JUNI 2006
ACTIEVE MONITORING AVIAIRE INFLUENZA OP IN HET WILD LEVENDE VOGELS IN BELGIË : VERSLAG VAN DE ACTIVITEITEN IN HET VLAAMS NATUURRESERVAAT GROOTBROEK TE SINT-AGATHA-RODE (NOVEMBER 2005 – APRIL 2006)
KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN Belgisch Ringwerk Vautierstraat 29 1000 Brussel
ACTIEVE MONITORING AVIAIRE INFLUENZA OP IN HET WILD LEVENDE VOGELS IN BELGIË: VERSLAG VAN DE ACTIVITEITEN IN HET VLAAMS NATUURRESERVAAT GROOTBROEK TE S INT-AGATHA-RODE (NOVEMBER 2005 – APRIL 2006)
INHOUD
INLEIDING M ETHODOLOGIE BEMONSTERDE SOORTEN RESULTATEN TESTS AVIAIRE I NFLUENZA BESLUITEN DANKWOORD BIBLIOGRAFIE
Luc Vanden Wyngaert en Didier Vangeluwe
[email protected] [email protected] Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Belgisch Ringwerk Vautierstraat 29 1000 Brussel
INLEIDING Sinds 1997, en meer bepaald sedert 2003, zijn we getuige van de ontwikkeling van een pandemie van het hoogpathogene influenzavirus (subtype H5N1) vanuit Zuid-Oost Azië. Influenzavirussen zijn kenmerkend voor zowel in het wild levende vogels als voor pluimvee, die zich rechtstreeks of onrechtstreeks besmetten. Dit H5N1-vogelgrieptype vertoont kenmerken die nooit eerder werden waargenomen : snelle en oncontroleerbare verspreiding, sterke virulentie, voortdurende aanpassing aan nieuwe diersoorten, onderlinge besmetting tussen wilde vogels en pluimvee met terugkeer van het hoogpathogene virus naar wilde vogels. Dit laatste is zeer merkwaardig want men heeft vastgesteld - en dat schijnt nieuw dat in het wild levende vogels kunnen besmet worden door het H5N1-virus zonder er daarom van te sterven, ja zelfs ziekteverschijnselen te vertonen. Een ander belangrijk kenmerk van het virus is het vermogen om de mens te besmetten. Maar ook hier is het gedrag van het influenzavirus meer dan merkwaardig omdat het besmettingspercentage, met iets meer dan 200 geregistreerde gevallen tussen 1997 en april 2006, uiterst laag ligt. Daartegenover staat dat het sterftecijfer ongeveer 70% bedraagt. In de loop van de zomer 2005 kende de verspreiding van het H5N1-virus nieuwe ontwikkelingen door op te duiken in streken die tot dan gevrijwaard bleven : Noord China, Mongolië en het zuidelijk deel van Centraal Siberië. Met een stelselmatig embargo op de invoer van pluimvee uit de besmette landen poogt de Europese Unie om het virus niet via het commerciële circuit binnen de Europese grenzen te brengen. Maar door de belangrijke expansie in oppervlakte heeft het virus nu streken bereikt waar wilde vogels overzomeren die dan of op trek door de Europese Unie vliegen of er komen overwinteren. Via deze weg ontstaat dus een nieuw gevaar met potentieel dramatische gevolgen voor de pluimveesector en de bezorgdheid over een besmetting van mensen in Europa. De kenmerken van deze pandemie heeft de Europese Commissie er toe aangezet om een strategie uit te stippelen met als doel het waarnemen, onderzoeken en bestrijden van het fenomeen. Hierin kadert de beschikking 2005/464/EG betreffende de uitvoering van programma’s voor onderzoek naar aviaire influenza bij in het wild levende vogels in de lidstaten. De Commissie heeft ook een lijst gepubliceerd met de vogelsoorten die bij voorrang moeten bemonsterd worden (tabel 1). Wetenschappelijke naam Anser albifrons Anser fabalis Anas platyrhynchos Anas strepera Anas acuta Anas clypeata Anas penelope Anas crecca Anas querquedula Aythya ferina Aythya fuligula Vanellus vanellus Philomachus pugnax Larus ridibundus Larus canus
Nederlandse naam Kolgans Rietgans Wilde eend Krakeend Pijlstaart Slobeend Smient Wintertaling Zomertaling Tafeleend Kuifeend Kievit Kemphaan Kokmeeuw Stormmeeuw
Tabel 1: Lijst van de vogels die prioritair moeten bemonsterd worden volgens de beschikking 2005/464/CE van de Europese Commissie betreffende de monitoring aviaire influenza. Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) heeft het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en het Centrum voor Onderzoek in Dierkunde en Agronomie (CODA) belast met het opzetten van een monitoringprogramma.
