Vlindersingel 220 3544 VM Utrecht 030 87 820 87 www.AeQui.nl
[email protected]
B Bedrijfskunde en Agribusiness Hogeschool Van Hall Larenstein (het Van Hall Instituut) Verslag van de beperkte opleidingsbeoordeling 8 en 9 juni 2011
Utrecht augustus 2011 www.AeQui.nl Evaluatiebureau voor het hoger onderwijs
Dit document laat zich het beste dubbelzijdig afdrukken.
2
Hogeschool Van Hall Larenstein
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ......................................................................................................................................................... 3 Samenvatting............................................................................................................................................................ 4 Colofon ..................................................................................................................................................................... 7 Inleiding .................................................................................................................................................................... 9 1. Beoogde eindkwalificaties .................................................................................................................................. 11 2. Onderwijsleeromgeving...................................................................................................................................... 14 3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties....................................................................................................... 20 Bijlagen ................................................................................................................................................................... 25 Bijlage 1 Visitatiecommissie ................................................................................................................................... 26 Bijlage 2 Programma visitatie ................................................................................................................................. 29 Bijlage 3a Kwantitatieve gegevens Bachelor .......................................................................................................... 31 Bijlage 3b Kwantitatieve gegevens Associate degree............................................................................................. 32 Bijlage 4 Eindkwalificaties....................................................................................................................................... 33 Bijlage 5 Programmaoverzicht................................................................................................................................ 35 Bijlage 6 Bestudeerde documenten........................................................................................................................ 38 Bijlage 7 Onafhankelijkheidsverklaringen............................................................................................................... 39
B Bedrijfskunde en Agribusiness
augustus 2011(2)
3
Samenvatting Op 8 en 9 juni 2011 is de opleiding Bedrijfskunde en Agribusiness (hierna: BAB) van het Van Hall Instituut, alsmede de AD Ondernemerschap, gevisiteerd door een commissie van AeQui. Het totaaloordeel van de commissie is voldoende voor de bacheloropleiding en goed voor de AD. De opleiding BAB is een vierjarige bachelorstudie (240 EC) die is ontstaan vanuit de meer commerciële en bedrijfseconomische afstudeerrichtingen binnen de landbouwopleidingen. Deze afkomst is nog herkenbaar in de huidige positionering van de opleiding, die zich bevindt tussen de (primaire) landbouwopleidingen en de algemene bedrijfseconomische/-kundige bacheloropleidingen. De opleiding richt zich op studenten die een brede management- of ondernemersopleiding willen volgen die gericht is op de agrifoodsector. De AD Ondernemerschap richt zich op ondernemers in de agribusiness, met een afgeronde mbo-opleiding, die al enkele jaren ervaring hebben met een eigen bedrijf. Het programma van de is afgeleid van de major Agrarisch Ondernemerschap van de opleiding BAB. Bij de samenstelling van het AD-curriculum is ervan uitgegaan dat voor toekomstige ondernemers in de agribusiness sommige competenties hetzelfde eindniveau vereisen als de bacheloropleiding.
De doelstellingen
De onderwijsleeromgeving
De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de beoogde eindkwalificaties voor de bachelor als voldoende en voor de AD als goed. Alle competenties zijn verwerkt in competentiekaarten. Op deze competentiekaarten staan de competentiebeschrijving, de context, de beheersingsindicatoren, de kritische beroepsvaardigheden, kennis, inzicht en attitude weergegeven. Aan de uitwerking van de beroepsproducten zijn de drie beheersingsniveaus toegevoegd, waarbij elk niveau een andere context en beroepsproduct heeft. Het beoogde eindniveau van de opleiding sluit aan bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijving van de eindkwalificaties: de Dublin Descriptoren. De verbinding met de Dublin Descriptoren is zichtbaar gemaakt op het niveau van de beheersingsindicatoren. Het aanbod van de AD Ondernemerschap wordt door de visitatiecommissie als erg positief gezien; deze AD doet precies waarvoor de AD bedoeld is, namelijk het beschikbaar stellen van hoger onderwijs voor een doelgroep die daar anders niet deel aan zou nemen. De eindkwalificaties van de short cycle vormen het uitgangspunt; de invulling van de eindkwalificaties is goed afgestemd op de speciaal hiervoor beoogde doelgroep: ondernemers in de agribusiness, met een afgeronde mbo-opleiding, die al enkele jaren ervaring hebben met een eigen bedrijf.
De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de onderwijsleeromgeving voor zowel de bachelor als de AD als voldoende. Bedrijfskunde en Agribusiness is een opleiding met een groen hart. De visitatiecommissie ziet een opleiding die ook voor studenten zonder agrarische achtergrond goed te volgen is. De koppeling met de praktijk wordt adequaat gelegd. Vooral de evenementachtige activiteiten, zoals de leeronderneming en de buitenlandstage worden door de studenten gewaardeerd. De door de opleiding gehanteerde competenties bevatten de beroepscontext, rollen, beroepsproducten en –taken. Aan de beroepsproducten en –taken zijn weer leerdoelen verbonden, die getoetst worden. Per studieonderdeel zijn de leerdoelen en de wijze van toetsing daarvan vastgelegd in de moduleboeken. De visitatiecommissie heeft kunnen vaststellen dat op deze manier alle vereiste eindkwalificaties van het beroepsprofiel zijn afgedekt. Er zijn naar het oordeel van de commissie echter onderbelichte mogelijkheden voor vernieuwing en verfrissing van het curriculum, onder andere op het gebied van het versterken van het innovatiegedachtegoed en de wijze waarop gekeken wordt naar ondernemingsplannen. In de paragraaf aanbevelingen wordt dit toegelicht.
4
Hogeschool Van Hall Larenstein
Het docententeam bestaat uit ervaren docenten. Het merendeel is al vele jaren verbonden aan VHL en de afgelopen paar jaar zijn er enkele jongere docenten aangetrokken. De visitatiecommissie juicht een nieuwe instroom toe, de recente praktijkervaring van nieuwe docenten wordt in de regel gewaardeerd door de studenten.
binnen het BA-veld blijven, vinden de aansluiting overwegend voldoende tot goed. De visitatiecommissie heeft afstudeerscripties beoordeeld en vastgesteld dat alle scripties in ieder geval van hbo-niveau zijn. Tevens heeft de commissie vastgesteld dat de becijfering en de kwaliteit van de scripties met elkaar in overeenstemming zijn.
De toetsing en het gerealiseerd niveau
Studenten van de AD Ondernemerschap ronden hun studie individueel af met het opstellen van een ondernemersplan. De AD-studenten zijn achteraf zeer tevreden met hun opleiding. Vaak kozen ze voor deze studie omdat ze het gevoel hadden kennis en vaardigheden te missen, vooral op het gebied van ondernemerschap. Door de opleiding hebben zij hun kennis kunnen verbreden. Een concrete verandering die is opgetreden is dat ze tegenwoordig dankzij hun nieuwe technische en economische kennis op niveau mee kunnen praten met adviseurs die het bedrijf bezoeken. Ook het feit dat ze actuele onderwerpen uit het eigen bedrijf kunnen meenemen in de studie, zoals het onderzoeken van bedrijfsopvolging als onderdeel van de afstudeeropdracht, heeft hen naar eigen zeggen veel gebracht. De visitatiecommissie heeft een aantal van de ondernemingsplannen van de AD-studenten beoordeeld en tevens met de betreffende alumni gesproken. De commissie beoordeelt deze eindresultaten als goed.
De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties van de bachelor als voldoende en van de AD als goed. De competenties worden op drie niveaus getoetst. In iedere module wordt een student individueel getoetst. Ook bij groepswerk wordt individuele toetsing toegepast, bijvoorbeeld door middel van panelgesprekken. De wijze van toetsing is afhankelijk van wat getoetst moet worden. Bij het opstellen en nakijken van de toetsen wordt het vier-ogenprincipe toegepast. Bachelorstudenten sluiten het eerste jaar af met een assessment. In een aantal gevallen heeft het assessment tot innovatieve ideeën geleid die daadwerkelijk in productie zijn genomen. Ook in het vierde jaar vindt een assessment plaats. Groepjes van vier studenten laten zien hoe ze in staat zijn om onder hoge druk in een gesimuleerde omgeving een bedrijf duurzaam te leiden. De visitatiecommissie heeft diverse modulen en bijbehorende toetsen beoordeeld, alsmede kennis genomen van de opzet, werkwijze en uitkomsten van de assessments. Vastgesteld is dat deze adequaat het gevraagde niveau en de gewenste breedte weerspiegelen. De afstudeeropdracht wordt als bedrijfskundig onderzoek, in projectvorm, voor een externe opdrachtgever uitgevoerd. Voor studenten die plannen hebben om een eigen bedrijf te beginnen, bestaat de mogelijkheid om de afstudeeropdracht in te vullen met het ontwikkelen en opzetten van een eigen bedrijf, mits dat is goedgekeurd door de Examencommissie. Uit een onderzoek onder alumni blijkt dat tachtig procent van hen snel een baan vindt in de agrifoodsector. In vrijwel alle gevallen blijkt het om een relevante BAB-functie te gaan. Studenten die
B Bedrijfskunde en Agribusiness
Aanbevelingen Naast deze positieve bevindingen, plaatst de visitatiecommissie op enkele onderwerpen aanbevelingen voor verdere verbetering. Het thema Innovatie hoort in een bedrijfskundige opleiding terug te komen. De beoordeelde opleiding geeft aan innovatie een centrale plaats te geven, en heeft daarbij nog de ambitie om ‘nog dichter op de innovatie te gaan zitten’. Mede daarom vindt de commissie dat het thema innovatie echt nadere uitwerking behoeft. Op dit moment is er geen sprake van een doordachte, aansprekende en gedeelde visie op innovatie. Het gedachtegoed lijkt vooral de nadruk te leggen op het toepassen van creatieve technieken (brainstormen). Wat in de visitatie onvoldoende naar voren is gekomen is een visie hoe innovatieprocessen worden opgepakt en vorm-
augustus 2011(2)
5
gegeven in de huidige agri-ondernemingen en welke rol bedrijfskundigen daarin spelen. Bij de bestudering van diverse materialen en toetsen van de opleiding is het de visitatiecommissie opgevallen dat er veel aandacht uitgaat naar het opstellen van ondernemingsplannen. Dat is in zichzelf begrijpelijk. Wat in het oog springt, is dat deze ondernemingsplannen een nogal traditionele opzet hebben. In de hedendaagse praktijk wordt in de agribusiness steeds meer gewerkt met businesscases. Daarbij worden strategische opties doorgerekend, financiële scenario’s geschetst en op grond van een kosten/baten afweging een keuze gemaakt. In de optiek van de visitatiecommissie staat een dergelijke opzet dichter bij het ondernemerschap.
Het beeld dat bij de visitatiecommissie is ontstaan naar aanleiding van de steekproef van bachelorafstudeerwerken is dat alle scripties in ieder geval van hbo-niveau zijn. De visitatiecommissie is van mening dat de elementen die in de onderzoeksleerlijn naar voren komen, slechts deels terug lijken te komen in de afstudeerscripties. De inhoud van de onderzoeksmodule in het derde jaar is op zich goed te noemen (evenals delen van onderzoek in het eerste en tweede jaar), maar onderweg in de studie lijkt er wat verloren te raken. Derhalve adviseert de visitatiecommissie de onderzoeksleerlijn door het curriculum explicieter aan te zetten. De verwachting is dat dit de kwaliteit van de afstudeerscripties ten goede zal komen.
