Autonomie en Verbondenheid Een onderzoek naar de haalbaarheid van Nagy's Contextuele Theorie in de huidige individualistische maatschappij
Hanneke van Wijgerden-Snoek Heidelaan 37 6721 CK Bennekom Master Contextuele Hulpverlening -Vrijstellingsroute Christelijke Hogeschool Ede Maart 2008 Afstudeerbegeleider: W. H. Dekker
Inhoudsopgave 1 Inleiding thesis...................................................................................................................................3 1.1 Inleiding.....................................................................................................................................3 1.2 Aanleiding en probleemomschrijving........................................................................................3 1.3 Vraagstelling en deelvragen.......................................................................................................3 1.4 Doelstelling en doelgroep..........................................................................................................4 1.5 Verantwoording van relevantie voor methodiekontwikkeling en beroepspraktijk....................4 1.6 Werkwijze en onderzoeksmethoden..........................................................................................5 1.7 Vooruitblik.................................................................................................................................5 2 Charles Taylor....................................................................................................................................6 2.1 Inleiding.....................................................................................................................................6 2.2 Maatschappijvisie......................................................................................................................7 2.2.1 Enkele van de kwalen van de moderniteit .........................................................................7 2.3 De plaats van het individu in de maatschappij........................................................................10 2.4 Het ontstaan van individuele problemen met betrekking tot autonomie en verbondenheid....14 2.5 Consequenties voor hulpverlening...........................................................................................15 2.6 Kritische receptie.....................................................................................................................15 3 Ulrich Beck......................................................................................................................................17 3.1 Inleiding...................................................................................................................................17 3.2 Maatschappijvisie....................................................................................................................18 3.3 De plaats van het individu in de maatschappij........................................................................22 3.4 Het ontstaan van individuele problemen met betrekking tot autonomie en verbondenheid....27 3.5 Mogelijke consequenties voor hulpverlening..........................................................................28 3.6 Kritische receptie.....................................................................................................................29 4 Ivan Boszormenyi-Nagy..................................................................................................................31 4.1 Inleiding...................................................................................................................................31 4.2 Contextuele Therapie...............................................................................................................31 4.2.1 Relationele werkelijkheid en het rechtvaardigheidsprincipe...........................................31 4.2.2 Loyaliteiten......................................................................................................................32 4.3 Maatschappijvisie....................................................................................................................33 4.4 De plaats van het individu in de maatschappij........................................................................35 4.5 Het ontstaan van individuele problemen met betrekking tot autonomie en verbondenheid....40 4.6 Consequenties voor hulpverlening...........................................................................................42 4.7 Kritische receptie.....................................................................................................................42 5 Conceptuele vergelijking.................................................................................................................45 5.1 Inleiding...................................................................................................................................45 5.2 Risico's.....................................................................................................................................45 5.3 Methode...................................................................................................................................46 5.4 Vergelijkende matrix................................................................................................................47 5.5 Conclusies naar aanleiding van de vergelijking.......................................................................51 6 Discussie en positiebepaling............................................................................................................54 6.1 Inleiding...................................................................................................................................54 6.2 Consequenties voor de hulpverlening .....................................................................................54 6.3 Wat heeft de maatschappij nodig?...........................................................................................55 6.4 Perspectief van het individualisme..........................................................................................56 6.5 Nuancering conclusie ..............................................................................................................57 6.6 Uitdaging voor de contextuele hulpverlening, positionering van de hulpverlener .................57 7 Illustratieve casus............................................................................................................................59 8 Summary..........................................................................................................................................63 1
9 Nabeschouwing...............................................................................................................................65 10 Bibliografie....................................................................................................................................66
2
1 Inleiding thesis 1.1 Inleiding Deze thesis staat in het teken van de afronding van de Masterstudie Contextuele hulpverlening. Daarmee wil ik niet alleen laten zien de Contextuele Theorie voldoende te begrijpen, maar ook een bijdrage leveren aan het 'verder helpen' van de theorie. Daarnaast is een van de doelen iets betekenen voor de integratie ervan met de praktijk. De thesis heeft een hoog theoretisch gehalte, en is gebaseerd op literatuurstudie, om via een conceptuele vergelijking te komen tot conclusies over de onderzoeksvraag en het beschrijven van consequenties voor de hulpverleningspraktijk.
1.2 Aanleiding en probleemomschrijving In het Algemeen Maatschappelijk Werk, en andere psychosociale takken van hulpverlening, komen veel hulpvragen binnen waarbij de achterliggende problematiek te maken heeft met individualiteit, autonomie en verbondenheid. De hulpverlening heeft daar veel methodische antwoorden op die een accent leggen op de verzelfstandiging van het individu, op autonomie (kijk bijvoorbeeld naar assertiviteitscursussen). Dat past in een maatschappij waarin nadruk ligt op individualisme en prestatie. Nagy kiest in dit kader duidelijk voor een zoektocht naar een balans tussen autonomie en verbondenheid. Zonder verbondenheid komt de mens nooit tot vrijheid, tot zelfstandigheid. Het lijkt er op in deze maatschappij de aandacht voor verbondenheid steeds meer af is genomen, en het is de vraag of de nadruk die Nagy legt op verbondenheid nog past in de huidige individualistische maatschappij, of dat het een mooi ideaal is waar compromissen in gesloten moeten worden om het haalbaar te houden. Een antwoord op die vraag is van groot belang voor therapeuten. Zij moeten de cliënt immers gidsen naar genezing, en de weg waarlangs dat gebeurt is van bepalend belang. Het is de vraag of therapeuten zich bewust zijn van hun eigen wortels op basis waarvan zij zichzelf positioneren in het spanningsveld tussen autonomie en verbondenheid. Ik hoop dat dit onderzoek helpt daar zicht op te krijgen. Ik hoop een antwoord te geven op de vraag hoe Nagy's positionering zich verhoudt tot hoe de huidige maatschappij in elkaar zit. De cultuurfilosoof Charles Taylor en de socioloog Ulrich Beck hebben uitgesproken gedachten over de huidige maatschappij, waarin het individualisme hoogtij viert. Taylor kijkt vanuit een historisch perspectief naar de veranderingen in de moderne samenleving, en bekritiseert de huidige maatschappij op het vlak van individualisme. Beck ziet individualisme in ver doorgevoerd stadium als enige overlevingskans voor de mensheid. Het is de vraag of de kritiek en opvattingen van beide auteurs opening geeft voor de gedachten van Nagy, of dat zij juist concluderen dat onze maatschappij iets heel anders nodig heeft dan het hernieuwd zoeken naar balans tussen autonomie en verbondenheid zoals Nagy zich die voorstelt. Mogelijk is een uitkomst van dit onderzoek dat Nagy's visie op het thema niet reëel en relevant is. Ook mogelijk is een uitkomst waarin juist het zoeken naar verbondenheid een uitweg is uit de negatieve gevolgen van een sterke nadruk op individualisme. In het onderzoek zal aandacht gegeven worden aan de rol van ethiek gezien de kenmerkende ethische dimensie aan het gedachtegoed van Nagy.
1.3 Vraagstelling en deelvragen Vraagstelling onderzoek Hoe verhoudt de Contextuele Theorie van Nagy zich tot de maatschappijvisies van Charles Taylor 3
en Ulrich Beck met betrekking tot de thema's autonomie en verbondenheid? Deelvragen 1. Wat is de visie van Charles Taylor op individualisme, autonomie en verbondenheid in de huidige maatschappij en de gevolgen daarvan, wat is de kritiek daarop en welke consequenties heeft dat voor de hulpverlening? 2. Wat is de visie van Ulrich Beck op individualisme, autonomie en verbondenheid in de huidige maatschappij en de gevolgen daarvan, wat is de kritiek daarop en welke consequenties heeft dat voor de hulpverlening? 3. Hoe verhouden autonomie en verbondenheid zich tot elkaar in de uitgangspunten van de Contextuele Benadering, en hoe krijgt deze verhouding praktisch gestalte in het contextuele handelen? 4. Hoe verhoudt de contextuele benadering zich tot het gedachtegoed van Taylor en Beck en de kritische receptie hiervan? 5. Wat zijn de consequenties hiervan voor de praktijk van de hulpverlening en de positionering van de therapeut? Voor een visuele illustratie van wat ik in dit onderzoek hoop te gaan doen, wil ik het volgende beeld gebruiken. Stel dat de maatschappijvisie van Taylor en Beck te vergelijken zijn met een huis. In dat huis staan verschillende meubelstukken. Je kunt autonomie bijvoorbeeld als tafel voorstellen, en verbondenheid als een leunstoel. Die meubelstukken zien er op een bepaalde manier uit bij de verschillende auteurs, en ze hebben een bepaalde plaats in het interieur. Mijn vooronderstelling is dat Nagy zich nadrukkelijk bezig heeft gehouden met de tafel en stoel, vooral hoe die zich tot elkaar verhouden, maar weinig aandacht heeft voor het interieur waar ze in moeten passen. Annemie Dillen geeft die kritiek indirect ook, ze verwijt Nagy dat hij te weinig rekening houdt met de (culturele) context. In dit onderzoek kijk ik naar hoe de verschillende tafels en stoelen eruit zien, en hoe die van Nagy passen in het interieur en huis dat beschreven wordt door Taylor en Beck. Dat kan 'passen en meten' worden...
1.4 Doelstelling en doelgroep Het doel van dit onderzoek is een bijdrage te leveren aan de positionering van de therapeut in het spanningsveld tussen de thema's autonomie en verbondenheid via een kritische overweging van deze belangrijk thema's binnen de Contextuele Therapie. De beoogde lezersdoelgroep bestaat uit (contextueel) therapeuten, hulpverleners, en docenten aan de opleidingen voor Social Work en contextuele therapie.
1.5 Verantwoording van relevantie voor methodiekontwikkeling en beroepspraktijk Ik denk dat het van groot belang is de visie van Contextuele Theorie te blijven toetsen op haalbaarheid en relevantie. Zeker omdat Nagy ervan beschuldigd word te vervallen in moralisme. De huidige maatschappij brengt niet alleen een bepaald soort problematiek voort, maar vormt ook de hulpverlening die die problematiek tracht te beantwoorden. In een reflectie daarop kan in de therapie bewuster een koers ingezet worden naar 'echte genezing' in plaats van symptoombestrijding. Ik denk dat de Contextuele Theorie meerwaarde krijgt door te onderzoeken welke kerngedachten daaruit passen in deze huidige maatschappij, en antwoord kunnen geven op daaruit voortvloeiende problematiek, en welke niet.
4
1.6 Werkwijze en onderzoeksmethoden Dit onderzoek is gebaseerd op literatuurstudie. De gebruikte hoofdliteratuur bestaat uit de volgende werken:
Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002). Individualization: Institutionalized Individualism and its Social and Political Consequences. Londen: Sage. Boszormenyi-Nagy, Ivan & B.R. Krasner (1994). Tussen geven en nemen. Over contextuele therapie. Haarlem: De Toorts. Boszormenyi-Nagy, Ivan & G.M. Spark (1973), Invisible Loyalties. Harper & Row, New York Cuypers S. E. [edit.], Lemmens W. [edit.] (1997). Charles Taylor: een mozaïek van zijn denken. Kapellen: Pelckmans, (uit de serie Wijsgerige monografieën). Taylor, Charles (1994). De Malaise van de Moderniteit. Kampen: Kok Agora/Pelckmans. Taylor, Charles (1989). Sources of the Self. Cambridge, Harvard University Press.
Daarnaast zullen verschillende artikelen en delen van bundels gebruikt worden. Onderzoekmethode: Via literatuuronderzoek komen tot een conceptuele vergelijking met betrekking tot de thema's autonomie en verbondenheid. In de beantwoording van de deelvragen zal mijn eigen visie ontwikkeld worden, die ik vervolgens nadrukkelijk in de laatste hoofdstukken weergeef.
1.7 Vooruitblik Hoofdstukindeling In de eerste drie hoofdstukken (respectievelijk die over Taylor, Beck en Nagy) zal ongeveer de zelfde opbouw te zien zijn: een weergave van hun analyse van de samenleving, de beantwoording van de vraag welke plaats de mens als individu inneemt in die samenleving, en hoe autonomie en verbondenheid daarin gedefinieerd kunnen worden. Ook zal aandacht besteed worden aan de vraag welke tegen problemen individuen oplopen in de visie van de respectievelijke auteurs, en welke consequenties dat mogelijk heeft voor hulpverlening. Tot slot zal in het kort stilgestaan worden bij kritische kanttekeningen bij deze antwoorden per auteur. Het hoofdstuk over Nagy zal iets anders van karakter zijn omdat hij in eerste plaats een therapeut is, en geen cultuurbeschrijver. In hoofdstuk 5 zal deelvraag 4 aan de orde komen: een vergelijking tussen de definiëring van autonomie en verbondenheid in de verschillende visies, en de context (maatschappijvisie) waarin die begrippen een plaats hebben. Ik bekijk daarbij de eigenschappen van autonomie en verbondenheid zoals Nagy die gebruikt in het licht van de context die Taylor en Beck schetsen. In aanmerking moet worden genomen dat het vertrekpunt van deze vergelijking 'autonomie & verbondenheid' is, en dat de auteurs Taylor en Beck die insteek niet primair gebruiken in hun maatschappijvisie. Als opbouw gebruik ik een matrix om de onderdelen uit de eerdere hoofdstukken naast elkaar te kunnen zetten. Vervolgens trek ik conclusies met betrekking tot de onderzoeksvraag. In hoofdstuk 6 zal ik vervolgens, volgens deelvraag 5, de conclusies een bepaalde waarde toekennen, en de consequenties voor de hulpverlening schetsen. Doel van dit laatste hoofdstuk is met name de uitdaging voor de hulpverlening vaststellen op het gebied van positionering ten opzichte van de thema's autonomie en verbondenheid. In hoofdstuk 7 zal tenslotte een casus opgenomen worden om een illustratie te geven van waar de -vaak theoretische- concepten uit dit onderzoek de praktijk raken.
5
2 Charles Taylor “Om het nauwe verband tussen identiteit en erkenning te begrijpen, moeten wij een wezenlijke eigenschap van de menselijke staat in aanmerking nemen die bijna geheel uit het zicht is verdwenen door de overweldigende monologische gerichtheid van de hoofdstroming van de moderne filosofie. Deze wezenlijke eigenschap houdt in dat het menselijk bestaan in wezen dialogisch van aard is.” Charles Taylor, in 'De politiek van de Erkenning'1
2.1 Inleiding Charles Taylor (Canada, 1931) is te kenschetsen als cultuur-filosoof. Hij geeft in zijn werk kritiek en mogelijke oplossingen voor de dingen die volgens hem fout lopen in de huidige maatschappij. In zijn kritiek op het liberalisme en individualisme van de moderne tijd valt hij onder het communitarisme, een filosofische beweging die zich zorgen maakt over de ontbinding van de samenleving door de verzwakking van de onderlinge gemeenschap. Als hermeneutisch denker tracht hij het moderne ideaal van "individu willen zijn” te begrijpen vanuit de waarde die het individu daar zelf aan geeft en hecht. Hij benadrukt dat het moderne individualisme meer is dan alleen een reflexmatige reactie op de massamaatschappij zoals wordt beweerd in de hedendaagse sociologie. Het individualisme, met daarbij de wens tot authenticiteit en zelfverwerkelijking, is op zich een goed streven dat oorspronkelijk geworteld is in een moreel denkkader. Maar de praktijk van het individualisme zoals dat in de huidige samenleving te zien is, is een jammerlijke misvorming daarvan. In het boek 'De Malaise van de Moderniteit'2 beschrijft hij de kritiek die met name Allan Bloom en Christopher Lasch uiten op 'het modieuze culturele relativisme' en het 'narcistische ik-tijdperk', en gaat de discussie aan met die kritiek. Hij probeert te ontdekken welk goed streven er achter de misvormingen schuilgaat, gooit het kind niet met het badwater weg. Kort gezegd is de opzet van het werk van Charles Taylor te beschrijven als een kritische analyse van onze tijd, waarbij gewezen wordt op de tekortkomingen, maar ook recht wordt gedaan aan de verwezenlijkingen van de moderne westerse cultuur. De bundel 'Charles Taylor', van de auteurs Cuypers en Lemmens, uit de serie 'monografieën', geeft goed inzicht in het gedachtegoed van Taylor, specifiek met betrekking tot 'Sources of the Self'3. Dit grote werk van Taylor beoogt drie dingen in het kader van zijn onderzoek naar de morele bronnen van de moderne identiteit. Allereerst wil hij de 'genealogie' van de morele bronnen van het moderne zelf opmaken; hij beschrijft daarbij een groot stuk (filosofisch, maatschappelijk en politieke) geschiedenis. Ten tweede is het werk een soort symptoomanalyse van wat Taylor 'de malaise' van de moderniteit noemt. Ondanks de betekenishorizon die de ontwikkelingen uit de geschiedenis meebrengt, is de praktijk van de idealen op gebied van individualisme jammerlijk misvormd. Ten derde formuleert Sources of the Self kritiek op de hedendaagse ethiek en politieke filosofie. Zijn kritiek op het liberalisme komt hier sterk tot uitdrukking. Sources of the Self is moeilijk te lezen, mede door het brede gebied waarop Taylors gedachten betrekking heeft. Guido Vanheesweijk beschrijft Taylor als 'een filosoof met een sterke gevoeligheid voor wetenschapstheoretische problemen uit de mens- en maatschappijwetenschappen, die antropologische vraagstukken thematiseert tegen de achtergrond van de (...) wijsgerige traditie'4. De gedachten van Taylor over de mens in de maatschappij, en met 1
Cuypers Stefaan E. [edit.], Lemmens Willem [edit.]. (1997), p 105. Taylor, Charles (1994). De Malaise van de Moderniteit. Kok Agora/Pelckmans: Kampen. De oorspronkelijke titel is The Malaise of Modernity (1991), Stoddard Publishing Co. Ltd., Don Mills, Ontario, Canada. Maar in 1992 werd het boek opnieuw uitgegeven onder de titel The ethics of Authenticity, in Cambridge, bij Harvard University Press. 3 Taylor, Charles (1989). 4 Cuypers Stefaan E. [edit.], Lemmens Willem [edit.], (1997), p 106. 2
6
name zijn thema 'individualisme', zijn bijzonder relevant voor de zoektocht naar de relevantie van Nagy's nadruk op de balans tussen autonomie en verbondenheid. Het kader waarin Taylor de moderne mens zet (in het licht van de kritische beschrijvingen van Bloom en Lasch), en de ontrafeling van hoe het mooie ideaal in de praktijk zulke misvormde uitingen kreeg, geeft voldoende stof tot discussie tussen Taylor en Nagy... In het voorliggende hoofdstuk zal ik eerst stilstaan bij de beschrijving van de maatschappij, zoals Taylor die schetst. Vervolgens zal aan de orde komen hoe het individu zich in die maatschappij positioneert, en hoe de begrippen 'autonomie en verbondenheid' daarin begrepen kunnen worden. Gaandeweg zal duidelijk worden welke problemen Taylor constateert rondom die begrippen, en ik doe in de daarop volgende paragraaf een voorzichtige poging in te schatten welke consequentie dat heeft voor eventuele hulpverlening. Tot slot een kritische receptie van Taylors werk met betrekking tot de onderzoeksvraag.
