologie): waterplantengemeenschap, vissen (zoals bittervoorn), kleine modderkruiper, grote modderkruiper, platte schijfhoorn en insecten. • Compleetheid in ruimte en tijd (4.09). Alle successiestadia laagveenverlanding in ruimte en tijd vertegenwoordigd: overgangs- en trilvenen in samenhang met gemeenschappen van open water. • Plas/dras- situaties (4.11). Plas/dras-situaties voor grasetende watervogels (zoals smienten), broedvogels en Noordse woelmuis. Daarnaast mogen ook de cultuur-historische waarden niet vergeten worden. Vooral een open landschap zonder teveel verruiging is wenselijk. Gelukkig komt dit goed overeen met de te handhaven natuurdoeltypen.
&
Vanuit de Europese wetgeving moeten er in de Kalverpolder de volgende natuurwaarden in stand gehouden worden: • Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones (H6430). Doel: behoud oppervlakte en kwaliteit van ruigten en zomen, harig wilgenroosje (subtype B). • Overgangs- en trilveen (H7140). Doel: behoud oppervlakte en kwaliteit van overgangs- en trilvenen, veenmosrietlanden (subtype B). • Bittervoorn (H1134). Doel: behoud verspreiding, omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. • Meervleermuis (H1318). Doel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. • Noordse woelmuis (H1340). Doel: behoud verspreiding, omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie
huidige natuurwaarden, maar ook op de oorspronkelijke. Hiervoor gaan wij uit van de natuurwaarden uit het rapport ‘De biologische betekenis van het buitengebied van Zaanstad, Resultaten ecologisch onderzoek Zaanstreek 1974 – 1976’ (1977, B. Korf, gemeente Zaanstad). Dit om te voorkomen dat de ingezette trend van verandering van veenweidegebied in de richting van een moeras- en ruigtegebied verder doorzet. Ook de uitstraling en externe werking op de aangrenzende droogmakerijen (Enge Wormer, Wijde Wormer) en veenweidegebieden (Wormer- en Jisperveld) worden negatief beïnvloed door de huidige trend.
V I S I E
4. Visie voor het Natura 2000-gebied
19
Het vermelde in figuur 4 komt in grote lijnen overeen met de subdoeltypen voor de Kalverpolder van Staatsbosbeheer (zie bijlage 10).
4.2. (Ecologische) Randvoorwaarden Zoals gesteld in hoofdstuk 1.4 moet de Kalverpolder als één gebied worden gezien met onder andere de veenweidegebieden Oostzanerveld en het Wormer- en Jisperveld en de droogmakerijen de Enge Wormer en de Wijde Wormer. Het samennemen van deze gebieden zorgt voor grote oppervlaktes open en karakteristiek landschap, waar de natuurwaarden een plek kunnen vinden.
4.3. Knelpunten van het gebruik Omdat het land momenteel economisch en landbouwkundig minder geschikt is, is het voor een boer niet aantrekkelijk om zich in de Kalverpolder te vestigen. Beheerswerkzaamheden kunnen worden verricht door loonbedrijven, maar ook dan lijken de kosten een knelpunt. De plannen voor het bebouwen van de omliggende terreinen vormen eveneens een groot knelpunt.
4.4. Hoe worden de doelstellingen bereikt?
Figuur 4. De aanwezige natuurdoeltypen in de Kalverpolder. Paars: veenmosrietland groen: voedselrijke ruige zomen, bruin: te handhaven veenbosjes, steenrood: roerdompbiotopen.
20
De doelstellingen uit hoofdstuk 4.1. kunnen worden bereikt door het uitvoeren van de kernopgaven, zoals die worden beschreven in datzelfde hoofdstuk. Echter, voor een succesvolle uitvoering van de kernopgaven is het noodzakelijk om eerst een programma van herstel af te werken (zie hoofdstuk 5.1.1.). De Kalverpolder heeft namelijk een aanzienlijke achterstand qua beheer (te extensief gebruik door het vertrek van boeren). Van groot belang is, in het kader van de realisatie van de doelstellingen, dat de polder agrarisch wordt gebruikt. Hiervoor is het nodig het beschikbare land zodanig
V I S I E &
te verdelen dat het voor een agrarisch ondernemer economisch interessant is er een bedrijf te voeren. Een beheersvergoeding is daarbij, in verband met de lage opbrengst, noodzakelijk. De grootte van het land van een bedrijf moet, om levensvatbaar te zijn, minimaal ongeveer 100 ha zijn. Momenteel zijn er nog twee boeren in het gebied actief. Onderzocht moet worden in hoeverre een goede samenwerking binnen het gebied kan plaatsvinden tussen de grondeigenaren, terreinbeheerder en de gebruikers. Binnen de Kalverpolder is ongeveer 40 ha landbouwkundig geschikt land aanwezig. Gezien de grootte van het gebied kan het alleen worden beheerd door een bedrijf of bedrijven die een basisbestaan hebben op meer rendabel land zoals in de Enge Wormer en/of de Wijde Wormer. De praktiserende boeren zouden dit kunnen realiseren.
5.1. Natuurbeheer en -herstel
Figuur 5. Achterstallig onderhoud in de Kalverpolder: groen: verruigde/verpitruste percelen, bruin: te verwijderen boomopslag.