Alle standaarden van het NVAO kader zijn positief beoordeeld (voldoende en goed) en op die grond geeft de visitatiecommissie een positief advies inzake accreditatie van de opleiding B Bedrijfskunde Agribusiness en AD Ondernemerschap. Namens de voltallige visitatiecommissie, Utrecht, augustus 2011
Ir. R. S. Kloosterman Voorzitter
6
A.J.C. van Noort MScMC Secretaris
Hogeschool Van Hall Larenstein
Colofon Instelling en opleiding Instelling: Hogeschool Van Hall Larenstein (Van Hall Instituut) Adres: Agora 1, 8934 CJ Leeuwarden Telefoon: (058) 284 61 00 (algemene informatie) Status instelling: bekostigd Resultaat instellingstoets kwaliteitszorg: aangevraagd Opleiding: Bedrijfskunde en Agribusiness Afstudeerrichtingen: Agrarisch ondernemerschap Agrarische bedrijfskunde Foodmarketing and retail Niveau: HBO Bachelor Aantal studiepunten: 240 EC Titel: B Bedrijfskunde en Agribusiness Locatie: Leeuwarden Variant: Voltijd Croho-nummer: 34866 Administratieve gegevens van de bijbehorende Associate degree: Opleiding: Ad Ondernemerschap (Engels: Ad Entrepreneurship) Afstudeerrichtingen: Ad Ondernemerschap Niveau: Associate degree Aantal studiepunten: 120 EC Locatie: Leeuwarden Variant: Voltijd Croho-nummer: 80043 Kwantitatieve gegevens van de opleiding zijn weergegeven in bijlage 3a (bachelor) en 3b (Ad). Voor kwaliteit verantwoordelijke bestuurder: J. van der Valk (opleidingsdirecteur) Contactpersoon met betrekking tot kwaliteit van de opleiding: B. Schulte Contactgegevens: Email:
[email protected]
Visitatiecommissie De visitatiecommissie bestond uit: Ir. R. Kloosterman, voorzitter Ir. W. Fokkema, domeinexpert J. Nijboer MSc, domeinexpert G. Buis BHEd, onderwijsdeskundige A. Jelsma, student A. van Noort MScMC, secretaris
B Bedrijfskunde en Agribusiness
augustus 2011(2)
7
De commissie is vooraf voorgelegd aan de NVAO; de NVAO heeft ingestemd met de samenstelling (NVAO-dossier #5113). De visitatie is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van AeQui VBI Vlindersingel 220 3544 VM Utrecht (030) 87 820 87 www.AeQui.nl
8
Hogeschool Van Hall Larenstein
Inleiding Het Van Hall Instituut in Leeuwarden vormt samen met Hogeschool Larenstein, met vestigingsplaatsen in Velp en Wageningen, de Stichting Van Hall Larenstein. Per 1 september 2011 fuseren de twee hogescholen. Gezien de nabijheid van de fusiedatum wordt hierop in de rapportage geanticipeerd door reeds te spreken van Van Hall Larenstein (afgekort VHL). Hogeschool Van Hall Larenstein is een hogeschool, die zich met het opleidingsaanbod richt op natuur en omgeving, de gezondheid van mens en dier en verantwoord ondernemerschap en maakt onderdeel uit van Wageningen University en Research Centrum (WUR).
Het instituut De missie van Hogeschool Van Hall Larenstein te Leeuwarden is het voorbereiden van studenten met een havo-/vwo- en mao-/mbo-vooropleiding op beroepen in de sectoren Voeding, Milieu, Dier en Landbouw in de meest brede zin. De afgestudeerde bachelorstudenten zijn in staat om hogere kaderfuncties te vervullen en zijn geschikt voor het zelfstandig ondernemerschap. Gedurende de opleiding ontwikkelt de student een geschikte beroepshouding, oefent hij algemene en beroepsgerichte vaardigheden en verwerft hij kennis op uiteenlopende vakgebieden. De Stichting Van Hall Larenstein biedt de opleiding Bedrijfskunde en Agribusiness aan op de vestigingen Leeuwarden bij het Van Hall Instituut en in Wageningen bij Hogeschool Larenstein. De belangrijkste verschillen tussen de vestigingen zijn dat de opleiding in Leeuwarden Nederlandstalig is en opleidt tot functies binnen Nederlandse bedrijven die in een internationale context opereren. In Wageningen wordt de Engelstalige variant Agribusiness and Business Administration aangeboden, die zich richt op de internationale arbeidsmarkt en als doel heeft een functie in het buitenland te verkrijgen. Onderhavig rapport betreft de hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde en Agribusiness (hierna: BAB) van de locatie Leeuwarden, die drie majors omvat (Bedrijfskunde, Foodmarketing en retail en Agrarisch ondernemerschap) en een bijbehorende Associate degree Ondernemerschap (ADO).
B Bedrijfskunde en Agribusiness
De major Bedrijfskunde richt zich op de ketens in de agribusiness. Dat wil zeggen: vanaf de toeleverende en dienstverlenende bedrijven van de primaire sector tot en met de uiteindelijke eindgebruiker, waarbij de aandacht voor het primaire bedrijf beperkt is. De major Foodmarketing en retail richt zich op de ketens van de foodbusiness. De meeste aandacht gaat uit naar dat gedeelte van de voedingsketen, dat dichter bij de uiteindelijke eindgebruikers staat (foodbusiness), zoals de verwerkende industrie, handelsbedrijven en retailers. De major Agrarisch ondernemerschap richt zich op het (zelfstandig) ondernemerschap in de agribusiness, concreet in de vorm van het opstarten van een eigen bedrijf of de overname van een bestaand bedrijf. De Associate degree Ondernemerschap is een tweejarig programma dat bestaat sinds 2008. Het programma is bedoeld voor mbo’ers die al enige jaren ervaring hebben met een eigen bedrijf en zichzelf en het bedrijf verder willen ontwikkelen.
De opleiding De opleiding BAB is een vierjarige bachelorstudie (240 EC) die is ontstaan vanuit de meer commerciële en bedrijfseconomische afstudeerrichtingen binnen de landbouwopleidingen. Deze afkomst is nog herkenbaar in de huidige positionering van de opleiding, die zich bevindt tussen de (primaire) landbouwopleidingen, zoals Tuin- en akkerbouw en Dieren veehouderij, en de algemene
augustus 2011(2)
9
bedrijfseconomische/-kundige bacheloropleidingen. De BAB-opleiding wordt door alle agrarische hogescholen aangeboden. De opleiding van VHL onderscheidt zich enerzijds door een sterker accent op de algemeen bedrijfskundige kant. Anderzijds onderscheidt VHL zich doordat niet alleen studenten worden opgeleid voor de agrarische sector, maar ook worden agrarische ondernemers opgeleid. Bij andere hogescholen is dit doorgaans gekoppeld aan primaire landbouwopleidingen. Tot slot is er ook aandacht voor de Foodsector, wat tot uitdrukking komt in de major Foodmarketing & retail. De opleiding richt zich op studenten die een brede management- of ondernemersopleiding willen volgen, die niet onderdoet voor opleidingen uit het economische domein maar wel gericht is op de agrifoodsector. Naast de activiteiten die de opleiding ontplooit om het curriculum te verbeteren en optimaliseren, is er een aantal ambities geformuleerd voor de komende periode. Deze ambities betreffen onder andere: De ontwikkeling van een eigen programma van toepassings- en praktijkgericht onderzoek door middel van lectoraten, kenniscentra en samenwerking met de WUR; Actieve participatie in de Professional Master Innovative Dairy Management die onderdeel zal uitmaken van University Campus Fryslân; Start van lectoraat Biobased Economy, met bijbehorend expertisecentrum, in samenwerking met de units Landbouw en Milieukunde; De realisatie van een lectoraat en kenniscentrum op het gebied van Ondernemen in duurzaamheid; Als gevolg van deze nieuwe ontwikkelingen is de doelstelling de instroom van de bacheloropleiding en de AD substantieel te laten stijgen;
10
-
De docentfunctie zal verder ontwikkeld worden richting toegepast onderzoek en projecten.
De visitatie Hogeschool Van Hall Larenstein heeft aan AeQui VBI opdracht gegeven onderhavige visitatie uit te voeren. Hiertoe heeft AeQui een onafhankelijke en ter zake kundige commissie samengesteld. Met vertegenwoordigers van de opleiding heeft een voorbereidend gesprek plaatsgevonden. In dat gesprek is het programma en de invulling van de gesprekken en gesprekspartners vastgesteld. De commissie heeft tijdens de visitatie dit programma doorlopen, zie bijlage 2. De hogeschool heeft twee weken voorafgaand aan het visitatiebezoek een aankondiging verspreid voor het geplande open spreekuur. Er zijn geen studenten noch medewerkers die gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid. De visitatiecommissie heeft een keuze gemaakt uit afstudeerscripties die de laatste twee jaar door studenten zijn geproduceerd en heeft deze beoordeeld. De resultaten van die beoordeling zijn input geweest voor de gesprekken met de opleiding, zie hoofdstuk 3 van dit rapport. De commissie heeft de beoordeling in onafhankelijkheid uitgevoerd; aan het einde van de visitatie is de opleiding in kennis gesteld van de bevindingen en conclusies van de commissie. Deze rapportage is in concept toegestuurd aan de opleiding. De reacties van de opleiding zijn verwerkt tot deze definitieve rapportage.
Hogeschool Van Hall Larenstein
1. Beoogde eindkwalificaties De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Toelichting: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master; hbo of wo) binnen het Nederlandse kwalificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding.
De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de beoogde eindkwalificaties voor de bachelor als voldoende en voor de AD als goed. De eindkwalificaties zijn degelijk en in de operationalisatie van de eindkwalificaties is terecht voldoende aandacht voor financiële managementvaardigheden. Het aanbod van de AD Ondernemerschap wordt door de visitatiecommissie als erg positief gezien; deze AD doet precies waarvoor de AD bedoeld is, namelijk het beschikbaar stellen van hoger onderwijs voor een doelgroep die daar anders niet deel aan zou nemen. De eindkwalificaties als van de short cycle vormen het uitgangspunt.; de invulling van de eindkwalificaties is goed afgestemd op de speciaal hiervoor beoogde doelgroep.
Afstemming beroepenveld De basis voor de opleiding BAB vormt het landelijk SHAO-rapport van het project ‘Kern en profiel’ uit 1997, waarin het landelijk beroepsprofiel met kerntaken, beroepsvaardigheden en eindtermen is vastgelegd. De invoering van een competentiegericht curriculum in 2004 heeft geleid tot de vaststelling van tien competenties, inclusief rollen die de afgestudeerden kunnen gaan vervullen en daarbij behorende beroepstaken en –producten. De AD richt zich op ondernemers in de agribusiness, met een afgeronde mbo-opleiding, die al enkele jaren ervaring hebben met een eigen bedrijf. Het programma van de AD Ondernemerschap (hierna: ADO) is afgeleid van de major Agrarisch Ondernemerschap van de opleiding BAB. Bij de opbouw van het programma is uitgegaan van dezelfde tien opleidingscompetenties van deze major, die zijn onderverdeeld in drie niveaus. Bij de samenstelling van het AD-curriculum is ervan uitgegaan dat voor toekomstige ondernemers in de agribusiness sommige competenties hetzelfde eindniveau vereisen als de bacheloropleiding. Dat geldt bijvoorbeeld voor de competenties plannen, ondernemen en zelfmanagement. De reden hiervoor is dat alleen vakmanschap niet voldoende is voor de ADO’er om een bedrijf te runnen. Innovatief denken en kansen waarnemen en benutten worden alleen maar belangrijker in de toekomst.
B Bedrijfskunde en Agribusiness
Voor de overige competenties is een lager eindniveau voldoende. Dat geldt bijvoorbeeld voor de competentie onderzoeken. Het is voor de afgestudeerde ADO’er namelijk wel van belang om resultaten van onderzoek te kunnen begrijpen, maar minder belangrijk dat hij zelf onderzoek opzet en uitvoert. Deze visie van de opleiding wordt gedeeld door de visitatiecommissie. De beroeps- en competentieprofielen zijn regelmatig onderwerp van discussie in de Werkveld Advies Commissie (WAC). Ook onderhouden de docenten vele contacten met het (internationale) werkveld, wat input oplevert om de eindkwalificaties actueel te houden. Daarnaast participeren de meeste docenten ook in de opleiding International Business Management Studies, die samen met Hogescholen NHL en Stenden wordt aangeboden. Op deze wijze wordt de internationale oriëntatie van de eindkwalificaties bewaakt en versterkt. De visitatiecommissie vindt dat de wijze waarop het contact met het werkveld is vormgegeven voldoende frequent en gestructureerd is. Het monitoren van de vereiste en gewenste kwalificaties wordt op verschillende wijzen gedaan. Ontwikkelingen in het werkveld en het vakgebied die impact hebben op de opleidingskwalificaties worden ingebracht in teambijeenkomsten, in het managementoverleg of de curriculumcommissie. Daarnaast wordt door middel van de HBO-monitor, een eigen alumni-enquête en evaluaties van afstudeeropdrachten gevraagd aan alumni in
augustus 2011(2)
11
hoeverre zij vinden dat de opleiding aansluit bij het werkveld. Uit het gesprek dat de visitatiecommissie hierover voerde met de alumni bleek dat zij vinden dat de opleiding breed is. Dat ervaren ze als pluspunt, omdat alumni daardoor het gevoel hebben van veel dingen iets af te weten. Dat vinden ze prettig, zeker bij het leiden van een eigen bedrijf. De keerzijde die ze hiervan ervaren is dat op een aantal onderwerpen nog verdieping moet komen als afgestudeerden in de praktijk aan het werk zijn, maar daar staat dan weer tegenover dat de verdieping dan ook meer gericht gerealiseerd kan worden.
