Aviaire Influenza Risico’s en maatregelen
2
Deze brochure is bedoeld om u te informeren over de risico’s van Aviaire Influenza en de impact die AI heeft op de gehele productiekolom. Daarnaast wordt ingegaan op maatregelen die u als pluimveehouder kunt treffen om de risico’s op AI-infectie te verkleinen. AI wordt veroorzaakt door een besmettelijk virus dat overal ter wereld voorkomt bij vogels. Een uitbraak van AI heeft ernstige gevolgen voor bedrijven met pluimvee en de pluimveesector als geheel. Een uitbraak van AI beperkt zich niet tot de sector: doordat het virus kan muteren, is het mogelijk ook een gevaar voor de humane gezondheid. Daarnaast is er financiële schade, emotionele schade en schade aan het imago van de sector. Vrije uitloop bedrijven hebben een grotere kans op een AI-besmetting, omdat de dieren buiten lopen.
Heeft u een pluimveebedrijf met vrije uitloop, neem dan passende maatregelen om de kans op een AI-besmetting bij uw dieren zo klein mogelijk te houden!
Wat is AI?
Aviaire Influenza (AI) of vogelgriep is een zeer besmettelijke virusziekte. Het wordt veroorzaakt door influenza A-virussen die over de hele wereld bij vogels voorkomen. Influenza A-virussen onderscheiden zich in verschil-
mensen overlijden na een vogelgriepbesmetting.
-zoals bij verzorgers van de dieren- of bij mensen
lende subtypes: H1 tot en met H16. Er zijn echter
Dit kan alleen als er sprake is van direct en inten-
die betrokken zijn bij ruimingen.
twee risicovolle subtypes: type H5 en H7. Deze
sief contact tussen besmette dieren en mensen
subtypes kunnen bij vogels namelijk overgaan in hoog pathogene Aviaire Influenza (HPAI).
Hoe herkent u AI?
AI-infecties worden dus onderverdeeld in HPAI
HPAI
LPAI
en laag pathogene Aviaire Influenza (LPAI). Hoog
1 Sufheid
Sufheid
pathogene AI kan gevaren opleveren voor de
2 Lage voeropname
Lage voeropname
menselijke gezondheid en is bestrijdingsplichtig.
3 Diarree
Diarree
Laagpathogene AI is een aandoening bij pluimvee
4 Bindvliesontsteking (conjunctivitis) van het oog
Bindvliesontsteking (conjunctivitis) van het oog
die wordt veroorzaakt door LPAI-virussen.
5 Ademhalingsproblemen (snavel hangt open)
Ademhalingsproblemen
6 Duidelijke eilegdaling
Eilegdaling
7 Gezwollen kop
Subklinische infectie
Van alle diersoorten zijn kippen en kalkoenen het meest gevoelig voor AI-virussen. Het overbrengen van vogelgriep van vogels naar de mens komt zelden voor. In uitzonderlijke gevallen kunnen
1
3
8 Blauwachtige verkleuring (cyanose) van kam en lellen Luchtwegproblemen 9 Hoge sterfte 10 Verteringsproblemen 11 Zenuwverschijnselen
4
5
7
8
4
Insleep en verspreiding
Watervogels en trekvogels zijn regelmatig drager van het AI-virus. Ze kunnen dit gedurende een periode van 14 dagen zonder ziekteverschijnselen te vertonen verder verspreiden. Dit gebeurt door direct contact met de vogels of hun uitwerpselen. Ze vormen een groot risico voor de besmetting van pluimvee. De twaalf vogelsoorten die een risico vormen zijn:
het virus over grote afstanden, doordat zij bijvoor-
Insecten
• Ooievaarachtigen
beeld mestresten van geïnfecteerd pluimvee met
Vliegen kunnen virussen bij zich dragen en hiermee
• A alscholvers
zich meedragen.
kippen besmetten. Het is onbekend of dit ook het geval is bij AI.