5.1.1. herinrichting / achterstallig onderhoud Ten eerste zal de Kalverpolder een herinrichting moeten ondergaan. Het uiterlijk zal weer moeten worden zoals als dat rond 1975 was, inclusief het aanleggen van voorzieningen om dit hierna ook in stand te kunnen houden. Onderstaand een kaart waarop aangegeven wordt waar er achterstallig onderhoud is.
De herinrichting en het achterstallig onderhoud omhelzen de volgende zaken: • Onderbemalingen en detailwaterbeheersing. Herstel van de waterbeheersing op onderbemaling en perceelsgewijze instelling van de gewenste grondwaterpeilen. • Herstel van kaden. • Graslandherstel. Verzuring herstellen door bekalking. Een goede zuurgraad kan in stand worden gehouden door bekalking, bemesting en waterbeheersing.
C O N F R O N T A T I E
5. Instandhoudingsmaatregelen
21
- -
Verruiging terugdringen door het maaien van riet en pitrus. De hieronder vermelde rapporten geven aan hoe pitrusbestrijding zou kunnen gebeuren:: “Pitrusbestrijding in het Ilperveld, een afwegingskader voor natuur- en milieueffecten” van E.A.P. van Well, Centrum voor Landbouw en Milieu (Utrecht, november 2002); “Pitrusontwikkeling in enkele Noord-Hollandse weidevogelgraslanden” van Ron van ’t Veer en Martin Witteveldt, Landschap Noord-Holland en Agens Raadgevend Bureau (juli 2002).
De in deze rapporten genoemde methoden van pitrusbestrijding zijn echter discutabel. Vandaar dat aanvullend onderzoek op dit gebied nodig is. Voor het herstel van weidevogelgrasland moeten de volgende maatregelen worden genomen: 1) Ongeacht de bemestingstoestand is voor ideaal grasland met een gezond bodemleven een vochtigheid van de strooiselbedekking van 45% gewenst en een zuurgraad (pH) hoger dan 4.8 met een zachte structuur, waardoor het bodemleven ook bereikbaar is. 2) Als deze situatie is bereikt, kan het beheer worden omgebogen naar weidevogel grasland-beheer. De graslandontwikkeling is verdeeld in een aantal fasen, volgens de veldgids Ontwikkeling van botanisch waardevol grasland van Bax en Schippers (zonder datum). Afhankelijk van het stadium van verruiging kan het aantal fasen worden doorlopen. Dit kan 3 tot 7 jaar in beslag nemen. 3) Herstelbemesting is nodig om het bodemleven te herstellen. Zoals aangegeven en onderbouwd in hoofdstuk 4.1 hebben wij voor de Kalverpolder een ‘hogere’ doelstelling dan Natura 2000 heeft: wij willen ook
22
de weidevogelwaarde voor dit gebied herstellen. Vandaar dat wij het graslandherstel vermelden als een achterstallig onderhoudsmaatregel. Bovendien is het herstel van de graslandkwaliteit een vereiste om de polder aantrekkelijk te maken voor agrarisch gebruik door boeren!
• •
Verbetering van de infrastructuur. Aanleg van een aanmeer- en afvaartgelegenheid voor het ponton waarmee de zwaardere landbouwmachines het veld kunnen worden in gebracht. Voor deze aanmeer- en afvaartgelegenheid moet nog een locatie worden gezocht langs de Leeghwaterweg. Herstel van dammen (de huidige zijn deels verzakt) en duikers, waardoor de bestaande blokken land met modern materieel kunnen worden bewerkt. Voor een goede visstand moeten er zo weinig mogelijk obstakels zijn; hengelsportvereniging Esox’55 wil daarom het liefst geen dammen. Dit strookt niet met de doelstelling om de exploitatiemogelijkheden van de landerijen te verbeteren. Daarvoor is juist een betere bereikbaarheid over land van groot belang. Gezocht zal derhalve moeten worden naar alternatieven zoals duikers met voldoende diameter, die de migratie van de vis van de ene naar de andere sloot mogelijk maken. Esox’55 heeft, indien een oeververbinding echt noodzakelijk is, uit oogpunt van exploitatie liever bruggen over brede sloten. Dat laatste zal vanwege de kosten ervan echter zelden haalbaar zijn. Natuurherstel en –ontwikkeling. Door de verruiging ontstaan meer bosjes en ruigten waar zich een toenemend aantal predatoren vestigt. Ook het ganzenprobleem wordt hierdoor vergroot. Voor weidevogels is het noodzakelijk dat het landschap zo open mogelijk blijft. Dit betekent ook dat de oprukkende pitrus moet worden bestreden. Bosjes dienen te worden omgevormd naar moeras, hakhout, grasland of veen-mosrietland.