Actueel De agri- en foodbusiness is voortdurend in ontwikkeling. Trends in technologie en wereldhandel, veranderende consumentenbehoeften en hogere eisen aan de productie(wijze) vragen meer van bedrijfskundigen en ondernemers. Het vergt naast vakkennis ook een integrale benadering en meer analytische-, communicatieve- , sociale- en ondernemersvaardigheden. De opleiding (zowel BAB als ADO) leidt studenten op die hieraan kunnen voldoen en in staat zijn om nieuwe ontwikkelingen in de sector te volgen en vorm te geven. De eindkwalificaties van de opleiding zijn de beginkwalificaties van een beroepsbeoefenaar of ondernemer op bachelor- resp. ad-niveau. De visitatiecommissie heeft kunnen vaststellen dat de eindkwalificaties zijn afgestemd op de actuele eisen van het internationale beroepenveld. De tien vastgestelde competenties zijn weliswaar niet veranderd in de afgelopen vijf jaar, maar wel de bijbehorende eindproducten en vaardigheden die mede de eindkwalificaties bepalen.
Alle competenties zijn verwerkt in competentiekaarten. Op deze competentiekaarten staan de competentiebeschrijving, de context, de beheersingsindicatoren, de kritische beroepsvaardigheden, kennis, inzicht en attitude weergegeven. Aan de uitwerking van de beroepsproducten zijn de drie beheersingsniveaus toegevoegd, waarbij elk niveau een andere context en beroepsproduct heeft. Niveau 1 betreft een relatief eenvoudige en/of qua omvang kleine opdracht. Beroepsproducten op niveau 3 zijn meer complexe, langdurige opdrachten. Met de propedeuse bereikt de student niveau 1, vanaf het tweede jaar werken studenten aan niveau 2 en zij dienen aan het einde van de opleiding te voldoen aan niveau 3 (specialistische rollen en kennis). Bij de AD worden de competenties plannen, ondernemen en zelfmanagement op hetzelfde niveau beoogd. De reden hiervoor is dat deze competenties van belang zijn, uitstijgend boven vakmanschap, om een bedrijf te kunnen leiden. Voor de overige competenties is een lager eindniveau voldoende. Dit geldt bijvoorbeeld voor de competentie onderzoeken: van belang is dat een ADer onderzoeksresultaten kan interpreteren, maar in mindere mate dat hij zelf onderzoek zou uitvoeren. Daarnaast zijn door de opleiding wat betreft de kennisbasis van de competentie per module herkenbare leerdoelen geformuleerd in de vorm van leertaken. Iedere module kent daardoor dezelfde opbouw, namelijk: Leertaak 1: Oriëntatie Leertaak 2: Theoretisch verdiepen Leertaak 3: Toepassen
Dublin Descriptoren Binnen het curriculum hebben de thema’s persoonlijke ontwikkeling, ondernemerschap, duurzaamheid en (keten)samenwerking een steeds nadrukkelijker plaats kregen. Daarnaast zal de bacheloropleiding zich richten op het verder ontwikkelen van het toegepast onderzoek in samenwerking met onderzoek, lectoren, andere onderwijsinstellingen en het werkveld.
Concreet
12
Het beoogde eindniveau van de bachelor opleiding sluit aan bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijving van de eindkwalificaties: de Dublin Descriptoren. De verbinding met de Dublin Descriptoren is zichtbaar gemaakt op het niveau van de beheersingsindicatoren. In de competentiekaarten is weergegeven wat de beheersingsindicatoren voor de betreffende competentie zijn en welke kennis, inzicht, vaardigheden en attitude de competentie vertegenwoordigt.
Hogeschool Van Hall Larenstein
De ADO voldoet aan het niveau van de short-cycle, (in veel gevallen niveau 2 in plaats van bachelorsniveau 3). Aan de hand van de competentiekaarten is ook het niveau van de ADO geconcretiseerd. De opleiding BAB leidt op voor hogere functies op het brede terrein van bedrijfskunde en ondernemerschap in de agri- en foodbusiness. Het is voor BAB niet zo eenvoudig een duidelijke afbakening te maken van het beroepenveld. De afgestudeerden hebben een brede bedrijfskundige opleiding genoten en hebben daarnaast de mogelijkheid gehad zich te verdiepen in enkele specialisaties. Daardoor staat voor de afgestudeerden een breed scala aan (leidinggevende) functies in de agri- en foodbusiness open:
B Bedrijfskunde en Agribusiness
onder andere van logistiek planner tot assistent accountant, van supply chain manager tot kwaliteitsmanager, van foodmarketeer tot ondernemer. Feitelijk zijn dit de beroepen die de alumni van de opleiding uitoefenen. Uit het overzicht blijkt dat deze functies goed aansluiten bij de rollen die de opleiding in het beroepsprofiel heeft onderscheiden en passend zijn bij het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar. De ADO leidt op voor het zelfstandig ondernemerschap. Afgestudeerden zijn ondernemers die het eigen bedrijf verder ontwikkelen, een (ouderlijk) bedrijf overnemen of zelfstandig een eigen bedrijf opzetten.
augustus 2011(2)
13
2. Onderwijsleeromgeving Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting: De inhoud en vormgeving van het programma stelt de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving.
De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de onderwijsleeromgeving voor zowel de bachelor als de AD als voldoende. De visitatiecommissie ziet een opleiding die ook voor studenten zonder agrarische achtergrond goed te volgen is. De koppeling met de praktijk wordt adequaat gelegd. Vooral de evenementachtige activiteiten, zoals de leeronderneming en de buitenlandstage worden door de studenten gewaardeerd. Bedrijfskunde en Agribusiness is een opleiding met een groen hart. Er zijn naar het oordeel van de commissie echter onbelichte mogelijkheden voor vernieuwing en verfrissing. De opleiding wenst bijvoorbeeld impliciet focus te leggen op innovatie in de inhoud van het programma. Een expliciet geformuleerde visie op innovatie kan dit aspect versterken en zichtbaarder maken. Nieuwe docenten die beschikken over recente ervaring in de beroepspraktijk zouden hier volgens de visitatiecommissie gericht op ingezet kunnen worden.
Programma dekt de eindkwalificaties De door de opleiding gehanteerde competenties bevatten de beroepscontext, rollen, beroepsproducten en –taken. Aan de beroepsproducten en – taken zijn weer leerdoelen verbonden, die getoetst worden. Per studieonderdeel zijn de leerdoelen en de wijze van toetsing daarvan vastgelegd in de moduleboeken. De visitatiecommissie heeft kunnen vaststellen dat op deze manier alle vereiste eindkwalificaties van het beroepsprofiel zijn afgedekt. In het eerste jaar worden alle competenties op niveau 1 afgesloten. In het tweede studiejaar op niveau 2 en in het derde en vierde studiejaar worden de vereiste competenties op niveau 3 afgesloten (voor de ADO worden de competenties na twee jaar op het beoogde eindniveau afgesloten). Voor elke module is aangegeven welke competenties op welk niveau worden gerealiseerd. In het derde jaar kan de bachelorstudent zijn minormodulen kiezen. De minorruimte van 28 EC wordt standaard ingevuld met twee elementen, elk met een omvang van 14 EC. Met behulp van de minor kan de student zich profileren naar eigen wens en behoefte en dus kiezen voor verbreding of verdieping.
14
De studenten worden voorbereid op de internationale context van de agri- en foodbusiness door de inhoud van de modulen (cases over Nederlandse bedrijven die opereren in een internationale context) en ook de stage in het buitenland (bachelor). Deze is voor studenten met een havodiploma verplicht in het tweede studiejaar. Tijdens deze stage wordt geen project uitgevoerd, maar beschrijft de student het stagebedrijf, zowel wat betreft bedrijfsonderdelen als positionering. De stage duurt in totaal zestien weken. Dit ervaren de studenten niet als (te) lang, onder andere aangezien ze ervaren dat het enige tijd kost om zich aan te passen aan een andere taal en cultuur. Studenten met een mbo-diploma (MAS) hebben vaak al een buitenlandstage gedaan tijdens hun vooropleiding en kunnen op grond daarvan een vrijstelling krijgen. Studenten BAB die zelf een mbovooropleiding hebben, vinden het enerzijds prettig dat ze voor een vrijstelling in aanmerking komen. Anderzijds vragen ze zich af hoeveel MAS-studenten daadwerkelijk naar het buitenland zijn gegaan omdat het niet aan elke MAS-opleiding gebruikelijk is om een stage in het buitenland te lopen. In de ogen van de visitatiecommissie geeft deze opmerking aan dat dat een vrijstelling onnodig is, omdat de extra
Hogeschool Van Hall Larenstein
buitenlandervaring altijd leerzaam is. De visitatiecommissie kan zich hier geheel in vinden. Studenten vinden dat de opleiding iets meer stimulans zou kunnen bieden om buitenlandervaring op te doen. Sommige studenten vinden het lastig om de eerste stap te zetten en zouden dan al geholpen zijn met een klein zetje in de rug. Studenten zijn van mening dat ze op eigen initiatief het aandeel internationalisering binnen de opleiding fors kunnen uitbreiden. Ze adviseren de opleiding het Engelse taalniveau te bewaken. Om je staande te houden in het werkveld zou de Engelse taalvaardigheid van de studenten niet minder dan goed moeten zijn. Voor de AD-opleiding liggen de doelen anders: de AD-studenten leren hoe ze hun eigen bedrijf verder kunnen brengen. Internationale ervaring heeft dan minder toegevoegde waarde, zeker in relatie tot de verantwoordelijkheid die de studenten reeds voor hun eigen bedrijf hebben.
Het thema Innovatie hoort in een bedrijfskundige opleiding terug te komen. De beoordeelde opleiding geeft aan innovatie een centrale plaats te geven, en heeft daarbij nog de ambitie om ‘nog dichter op de innovatie te gaan zitten’. In het eerste jaar doet de bachelorstudent een assessment rondom een (ver)nieuw(end) product. De visitatiecommissie heeft kennis genomen van enkele voorbeelden en is onder de indruk van de creativiteit die de studenten daarbij aan de dag leggen. Mede daarom vindt de commissie dat het thema innovatie echt nadere uitwerking behoeft. Op dit moment is er geen sprake van een doordachte, aansprekende en gedeelde visie op innovatie. Het gedachtegoed lijkt vooral de nadruk te leggen op het toepassen van creatieve technieken (brainstormen). Wat in de visitatie minder duidelijk naar voren is gekomen, is een visie hoe innovatieprocessen worden opgepakt en vormgegeven in de huidige agri-ondernemingen en welke rol bedrijfskundigen daarin spelen.
Zowel de bachelor- als de ADO-studenten omschrijven de opleiding over de gehele linie als breed en daar zijn ze tevreden mee. Ze ervaren dat ze over veel onderwerpen kunnen meepraten en zijn van mening dat relevante thema’s (zoals
B Bedrijfskunde en Agribusiness
duurzaamheid) een plek hebben gekregen in het programma. De verdieping komt in de minormodulen en stages en dat ervaren ze als voldoende.