• Flamingoachtigen • Eendvogelachtigen
Materialen
• Meeuwachtigen
Materiaal dat in contact is gekomen met het
Knaagdieren
• Uilachtigen
AI-virus is ook besmet en vormt een gevaar
Knaagdieren, met name muizen en ratten, kunnen
• Struisvogelachtigen
voor gezonde dieren. Voorbeelden van besmette
het influenzavirus met zich meedragen zonder zelf
• Hoenderachtigen
materialen zijn: voer, strooisel, kratten, kleding en
ziek te worden. Dit komt doordat ze bij geboorte
• Pelikaanachtigen
transportmiddelen.
antilichamen van de moeder opnemen via moedermelk en daarna zelf antilichamen aanmaken. Zij
• Zangvogels • K romsnavelachtigen
Zoogdieren
vormen een gevaar voor pluimvee. Over andere
• Duifachtigen
Zoogdieren zijn gevoelig voor influenzavirussen,
knaagdiersoorten is weinig bekend.
Naast de verspreiding via wilde vogels vindt
meestal specifieke soorten virussen per diersoort.
verspreiding van AI ook via andere wegen plaats.
Uitwisseling tussen diersoorten vindt zelden plaats.
Bedrijfslocatie
Varkens en nertsen vormen wel een direct gevaar
Bedrijven die vlakbij water staan, hebben een
Pluimvee
in de verspreiding van AI naar vogels en mensen.
vergroot risico omdat daar relatief vaker watervo-
Het plaatsen van andersoortig pluimvee op het
Deze diersoorten kunnen als mengvat fungeren
gels overvliegen of in de uitloop belanden. Ook als
bedrijf en het houden van hobbypluimvee vormt
voor meerdere influenzatypes. Bijvoorbeeld een
pluimveebedrijven dicht bij elkaar in de buurt liggen
een risico. Ook op bedrijven waar duiven aanwezig
humaan influenzavirus en een vogelgriepvirus.
kan een virus zich sneller verspreiden dan wanneer
zijn is de kans op een besmetting groter.
Bij andere dieren zoals paarden, honden, katten en
bedrijven ver uit elkaar liggen.
zelfs zeehonden en walvissen zijn tot nu toe alleen Mensen
soortspecifieke influenzatypen gevonden. Deze
Mensen spelen een belangrijke rol bij transport van
vormen geen direct gevaar.
Ontwikkelingen
In het laatste decennium is er een duidelijke toename van het aantal vogels met AI-besmettingen. Ook in Nederland is er een zichtbare stijging. Dit komt deels doordat men scherper op AI is gaan monitoren sinds de HPAI uitbraak van 2003. Door deze aangescherpte monitoring kwamen de laatste jaren meerdere gevallen met een H7 subtype aan het licht.
Onderzoek Omdat de ontdekte H7-besmettingen allen werden geconstateerd op legbedrijven met uitloop, onderzocht het Centraal Veterinaire Instituut (CVI) de relatie tussen insleep van AI en het hebben van een uitloop. Het vermoeden was dat positief geteste bedrijven vaker dan gemiddeld bedrijven zijn met vrije uitloop. Ook werd gekeken naar de rol van watervogels bij de verspreiding: via ontlasting of uitscheiding vanuit de luchtwegen. De resultaten uit het onderzoek: • Legbedrijven met uitloop hebben een elf keer grotere kans op infectie dan legbedrijven zonder uitloop. • Wilde vogels worden beschouwd als het reservoir van influenzavirussen. Er werd geen directe relatie tussen een uitbraak van LPAI en de aanwezigheid van wilde vogels gevonden. • Met een incubatietijd van zes weken vinden de meeste introducties van een AI-virus plaats in de periode januari tot en met medio mei. • Het buiten voeren van de kippen is een risicofactor. In het onderzoek werd ook gekeken welke maatregelen genomen kunnen worden om het risico op infecties met AI te verlagen (zie pagina 7).
6
Wet- en Regelgeving
Om verspreiding van dierziektes -met name AI- te voorkomen, is in wet- en regelgeving vastgelegd aan welke regels pluimveebedrijven zich moeten houden.