C O N F R O N T A T I E
Integraal Visstandbeheer- en Inrichtigsplan Kalverpolder 2002-2007 (H.G. van Meeteren en T.W.P.M. Aarts, HSV Esox’55, maart 2002): Voor het baggeren was een budget aanwezig (dit budget is echter reeds geheel verbruikt, ondanks het feit dat bedoeld baggerwerk nog niet voltooid is). De uitvoering van het baggerwerk is onderbroken, omdat er een probleem is ten aanzien van het vinden van locaties voor depots. Het verdient aanbeveling om voor depots de diepste onderbemalingen te benutten. Later moeten deze depots weer teruggebracht worden tot weidevogel grasland. Verpitruste percelen kunnen hiermee ook worden hersteld. Tevens is voorgesteld de waterinlaat te verplaatsen van de boezem van de Wijde Wormer (bij molen De Hercules) naar de rivier de Zaan, omdat hierdoor een betere doorstroming van de Kalverpolder wordt gerealiseerd. Naast de maatregelen tot verbetering van de waterkwaliteit, bevat het plan ook informatie over het vergraven van een aantal oevers tot plasberm, alsmede over het aanleggen van vispaaiplaatsen en een vishevel. Deze aanbevelingen zijn overgenomen in dit beheerplan. Al deze maatregelen zullen een positieve bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen voor de aangewezen vissoorten. De aanleg van de visplaaiplaatsen dient zoveel mogelijk gecombineerd te worden met plas/dras-terreinen. Bij de aanleg van plasbermen moeten de oevers zodanig worden vergraven dat het resultaat multifunctioneel is door er een ecologische terrasoever van te maken waarin de volgende zônes zijn te onderscheiden: vanaf het open water, plasberm, tweede terras tussen zomer en winterpeil ten behoeve van nieuwe verlanding en noordse woelmuis, derde terras tussen 5 en 10 cm boven zomerpeil voor een oevervegetatie met o.a. koekoeksbloemen, daarna talud 1:2 naar maaiveldniveau. Voordat het gebied in duurzaam beheer kan worden genomen, moet eerst het achterstallig onderhoud worden weggewerkt.
&
Pitruspercelen kunnen geplagd worden zodat er nieuwe verlanding ontstaat. Het zo open mogelijk houden van het landschap van de Kalverpolder is ook een vereiste voor een goede molenbiotoop van de daar gevestigde molens van vereniging De Zaansche Molen! Een molenbiotoop heeft betrekking op de omgeving van een molen, voorzover deze van invloed is op het functioneren van de molen als maalwerktuig en als monument. De omgeving van de molen wordt ook wel aangeduid als molenbiotoop, omdat een molen moet worden gezien als een werkend ‘levend’ monument. Vrije windgang is één van de belangrijkste voorwaarden voor een goed functionerende molen. Naast gebouwen en andere bouwwerken, kunnen bomen, boomgroepen en ander oprukkend groen zeer nadelig zijn voor de windvang van een molen en dus de molenbiotoop aantasten. De molens in de Kalverpolder hebben momenteel over ’t algemeen goede molenbiotopen. Cruciaal is dat deze behouden blijven en worden beschermd. (de molenbiotoop-inventarisatie van de molens in de Kalverpolder is vastgelegd in het rapport “Molenbiotoop Inventarisatie Noord-Holland 2006” van de Provinciale Molencommissie Noord-Holland; Laméris-Huis Adviseurs deed de eigenlijke inventarisatie) Botanisch beheer. Voor het botanisch beheer van de veenmosrietlanden is het nodig de meeste boomopslag te verwijderen en een maaibeheer in te stellen. Water en baggeren. Hengelsportvereniging Esox ’55 heeft een uitgebreide studie laten uitvoeren om het water in de Kalverpolder weer gezond te maken en de visstand terug te brengen naar de waarden van de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Hiervoor is een plan ontwikkeld dat is weergegeven in het rapport
V I S I E
• •
23
24
C O N F R O N T A T I E
Figuur 6. Aan te leggen natte terreinen. Blauw: vispaaiplaatsen, groen: plasbermen.
&
Figuur 6. Aan te leggen natte terreinen. Blauw: vispaaiplaatsen, groen: plasbermen.
Onderstaand een opsomming van, en desgewenst een toelichting op, de te nemen reguliere beheermaatregelen. Als het herinrichtingbeheer is gedaan, zal het reguliere beheer in werking treden: • Water- en Graslandbeheer. De volgende onderhoudswerkzaamheden zijn noodzakelijk: 1) Het jaarlijks onderhoud van waterlopen en begreppeling (baggeren moet gefaseerd gebeuren in verband met de aanwezigheid van de bittervoorn en de voor deze vis zo belangrijke zwanenmossel). 2) Het onderhoud van onderbemalingen op de graslandpercelen. 3) Het in het voorjaar creëren van enige plas/dras-terreinen ter grootte van enkele hectaren, als rustgebied voor de arriverende weidevogels. 4) Het, met bijvoorbeeld schapen, vóórweiden van geselecteerde percelen, om vestiging van weidevogels te bevorderen. 5) Het ervoor zorgen dat gedurende de broedtijd de veebezetting op de begraasde percelen niet groter is dan één dier per ha, in verband met vertrappingsgevaar van nesten. Ofwel, indien de dichtheid van dit vee hoger ligt, het plaatsen van nestbeschermers. 6) Het zo laat mogelijk maaien, in elk geval nooit vóór 15 juni. Tijdens het maaien het mozaïekbeheersysteem toepassen, waardoor voldoende dekking en voedsel voor de kuikens is gewaarborgd. Dit beheer moet gebiedsgewijs worden opgesteld en niet per gebruiker. Door vóórbeweiding kan een latere maaidatum worden gerealiseerd. 7) Het, in de zomer, zorgdragen voor evenwichtbemesting op die percelen die gemaaid zijn geweest. Voor percelen die steeds zijn beweid, is bemesting meestal niet nodig.