Actueel Kennisontwikkeling vindt plaats via actuele vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of onderzoek. Ook worden gastdocenten ingezet. Op deze wijze wordt een relatie gelegd met actuele ontwikkelingen in het (internationale) vakgebied. Aangezien de ADO is ingebed in de bacheloropleiding, geldt dit voor beide programma’s. Jaarlijks wordt het overzicht van benodigde literatuur geactualiseerd. Studenten zijn van mening dat er voldoende vaak een beroep wordt gedaan op gastdocenten. Tegelijk geven studenten aan dat ze gastcolleges enorm inspirerend vinden. Die kunnen naar hun mening dus niet vaak genoeg georganiseerd worden. Het programma zorgt er voor dat de beroepsvaardigheden worden ontwikkeld die nodig zijn in de actuele beroepspraktijk. Studenten voeren integrale opdrachten uit, waarbij de theorie direct wordt gekoppeld aan of toegepast in de beroepspraktijk. De visitatiecommissie waardeert deze praktijkgerichte oriëntatie, die extra wordt geborgd door samenwerking met het werkveld. Deze samenwerking blijkt uit de gastlessen, excursies, stages, afstudeeropdrachten, (onderzoeks)projecten en overleg met de werkveldadviescommissie. Andere voorbeelden zijn de Leeronderneming in het eerste jaar (de student zet een eigen bedrijf op) en de Managementgame in het derde jaar (gedurende een week runnen de studenten een virtueel bedrijf). De studenten zijn over deze ervaringen positief omdat het hen voorbereidt op ondernemerschap. Wel zou dit naar hun mening vaker en uitgebreider in de opleiding mogen voorkomen. Een week voor de managementgame is bovendien kort. Meer tijd geeft in de ogen van de studenten ook meer mogelijkheden. Bij de bestudering van diverse materialen en toetsen van de opleiding is het de visitatiecommissie opgevallen dat er veel aandacht uitgaat naar het opstellen van ondernemingsplannen. Dat is in
augustus 2011(2)
15
zichzelf begrijpelijk. Wat in het oog springt, is dat deze ondernemingsplannen alle een nogal traditionele opzet hebben. In de hedendaagse praktijk wordt in de agribusiness steeds meer gewerkt met business-cases. Daarbij worden strategische opties doorgerekend, financiële scenario’s geschetst en op grond van een kosten/baten afweging een keuze gemaakt. In de optiek van de visitatiecommissie staat een dergelijke opzet dichter bij het ondernemerschap. De opleiding hecht waarde aan de stageperioden waar studenten leren te functioneren in het toekomstige werkveld. De stages worden structureel planmatig voorbereid en met een evaluatie en reflectie afgesloten. Beide programma’s worden afgesloten met een afstudeeropdracht, waarbij een onderzoek in projectvorm voor een opdrachtgever uit het werkveld, of een onderzoek ten behoeve van het opzetten van een eigen bedrijf wordt uitgevoerd (dit is vaak het geval bij de ADO). Het onderwijsprogramma wordt met behulp van diverse instrumenten structureel geëvalueerd en geanalyseerd. De resultaten van de evaluaties van beide programma’s worden besproken in de moduleteams, de curriculumcommissie (waarin alle majorcoördinatoren van BAB vertegenwoordigd zijn), het onderwijsteam en het management. De curriculumcommissie heeft in de periodieke toetsing van de studieprogramma’s een controlerende en adviserende taak naar het management en zorgt zo voor bijsturing. Analyse van de evaluatieresultaten kan leiden tot verbetervoorstellen. Kleine aanpassingen op moduleniveau worden door het moduleteam uitgevoerd, met toezicht van de curriculumcommissie. Grotere aanpassingen worden voorbereid door de curriculumcommissie en worden pas doorgevoerd na goedkeuring van het management.
Didactisch concept De visie van het Van Hall Instituut is dat studenten kennis, vaardigheden en attitude integreren in het leren. Het programma is daarom ingericht volgens het competentiegericht onderwijs en opgebouwd volgens het leerlijnenmodel van De Bie. Daarbij
16
worden de volgende leerlijnen onderscheiden: integraal, kennis, vaardigheid, ervaringsreflectie en studieloopbaan. De werkvormen variëren en bieden de studenten volgens de visitatiecommissie voldoende gelegenheid alle competenties aan te leren. Bovenal zijn de werkvormen projectmatig en beroepsgericht. Naast hoor- en werkcolleges worden practica, rollenspellen, veldwerk, workshops en assessments georganiseerd. Ook vinden begeleidings- en leergesprekken plaats, evenals beroepstaakgerichte opdrachten die als project worden uitgevoerd. Opdrachten kunnen zowel in een groep als individueel worden uitgevoerd, gericht op een product of proces. In alle modulen komt individuele toetsing voor (zie meer hierover bij Standaard 3).
Samenhang Het doel van de opleiding is dat studenten uiteindelijk een geïntegreerd geheel van competenties ontwikkelen die zij in een breed scala van werksituaties van bedrijfskundigen in de agri- en foodbusiness kunnen toepassen en verder kunnen ontwikkelen. De visitatiecommissie waardeert het dat al in het begin van de opleiding, indien mogelijk, kennis en vaardigheden grotendeel integraal worden aangeboden binnen het themagerichte onderwijs. Het nog noodzakelijke flankerend onderwijs en de benodigde vaardigheden worden in de loop van de programma’s steeds meer onderdeel van de integrale leerlijn. De programmatische samenhang blijkt uit de opbouw van de opleiding. De propedeuse van de bachelor is oriënterend en selecterend en is de basis waarop de hoofdfase verder bouwt. Voor beide programma’s geldt dat ze concentrisch zijn opgebouwd. Dat wil zeggen: van eenvoudig naar meer complex, waarbij de belangrijkste thema’s voor het beroepsprofiel en eindkwalificaties weer terugkomen. De programma’s zijn systematisch opgebouwd met in de bachelor twee assessments en een geïntegreerde leerlijn. Dit wordt gedaan door eerst het geheel te behandelen (agri- en foodbusiness en de relevante omgeving) en daarna in te zoomen op het bedrijf en de verschillende functionele gebieden.
Hogeschool Van Hall Larenstein
Vervolgens worden deze onderdelen op een diepgaander niveau samengebracht door aandacht voor de integrale bedrijfsstrategie en de agri- en foodketens. Voor de vier functionele gebieden van bedrijfskunde (Marketing, Logistiek, Management en Financiën) en Ondernemerschap zijn in het programma inhoudelijke leerlijnen terug te vinden. Door middel van de minor kan de bachelorstudent zich verder specialiseren.
Studeerbaarheid De studielast van 240 EC (voor de ADO: 120 EC) is evenwichtig verdeeld over de studiejaren. Elk studiejaar heeft een omvang van 60 EC. Dit is evenwichtig verdeeld over vier onderwijsperioden van tien weken, dus 15 EC per periode. Per lesperiode volgen de studenten twee onderwijsmodulen van 7 EC, daarnaast is er Studieloopbaanbegeleiding (SLB) à 1 EC. Deze twee modulen staan inhoudelijk los van elkaar. Naast iedere verplichte module in het derde jaar kiest de student een minormodule. Een student is dus binnen een onderwijsperiode steeds met twee thema’s bezig. De modulen zijn organisatorisch gescheiden doordat elke module op vaste, eigen dagdelen wordt geroosterd. De modulecoördinator zorgt voor een moduleboek waarin alle relevante informatie van en over de module beschikbaar is. Daarnaast zijn de digitale studiegids en het lesrooster op Studienet vermeld. Beide bieden de studenten inzicht in de te verwachten studielast. Bij opdrachten binnen modulen wordt door de begeleidende docenten toezicht gehouden op het volgens planning uitvoeren daarvan. Dit gebeurt met als doel om de opdrachten binnen de periode te kunnen afronden. Moduleonderdelen kunnen binnen de module of in een periode na uitvoering van de module herkanst worden, zodat studievertraging tot een minimum beperkt kan worden. Voor elk studieonderdeel heeft de student recht op drie kansen. Voor een vierde kans moet hij toestemming krijgen van de examencommissie. Van
B Bedrijfskunde en Agribusiness
elk studieonderdeel wordt twee maal per jaar een herkansing aangeboden. Bij de doorstroom van de propedeuse naar de hoofdfase zijn drempels ingebouwd zoals het bindend studieadvies, de propedeuse moet in twee jaar gehaald zijn en aan het einde van het eerste jaar vindt een assessment plaats. Ook mag een student pas beginnen met zijn Projectstage en Afstudeeropdracht als hij een voldoende aantal studiepunten heeft gehaald. Studenten gaven desgevraagd aan dat de studiebelasting stevig is, maar ‘te doen’. Gemiddeld zeggen ze circa vier dagen per week bezig te zijn met hun studie. In toetsperioden loopt de studiebelasting verder op.
Studiebegeleiding De studiebegeleiding bestaat uit een aantal facetten. In de eerste plaats is er de docent. Hij is aanspreekpunt voor vakinhoudelijke zaken en voorziet Blackboard van relevantie informatie. Hij geeft inhoudelijke begeleiding tijdens de projecten en opdrachten die de studenten doen, in relatie tot de competenties. In de tweede plaats is er studieloopbaanbegeleiding (SLB). Dit is onderdeel van het reguliere onderwijs en wordt iedere periode in ieder studiejaar uitgevoerd, met een omvang van 1 EC per periode. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student opdat zijn studie een zo goed mogelijk verloop kent en de student een goede voorbereiding krijgt op de periode na het afstuderen. Elke student krijgt een studieloopbaanbegeleider toegewezen, voor de gehele studieloopbaan. De belangrijkste thema’s van SLB zijn: informatievoorziening, bespreken studievoortgang en studieplanning, maken van keuzes voor minor en stage en persoonlijke ontwikkeling. Door middel van een POP wordt de ontwikkeling van de student gemonitord. Aan de hand van een portfolio toont hij zijn competentieontwikkeling aan. Voor de major Agrarisch ondernemerschap en de AD ondernemerschap is een speciaal studieloopbaanprogramma ontwikkeld, waarbij een ondernemer-
augustus 2011(2)
17
schapstest en reflectie op de ontwikkeling van ondernemerschapscompetenties een belangrijke plaats inneemt. De test is geen doel op zich, maar een middel voor de student waarmee hij zichzelf kan ontwikkelen. De visitatiecommissie heeft waardering voor het feit dat er voor de ADO-studenten een speciaal studieloopbaanprogramma is ontwikkeld, dat beter aansluit bij hun leerbehoeften dan het reguliere studieloopbaanprogramma. De commissie vindt het tevens positief dat de studenten door de test beter in staat zijn over zichzelf en hun ontwikkeling te praten. Doordat de test gekoppeld is aan het ondernemerschap, waar bij ieder de ambitie ligt, spreekt de test ook meer aan bij studenten dan bijvoorbeeld een persoonlijkheidstest. In de derde plaats is er de decaan. In het geval van bijzondere persoonlijke omstandigheden en/of aanzienlijke studieproblemen verwijst de SLB’er de student door naar het decanaat. De begeleiding tijdens de stage bestaat uit een aantal contactmomenten. Ten tijde van het projectvoorstel overlegt de stagebegeleider met het stageverlenende bedrijf en de student. Bij tussentijdse problemen kunnen zowel studenten als het stagebedrijf contact opnemen met de stagebegeleider van school. Als alles naar wens gaat dan is het tweede contactmoment aan het einde van de stage. Dit is vaak telefonisch. Alleen in het geval het stagebedrijf dicht bij de hogeschool is, kan de docent overwegen naar het stagebedrijf toe te gaan. Tijdens het laatste contactmoment worden het conceptrapport van de stage en de evaluatie die het bedrijf van de student maakte, besproken. De wijze waarop de stagebegeleiding is vormgegeven is in de ogen van de visitatiecommissie adequaat. Door de kleinschaligheid van de opleiding zijn de lijnen tussen docenten en studenten kort. Dit geeft de studenten de mogelijkheid voor extra begeleiding. Docenten zijn betrokken bij het werkveld en de studenten. Daarnaast zijn ze goed bereikbaar voor studenten. De visitatiecommissie vindt dit positief. Het feit dat studenten tevreden zijn over hun begeleiding bevestigt het positieve beeld.
