avenue van de mysterin
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 1
15-10-15 11:30
john irving bij de bezige bij De beren los De watermethodeman De wereld volgens Garp Hotel New Hampshire De regels van het ciderhuis Bidden wij voor Owen Meany De redding van Piggy Sneed Een zoon van het circus Weduwe voor een jaar De vierde hand Een geluid alsof iemand geen geluid wil maken Tot ik jou vind De laatste nacht in Twisted River In een mens
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 2
15-10-15 11:30
John Irving Avenue van de mysteriën Vertaald door Otto Biersma en Luud Dorresteijn
2015 de bezige bij amsterdam | antwerpen
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 3
15-10-15 11:30
Copyright © 2015 Garp Enterprises, Ltd. All rights reserved Copyright Nederlandse vertaling © 2015 Otto Biersma en Luud Dorresteijn Oorspronkelijke titel Avenue of Mysteries Oorspronkelijke uitgever Simon & Schuster, New York Omslagontwerp b’IJ Barbara Omslagbeeld © Karina Juárez Foto auteur Everett Irving Vormgeving binnenwerk Peter Verwey, Heemstede Druk Bariet, Steenwijk isbn 978 90 234 9776 9 nur 302 www.debezigebij.nl
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 4
15-10-15 11:30
Voor Martin Bell en Mary Ellen Mark. Laten we samen afmaken wat we samen zijn begonnen. Ook voor Minnie Domingo, Rick Dancel en hun dochter, Nicole Dancel, omdat ze mij de Filipijnen hebben laten zien. En voor mijn zoon Everett, mijn tolk in Mexico, en Karina Juárez, onze gids in Oaxaca – dos abrazos muy fuertes.
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 5
15-10-15 11:30
’t Eind is toch uw lief te ontmoeten. – William Shakespeare, Twelfth Night (vertaling L.A.J. Burgersdijk)
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 6
15-10-15 11:30
Inhoud
1 Dolende kinderen 9 2 Het Mariamonster 28 3 Moeder en dochter 45 4 De gebroken zijspiegel 54 5 Overgave onder geen beding 67 6 Seks en geloof 80 7 Twee maagden 96 8 Twee condooms 111 9 Mocht je benieuwd zijn 131 10 Geen middenweg 148 11 Spontane bloeding 160 12 Calle de Zaragoza 175 13 Voor nu en altijd 191 14 Nada 215 15 De neus 236 16 Koning der dieren 259 17 Oudejaarsavond in het Encantador 288 18 Begeerte vindt altijd een manier 311 19 Wonderjongen 326 20 Casa Vargas 349 21 Meneer gaat zwemmen 375 22 Mañana 400
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 7
15-10-15 11:30
23 Dierlijk, plantaardig, noch mineraal 421 24 Arme Leslie 436 25 Vijfde bedrijf, derde toneel 449 26 Het uitstrooien 472 27 Neus om neus 493 28 Die reeks gele ogen 515 29 Eén enkele reis 532 30 Het verstrooien 546 31 Adrenaline 563 32 Niet de Baai van Manilla 582 Dankbetuiging 603
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 8
15-10-15 11:30
1 Dolende kinderen
Af en toe vond Juan Diego het nodig om te zeggen: ‘Ik ben Mexicaan, ik ben geboren en getogen in Mexico.’ De laatste tijd was het zijn gewoonte om te zeggen: ‘Ik ben Amerikaan, ik woon al veertig jaar in de Verenigde Staten.’ Of, om de kwestie van zijn nationaliteit meteen te ontzenuwen, zei Juan Diego ook wel: ‘Ik kom uit het Midwesten, uit Iowa om precies te zijn.’ Hij zei nooit dat hij een Mexicaanse Amerikaan was. Niet alleen omdat hij een hekel had aan dat etiket, hoewel hij het wel zo zag en hij er inderdaad een hekel aan had. Nee, Juan Diego meende dat mensen altijd op zoek waren naar iets wat overeenkwam met de ervaringen van andere Mexicaanse Amerikanen en hij zag niets gemeenschappelijks met zijn eigen ervaringen. Om eerlijk te zijn zocht hij er ook niet naar. Juan Diego zei dat hij twee levens had, twee afzonderlijke en volkomen uiteenlopende levens. In Mexico had hij zijn eerste leven geleid: zijn kindertijd en eerste tienerjaren. Nadat hij uit Mexico was vertrokken – hij was er nooit meer terug geweest – kreeg hij een tweede leven, dat van een Amerikaan in het Midwesten. (Of zei hij daarmee ook dat hij relatief gezien niet zoveel had beleefd in zijn tweede leven?) Wat Juan Diego altijd staande hield was dat hij in zijn hoofd, in zijn herinneringen, zeker, maar ook in zijn dromen, zijn twee
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 9
15-10-15 11:30
levens op ‘parallelle sporen’ beleefde en herbeleefde. Een dierbare vriendin van Juan Diego, die tevens zijn huisarts was, plaagde hem wel eens met zijn zogenaamde parallelle sporen. Ze zei tegen hem dat hij hoe dan ook altijd een kind van Mexico zou blijven en een volwassene uit Iowa. Juan Diego mocht graag met iemand in discussie gaan, maar op dit punt was hij het met haar eens. Voordat de bètablokkers zijn dromen hadden verstoord, had Juan Diego tegen zijn bevriende dokter gezegd dat hij altijd ontwaakte met de ‘aangenaamste’ van zijn almaar terugkerende nachtmerries in zijn hoofd. De nachtmerrie was eigenlijk een herinnering aan de ochtend die zijn verdere lot zou bepalen: de ochtend waarop hij kreupel werd. In werkelijkheid was alleen het begin van de nachtmerrie aangenaam. Deze episode was begonnen in 1970, toen Juan Diego veertien was, met een voorval dat plaatsvond in Oaxaca, Mexico, vlak bij de stadsvuilnisbelt. In Oaxaca was hij wat een ‘kind van de vuilnisbelt’ werd genoemd (un niño de la basura); hij woonde in een keetje in Guerrero, de nederzetting voor gezinnen die op de vuilnisbelt werkten (el basurero). In 1970 woonden er maar tien gezinnen in