V I S I E
5.1.2. Regulier beheer
25
8) Het streven moet zijn om met het grasland zo kaal mogelijk de winter in te gaan. Dit kan worden bereikt:door begrazing of door nog een keer laat te maaien (eventueel nog een keer klepelen). • •
26
Botanisch beheer. Het veenmosrietland jaarlijks maaien en ruimen. De oevers onderhouden met de maaiboot. De plasbermen eveneens onderhouden met de maaiboot, ruimen en afvoeren. De voedselrijke ruigten éénmaal per drie jaar (cyclisch) maaien om boomopslag te voorkomen. Biotopen moerasvogels en struweel. In de Kalverpolder zijn er mogelijkheden voor een aantal moerasvogelbiotopen. Zo kan bij de plas achter Scouting in de noordwesthoek (ontstaan na de sanering van het oude bezinkveld) verlanding worden toegelaten, zodat er meer waterriet gaat groeien.Tevens wil de stichting Kalverpolder daar enige kunstmatige eilandjes (vlotjes) met schelpen plaatsen, waardoor broedgelegenheid voor visdiefjes ontstaat. Ook kan een aantal recreatiebosjes worden omgevormd tot bijvoorbeeld roerdomp-biotoop (de roerdomp is volgens Natura 2000 een kwalificerende vogelsoort). Overigens zijn er reeds twee roerdomp-biotopen aanwezig in de Kalverpolder. Deze biotopen moeten in stand worden gehouden door oud riet te laten staan en door te zorgen voor een goede waterhuishouding (20 cm water, zie figuur 4). Aangezien het waarschijnlijk niet mogelijk is om het gebied volledig boomvrij te houden, zal een aantal bosjes als hakhout worden onderhouden. Dit biedt wel de mogelijkheid een aantal ruigten met hakhout te handhaven, waarmee een biotoop voor blauwborst en bosrietzanger kan worden ontwikkeld.
5.2. Agrarisch gebruik De in de Kalverpolder praktiserende boeren moeten daar het graslandbeheer uitvoeren. Hiervoor dient jaarlijks een graslandgebruikskalender te worden gemaakt met een weidevogeldoelstelling. De stichting Kalverpolder verzorgt het riet- en botanisch beheer.
5.3. Hydrologie Zie hiervoor de tekst onder Water en baggeren in hoofdstuk 5.1.1. en het daarin genoemde rapport Integraal visstandbeheer- en inrichtingsplan Kalverpolder 20022007. Wel vinden wij dat er, als vervolg op dit rapport, een studie dient te worden gedaan naar de watersuppletie, vooral naar de plaats en wijze van inlaat, met betrekking tot de Kalverpolder. In de zomerperiode zijgt namelijk water uit de polder weg naar de omringende wateren en moet daarvoor water worden ingelaten. Dat laatste gebeurt tot nu toe uit de boezem van de Wijde Wormer (bij molen De Hercules). Esox’55 wil deze waterinlaat verplaatsen naar de rivier de Zaan (zie hoofdstuk 5.1.1.) De vraag is echter wat de beste inlaatplaats en -wijze is, gelet op de verwezenlijking van onze instandhoudingsdoelstellingen.
5.4. Industrie Eventuele ontwikkelingen moeten nauwlettend in de gaten worden gehouden.
5.5. Bewoning Uitbreiding van bebouwing en/of van bestaande gebouwen is ongewenst.
V I S I E &
De huidige infrastructuur en de wijze waarop daar thans gebruik van wordt gemaakt, dienen niet te worden uitgebreid.
5.7. Recreatie De huidige recreatievormen en het gebruik ervan zijn niet bedreigend. Wel dient er gecontroleerd te worden op eventueel misbruik van het wandelpad. Uitbreiding van de recreatie moet kritisch worden bekeken op de gevolgen.
5.8. Militaire activiteiten Niet van toepassing.
C O N F R O N T A T I E
5.6. Infrastructuur
5.9. Delfstoffenwinning Eventuele gaswinning in de Kalverpolder en/of het direct omliggende gebied wordt ontraden.
5.10. Scheepvaart en Visserij Laten zoals deze thans plaatsvinden.
27
6. Monitoring 6.1. Uitvoeringsinstanties Afhankelijk van de besluiten tot realisatie, kan een definitief uitvoeringsplan worden vastgesteld. Voor de uitvoering van de werkzaamheden zijn de volgende partijen in het gebied ‘aanwezig’: • Staatsbosbeheer, als beheerder; • Joost Reek, als boer en loonbedrijf; • Wen de Jong, als boer en loonbedrijf; • de vrijwilligers van de KNNV, voor botanische beheer van de Kooiakkers; • de vrijwilligers van de Stichting Kalverpolder; • particuliere grondeigenaren; • Landschap Noord-Holland (verleent assistentie aan de Stichting Kalverpolder door o.a. het beschikbaar stellen van apparatuur, materialen en andere hulpmiddelen, alsmede door het geven van adviezen en opleidingen); • Werkgroep Kalverpolder & Engewormer van Vogelbeschermingswacht ‘Zaanstreek’. Voor het herstel en de natuurontwikkeling kan de uitvoering waarbij veel machinewerk nodig is, worden gedaan door een loonbedrijf (bij inschrijving). De voorkeur gaat uit naar de plaatselijke boeren, die ook beide een loonbedrijf hebben. Voor het duurzaam beheer van de polder is het van groot belang dat de in het gebied werkzame boeren een redelijk bestaan hebben. Achterstallig onderhoud van rietterreinen kan, evenals veel maaiwerk en het verwijderen van boomopslag, worden uitgevoerd door de vrijwilligersploeg van de Stichting Kalverpolder.