2.2 Maatschappijvisie Hoewel de werken van Taylor waarop ik me in dit onderzoek baseer; 'Sources of the Self'5 (1989) (of althans literatuur over dit werk) en 'De Malaise van de Moderniteit' (1994, oorspr 1991), al wel wat gedateerd lijken, kies ik er toch voor zijn visie op de maatschappij als relevant te beschouwen. De ontwikkelingen in de maatschappij zijn, sinds het verschijnen van bovengenoemde werken, ongetwijfeld verder gegaan, en Taylor zal zijn ideeën daarover ongetwijfeld verder uitgekristalliseerd hebben, maar hij beschrijft een hele kenmerkende beweging, namelijk die van het individualisme, die nog steeds 'geldig is'. Hij plaatst de ontwikkeling naar individualisme tegen een achtergrond van maatschappelijke veranderingen, waar wij ook nu nog de (al dan niet zure) vruchten van plukken. De problematiek die in de hulpverlening aan de orde komt laat duidelijk zien dat er van de idealen van individualisme in de praktijk vaak niet veel zuivers meer over is. Taylor begint zijn 'Malaise van de Moderniteit' met de zin:
2.2.1 Enkele van de kwalen van de moderniteit Hij bedoelt daarmee eigenschappen die, ondanks dat de samenleving zich ontwikkelt, toch beschouwd worden als 'achteruitgang', en die ook reële negatieve gevolgen hebben voor de individuen in die samenleving. Hij beschrijft die kwalen ook wel als 'zorgen' die hij, en andere met hem, heeft met betrekking tot de ontwikkelingen in de maatschappij. Allereerst is zijn grootste zorg, of bron van verontrusting, het individualisme. Ten tweede noemt hij de invloed van de 'instrumentele rede', en ten derde het verlies van vrijheid. Voor ik die drie maatschappijeigenschappen beter beschrijf wil ik eerst Taylor aan het woord laten over de ontwikkelingen in de maatschappij die geleid hebben tot de oorspronkelijke idealen van individualisme en zelfverwerkelijking, en vervolgens zijn verklaringen geven over 'waar het mis is gegaan, en de goede idealen in de praktijk verwerden tot zorgelijke misvormingen. Ontwikkeling Taylor stelt dat de beantwoording van de vraag 'wat het betekent om een persoon te zijn, een individu,' afhankelijk is van de richtinggevende waarden in de samenleving. Hij noemt dat 'moral frameworks'. In Sources of the Self onderzoekt Taylor de morele bronnen die aan deze morele kaders ten grondslag liggen. In westerse samenlevingen zijn dat andere waarden dan in bijvoorbeeld in de moslimstaten. Daar is gemeenschap, en het ten dienste staan aan de groep van het individu, verantwoordelijk voor een andere invulling van wat het betekent om een individu te zijn. Veel tweede generatie immigranten, kinderen van oorspronkelijke immigranten, zitten klem in 5
Taylor, Charles. Sources of the Self (1989).
7
dit verschil tussen invulling van het 'individu-zijn'. In de westerse cultuur is, sinds Descartes en Kant een ontwikkeling in gang gezet waarbij die waarden steeds minder buiten onszelf werden gevonden, zoals in God of in de natuur, maar waarbij de bron van waarden steeds meer binnen in onszelf ligt. “Het geluk ligt in jezelf”, is zo'n uitspraak die past in de gedachte dat het goede in jezelf ligt. Je bent daarvoor niet afhankelijk van wat er om je heen gebeurt. Taylor noemt die neutrale en onthechte houding, die fungeert als moreel kader6, 'naturalisme'. Een ander moreel kader in deze tijd is het 'expressivisme' dat zegt dat 'we moeten worden wie we eigenlijk al zijn'. Ieder mens moet de waarheid voor zichzelf vinden, en dient zichzelf uit te drukken en te ontplooien. Beide morele kaders hebben de westerse samenleving zo beïnvloed dat mensen daarin een zo authentiek, zichzelf getrouw mogelijk leven probeert te leiden. Deze morele kaders brengen een ideaal met zich mee van een autonoom en onthecht individu, dat los van zijn omgeving keuzes maakt en iemand is, en die de omgeving als middel voor eigen doelen (bijvoorbeeld van ontplooiing) ziet. Allan Bloom en Christopher Lasch hebben beiden kritiek geuit op dit ideaal van zelfontplooiing, omwille van wat het teweeg heeft gebracht: “een samenleving van stuurloze individuen, die elkaar alleen maar zien als middel om de eigen behoeften te bevredigen”. Oude mensen hoor je nog wel eens mopperen dat in deze tijd 'alles maar moet kunnen, en niemand meer iets voor elkaar overheeft'. Dat is een beetje waar de praktijk van het mooie ideaal van zelfontplooiing op uit is gelopen. Individualisme De eerste bron van Taylors zorgen is het individualisme. Op zichzelf zou het individualisme nog niet zoveel kwaad kunnen in zijn perspectief. Het is een logische maatschappelijke ontwikkeling dat mensen steeds meer los komen van de sociale verbanden en 'op eigen benen gaan staan'. De hedendaagse mens heeft ook veel meer mogelijkheden daartoe; meer welvaart en bewegingsvrijheid spelen daarbij een grote rol. In het verlangen naar authenticiteit en zelfverwerkelijking spelen sociale verbanden en sociale betekenisgevende rollen een veel minder grote rol dan voorheen(M55). Allerlei structuren, zoals hiërarchie, politieke of kerkelijke verzuiling etc, zijn weggevallen. Het is inmiddels niet meer afhankelijk van mijn plek in de samenleving wie ik ben als individu, maar hoe ik dat zelf definieer. Anderen zijn van betekenis in zoverre dat ik ze kan gebruiken om mijzelf te ontplooien en te ontdekken. De ander dient mijn doel. Dat kan ook niet anders, omdat ieder mens uniek en anders is, en zijn eigen weg moet vinden. Dit expressivisme 'in doorgeslagen zin' lijkt het belangrijke feit over het hoofd te zien dat het echte 'zelfverwerkelijken' een interactioneel gebeuren is. Dat werkt wel in de hand dat mensen erg los van elkaar gaan staan, en er geen hechte toewijding meer is aan bijvoorbeeld een gemeenschap. Taylor noemt dat 'atomisme'. Zoals we later ook nog zullen zien ziet Taylor dit als 'uitgeklede' vorm van individualisme, een misvorming. Het individualisme 'in deze uitgeklede vorm' leidt tot verschillende uitgangspunten of modellen die iets zeggen over hoe wij ten opzichte van anderen in de maatschappij staan. Ten eerste is dat het 'universeel recht' dat iedereen het recht en de mogelijkheid dient te hebben zichzelf te zijn. Op dat recht is het moreel principe van 'relativisme' gebouwd. Relativisme betekent hier dat iedereen zijn eigen waarden heeft en dat daar niet over valt te discussiëren: niemand heeft het recht de waarden van de ander te bekritiseren. Dat kan ook niet, omdat voor iedereen de bron van waarde in zichzelf ligt. Dit levert een sterke concentratie op het zelf in, en een uitsluiting van betrokkenheid op dingen die boven dat zelf uitgaan, zoals politiek, religie of geschiedenis. Taylor stelt dat deze houding, als uitgeklede vorm van individualisme, een vervlakking, een verlies van betekenisgevende structuren en verlies van zin teweeg heeft gebracht en noemt het een vorm van 'abnormale, betreurenswaardige 6
Taylor geeft over een moreel kader, of moreel ideaal, de volgende uitleg; “het is een beeld van wat een betere of hogere levenswijze zou zijn, waarbij 'beter of hoger' niet gedefinieerd wprden in termen van wat wij toevallig verlangen of nodig hebben, maar een norm bieden voor wat wij behoren te verlangen.
8
navelstaarderij'. Tevens stelt hij, in de lijn van het communitarisme waartoe hij gerekend mag worden, dat dit waardensubjectivisme en relativisme indirect door het liberalisme -als politieke richting- wordt bevestigd. Ten tweede stelt Taylor dat het individualisme in de uitgeklede vorm leidt tot een grote nadruk op intieme (liefdes)relaties, waarbij die relaties nodig zijn als plek voor zelfontdekking en zelfverwerkelijking. Met het wegvallen van sociale structuren als betekenisgevers, is er nood gekomen aan plaatsen waar het individu wel de erkenning of (zelf)bevestiging krijgt die vroeger bij die structuren hoorden. De waarde van de mens mag dan wel in zichzelf liggen, en het ontdekken van mijzelf is dan wel een klus die aan mij alleen is, ik heb daarvoor anderen nodig met wie ik in dialoog kan staan. In de paragraaf over welke plaats de individu in de maatschappij heeft, zal ik daar verder op in gaan. Instrumentele rede De tweede zorg, of kwaal, waar Taylor over spreekt met betrekking tot de moderniteit is 'de overheersing van de instrumentele rede'. Daarmee bedoelt hij een soort rationaliteit die aangewend wordt om te berekenen wat de meest economische toepassing van middelen is voor een bepaald doel. Maximale efficiëntie is de maatstaf voor het succes ervan. Het natuurwetenschappelijk model van rationaliteit werd geacht toepasbaar te zijn op het morele leven en de politiek7. In het kader van zelfbeschikking en zelfontplooiing wordt des te meer belang gehecht aan de technologische beheersing van de wereld, de instrumentele rede wordt ingezet voor het hogere doel van 'beheersing'. Je ziet dit principe in de gedachten van mensen als 'wat levert dit me op?', maar ook op maatschappelijk gebied bijvoorbeeld in ziekenhuizen, waar via DBC's de kosten op rigide wijze geprobeerd worden te beperken. De overheersing door de instrumentele rede is te verklaren vanuit de behoefte van de mens tot beheersing, maar het past ook goed in het onafhankelijke, autonome denken, dat verwant is met het atomisme. Daarbij biedt beheersing de mogelijkheid om invloed uit te oefenen, en zo ook lijden uit te bannen. Ook met betrekking tot deze tweede zorgelijke ontwikkeling is Taylor van mening dat er achter deze misvorming een goed ideaal ligt, en dat technologie en instrumentele rede, mits ingekaderd door een ethiek van zorg, tot een bevredigendere uitwerking in de praktijk kan leiden. Verlies van vrijheid De derde zorg die Taylor -kort- noemt met betrekking tot de moderne samenleving, is die van 'verlies van vrijheid'. De fragmentatie die de concentratie op het zelf met zich mee brengt, heeft gevolgen op maatschappelijk gebied. Als mensen zich minder of niet interesseren voor gezamenlijke doelen, voor gemeenschappelijke belangen of projecten, kunnen zij zich ook niet meer als gemeenschap identificeren met hun politieke samenleving. Er ontstaat het gevoel geen invloed meer te kunnen uitoefenen, en eigenlijk maakt hen dat misschien nog niet eens zoveel uit. Maar het gevolg is dat zij geregeerd worden door een politiek waar zijzelf geen invloed meer op uit oefenen, en een gevoel van verlies van vrijheid, of zelfs machteloosheid, ontstaat dan eenvoudig. Ethiek Als filosoof houdt Taylor zich bezig met de vraag naar 'wat een goed mens' is, en naar 'wat juist is om te doen'. Daarmee bedrijft hij ethiek. Taylor zoekt naar wat het leven betekenisvol maakt, of 'what makes life worth living'8. De vraag naar wat 'juist' of 'rechtvaardig' is, is niet alleen te beantwoorden vanuit een individueel perspectief; ook al menen moderne mensen van wel. Glas beschrijft deze misvatting erg treffend: “velen mensen menen vandaag op dezelfde manier voor een bepaalde moraal te kunnen kiezen als voor een jas of een magnetron. Onze cultuur doet alsof 7
8
Lemmens, Willem (1994), p. 120. Taylor, Charles (1989), p 4.
9
morele doelen opties zijn die vrijelijk kunnen worden aangeschaft of afgedankt”9. Taylor brengt daar tegenin dat mensen maar slechts in beperkte mate kunnen kiezen voor hun identiteit. Wie denkt dat mensen van hun identiteit 'een project' kunnen maken, maakt de mens tot object, los van zijn context en betekenisgevende (taal)gemeenschap. Taylor stelt dat de mens, in zijn morele identiteitsvorming, gevormd word tegen de achtergrond van een morele betekenishorizon. Daarmee stelt Taylor zich lijnrecht tegenover het atomisme op. Het probleem is dat die horizon gefragmenteerd is, cultureel bepaald is (moreel pluralisme), en er geen dialoog over is. Dat laatste is onder andere het resultaat van het relativisme. Omdat Taylor uitgaat van deze vormende invloed van betekenishorizons stelt hij grote vraagtekens bij het morele ideaal van rationele autonomie en zelfbeschikking. Om te voorkomen dat de mens vervalt in misvormingen als 'subjectivisme en relativisme' stelt Taylor zich een 'herbronning' of 'heroriëntatie' voor op de morele idealen waarbij de verbinding met de gemeenschap een grote rol speelt. Samenvattend Taylor ziet dus verschillende zorgelijke misvormingen van oorspronkelijke goede idealen in de maatschappij. In een samenleving waar vrije zelfbeschikking en zelfontplooiing als morele waarden hoog worden gehouden, maar op eenzijdige manier doorgetrokken worden alsof het individu afgesneden zou zijn van zijn omgeving, is er verlies van betekenisgeving. Het verlangen naar authenticiteit heeft zich vertaald in atomisme, en het belang dat op een 'eigen keus' ligt, wordt inhoudsloos omdat het relativisme zegt dat het toch niet uitmaakt wat je kiest. Taylor pleit voor herstelwerkzaamheden. De goede idealen van individualisme, zelfverwerkelijking en authenticiteit hoog houden, en proberen de praktijk te verbeteren door duidelijk te maken wat de ethiek van de idealen werkelijk inhoudt. De verleiding weerstaan de idealen in 'uitgeklede vorm' te gebruiken en hen niet verkeerd te begrijpen. Zelfverwerkelijking hoeft namelijk niet te betekenen dat onvoorwaardelijke relaties en morele eisen van buitenaf uitgesloten worden. Nee, ze vereisen ze juist! De verbinding met en erkenning van morele bronnen vanwaaruit weer opnieuw gedeelde morele kaders en betekenishorizons ontstaan, levert een perspectief op waarbinnen individualisme en authenticiteit tot hun recht komen. Authenticiteit verwijst naar een meer aan onszelf verantwoordelijke vorm van leven, waarbij de erkenning van de ander geen 'falen' is in autonomie, maar wezenlijk en noodzakelijk onderdeel. Het is een uitdaging voor de maatschappij om te zoeken naar alternatieve uitingsvormen van de genoemde idealen, anders dan de misvormingen waar Taylor zijn zorg over uitspreekt bij monde van Bloom en Lasch.
2.3 De plaats van het individu in de maatschappij In de bovengenoemde maatschappijvisie lag de nadruk van de beschrijving meer op de algemene ontwikkelingen en tendensen. Hier wil ik meer stilstaan bij de vraag welke plaats het individu inneemt in de maatschappij zoals die beschreven is, en welke uitdaging dat aan hem stelt. Daarna zal ik daaruit proberen te lezen wat dat betekent voor de invulling van de begrippen autonomie en verbondenheid. Deze twee kernbegrippen uit de contextuele theorie wil ik immers op haalbaarheid toetsen tegen het licht van de geschetste maatschappijvisies. Het maakt het makkelijk als uit het werk van Taylor ook blijkt dat hij deze begrippen een bepaalde plaats geeft, al dan niet in dezelfde bewoordingen. Uitdaging voor het individu De uitdagingen die aan het individu gesteld kunnen worden in de maatschappij waarin ze leven, wil ik benaderen vanuit de opvatting van Taylor dat er herstelwerkzaamheden moeten plaatsvinden om 9
Glas, G. (1995), p 87.
10
ervoor te zorgen dat het individu niet verzeilt in misvormingen. Ik beschrijf hier dus de situatie waarin de individuen de oorspronkelijke idealen als uitgangspunt hebben, en kunnen zoeken naar alternatieven. Ik kies daarbij voor een optimistische insteek, in navolging van Taylor, die het constateren van misvormingen niet als eindstation ziet. Daarmee stap ik mogelijk in de dezelfde valkuil, waarvan Taylor beschuldigd wordt, namelijk dat hij de mens ziet zoals hij zou moeten zijn. In deze paragraaf zal ik dus stilstaan bij de mogelijkheden die het individu heeft binnen de gegeven maatschappelijke ontwikkelingen van individualisme, het verlangen naar authenticiteit en zelfverwerkelijking. Allereerst staat het individu voor de uitdaging om zin te geven aan het eigen leven door zelfontplooiing. Het moreel heeft zich immers verplaatst naar ons innerlijk. Zelfontplooiing kan daarbij plaatsvinden in een dialogische setting, omdat het menselijke leven, zoals Taylor dat beschrijft, een typisch dialogisch karakter heeft. Hij laat dat zien aan de hand van het voorbeeld dat wij 'talige wezens' zijn. Taal als uitdrukkingswijzen waarop we onszelf definiëren, gebeurt altijd in relatie met anderen. Dat houdt niet bij de geboorte op, we leren de taal10 niet om vervolgens op onszelf verder te gaan. Zeker bij belangrijke zaken als het definiëren van identiteit moet dat proces plaatsvinden in dialoog met significante anderen. Zelfs als die anderen al uit ons leven zijn verdwenen, bijvoorbeeld na overlijden van ouders, gaat het gesprek met hen in ons binnenste ons hele leven door. Zelfverwerkelijking heeft dus de dialoog nodig om tot volle bloei te komen, en zelfverwerkelijking waarbij die 'noodzaak van banden met buitenaf' genegeerd worden staat zichzelf in de weg. Een ander bewijs dat Taylor aandraagt voor het dialogische karakter van de mens is het feit dat bijvoorbeeld genieten van of met de mensen van wie we houden alleen in gemeenschappelijkheid bereikt of beleefd kan worden. Taylor schrijft dat wij personen zijn die ons leven begrijpen als een verhaal waarin een verband wordt gelegd tussen het verleden waar wij vandaan zijn gekomen en onze toekomstige ondernemingen. We moeten de mens als belichaamd, dialogisch en tijdelijk verschijnsel respecteren. Een interessant punt dat Taylor noemt als het gaat om keuzevrijheid, een andere uitdaging aan het individu, is het feit dat de mens iemand is, die op basis van waarde-onderscheidingen kan kiezen tussen verschillende handelingsopties. Een persoon kan onderscheid maken tussen meer of minder waardevolle keuzeopties. Als voorbeeld haalt hij aan dat een mens beseft dat de keuze voor de een of de andere vakantiebestemming van een andere orde is dan die tussen wel of niet echtscheiden. Hij beseft dat er hiërarchie is tussen bepaalde soorten keuzen, op basis van wat er aan waardevols op het spel staat. Die gedachte spreekt de misvorming van relativisme tegen, die zegt dat het in feite niet uitmaakt wat je kiest, omdat alles evenveel waarde heeft. Er moet iets buiten onszelf zijn wat maakt dat we de ene keus als belangrijker achten dan de andere. Anders zijn keuzes triviaal. Taylor wijst in dat verband op het belang van 'betekenishorizons' om te ontdekken wat significant is. Hij zegt: “Mijzelf definiëren betekent uitvinden wat er significant is in mijn verschil met anderen”. De vraag 'wie ben ik' is een zoektocht die steeds verweven is met de positiebepaling van het zelf in 'een morele ruimte'. Die morele ruimte heeft betrekking op de meer fundamentele vraag 'welk soort leven is een (moreel) waardevol leven?', en grijpt terug op de betekenishorizons waartegen iemand zijn identiteit vormt. Dat vormingsproces werkt zo, dat het zelf een steeds meer autonoom individu wordt middels zelfinterpretatie en zelfevaluatie tegen de achtergrond van die horizon van betekenis en waarde. Die zelfinterpretatie en zelfevaluatie gebeurt niet vanuit een objectief standpunt, maar vanuit een subjectiviteit. Daarin spelen taal, narratief en betekenis een bepalende rol. Die elementen zijn kenmerkend voor een dialogische werkelijkheid. 10
Taylor ziet taal hier als breder dan dat wat slaat op 'gesprek', hij ziet taal als uitdrukkingswijze ook in de vorm van 'kunst', 'gebaren', 'liefde ed.