Guerrero. In die tijd telde de stad Oaxaca ongeveer honderdduizend inwoners en velen wisten niet dat het grootste deel van het uitzoek- en sorteerwerk op de basurero door de kinderen werd gedaan. Het was de taak van de kinderen om het glas, aluminium en koper te scheiden. Mensen die wisten wat de kinderen deden, noemden ze los pepenadores, ‘de voddenrapers’. Dat was Juan Diego op zijn veertiende: een kind van de vuilnisbelt en een voddenraper. Maar de jongen was ook een lezer en het raakte bekend dat een jongen van de vuilnisbelt zichzelf had leren lezen. Doorgaans waren vuilnisbeltkinderen niet de grootste lezers, en lezertjes van welke afkomst of herkomst ook zijn zelden autodidact. Daarom was het ook nieuws en hoorden de jezuïeten, die onderwijs zo hoog in het vaandel hebben, over de jongen van Guerrero. De twee oude jezuïetenpaters
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 10
15-10-15 11:30
van de Templo de la Compañía de Jesús (de kerk van de jezuïeten) noemden Juan Diego de ‘vuilnislezer’. ‘Iemand moet die vuilnislezer een paar goede boeken brengen. God weet wat de jongen voor een leesvoer vindt op de basurero!’ zei pater Alfonso, dan wel pater Octavio. Als een van deze twee oude paters zei dat ‘iemand’ iets moest doen, dan was broeder Pepe altijd degene die het deed. En Pepe was een fervent lezer. In de eerste plaats had broeder Pepe een auto en omdat hij uit Mexico-Stad zou komen, was het voor hem vrij eenvoudig om via Oaxaca te rijden. Pepe was leraar op de jezuïetenschool, een al sinds jaar en dag succesvolle school. Iedereen wist dat de jezuïeten goed waren in onderwijs. Het weeshuis van de jezuïeten was echter betrekkelijk nieuw, dat bestond pas sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, toen ze het voormalige klooster hadden omgevormd tot weeshuis, en niet iedereen was even enthousiast over de naam van het weeshuis. Sommigen vonden ‘Hogar de los Niños Perdidos’ maar een lange, ietwat strenge naam. Maar broeder Pepe had zijn hart verpand aan de school en het weeshuis en mettertijd zouden de meeste teergevoelige zielen die iets tegen de benaming ‘Tehuis voor Dolende Kinderen’ hadden ongetwijfeld toegeven dat de jezuïeten wél een behoorlijk goed weeshuis hadden. Trouwens, iedereen kortte de naam toch al in. De Dolende Kinderen noemden de mensen het. Een van de nonnen die voor de kinderen zorgde was minder teergevoelig, en zuster Gloria zal vast alleen op een paar ongehoorzame kinderen hebben gedoeld en niet op alle wezen, als ze ze af en toe mopperend los perdidos noemde, ‘verdorven kinderen’. Gelukkig was het niet zuster Gloria die de boeken naar de jonge vuilnislezer op de basurero bracht. Als Gloria de boeken had uitgekozen en had afgeleverd, dan zou Juan Diego’s verhaal misschien al zijn geëindigd nog voor het was begonnen. Voor broeder Pepe was lezen echter iets hoogstaands; hij was jezuïet omdat de jezuïeten een lezer van hem hadden gemaakt én hem hadden laten kennismaken met Jezus, niet noodzakelijkerwijs in deze volgorde. Je kon Pepe maar beter niet vragen of het lezen of Jezus hem had gered, of welk van de twee het meest.
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 11
15-10-15 11:30
Hij was met zijn vijfenveertig jaar te dik. ‘Het uiterlijk van een cherubijn of misschien wel van een hemels wezen,’ luidde broeder Pepes omschrijving van zichzelf. Pepe was de personificatie van de goedheid, hij belichaamde de mantra van de Heilige Theresia van Ávila en haar heilige uitspraak vormde het zwaartepunt van zijn dagelijkse gebeden. ‘O Heer, verlos ons van domme aanbidding en heiligen met zure gezichten’, dat vond Pepe het mooiste gebed van de Heilige Theresia van Ávila. Geen wonder dat kinderen dol op hem waren. Maar broeder Pepe was nog nooit op de basurero van Oaxaca geweest. In die tijd verbrandden ze op de vuilnisbelt alles wat maar vlam wilde vatten en overal brandden vuren. (Boeken waren nuttig om het vuur aan te steken.) Toen Pepe uit zijn Volkswagen kever stapte, waren de stank van de basurero en de hitte van de vuren zoals hij zich de hel had voorgesteld – alleen had hij zich niet voorgesteld dat er kinderen zouden werken. Er lagen een paar heel goede boeken op de achterbank van het Volkswagentje; goede boeken boden de beste bescherming tegen het kwaad die Pepe in handen had. Je kon geen geloof in Jezus in je handen houden, in ieder geval niet op precies dezelfde manier als je een goed boek kon vasthouden. ‘Ik ben op zoek naar de lezer,’ zei Pepe tegen de vuilnismensen, zowel de volwassenen als de kinderen. Los pepenadores, de voddenrapers, wierpen Pepe een minachtende blik toe. Zij vonden lezen maar tijdverspilling. Een van de volwassenen reageerde als eerste, een vrouw, misschien van Pepes leeftijd of iets jonger, waarschijnlijk de moeder van een of meer voddenrapertjes. Ze zei dat hij Juan Diego moest zoeken in Guerrero, in de keet van el jefe. Dit bracht broeder Pepe in verwarring, misschien had hij haar verkeerd begrepen. El jefe was de baas van de vuilnisbelt, hij was de baas van de basurero. Was de lezer het kind van el jefe? vroeg Pepe aan de vrouw. Verscheidene vuilnisbeltkinderen lachten en draaiden zich toen om. De volwassenen vonden het niet grappig en de vrouw zei slechts: ‘Niet precies.’ Ze wees in de richting van Guerrero; de
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 12