28
6.2. Biotisch Tijdens de periode waarin herstelmaatregelen worden verricht, moeten continu de ontwikkeling en de effecten van deze maatregelen worden gevolgd. En wel door te meten of de beoogde trendwijzigingen (gaan) plaatsvinden. Daarna is een volledige inventarisatie van alle natuurwaarden, met een driejarige frequentie, nodig. Voorlopig heeft de werkgroep Kalverpolder & Enge Wormer van Vogelbeschermingsswacht ‘Zaanstreek’ aangeboden deze monitoring te verrichten voor vogels, zoogdieren en de flora. Hengelsportvereniging Esox ’55 zal zich meer bezighouden met hydrobiologische inventarisaties.
6.3. Abiotisch Jaarlijks dienen de positieve en negatieve ontwikkelingen te worden afgewogen. Knelpunten moeten zo snel mogelijk worden opgemerkt en geanalyseerd. De huidige bedreigingen zijn woningbouw en grondspeculatie. Telkens moet(en): - adequate maatregelen om problemen op te lossen, worden voorbereid en, zo mogelijk, uitgevoerd - het bevoegd gezag hiervan op de hoogte worden gesteld, met het verzoek om assistentie.
6.4. Relatie van instandhoudingsmaatregelen (voortgang en effectiviteit) Eenmaal per jaar wordt een monitoring (inventarisatie van natuurwaarden) in de Kalverpolder gehouden om vast te stellen in hoeverre de ontplooide instandhoudingsmaatregelen het beoogde effect hebben gehad. Op basis van de uitkomsten van deze monitoring wordt jaarlijks een uitvoeringsplan c.q. graslandgebruikskalender opgesteld.
UIT VOERING
7.1.1. Herinrichting / achterstallig onderhoud Onderbemalingen en detailwaterbeheersing 6 molens (onderbemaling 30 ha land) à € 9.500 per stuk Afschrijving 5% per jaar Herstel van kaden 60 ha. duikers vervangen € 300 ha Afschrijving 5% Greppelen ca 30 ha Baggeren Baggeren (oorspronkelijk budget hiervoor is anders bestemd) Verbetering van de infrastructuur Aanleg steiger voor ponton (Zaans Museum financiert het vergraven in verband met vervangende waterberging) Hekken en rasters etc Afschrijving hekken en rasters 5% Onderhoud van 7 dammen à €1.000 Graslandherstel Maaien 2 maal per jaar 70 ha rijland à € 400/ha Maaien 1 maal per jaar ca. 10 ha voorbeweid land à € 200/ha Uitrijden ruige mest 10 kub per ha over 50 ha à € 50/ha
€ 57.000 € 2.850 € 18.000 € 900 € 3.000 € 200.000
€ € € € €
5.000 5.000 1.250 5.400 3.200
€ 27.200 € 6.800 € 2.000
O R D
• • • • •
Kosten mest 50 ha Klepelen 1 maal per jaar 20 ha à € 250/ha Rollen en of slepen over ca 25 ha à € 50/ha Riet maaien Grondonderzoek & advies Bekalken: a) Herstel twee maal jaar alles 1 ton / ha à € 136 over ca 100 ha b) Onderhoud na 3 jaar 25 % Pitrusbestrijding Natuurherstel en ontwikkeling Omvormen van bosjes naar moeras, hakhout, grasland en veenmosrietland Voor de volgende posten heeft Esox ’55 € 20.000 beschikbaar: - Aanleg van ecologische terrasoevers met plasbermen - Aanleg van plasdras terrein gecombineerd met paaiplaatsen - Plaggen van pitruspercelen naar nieuwe verlanding
O R W O
7.1. Begroting
•
V O
7. Financiering van het beheerplan
€ 10.000
€ 10.000 • Subtotaal herinrichting/achterstallig onderhoud • Onvoorzien 15% € € €
6.000 300 7.000
• Totaal herinrichting (éénmalig)
€ 403.400 € 60.510
€ 463.910
€ 28.000 € 2.000 € 2.500
29
7.1.2. Regulier beheer • Beheersvergoedingen ca 60 ha à € 450 • Detail waterbeheer, maaien weiden, oevers maaien & onderhoud plasbermen • Diverse afschrijvingen • Riet / botanisch beheer door vrijwilligers • Onvoorzien en diversen 10%
• Totaal regulier beheer (jaarlijks)
€ 27.000 € 5.280 € 5.000 € 10.000 € 4.720
€ 52.000
7.2. Subsidiemogelijkheden Er zijn verschillende mogelijkheden om subsidie te krijgen voor de éénmalige herstelwerkzaamheden en voor de jaarlijkse beheerkosten. Deze twee zaken zullen hier apart besproken worden. De éénmalige kosten om de Kalverpolder weer te herstellen en gereed te maken voor een consequent beheer kunnen worden gedekt met behulp van: 1) Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), hierbij horen door de oprichting van Laag Holland nu ook de Belvedère-gelden, ten behoeve van landschap, recreatie en natuur voor een periode van 7 jaar; 2) Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP), ten behoeve van duurzame landbouw, kwaliteit van natuur en landschap, duurzaam waterbeheer, recreatie en toerisme, leefbaarheid; 3) Subsidie Gebiedsgericht Beleid (SGB), ten behoeve van milieubeleid, verdrogingsbeleid, cultuurlandschap, ecologische verbindingszones, recon structie landbouwgebieden, éénmalige subsidie; 4) Effectgerichte Maatregelen (EGM), door middel van het Overlevingsplan Bos en