Instroom In principe zijn alleen kandidaten met een havo-, vwo- of vierjarig mbo-diploma toelaatbaar tot de bachelor- en Ad-opleiding. Voor studenten met een verwant mbo-diploma bestaat binnen de bacheloropleiding een verkorte leerroute van 3,5 jaar. Kandidaten van 21 jaar en ouder, die niet voldoen aan de formele toelatingscriteria, kunnen toch worden toegelaten, mits zij kunnen aantonen over de vereiste competenties te beschikken. De examencommissie beslist daarover op grond van aangeleverde documenten, een toelatingsgesprek en een toets. Kandidaten met EVC’s kunnen eventueel voor onderdelen van het programma een vrijstelling krijgen. De EVC’s worden via het overleggen van studieresultaten, een gesprek of een assessment vastgelegd. De examencommissie bepaalt welke vrijstellingen EVC’s opleveren.
Docenten Het docententeam bestaat uit ervaren docenten. Het merendeel is al vele jaren verbonden aan VHL en de afgelopen paar jaar zijn er enkele jongere docenten aangetrokken. De docenten vervullen minstens één van de drie rollen: expert/ procesbegeleider, modulecoördinator of studieloopbaanbegeleider. Alle docenten dienen een pedagogische aantekening te hebben. Nieuwe docenten die nog niet in het bezit zijn van een didactische aantekening volgen meestal in het tweede jaar van hun aanstelling daarvoor een cursus. Vakinhoudelijke scholing komt langs twee wegen tot stand. Enerzijds wordt het gestimuleerd vanuit het management conform de speerpunten uit het strategisch plan. Voorbeelden daarvan zijn de aandacht voor ondernemerschap, coaching, (keten-) samenwerking en duurzaamheid. Anderzijds wordt scholing door de medewerker zelf aangevraagd, bijvoorbeeld in de vorm van seminars, congressen of speciale trainingen (onder andere leren acquireren, sociale media). De individuele personele kwaliteit wordt geborgd door middel van de functionerings- en beoordelingscyclus. Daarnaast wordt de kwaliteit van de docent
18
Hogeschool Van Hall Larenstein
geëvalueerd in de module-evaluaties. Dit betreft zowel de didactische als de vakinhoudelijke kwaliteit. Uit het gesprek dat de visitatiecommissie voerde met studenten bleek dat ze de kwaliteit van de docenten over het algemeen als goed ervaren, alhoewel er verschillen zijn. Met name de recente praktijkervaring die de jongere, recent in dienst getreden docenten met zich mee brengen wordt gewaardeerd. De visitatiecommissie onderschrijft de positieve invloed van de instroom van nieuwe docenten, mede in het licht van enkele eerdergenoemde verbeterpunten die zijn vastgesteld ten aanzien van het curriculum (innovatie, ondernemingsplannen). Met de instroom van nieuwe docenten wordt in de regel vaak ook een frisse blik op zaken aangetrokken.
B Bedrijfskunde en Agribusiness
De kleinschaligheid van de opleiding waardoor het contact tussen docent en student persoonlijk is en gemakkelijk tot stand komt (docenten zijn vrijwel altijd bereikbaar voor de studenten) wordt als meest positieve punt genoemd.
Faciliteiten De opleiding kent weinig specifieke eisen met betrekking tot huisvesting en materiële voorzieningen. De voorzieningen zijn over het algemeen identiek aan die van de andere opleidingen bij Van Hall. Daartoe kunnen onder andere de mediatheek, overleg- en werkruimtes, computerwerkplekken en beamers in lokalen gerekend worden. Voor het specifieke praktijkonderwijs wordt gebruik gemaakt van eigen laboratoriumvoorzieningen en van de voorzieningen en trainers van PTC+ in Oenkerk.
augustus 2011(2)
19
3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. Toelichting: Het gerealiseerde niveau blijkt uit de tussentijdse en afsluitende toetsen, de afstudeerwerken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren. De toetsen en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk.
De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties van de bachelor als voldoende en van de AD als goed. Beoordeling van de scripties is reëel. De toetsen zijn van voldoende niveau en diepgang, de technische toetskwaliteit (validiteit en betrouwbaarheid) is adequaat. Studenten komen terecht in functies waarvoor ze zijn opgeleid en die van passend niveau zijn. De visitatiecommissie vindt de realisatie van de eindkwalificaties van de AD goed omdat dit programma precies doet waarvoor de AD is opgezet: deze doelgroep komt in het hoger onderwijs terecht waar dat anders niet het geval zou zijn en de studenten en alumni creëren ideeën waar ze anders niet aan gedacht zouden hebben.
Validiteit en betrouwbaarheid De competenties worden op drie niveaus getoetst. In iedere module wordt een student individueel getoetst. Ook bij groepswerk wordt individuele toetsing toegepast, bijvoorbeeld door middel van panelgesprekken. De wijze van toetsing is afhankelijk van wat getoetst moet worden. Bij het opstellen en nakijken van de toetsen wordt het vier-ogenprincipe toegepast. Naast het individueel toetsen worden er ook eisen gesteld aan het proces van het groepswerk en de individuele bijdrage daaraan, zodat meeliftgedrag zoveel mogelijk wordt voorkomen. De visitatiecommissie vindt het positief dat hiervoor maatregelen worden getroffen. Naast de modulaire toetsing doet iedere bachelorstudent in de vierde periode van de propedeuse een assessment waarin door middel van individuele toetsing de competenties op niveau 1 worden getoetst. Het assessment bestaat uit een individuele, beroepsgerichte opdracht, waarbij de student een vernieuwend product of dienst in de markt moet zetten. In veel modules zit al groepswerk, maar het assessment doet de student alleen, omdat zo beter te beoordelen is of de student in zijn eentje in staat is een rapport op te leveren. De visitatiecommissie heeft er waardering voor dat de opleiding hiervoor oog heeft en balans nastreeft tussen groepswerk en individuele toetsing.
20
In de kern is het assessment jaarlijks dezelfde opdracht (verzin een nieuw product of dienst, bouw daaromheen een onderneming waarvan de student zelf ondernemer is, schrijf daarvoor ondernemersplan), maar steeds verandert er een element. De opdracht wordt op maandag verstrekt en op woensdag verstrijkt de deadline voor het inleveren van het rapport. Wie de deadline niet haalt, heeft ook het assessment niet gehaald. De hoge druk waaronder de opdracht tot stand dient te komen, is bewust: zo heeft de student geen gelegenheid om onderling overleg te plegen. De visitatiecommissie vindt de deadline stevig maar blijkt voor studenten geen beletsel te zijn. Ook de kwaliteit van de opgeleverde rapporten lijdt er niet onder aangezien in een aantal gevallen het assessment daadwerkelijk leidt tot innovatieve ideeën die later zijn uitgevoerd dan wel in productie genomen. De dag na het assessment wordt de student individueel beoordeeld door twee docenten waarmee hij een half uur een gesprek heeft. Het gesprek is in de vorm van een rollenspel, waarbij docenten de rol van financiers vervullen. Het beoordelingsformulier dat gebruikt wordt voor dit gesprek bevat elementen die overeenstemmen met wat een bank beoordeelt bij een financieringsaanvraag. De student mag pas aan het assessment deelnemen als hij 35 EC in de eerste drie perioden heeft gehaald. Het gesprek wordt altijd door twee
Hogeschool Van Hall Larenstein
docenten beoordeeld: een bedrijfskunde-docent en een communicatiedocent. De docenten werken nooit aanhoudend in dezelfde duo’s, per student wisselt de samenstelling van het team. Zo leren docenten ook weer van elkaar. Dertig procent van de studenten haalt het assessment niet in één keer. Als de student het niet haalt, kan hij het in augustus overdoen, maar wel met een nieuw idee. De herkansing in augustus is ook alleen voor studenten die eerder hebben meegedaan en het niet gehaald hebben. Studenten die nog niet voldoende EC hadden om überhaupt mee te doen, moeten wachten tot de laatste periode van het volgende studiejaar. Studenten zien door middel van het assessment dat ze veel geleerd hebben in het eerste jaar. In een aantal gevallen heeft het assessment tot innovatieve ideeën geleid die daadwerkelijk in productie zijn genomen. De visitatiecommissie vindt dat een mooi neveneffect. Mede hiermee blijkt, althans in de ogen van de visitatiecommissie, dat de inhoud van het assessment reëel en zeer praktijkgericht is. Ook in het vierde jaar van de bacheloropleiding vindt een assessment plaats. Groepjes van vier studenten laten zien hoe ze in staat zijn om onder hoge druk in een gesimuleerde omgeving een bedrijf duurzaam te leiden. Met de onderwijsevaluaties wordt onderzocht hoe de toetsing aansluit op het geleerde en de onderwijsvorm, en of het conform hetgeen is vastgelegd wordt uitgevoerd. Kwaliteitsbewaking van de toetsing steunt mede op de vakinhoudelijke kennis van collega’s. Het huidige mechanisme om vast te stellen of modules op het juiste niveau worden getoetst is dat de curriculumcommissie daar onderzoek naar doet, onder andere door de inhoud van de moduleboeken te bekijken en de aansluiting met toetsinhoud te controleren, of door de modulecoördinatoren te bevragen. De curriculumcommissie bekijkt ook alle evaluaties en de examencommissie neemt actie naar aanleiding van die bevindingen, of op basis van zelfstandige steekproeven van het proces. Naar aanleiding van de evaluaties en steekproeven van de examencommissie luidt de conclusie dat de toetsen en beoordelingen inzichtelijk zijn voor
B Bedrijfskunde en Agribusiness
studenten. Ook is er in de ogen van de visitatiecommissie geen aanleiding om te twijfelen aan de validiteit en betrouwbaarheid van de toetsen. Tevens zijn de assessments een praktijkgerichte afspiegeling van het onderwijs in de betreffende onderwijsperiode. Het is de wens om voor de operationale uitvoering van de kwaliteitsbewaking van de toetsing een toetscommissie in het leven te roepen. De toetscommissie zal alle toetsen doornemen en vaststellen of de toetsing inderdaad van het juiste niveau is. Dit onderwerp leeft hogeschoolbreed en er is een werkgroep die daar een plan voor gaat ontwikkelen. De visitatiecommissie heeft kunnen vaststellen dat de toetsen het juiste niveau en bijpassende complexiteit hebben. De inhoud van de toetsen is passend bij de onderwijsmodulen. Daarnaast heeft de visitatiecommissie kunnen vaststellen dat de toetsen meten wat ze beogen te meten en dat door middel van de toetsen zichtbaar wordt gemaakt welke studenten de kennis en/of competenties wel of niet beheersen. De technische toetskwaliteit is dus in orde en om die reden beoordeelt de visitatiecommissie de validiteit en betrouwbaarheid van de toetsing als voldoende.
Studentbeeld Zoals eerder beschreven zijn alle competenties verwerkt in competentiekaarten. Op deze competentiekaarten staan de competentiebeschrijving, de context, de beheersingsindicatoren, de kritische beroepsvaardigheden, kennis, inzicht en attitude weergegeven. Ook is vermeld welke beroepsproducten per niveau (met bijbehorende context) gemaakt dienen te worden. Op grond hiervan is het voor de student helder welke competenties getoetst worden bij het maken van de diverse beroepsproducten. Daarnaast zijn door de opleiding per module herkenbare leerdoelen geformuleerd in de vorm van leertaken, die de kennisbasis vormen van de competenties. Daarmee is voor de student inzichtelijk gemaakt op welke wijze de modulen bijdragen aan de competentieontwikkeling. Studenten gaven desgevraagd aan de visitatiecommissie aan dat het voor hen duidelijk was
augustus 2011(2)
21
waarop ze werden getoetst en op welke wijze. In de moduleboeken konden ze de inhoud, de toetsvormen en de weging van de tentamenonderdelen terugvinden. Dit was inclusief de leerdoelen en welke competenties nodig zijn om de leerdoelen te kunnen behalen. Ook in colleges wordt geregeld aangegeven waar de accenten liggen in de toetsing.