11
Temeer omdat er door het wegvallen van hiërarchische sociale structuren geen gelegenheid meer is daar identiteit aan te ontlenen, zijn de significante anderen van groot belang. Taylor noemt daarin dat de intieme (liefdes)relaties die nieuwe plek vormen, waarin die zelfdefiniëring plaatsvindt. Omdat die plek zo belangrijk is geworden, is het risico dat het daar misgaat ook veel meer voelbaar. Identiteit kan in intieme relatie evengoed gevormd als misvormd worden. Bij de vorming van die identiteit is het belang van erkenning groot. Taylor verwijst hierbij naar Hegel, de filosoof waar hij veel aandacht aan besteed heeft in zijn eerste werken. Het werkt zo dat de originele identiteit behoefte heeft aan, en gekwetst kan worden door de erkenning die gegeven wordt of onthouden door significante anderen. Echte authenticiteit kan niet bereikt worden als relatie met anderen puur als instrumenteel worden gezien; het is een spannende en gevaarlijke onderneming, waarbij er zowel winst als verlies te behalen valt. Guido Vanheeswijck schrijft in het kader daarvan: “Het nieuwe van de moderne tijd is niet de noodzaak tot erkenning, maar de vaststelling dat de poging tot erkenning kan mislukken”.11 Authenticiteit; originaliteit, creatie en ontdekking van het zelf, heeft betekenishorizons nodig die buiten het zelf liggen; anders verliest de originaliteit de achtergrond die haar van betekenisloosheid kan redden. Authenticiteit vereist tevens zelfdefiniëring in dialoog. Tot slot, een uitdaging in het kader van de instrumentele rede, die realiteit is voor het individu in de maatschappij. Taylor noemt in dit verband wat de weg naar 'vrijheid' is: “We zijn vrij, wanneer we de omstandigheden van ons eigen bestaan kunnen omwerken, wanneer wij de dingen die ons beheersen kunnen beheersen”. Autonomie Cuypers merkt op dat de rode draad door heel Taylors oeuvre een bepaalde vorm van humanisme is. Aan zijn denken over mens en maatschappij ligt een 'hermeneutische morele psychologie' ten grondslag. Autonomie en authenticiteit zijn bij Taylor conceptueel verbonden met een hermeneutiek van het zelf en de filosofie van het communitarisme. Bij Taylor zijn persoonlijke autonomie en het zelfbewustzijn van de persoon met elkaar verbonden12. Dit zelfbewustzijn is in Taylors visie een waardebewustzijn dat betrokken is op de gemeenschap. Het autonome zelf is daarmee het resultaat van zelfinterpretatie en zelfevaluatie tegen de achtergrond van een horizon van betekenis en waarde. Dat is belangrijk, omdat Taylors visie hier afwijkt van andere denkers, zoals Frankfurt en Double, bij wie het autonome zelf een product is van volstrekt onafhankelijke zelfidentificatie. Double, en dat is toch wel interessant om te noemen ook al ziet Taylor autonomie anders, beschrijft autonomie als een functie van rationele controle, en de resultante van vijf variabelen: reflexieve zelfkennis, redelijke evaluatie, intelligente procedure, effectieve zelfcontrole en eenheid van het zelf. Taylor verzet zich tegen deze atomistische opsomming. Hij stelt dat het zelf zich noodzakelijk realiseert in een morele ruimte (de betekenishorizons) en een sociale context. Zelfinterpretatie en zelfevaluatie, als onderdelen van het proces tot autonoom individu, gebeuren niet vanuit een objectief, maar vanuit een subjectief standpunt. De betekenishorizon is nodig als iets van 'buiten het zelf', om zichzelf tegen af te zetten, als zelfdefiniëring. Taylor zegt daarover: “Deze horizon van significantie houdt een betekenissysteem en een waarde hiërarchie in die het individu niet zelf gecreëerd heeft.”13 Ergens anders spreekt hij van 'transcedente waarden' als inhoud van de betekenishorizons. Cuypers legt dit verder uit door de volgende omschrijving: “Een horizon van significantie kan geen eeuwige essentie zijn omdat gehelen van betekenis en waardeonstandvastig en veranderlijk zijn. Betekenissystemen 11
Cuypers Stefaan E. [edit.], Lemmens Willem [edit.] (1997), p107.
12
Dat betekent onder andere dat autonomie psychologisch van aard is en meer specifiek dat autonomie synoniem is voor wilsvrijheid. 13
Cuypers Stefaan E. [edit.], Lemmens Willem [edit.] (1997), p 75.
12
en waardehiërarchieën verschuiven en evolueren door de geschiedenis heen. Een horizon van significantie is bijgevolg een collectief betekenisssyteem en een collectieve waardehiërarchie van een socioculturele gemeenschap die tijd-ruimtelijk gesitueerd is. Deze horizon van zelfevaluatie bestaat uit de gezaghebbende betekenissen en waarden die de heersende conceptie van het goede leven en het menselijk geluk uitdrukken binnen een levende gemeenschap”.14 Vervolgens legt hij uit dat het wegvallen van traditionele religieuze en sociopolitieke kaders de nood aan erkenning door andere personen heeft benadrukt, om de waarde en betekenis van de persoon te bepalen. Taylors kritiek op het westers liberalisme is dat er geen enkel verband bestaat tussen autonomie en ideeën over 'het goede leven': een immoreel leven van 'sex, drugs en rock&roll' kan volgens het liberalisme perfect autonoom zijn. Taylor noemt persoonlijke autonomie, in de zin van radicale door niets of niemand gebonden zelfbepaling buiten alle context om -een misvorming van een oorspronkelijk goed ideaal- een 'narcistische perversie van authenticiteit'. In het begrip authenticiteit ligt volgens hem meer nadrukkelijk de verbinding met de sociale context en de culturele traditie waarin iemand staat. Authenticiteit is het resultaat van kritische zelfreflectie en zelfevaluatie, en vereist een zelfarticulatie tegen de achtergrond van de gemeenschappelijke taal en betekenishorizons. Een tweede vereiste zijn de dialogische relaties met significante anderen waarbinnen het individu zichzelf kan definiëren. In een authentiek leven (zoals autonomie bedoelt is) kan het zelf zich volledig realiseren, en neemt het zelf ook verantwoordelijkheid voor zijn eigen individuele geschiedenis, in tegenstelling tot een inauthentiek leven, waarin de verantwoordelijkheid afgeschoven wordt, en het zelf zich slachtoffer voelt. Om niet in de valkuil of misvorming van 'contextloze zelfbepaling' te vallen geeft Taylor de mogelijkheid aan om onderscheid te maken tussen vorm en inhoud van deze autonome zelfbepaling. Qua vorm van keuzes of levensrichting kan zelfbepaling een uniek, op zichzelf geörienteerd proces zijn, maar qua inhoud kan de zelfbepaling geörienteerd zijn op zelf-overstijgende waarden. Op die manier krijgt zelfbepaling ook echte inhoud. Taylor zegt daarover: 'zelfkeuze als ideaal heeft alleen zin omdat sommige kwesties belangrijker zijn dan andere (...), en welke kwesties belangrijk zijn, dat bepaal ik niet', en 'Mijn leven wordt juist ondraaglijk wanneer de legitimiteit van alles wat ik zelf zeg of doe volledig op de eigen schouders rust'.15 Verbondenheid Het is duidelijk dat Taylor groot belang hecht aan de gemeenschap waarin het individu zich bevindt. Allereerst omdat een individu voor zijn zelfevaluatie en zelfreflectie afhankelijk is van de zelfoverstijgende waarden, die het leven in een gemeenschap vormt. Het zelf ontstaat tegen de achtergrond van iets dat buiten hem om gaat, boven hem uit stijgt. Taylor stelt in Sources of the Self dat 'de mens als een zichzelf interpreterend, sociaal dier pas tot intentioneel en affectief betekenisvol handelen en denken in staat is voor zover hij deel uitmaakt van een talige gemeenschap en een culturele orde die zijn pure individualiteit overstijgt'.16 Ten tweede is de dialogische context nodig, omdat zelfarticulatie een 'partner' vereist, een ander buiten het zelf om. Taylor spreekt in dit verband over erkenning: “Mensen willen erkend worden in hun unieke eigenheid, dat wil zeggen in de functie van de verschillen waarmee ze zich identificeren”17. Zelfontplooiing en zelfverwerkelijking zijn bij Taylor per definitie dialogische processen. Ten derde is de verbondenheid met anderen, specifiek degenen met wie wij intieme relaties hebben, van groot belang vanwege de nood aan erkenning en bevestiging (de nood die ontstaan is na het 14
Cuypers Stefaan E. [edit.], Lemmens Willem [edit.] (1997), p 79. Cuypers Stefaan E. [edit.], Lemmens Willem [edit.] (1997), p113, 144. 16 Lemmens, Willem (1999), p. 75. 17 Cuypers Stefaan E. [edit.], Lemmens Willem [edit.] (1997), p147 15
13
wegvallen van maatschappelijke structuren die die functie eerst vervulden). De verbondenheid met significante anderen is van belang, om te voorkomen dat we in een soort relativisme en atomisme verzeilt raken, waarbij het zelf geen echte betekenis meer heeft. Waar autonomie als vorm best zelf-geörienteerd mag zijn, is het nodig dat ze als inhoud geörienteerd is op iets buiten haar, om niet uit te monden in een onthechte zelfexpressie, die geen waarde heeft. De 'beheersdrang', als resultaat van de invloed van de instrumentele rede, moet in evenwicht gehouden worden door een 'ethiek van zorg', om te voorkomen dat de ander slechts gezien wordt als middel om zijn eigen doelen te bevredigen. Die ethiek van zorg, kleur ik in, is een ethiek die verbondenheid veronderstelt. Tot slot is verbondenheid of identificatie met de (politieke) gemeenschap nodig om verlies van vrijheid en daarmee machteloosheid, te voorkomen; als het individu zich verbindt met anderen, en zich in gezamenlijke herkenning sterk maakt, ontstaat (een gevoel van) 'invloed kunnen uitoefenen'. Liberalisme versus communitarisme Om de relatie tussen identiteit en erkenning, zoals Taylor die ziet, goed te begrijpen, is het zinvol de tegenstelling tussen het liberalisme en het communitarisme neer te zetten. In de liberalistische visie is de menselijke zelfontplooiing eeuwenlang ingeperkt door allerlei culturele en religieuze waarden en overtuigingen. Tijdens de Verlichting maakte de mens zich daarvan los, en bevrijdde zichzelf van deze beknelling om zelf te kunnen bepalen wat een goed leven is. Het samenlevingsmodel dat daarbij hoort is gebaseerd op neutrale principes ten opzichte van 'wat het goede leven is', en fragmentatie van ideeën en stromingen om zo volledige vrijheid te kunnen garanderen voor individuen die hun eigen leven volgens zelfbepaling willen vormgeven. Volgens het communitarisme onderschat het liberalisme het grote belang van de gemeenschap voor het individu. Het zelf ontleent zijn waarde aan de hand van zelf-overstijgende gemeenschappelijke waarden, en in de verbondenheid met de gemeenschap om hem heen.
2.4 Het ontstaan van individuele problemen met betrekking tot autonomie en verbondenheid Taylor beschrijft de 'kwalen' van de moderniteit als misvormingen van oorspronkelijk goede idealen als individualisme, expressivisme en authenticiteit. Hoewel deze 'kwalen' doelen op zorgelijke ontwikkelingen in de maatschappij en het ontstaan van bepaalde '-ismen', zoals atomisme of liberalisme, gaat het in de praktijk over mensen die hun leven trachten zinvol vorm te geven en daarin al dan niet slagen. Deze individuen, zo beschrijft Lemmens, zijn onder invloed van het modernisme in een maatschappelijk, psychologische en culturele crisis geraakt, en deze crisis bestaat uit een diepverankerd gevoel van spirituele en morele desoriëntatie.18 Nog nooit is de mens, volgens Taylor, zo onzeker geweest over zijn identiteit en zijn plaats in de werkelijkheid, en nog nooit heeft de mens zo'n last gehad van een gevoel van betekenisloosheid. Ook machteloosheid is een wrange vrucht van de kwalen van deze maatschappij. In het verlangen zich los te maken van knellende banden van heersende moraal, heeft de mens zich vergist toen hij de verbinding met anderen ook 'overboord' zette. De wens tot authenticiteit leidde tot relativisme en liberalisme, waarbij hedonisme en narcisme negatieve bijwerkingen waren 19. Kort gezegd betekenisgeving is niet te vinden in een monologische werkelijkheid, in tegenstelling tot een dialogische werkelijkheid.20
18
Lemmens, Willem (1999), p. 73-98. Lemmens, Willem (1999), p. 91. 20 Taylor, Charles, (1994), p. 583. 19
14
2.5 Consequenties voor hulpverlening Taylor pleit voor 'herstelwerkzaamheden' om de misvormingen terug te leiden naar de oorspronkelijk goede idealen. Die term herstelwerkzaamheden past goed bij het doel van hulpverlening: mensen helpen te herstellen wat mis is gegaan in hun leven, en hen gidsen naar gezondheid. Voor Taylor zal dit proces onlosmakelijk verbonden zijn met hernieuwde aansluiting op de (morele) betekenishorizons. In de praktijk betekent dat zoeken naar gemeenschappelijke waarden en ideeën, bijvoorbeeld over wat 'een goed leven' is, waaraan het individu weer betekenis voor zichzelf kan ontlenen. Voor de moderne mens, zal dit zoeken in eerste instantie op weerstand stuitten, de duur verworven liberalistische (schijn)vrijheden zullen niet zomaar opzij gezet worden, ook al leveren ze niet dat zinvolle leven op waar ze op gehoopt hadden. Ethiek en moraliteit moeten weer ingevoerd worden om de mens richting te geven in zijn zoektocht naar identiteit21 Ten tweede zal de verbinding in dialoog met significante anderen gezocht moeten worden, voor een gezond proces van zelfrealisatie, zelfarticulatie, en zelfontplooiing Atomisme leidt tot betekenisloosheid, zoals Taylor aangeeft: verbinding met de gemeenschap leidt tot betekenisgeving en identificatie leidt tot een gevoel van 'invloed kunnen uitoefenen', zowel op politiek als persoonlijk vlak. Het verlangen om van betekenis te zijn, kan niet bepaald worden door het 'autonome zelf-los van alle context', maar is afhankelijk van de erkenning van de ander. Hulpverlening kan erop gericht zijn die erkenning tot stand te brengen, zowel in de hulpverleningsrelatie zelf, als in de context met echte significante anderen.
2.6 Kritische receptie Taylors visie omvat veel verschillende terreinen; politiek, filosofie, psychologie en wellicht hebben zijn opvattingen consequenties voor veel meer gebieden. Duidelijk is dat er vanuit al die verschillende hoeken kritiek te verwachten valt. Zeker omdat Taylor's kernpunt kritiek inhoudt op iets dat de maatschappij zich met moeite verworven heeft. In het volgende stuk zal ik korte stukjes van deze kritieken weergeven, voor zover ze relevant zijn voor de onderzoeksvraag en het thema. In een later hoofdstuk weeg ik deze kritieken af tegen de 'opbrengsten' uit de hoofdstukken over Beck en Nagy. De eerste kritiek die geuit kan worden op het denken van Taylor, is dat hij de mens ziet 'zoals hij zou moeten zijn'. Daarmee neemt hij een optimistisch standpunt in. De praktijk van alledag geeft echter aan dat de mens maar moeilijk in staat is om een levensstijl en keuze die uiteindelijk toch niet bevredigend is, in te ruilen voor een andere. Als een mens een sociaal dier is, dan is hij ook een gewoontedier. Bijkomende kritiek is ook dat Taylor niet erg praktisch wordt in handreikingen hoe de mens dan tot veranderen kan komen; zijn eigen stijl is waarschijnlijk die van 'inzicht verwerven in de doodlopende weg', maar het is erg lastig voor de algemene mens om Taylors inzicht te volgen... De Dijn vraagt zich terecht af of het individu wel in staat is zich op adequate wijze te blijven verhouden tot de transcendente waarden als die voortdurend onder druk blijven staan van een postmoderne omgeving en een narcistisch ideaal van zelfontplooiing.22 Een andere, scherpere, kritiek aan het adres van Taylor, is het verwijt van 'moreel idealisme', waarin Taylor wordt beschuldigd van moralisme en overdreven intellectualisme. De noodzakelijke verbinding tussen autonomie of authenticiteit en reflexiviteit en zelfarticulatie is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Er wordt in de ogen van criticasters teveel nadruk gelegd op de talige zelfexpressie, en te weinig aan het principe 'geen woorden, maar daden'. In die perceptie bestaat 21 22
Lemmens Willem (1994), p. 123. Cuypers Stefaan E. [edit.], Lemmens Willem [edit.] (1997), p41, 146.
15
authenticiteit uit spontaneïteit en impliciete aanwezigheid. Cuypers citeert, als illustratie van de kritiek op het overdreven intellectualisme van Taylor, een stuk van Shakespeare uit Hamlet: “Zo maakt het peinzen lafaards van ons allen en wordt de frisse tint van 't kloek besluit Door 't zieke grauw der mijmering ontkleurd, en daden met een groot en schokkend doel, Door dat gepieker van hun pad geleid Verliezen zo de naam van handeling”23 Door dezelfde Cuypers wordt vervolgens Taylors conceptuele band tussen autonomie en moraliteit, maar ook die tussen autonomie en socialiteit aangevochten. Argument daarvoor is dat Taylors psychologie hierin niet op een conceptuele analyse of op empirisch onderzoek berust, maar in feite op een prescriptief ideaal. Dat sluit aan op de kritiek van moralisme en idealisme. Ook volgens Lemmens slaagt Taylor er niet in hard te maken dat moraliteit, of oriëntatie op betekenisgevende transcendente waarden, een noodzakelijke voorwaarde is voor de zelfevaluatie en articulatie van het individu24. Het lijkt erop dat Taylor vanuit zijn wishful thinking de koppeling maakt tussen 'een zinvol leven willen leiden' en 'daarvoor aansluiting moeten hebben op transcendente waarden'. Over de inhoud van die waarden wordt overigens niet veel gesproken bij Taylor. Hoewel hij 'ideeën over het Goede leven' wel noemt, sluit hij de mogelijkheid ook niet uit dat er een christelijke -theïstische- invulling van die waarden mogelijk is. Tot slot een kritische noot vanuit het christelijk perspectief. Buijs merkt op dat de bedreigingen die Taylor zelf schetst in de moderne samenlevingen voor een hoge morele standaard reëel zijn. De oppervlakkigheid van de waarden, doordat ze zo vanzelfsprekend lijken te zijn geworden, vragen om meer emotionele prikkeling om nog 'geactiveerd te worden' (zoals het gevoel van onrecht bij het zien van oorlogen etc). Daarnaast is de frustratie die het nastreven van hoge morele idealen meebrengt een bedreiging, en evenzo het scherpe contrast dat in de maatschappij leeft tussen 'de goeden en de slechten'. Glas noemt dat transcendentie ontkennen, omwille van die bedreigingen, geen optie is, maar dat veeleer 'liefde' toegevoegd moet worden. Als morele daden niet voorafgegaan worden door onvoorwaardelijke liefde, zullen zij destructief worden.25. Erg sterk onderbouwt vind ik deze kritiek of aanvulling niet. Maar wat Glas in het kader hiervan ook aangeeft, vind ik meer hout snijden. Hij stelt de band die er bij Taylor te zien is tussen verplichting en schuld (een op moraliteit geënte verbinding) destructief wordt als er niet iets van liefde tussenzit. Het wordt dan een vernietigende cirkelgang. Hij voegt daaraan toe dat het niet zozeer het ontbreken van de drijvende liefde achter moraliteit, de band tussen verplichting en schuld, is die destructief maakt, maar dat het kwaad veel dieper steekt. Het zit in 'het willen beginnen bij zichzelf, het kwaad van zelfrechtvaardiging, en het zich niet willen uitleveren aan de genade en liefde van Godswege'.26 Glas legt hier de nadruk op het hoopvolle perspectief dat het christelijk geloof kan toevoegen; namelijk dat de cirkel van verplichting en schuld opengebroken wordt door de hoop van 'het volbrachte werk van Christus'. Hoewel deze verbinding niet onmogelijk is, vraag ik me wel of of de cirkel van verplichting en schuld, zonder voorafgaande of van 'bovenaf aangereikte' liefde zo destructief is.