Europese regels Behalve meldingsplichtig zijn HPAI, LPAI H5 en LPAI H7 bestrijdingsplichtig. Dit is vastgelegd in de Europese bestrijdingsrichtlijn 2005/94/ EG. Elke andere vorm van LPAI is alleen
Nationale regels Aviaire Influenza is een meldingsplichtige ziekte, zoals beschreven in de Gezondheid- en Welzijnswet voor dieren (GWWD).
• Leghennen, reproductiedieren of vleeskuikens dagen van 0,5% of meer per dag. • Vleeskalkoenen op twee opeenvolgende dagen van 1% of meer per dag.
Omdat het belangrijk is AI in een zo vroeg mogelijk
• AI-gevoelige dieren van 3% of meer per week.
Aviaire Influenza (PPE) van kracht. Hierin is vast-
Bestrijding Bij een HPAI-uitbraak wordt een nationale standstill afgekondigd. Een standstill houdt in dat alle vervoer van en naar bedrijven verboden is. Indien anders vermeldt, duurt het in principe 72 uur. Bij
stadium te ontdekken, is sinds de uitbraak van 2003 in Nederland de Verordening monitoring
meldingsplichtig.
ouder dan 10 dagen op twee opeenvolgende
2. Dierenarts raadplegen indien bij AI-gevoelige dieren:
een uitbraak van HPAI is export voor een langere periode niet mogelijk. Bij een bestrijdingsplich-
gelegd dat de pluimveehouder periodiek bloedmon-
• Een duidelijk AI-verschijnsel zichtbaar is.
tige LPAI-uitbraak zullen beperkingen gericht
sters moet laten onderzoeken op AI.
• Zich op twee opeenvolgende dagen een voer- of
zijn op het gebied waarin de besmette bedrijven
De AI-monitoring werd in 2005 aangevuld met de Regeling preventie, bestrijding en monitoring
drinkwateropname daling van 5% of meer per
zich bevinden en op de bedrijven in de directe
dag voordoet.
omgeving.
• Op twee opeenvolgende dagen een eiproductie
van besmettelijke dierziekte en zoönosen en
daling van 5% of meer per dag (bij leghennen of
TSE’s.
reproductiedieren) te zien is.
In deze regeling is vastgelegd bij welke symptomen een dierenarts geraadpleegd moet worden en
Indien er geen sprake is van AI of NCD, dan meldt
wanneer directe melding aan het landelijk dierziek-
de dierenarts de bevindingen over de onderzochte
tenummer verplicht is.
dieren binnen 8 uur aan Gezondheidsdienst voor dieren (GD).
Hierin is vastgelegd:
Wordt wél AI of NCD geconstateerd, dan worden
1. Onmiddellijk melden bij het landelijk dierziek-
maatregelen getroffen om verdere verspreiding
tenummer (045) 546 31 88 van een verhoogde sterfte bij:
van de ziekte te voorkomen.
Risico verkleinen
Grof puin
Sinds de uitbraak van AI in 2003 zijn al veel beschermende maatregelen genomen. Door monitoring is meer inzicht verkregen in de mate waarin AI voorkomt. Een uitbraak van AI beperkt zich niet tot de sector; doordat het virus kan muteren kan het ook een gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Een goede aanpak van AI is daarom een collectief én een publiek belang.
bedrijven voldoen aan deze wensen, maar hebben ook een groter risico op een AI-besmetting doordat de dieren buiten worden gehouden. Juist voor deze bedrijven is het dus van belang maatregelen te treffen die de insleep en verspreiding van AI kunnen voorkomen.
De sector zal er alles aan blijven doen om te
Collectieve aanpak van de sector
Wat kunt u zelf doen op uw bedrijf?
zorgen dat AI buiten de deur gehouden wordt. Dat
Om te zorgen dat iedereen in de keten meedoet,
1. Droog houden van de uitloop
voorkomt niet alleen exportproblemen en hoge
wil de pluimveesector de volgende afspraken
Een droge uitloop weert watervogels. Water kan
kosten voor bestrijdingsmaatregelen in geval van
opnemen in verplichtende regelgeving:
worden opgevangen en afgevoerd worden via
een uitbraak; het beperkt ook de imagoschade
• Afrasteren en passend inrichten van de uitloop.
goten of drainage.
voor de sector. Voor de sector gaat het dus om een
• Verbod op het buiten voederen van pluimvee.
collectief belang, waarbij het belangrijk is dat alle
• Een calamiteitenverordening voor pluimvee-
Mogelijkheden om de uitloop goed droog te houden
schakels uit de keten zich inzetten om een uitbraak
ziekten en schadelijke substanties waarvoor nog
rondom de stal:
van AI te voorkomen.
geen regeling is.