Gerealiseerd eindniveau Aan het eind van de bacheloropleiding dient de student alle competenties op niveau 3 te beheersen. Voorafgaand aan de afstudeeropdracht overlegt de student met zijn loopbaanbegeleider welke competenties hij nog niet op het juiste niveau heeft verworven. Op basis daarvan worden in samenspraak de leerdoelen voor de afstudeeropdracht geformuleerd. De afstudeeropdracht wordt als bedrijfskundig onderzoek, in projectvorm, voor een externe opdrachtgever uitgevoerd. Voor studenten die plannen hebben om een eigen bedrijf te beginnen, bestaat de mogelijkheid om de afstudeeropdracht in te vullen met het ontwikkelen en opzetten van een eigen bedrijf (major Agrarisch Ondernemerschap) waarbij het businessplan of bedrijfsovernameplan vaak centraal staat, mits dat is goedgekeurd door de Examencommissie. Met de Rabobank en AcconAVM is een speciaal bedrijfstraject afgesproken waarin studenten gedurende het laatste jaar drie dagen per week het bedrijfstraject volgen (stage). De overige twee dagen zijn ze bezig met de afstudeeropdracht. Studenten van de AD Ondernemerschap ronden hun studie individueel af met het opstellen van een ondernemersplan. Naast het inhoudelijke rapport wordt van de student ook een procesverslag gevraagd. Hierin legt hij verantwoording af van het proces dat gevolgd is bij het tot stand komen van de onderzoeksopzet, plan van aanpak en uitvoering daarvan, inclusief een zelfreflectie op het eigen functioneren. Het proces van afstuderen gaat als volgt. De afstudeercoördinator beoordeelt in overleg met vakdocenten het onderwerp en het niveau van het afstudeerproject. Dit gebeurt op basis van een concept projectplan dat de studenten hebben
22
gemaakt, in combinatie met een gesprek met de studenten en opdrachtgever. Afstuderen bij het stagebedrijf is niet verboden, maar de student wordt wel meegegeven dat het voor zijn eigen ontwikkeling beter is om de wereld verder te ontdekken. Echter, soms laat de situatie van de student het niet toe. Een absolute eis is dat onderzoek van voldoende niveau is. Daarnaast moet de student binnen SLB motiveren waarom hij zijn afstudeeropdracht bij het stagebedrijf wil lopen en waarom hij denkt dat zijn toekomst binnen dit bedrijf ligt. De visitatiecommissie is van mening dat het niet aan te bevelen is om stage en afstudeeropdracht bij hetzelfde bedrijf te doen.. Stages en afstudeeropdrachten worden niet op of binnen het eigen bedrijf uitgevoerd. De opleiding zou de horizon voor deze studenten zo lang mogelijk breed moeten houden, zo vindt de visitatiecommissie, aangezien de single focus op het eigen bedrijf anders een reëel risico is. Aan de andere kant ziet de visitatiecommissie in dat het voor deze studenten ook toegevoegde waarde kan hebben om het afstudeeronderzoek te richten op een actueel thema binnen het bedrijf. De visitatiecommissie adviseert het verplicht te stellen dat de projectstage en afstudeerstage niet allebei bij hetzelfde bedrijf gelopen kunnen worden. De bedoeling is dat in duo’s wordt afgestudeerd. Bij de major AO willen studenten een eigen onderneming opzetten. Voor hen is het logisch de afstudeeropdracht te gebruiken om het eigen bedrijf op te zetten, dus doen ze de afstudeeropdracht vaak individueel. Ook als de student echt niet met een ander een afstudeeropdracht wil uitvoeren, dan hoeft het niet. Doet de student de afstudeeropdracht wel met iemand samen, dan dient de omvang van de afstudeeropdracht groter te zijn dan als hij de opdracht individueel uitvoert. Het eindcijfer voor studenten die samen afstuderen is niet altijd gelijk, maar wordt beïnvloed door de individuele prestatie. Aangezien er gedurende de opleiding al veel opdrachten in groepen worden uitgevoerd, maken studenten geregeld gebruik van de mogelijkheid om de afstudeeropdracht individueel te doen. Studenten die wel in tweetallen afstuderen, ervaren het als voordeel dat ze op elkaar kunnen terugvallen en dat ze samen dingen kunnen uitzoeken. Ze hebben het gevoel dat ze iets aan elkaar hebben en samen meer
Hogeschool Van Hall Larenstein
kunnen bereiken. De keerzijde ervan is dat het overleggen tijd in beslag neemt. Als een onderwerp is goedgekeurd, worden twee docenten als begeleiders toegewezen naast de (vertegenwoordiger van de) opdrachtgever. Tenminste één van de docenten is deskundig op het betreffende vakgebied. Naast de begeleidende docenten kunnen de studenten ook bijzondere expertise ‘inhuren’ van een andere docent. De basis voor de afstudeeropdracht is een projectvoorstel dat door alle partijen moet worden goedgekeurd. Het eindniveau van de afstudeeropdracht wordt bewaakt door drie partijen: Een externe deskundige uit de beroepspraktijk, die actief betrokken is geweest bij het hele proces; De formele eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling van de afstudeeropdracht ligt bij de opleiding, vertegenwoordigd door de twee begeleidende docenten; WAC-leden worden sinds 2009 steekproefsgewijs betrokken bij het beoordelen van afstudeeropdrachten. Het eindoordeel betreft in alle gevallen een individuele beoordeling, die is opgebouwd uit de volgende drie componenten: Wijze van totstandkoming (weging 50%); Schriftelijke rapportage (weging 30%); Mondelinge presentatie (weging 20%). Voor de evaluatie en borging van het gerealiseerde eindniveau en de feitelijke aansluiting op de beroepspraktijk hanteert de opleiding de volgende bronnen: Het niveau van de projectstages en afstudeeropdrachten; De HBO-monitor (verschijnt jaarlijks); De enquête onder recent afgestudeerden en opdrachtgevers (jaarlijks na het afstuderen), de alumni-enquête (eens per vier jaar) en incidentele evaluatiebijeenkomsten met afgestudeerden en docenten. Zoals eerder beschreven: de AD-studenten maken als afstudeeropdracht een ondernemersplan of overnameplan. De studenten krijgen middelen aangereikt waarmee ze hun voordeel kunnen doen voor het eigen bedrijf, zoals de drie externe coaches
B Bedrijfskunde en Agribusiness
aan wie de bedrijfsplannen worden voorgelegd en met wie ze daarover gesprekken voeren. Ook doen deze studenten mee aan het project Ondernemen met Toekomst, waarin studenten individueel een innovatief idee naar voren moeten brengen. De jury bestaat uit iemand uit bedrijfsleven en iemand van de Rabobank die daar commentaar op geven. Al met al worden de AD-studenten dus geconfronteerd met verschillende kanten van het ondernemerschap, wat de visitatiecommissie positief vindt. Voor deze studenten geldt dat voor de afstudeeropdracht aanvankelijk het voorbereiden van een bedrijfsovername werd geaccepteerd. Inmiddels worden de studenten verplicht om ook andere alternatieven te betrekken in het onderzoek. Dat wil zeggen: in de modules lag de focus niet alleen op het eigen bedrijf, maar juist ook op andere bedrijven. In de scriptie ligt de focus juist op het eigen bedrijf, maar moet een relatie gelegd worden met alternatieven. Dit is bedoeld om de blik van de studenten te verbreden en complexiteit te bevorderen. De visitatiecommissie vindt dit reëel. Uit een onderzoek onder alumni blijkt dat tachtig procent van hen snel een baan vindt in de agrifoodsector. In vrijwel alle gevallen blijkt het om een relevante BAB-functie te gaan. Studenten die binnen het BA-veld blijven, vinden de aansluiting overwegend voldoende tot goed. Een minderheid van de studenten gaat een vervolgstudie doen op masterniveau. Een enkele student krijgt een functie buiten het werkveld. Het aantal startersfuncties voor studenten BAB lijkt over het algemeen genomen wat terug te lopen, maar afgestudeerden van Van Hall Larenstein ondervinden nog geen problemen. De AD-studenten zijn achteraf zeer tevreden met hun opleiding. Vaak kozen ze voor deze studie omdat ze het gevoel hadden kennis en vaardigheden te missen, vooral op het gebied van ondernemerschap. Door de opleiding hebben zij hun kennis kunnen verbreden. Een concrete verandering die is opgetreden is dat ze tegenwoordig dankzij hun nieuwe technische en economische kennis op niveau mee kunnen praten met adviseurs die het bedrijf bezoeken. Ook het feit dat ze actuele onderwerpen uit het eigen bedrijf kunnen meenemen in de studie, zoals het onderzoeken van bedrijfsopvolging als
augustus 2011(2)
23
onderdeel van de afstudeeropdracht, heeft hen naar eigen zeggen veel gebracht. Zoals ook één van de alumni het verwoordde: ”Voorheen had ik ook veel ideeën, maar bleef ik hangen in dat stadium. Nu kan ik die ideeën ook concreet uitwerken, heb ik geleerd mijn keuzes te verantwoorden en bereik ik er ook nog iets mee.” Door de bedrijfskundige kennis, het leren verbeteren van bestaande producten en het creëren van nieuwe producten maken de studenten andere keuzes dan voorheen. De visitatiecommissie is enthousiast over de toegevoegde waarde die het AD-programma kennelijk biedt aan deze groep studenten en vindt dat het AD-programma hiermee overtuigend voorziet in een behoefte en een speciale doelgroep goed bedient. Het beeld dat bij de visitatiecommissie is ontstaan naar aanleiding van de steekproef van bachelorafstudeerwerken is dat alle scripties in ieder geval van hbo-niveau zijn. De commissie heeft vastgesteld dat de becijfering en de kwaliteit van de scripties in overeenstemming zijn, dus een zes is terecht een zes en een acht is overtuigend een acht. Naast het feit dat het niveau dus niet ter discussie staat, ziet de visitatiecommissie ruimte voor een
24
enkele kwalitatieve verbetering. De visitatiecommissie heeft geconstateerd dat in de opleiding een onderzoeksleerlijn verwerkt is, die nu vorm krijgt aan de hand van een onderzoeksmodule. Deze onderzoeksmodule acht de visitatiecommissie inhoudelijk goed. Echter, niet altijd komen onderzoeksaspecten even volledig terug in de afstudeerscripties. In dit opzicht kunnen dus nog wat punten op de i worden gezet. Volgens de visitatiecommissie is het goed mogelijk dat een nadere explicitering van de onderzoeksleerlijn in het curriculum volstaat. In de ogen van de commissie betekent dit dat onderzoek breder in de opleiding wordt aangebracht, zodat studenten vaker in aanraking komen met onderzoek doen alvorens zij hun afstudeeronderzoek verrichten. Het beeld van de AD is dat deze doet waarvoor hij oorspronkelijk is bedacht. Het AD-programma spreekt een doelgroep aan die anders niet in het hoger onderwijs terecht zou zijn gekomen. Deze studenten geven zelf aan dat ze nu zaken bedenken waar ze anders niet aan gedacht zouden hebben. Dat beoordeelt de visitatiecommissie als goed.