23
Cuypers Stefaan E. [edit.], Lemmens Willem [edit.] (1997), p80. Lemmens Willem (1999), p 92. 25 Buijs, G. (2002). 26 Glas, G. (1995). 24
16
3 Ulrich Beck “People used to be born into traditional societies, as they were into social classes or religions. Today even God himself must be chosen. And the ubiquitous rule is that, in order to survive the rat race, one has to become active, inventive en resourceful, to develop idea's of one's own, to be faster, nimbler and more creative – not just on one occasion, but constantly, day after day. Individuals become actors, builders, jugglers, stage managers of their own biographies and identities and also of their social links ans networks.”27
3.1 Inleiding Ulrich Beck (1944) is een Duits socioloog met een aantal belangrijke werken op zijn naam. Hij verwierf vooral bekendheid met zijn concept van 'Risicomaatschappij' (in zijn werk Risikogesellschaft, 1986). Hij studeerde sociologie, filosofie, psychologie en politicologie aan de Universiteit van München, waarna hij promoveerde. De keus voor Beck als onderdeel van dit onderzoek heeft te maken met zijn opvattingen over individualisering in de huidige maatschappij. In feite heeft het werk van Beck twee thema's, die onderling vanzelfsprekend raakvlakken hebben. Het eerste thema is de risk-thesis, waar Beck voornamelijk bekend om is geworden, en de tweede thesis de individualisatie. Ik heb voor dit onderzoek gebruikt gemaakt van het werk 'Individualization, Institutionalized Individualism and its Social and Political Consequences'28, een werk dat hij samen met zijn vrouw Elisabeth Beck-Gernsheim schreef. Gemakshalve haal ik de beide auteurs in het vervolg samen aan als 'Beck', waarbij ik hun gezamenlijke inspanning voor het werk volledig wil erkennen. In het boek onderzoekt Beck hoe de individualisering van de moderne tijd eruit ziet, en welke consequenties dat in -wederzijdse beïnvloeding van- de maatschappij heeft. Voorafgaand aan zijn eigen voorwoord schreef zowel Scott Lash als Zygmunt Bauman ook een voorwoord, waarin zij vanuit hun eigen perspectief op Beck's stellingname ingaan. De toon van Beck's werk is tamelijk pessimistisch. Zijn conclusies naar aanleiding van zijn observaties en analyses van de huidige samenleving zijn niet erg hoopvol voor de mens. Ook in die zin is de keus voor Beck als derde auteur in dit onderzoek erg gewenst vanwege het contrast met de wat meer hoopvol gestemden Nagy en Taylor. Een derde reden voor de keus voor Beck is zijn sociologische insteek. Naast de filosofische analyse van de moderniteit van Taylor, en het (ethisch)humanistische perspectief vanuit de hulpverlening dat Nagy geeft, is de inbreng van een meer 'down-to-earth' denker waardevol. In dit hoofdstuk wil ik beginnen met de visie van Beck op de maatschappij uiteen te zetten, en vervolgens de consequenties van die maatschappijvisie bekijken op individueel niveau. Daarbij zal de vraag centraal staan voor welke uitdaging de hedendaagse mens staat ten opzichte van de maatschappij waar hij in leeft, en welke plaats de begrippen autonomie en verbondenheid daarin hebben. Tot slot wil ik proberen te schetsen hoe -volgens de lijn van Becks visie- individuele problemen kunnen ontstaan, en welke mogelijke consequenties dat heeft voor de hulpverlening. Dit onderzoek staat tenslotte in het kader van de verbetering van die hulpverlening. Afsluitend geef ik een korte aanzet tot een kritische weging van het gedachtegoed van Beck met betrekking tot het thema van dit onderzoek. 27 28
Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002), p.23. Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002).
17
3.2 Maatschappijvisie In het voorwoord op 'Individualization' beschrijft Scott Lash hoe Beck onderscheid maakt tussen twee vormen van moderniteit. De eerste -of eenvoudige- moderniteit is die in de Verlichting ontstond. De tweede -of reflexieve- moderniteit volgde later. Tussen verschillende perioden van sociale structuren29 zitten overgangsfasen, die gekenmerkt worden door beweging, veranderlijkheid, 'ontworteldheid' en die wat Lash noemt 'anomic' zijn. Het bijzondere aan de tweede moderniteit, waar Beck zich in zijn werk op richt, is dat deze juist zo kenmerkende 'anomic phase' -die normaal gesproken plaats maakt voor een sociale structuur waarin nieuwe normen een vaste plaats krijgen en richtinggevend worden- in dit geval niet plaats heeft gemaakt voor die 'nieuwe routines en wetmatigheden'. Het 'anomische' is gebleven en zelfs kenmerkend voor deze tweede moderniteit geworden. Om inzichtelijk te maken waarin de eerste van de tweede moderniteit verschilt zet Lash de twee naast elkaar. Ik zal hieronder een kort, puntsgewijs overzicht geven van deze verschillen, om vervolgens in te zoomen op deze tweede moderniteit. Eerste moderniteit
Tweede moderniteit
Industrieel geörienteerd
Versus
Informatie geörienteerd
Structuur van 'social arrangements'
Vs
Geen vaste structuren
Lineaire systemen, balans
vs
Disbalans en verandering in 'open' systemen
Reflectief
Vs
Reflexief
Objectiviteit is mogelijk
Vs
Intentionaliteit van kennis
'ik denk dus ik ben' (reflectief)
Vs
'Ik ben ik' (reflexief)
Rolduidelijkheid nav maatschappijmodel30
Vs
Maatschappijmodellen zijn 'in crisis'
Rollen op basis van vastgestelde regels
Vs
Rollen zijn niet vastgesteld Individuen worden 'nomaden'
Vastgestelde normen (nomic)
Vs
Geen vastgestelde normen (anomic)
Individu voegt zich naar normen van buitenaf, volgt de regels van buitenaf
Vs
Individu stelt zelf normen vast (autonomic), is zelf 'regel-bepaler'
Vaste patronen zijn richtinggevend
Vs
'uitzondering is de regel' Outsourcing of functions and family
De tweede moderniteit heeft dus kenmerken van veranderlijkheid, van 'wortelloosheid' die normaal gesproken bij een 'tussenperiode' passen waarna weer een duidelijk herkenbare stroming in de maatschappij het dagelijks en politieke leven beïnvloedt. Ik wil een aantal hierboven genoemde kenmerken van de tweede moderniteit wat nader bekijken. Het grote verschil, volgens Beck, met de voorliggende periode, de moderniteit van de verlichting, is het verschil tussen reflectiviteit en reflexiviteit. Het 'Ik denk dus ik ben' van Descartes veronderstelt tijd en gelegenheid om na te denken, te ordenen en afwegingen te maken. In het huidige tijdperk is 29 30
Lash spreekt over 'set of social arrangements' Lash noemt wat ik met 'maatschappijmodel' vertaal 'institutions'.
18
die tijd er niet meer. De informatiestromen gaan razendsnel, objectiviteit van kennis staat sterk ter discussie waardoor eigenlijk niet te bepalen is 'wat een juiste keuze is', en het accent op 'denken' is ingehaald door de noodzaak tot snelheid van handelen. Reflexiviteit is gebaseerd op het vermogen om in een wereld die snelle beslissingen vraagt keuzes te maken. Het heeft te maken met onmiddellijkheid, met reflexmatig handelen in het moment. Individuen in de tweede moderniteit hebben niet genoeg reflectieve afstand tot zichzelf om tot lineaire redenaties en verhaallijnen over zichzelf en de situaties waar ze in zitten te komen31. Die luxe uit de tijd van de reflectiviteit is er niet, en het ontbreekt de tweede moderniteit ook aan idealen of strevens om daarnaar terug te willen. In deze tweede moderniteit ligt ook meer nadruk op het 'een eigen weg vinden', los van traditionele rollen of patronen. In feite is alles mogelijk. Het individu bepaalt zelf de spelregels van zijn leven. In die context is de woordvinding 'auto-nomic' prachtig gevonden als tegenhanger van het 'nomic' en 'anomic' zoals die kenmerkend stonden voor maatschappijmodellen waarbij respectievelijk de regels en normen vaststonden, of losgelaten waren. In de huidige moderniteit staat alles ter discussie; zekerheden uit eerdere perioden, politieke opvattingen en ideeën, normen en waarden, maar ook betekenisgeving en religie. De mens is als het ware losgelaten in vrijheid. Of 'veroordeeld tot vrijheid', want hoewel de geschetste omslag in eerste instantie een bevrijding uit beknelling lijkt te zijn, en alle voorwaarden lijkt te scheppen om als individu maximale mogelijkheden tot zijn beschikking te hebben, ervaart het individu die winst niet altijd als vooruitgang. Er is een voortdurende onrust, het individu is steeds 'onderweg', en moet zich steeds weer opnieuw verhouden tot veranderende omstandigheden32. Kenmerkend voor de tweede moderniteit is het proces waarbij er per definitie ontregeling van of disbalans in het systeem gebracht wordt door het individu zelf. Met het wegvallen van de kaders en richtinggevende structuren heeft het individu ook zijn eigen richting of doel verloren. Bauman verwoordt die desillusie over de winst van de tweede moderniteit treffend, als hij stelt dat 'freedom comes, when it matters no more'. Individualisatie Als de twee thema's 'risicomaatschappij' en 'individualisatie' kenmerkende begrippen zijn voor het begrijpen van hoe Beck de huidige maatschappij ziet, zullen we die beide thema's wat nader moeten bestuderen. Wat mij betreft ligt de nadruk daarvan op het tweede thema in het kader van dit onderzoek. Bauman stelt kernachtig dat het hart van de individualisatie een verschuiving inhoudt van 'identiteit als gegeven' naar 'identiteit als opdracht'. Het legt verantwoordelijkheid bij het individu voor het uitvoeren van de opdracht en de bijkomende consequenties. Dit is een belangrijke omschrijving, omdat daar ook in besloten ligt dat de opdracht kan mislukken. Individualisatie is tevens 'worden wat men is'; een omschrijving waar ook die opdracht in doorklinkt. Hij zegt daarbij dat individualisatie in deze tijd een lot is, geen keuze (en dat in een wereld die gekenmerkt wordt door de grote keuzemogelijkheid!). Het 'geïndividualiseerde' individu is niet per definitie in staat tot of capabel voor wat nodig is om geïndividualiseerd te zijn. Het kunnen manoeuvreren in een maatschappij die geen richtlijnen meer geeft, vraagt om enorme capaciteiten, en die zijn niet vanzelfsprekend aanwezig bij ieder individu. Ook hier ligt weer een 'misluk-kans' voor het individu in de moderne samenleving. Het individu met de grootste kansen in de moderne samenleving is diegene, die geindividueerd, en assertief, zichzelf in beweging houdend, onafhankelijk zijn koers vaart. Beck omschrijft individualisatie als enerzijds het uiteenvallen van voorheen bestaande sociale vormen (zoals klassen, man/vrouw rollen, familie, rolmodellen), en anderzijds als het feit dat in de nieuwe moderniteit nieuwe eisen en vormen van dwang worden opgelegd. Door bijvoorbeeld de banenmarkt, de verzorgingsstaat en bureaucratie worden mensen gebonden aan een netwerk van 31 32
Lash in het voorwoord van: Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002). Zygmunt Bauman in het voorwoord van: Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002).
19
voorwaarden, regels en bepalingen. Die bepalen als het ware de horizon waarbinnen het moderne denken en handelen moet plaatsvinden. Kenmerkend voor de manier van denken van de moderniteit is dat deze meer ingericht is op het individu, en minder op groepscohesies, zoals het gezin. Een gevolg van de individualisatie is aantasting en langzame uiteenvalling van het 'burgerschap'. . De enige manier waarop nog gemeenschappelijkheid beleefd wordt, is in het delen van persoonlijke ervaringen en intimiteiten. Maar deze momenten van gemeenschappelijkheid zijn gebaseerd op losse, onstabiele 'kapstokken' waaraan iedereen zijn eigen individueel beleefde emoties ophangt. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld het chatten, de forums op internet en de invulling van sociale relaties. Beck zegt daarover: “wat overblijft na het vervagen van de sociale normen, is een angstig ego op zoek naar liefde en hulp. In de zoektocht naar zichzelf raakt het makkelijk verdwaald in de jungle van het zelf... iemand die in de mist van zijn eigen zelf ronddwaalt is niet langer in staat te bemerken dat deze isolatie in feit een massa veroordeling is”33 Die constatering is weinig hoopgevend voor zowel het individuele welzijn, als voor de maatschappij en politiek. De grootste tegenstelling in de tweede moderniteit ligt in het kloof tussen het 'recht op zelfverwerkelijking'34 en het (on)vermogen om de de sociale omstandigheden te beheersen. In het voorwoord tot zijn boek legt Beck uit dat hij onderscheid maakt tussen verschillende vormen van individualisatie. De eerst vorm noemt hij 'the neo-liberal idea of the freemarket individual'. Het is een vorm van individualisme waarbij het zelf als 'op opzichzelfstaand' beschouwd wordt, autarkisch en zelfvoorzienend. Het ontkent de wederzijdse verplichtingen aan anderen. Beck beschouwt deze vorm als bedreiging voor de welvaartsstaat, en toont ook aan dat een individu niet 'opzichzelfstaand staand is; de praktijk van alledag laat zien dat het zelf juist met duizend draadjes aan anderen gebonden is, ook op wereldniveau. De vorm van individualisatie die hij centraal stelt in zijn werk, noemt hij 'Institutionalized individualism'. Hij stelt zich daarbij de vraag hoe de leugen van de 'autarkie' ontmaskerd kan worden. Want binnen individualisatie moet niet de keuzevrijheid centraal staan, maar 'inzicht in de fundamentele incompleetheid van de mens'. Individualisatie, stelt Beck, is in feite de sociale structuur van de moderne maatschappij zelf geworden. 'Institutionalised individualism' betekent dat de (maatschappelijke en sociale?) structuren zelf individualiserend zijn; een behoorlijke paradox. Daarbij verwijs ik terug naar de eerdere opmerking dat het systeem door het individu zelf ook in onbalans wordt gebracht. Dat resulteert in een zichzelf versterkende cyclus van een maatschappij die individualiserend werkt, en individuen anderzijds die het systeem steeds ontregelen waardoor er geen eenduidige koers of vaste normen komen. Om concreet te worden; voor het individu betekent deze cyclus dat het zichzelf volledig kan individualiseren, aan alle voorwaarden daarvoor wordt voldaan door de grote keuzemogelijkheden binnen de maatschappij, het wegvallen van richtinggevende kaders en normen en het vervagen van betekenisgevende structuren. Maar de andere kant van de medaille is dat het uiteindelijk dus ook niet meer uitmaakt wat het individu kiest of wie het als geïndividualiseerd zelf wordt, omdat het verschil tussen het een en het ander niet meer belangrijk is. Jezelf onderscheiden lijkt winst, maar betekent in feite niets meer, omdat het niet meer afgezet kan worden tegen een achtergrond van vaste structuren en normen. Een uitweg uit de impasse? Bauman vraagt zich af of 'collectiviteit' zou helpen om uit deze impasse te komen35. Hij concludeert dat dat niet haalbaar is, omdat zelfs de optelling van de individuen (het collectief worden) niet zou resulteren in gemeenschappelijkheid of een 'vereende kracht': iets dat meer dan de som der delen is. 33
Vrije vertaling van een citaat van Beck uit het voorwoord van Bauman, in Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-
Gernsheim, (2002). 34
Vertaling van 'self-assertion' dat in het woordenboek zoveel betekent als 'The act of putting forth your own opinions in a boastful or inconsidered manner that implies you feel superior to others'
35
In: Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002), pxvii 20
Het enige voordeel van het gemeenschappelijk trachten te maken van deze 'individuele lijders' is ervaring van de troost 'niet de enige te zijn'. Wat maximaal haalbaar is, is het uitwisselen van adviezen hoe te overleven is in een wereld van betekenisloosheid, maar uiteindelijk moet je het toch zelf doen. Collectiviteit zal slechts opleveren dat de individuen zich sterk maken voor een gezamenlijk geaccepteerd grondrecht dat 'iedereen zijn eigen weg mag zoeken', en er zorg gedragen voor wordt dat ieder dat ook in vrede doet. Beck stelt dat het enige dat uit de impasse kan leiden een nieuwe reformatie is, en dat vereist sociale inventiviteit en collectieve moed in politieke experimenten, eigenschappen die niet vaak meer gezien worden. Tegelijkertijd meent hij dat individualisatie als 'me-first society' ook een eenzijdige beeld is. Er bestaat ook altruïsme binnen het individualisme, en als argument geeft hij dat men toch ook sociaal gevoelig moet zijn om het voor elkaar te krijgen om een leven voor zichzelf te hebben. Daarnaast redeneert hij dat er een mogelijkheid bestaat dat het proces van individualisatie, op individueel niveau, vanzelf tegen zijn eigen grenzen aan zou kunnen kopen. Als twee mensen, bijvoorbeeld midden in een scheiding, met elkaar in gevecht zijn over hun rechten, ontmoeten ze elkaar op dat punt, en zal de wederzijdse muur van grenzen teweeg brengen dat er toch een vorm van samenwerking zal moeten ontstaan om de maximale winst voor beiden eruit te halen. Een soort noodgedwongen democratie. Ik wil Beck hier citeren omdat hij de mogelijke grenzen van individualisatie treffend omschrijft als: “The more people are individualized, the more they produce de-individualizing consequences for others.”36. De huidige moderniteit wordt ook gekenmerkt door risico's: Beck's andere hoofdthema naast individualisatie is 'living in Risksociety'. Risicomaatschappij “We leven in een explosieve tijd. Daar waar politici, wetenschappers en ondernemingen bezwerend praten over de degelijke fundamenten van veiligheid, beheersbaarheid en controle, zien burgers in de werkelijkheid steeds duidelijker de contouren van een kaartenhuis. Eén gekke koe leidt tot massale paniek en tot het ineenstorten van de 'veilige' vleesmarkt. Eén ontplofte kerncentrale is genoeg om het hele kernenergieprogramma bij de mestvaalt van de geschiedenis te zetten. Het geknutsel aan onze genen, aan de kern van het menselijke bestaan, ervaart iedereen als ongepast op een enkele techneut na. Volgens de Duitse socioloog Ulrich Beck is het slechts een kwestie van tijd voor ook hier de vlam in de pan slaat. Letterlijk. Het leven zelf is een laboratoriumproef geworden, zegt Beck, en dat gaat velen te ver.” (inleiding uit een interview met Beck37) Het boek 'Risikogesellshaft' beschrijft de kenmerken van de post-industriële maatschappij: ze berekent alles in risico's. Deze risico's ontstaan niet enkel door de industrie maar ook door de complexiteit van de hedendaagse samenleving. Voorbeelden van risico's zijn bijvoorbeeld: het ongeluk met de kernreactor in Tsjernobyl, de gekke koeienziekte, dioxinecrisissen, enzovoort. De ontwikkeling van de maatschappij en wetenschap leidt tot geproduceerde onzekerheid. Beck beweert dat we dan ook met deze onzekerheid moeten leren leven in de risicomaatschappij. Dat brengt de noodzaak voor het bespreken van deze problemen in wat Beck sub-politieke gebieden noemt. Gecentraliseerde politiek is niet meer bekwaam om in te staan voor alle risico's van de moderne maatschappij. Er zouden dus verschillende sub-politieke gebieden moeten ontstaan waar zowel wetenschappers met hun grondige kennis van het mogelijke probleem als burgers met hun angsten en commentaren moeten kunnen spreken over de spelende problemen.38 De sociale conflicten in onze maatschappij gaan steeds minder over de verdeling van welvaart maar in toenemende mate over de over de verdeling van risico’s. In een risicomaatschappij is niet zozeer het fysieke explosiegevaar, maar de sociale explosiviteit als gevolg van het maatschappelijke verlies 36
Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002).