30
Natuur (OBN), ten behoeve van verdroging, verzuring en vermesting; 5) Grondbank en Landschapsbeheersmaatschappij (LMB), ten behoeve van grondaankoop en -verpachting aan boeren tegen een lage prijs; 6) Grondverwerving Particulier Natuurbeheer, ten behoeve van de aankoop van natuurterrein door particulieren; 7) Inrichtingssubsidie, ten behoeve van het veranderen van agrarisch land in natuurgebied, éénmalige subsidie; 8) Regeling Landschapselementen Noord-Holland, ten behoeve van éénmalige aanleg van kleine landschapselementen; 9) Subsidieregeling Particulier Natuurbeheer, ten behoeve van ontwikkeling en instandhouding van natuurterreinen; 10) Subsidie van betrokken partijen: Stichting De Zaanse Schans, Vogelbescherming Nederland en Gemeente Zaanstad. Voor de jaarlijkse beheerkosten komen de volgende subsidiemogelijkheden in aanmerking : 1) Veenweidepakket (CLM 2004, De Groene Long/Laag Holland 2006, ingang per 2007), met vergoedingen voor boeren voor natuurbeheer; 2) Enkele van de hiervoor genoemde subsidies zijn eveneens verkrijgbaar voor langere termijnen (bijvoorbeeld de subsidies genoemd bij de punten 1,2,4,5 en 9); 3) Life-nature (ten behoeve van herstel en behoud van Natura 2000-gebieden); 4) Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN), Programma Beheer regeling ten behoeve van compensatie voor boeren als ze natuurwaarden bevorderen; 5) Subsidieregeling Natuurbeheer (SN), Programma Beheer regeling ten behoeve van beheer en onderhoud van natuurgebieden;
8. Communicatie, educatie en voorlichting in het gebied Er wordt op dit moment al op veel manieren over de Kalverpolder gecommuniceerd: • Er zijn meerdere bijeenkomsten geweest voor alle belanghebbenden in de Kalverpolder waarin de toekomst van de polder werd besproken. • Dit beheerplan is langs veel belanghebbenden geweest, voordat het is gepubliceerd. • Dit beheerplan zal breed verspreid worden bij belanghebbenden. • De Stichting Kalverpolder heeft een eigen nieuwsbrief. • De Werkgroep Kalverpolder en Enge Wormer publiceert veelvuldig in ‘De Kieft’ (het verenigingsblad van de Vogelbeschermingswacht “Zaanstreek”) en is twee artikelen aan het voorbereiden voor het provinciale blad ‘Tussen Duin en Dijk’. • De Werkgroep Kalverpolder en Enge Wormer heeft een brochure uitgebracht die het grote publiek informeert over de natuur langs het wandelpad. • Er worden rondleidingen in de Kalverpolder gegeven voor het grote publiek door natuurgidsen. • De Werkgroep Kooiakkers van de KNNV publiceert regelmatig over de Kalverpolder in ‘De Inktzwam’, het blad van de Zaanse KNNV-afdeling.
• •
Het is de bedoeling van de Stichting Kalverpolder om een Informatiecentrum over de flora en fauna van de Kalverpolder in te richten in haar nieuwe werkschuur aan de Kalverringdijk, nabij het scouting-terrein. Elke jaar tijdens verschillende evenementen (landelijke fietsdag, open-tuinendag) is er een ‘stand’ in de Kalverpolder van de werkgroep Kalverpolder en Enge Wormer van de Vogelbeschermingswacht “Zaanstreek”, waar het grote publiek door de beschikbare verrekijkers en telescopen kan genieten van de vogels in de polder en uitleg kan krijgen over de diversiteit.
B R O N N E N
6) Programma Beheer en Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP), aangevuld met Vergoeding Natuurlijke Handicaps (mogelijke ingang 2007) en Landschapspremie, waarbij boeren gecompenseerd worden voor de moeilijkheden van het werken in veenweidegebieden.
N.B. Het verzorgen van communicatie, educatie en voorlichting met betrekking tot de Kalverpolder is ook een doelstelling van de Stichting Kalverpolder. Deze Stichting schrijft daarover in haar statuten dat ze één en ander onder meer doet via: • het organiseren van cursussen, rondleidingen en vaartochten; • het opstellen en verstrekken van diverse informatie over de Kalverpolder als Zaans erfgoed en weidevogelgebied.