15-10-15 11:30
hutjes van de nederzetting waren opgetrokken uit materiaal dat de vuilsorteerders op de belt hadden gevonden. Guerrero hoorde bij de vuilnisbelt, het lag tegen de heuvel onder de basurero, en het keetje van el jefe lag aan de rand van de nederzetting, aan de kant van Guerrero die het dichtst bij de vuilnisbelt lag. Zwarte rookkolommen stegen hoog boven de basurero uit, de zuilen van roet reikten tot in de hemel. Erboven cirkelden gieren, maar Pepe zag dat er niet alleen aaseters in de lucht maar ook op de grond waren. Het wemelde van de honden op de basurero, ze liepen rakelings langs de helse vuren en weken onwillig uit voor mannen in vrachtwagens, maar verder voor bijna niemand; de honden vormden een onprettig gezelschap in de buurt van de kinderen, omdat allebei de groepen tussen het afval zochten – zij het niet naar hetzelfde. (De honden waren niet geïnteresseerd in glas, aluminium of koper.) De honden van de vuilnisbelt waren uiteraard voor het grootste deel zwerfhonden en sommige waren op sterven na dood. Pepe was niet lang genoeg op de basurero om op de dode honden te letten, of te zien wat er met ze gebeurde. Ze werden verbrand, maar soms waren de aasgieren er eerder bij. Pepe trof lager op de heuvel, in Guerrero, nog meer honden aan. Deze honden waren meegenomen door de gezinnen die op de belt werkten en in de nederzetting woonden. Pepe vond dat de honden in Guerrero er beter gevoed uitzagen en zich territorialer gedroegen dan de honden op de belt. De honden in Guerrero leken meer op honden in een willekeurige buurt; ze waren scherper en agressiever dan de vuilnishonden, die de neiging hadden om als verschoppelingen steels weg te sluipen, hoewel ze tegelijk heel sluw in hun territorium wisten te blijven. Je kon maar beter niet gebeten worden door een hond op de basurero of in Guerrero, dat wist Pepe wel zeker. Tenslotte waren alle honden in Guerrero afkomstig van de vuilstortplaats. Broeder Pepe nam de zieke kinderen van het weeshuis mee naar dokter Vargas van het Rode Kruisziekenhuis aan Armenta y López. Vargas behandelde de weeskinderen en de kinderen van de vuil-
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 13
15-10-15 11:30
nisbelt altijd met voorrang. Dokter Vargas had Pepe verteld dat de kinderen die tussen het vuilnis zochten het meeste gevaar te duchten hadden van de honden en van de injectienaalden – er lagen heel veel injectiespuiten met gebruikte naalden tussen het vuil. Un niño de la basura liep grote kans zich te prikken aan een oude naald. ‘Hepatitis b of c, tetanus, om nog maar te zwijgen van elke denkbare bacteriële infectie,’ had dokter Vargas tegen Pepe gezegd. ‘En een hond op de basurero, en ook elke hond in Guerrero, kan in principe hondsdol zijn, neem ik aan,’ had Pepe opgemerkt. ‘Die kinderen moeten beslist een injectie tegen hondsdolheid krijgen als ze door een hond worden gebeten,’ zei Vargas. ‘Maar de kinderen zijn buitengewoon bang voor naalden. Ze zijn bang voor die gebruikte naalden, en terecht, maar daarom zijn ze ook bang voor injecties! Als ze door een hond worden gebeten zijn de vuilnisbeltkinderen banger voor de injectie dan voor rabiës, en dat is niet goed.’ Vargas was een goed mens in Pepes ogen, hoewel Vargas een man van de wetenschap was en niet in God geloofde. (Pepe wist dat Vargas erg koppig kon zijn, in spiritueel opzicht.) Pepes gedachten waren bij het dreigende gevaar van hondsdolheid toen hij uit zijn kever stapte en naar de keet van el jefe in Guerrero liep. Pepes armen waren stevig om de goede boeken geklemd die hij voor de vuilnislezer had meegenomen en hij was op zijn hoede voor alle blaffende en onvriendelijk ogende honden. ‘¡Hola!’ schreeuwde de vlezige jezuïet door de hordeur van de keet. ‘Ik heb boeken bij me voor Juan Diego, de lezer. Goede boeken!’ riep Pepe. Hij deed een stapje bij de hordeur vandaan toen hij woest gegrom hoorde komen uit de keet van el jefe. De vrouw op de basurero had iets gezegd over de baas van de vuilnisbelt – el jefe zelf. Ze had zijn naam genoemd. ‘Het zal je geen moeite kosten om Rivera te herkennen,’ had de vrouw tegen Pepe gezegd. ‘Hij is de man met de allergriezeligste hond.’ Maar broeder Pepe kon de hond niet zien die zo woest achter de deur van de keet zat te grommen. Hij ging nog een stapje verder van de deur af staan, die opeens openzwaaide en niet Rivera of
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 14
15-10-15 11:30
iemand die leek op een vuilnisbeltbaas onthulde: de kleine, maar norse gestalte in de deuropening van el jefes keet was ook al niet Juan Diego, maar een donkerogig, wild uitziend meisje, het jongere zusje van de vuilnislezer, Lupe, die dertien was. Lupe sprak een onbegrijpelijke taal – wat er uit haar mond kwam klonk niet eens als Spaans. Alleen Juan Diego verstond haar; hij was de vertaler, de tolk van zijn zusje. En Lupes vreemde spraak was niet het geheimzinnigste aan haar. Het kleine meisje kon gedachten lezen. Lupe wist wat je dacht en soms wist ze nog meer over je. ‘Hier staat een vent met een stapel boeken!’ schreeuwde Lupe over haar schouder, wat onwelluidend geblaf ontlokte van de onaangenaam klinkende, maar onzichtbare hond. ‘Hij is een jezuïet en leraar, een van die wereldverbeteraars bij de Dolende Kinderen.’ Lupe zweeg even om broeder Pepes gedachten te lezen, die in lichte verwarring verkeerde, want Pepe had geen woord van haar verstaan. ‘Hij denkt dat ik achterlijk ben. Hij is bang dat het weeshuis me niet wil hebben, omdat de jezuïeten denken dat ik toch niets kan leren!’ riep Lupe naar Juan Diego. ‘Ze is niet achterlijk!’ riep de jongen uit, ergens vanuit de keet. ‘Ze begrijpt alles!’ ‘Ik denk dat ik je broer moet hebben?’ vroeg de jezuïet aan het kleine meisje. Pepe glimlachte tegen haar en zij knikte. Lupe zag dat hij hevig zweette door de grote inspanning die het hem kostte om alle boeken vast te houden. ‘De jezuïet is aardig, hij is alleen een beetje te dik,’ riep het meisje naar Juan Diego. Ze liep de keet in en hield de hordeur open voor broeder Pepe, die behoedzaam binnenkwam; zijn ogen zochten de grommende maar onzichtbare hond. De jongen, de vuilnislezer, was nauwelijks beter zichtbaar. De boekenkasten die hem omringden waren steviger dan doorgaans het geval is, net als de keet zelf. Dat zou het werk van el jefe wel zijn, vermoedde Pepe. De jonge lezer zag er niet naar uit dat hij kon timmeren. Juan Diego was een dromerige jongen, zoals veel jeugdige, serieuze lezers. De jongen leek ook veel op zijn zusje, en ze deden Pepe allebei aan iemand denken. Op dat moment wilde
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 15
15-10-15 11:30
het de zwetende jezuïet niet te binnen schieten wie. ‘We lijken allebei op onze moeder,’ zei Lupe tegen hem, omdat ze de gedachten van de bezoeker kende. Juan Diego, die op een haveloze bank lag met een opengeslagen boek op zijn borst, vertaalde dit niet voor Lupe; de jonge lezer koos ervoor om de jezuïetenleraar in het ongewisse te laten over wat zijn helderziende zus had gezegd. ‘Wat lees je?’ vroeg broeder Pepe aan de jongen. ‘Plaatselijke geschiedenis. Kerkelijke geschiedenis, zou je kunnen zeggen,’ zei Juan Diego. ‘Het is saai,’ zei Lupe. ‘Lupe zegt dat het saai is. Het zal inderdaad wel een beetje saai zijn,’ stemde de jongen in. ‘Leest Lupe ook?’ vroeg broeder Pepe. Naast de bank deed een stuk triplex, keurig ondersteund door twee sinaasappelkistjes, dienst als tafel – een vrij stevige tafel zelfs. Daarop legde Pepe zijn zware boekenlast neer. ‘Ik lees haar hardop voor. Alles,’ zei Juan Diego tegen de leraar. De jongen hield het boek op dat hij aan het lezen was. ‘Het is een boek over dat jullie als derden kwamen, de jezuïeten bedoel ik,’ legde Juan Diego uit. ‘Zowel de augustijnen als de dominicanen waren al vóór de jezuïeten in Oaxaca. Jullie kwamen pas als derden naar de stad. Misschien stellen de jezuïeten daarom niet zoveel voor in Oaxaca,’ vervolgde de jongen. (Dat klonk broeder Pepe verrassend vertrouwd in de oren.) ‘En de Maagd Maria overschaduwt Onze-Lieve-Vrouw van Gua dalupe. Guadalupe wordt beduveld door Maria én door Onze-Lieve-Vrouw van de Eenzaamheid,’ brabbelde Lupe onverstaanbaar. ‘La Virgen de la Soledad is een grote heldin in Oaxaca, die Eenzame Maagd en haar stomme burro-verhaal! Onze-Lieve-Vrouw van de Eenzaamheid beduvelt Guadalupe ook. Ik ben een Guadalupemeisje!’ zei Lupe, wijzend op haarzelf. Ze leek nogal verbolgen. ‘Ik ken dat boek!’ riep Pepe uit. ‘Dat verbaast me niet, het komt bij jullie vandaan,’ zei Juan Diego en hij gaf het boek dat hij aan het lezen was aan Pepe. Het oude
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 16
15-10-15 11:30
boek rook sterk naar de basurero en een paar bladzijden zagen er wat verschroeid uit. Het was zo’n taai, dik boekwerk – katholieke leerstof die bijna geen mens leest. Het boek was afkomstig uit de eigen bibliotheek van de jezuïeten in het voormalige klooster, dat nu Hogar de los Niños Perdidos was. Veel oude en onleesbare boeken waren bij het afval beland toen het klooster was verbouwd voor de huisvesting van de wezen en ook om kastruimte vrij te maken voor de jezuïetenschool. Ongetwijfeld had pater Alfonso of pater Octavio beslist welke boeken naar de basurero gingen en welke de moeite waard waren om te houden. Het verhaal dat de jezuïeten pas als derden in Oaxaca waren gearriveerd, was bij de twee oude priesters niet in goede aarde gevallen, vermoedde Pepe. Bovendien was het boek waarschijnlijk geschreven door een augustijn of een dominicaan, niet door een jezuïet, en dat alleen al kon het boek hebben verdoemd tot de hellevuren van de basurero. (Voor de jezuïeten had onderwijs inderdaad prioriteit, maar dat wilde niet zeggen dat ze niet concurrentiegevoelig waren.) ‘Ik heb een paar boeken voor je meegebracht die wat makkelijker te lezen zijn,’ zei Pepe tegen Juan Diego. ‘Een paar romans, mooie verhalen. Je weet wel, fictie,’ zei de leraar aanmoedigend. ‘Ik weet niet wat ik van fictie vind,’ zei de dertienjarige Lupe achterdochtig. ‘Niet alle verhalen zijn zo goed als gezegd wordt.’ ‘Hou daar nu eens over op,’ zei Juan Diego tegen haar. ‘Dat hondenverhaal was gewoon te volwassen voor je.’ ‘Welk hondenverhaal?’ vroeg broeder Pepe. ‘Vraag dat alsjeblieft niet,’ zei de jongen, maar het was al te laat. Lupe was al aan het rondgraaien tussen de boeken op de planken – overal stonden boeken die van het vuur waren gered. ‘Die Russische vent,’ zei het meisje met felle blik. ‘Zei ze “Russisch”? Je leest toch zeker geen Russisch, of wel?’ vroeg Pepe aan Juan Diego. ‘Nee, nee. Ze bedoelt de schrijver. De schrijver is een Rus,’ legde de jongen uit. ‘Hoe kun je haar verstaan?’ wilde Pepe weten. ‘Ik weet niet eens