Hogeschool Van Hall Larenstein
Bijlagen
B Bedrijfskunde en Agribusiness
augustus 2011(2)
25
Bijlage 1 Visitatiecommissie
I
Overzicht panelleden en secretaris
Naam (inclusief titulatuur) Ir. W. Fokkema Ir. R. Kloosterman J. Nijboer MSc G. Buis BHEd A. Jelsma BSc
II
1 2 3 4 5
IV
secretaris
W. Fokkema is thans Manager kennistransfer UvA en was tot 2010 CEO van Lactive. Verder werkte hij als manager bij Heineken, Friesland Food en NIZO Food Research R. Kloosterman is Directeur AeQui J. Nijboer is Manager agrarisch, Rabobank, en in die rol zowel uitvoerend als eindverantwoordelijk voor een unit van 10 bedrijfskundige/ financieel adviseurs Getske Buis is van 1993 tot en met 2008 hogeschooldocent geweest bij de Hogeschool Utrecht (domein gezondheidszorg). Thans is zij trainer en gastdocent en tevens gecertificeerd secretaris. A. Jelsma is thans Masterstudent Transport & Logistiek aan de TU Delft
Overzicht deskundigheden binnen panel1
c.
werkvelddeskundigheid in het voor de opleiding relevante beroepenveld
d.
ervaring met het geven en ontwikkelen van onderwijs op het desbetreffende opleidingsniveau en deskundigheid ten
De deskundigheid blijkt uit: W. Fokkema: verbintenis aan kenniscentrum UvA J. Nijboer: dagelijkse adviespraktijk Rabobank W. Fokkema: werkzaam geweest voor multinationals in de foodindustry J. Nijboer: studeerde University of Greenwich A. Jelsma: studeerde Keio University, Tokyo W. Fokkema: tot voor kort CEO Lactive b.v.; werkzaam geweest voor food-bedrijven J. Nijboer: dagelijkse financiële adviespraktijk Rabobank aan agrarische bedrijven W. Fokkema: verbintenis aan UvA R. Kloosterman: participatie in vele visitaties; ontwikkelt en verzorgt regelmatig internationale workshops en managementtrainingen op
N.B. De secretaris is GEEN panellid
26
Nov 2010
Korte functiebeschrijvingen panelleden
Deskundigheid a. deskundigheid ten aanzien van de ontwikkelingen in het vakgebied b. internationale deskundigheid
1
Domeindeskundige (ja / nee) ja nee ja nee nee
Secretaris/Coördinator
A. van Noort MSc
III
Rol (voorzitter / lid / student-lid / secretaris) lid voorzitter lid lid studentlid
Hogeschool Van Hall Larenstein
aanzien van de door de opleiding 2 gehanteerde onderwijsvorm(en)
e. f.
visitatie- of auditdeskundigheid studentgebonden deskundigheid
het gebied van ondernemen en onderhandelen. Mevrouw G. Buis is van 1993 tot en met 2008 hogeschooldocent geweest en heeft tevens diverse managementfuncties vervuld; zij was betrokken bij en deels verantwoordelijk voor de invoering van competentiegericht bacheloronderwijs R. Kloosterman, voorzitter in vele visitaties A. Jelsma, M Transport & Logistiek TU Delft
Bijlagen 1) Brief instelling: de door het bestuur van de instelling ondertekende brief met verzoek om beoordeling van het panel voor de desbetreffende opleiding; 2) Curriculum vitae van de panelleden, met vermelding van de genoten opleiding(en) en relevante werkervaring; 3) Onafhankelijkheidsverklaring: voorafgaand aan het beoordelingsproces door ieder panellid ondertekend formulier "Onafhankelijkheid en geheimhouding".
2
Hieronder worden bijvoorbeeld verstaan afstandsonderwijs, werkplekgerelateerd onderwijs, flexibel onderwijs, competentiegericht onderwijs of
onderwijs voor excellente studenten.
B Bedrijfskunde en Agribusiness
augustus 2011(2)
27
Curricula vitae
Willem Fokkema is opgeleid als Wagenings ingenieur. Gedurende zijn loopbaan in de levensmiddelenindustrie heeft hij diverse (internationale) functies bekleed in operations management, verandermanagement en sales & marketing. Hij heeft bij Heineken NV zowel in Nederland als in het buitenland als plantmanager geopereerd, bij Friesland Coberco Dairy Foods was hij verantwoordelijk voor het leiden van een van de grote kaasfabrieken in Nederland. Vanaf 1997 heeft hij NIZO food research als Business development manager mede omgevormd tot een marktgericht technologiecentrum voor de levensmiddelen- en biotech-industrie. Van 2005 – 2010 was de heer Fokkema CEO van Lactive, een life sciences start-up met als doel technologie te ontwikkelen om eiwitten met bijzondere gezondheidseigenschappen uit koemelk te isoleren. Deze eiwitten verbeteren de weerstand van ouderen, jonge kinderen en personen met een verzwakt immuunsysteem. Willem Fokkema is medeoprichter van Lactive en is vanaf de start verantwoordelijk geweest voor het opzetten en uitvoeren van het businessmodel en het aantrekken van financiering ten behoeve van de technologieontwikkeling. Vanaf 2010 is Fokkema werkzaam als Business Developer bij de Universiteit van Amsterdam met als aandachtsgebied het valoriseren van vindingen uit de bèta faculteit. Tot de werkzaamheden behoren het aanvragen en uitlicenseren van octrooien, het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met industriële partners en het begeleiden van start-up bedrijven van de UvA. René Kloosterman heeft na zijn studie Technische Bedrijfskunde (TUE, 1991) gewerkt voor het adviesbureau KPMG Consulting en sindsdien grote projecten uitgevoerd in de food-industry in binnen- en buitenland (Rusland, Kazakhstan, Tsjechië, Curaçao). Sinds 1995 is hij actief als zelfstandig ondernemer en interimmanager. Vanaf 2002 is hij actief op het gebied van onderwijsvisitaties, zowel in de hoedanigheid als directeur en later ook eigenaar van een VBI, in de rol van commissievoorzitter. Jeen Nijboer studeerde aan de Rijks Agrarische Hogeschool te Leeuwarden en behaalde vervolgens zijn Master of Science titel in Management for the Agribusiness University of Greenwich, London. Van 1995 tot 2001 werkte hij bij AVM Accountants en Adviseurs te Heerenveen in de advisering en ondersteuning van ondernemers in voornamelijk melkveehouderij, begeleiding van bedrijfsovernames. Sinds 2001 is hij werkzaam bij de Rabobank Heerenveen-Gorredijk in de afdeling Agrarisch. Daaraan geeft hij sinds 2010 leiding en is daarmee tevens Lid managementeam Bedrijven. Getske Buis rondde in 1981 haar HBO-opleiding Oefentherapie af. Na enkele jaren als zelfstandig gevestigd therapeute actief te zijn, behaalde ze in 1993 haar eerstegraads deskundigheidsniveau Hoger GezondheidsZorg Onderwijs aan de VU. Van 1993 tot en met 2008 was zij aan de HU verbonden, zowel als hogeschooldocent als in de rol van coördinator en lid van het MT (2004 – 2008). In die hoedanigheid was ze betrokken bij en deels verantwoordelijk voor de ombouw van het curriculum naar vierjarig competentieonderwijs. Sinds 2009 is mevrouw Buis zelfstandig gevestigd en treedt ze op als docent en als secretaris van visitatiepanels. Annemarijn Jelsma behaalde in 2010 haar bachelor in Technische Bestuurskunde aan de TU Delft. Ook studeerde ze een half jaar aan de prestigieuze Keio University, Tokyo, Japan (System, Design and Management). Momenteel volgt Annemarijn de Master Transport, Infrastructure and Logistics, TU Delft, waar ze Commissaris Onderwijs is bij het Dispuut Verkeer. In die rol is ze onder andere betrokken bij het behartigen van studentbelangen en hervorming van het onderwijs.
28
Hogeschool Van Hall Larenstein
Bijlage 2 Programma visitatie 8 juni 2011
12.30 – 14.00 Aankomst commissie 14.00 – 14.30 Bestuur en directie Jan van der Valk, opleidingsdirecteur Wim van Hezel, Teamleider BAB 14.30 – 15.00 Etalagemoment Herma Nieuwenhuis, docent Financieel en coach Korrie Hoekstra, docent Communicatie 15.00 – 16.00 Inloopspreekuur 16.00 – 17.00 Werkveldcommissie en alumni Werkveldcommissie: Lubbert van Dellen Annemarie Jorritsma Douwe Faber Carline van Hulst Sjaak Aerts Alumni: Stefan Aerts, VM 2009 Michel Stroo, AO 2009 Harm Duineveld, ABK 2009 Marina Vasilev, ABK 2007 Sierd Veenstra, AO 2010 IJsbrand de Weerd, AO 2010 17.00 – 17.15 Terugkoppeling van eerste bevindingen
B Bedrijfskunde en Agribusiness
augustus 2011(2)
29
9 juni 2011 09.30 – 10.00 Aankomst commissie 10.00 – 11.30 Docenten (inclusief afvaardiging examencommissie) Oene Schriemer Herma Nieuwenhuis Korrie Hoekstra Jan Hania Frea Smit Jacob Duinstra Wim van Hezel 11.30 – 12.00 Intern commissieoverleg 12.00 – 13.00 Studenten van de leerjaren 1 tot en met 3 (inclusief afvaardiging opleidingscommissie) Pieter Veendrick Bert Veenstra Elbert van Uffelen Nynke de Jong Thijs Sonneveld Simone Brink Arno Kraak 13.00 – 14.00 Lunch en documentenbeoordeling 14.00 – 15.00 Studenten+alumni Associate Degree Frans Veul Cees de Ruijter Dolph de Haan Bram de Kam Rudolf Stapel Kor de Jonge 15.00 – 16.00 Studenten jaar 4 Johan Ros Pieter Hiemstra Gerben van der Vliet Eline Spalink Chris Overgoor 16.00 – 16.30 Aanvullend onderzoek 16.30 – 17.00 Terugkoppeling resultaten
30
Hogeschool Van Hall Larenstein
Bijlage 3a Kwantitatieve gegevens Bachelor 1. In-, door- en uitstroomgegevens Kengetallen Bedrijfskunde en Agribusiness, Van Hall Larenstein Leeuwarden P eildatum is 1 oktober van het betreffende studiejaar 17-04 -2 012, Klaske Klaver
Aantal ingestroomde s tudenten in:
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Cohort In stroom MBO HAVO VW O Buitenland Overig Opleiding srendement (obv totale instroom ) Na 4 jaar diploma behaald Na 4+5 jaar diploma behaald Totaal diploma behaald (ook na meer dan 5 jaar) Uitval (obv totale instroom) In 1e jaar In 2e jaar Totaal uitval (ook na meer dan 2 jaar) Nog ing eschreven
2004 23 16 3 4
23 39 35 49 55 42 36 41
70% 13% 17%
2005 39 20 15 1
51% 38% 3%
2006 35 20 13 1
57% 37% 3%
3
8%
1
3%
18 26
2 4 5
16 19 21
70% 83% 91%
17 30 33
44% 77% 85%
1
4% 0% 4% 4%
1
3% 0% 13% 3%
1 1
5 1
2007 49 29 15 3 1 1
2008 55 26 24 5
59% 31% 6% 2% 2%
47% 44% 9%
51% 74%
32
65%
4
7%
0% 6% 11% 14%
7 8 16 1
14% 16% 33% 2%
13 3 19 32
24% 5% 35% 58%
2009 42 19 19 3 1
45% 45% 7% 2%
18 4 22 20
43% 10% 52% 48%
2010 36 15 18 1 2
42% 50% 3% 6%
13 1
36% 3%
9
22%
22
61%
32
78%
2. Gerealiseerde docent-student ratio: 1 : 21. 3. Gemiddeld aantal contacturen per fase van de studie Propedeuse Jaar 1: gemiddeld 18 uur per week Hoofdfase Jaar 2 en 3: gemiddeld 14 uur per week Jaar 4: totaal 78 uur (stage- en afstudeerbegeleiding)
B Bedrijfskunde en Agribusiness
augustus 2011(2)
31
2011 41 17 21 3
41% 51% 7% 0% 0%
Bijlage 3b Kwantitatieve gegevens Associate degree 1. In-, door- en uitstroomgegevens Kengetallen Ad Ondernemerschap, Van Hall Larenstein Leeuwarden P eildatum is 1 oktober van het betreffende s tudiejaar 17-04-2012, Klaske Klaver
Aantal ingestroomde studenten in:
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Cohort Instroom MBO HAVO VW O Buitenland Overig Op leidingsrendement Na 2 jaar diploma behaald Na 3 jaar diploma behaald Totaal diploma behaald Uitval In 1e jaar In 2e jaar Totaal uitval Nog ingeschreven