Bronnen Bax, I.H.M. & Schippers, W. zonder jaartal: Veldgids: ontwikkeling van botanisch waardevol grasland. Dienst Landelijk Gebied en Informatie- en Kenniscentrum Natuurbeheer. Utrecht/Wageningen. CLM (Stichting Centrum Landbouw en Milieu) 2004: Financiële middelen en instrumenten voor natuur- en landschapsbeheer Quickscan ten behoeve van Laag Holland. http://www.clm.nl/actueel/011004.html
BRONNEN
31
De Groene Long / Nationaal Landschap Laag Holland 2006: Nieuw leven voor droogmakerijen en veenweidegebieden, Jaarverslag 2005. Nationaal Landschap Laag Holland, Purmerend. Janssen, J.A.M., Schaminée, J.H.J. 2003: Europese natuur in Nederland, Habitattypen. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Janssen, J.A.M., Schaminée, J.H.J. 2004: Soorten van de habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Kerssens, D. 2005: Het behouden land. Kalverpolder 1000 jaar cultuurhistorie. Stichting Uitgeverij Noord Holland. Korf, B. 1977: De biologische betekenis van het buitengebied van Zaanstad. Resultaten ecologisch onderzoek Zaanstreek 1974-1976. Gemeente Zaanstad. Leeuwen, T. van 1978: Onderzoek en kartering van de vegetaties in de Kalverpolder. Intern rapport van Hugo de Vries-laboratorium UVA. Menkveld, W. 1982: De Kalverpolder, beheersvisie voor het C.R.M. reservaat De Kalverpolder. Staatsbosbeheer District Purmerend. Noordijk, J. 2005: De dagvlinders en libellen van de Kooiakkers. De Inktzwam 78: 22-23. Noordijk, J. 2006: Broedvogels in de Kalverpolder van 2002 tot en met 2005. De Kieft 30(1): 16-18. Meeteren, H.G. van & Aarts, T.W.P.M. 2002: Integraal visstandbeheer- en inrichtingsplan Kalverpolder 2002-2007. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein.
32
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid: Informatie over de Natura 2000-gebieden en de habitatrichtlijnsoorten. www.minlnv.nl. Stichting Zaan en Dijk 2006: Kalverpolder. Gewenste ontwikkelingen Kalverpolder. Brochure Stichting Zaan en Dijk, Zaandijk. Provinciale Molencommissie Noord-Holland (Lamérus-Huis Adviseurs) 2006: Rapport Molenbiotoop Inventarisatie Noord-Holland 2006. Veer, R. van ‘t & Witteveldt, M. 2002: Pitrusontwikkeling in enkele Noord-Hollandse weidevogelgraslanden. Landschap Noord-Holland en Agens Raadgevend Bureau. Well, E.A.P. van 2002: Pitrusbestrijding in het Ilperveld. Een afwegingskader voor natuur- en milieueffecten. Centrum voor Landbouw en Milieu, Utrecht.
Verantwoording figuren Kalverpolder, Luchtfoto: ©Aerodata International Suneys/Google Earth Begrenzing Natura 2000-gebied, kaart, www.lnv.nl. Overige foto’s: Martin Nooij, O. Steendam en J. Noordijk
Bunzing Hermelijn Huispitsmuis Bosspitsmuis Haas Muskusrat
Bruine rat Bosmuis Dwergmuis Huismuis Noordse woelmuis
Bijlage 2 Broedvogels en hun gemiddeld aantal territoria per jaar in de Kalverpolder in de periode 2002 t/m 2005. Soorten met een + broeden in de Kalverpolder maar het aantal is niet bekend. Van de soorten met een ? hebben we slechts het vermoeden
6 12 + 1 5 4 1 ? 1 + + + 6 + 11 3 20 + 1 18 ? + ?
Houtduif + Huismus + Kauw + Kievit 43 Kleine karekiet 37 Kleine mantelmeeuw ? Kneu 1 Knobbelzwaan 2 Koekoek 1 Kokmeeuw 70 Kolgans 1 Koolmees + Krakeend 18 Kuifeend 14 Meerkoet + Merel + Nijlgans 7 Pimpelmees + Putter ? Rietgors 33 Rietzanger 72 Roerdomp 1 Roodborst +
Scholekster Slobeend Snor Soepgans Spreeuw Sprinkhaanzanger Staartmees Stadsduif Tafeleend Tjiftjaf Torenvalk Tuinfluiter Tureluur Turkse tortel Veldleeuwerik Vink Visdief Vlaamse gaai Waterhoen Watersnip Wilde eend Winterkoning Witte kwikstaart
BIJL AGEN
20 10 2 280 + 1 1 + 1 + ? + 15 + 1 1 2 1 13 1 + + +
A G E N
Dwergvleermuis Meervleermuis Watervleermuis Laatvlieger Mol Egel
Bergeend Blauwborst Boerenzwaluw Boomkruiper Bosrietzanger Brandgans Bruine kiekendief Buizerd Canadese gans Ekster Fazant Fitis Fuut Gierzwaluw Grasmus Graspieper Grauwe gans Groenling Grote bonte specht Grutto Havik Heggemus Holenduif
J L
Zoogdieren in de Kalverpolder. Alle waarnemingen zijn gedaan in periode 2004-‘06. (Bron: Werkgroep Kalverpolder & Enge Wormer, Database Provincie Noord-Holland en J.Noordijk & M.Berg)
dat ze in de periode een keer gebroed hebben. (Bron: J.Noordijk 2006: Broedvogels in de Kalverpolder van 2002 tot en met 2005. De Kieft 30(1): 16-18)
B I
Bijlage 1
33
34
B I