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 17
15-10-15 11:30
zeker of het wel Spaans is wat ze praat…’ ‘Natuurlijk is het Spaans!’ riep het meisje uit. Ze had het boek gevonden dat haar de nodige twijfels over het vertellen van verhalen, over fictie, had bezorgd. Ze gaf het boek aan broeder Pepe. ‘Lupe spreekt gewoon een iets andere taal,’ zei Juan Diego. ‘Ik versta het prima.’ ‘O, díe Rus,’ zei Pepe. Het boek was een bundel met verhalen van Tsjechov, De dame met het hondje en andere verhalen. ‘Het gaat helemaal niet over de hond,’ klaagde Lupe. ‘Het gaat over mensen die niet met elkaar getrouwd zijn en wel met elkaar vrijen.’ Juan Diego vertaalde dit uiteraard. ‘Het enige wat haar interesseert zijn honden,’ zei de jongen tegen Pepe. ‘Ik heb al tegen haar gezegd dat het verhaal veel te volwassen is voor haar.’ Pepe had moeite om zich De dame met het hondje te herinneren; vanzelfsprekend kon hij zich de hond helemaal niet herinneren. Het verhaal ging over een buitenechtelijke relatie. ‘Dit lijkt me voor geen van jullie beiden erg geschikt,’ zei de jezuïetenleraar met een opgelaten lachje. Op dat ogenblik realiseerde Pepe zich dat het een Engelse vertaling van de verhalen van Tsjechov was, een Amerikaanse editie, die in de jaren veertig was verschenen. ‘Maar dit is in het Engels!’ riep broeder Pepe uit. ‘Versta je Engels?’ vroeg hij aan het meisje met het wilde uiterlijk. ‘Lees je ook Engels?’ vroeg de jezuïet aan de vuilnislezer. Zowel de jongen als zijn zusje haalde de schouders op. Waar ken ik dat schouderophalen toch van? dacht Pepe bij zichzelf. ‘Van onze moeder.’ Lupe gaf hem antwoord, maar Pepe begreep haar niet. ‘Wat is er met onze moeder?’ vroeg Juan Diego aan zijn zusje. ‘Hij vroeg zich af aan wie wij hem doen denken als we onze schouders ophalen,’ antwoordde Lupe. ‘Dus je hebt jezelf ook Engels leren lezen,’ zei Pepe bedachtzaam tegen de jongen. Het meisje bezorgde hem opeens, zomaar, de koude rillingen.
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 18
15-10-15 11:30
‘Engels is gewoon een beetje anders. Ik snap het wel,’ zei de jongen, alsof hij het nog steeds had over het rare taaltje van zijn zus. Pepes hoofd tolde. Dit waren heel bijzondere kinderen, de jongen kon alles lezen. Misschien was er wel geen enkele taal die hij niet begreep. En het kleine meisje – tja, zij was apart. Het zou een uitdaging zijn om haar normaal te leren praten. Maar waren zij, deze vuilnisbeltkinderen, niet juist het soort intelligente leerlingen dat de jezuïetenschool zocht? En had die vrouw op de basurero daarnet niet gezegd dat Rivera, el jefe, ‘niet precies’ de vader was van de jonge lezer? Wie was hun vader eigenlijk en waar was hij? Van een moeder was ook geen spoor te bekennen, tenminste niet in dit rommelhok, dacht Pepe. Het timmerwerk was wel in orde, maar verder was alles wrakkig. ‘Zeg tegen hem dat we geen Dolende Kinderen zijn, hij heeft ons toch gevonden?’ zei Lupe ineens tegen haar getalenteerde broer. ‘Zeg tegen hem dat we geen weeshuismateriaal zijn. En ik hoef niet normaal te praten, want jij begrijpt me prima,’ zei het meisje tegen Juan Diego. ‘Zeg tegen hem dat we een moeder hebben en dat hij haar waarschijnlijk kent!’ riep Lupe uit. ‘Zeg tegen hem dat Rivera als een vader is, maar dan beter. Zeg tegen hem dat el jefe beter is dan welke vader ook!’ ‘Langzamer, Lupe!’ zei Juan Diego. ‘Ik kan hem helemaal niks vertellen als jij niet wat langzamer praat.’ Het was aardig wat om aan broeder Pepe over te brengen, te beginnen met het feit dat Pepe de moeder van de kinderen waarschijnlijk kende. Zij werkte ’s avonds laat op straat, op de Calle de Zaragoza, maar ze werkte ook voor de jezuïeten, ze was hun belangrijkste schoonmaakster. Aangezien de moeder van de kinderen ’s avonds in de Calle de Zaragoza werkte, was ze vermoedelijk prostituee, en broeder Pepe kende haar inderdaad. Esperanza was de beste schoonmaakster die de jezuïeten hadden. Het leed geen twijfel waar de kinderen hun donkere ogen en hun onverschillige schouderophalen vandaan hadden, al was hiermee niet duidelijk van wie de jongen zijn leestalent had. Het was veelzeggend dat de jongen niet de ‘niet precies’-frase
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 19
15-10-15 11:30
gebruikte toen hij het over Rivera had, el jefe, als zijn potentiële vader. Juan Diego bracht het alsof de vuilnisbeltbaas ‘waarschijnlijk niet’ zijn vader was, maar Rivera zou de vader van de jongen wel kunnen zijn – daar waren twijfels over, zo drukte Juan Diego het uit. Wat Lupe betreft, el jefe was ‘beslist niet’ haar vader. Lupe had de indruk dat ze vele vaders had, ‘te veel vaders om op te noemen’, maar de jongen ging luchtig aan deze biologische onmogelijkheid voorbij. Hij zei eenvoudig dat Rivera en hun moeder ‘niet meer op die manier samen waren’ toen Esperanza zwanger raakte van Lupe. Het was een behoorlijk lang maar rustig verteld verhaal, waarin de vuilnislezer zijn eigen indruk en die van Lupe overbracht, namelijk dat de vuilnisbeltbaas ‘als een vader was, maar dan beter’, en dat ze van zichzelf vonden dat ze een thuis hadden. Juan Diego herhaalde Lupes woorden, dat ze ‘geen weeshuismateriaal’ waren. Juan Diego verfraaide het een beetje en zei het als volgt: ‘We zijn nu of in de toekomst geen Dolende Kinderen. We hebben hier een thuis, in Guerrero. We hebben werk op de basurero!’ Maar dat wierp bij broeder Pepe de vraag op waarom deze kinderen niet samen met los pepenadores op de basurero werkten. Waarom waren Lupe en Juan Diego dan niet buiten aan het vuil sorteren, met de andere kinderen van de vuilnisbelt? Werden ze beter of slechter behandeld dan de kinderen van de andere families die op de basurero werkten en in Guerrero woonden? ‘Beter én slechter,’ zei Juan Diego zonder enige aarzeling tegen de jezuïetenleraar. Broeder Pepe herinnerde zich de minachting die de andere kinderen hadden getoond voor het lezen, en God mocht weten hoe die kleine voddenrapers over het wild ogende, onverstaanbare meisje dachten, dat Pepe de rillingen bezorgde. ‘We mogen van Rivera alleen de keet uit als hij erbij is,’ legde Lupe uit. Juan Diego vertaalde dat niet alleen voor haar, hij legde er specifiek de nadruk op. Rivera beschermde hen echt, zei de jongen tegen Pepe. El jefe was niet alleen als een vader, nee, hij was beter dan een vader, want hij zorgde voor de kinderen en hij lette op ze. ‘En hij slaat ons
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 20
15-10-15 11:30
nooit,’ onderbrak Lupe hem. Ook dit vertaalde Juan Diego plichtsgetrouw. ‘Ik begrijp het,’ zei broeder Pepe. Maar hij had nog maar een heel oppervlakkige indruk van de situatie van deze kinderen. Deze was inderdaad beter dan die van veel kinderen die het afval doorzochten en sorteerden op de basurero. En toch ook slechter, omdat Lupe en Juan Diego werden geminacht door de andere voddenrapers en hun gezinnen in Guerrero. Deze twee vuilnisbeltkinderen genoten dan wel Rivera’s bescherming (waar anderen aanstoot aan namen), maar el jefe was ‘niet precies’ hun vader. En hun moeder, die ’s nachts in de Calle de Zaragoza werkte, was prostituee en woonde niet in Guerrero. Alles en iedereen heeft zijn eigen pikorde, dacht broeder Pepe bedroefd. ‘Wat is een pikorde?’ vroeg Lupe aan haar broer. (Pepe begon te vermoeden dat het meisje zijn gedachten kon lezen.) ‘Een pikorde wil zeggen dat de andere kinderen van de basura zich beter voelen dan wij,’ zei Juan Diego tegen Lupe. ‘Juist,’ zei Pepe een beetje ongemakkelijk. Daar stond hij dan, hij was gekomen om de vuilnislezer, de legendarische jongen uit Guerrero goede boeken te brengen, zoals een goede leraar betaamt, om slechts tot de ontdekking te komen dat hij, Pepe, de jezuïet zelf, degene was die nog een heleboel te leren had. Op dat ogenblik liet de almaar jankende maar onzichtbare hond zich zien, als het tenminste een hond was. Het wezelachtige, kleine schepseltje krabbelde onder de bank uit. Hij lijkt meer op een knaagdier dan op een hond, dacht Pepe in eerste instantie. ‘Hij heet Vieze Witte, en hij is een hond, geen rat!’ voer Lupe verontwaardigd uit tegen broeder Pepe. Juan Diego vertaalde het, maar voegde eraan toe: ‘Vieze Witte is een smerige kleine lafaard en nog ondankbaar ook.’ ‘Ik heb hem van de dood gered!’ schreeuwde Lupe. Toen het magere, ineengedoken hondje naar de uitgestrekte armen van het meisje toe scharrelde, trok het onwillekeurig zijn lip op en ontblootte zijn puntige tandjes.
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 21
15-10-15 11:30
‘Je moet hem eigenlijk Gered van de Dood noemen in plaats van Vieze Witte,’ zei Diego met een lach. ‘Ze heeft hem gevonden met zijn kop klem in een melkpak.’ ‘Het is een pup. Hij stierf van de honger,’ protesteerde Lupe. ‘Vieze Witte lijkt nog steeds op sterven na dood,’ zei Juan Diego. ‘Hou op,’ zei zijn zuster, met de rillende pup in haar armen. Pepe probeerde zijn gedachten te onderdrukken, maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Hij besloot dat hij maar het beste kon weggaan, ook al was dat nogal abrupt, in plaats van het helderziende meisje zijn gedachten te laten lezen. Pepe wilde niet dat het dertienjarige onschuldige kind wist wat er in zijn hoofd omging. Hij startte zijn kever. Toen de jezuïetenleraar bij Guerrero wegreed, zag hij niets wat op Rivera, noch op de ‘allergriezeligste hond’ leek. Overal om hem heen kringelden zwarte rookspiralen op van de basurero, even zwart als de sombere gedachten van de goedhartige jezuïet. Pater Alfonso en pater Octavio beschouwden de moeder van de vuilnisbeltkinderen – Esperanza, de prostituee – als een ‘gevallen vrouw’. Naar de mening van de twee oude paters bestonden er geen zielen die dieper waren gezonken dan prostituees. Er waren geen menselijke schepselen die er ellendiger aan toe waren, zo vreselijk de weg kwijt waren als deze onfortuinlijke vrouwen. De jezuïeten lieten Esperanza bij hen werken, zogezegd als heilige poging om haar te redden. Maar moeten deze vuilnisbeltkinderen niet ook gered worden? vroeg Pepe zich af. Horen los niños de la basura niet bij de ‘gevallenen’, of lopen ze anders niet het gevaar dat ze in de toekomst afglijden? Of nog dieper vallen? Toen die jongen uit Guerrero een volwassen man was geworden en Juan Diego zich tegenover zijn dokter beklaagde over de bètablokkers, toen had dat voormalige jongetje van de vuilnisbelt broeder Pepe naast zich moeten hebben. Pepe zou Juan Diego’s herinneringen aan zijn kindertijd en diens heftigste dromen hebben bevestigd. Zelfs de nachtmerries van de vuilnislezer waren het waard om in ere te houden, wist broeder Pepe.