2004 0
0 0 0 0 9 2 8 11
2005 0
2006 0
2007 0
67% 11%
2
22%
8
89%
8
89%
1
11%
1 0
2. Gerealiseerde docent-student ratio: 1 : 20. 3. Gemiddeld aantal contacturen: 16 uur per week.
32
2008 9 6 1
Hogeschool Van Hall Larenstein
11% 0%
2009 2 2 100%
2 100% 2 100% 0 0%
2010 8 7 1
8
88% 13%
100%
2011 11 10 1
91% 9%
2
18%
2 9
18% 82%
Bijlage 4 Eindkwalificaties Competentie 1. Plannen
2. Organiseren
3. Leidinggeven
Definitie Het maken van een plan voor bedrijfskundige processen gebaseerd op uitvoeringsnormen (beschikbare mensen en middelen) en werkstandaarden (productiemethoden) om de gestelde doelen (strategisch, tactisch en operationeel) te bereiken Het in samenwerking met anderen, obv projectmanagementtechnieken, regelen van de werkzaamheden, verdelen van taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen om de organisatiedoelen te verwezenlijken Aansturen, beïnvloeden en motiveren van personen en of afdelingen om een organisatie naar haar doelen te leiden
Aspecten Criteria vaststellen, prioriteiten stellen, tijdpad bepalen, besluitvorming
Coördineren van activiteiten, plannen, samenwerken, projectmanagement, opzetten, uitvoeren en bewaken van projecten (PDCA)
Motiveren, coachen, conflicthantering, managementstijlen kunnen hanteren afhankelijk van de situatie, visie overbrengen, onderhandelen functioneringsgesprekken kunnen voeren, feedback geven, duidelijkheid geven over bijdrage van medewerkers aan het geheel, Beheersingsystemen, budget, keyperformance areas vaststellen, prestatie-indicatoren, controlemethoden, correctieve maatregelen, verbetercyclus (PDCA)
4. Beheersen
Op basis van gestelde doelen, geplande activiteiten beheren en ontwikkelen en uitvoeren evalueren en terugkoppelen naar gestelde doelen zowel beleidsmatig als op operationeel niveau
5. Ondernemen
Het initiëren van acties gericht op het opzetten van een nieuwe organisatie en/of het uitbouwen van een bestaande organisatie (dus niet zo zeer het optimaliseren maar meer het initiëren en innoveren)
Ambitie, durf, klantgericht, netwerken, besluitvaardig, onafhankelijk, Innovatief, leiderschap, (integriteit)
6. Onderzoeken
Het systematisch doorlichten,verzamelen,analyseren en interpreteren van bedrijfskundige gegevens ten behoeve van toegepast gefundeerd onderzoek en/of het onderbouwen van managementbeslissingen Het systematisch ordenen en interpreteren van bedrijfskundige
Managementprobleem definiëren, onderzoek ontwerpen, data verzamelen, data analyseren, diagnosticeren, implementeren, rapporteren.
7. Conceptualiseren
B Bedrijfskunde en Agribusiness
Hoofdzaken van bijzaken scheiden, relevant kennisgebied onderkennen
augustus 2011(2)
Beroepsproducten en -taken (Deel)plannen voor strategische, tactische en operationele planning op de verschillende functionele gebieden (o.a. Logistiek, Marketing, Financieel, Management & Organisatie, Human Resource Management). Ondernemingsplan Analyse, beoordeling, advies of ontwerp van een organisatie(structuur). In samenwerking met anderen in projectvorm een product/dienst leveren Het leiden van een bijeenkomst. Het leiding geven aan groeps- en projectleden
Structuren toepassen en mede ontwikkelen op het gebied van: financiën, administratie, organisatie, productie, fysieke distributie, commerciële distributie, ketens en informatie. Systemen toepassen en mede ontwikkelen op het gebied van: administratie, management informatie, marketing informatie, integrale goederenstroom en bedrijfszorgsystemen. Initiatief voor nieuwe activiteit. Nieuw product/dienst in de markt zetten Opzetten en ontwikkelen bedrijf Ondernemingsplan Ontwerp van nieuw(e) methode, techniek, proces, structuur of systeem. Bedrijfskundig onderzoek. Inventarisatie, analyse, conclusie en aanbeveling van bedrijfskundige problemen. Projectvoorstel, Onderzoeksvoorstel, Onderzoeksrapport Analyse en beschrijving van bedrijfskundige activiteiten en
33
probleemgebieden ten einde de complexe werkelijkheid te vereenvoudigen naar een modelmatige representatie van oorzaak en gevolgrelaties 8. Functioneren in een organisatie
Werken in een multidisciplinaire, multiculturele en internationale omgeving en een bijdrage leveren aan het realiseren van de organisatiedoelen
9. Effectief omgaan met informatie en communicatie
Het effectief oplossen van bedrijfskundige vraagstukken door adequaat gebruik te maken van informatie van mensen, computers, machines en activiteiten. De zodanig verkregen gegevens worden verwerkt tot informatie die voorziet in de behoefte van het management van een organisatie Een bedrijfskundige heeft het vermogen om eigen handelen, houding en motieven te beoordelen en verder te ontwikkelen om zo zijn / haar eigen professionaliteit te vergroten.
10. Zelfmanagement
34
en systematisch in kaart brengen, relevante variabelen definiëren, samenhang en relaties weergeven, ontwerpen en samenstellen van (conceptuele) modellen, abstraheren, rapporteren Multidisciplinaire omgeving, multiculturele omgeving, mondelinge communicatie, schriftelijke communicatie, omgaan met mensen, informatie verzamelen, optimaliseren van de eigen taken. (zie ook Hbo-competentie: multidisciplinaire integratie) Analyse van informatiebronnen, bepalen informatiebehoefte, effectief omgaan met informatie en gegevens
processen en probleemgebieden.
Zelfsturing, zelfbeoordeling, persoonlijke ontwikkeling, portfolio,motivatie, attitude, vaardigheden, creatief denken, reflectie
Reflectie op eigen bijdrage aan bepaalde activiteiten/processen. Gewenst CV POP
Hogeschool Van Hall Larenstein
In een organisatie hebben gefunctioneerd. Professioneel handelen. Reflectie op het functioneren in een organisatie.
Gebruik kunnen maken van management(informatie)systemen Verkrijgen en verspreiden van bedrijfsinformatie (financieel, logistiek, marketing, management)
Bijlage 5 Programmaoverzicht Studieprogramma major Agrarische Bedrijfskunde, Cohort 2010-2011 Eerste studiejaar 1e semester periode 1 PBA11 A Je studie je toekomst PBA01 B Bedrijf en Omgeving Studieloopbaan begeleiding
periode 2 PBA13 A Bewust adviseren PBA02 C Bedrijfstak & bedrijfskolom
2e semester periode 3 PBA12 A Klantgericht denken PHG02 C Leeronderneming
periode 4 PBA14 A Communiceren van beleid PHG01 C Management en Organisatie
Tweede studiejaar 1e semester periode 1 HBA16E A Planet, People, Profit HHG26 B Marketing & Logistiek Studieloopbaan begeleiding
2e semester periode 3 BBS Buitenlandse Bedrijfsstage
periode 2 HHG21 B Bedrijfseconomie HBA21 C Kennismanagement
periode 4
Derde studiejaar 1e semester periode 1 HHG30E A Supply Chain Management Minor 1a Keuze Studieloopbaan begeleiding
periode 2 HBA22E B Intern People Management
2e semester periode 3 HBA15E B Research Management
Minor 1b Keuze
Minor 2a Keuze
periode 4 HBA23E B Business Strategy & Change Management Minor 2b Keuze
Vierde studiejaar 1e semester periode 1 HST22 Project Stage
2e semester periode 3 HAF2 Afstudeeropdracht
periode 2
periode 4
Studieloopbaan begeleiding
Studieprogramma major Foodmarketing & Retail, Cohort 2010-2011 Eerste studiejaar 1e semester periode 1 PBA11 A Je studie je toekomst PBA01 B Bedrijf en Omgeving Studieloopbaan begeleiding
periode 2 PBA13 A Bewust adviseren
2e semester periode 3 PBA12 A Klantgericht denken
PBA02 C Bedrijfstak & bedrijfskolom
PHG02 C Leeronderneming
periode 2 HHG21 B
2e semester periode 3 BBS
periode 4 PVT02 Verwerken Plantaardige Produktie PHG01 C Management enOrganisatie
Tweede studiejaar 1e semester periode 1 HVT21 A
B Bedrijfskunde en Agribusiness
augustus 2011(2)
periode 4
35
Kwaliteit & Informatie Systemen HHG26 B Marketing & Logistiek Studieloopbaan begeleiding
Bedrijfseconomie
Buitenlandse Bedrijfsstage
HBA16E A Planet, People, Profit
Derde studiejaar 1e semester periode 1 HHG30E A Supply Chain Management Minor 1a Keuze Studieloopbaan begeleiding
periode 2 HVM22E Food & Health
2e semester periode 3 HBA15E B Research Management
Minor 1b Keuze
Minor 2a Keuze
periode 4 HBA23E B Business Strategy & Change Management Minor 2b Keuze
Vierde studiejaar 1e semester periode 1 HST22 Project Stage
2e semester periode 3 HAF2 Afstudeeropdracht
periode 2
periode 4
Studieloopbaan begeleiding
Studieprogramma major Agrarisch Ondernemerschap, Cohort 2010-2011 Eerste studiejaar 1e semester periode 1 PBA11 A Je studie je toekomst PBA01 B Bedrijf en Omgeving Studieloopbaan begeleiding
periode 2 PLB13 A Bewust adviseren PLB 01 Agrarisch bedrijf
2e semester periode 3 PLB12 A Klantgericht denken PHG02 C Leeronderneming
periode 4 PAOST1 Internationale bedrijfsstage
Tweede studiejaar 1e semester periode 1 HBA16E A Planet, People, Profit HAO21 Agrarisch ondernemerschap Studieloopbaan begeleiding
periode 2 HBA15E B Research management HHG21 B Bedrijfseconomie / HLB22 Bedrijfsbeoordeling
2e semester periode 3 HST1 Bedrijfsstage
periode 4 HLB14 A Communiceren van beleid PHG01 C Management en Organisatie
Derde studiejaar 1e semester periode 1 HHG30E A Supply Chain Management Minor 1a Keuze Studieloopbaan begeleiding
periode 2 HBA28 Ondernemingsplan
2e semester periode 3 HHG31 Financial management
Minor 1b Keuze
Minor 2a Keuze
periode 4 HBA23E B Business Strategy & Change Management Minor 2b Keuze
Vierde studiejaar 1e semester periode 1 HST22 Project Stage
periode 2
2e semester periode 3 HAF2 Afstudeeropdracht
Studieloopbaan begeleiding
36
Hogeschool Van Hall Larenstein
periode 4
Studieprogramma Associate Degree Ondernemerschap, cohort 2010-2011 Eerste studiejaar 1e semester periode 1 PBA11 Je studie je toekomst
periode 2 PHG01 Effectief adviseren
2e semester periode 3 ADO03 Klantgericht denken
PBA01 Bedrijf en Omgeving
PLB 01 Agrarisch bedrijf
PHG02 C Leeronderneming
1e semester periode 1 ADO05 Duurzaam int. ondernemen
periode 2 ADO01 Agrarisch ondernemerschap
2e semester periode 3 ADO07 Financieel management
ADO02 Bedrijfsbeoordeling
HLB14 Communiceren van beleid
periode 4 PAOST1 Internationale bedrijfsstage
Studieloopbaan begeleiding
Tweede studiejaar
ADO06 Ondernemersstrategie & verandermanagement
periode 4 ADO08 Ondernemingsplan Eindopdracht
Studieloopbaan begeleiding
B Bedrijfskunde en Agribusiness
augustus 2011(2)
37
Bijlage 6 Bestudeerde documenten -
38
Kritische reflectie Eindwerkstukken Beleidsplan BA Notulen Opleidingscommissie Onderwijs- en Examenreglement Notulen exteren adviescommissie Toetsbeleid en toetsplan Literatuur Documenten Examencommissie Jaarrooster Curriculumcommissie Overzicht gastdocenten en excursies Stappenplan Kwaliteitsborging BAB-modulen Kwaliteitszorgsysteem en evaluaties Instellingsplan WUR Instellingsplan VHL Strategisch personeelsplan CV’s personeel Cyclus beoordelings-, functionerings- en planningsgesprek Medewerkermonitor Decanaat HBO-monitor Evaluaties afstuderen en opleiding Overzicht studieonderdelen leerwerkprogramma 2010-2011
Hogeschool Van Hall Larenstein
Bijlage 7 Onafhankelijkheidsverklaringen
B Bedrijfskunde en Agribusiness
augustus 2011(2)
39