Enkele overwinterende en doortrekkende vogels in de Kalverpolder. De soorten die in bijlage 2 als broedvogel staan vermeld, zijn in deze bijlage niet opgenomen. De aantallen zijn afkomstig uit maandelijkse tellingen van de Vogelwacht “Zaanstreek” van de winter ‘91/’92 tot en met die van ‘04/’05. Soorten met een a zijn incidentele passanten, soorten met een b zijn regelmatige doortrekkers/overwinteraars in laag aantal en soorten met een c zijn regelmatige doortrekkers/ overwinteraars in hoog aantal (Bron: E.Floris, database Vogelwacht “Zaanstreek”)
Amfibieën in de Kalverpolder (Bron: Observaties J.Noordijk)
Aalscholver b Bauwe reiger b Blauwe kiekendief a Bontbekplevier a Boomklever a Buizerd a Dodaars a Gele kwikstaart a Glanskop a Goudhaan a Goudplevier a Grauwe vliegenvanger a Grote zaagbek a Houtsnip b Huiszwaluw a
IJsvogel Indische gans Keep Kemphaan Kerkuil Grote mantelmeeuw Kluut Koperwiek Kramsvogel Oeverloper Pijlstaart Putter Ringmus Rotgans Sijs
a a a b a a a b b a b b a a b
Smelleken Smient Sperwer Strommeeuw Tapuit Torenvalk Vlaamse gaai Waterral Watersnip Wintertaling Wulp Zanglijster Zilvermeeuw Zwarte kraai Zwarte mees
a c b b a b b b c c b a b b a
Rugstreeppad Gewone pad Kleine watersalamander
Meerkikker Bruine kikker Bastaard kikkker
Bijlage 5
A G E N
Bijlage 4
J L
Bijlage 3
De vissen van de Kalverpolder. De waarnemingen zijn gedaan op 5 en 6 oktober 1998. (bron: H.G.van Meeteren & T.W.P.M.Aarts 2002: Integraal visstandbeheeren inrichtingsplan Kalverpolder 2002-2007. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein). Aal Karper Alver Kolblei Baars Kroeskarper Bittervoorn Pos Blankvoorn Riviergrondel Brasem
Ruisvoorn Snoek Snoekbaars Vetje Zeelt
35
Bijlage 6
Bijlage 7
Vlinders in de Kalverpolder. Alle waarnemingen zijn gedaan in periode 2004-2005. (Bron: Noordijk,J. 2005: De dagvlinders en libellen van de Kooiakkers. De Inktzwam 78: 22-23).
Libellen in de Kalverpolder. Alle waarnemingen zijn gedaan in periode 2004-2005. (Bron: Werkgroep Kalverpolder & Enge Wormer en J.Noordijk 2005: De dagvlinders en libellen van de Kooiakkers. De Inktzwam 78: 22-23).
Citroentje Klein geaderd witje Klein koolwitje Groot witje
Lantaarntje Kleine roodoogjuffer Grote keizerlibel
Boomblauwtje Dagpauwoog Kleine vos Landkaartje
Distelvlinder Atalanta Bruin zandoogje
Paardenbijter Vroege glazenmaker
Gewone oeverlibel Bruinrode heidelibel
Bijlage 8 Enkele paddestoelen in de Kalverpolder. In totaal zijn er 76 soorten paddestoelen waargenomen, waarvan er hier 18 vermeld staan die te vinden zijn op rietpercelen. Alle waarnemingen zijn gedaan in de periode 2002-2005. (Bron: pers. meded. J.Butter, KNNV afdeling Zaanstreek-Waterland). Elzenzompzwam Gewoon franjekelkje Witte halminktzwam Rietwieltje Sterspoorsatijnzwam Suikermycena Vlokkig veenmosklokje Draadsteel mycena Veenmosvuurzwammetje Stinkmycena Gewone fopzwam Zeggemycena
36
Gewone krulzoom Zemelige Brandplekbekerzwam Bleke moeraszwavelkop Oranjegeel trechtertje Kogelwerper Veenmosgrauwkop
Haagwinde Hazenzegge Heen Kamgras Kamvaren Kikkerbeet Krabbenscheer Kruipganzerik Lidsteng Mannetjesvaren Moerasandijvie Moerasandoorn Moerasbasterdwederik Moerasmelkdistel Moerasrolklaver Moerasvaren Moerasviooltje Moeraszoutgras Pitrus Rietorchis
Slanke waterbies Slanke waterkers Smalle stekelvaren Smalle waterpest Snavelruppia Sporkehout Stijve waterranonkel Tenger fonteinkruid Tormentil Veenpluis Veenwortel Watergentiaan Watergras Waterkruiskruid Watermunt Waterpeper Waterpunge Waterscheerling Wijfjesvaren Wilde kamperfoelie
Zeegroene rus Zilte rus Zompzegge Zulte Zwanenbloem Zwarte bes
Bijlage 10
A G E N
Aalbes Aarvederkruid Appelbes Biezenknoppen Bleke basterdwederik Brede stekelvaren Dubbelloof Echte koekoeksbloem Echte valeriaan Egelboterbloem Gekroesd fonteinkruid Gele lis Gele waterkers Geoord helmkruid Gesteelde zannichellia Gewone dotterbloem Gewone engelwortel Gewone waternavel Gewoon sterrenkroos Goudknopje
Rode kornoelje Rode waterereprijs Ronde zonnedauw Roze winterpostelein Ruwe bies Schedefonteinkruid
J L
Karakteristieke flora van de Kalverpolder. Van de 235 hogere plantensoorten die gevonden zijn in de periode 1985-2005 worden hier 78 karakteristieke en minder algemene soorten genoemd (Bron: pers. meded. E.Brinkkemper, Werkgroep Kalverpolder & Enge Wormer).
Grof hoornblad Grote kroosvaren Groot nimfkruid Grote egelskop Grote Kattenstaart Grote waterweegbree
B I
Bijlage 9
Subdoeltypen voor de Kalverpolder geformuleerd door Staatsbosbeheer (Bron: Staatsbosbeheer ... 2005).
37
38
Grafische verzorging: Van Midden Reclamebureau