37
Han van der Wiel in: http://www.milieudefensie.nl/publicaties/magazine/1997/maart/beck.htm Gunter VandePlas in: http://www.vub.ac.be/boerplato/archief/ubeck.html
38
21
aan vertrouwen in de bestaande sociale instituties. Op de vraag wie is verantwoordelijk is het antwoord meestal niemand. In een tijdperk waarin de feiten steeds vaker worden beheerst door onzekerheid en tegenstrijdige zekerheden en het maatschappelijke draagvlak gekenmerkt wordt door een gebrek aan consensus kunnen we niet meer over keuzen praten in termen van rationele kosten-baten-analyses of het zoeken naar betere technologische oplossingen. We maken een enorme terugval mee in oude arrangementen terwijl nieuwe geboden zijn! Beck geeft aan hoe we de risicovragen in de technologische cultuur eerst zichtbaar en bespreekbaar moeten maken. Pas dan kunnen we opnieuw de verantwoordelijkheden voor de risico’s en gevaren bepalen en maatschappelijke uitspraken doen over de toekomstige inrichting van de samenleving39. Wat betreft de risico's waar Beck over spreekt: het verschil met vroegere catastrofes is volgens Beck dat daar onbegrepen natuurgeweld aan te pas kwam of de toorn van God. De huidige rampen zijn het gevolg van rationeel genomen beslissingen en hebben direct een internationaal karakter: ze treffen iedereen. "Honger is hiërarchisch, smog is democratisch", is een gevleugelde uitspraak van Beck. Tsjernobyl doorbrak het gevoel bij mensen dat ze hun eigen leven bepalen en op hun eigen oordeel kunnen vertrouwen40. [Het heeft veel te maken met Becks opvatting van individualisering. Individualisering betekent - gezien vanuit de instituties - onberekenbaarheid. Dat kan positief zijn en negatief, maar dat laatste is ook een vorm van vrijheid."] In zijn werk 'Risk Society', beargumenteert Beck dat de risico’s waarmee men in de moderne maatschappij te maken krijgt een uitvloeisel zijn van de rijkdom die vergaard wordt. De risicomaatschappij wordt gekenmerkt door een zoektocht naar vermijding van risico’s. Deze risico’s worden veroorzaakt door de industriële en technologische innovatie in de moderne maatschappij. De oneven verdeling van rijkdom (nationaal en internationaal) heeft als gevolg dat sommige groepen zichzelf beter kunnen wapenen tegen de gevaren die zij zelf mede-produceren terwijl andere groepen mensen een groter risico lopen het slachtoffer te worden. De producenten zijn echter evenwel een onderdeel van de risicomaatschappij, ook zij hebben de regulering van de risico’s niet langer in handen41.
3.3 De plaats van het individu in de maatschappij Sociologie als wetenschap is niet gewend de werkelijkheid te bekijken vanuit het perspectief van het individu. Beck noemt dat 'Sociology's credo is that the individual is the illusion of individuals who are denied insight into the social conditions and conditionality of their lives'42. Sociologie neemt het individu als 'op zichzelf staand' niet echt serieus dus. Wat dat betreft dwingt de individualisatie van de huidige maatschappij tot een verandering van dat perspectief. Het maatschappijbeeld bestaat nu uit een 'loszand'geheel van individuen die allemaal -en dat is wellicht het enige gemeenschappelijke- hun weg proberen te vinden binnen de vele keuzemogelijkheden van de maatschappij. Eerder concludeerden we dat kenmerkend is voor de tweede moderniteit het proces waarbij er per definitie ontregeling van of disbalans in het systeem gebracht wordt door het individu zelf. Dat is lastig voor de sociologische manier van kijken, omdat alle mogelijkheden tot voorspelling en berekening verstoord worden door de individu met zijn wisselende voorkeuren en wensen. Het individu is als het ware de 'interference-factor' geworden. Voor de maatschappelijke structurering door de politiek geldt diezelfde moeilijkheid. Beck stelt die moeilijkheid aan de orde in de formulering 'welke architectuur heeft de maatschappij nodig onder de druk van het 39 40 41
42
Maarten Hajer en Michiel Schwartz in: http://www.janberno.nl/risico.htm. Han van der Wiel in: http://www.milieudefensie.nl/publicaties/magazine/1997/maart/beck.htm. Uit een introductie op een lezing door Ulrich Beck op 15 nov 2004 aan de UvA: http://www.fmg.uva.nl/politicologie/object.cfm.
Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002), p15.
22
individualisme?', en 'Hoe is deze maatschappij te managen?'. Hoewel dit onderzoek geen antwoord wil geven op politieke vragen schetst deze perspectiefwisseling iets van de moeilijkheid van de verhouding tussen het individu en de maatschappij. Abstract gezien spreken we hier over de verhouding tussen 'deel' en 'geheel'. Er lijkt een antithese in die begripsvorming te schuilen, maar in feite veronderstellen beide begrippen elkaar, zegt Beck. Die wederzijds veronderstelling wordt zelfs 'moreel juist' genoemd, overigens om onduidelijke redenen. In de discussie die Beck vervolgt vraagt hij zich af of er sprake kan zijn van een mogelijkheid tot integratie van de 'geïndividualiseerde maatschappij' (als schijnbare antithese). Hij voert Emile Durkheim en Georg Simmel aan, die stellen dat die integratie alleen mogelijk is door waarden, waar op overstijgend niveau overeenstemming over is. Maar gelijk schuift Beck deze mogelijkheid van tafel door te in te brengen dat dat zeer onwaarschijnlijk is gezien de mate waarin individuen los zijn komen te staan van klassieke vormen van integratie in groepen, zoals familie en klasse. Beck noemt vervolgens nog twee mogelijke manieren waarop integratie bereikt kan worden, op datzelfde niveau van overstijgende overeenstemming, namelijk door gedeelde materiële belangen of bezit, en door een soort nationaal bewustzijn. Maar ook deze beide opties zijn in zijn perspectief niet reëel. Als er al een manier is tot integratie of samenbinding van een sterk geïndividualiseerde maatschappij, suggereert Beck, dan moet het zijn door helder inzicht in die situatie; de schijnbare antithese, en moeten mensen als voorwaarde succesvol gemobiliseerd en gemotiveerd worden voor de uitdagingen die aanwezig zijn in hun leven (Beck noemt daarbij voorbeelden als 'werkeloosheid, vernietiging van de natuur etc). Dus: alleen als individualisatie erkend wordt als gegeven, en en niet teruggedrongen of bevochten wordt, en er bewust gebruik gemaakt kan worden van deze gegevenheden kan er integratie tussen het individu en de maatschappij ontstaan, en er weer een begin gemaakt worden met 'verbinding'. De vraag is of wij nog de kracht, de verbeelding en de tijd hebben om een nieuwe, hierop gebaseerde, politiek uit te vinden. Beck haalt König aan, die stelt dat integratie haalbaar is door het de maatschappij mogelijk te maken te reflecteren op zichzelf en zichzelf te observeren. Integratie moet niet op institutioneel niveau geschieden, maar 'in thought'. Hij bedoelt daarmee dat integratie niet een regelbaar of afspreekbare nieuw structuur moet zijn, maar een manier van denken, een perspectief als basis43. In dat gedachte-experiment draait het om het vermogen tot zelf-interpretatie, zelf-observatie, zelfopenend vermogen, zelf-ontdekking en 'uitvinding van het zelf'. Waarom is deze discussie belangrijk? In dit onderzoek staat de vraag centraal of de visie van de Contextuele Benadering op de verhouding tussen autonomie en verbondenheid past of haalbaar is, in de huidige maatschappij. Als individualisatie kenmerkend is voor de huidige maatschappij, is het belangrijk de mogelijkheden en onmogelijkheden binnen die ontwikkelingen goed in beeld te krijgen. Beck stelt dat individualisatie meebrengt dat mensen op zichzelf aangewezen zijn, en als het ware steeds verder afdrijven van een gezamenlijkheid die een constructieve verandering in gang kan zetten. De vraag naar mogelijkheden tot 'herintegratie' van het individu in een context, in een maatschappelijk geheel, is van groot belang om in te schatten welke plaats de Contextuele 'verbondenheid' nog kan hebben. Uitdaging voor het individu Niet alleen moet het individu zich, op basis van de geconstateerde individualiserende ontwikkeling in de maatschappij, verhouden tot de maatschappelijke veranderlijke structuren en zijn weg zien te vinden zonder te kunnen vertrouwen op richtinggevende normen. Hij moet zich ook verhouden tot andere individuen die in hetzelfde schuitje zitten. 43
Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002), p18: “What Konig proposes is in fact very topical – an integration to be attained 'in thought', in the struggle for new existential foundations for industrial civilisation.”
23
Het gezin is daarbij de meest dichtbije sociale ontmoetingsplaats. En ook daarover spreekt Beck zich somber uit. Hij noemt het gezin de 'afvalbak' voor alle sociale problemen -wereldwijd- die nergens anders kunnen worden opgelost. Dat is wel herkenbaar als je de statistieken voor stukgelopen relaties bekijkt, en het hoge aantal eenoudergezinnen of nieuw samengestelde gezinnen bekijkt. Individualisatie heeft allerlei processen die voorheen vanzelfsprekend verliepen tot punt van discussie gemaakt. Voorbeeld daarvan is de verdeling van 'werk en zorg voor het gezin' tussen de partners. Daarover moet nu onderhandeld worden. Een ander voorbeeld is de zoektocht naar hoe 'het recht op een eigen leven' (eigen sociale contacten, inkomen, vrije tijd) gecombineerd moet worden met relaties en familie. Erkenning voor de identiteit van de ander, voor eerlijkheid en rechtvaardigheid in het verdelen van tijd, aandacht en taken, is niet meer vanzelfsprekend. Met betrekking tot de grote veranderingen die in de maatschappij plaatsvinden onder de noemer 'individualisering' veranderen ook de eisen die aan het individu gesteld worden om te kunnen overleven, of op zijn minst te functioneren in de maatschappij. De grote keuzemogelijkheden en daarmee de noodzaak tot het nemen van allerlei beslissingen maakt dat dat het individu meer in actie moet komen, zichzelf meer moet aansturen en zijn leven moet coördineren. Het individu moet kunnen organiseren en improviseren, doelen stellen en struikelblokken herkennen. Individuen hebben initiatiefrijkheid nodig als eigenschap, vasthoudendheid, flexibiliteit en een hoge frustratietolerantie. Dingen waar je vroeger, in de situatie met vast richtinggevende kaders, niet over na hoefde te denken, moeten nu heel bewust besloten worden. Het gezin Ik wil hier speciaal de positie van het gezin van dichtbij bekijken, omdat daar concreet te zien is welke invloed de individualisatie heeft op hoe individuen zich tot elkaar zijn gaan verhouden. In een wereld die gekenmerkt wordt door 'zelf kiezen', is ook de keus voor een partner of kinderen onderwerp van gesprek. Juist in een maatschappij waarin het accent meer ligt op individualisme en zelfrealisatie kan de gemeenschappelijkheid en afhankelijkheid binnen een relatie onder druk komen te staan. De emancipatie van vrouwen heeft daar overigens een grote rol in gespeeld. Hun wens tot onafhankelijkheid, en het groeiende verlangen naar 'eigen ideeën, rechten en keuzes' heeft geresulteerd in een vermindering van noodzaak tot de traditionele invulling van het huwelijk. Man en vrouw zijn beide individuele onderdelen van een 'kiesbaar' samenlevingsmodel geworden, waarbinnen gezocht moet worden naar hoe aan zowel de behoefte aan intimiteit als de behoefte aan vrijheid voldaan kan worden. Ieder binnen het gezin -ook de kinderen- heeft wensen en rechten. Het vraagt veel van gezinsleden daartussen te balanceren. Daarbij spelen vragen als 'eerlijkheid' een rol, ' welke wensen of eisen hebben prioriteit en welke moeten wachten?', wie moet welke lasten dragen', 'wie draagt welke verantwoordelijkheid?', en 'wie krijgt wanneer vrijheid?. De verschillende gezinsleden zijn net puzzelstukjes die maar moeilijk tot een groter geheel zijn samen te voegen; het vraagt een groot coördinatievermogen, overigens ook op praktisch gebied; ieder gezinslid heeft eigen activiteiten op verschillende locaties en tijden. Het is logisch dat binnen deze omstandigheden relaties stuklopen. Naast voordelen (uitweg uit moeilijke dilemma's, vrijheid) breng teen scheiding ook noodgedwongen weer nieuwe onafhankelijkheid met zich mee. Vrouwen moeten zich bijvoorbeeld financieel en emotioneel zelfstandiger redden. Beck verwijst in het kader hiervan naar interviews met kinderen van gescheiden ouders waarin een opmerkelijke uitspraak van een dochter misschien wel kenmerkend is voor de boodschap die deze kinderen leren, en waarmee zij hun eigen leven gaan inrichten: “What does it all mean for me? That I mustn't give up on myself. That I shouldn't give up things which I enjoy and my partner maybe doesn't enjoy. I should say: okay, then I'll do it alone. I should simply 24
have my own space and not become anyones appendage.”44 Naast consequenties voor beide partners (een andere woonplek en toekomstperspectieven, financiële veranderingen) zijn er ook nogal veel consequenties voor eventuele kinderen. Hoewel zij meestal aangeven de wens te hebben dat ouders (weer) samenwonen, gebeurt dit zelden. Daarbij kan zelfs gespleten loyaliteit op de loer liggen, en verlieservaringen kunnen onderdeel uit maken van het scheidingsproces (verlies van andere ouder, broertjes of zusjes, opa's en oma's etc). Beck beschrijft twee stromingen opinies over dit thema. De eerste opinie is dat kinderen (levenslang) lijden onder scheidingsprocessen, de tweede is dat kinderen sterker en robuuster zijn dan we denken, en dat ze zelfs dit soort verlieservaringen wel weer te boven komen. Zelf opteert Beck voor een derde visie; hij stelt dat een scheiding een mogelijkheid en kans is om al vroeg om te leren gaan met verlieservaringen. Het is een harde les in individualisering. Als kinderen in staat leren te zijn om te gaan met veranderende gezinssamenstellingen, leren om hechte bindingen te verbreken en om te gaan met verlies, zijn ze beter toegerust voor een leven in de huidige tijd. Liefde duurt nu eenmaal niet levenslang, en relaties eindigen: scheiding is een normaal fenomeen... Verlieservaringen brengen speciale kansen en specifieke risico's. Kinderen krijgen, ook door de patchwork-family constructie (samengestelde gezinnen), een breder netwerk, maar daarbinnen is de hechting van mindere kwaliteit. In deze 'nieuwe gezinnen', die ontstaan doordat gescheiden partners nieuwe gezinnen vormen, vragen de onderlinge relaties meer persoonlijke inzet en een actieve bewuste bijdrage tot zorg, vanwege het ontbreken van de vanzelfsprekendheid die een bloedband met zich mee brengt. Daarmee komen ook vragen als 'wie heeft waar recht op?' in een ander licht. Eigen kinderen gaan misschien wel voor 'stiefkinderen' op sommige gebieden. Een andere factor die de afhankelijkheid en verbondenheid binnen het gezin minder noodzakelijk maakt is de invloed van de verzorgingsstaat: men is niet meer per definitie afhankelijk van elkaar bij scheiding en ziekte. Autonomie Het is interessant om in het kader van Becks visie na te denken over het verschil tussen anomie en autonomie. Anomie heeft meer betrekking op een beschrijving van een maatschappij die niet meer gebaseerd is op gegeven normen en waarden, op richtinggevende structuren en standaarden. Het verwijst naar een inrichting van maatschappelijke orde, waar een groot relativisme heerst. Door het wegvallen van betekenisgevende kaders zijn alle dingen even belangrijk geworden, en moet het individu zelf bepalen wat voor hem van waarde is, en hoe hij zijn leven vormgeeft. Autonomie is letterlijk: 'zelf de normen bepalen'. In de term autonomie, zoals Beck die ook verbindt aan de tweede moderniteit waarin individualisatie het individu dwingt zijn eigen regels te vinden, is zowel een verworven vrijheid te vinden als een 'noodgedwongen tot'. Alhoewel het individu niet meer de lasten van beklemmende sociale structuren hoeft te dragen waardoor hij zich ingeperkt kan voelen, moet hij nu de last dragen van het 'aan zichzelf overgeleverd zijn'. Maar voor het succesvol autonoom zijn, moet het individu nogal wat in huis hebben (zie 'uitdagingen aan het individu'). Heeft hij dat niet, slaagt hij niet in het succesvol 'zijn eigen regels te vinden', dan loopt hij het risico in anomie te vervallen. Emile Durkheim omschrijft die toestand als “'het kwaad van ontbrekende grenzen'; een tijd van overvloedige wensen en verlangens die niet langer beheerst of gedisciplineerd worden door sociale regels”45. Waarom willen mensen een 'life of one's own' (zoals Beck dat omschrijft als hij spreekt over de wens tot autonomie)? Voor een beantwoording van die vraag kunnen we kijken naar interne en externe factoren. Allereerst hechten mensen veel waarde aan hun eigen wil en verlangens, zijn ze 44 45
Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002), p74. Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002), p.7.