• Strooien van puin, grint, (wortel)houtsnippers
• Aangepast monitoringsbeleid zodat AI eerder gesignaleerd kan worden, door: - Consequente monitoring volgens een vastgelegde planning. - A angepaste monitoringsfrequentie naar soort
of grof zand rondom de stal. Dit voorkomt het dicht trappen van de grond en daardoor blijven er geen plassen staan. • Roosters neerleggen. Dit helpt ook in de mestopvang.
bedrijf en nabije omgeving. Daarnaast wil het PPE namens de sector blijven
Verder in de uitloop
investeren in onderzoek naar de mogelijkheden om
• Ophogen met bulten zand. Bijkomend effect is
te vaccineren tegen AI.
dat de kippen erop afgaan en zich spreiden in de uitloop.
Aanpak voor bedrijven met uitloop Het aantal legpluimveebedrijven met vrije uitloop neemt steeds verder toe door de groeiende vraag Bulten zand
naar welzijnsvriendelijke producten. Vrije uitloop-
• Instrooien met strooisel van stro, houtsnippers, natuurmaaisel of riet. • Drainagesysteem of geulen graven voor water afvoer naar de sloot.
8
2. Beplanten van de uitloop
Hygiënemaatregelen zijn:
Het beplanten voorkomt dat water- en wilde vogels
• Goede verzorging in het algemeen.
in de uitloop landen. Enkele stroken van struiken
• Consequent toepassen van hygiëneregels voor bezoekers en materialen.
of gewassen is voldoende. Bijkomend voordeel
-h et monster meteen na monsterneming op te sturen naar de GD. De GD geeft binnen 24 uur uitsluitsel over het (type) AI. -k ippen binnen te houden of beperkt buiten te
van inrichten en beplanten van de uitloop is dat de
• Schoner werken.
laten. Dit geldt ook bij niet-bestrijdingsplichtige
kippen optimaal gebruik maken van het uitloopop-
• Ongediertebestrijding.
LPAI.
pervlak. Dit komt het dierwelzijnsaspect en de
• Strooisel altijd droog en binnen opslaan. 5. Gedragsmaatregelen
weerstand van de kippen ten goede. 4. Veterinaire maatregelen
Zorgen voor een betere weerstand van de kippen
3. Strikte hygiënemaatregelen
Bij verdenkingen van AI-besmettingen moet snel
door optimale leefomstandigheden te creëren.
Op elk bedrijf in de pluimveesector is hygiëne van
actie ondernomen worden. Ook bij LPAI.
Kippen met minder stress hebben meer weerstand
groot belang. Het is gebleken dat sommige pluim-
• Naleven van de wettelijke verplichting melding
tegen infecties.
pluimveeziekten.
veehouders hier slordig mee omgaan, maar het is erg belangrijk dat elk bedrijf zich strikt aan de eisen
• Bij een AI-verdenking de verspreidingskans verkleinen door:
houdt.
Houtsnippers
Beplanting
Beplanting
Camouflagenet Enkele mogelijkheden:
6. Andere maatregelen
• De kippen op jonge leeftijd (in de opfokperiode)
• Uitsluitend binnen voer aanbieden.
naar buiten laten gaan. • Koppelgrootte bewust vaststellen. Grotere koppels gaan minder goed naar buiten. • Plaatsen van kunstmatige beschutting, bijvoor-
• Deelnemen aan informatie bijeenkomsten, discussiegroepen en/of lopend onderzoek. Hierdoor kan inzicht en ervaring vanuit de praktijk meegenomen worden.
beeld camouflagenetten of afdakjes. • Plaatsen van hanen in de koppels; hierdoor voelen de hennen zich veiliger en komen ze verder in de uitloop. • Plaatsen van lokkertjes achterin de uitloop. Door het plaatsen van beschutte zandbaden komen de kippen ook in de verder gelegen gedeeltes.