De activiteiten in het Grootbroek te Sint-Agatha-Rode kaderen in dit opzet. Ze bestaan uit het inrichten van een ringstation voor Anatidae met een cloacale staalname op de gevangen vogels volgens de voorschriften van het CODA. Het werk wordt uitgevoerd door vogelringers verbonden aan de Belgische Ringcentrale van het KBIN. Deze ornithologen handelen in het kader van de ringvergunning, afgeleverd door de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, Afdeling Natuur van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De vogels worden geringd, onderworpen aan de influenzatest en onmiddellijk weer vrijgelaten. In tegenstelling tot andere lidstaten van de Europese Unie beoogt dit type van bemonstering geen afname (doden) van wilde vogels uit de natuur. De toelating voor het inrichten van een ringstation in het Grootbroek te Sint-Agatha-Rode werd verleend op 3 november 2005. Het Grootbroek is een natuurreservaat dat opgenomen is in de lijst van gevoelige natuurgebieden. Deze lijst werd opgesteld door het FAVV en het KBIN in het kader van de H5N1-problematiek in België.
M ETHODOLOGIE In samenspraak met Jo Hendriks, Deskundige bij het Agentschap voor Natuur en Bos werd de inplanting van de ringfuik bepaald. Enerzijds werd rekening gehouden met het best mogelijke vangsucces, anderzijds moest de verstoring tot een minimum beperkt blijven. Rekening houdende met deze criteria werd geopteerd voor de noord-oostelijke oever van de vijver (figuur 1).
Figuur 1: Inplantingsplaats van de vangfuik (X) op het Grootbroek te Sint-Agatha-Rode.
Voor de opbouw van de fuik werden twee dagen uitgetrokken (11 & 13/11/2005) met een equivalent van 6 mensen/dag. Ze werd geplaatst op 4 m van de oever. De bodem vertoont er een zachte helling. De minimumdiepte (kant oever) bedraagt 30 cm, de maximumdiepte 60 cm. De fuik heeft een oppervlakte van 6 x 3 m en een hoogte van 3 m boven het wateroppervlak. Er werd één toegang ingericht onder de vorm van een naar binnen gerichte trechter. Langs de buitenkant bedraagt de breedte 1 m. Naar binnen toe versmalt hij tot 10 cm. De zijkanten hebben een lengte van 1 m. De structuur van de fuik is opgebouwd uit gegalvaniseerde buizen van ¾ duim. De keuze van het gaas is zeer belangrijk : het moet duurzaam zijn, de mazen mogen niet te klein zijn opdat het geheel niet zou opvallen en de draden moeten geplastificeerd zijn zodat de eenden zich niet kunnen verwonden aan de snavel. Het Pantanet Protect gaas van Bekaert in rollen van 25 m lang en 1,5 m hoog met een mazengrootte van 50,8 x 50,8 mm bleek de beste keuze. Deze draad beantwoordt het best aan de voornoemde normen. Voor het dak werd een nylon-volièrenet gebruikt dat behandeld is tegen UVstraling. Het geheel blijkt zo niet te opvallend in het landschap (figuur 2).
Figuur 2: Zicht op de vangkooi bij het einde van de bouwwerkzaamheden, Grootbroek (Sint-AgathaRode). De fuik was operationeel vanaf 15 november 2005. Vanaf dan werd de installatie gemiddeld om de twee dagen bezocht om de gevangen vogels te ringen of maïs in de kooi te gooien. Meerdere keren werd vanop afstand het gedrag van de vogels in en rond de fuik geobserveerd. Elke gevangen vogel werd opgemeten en voorzien van een wetenschappelijke ring. De staalname aangaande de influenza bestaat er in om anaal vocht te verzamelen door een wattenstaafje in de cloaca van de vogel te drenken. Het wattenstaafje wordt nadien ondergedompeld in een buisje dat een vloeistof bevat met antibiotica en antimycotica zoals beschreven in de Europese Richtlijn 92/40 aangaande de bestrijdingsmaatregelen tegen aviaire influenza. Het ringnummer van de vogel wordt vermeld op het buisje Via het FAVV worden de stalen nadien zo vlug mogelijk naar het CODA verstuurd om er onderzocht te worden. Binnen de 72 uren moeten de stalen op het CODA toekomen.