25
hongerig naar nieuwe ervaringen en minder genegen zich te voegen naar anderen of 'bevelen te gehoorzamen'. Vervolgens kan ook genoemd worden dat het feit dat we in een maatschappij leven waarin de sociale ordes (zoals klasse, etniciteit, het traditionele familiemodel) afbrokkelen. De tendens om 'auteur te willen zijn van het eigen leven' heeft sterk de overhand, en het individu stelt zich daarbij kiezend en vormgevend op ten opzichte van zijn eigen leven. Zelfvervulling en 'iets bereiken' zijn daarbij van belang. Beck noemt een aantal punten die samenhangen met het belang voor het individu bij 'a life of one's own'. Hij start daarbij met een beschrijving van het proces dat het leven steeds meer versnippert in verschillende 'functionele gebieden' (verschillende rollen in de maatschappij). In het kader hiervan verwijs ik naar het citaat boven aan dit hoofdstuk. Het zegt zoveel als dat het individu al kiezend zijn eigen leven moet construeren, opgebouwd uit allerlei verschillende onderdelen die de versnippering van het leven meebrengt. Beck noemt dit de 'do-ityourself biographies'. Hij stelt daarbij dat deze ontwikkeling hand in hand gaat met een groeiende atomisatie'. Verder benadrukt hij dat het hebben van 'your own life' ook 'your own failure' betekent. Een eigen leven hebben geeft ook meer verantwoordelijkheid. Een ander punt dat verband houdt met 'a life of one's own' hebben, is de globalisering van mensenlevens. Het huidige leven is niet meer gebonden aan een vaste plaats, de wereld -ook qua informatiestroom- is binnen handbereik, en wat op wereldniveau gebeurt heeft direct invloed op het eigen individuele leven. Dat maakt het leven meer ongrijpbaar, en zorgt er ook voor dat er conflicterende invloedssferen kunnen zijn, waarbinnen het individu zijn plek weer moet kunnen vinden. Een ander effect van globalisering is 'detraditionalisering', in de zin dat tradities niet langer vanzelfsprekend zijn, maar 'kiesbaar', en daarmee aan gemeenschappelijke waarde en betekenis inboeten. Tradities hebben alleen nog maar kracht zolang ze door het individu worden toegeëigend. Opgeteld brengen al deze samenhangende punten de conclusie dat 'a life of one's own' maken dat het leven een experimenteel karakter krijgt; autonomie is daarmee synoniem aan het vermogen een eigen leven op te bouwen te midden van allerlei kiesbare factoren en zonder vaste richtingwijzers. Dat vermogen vraagt om 'social reflexion', goed management, zelf-realisatie en zelfbeschikking. Verbondenheid Het afbrokkelen van de oude sociale richtinggevende structuren betekent in feite een stuk afbrokkeling van de sociale verbondenheid. Termen als individualisatie, atomisme, 'a life of one's own' en 'do-it-yourself biographies' geven aan dat het leven, anders dan voorheen, steeds meer los staat van betekenisgevende en verbindende structuren. Ook intermenselijk is te zien dat het individu meer 'op zichzelf teruggeworpen' is. De wederzijdse afhankelijkheid bijvoorbeeld, die traditioneel gezien, kenmerkend was voor het huwelijk en gezin, heeft plaatsgemaakt voor een model waarbij beide partners concurreren om de eigen rechten en de individuele ruimte. Scheidings- en verlieservaringen maken dat nieuwe relaties wellicht minder hecht worden. Toch is de behoefte aan intimiteit groot, en de honger naar het delen van ervaringen drijft mensen weer naar het aangaan van nieuwe relaties. In elke relatie zit het spanningsveld tussen 'eigen ruimte en die van de ander', en het moeten managen van alle verschillende eisen en belangen legt een zware druk op verbondenheid. Daarbij kleurt het element van 'moeten presteren' deze -door keuze gekenmerkterelaties: 'Your own life...your own failure'. Verbondenheid is geen veilige haven, geen vanzelfsprekendheid waar de gegeven sociale structuren in voorzien. Ze is een uitdaging, of taak, waar veel vaardigheden voor nodig zijn om die te volbrengen. Verbondenheid wordt zelfs in veel gevallen als niet-wenselijk gezien, omdat het toch de geur draagt van beklemming, of van dwingende oude structuren. Vrijwillige verbondenheid, op basis van een 'keuze voor een relatie' is meer acceptabel, maar wel met behoud van zelfstandigheid en onafhankelijkheid.
26
3.4 Het ontstaan van individuele problemen met betrekking tot autonomie en verbondenheid Het is niet voor niets dat Beck een tamelijk pessimistische toon heeft als hij beschrijft dat individualisatie onomkeerbaar en onontkoombaar is. De vrijheid die het ontworstelen aan de vaste structuren beloofde te brengen, is er een die wel een hoge prijs vraagt. Een gevoel van 'wortelloosheid', van richtingloosheid, kan ten koste gaan van een gevoel van veiligheid en geborgenheid. Individuen horen niet meer automatisch ergens bij. Het hangt af van hun keuzes welke dingen belangrijk worden. Dat schept relativisme. Want als het van mij als individu af moet hangen, en mijn buurman kiest iets heel tegenstrijdig, hebben beide keuzes nog maar weinig waarde (behalve misschien voor mezelf). Welke mogelijkheden hebben mensen nog om hun 'betekenis' uit te drukken, als er geen achtergrond meer is waartegen je afgezet kunt worden? Bovendien is er een voortdurende onrust, het individu is steeds 'onderweg', veroordeeld tot vrijheid. De uiteenvalling van gemeenschappelijkheid en burgerschap maakt dat 'het ego in de zoektocht naar zichzelf makkelijk verdwaald raakt in de jungle van het zelf.”46 Een angstig ego, op zoek naar liefde en hulp blijft over... Individuen zijn, ter compensatie van dat gevoel van verlies, in intieme relaties des te meer gericht op intensiteit. Ze projecteren al hun behoefte aan een 'gedeeld innerlijk leven' op hun partner47, terwijl ze door het proces van individualisatie veel minder in staat zijn tot die emotionele afhankelijkheid en verbondenheid. Dat wringt. Een tweede gebied waarop zich problemen kunnen ontwikkelen in individuele levens wordt veroorzaakt door de hoge eisen die gesteld worden aan individuen, om aan de opdracht te voldoen van 'worden wie men is'. Hier liggen grote misluk-kansen voor individuen, omdat de benodigde capaciteiten niet vanzelfsprekend aanwezig zijn bij ieder individu; Beck spreekt over het vermogen geïndividueerd, en assertief, zichzelf in beweging houdend, onafhankelijk een koers varen, keuzes kunnen maken, en zich reflexief tot de snelle werkelijkheid kunnen verhouden. Verder benadrukt hij dat het hebben van 'your own life' ook 'your own failure' betekent. In de praktijk zien we dat veel mensen die gewoonweg niet aan de eisen kunnen voldoen van deze maatschappij terdege een mislukgevoel hebben, maar verantwoordelijkheid daarvoor buiten zichzelf legt. Het is immers de maatschappij die hen die eisen oplegt, in hun beleving. Dat maakt het moeilijk weer op een weg te komen waarin mensen leren weldegelijk invloed te kunnen uitoefenen op hun eigen levensverloop, en verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Ook het managen van een gezin vraagt, zoals geschetst een groot coördinatievermogen. Ontbreekt dat, dan is het risico groot elkaar onderweg kwijt te raken. De intergenerationele lessen die doorgegeven worden werken versterkend als het gaat om individualisme, zoals Beck verwijst naar de interviews met moeders en dochters uit gescheiden gezinnen. Ook de opinie die Beck geeft over het effect van scheiding op kinderen is zorgwekkend; kinderen leren zich maar beter niet teveel afhankelijk van anderen te maken, minder te hechten, en vooral het eigen belang in het oog te houden. Dat is een startpositie in het leven die in de hand werkt dat relaties ook niet zullen standhouden: Een self-fulfilling prophecy. In elke relatie zit het spanningsveld tussen 'eigen ruimte en die van de ander', en het moeten managen van alle verschillende eisen en belangen legt een zware druk op verbondenheid. Individualisme kan verkeerd begrepen worden. Beck beschrijft deze vergissing als een vorm van individualisme waarbij het individu 'op opzichzelfstaand' beschouwd wordt. Het ontkent de wederzijdse verplichtingen aan anderen. Dat levert, mijns inziens, een realiteit op waarin 'zelfbevrediging' de centrale motivatie van acties is; een realiteit die intimiteit in relaties in de weg 46
47
Vrije vertaling van een citaat van Beck uit het voorwoord van Bauman, in Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-
Gernsheim, (2002). Dekker, W.H.
27
staat, en daarmee voor eenzaamheid, gevoelens van niet-begrepen worden, en betekenisloosheid zorgt. Lukt het een individu niet 'zijn eigen regels/normen te vinden' (autonoom te worden), dan loopt het het risico te vervallen in anomie, volgens Durkheim, en daarmee in grenzeloosheid in het 'najagen' van eigen behoeftebevrediging. De ontwikkeling naar 'do-it-yourself biographies' gaat gepaard met een groeiende atomisatie. Globalisering kan maken dat het leven meer ongrijpbaar wordt, en er een gevoel van machteloosheid, of 'overgeleverd zijn aan' ontstaat. Tegelijkertijd met het effect van globalisering dat er in een mensenleven conflicterende gebieden ontstaan (bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid voor het milieuprobleem en de noodzaak tot het hebben van twee auto's vanwege de manier waarop het leven is ingericht).
3.5 Mogelijke consequenties voor hulpverlening In de hulpverlening zijn ook de effecten van individualisatie doorgedrongen. Een groot deel van het huidige aanbod binnen het algemeen maatschappelijk werk is gekleurd door de sterke beweging tot 'assertiviteit'; opkomen voor jezelf. In de alternatieve hoek is een explosie aan aanbod ontstaan op gebied van 'worden wie je bent', en 'terugkeren naar je innerlijke zelf'. Beide bewegingen leggen nadruk op het centraal stellen van het Zelf, en zijn mooie praktijkvoorbeelden van wat Beck omschrijft als dat mensen hun eigen leven als een project zien, dat zijzelf invulling moeten geven. De hele maakbaarheidsgedachte sluit hier ook wel op aan. In de hulpverlening heeft zich dat vertaald in een soort positivisme van 'veranderbaarheid', en een beweging die alle leed en ellende uit principe bestrijdt ('tegenwoordig hoeft niemand meer lijden te ervaren'). Bauman zegt in zijn voorwoord op 'Individualization': “Individualization is here to stay; all thinking about the means to deal with its impact on the way we all conduct our lives must start from acknowledgement of this fact. Individualization brings (...) an unprecedented freedom of experimenting – but it also brings an unprecedented task of coping with the consequences.”48 Het is duidelijk dat de geïndividualiseerde mens tal van vaardigheden moet bezitten om zich te kunnen redden in de huidige moderne maatschappij. Hulpverlening kan mensen helpen zich die vaardigheden eigen te maken; passende copingstrategieën te ontwikkelen. Methodiek en interventies zouden daarbij gericht moeten zijn op:
'social reflexion'; in het contact en in het moment de juiste reactie geven (bijvoorbeeld niet “verstijven, vluchten of vechten”)
Vermogen tot het nemen van (snelle) beslissingen
goed management; zowel self-management als management gericht op levensplanning, coördinatievermogen, organisatievermogen en improvisatie
zelf-realisatie; 'auteur zijn van het eigen leven', met daarbij 'doelen stellen en struikelblokken herkennen', zelfontplooiing
zelfbeschikking; eigen keuzes maken, eigen regels en normen kiezen, onafhankelijkheid en assertiviteit, initiatiefrijkheid en inventiviteit
Het dragen van consequenties van keuzes
Eigenschappen als vasthoudendheid, flexibiliteit en een hoge frustratietolerantie
Deze vaardigheden vallen onder wat Beck 'een autonoom leven', of 'a life of one's own' zou noemen. Het werken aan een zo autonoom mogelijk leven helpt mensen zich te redden in de moderne maatschappij, hoewel Beck ook beschrijft dat het geen ideale situatie is. Bauman spreekt 48
Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002), p.xix.
28
van 'individuele lijders' onder het besef van betekenisloosheid, de teleurstelling die de verkregen vrijheid op heeft geleverd. Een voordeel van het gemeenschappelijk trachten te maken van deze 'individuele lijders', bijvoorbeeld door lotgenotengroepen of ervaringsuitwisselingsgelegenheden, is ervaring van de troost 'niet de enige te zijn'. Wat maximaal haalbaar is, is het uitwisselen van adviezen hoe te overleven is in een wereld van betekenisloosheid, maar uiteindelijk moet je het toch zelf doen. In die zin kan hulpverlening faciliterend werken voor dit soort ontmoetingsplaatsen. Wil de huidige maatschappij 'uit de impasse geraken', dan zou er -volgens Beck- een nieuwe reformatie moeten komen, en dat vereist sociale inventiviteit en collectieve moed in politieke experimenten. Wil hulpverlening een bijdrage leveren aan dat proces, dan zal zij outreachend, preventief en buiten haar kaders van 'probleem oplossen' moeten treden. Het tot stand trachten te brengen van collectiviteit, of integratie tussen individu en maatschappij, is geen eenvoudige klus. Beck is daar zelf zeer pessimistisch over. Het is de vraag of hulpverlening daar de juiste plaats voor is. Wel schetst hij, dat helder inzicht in die geïndividualiseerde maatschappij (als het ware erkenning van het gegeven), helpt, met daarbij de voorwaarde dat mensen succesvol gemobiliseerd en gemotiveerd worden voor de uitdagingen die aanwezig zijn in hun leven (Beck noemt daarbij voorbeelden als 'werkeloosheid, vernietiging van de natuur etc). Mogelijk brengt dat samen een begin op gang voor een hernieuwde verbinding. Beck lijkt te bedoelen dat die beweging plaats moet vinden in een nieuwe politiek, maar mogelijk kan de hulpverlening, middels het startpunt van 'in de situatie vastgelopen mensen' een bijdrage aan leveren. Ook König geeft die richting aan, als hij beschrijft dat integratie mogelijk haalbaar is door het de maatschappij mogelijk te maken te reflecteren op zichzelf en zichzelf te observeren. Integratie moet niet op institutioneel niveau geschieden, maar 'in thought'. Hij bedoelt daarmee dat integratie niet een regelbaar of afspreekbare nieuw structuur moet zijn, maar een manier van denken, een perspectief als basis49. In dat gedachteexperiment draait het om het vermogen tot zelf-interpretatie, zelf-observatie, zelf-openend vermogen, zelf-ontdekking en 'uitvinding van het zelf'. Dat zijn processen die beginnen bij het individu, en daar grijpt de hulpverlening op in. Acceptatie van het feit dat de huidige moderne maatschappij sterk geïndividualiseerd is, heeft in ieder geval voor de hulpverlening de consequentie dat moralisme, ideeën over 'wat wel en niet hoort' en 'denken te weten wat goed is voor de ander' over boord gezet moeten worden. Hulpverlening moet inhoudelijk 'blanco' zijn, aansluiten bij het project dat de cliënt van zijn leven wil maken, en hem in dat proces zo goed mogelijk coachen. De eigen ideeën van de hulpverlener zijn daarbij niet relevant.
3.6 Kritische receptie Beck ziet zelf de huidige situatie van vergevorderde individualisering als gegeven. We komen er niet onderuit, en zullen de gevolgen als zodanig moeten accepteren. 'Individualism is here to stay'. Persoonlijk vind ik dat vrij deterministisch klinken. Beck noemt ook dat het individu geen keus heeft, dan geïndividualiseerd te zijn; het wegvallen van alle vaste structuren dwingt hem daartoe. Wat een onvrijheid voor een maatschappij die keuzevrijheid als grootste verworvenheid proclameert! Mogelijk dat Beck weinig hoopvol is, omdat hij als socioloog niet gebruikelijk is te kijken vanuit het perspectief van het individu. En juist die factor zal moeten maken dat verandering op gang gebracht wordt. In zijn analyse van de maatschappij laat Beck echter wel zien dat hij uit die hoek hier en daar mogelijke uitwegen ziet, bijvoorbeeld als hij zegt dat: “The more people are individualized, the more they produce de-individualizing consequences for others.”50. 49 50
Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002), p18. Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002), pxxiv.
29
Het mooie is dat Beck de gevolgen van individualisatie niet alleen als onontkoombare negatieve consequenties ziet, maar vooral ook als kansen voor het individu. Goed voorbeeld daarvan is zijn stellingname in de situatie waarin kinderen al vroeg geconfronteerd worden met verlating en scheiding. Hij ziet dat als winst, omdat hen zo al vroeg de mogelijkheid geboden wordt te leren omgaan met deze onontkoombare gebeurtenissen in het leven. Zijn optimisme daarin is misschien prijzenswaardig, maar mijns inziens niet realistisch. Als mensen accepteren dat scheiding en verlies bij het leven horen, verliezen ze de mogelijkheid tot en het geloof in de bereikbaarheid van alternatieven. Dit is het kernpunt van mijn kritiek op Beck, namelijk dat zijn volledige acceptatie alternatieven minder bereikbaar maakt. Het heeft iets slachtofferachtigs. Daarbij onderschat hij de schadelijke gevolgen van individualisatiefenomenen, zoals bijvoorbeeld echtscheiding voor het leven van kinderen. Dekker voegt daar aan toe dat ook de scheiding zelf niet altijd voor beide partners vrijwillige keus is geweest en op die manier ook schade tot gevolg heeft51. Natuurlijk moet het individu de benodigde vaardigheden ontwikkelen om zich staande te houden in de gegevenheid van de huidige maatschappij, maar er is meer dan dat. Het individu is en blijft een denkend wezen, in staat tot reflectie. Het beperken van het bereik van de mens tot reflexie, doet hem tekort. Juist in dit reflectieve vermogen liggen kansen tot keuzes, die tegen de heersende tendensen ingaan. De groeiende trends om meditatieve momenten in te bouwen, sabbaticals op te nemen of kloosterweekenden bij te bouwen, versterken mijn gedachte dat de mens zelf ook zoekende is naar alternatieven dan meegesleept te worden in de moderniteit. Herleving van de seventies, retro-bewegingen, en 'groene' initiatieven als biologisch voedsel, groene stroom etc wijzen op een groeiend verantwoordelijkheidsgevoel voor de consequenties van wat Beck de risicomaatschappij en de individualisatie noemt. Beck's pessimisme is denk ik weldegelijk terecht als het gaat om de uitwerking van individualisatie op de huidige mens. Velen zijn niet in staat de vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn om overeind te blijven in deze maatschappij. Daarbij is de desillusie van de verworven vrijheid bron van apathie en lusteloosheid, het haalt de kracht tot verandering uit individuen. Dekker voegt een ander punt van kritiek toe, dat betrekking heeft op de 'wezenskenmerken' van de mens52. Beck's propaganda voor flexibiliteit binnen relaties, voor inwisselbaarheid van bijvoorbeeld partners en diversiteit van de verschillende samenlevingsvormen, komt voort uit zijn visie op bevrijding uit de 'premoderne' structuren. Het traditionele gezin als hoeksteen van de maatschappij is in zijn ogen niet meer passend in de huidige moderne maatschappij. Maar wellicht gaat hij daarmee wel voorbij aan iets wezenlijks in de mens, mogelijk het verlangen of de noodzaak om zich via trouw te verbinden aan anderen, en zo betrouwbaarheid en stabiliteit te genereren. Ik mis in Becks analyse van de maatschappij, en zijn opvattingen over hoe het individu zich daarbinnen moet positioneren, iets op het vlak van ethiek. Zijn conclusie dat het in de huidige maatschappij niet meer uitmaakt wat je kiest, omdat alles gelijk aan elkaar is geworden, is mogelijk iets dat in mensenhoofden leeft, maar wellicht niet waar is. De vraag naar 'wat een goed leven is', wordt niet beantwoord; dat is ook inherent aan de opvatting dat ieder voor zich een invulling geeft aan die vraag. Toch zou ik die opvatting ter discussie willen stellen, en het verbaast me dat Beck, als socioloog die kennis heeft van een lange menselijke geschiedenis waarin ethiek een grote rol heeft gespeeld, zo weinig aandacht besteed aan een kritische overweging van dat gegeven.