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 22
15-10-15 11:30
Toen de kinderen van de vuilnisbelt de tienerleeftijd hadden bereikt, was de vaakst terugkerende droom van Juan Diego geen nachtmerrie. De jongen droomde vaak over vliegen – nou ja, iets wat erop leek. Het was een merkwaardige activiteit in de lucht die er onhandig uitzag en weinig gelijkenis vertoonde met ‘vliegen’. De droom was altijd hetzelfde: een drom mensen keek omhoog, ze zagen Juan Diego door de lucht lopen. Van benedenaf – dat wil zeggen, vanaf de grond was het net of de jongen heel voorzichtig ondersteboven door de hemel liep. (Waarbij hij in zichzelf leek te tellen.) De beweging van Juan Diego door de lucht had niets spontaans; hij vloog niet vrijuit als een vogel en hij werd evenmin krachtig voortgestuwd als een vliegtuig. Toch wist Juan Diego in die vaak terugkerende droom dat hij was waar hij thuishoorde. Vanuit zijn omgekeerde perspectief in de lucht kon hij de opgewonden gezichten van de mensenmenigte omhoog zien kijken. Wanneer de jongen zijn droom aan Lupe beschreef, zei hij er altijd bij: ‘In elk leven komt er een ogenblik waarop je je handen los moet laten, allebei je handen.’ Daar snapte een dertienjarige natuurlijk niets van, zelfs een normale dertienjarige zou het niet hebben gesnapt. Lupes reactie was onverstaanbaar, zelfs voor Juan Diego. Toen hij op een keer vroeg wat zij vond van zijn droom dat hij ondersteboven door de hemel liep, reageerde Lupe op haar eigen mysterieuze manier, maar Juan Diego kon haar in elk geval goed verstaan. ‘Het is een droom over de toekomst,’ zei het meisje. ‘Wiens toekomst?’ vroeg Juan Diego. ‘Niet die van jou, hoop ik,’ antwoordde zijn zusje, nog geheimzinniger. ‘Maar ik ben gek op deze droom!’ had de jongen gezegd. ‘Het is een droom over de dood,’ was het enige wat Lupe er verder over kwijt wilde. Maar nu, sinds hij als oudere man bètablokkers gebruikte, was hij zijn kinderdroom waarin hij door de lucht kon lopen kwijt, en
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 23
15-10-15 11:30
Juan Diego herbeleefde evenmin de nachtmerrie over die ochtend, lang geleden in Guerrero, dat hij kreupel was geworden. De vuilnislezer miste die nachtmerrie. Hij had zich erover beklaagd bij zijn dokter. ‘De bètablokkers blokkeren mijn herinneringen!’ riep Juan Diego uit. ‘Ze pakken me mijn kindertijd af, ze stelen mijn dromen!’ Al deze opwinding wees er volgens Juan Diego’s dokter op dat hij zijn normale adrenalinekick miste. (Bètablokkers onderdrukken de werking van adrenaline echt flink.) Zijn dokter, een nuchtere vrouw die Rosemary Stein heette, was al twintig jaar nauw bevriend met Juan Diego en ze was bekend met wat zij zag als zijn hysterische overdrijving. Dokter Stein wist heel goed waarom ze Juan Diego de bètablokkers had voorgeschreven; haar dierbare vriend liep namelijk het risico op een hartaanval. Hij had niet alleen een heel hoge bloeddruk (170 over 100), maar hij wist ook vrij zeker dat zijn moeder en een van zijn mogelijke vaders aan een hartaanval was overleden – in elk geval zijn moeder op jonge leeftijd. Juan Diego had geen gebrek aan adrenaline – het vecht-of-vluchthormoon dat vrijkomt op momenten van stress, angst, calamiteit, prestatieangst en gedurende een hartaanval. Adrenaline onttrekt ook bloed aan de darmen en de inwendige organen. Het bloed gaat naar je spieren, zodat je het op een rennen kunt zetten. (Misschien heeft een vuilnislezer meer behoefte aan adrenaline dan de meeste mensen.) Bètablokkers voorkomen een hartaanval niet, had dokter Stein aan Juan Diego uitgelegd, maar deze medicatie blokkeert de adrenalinereceptoren in het lichaam; bètablokkers beschermen het hart tegen het mogelijk verwoestende effect van de adrenaline die tijdens een hartaanval vrijkomt. ‘Waar zitten die verdomde adrenalinereceptoren van me dan?’ had Juan Diego aan dokter Stein gevraagd. (Hij noemde haar plagend ‘dokter Rosemary’.) ‘In de longen, bloedvaten, het hart, bijna overal,’ had ze geantwoord. ‘Van adrenaline gaat je hart sneller kloppen. Je hijgt, de haartjes op je armen gaan overeind staan, je pupillen verwijden
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 24
15-10-15 11:30