Haan in koppel
Afdakjes
Op jonge leeftijd in uitloop
10
Onderzoek en voorlichting
Het PPE financiert aansturing en controle op monitoring en onderzoek om de risico’s van een AI-uitbraak zo klein mogelijk te houden. Diverse andere instanties leveren via kennisontwikkeling een bijdrage aan risicoverkleinende maatregelen. Zo voert de Gezondheidsdienst voor dieren (GD) de monitoring uit om alert te blijven op AI-signalen. Bovendien onderzoekt de GD vaccinatiemogelijkheden en methodes ter bestrijding en preventie van AI. Het Louis Bolk Instituut (LBI) onderzoekt uitloopgebruik en hoe de dieren hierin gestuurd kunnen worden. Ook zijn er demonstratieprojecten waarin bestaande wetenschappelijke kennis wordt tentoongesteld. Uitkomsten worden zoveel moge-
Nawoord
lijk bekend gemaakt onder pluimveehouders.
In deze brochure bent u geïnformeerd over AI, de risico’s en de mogelijkheden om de kans
Wageningen Universiteit en Research (WUR) richt
op een AI-besmetting te beperken. Dit is
zich op onderzoek en innovatie op alle niveaus
belangrijk, omdat er steeds meer bedrijven
binnen de keten. Zo loopt er onderzoek naar
komen met vrije uitloop naar buiten. Ten
alternatieve huisvestingssystemen en onderzoek
opzichte van de schade die een uitbraak kan
naar AI en de gevolgen voor voedselveiligheid,
veroorzaken, vragen maatregelen om het
economie en maatschappij.
risico op AI te verkleinen een relatief kleine investering.
Het Centraal Veterinaire Instituut (CVI-WUR) doet veterinair onderzoek naar AI in relatie tot diverse
Met een goede bedrijfshygiëne, werken
onderwerpen. Anno 2012 loopt er onderzoek naar
volgens de regels en snel handelen bij een
het risico op introductie van AI bij pluimveebe-
vermoedelijke besmetting, bent u al een heel
drijven met water in de buurt.
eind op weg om AI buiten de deur te houden.
Bronnen
Gezondheidsdienst voor dieren (GD) Interview: de heer T. Fabri, 12 maart 2012. Rapport: AI-monitoringsgrenzen, 2005. Verslag: Fabri, T. Veterinaire aspecten van Aviaire Influenza. Louis Bolk Instituut (LBI) Interview: mevrouw M. Bestman, 14 maart 2012. Brochure: Kippenuitloop Gezond en Groen: Inspiratie en ideeën voor ontwerp en uitvoering, 2008. Brochure LTO Nederland en NOP (2012) Risicobeheersing insleep en versleep van AI-virus bij pluimveebedrijven met uitloop. Artikelen en interviews: Achenbach, J. E. and Bowen, R. A. (2011) Transmission of Avian Influenza A Viruses among Species in an Artificial Barnyard. Goot, van der J. et.al., (2012) CVI Rapport: Laag Pathogene Aviaire Influenza Infecties op pluimveebedrijven in Nederland. Yassine et.al., (2010) Interspecies and intraspecies transmission of influenza A viruses: viral, host and environmental factors.
Colofon
Interview: de heer J. van Deelen, voorzitter Biologische Pluimveehouders Vereniging, 12 maart 2012.
Dit is een uitgave van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE)
Speciale dank gaat uit naar Teun Fabri (GD), Monique Bestman (LBI), Jaap van Deelen (BPV) en
Oplage: 600 (augustus 2012)
Henk Hulsbergen (PPE).
Samenstelling: Simone Zebeda (MSc-student Animal Science WUR)
www.pve.nl Meer informatie vindt u op de website www.pve.nl.
Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) Postbus 460 2700 AL Zoetermeer www.pve.nl