51 52
Dekker, W.H. Dekker, W.H.
30
4 Ivan BoszormenyiNagy ‘If from a youth’s vantage point the world appears hopelessly corrupt and disinterested, he will try tot elicit a valuebased response from society through provocative, challenging action. For certain young people this will take the form of selfdestructive of ‘delinquent’ acts’53
4.1 Inleiding De grondlegger van de Contextuele Therapie, Ivan BoszormenyiNagy (19202007), afkomstig uit Hongarije en later geëmigreerd naar Amerika, staat meer als therapeut bekend, dan als psychiater. Hoewel zijn gedachtegoed zich oorspronkelijk binnen het werkveld van de psychiatrie ontwikkelde, breidde hij later zijn werkterrein uit naar de familie en gezinstherapie in bredere zin. In de ontwikkelingen van zijn ideeën is hij sterk beïnvloed door de Joodse filosoof Martin Buber, met zijn IkGijfilosofie. Therapeutisch gezien brengt hij een synthese tot stand tussen de individueel georiënteerde psychoanalyse en de systeemtheorie. Daarbij voegt hij toe dat in de relationele werkelijkheid van mensen nog een andere dimensie van groot belang is; de dimensie van de relationele ethiek. Deze 'vierde dimensie' omvat en kleurt de andere dimensies van de relationele werkelijkheid; feiten, psychologie, en interacties. In zijn contextuele therapie gebruikt Nagy principes uit deze vierde dimensie om veranderingen op gebied van de andere dimensie te bewerkstelligen. In dit hoofdstuk zal de contextuele theorie van Nagy, ingezoomd op de begrippen autonomie en verbondenheid, centraal staan. Beide begrippen worden vaak in een adem genoemd, als tegenhangers of als paradoxale uitdagingen aan de individu. Het is de vraag welke betekenis Nagy precies aan deze begrippen toekent, en hoe ze in relatie staan tot het individu dat zich in de huidige maatschappij moet zien te handhaven. Dit hoofdstuk richt zich op de visie van Nagy daarop, en wil als springplank fungeren om de conclusies daaruit te leggen naast de bevindingen uit de voorgaande hoofdstukken.
4.2 Contextuele Therapie 4.2.1 Relationele werkelijkheid en het rechtvaardigheidsprincipe Nagy kijkt vanuit zijn therapeutische perspectief naar de werkelijkheid. Die werkelijkheid is existentieel relationeel van aard, en opgebouwd uit verschillende dimensies. Een van de meest basale uitgangspunten van de Contextuele Therapie is dat de mens niet op zichzelf staat, zoals waar in eerdere psychotherapeutische stromingen vanuit gegaan werd, maar ook niet 'slechts' onderdeel van een systeem, zoals in de gezinstherapeutische stromingen. Nagy ziet die twee perspectieven als verschillende onderdelen van de menselijke werkelijkheid (dimensie twee en drie). De mens staat als individu in een relationele werkelijkheid, waarbij intrapsychische factoren invloed uitoefenen op de relationele context waarin de mens staat, en andersom. Bij die integratie van de dimensies van psychologie en interacties komt hij tot een vierde dimensie, die meer dan de som der delen is: de relationele ethiek. Ethiek verwijst naar een concept waarin verondersteld wordt dat iets in zichzelf ‘juist’ of ‘goed’ is. Nagy noemt daarbij nadrukkelijk dat zijn ideeën daarover niet voortkomen uit 53
Boszormenyi-Nagy, Ivan & G.M. Spark (1973), p73.
31
een theoretisch concept, maar uit de praktijk als waar gebleken zijn. Hij wil daarmee zeggen dat het niet gaat om moralisme, maar om principes die hij in zijn jarenlange ervaring waargenomen heeft. In deze relationele ethiek is het ‘rechtvaardigheidsprincipe’ of ’justice of human order’ de leidinggevende gedachte. In zijn werk ‘invisible loyalties’ legt hij uit dat er een bepaalde rechtvaardigheid of eerlijkheid in het wederkerigheidsprincipe ligt. Als een ander iets in mij investeert, mag hij redelijkerwijs verwachten dat ik daar iets tegenover stel. Zo niet, dan sta ik bij de ander in de schuld. Ik ben aan de ander verplicht geworden doordat ik iets ontvangen heb. Geef ik daarop terug, dan ontstaat ‘justice’, en bouwt vertrouwen en betrouwbaarheid zich op. We spreken in de therapeutische setting ook wel over de balans tussen geven en ontvangen. Het aanvaarden van de verantwoordelijkheid die gepaard gaat met het onderkennen van de 'justice of human order' is cruciaal om tot een autonoom, vrij mens te worden. Het niet nakomen van verantwoordelijkheid maakt schuld, of dat nu wel of niet gevoeld wordt.54 De term 'rechtvaardigheid', die Nagy veelvuldig gebruikt, moet gelezen worden in de betekenis van 'recht doen aan jezelf en de ander'. De rechtvaardigheid van Nagy is een relationele rechtvaardigheid, het gaat niet om een intrapsychisch rechtvaardigheidsgevoel, noch om moralisme. Een relatie is rechtvaardig, als de balans over langere tijd in evenwicht is en als de balans van geven en ontvangen recht doet aan eventuele asymmetrie (zoals tussen ouders en kinderen). Bij verstoring in een relatie wordt met name in de vierde dimensie, die van de relationele ethiek, naar de stand van de balans gekeken en naar mogelijkheden om deze opnieuw in evenwicht te brengen55: bijvoorbeeld door het heropnemen van de verantwoordelijkheid tot gepaste zorg.
4.2.2 Loyaliteiten Een ander belangrijk uitgangspunt dat kenmerkend is voor de visie waarmee Nagy naar de werkelijkheid kijkt is dat hij groot belang hecht aan het onderkennen van het fenomeen loyaliteit in gezinssystemen. Loyaliteit is de onverbrekelijke band waarmee ouders en kinderen aan elkaar verbonden zijn. Anders dan loyaliteit door verdienste tussen gelijkwaardige partners, is loyaliteit tussen ouders en kinderen inherent aan het feit dat kinderen uit ouders geboren zijn. Nagy noemt dat existentieel. Deze onzichtbare kracht beïnvloedt in sterke mate hoe gezinsleden met elkaar om gaan, en in hun verdere leven, na separatie en op weg naar autonomie, relaties vorm geven. Beide principes; loyaliteit en het rechtvaardigheidsprincipe zijn kenmerkend voor de 4e dimensie van de relationele werkelijkheid. Nagy richt zich in zijn beschrijving vooral op het individu in zijn context, maar geeft daarmee ook aan hoe de principes in de grotere werkelijkheid ‘werken’. Als gezinnen de kleinste ‘eenheden’ in een maatschappij zijn, mag verwacht worden dat de principes op dezelfde wijze te herkennen zijn in de grotere eenheden waarin het gezin ingebed is. Zo is loyaliteit aan de cultuur waarin je grootgebracht wordt sterker dan die aan een andere, voorbeeld daarvan is het Oranjegevoel dat tijdens internationale voetbalwedstrijden uitbundig gevierd wordt. Daarbij mag wel aangetekend worden dat existentiële loyaliteit aan biologische ouders fundamenteler en sterker is dan andere loyaliteiten. Het rechtvaardigheidsprincipe is evenzo te herkennen in grotere verbanden. Het verdienen van geld voor verrichte diensten, het ontvangen van erkenning voor bijzondere prestaties of het doorgeven van liefde aan je eigen kinderen van wat je zelf als kind ontvangen hebt zijn goede voorbeelden van die wederkerigheid. De verplichting die ‘ontvangen’ veroorzaakt, en de afweging welke verplichtingen prioriteit moeten hebben is in Nagy’s ogen universeel. Hij schrijft: ‘We believe that the hierarchy of obligations is of crucial importance for all
54 55
Mulligen, W. van (1999).
Eerenbeemt, E. Van den en B. Oele.
32
social groups and society as a whole.’56 Hoewel Nagy zich dus in eerste plaats richt op de ‘kleinere’ eenheid, schrijft hij de principes die hij daarin herkent toe aan de structuur van de relationele werkelijkheid, waarmee ze geldig zijn voor ook grotere verbanden.
4.3 Maatschappijvisie Toch valt er, namens Nagy, meer te zeggen over hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Nagy geeft, impliciet en expliciet, felle kritiek op de maatschappij waarin de individu zich staande moet houden. Zo noemt hij dat ons tijdperk te lijden heeft van wat hij ‘erosie van de kwaliteit van menselijke relaties’ noemt. Verstedelijking, automatisering, massatransport en communicatieve media noemt hij als bijdragend tot deze erosie. Hij beschrijft dat in dit tijdperk specifiek aandacht gevestigd moet worden op de dimensie van de 'justice of the human world', die vermeden, ontkend en geërodeerd is. Hij beschrijft dat aan de hand van voorbeelden van een jongere generatie die tracht te ontsnappen uit de verstikkende behoefte van de oudere generatie aan saamhorigheid. En dat terwijl ze juist uit die verbondenheid zouden moeten putten om zich echt vrij te maken. Het ontsnappen aan relaties waarbij gevende zorg gepast zou zijn, maakt dat geen echte vrijheid bereikt kan worden door het uit balans zijn van ‘geven en nemen’. Op die manier lijkt het alsof mensen, in hun schijnbaar bereikte zelfstandigheid, volledige vrijheid hebben bereikt. Niets is minder waar, ze hebben te kampen met ‘unfinished business’, doordat ze bijvoorbeeld verstrengeld blijven door opstapeling van schuld, of hun loyaliteit op ondergronds wijze een destructieve rol gaat spelen. Een ander punt van kritiek van Nagy op de huidige maatschappij is dat ‘de ander’ vooral als vervuller van de eigen behoeften wordt gezien. Eigen behoeften krijgen prioriteit, zonder afweging van de verschillende belangen, rechten of verplichtingen. Daarbij krijgen eigen ‘rechten’ vaak meer zwaarte dan ‘plichten’; bijvoorbeeld in een situatie van ouders hun recht op geluk aanwenden om van elkaar te scheiden, waarbij de verplichting aan hun kinderen op een goed ‘ouderteam’ minder prioriteit gegeven wordt. Het onrecht is nog groter omdat kinderen meer kwetsbaar zijn, ze zijn niet in staat op te komen voor hun rechten. Ammy van Heusden57 beschrijft hoe Nagy de ouderkind relaties beschouwt als de fundamentele bouwstenen voor onze beschaving. “Het appèl op betrouwbaar gedrag wordt nergens zo fundamenteel gevoeld als in de zorg voor een hulpeloos pasgeboren kind. Uit de ontwikkelingspsychologie is duidelijk bekend hoe door het ouderschap de invloed van de ene generatie op de andere wordt overgedragen. Ons huidige kerngezin wordt zeker in de laatste tijd vaak kritisch bekeken. Met de economische functie die verloren ging kwam ook een einde aan het functionele groot familiaal verband. Binnen de kleine eenheid van het tweegeneratiegezin wordt de emotionele betrokkenheid vaak als inperkend en stagnerend gevoeld. Toch blijft er naar mijn mening voldoende ruimte voor de gedachte dat het gezin de grootst mogelijk individuele ontplooiing binnen de context van de meest emotionele verbondenheid kan bieden. Om een gezin tot een groei en ontwikkeling bevorderend instituut te maken in plaats van inperkend en stagnerend is het wederzijds in acht nemen van elkaars belangen en het scheppen van betrouwbare relaties van fundamenteel belang. Maar het is een grote opgave voor elk gezin om een faire balans tussen geven en nemen, tussen aanspraak maken op en zich verantwoordelijk voelen voor te vinden. De belangen van nauw op elkaar betrokken personen vallen soms samen maar zijn heel vaak juist tegengesteld. 56 57
Boszormenyi-Nagy, Ivan & G.M. Spark (1973), p8. Heusden, A. (1990), p. 916.
33
Nagy zet ‘macht’ en ‘verplichting’ tegenover elkaar als middelen om commitment te verkrijgen in een maatschappij. Hij stelt dat in machtsgeoriënteerde verbanden het commitment kwetsbaarder is, en draagt politieke voorbeelden aan ter ondersteuning van zijn pleidooi om de focus te houden op het leren kijken vanuit een rechtvaardige balans van geven en ontvangen in sociale structuren, teneinde een stabiele maatschappij te verkrijgen, waarin individuen bereid en in staat zijn commitment aan elkaar te laten zien in plaats van vijandschap. Als de ‘justice of human order’ wordt genegeerd, en men niet meer openstaat voor het afwegen van belangen van de ander, is de kans groot op uitbuiting en misbruik. Vanuit zijn therapeutische achtergrond merkt Nagy op dat de invloed van de psychoanalytische beweging groot is ten opzichte van hoe in de maatschappij naar ‘afhankelijkheid’, als aspect van wederkerigheid en verplichting, gekeken wordt. In de psychoanalytische theorie staat de menselijke behoefte aan erkenning en acceptatie in het licht van kinderlijke regressie, en moet de focus gericht worden op een meer volwassen en doelgerichte (onafhankelijke) oriëntatie in het leven IK38. Die focus is duidelijk te zien aan het belang dat in de maatschappij gehecht wordt aan bijvoorbeeld assertiviteit en 'opkomen voor jezelf'. Loyaliteit als concept wordt in zijn werk ‘invisible loyalties’ prachtig toegepast op het principe van sociale structuren, waarin de ‘ingroup’ en ‘outgroep’ een verschil laten zien in loyaliteit van leden. In een ingroup voelen mensen zich sterker aan elkaar verbonden. Het behoren bij de groep geeft positie en betekenis. Het belang van de outgroup is in feite het afzetten van de eigen groepsidentiteit tegen ‘anderszijnden’ om zo een sterker gevoel van eigen identiteit te ontwikkelen. Later zullen we dit principe tegenkomen bij de bespreking van ‘zelfafbakening’ als opdracht voor de individu om te komen tot autonomie. Nagy haalt de socioloog Gouldner aan om aan te sluiten op zijn visie op de noodzaak tot ‘wederkerigheid’ in het kader van rechtvaardigheid in sociale structuren voor echte cohesie. Hij voegt daaraan toe dat hij ‘boekhouding van rechtvaardigheid’ zelf doortrekt in een multigenerationeel model. In die wederkerigheid spelen bijvoorbeeld ‘openstaande tegoeden’ vanuit een eerdere generatie een rol in het leven van nu. Als ouders tekort zijn geschoten in geven waar een kind, gezien zijn afhankelijkheid recht op heeft, dan beïnvloedt dat de situatie waar het inmiddels volwassen geworden kind in staat. Het kan zijn dat dat grootgeworden kind zijn tekort nu probeert te verhalen op zijn partner of eigen kinderen. Een ander aspect van rechtvaardigheid als noodzakelijk onderdeel van een maatschappij belicht Nagy als hij voorspelt dat ons tijdperk ten onder gaat aan ‘consideratie’. Hij noemt het voorbeeld van de rechtspraak, waarin zelfs de grootste misdadiger vrijgepleit wordt op grond van de onderzoek naar zijn psychologische achtergrond. Een rechtvaardige maatschappij is nodig om chaos en onbetrouwbaarheid te voorkomen. Heel treffend schetst Nagy het beeld waarin jongeren, in wiens ogen de wereld hopeloos corrupt en gedesinteresseerd lijkt, de maatschappij uitdagen tot een betrouwbaar en waardengebaseerd antwoord, door provocaties en delinquent gedrag. Een nieuwe manier van kijken naar het provocerende gedrag van jongeren… Nagy beredeneert dat rechtvaardigheid of ‘justice’ als dimensie in traditionele theorieën zo vaak is genegeerd en ontkend, omdat het begrip geassocieerd kan worden met ‘wraakzuchtige rechtvaardigheid’, en anderzijds met hypocrisie. Rechtvaardigheid heeft ook de valkuil van subjectiviteit. 'Recht doen' aan jezelf en de ander vraagt een afweging van verschillende persoonlijke factoren. Desondanks kan de rechtvaardigheid, en het principe van wederkerigheid, niet zonder prijs ontkend worden, vindt Nagy. 34
Aansluitend daarop geeft Nagy kritiek op de huidige samenleving waarin sociale fragmentatie het doet voorkomen dat loyaliteit in families van onbetekenende rol is. Daardoor komen problemen die met loyaliteit samenhangen onverwachts om de hoek kijken. Het schept de noodzaak om de sociale waarden, met daarbij de principes van loyaliteit indachtig, te herdefiniëren, zodat de kans op een ‘vrije samenleving’ vergroot wordt. De Contextuele Theorie stelt dat rekening houden met principes uit de vierde dimensie de weg vrij maakt voor een samenleving waarin problemen die ontkenning van die principes teweeg brengen niet als een ‘duiveltje uit een doosje’ tevoorschijn schieten en de maatschappij ontwrichten. Het is belangrijk bij het overwegen van bovengenoemde visie van de Contextuele Theorie op de maatschappij te realiseren dat de maatschappij bekeken wordt vanuit het perspectief van 'wanneer het misgaat' in mensenlevens, door het feit dat Contextuele Theorie een hulpverlenersperspectief is. Daardoor ontbreekt een meer objectieve beschrijving waarin meer ruimte is voor factoren die succes en 'wel doen slagen' van individuele leden van de maatschappij faciliteren. De Contextuele Theorie schetst de mogelijkheden voor succes en slaagkans wel in haar theoretische uitgangspunten voor wat 'genezend is voor de mens', maar maakt geen inventarisatie van in hoeverre deze al dan niet reeds gemeengoed zijn in de maatschappij.