zich, je bloedvaten knijpen samen, en dat is niet goed als je een hartaanval hebt.’ ‘Wat is er dan wel goed aan een hartaanval?’ had Juan Diego aan haar gevraagd. (Vuilnisbeltkinderen zijn vasthoudend, het zijn koppige types.) ‘Een rustig, ontspannen hart dat langzaam klopt, niet steeds sneller,’ zei dokter Stein. ‘Iemand die bètablokkers gebruikt heeft een trage hartslag en je hartslag kan niet oplopen, wat er ook gebeurt.’ Het verlagen van je bloeddruk had bepaalde gevolgen en iemand die bètablokkers gebruikte moest een beetje voorzichtig omspringen met alcohol omdat dat de bloeddruk verhoogt, maar Juan Diego dronk bijna niet. (Nou ja, hij dronk bier, maar uitsluitend bier, en niet zoveel, vond hij.) En bètablokkers verminderen de bloedcirculatie in je extremiteiten, zodat je handen en voeten koud aanvoelen. Toch klaagde Juan Diego niet over dit bijverschijnsel, hij had zelfs gekscherend tegen zijn vriendin Rosemary gezegd dat het voor een jongen uit Oaxaca een luxe was om het koud te hebben. Sommige patiënten die bètablokkers gebruiken beklagen zich over de lusteloosheid die ermee gepaard gaat, zowel geestelijke matheid als verminderde zin in lichamelijke inspanning, maar waarom zou hem dat op zijn leeftijd – Juan Diego was nu vierenvijftig – nog iets kunnen schelen? Hij was al sinds zijn veertiende kreupel; zijn lichamelijke inspanning bestond uit mank lopen. Hij had veertig jaar lang genoeg gestrompeld. Juan Diego wilde helemaal niet meer lichaamsbeweging hebben! Hij wilde zich wel levendiger voelen, niet zo ‘afgevlakt’, het woord dat hij altijd gebruikte om te beschrijven wat de bètablokkers met hem deden als hij het met zijn vriendin Rosemary had over zijn gebrek aan belangstelling voor seks. (Juan Diego zei niet dat hij impotent was, zelfs tegenover zijn dokter gebruikte hij uitsluitend en alleen het woord ‘afgevlakt’.) ‘Ik wist niet dat je een seksuele relatie had,’ zei dokter Stein, terwijl ze heel goed wist dat dat niet het geval was.
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 25
15-10-15 11:30
‘Mijn lieve dokter Rosemary,’ zei Juan Diego. ‘Als ik al een seksuele relatie had, dan zou die nu vast en zeker niet veel meer om het lijf hebben.’ Ze had een recept voor viagra uitgeschreven, zes tabletten per maand van honderd milligram, en zei dat hij ermee moest experimenteren. ‘Wacht er niet mee tot je iemand tegenkomt,’ zei Rosemary. Hij had niet gewacht. Hij had niemand ontmoet, maar hij had wel geëxperimenteerd. Dokter Stein had elke maand een nieuw recept uitgeschreven. ‘Misschien is een half tabletje genoeg,’ zei Juan Diego na zijn experimenten. Hij spaarde extra tabletten op. Hij had niet geklaagd over de bijverschijnselen van de viagra. Hij kreeg er een erectie door, hij kon een orgasme krijgen. Wat kon hem die verstopte neus schelen? Een ander bijverschijnsel van bètablokkers is slapeloosheid, maar voor Juan Diego was slapeloosheid niet nieuw en ook niet erg verontrustend. Het was bijna genoeglijk om in het donker wakker te liggen met zijn demonen. Veel van Juan Diego’s demonen vergezelden hem al sinds zijn kindertijd, hij kende ze door en door, ze waren hem even vertrouwd als vrienden. Een overdosis bètablokkers kan duizeligheid, zelfs flauwtes veroorzaken, maar Juan Diego maakte zich niet druk over duizelingen en flauwtes. ‘Kreupelen weten hoe ze moeten vallen; vallen is voor ons doodnormaal,’ zei hij tegen dokter Stein. Maar meer nog dan zijn erectieproblemen verontrustten zijn onsamenhangende dromen hem. Juan Diego zei dat zijn herinneringen en zijn dromen een niet te volgen chronologie hadden. Hij had een hekel aan de bètablokkers omdat ze zijn dromen ontwrichtten en hem op die manier van zijn kindertijd hadden afgesneden, en voor hem was zijn kindertijd nu eenmaal belangrijker dan voor andere volwassenen – de meeste andere volwassenen, dacht Juan Diego. Zijn kindertijd en de mensen die hij toen had leren kennen, degenen die zijn leven hadden veranderd of die getuige waren geweest van wat hem was overkomen in die allesbeslissende periode, waren voor Juan Diego wat voor anderen religie was.
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 26
15-10-15 11:30
Al was Rosemary Stein een goede vriendin, ze wist niet alles van Juan Diego; ze wist maar heel weinig van de kindertijd van haar vriend. Voor dokter Stein kwam het waarschijnlijk als een donderslag bij heldere hemel toen Juan Diego met ongewone scherpte tegen haar sprak, zogenaamd over de bètablokkers. ‘Geloof me, Rosemary, als ik gelovig was – en zoals je weet ben ik dat niet – en de bètablokkers hadden me mijn religie afgepakt, dan zou ik daarover mijn beklag beslist niet doen! Integendeel, ik zou je vragen om iedereen bètablokkers voor te schrijven!’ Dit ging verder dan de hysterische overdrijvingen van haar temperamentvolle vriend, dacht dokter Stein. Hij had tenslotte zijn handen verbrand om boeken uit het vuur te redden, zelfs boeken over de geschiedenis van het katholicisme. Maar Rosemary Stein kende slechts flarden uit Juan Diego’s leven als vuilnisbeltkind, ze was beter op de hoogte van het leven van haar vriend op latere leeftijd. Van de jongen uit Guerrero wist ze zo goed als niets.
Bezige Irving avenue mysterieën(01).indd 27
15-10-15 11:30