BEMONSTERDE SOORTEN 62 verschillende watervogels werden op zijn minst één keer gevangen in de periode 15/11/2005 – 23/04/2006. Verschillende onder hen werden meerdere keren gevangen (controles). Zo werden in totaal 77 vangsten geregistreerd. De meest voorkomende soort was de Tafeleend (Aythya ferina) met 39 geringde exemplaren en 8 controles, gevolgd door de Meerkoet (Fulica atra) met 10 geringde exemplaren en 6 controles, de Wilde eend (Anas plathyrhynchos) met 6 geringde exemplaren en 1 controle, het Waterhoen (Gallinula chloropus) met 6 geringde exemplaren en de Kuifeend (Aythya fuligula) met 1 geringd exemplaar. Het merendeel van de gevangen vogels werd getest (tabel 2). aantal geringd Wilde eend Tafeleend Kuifeend Waterhoen Meerkoet Totaal
Anas platyrhynchos Aythya ferina Aythya fuligula Gallinula chloropus Fulica atra
6 39 1 6 10 62
aantal gecontroleerd 1 8 0 0 6 15
aantal getest 5 39 1 2 7 54
Tabel 2: Overzicht van de geringde, gecontroleerde en geteste vogels op het Grootbroek (Sint-AgathaRode) tijdens het winterseizoen 2005-2006. Tot nu (15/06/2006) werd geen enkele vogel, geringd in Sint-Agatha-Rode, elders teruggevangen. De gegevens van ringwerk en controles zijn van groot belang voor de monitoring en het beheer van het natuurgebied. Zij staan, samen met eventuele gegevens van terugvangsten uit andere gebieden, ter beschikking van de overheid die het gebied beheert.
RESULTATEN TESTS AVIAIRE INFLUENZA Er werden door het CODA geen hoogpathogene of laagpathogene influenzavirussen ontdekt onder de 54 stalen afkomstig van het Grootbroek in Sint-Agatha-Rode
BESLUITEN De resultaten van deze eerste campagne zijn wat ons betreft, zeer positief en dit ondanks het laattijdig in werking stellen van de vangkooi. De samenwerking verliep uitstekend, zowel met de beheerders van het gebied als met de Provinciale Controle-eenheid (PCE) van het FAVV die instond voor het transport van de stalen naar het laboratorium van het CODA. Onder de geringde, gecontroleerde en geteste soorten zijn vooral de 39 Tafeleenden (Aythya ferina) uiterst interessant. Enerzijds omdat recent onderzoek op vlak van aviaire influenza zou aantonen dat de Aythya-soorten, onder alle wilde vogels, het meest gevoelig zijn aan het virus (colloquium FAO, Rome, 30-31 mei 2006). Anderzijds, omdat deze soort rechtstreekse verplaatsingen onderneemt tussen Azië en Europa (Blüms e.a.. 1989 ; Defourny e.a., 2004). En tenslotte, omdat het hier om een soort gaat die slechts in beperkte aantallen geringd wordt in België: het ringbilan 1960-2004 telt slechts 518 Tafeleenden. Het behaalde resultaat in Sint-Agatha-Rode gedurende het winterseizoen 2005-2006 vertegenwoordigt dus 7,5% van het totaal van de laatste 45 jaren.
DANKWOORD Deze studie heeft kunnen genieten van de steun en medewerking van diverse personen en instellingen die wij langs deze weg willen bedanken: − − − − − − −
De collega’s van FAVV en CODA voor de vlotte samenwerking; Het Agentschap voor Natuur en Bos, en meer bepaald de heren Frank Saey, ingenieur, en Jo Hendriks, deskundige, voor de nodige toelatingen, de steun en de begeleiding van het project; De heren Vincent Bulteau en Laurent Leclercq, medewerkers van het KBIN, voor de hulp bij de opbouw van de fuik; De gemeente Huldenberg, die het nuttig achtte een onderzoek naar vogelgriep te laten uitvoeren op haar grondgebied en hiervoor een bedrag ter beschikking stelde waarmee het grootste deel van de gegalvaniseerde buizen kon aangekocht worden; De firma Metaleuven NV die de overige buizen gratis ter beschikking stelde; Het AVEVE Tuincentrum Vossem, en meer bepaald de heer Tom Cockx, voor het gratis ter beschikking stellen van 700 kg maïs, nodig om de vogels in de fuik te lokken; De firma De Kock NV uit Overijse, voor de financiële steun bij de aankoop van de nodige netten.
BIBLIOGRAFIE Blüms, P., Kozellek, K.-P. & K. Hudec. 1989. Pochard – Aythya ferina (L.) in Migrations of birds of Eastern Europe and Northen Asia, Anseriformes. (in Russian). NAUKA, Moscou. Defourny, H., Teerlynck, H. & D. Vangeluwe. 2004. Origine géographique et paramètres démographiques des Fuligules milouins Aythya ferina hivernant en Meuse belge. Nos Oiseaux 51 : 1119.