4.4 De plaats van het individu in de maatschappij Het is de vraag welke plaats het individu heeft in de maatschappij, en hoe hij zich verhoudt tot de structuur en kenmerken daarin. Welke uitdagingen stelt deze maatschappij aan het individu? Hoe verhoudt het individu zich tot zijn sociale context? In het eerstvolgende gedeelte ga ik op deze vragen in, en vervolgens kijk ik specifieker naar de begrippen autonomie en verbondenheid. Twee begrippen die thuis horen in Nagy's visie op de mens in zijn context. De mens in zijn context: uitdagingen De Contextuele Therapie is gebaseerd op een aantal uitgangspunten. Een van de meest basale uitgangspunten van de Contextuele Theorie is, zoals eerder genoemd, dat de mens niet op zichzelf staat, maar ook niet 'slechts' onderdeel is van een systeem. Nagy ziet die twee perspectieven als verschillende onderdelen van de menselijke werkelijkheid (dimensie twee en drie). De mens staat als individu in een relationele werkelijkheid, waarbij intrapsychische factoren invloed uitoefenen op de relationele context waarin de mens staat, en andersom. Deze gedachte sluit aan op het reguliere denken binnen de hulpverlening, dat met name Bouwkamp duidelijk verwoord als 'de mens die zowel deel als geheel is'; individu maar ook onderdeel van een groter geheel. Nagy geeft als definitie van 'context', het begrip dat zijn therapeutische theorie als uitgangspunt heeft; 'De organische draad van geven en ontvangen die het weefsel van menselijke betrouwbaarheid en onderlinge afhankelijkheid vormt. De menselijke context omvat zowel iemands huidige relaties als relaties uit het verleden en de toekomst. Context vormt de totale som van alle grootboeken van billijkheid waarbij iemand is betrokken'. In die relationele werkelijkheid is een tweezijdige gerichtheid te zien, namelijk de gerichtheid op het zelf, en de gerichtheid op de ander, vanwege de wederkerigheid in de relaties. Mijn handelen heeft namelijk consequenties voor het leven van anderen, en dat van anderen op mijn leven. Dat feit ziet Nagy als de basis voor de relationele ethiek, zijn vierde dimensie van de werkelijkheid. Hij stelt daarbij dat verantwoordelijk rekening houden met die consequenties nodig is om bevredigend in relaties te staan. Dat 'in relatie staan', Nagy noemt dat 'verbondenheid', is volgens de Contextuele Theorie existentieel. Nagy baseert zijn premisse van verbondenheid als existentieel menselijk 35
overigens voor een groot deel op de filosoof Martin Buber, die hij daar in zijn werk regelmatig de credits voor geeft. Buber stelt dat de mens pas echt mens wordt in de ontmoeting met de ander. Die tweezijdige gerichtheid, volgens centripetale en centrifugale krachten, maken in combinatie met het feit dat de mens in een relationele context staat dat er onvermijdelijke belangentegenstellingen zijn. Ouders die zowel beschikbaar willen zijn voor hun kinderen als tijd en aandacht willen investeren in een eigen leven. Of partners die investeringen in de ander moeten doen om tot een uiteindelijk bevredigend doel willen komen in de relatie. In die belangentegenstellingen vindt een voortdurende dynamiek plaats van uitwisselend geven en ontvangen. Nagy richt zich op een passende balans in deze dynamiek, die zich bevindt in wat hij in aansluiting op Buber 'het tussen' noemt; het gebied van 'het tussen' de verschillende individuen in. Daar bevindt zich het spanningsveld tussen de geldigheid van de wederzijdse aanspraken vanuit beide individuen. Dialoog Nagy ziet individuatie, of persoonlijkheidsvorming, als het logische en noodzakelijke doel van de ontwikkeling van de mens. Vanuit de symbiose met de moeder komt een kind meer en meer tot het besef van een 'eigen ik', een proces dat het leven lang verder gaat. Nagy beschrijft dat dat proces ingebed is, of beter gezegd afhankelijk is van een leven in dialoog. Echte dialoog vindt plaats in een relatie die zich kenmerkt door oprechte en wederzijdse betrokkenheid. Het is meer dan de open uitwisseling tussen twee partners; het behelst wederkerigheid van verantwoordelijke zorg. Er is een balans van geven en ontvangen te zien die voortdurend in beweging is, en waarbij beide partners rekening houden met de aanspraken van de ander en de eigen belangen. In de relationele werkelijkheid die zich kenmerkt door echte dialoog zijn de meest optimale condities voor gezonde, volwassen individuatie te vinden. Autonomie en individuatie, zoals hierboven beschreven, zijn in de visie van Nagy nauw met elkaar verbonden zoals we later zullen zien. Nagy baseert zijn gedachten met betrekking tot het begrip dialoog ook op Buber. Bubers kernachtige uitspraak 'healing through meeting' stelt dat genezing en ontwikkeling van het menszijn plaatsvindt in de ontmoeting, de dialoog, met een ander mens. Nagy gaat in zijn theorie dieper in op die ontmoeting, en legt uit dat “genuine dialogue depends on the reciprocity of responsible caring. It is the core of that relational reality that becomes the context of mature indiviuation.”58 Echte dialoog kenmerkt zich door drie aspecten, die de therapeut kan helpen de kwaliteit van de relaties te verbeteren. Met name het eerst aspect: polarisatie, is van grote relevantie voor het thema 'autonomie en verbondenheid'. Het tweede aspect; symmetrie versus asymmetrie (zoals in de relatie tussen ouders en kinderen), en het derde aspect; billijke veelzijdige betrokkenheid, zullen niet specifiek besproken worden, maar komen zijdelings, waar relevant voor het begrijpen van wat Nagy met dialoog bedoelt, aan de orde. Polarisatie Het proces van persoonsvorming of individuatie is in feite niets anders dan de ontwikkeling van het zelf, afgetekend tegen de achtergrond van het deanderzijn. Het feit dat ik de ander niet ben doet een appèl op de vraag wie ik dan wel ben. In het bespreken van Nagy's visie op de maatschappij kwam dit principe al eerder naar voren met betrekking tot de 'ingroups en outgroups'. Door het afzetten van mijzelf tegen de ander wordt ik meer een eigen individu. Die gedachte is ook typisch gebaseerd op Buber, die schrijft over de 'IkGij relatie' (zie Friedman). Dat 'zich verhouden tot de ander' is een relationeel proces, dat in de dialoog geschiedt. Twee processen of middelen daarin zijn zelfafbakening (zelfafgrenzing) en zelfvalidatie. Deze psychologische begrippen zijn op zich niet kenmerkend voor de Contextuele Theorie, maar vervullen wel een speciale rol in het kader van de principes vanuit de vierde dimensie zoals we later zullen zien. Voor het goed begrijpen van Nagy's 58
Friedman M. (1989) En: Friedman M. (1998).
36
standpunt met betrekking tot de verhouding tussen autonomie en verbondenheid zijn de begrippen zelfafbakening en zelfvalidatie cruciaal. Zelfafbakening en zelfvalidatie Het zelf, dat afgebakend wordt van de 'andere zelven' wordt door een aantal factoren gevormd. Genetische invloeden, opvoeding, milieu en de kwaliteit van relaties waarin het opgroeiende zelf zich bevindt zijn daar een paar voorbeelden van. In de tweede dimensie, die van de psychologie, zijn veel theorieën beschikbaar over wat het zelf omvat. De oudste gedachten daarover geven een driedeling in lichaam, ziel en geest. Het zelf is de eigen persoon, die los staat van de wereld om hem heen en de anderen daarin. Het besef van 'eigenheid' wordt misschien mooi geïllustreerd door mijn eigen ervaring daarin: Ik herinner me dat er een moment was waarop ik als een plotseling inzicht besefte dat ik niet het middelpunt was van de hele wereld, maar dat alle andere mensen om mij heen, die ik aan de overkant van de weg zag fietsen, of die hun hond uitlieten en aan mij voorbij wandelden, ook allemaal het middelpunt van hun eigen wereld waren. Iedereen had een eigen geschiedenis en eigen ouders, vrienden en een verhaal. Die aparte werelden waren even belangrijk als die van mij, en plotseling voelde ik me heel klein. Dat moment, ik weet nog precies waar ik op dat moment liep en welk weer het was, heeft grote indruk op me gemaakt. Zelfafbakening of zelfafgrenzing is het ontwikkelen van het vermogen om in een relatie je eigen ‘individuele’ zelf af te grenzen van de ander. Het resultaat van dit proces is dat je in staat bent om op te komen voor je eigen recht van ‘geven en nemen’ en tegelijkertijd ook recht doet aan de ander59. Afgrenzing of afbakening is nodig als bescherming tegen versmelting en fusie, en is de voorwaarde voor een bewuste positiebepaling binnen relaties. De vorming van een eigen identiteit, een eigen persoonlijkheid, kan niet anders dan plaatsvinden in verhouding tot anderen, of zoals Nagy het zegt: 'het vereist een dialectische antithese met het bestaan van de ander of de nietik'. Die eigen identiteit afbakenen gebeurt deels automatisch, doordat de ander zich van jou afbakent, maar moet ook actief plaatsvinden; door de eigen grenzen te verkennen en te markeren. In de pubertijd staat deze 'opdracht', in aansluiting op de basis die ervoor gelegd is in de eerdere ontwikkelingsfase van separatieindividuatie (Mahler), centraal. Het 'grenzen verkennen', 'identificatie met anderen en 'experimenteren met rolgedrag' zijn processen die in deze periode helpend zijn voor de eigen afbakening. Ontwikkelingspsychologen onderschrijven dit belang voor de vorming van een volwassen identiteit. Vanuit de dimensie van de relationele ethiek bekeken levert de opdracht tot zelfafbakening een interessant gezichtspunt op. Onderwaater beschrijft die als volgt: “Het behoort tot het natuurlijk ‘recht’ van het kind om grenzen in voldoende mate te kunnen ervaren. Dit omdat het noodzakelijk is om zich te kunnen ontwikkelen tot een ‘gezonde’ volwassene”. En: “zelfafgrenzing veronderstelt een dialoog. Het leren van zelfafgrenzing vindt plaats in een ontmoeting met de ander, waarbij gestreefd wordt naar een rechtvaardige balans van geven en nemen”60. Het spreken over recht maakt 59 60
A. Onderwaater (2007). A. Onderwaater (2007). Onderwaater legt verder over zelfafgrenzing uit: Het eerste ik-besef is niet verbaal, maar lichamelijk, zintuiglijk van aard. Het ontstaat door geknuffeld worden, huidcontact voelen, vastgehouden worden, gewiegd worden, dus door lichamelijke grenzen. Deze eerste concrete, lichamelijke ervaringen van de baby leggen het fundament voor de vorming van het psychologische ego of het ‘ik’. Later gaat de taal een steeds belangrijker rol spelen. Door steeds te stuiten op grenzen leert het kind de eigen persoonlijkheid afgrenzen, het vervloeit niet met de ander en met de ruimte om hem heen. Binnen veilige grenzen, in interactie met anderen, leert het kind zichzelf kennen met al zijn gevoelens. De taal zal naarmate het kind ouder wordt een steeds belangrijker functie krijgen. Met behulp van woorden, regels e.d. wordt het kind gecorrigeerd, begrensd. Het leren omgaan met kritische feedback ten aanzien van het eigen functioneren is daarbij essentieel. Geconfronteerd worden met de gevolgen van een grensoverschrijding kan een belangrijk leermoment zijn. Wanneer je als kind de gelegenheid hebt gekregen om hier veelvuldig mee te experimenteren, dat wil zeggen je hebt leren uiten, maar ook jezelf in hebt leren houden, dan heb je als volwassene voor begrenzing de buitenwereld niet meer zo nodig, je bent in staat jezelf te begrenzen van
37
het noodzakelijk te kijken naar de relationele context waarin dat recht gehandhaafd zou moeten worden; het doet een groot appel op de verantwoordelijkheid van in eerste plaats ouders om aan dat recht tegemoet te komen (hier komt de asymmetrie van de relatie om de hoek kijken). Wanneer dat in de opvoeding misgaat, zoekt Nagy naar de oorzaken van onvermogen bij ouders om adequaat en gevoelig in te spelen op het recht van de ander. Een eigen geschiedenis van 'tekortgekomen zijn' of ouders die de voorbij zijn gegaan aan die rechten kunnen als belangrijke belemmeringen fungeren in het ethisch gevoelig zijn voor wat passend en rechtvaardig is. Zelfafbakening en ethiek hebben dus veel met elkaar te maken. De dimensie van verantwoordelijk zorg dragen, zoals Nagy zijn vierde dimensie ook wel noemt, is daarmee een belangrijke aanvulling op bestaande gezichtspunten met betrekking op het belang van individuatie. Duidelijk is dat voor individuatie de dialoog met 'van betekenis zijnde anderen' van onmisbaar belang is. De andere keuzemogelijkheid binnen polarisatie in het kader van individuatie is zelfvalidatie. Nagy beschrijft dat proces zowel vanuit psychologisch als vanuit relationeel ethisch perspectief. Zelfvalidatie staat voor iemands vermogen om 'krediet', of 'verdienste' te verwerven voor relationele integriteit in plaats van bijvoorbeeld macht of prestige te verdedigen. Zelfvalidatie vergroot de ethische waarde van het Zelf, volgens Nagy. Het is een dialectisch proces, waarbij er winst voor het Zelf is doordat hij in een relatie investeert, of een bepaalde mate van zorg biedt aan mensen die hun zorg in hem hebben geïnvesteerd. Die verdienste, die Nagy ook wel 'het verdienen van gerechtigde aanspraak' noemt, maakt dat iemand het recht en de vrijheid verdient om vreugde te aanvaarden en van het leven te genieten. Zorg geven aan een ander, of investeren, is dus niet slechts altruïstisch, maar wordt deels gemotiveerd door een individuele behoefte aan zelfbevestiging. De winst van 'geven' ligt zo in het feit dat je daardoor 'van betekenis bent', er zelfwaarde aan kunt ontlenen. Een ander winstpunt ligt in het feit dat je door het passend investeren de ander als het ware verplicht aan je maakt, en hem uitlokt terug te investeren. Daardoor ontstaat een positieve wederkerige spiraal, die op relationeel ethisch niveau de betrouwbaarheid vergroot. Het doet recht aan de 'justice of human order'. Van den Eerenbeemd en Oele illustreren dit principe mooi als zij een stuk uit het therapeutisch proces beschrijven: “Er komt een proces op gang, waarbij de cliënt steeds minder leunt op destructief recht, zichzelf op een ethisch niveau meer waarde geeft (‘selfvalidation’) en beter functioneert dan van hem te verwachten zou zijn, gezien de balans van rechtvaardigheid. Dit proces versterkt zichzelf, daar de cliënt bemerkt dat door het aan de ander geven wat hem toekomt, het juist beter mogelijk is de eigen belangen en posities te onderscheiden en te verdedigen (‘delineation’) dan wanneer men de ander tot slachtoffer maakt. Dit in elkaar grijpen van zichzelf waarde geven door zorg voor de ander en de eigen positie onderscheiden is de therapeutische spiraal die contextuele therapie zo effectief maakt. Het is van belang er hier op te wijzen dat de ‘kost voor de baat uitgaat’: de cliënt investeert daar waar dat het moeilijkste is, waar wantrouwen heerst en de weerstand tegen hervatten van de dialoog het grootst is. Waar de grootste verwijdering is, liggen de rijkste bronnen en veelal zal dit zijn tussen ouders en grootouders of tussen ouders en kinderen. Zelfs als er niet een nieuwe dialoog ontstaat, geeft de cliënt zichzelf waarde door een poging te hebben gedaan in die richting en verdient hij een stukje recht.”61
Het moet duidelijk zijn dat er om redenen die we later zullen noemen kinken in de kabel kunnen komen, waardoor de vlieger van 'winst' niet helemaal opgaat. Het principe van 'verdienste opbouwen door gepaste zorg te dragen' is echter volgens Nagy een belangrijk onderdeel in het proces van zelfvalidatie. binnenuit. 61
Eerenbeemt, E. Van den en B. Oele.
38
Nagy plaatst het begrip zelfvalidatie heel nadrukkelijk als noodzakelijk naast het afbakenen van het Zelf voor een gezonde persoonsontwikkeling. Hij ziet zelfvalidatie als medemiddel en tegenwicht naast zelfafbakening voor het verkrijgen van gezonde autonomie, namelijk autonomie waarbij een rechtvaardige balans is tussen 'mijn rechten en die van jou'. Nagy haalt scherp uit naar bepaalde stromingen van Westerse beschaving zoals bijvoorbeeld verwoord door Nietzsche en Stirner, die met name de rechten van het individu benadrukten, en de relatie met anderen vooral in het licht zagen als middel om tot zelfafbakening te komen. De relatie als middel tot zelfvalidatie negeerden zij daarbij, evenals het feit dat 'rechten voor mezelf' betekent dat de ander ook rechten heeft. Juist de (ethische) afweging tussen hoe zwaar de wederzijdse rechten wegen ('wat is fair'), en wat de consequenties daarvan zijn voor de betrokkenen is volgens Nagy nodig om tot een volwassen autonomie te komen. Het eenzijdig uitbuiten van de ander door onafhankelijkheid en individualisme als hoogste doel te stellen, gaat voorbij aan het feit dat omdat handelingen consequenties hebben voor anderen er verantwoordelijkheid in het spel is. Nadruk op zelfafbakening zonder zelfvalidatie maakt dat de mens mank loopt. Nagy schrijft daarover: “In hun ontkenning van sociale onderlinge afhankelijkheid doen de voorstanders van absolute, nietdialectische, individuele autonomie een appel op de egocentrische, narcistische geaardheid van de mens. 'Laat mij doen wat ik zelf wil' leidt tot sociale filosofieën die verweerschriften zijn voor uitbuitend 'puur individualisme', vrij zijn van ouderlijke verantwoordelijkheid en onverzwakte vooroordelen jegens randgroeperingen'62. Voorts beschrijft hij daarmee het risico op dictatuur, slavernij en in extreme gevallen zelfs tot volkerenmoord. Buber zou de relatie, waarbij de ander gereduceerd is tot objectzonderrechten omschrijven als een ikhet relatie. Rechtvaardigheid van de menselijke orde Het belang van het opbouwen van betrouwbaarheid schetst Erikson als hij beschrijft hoe het creëren van een betrouwbare sfeer in het grootbrengen van jonge kinderen noodzakelijk is voor het opbouwen van een innerlijk basisvertrouwen. Door het zorgen van de moeder, en de sociale omgeving, voor het kind, raakt het kind verplicht aan hen, en ontwikkelt hij een innerlijk gevoel voor die rechtvaardigheid ('Inner ethical framework'). Hij beantwoordt de zorg met loyaliteit. In zijn werk Invisible Loyalties besteedt Nagy veel aandacht aan de positionering van het individu in het spanningsveld tussen 'verplicht zijn aan', en 'vervulling van die verplichting'. Dat strekt zich zelfs uit over meerdere generaties. Rechtvaardigheid van de menselijke orde ('justice of the human order') speelt zich namelijk op dat spanningsveld af volgens Nagy. Beantwoorden aan de verplichting, met andere woorden 'het opnemen van verantwoordelijke zorg voor anderen', geeft vrijheid. En juist die vrijheid is volgens Nagy zoek in onze huidige maatschappij. Autonomie zonder rechtvaardigheid in de balans van geven en ontvangen, is een schijnbare autonomie, omdat de verplichting 'schuld' op het individu legt. Nagy stelt autonomie op relationeel ethisch vlak gelijk aan vrijheid die verdiend is. Een belangrijke conclusie. Autonomie Om autonomie als begrip vanuit Nagy's visie te definiëren kunnen we putten uit bovenstaande kaders. Ik beschrijf hieronder puntsgewijs kenmerken van autonomie: Autonomie staat niet gelijk aan 'separatie' als fysiek losmakingsproces dat moet leiden tot verminderde emotionele afhankelijkheid. Autonomie behelst een verantwoord rekening houden met de consequenties van het eigen keuzes en handelen. Autonomie is het resultaat van een proces van individuatie, waarbij zelfafbakening en zelfvalidatie hebben geleid tot handelen volgens de 'justice of human order'. In die zin is 62
Boszormenyi-Nagy, Ivan & B.R. Krasner (1994), p96
39
autonomie een status die niet zonder het dialoog met de context verkregen kan worden. Autonomie is zowel centrifugaal als centripetaal gericht. Autonomie is de kunst van passend, en met gevoel voor consequenties van het handelen, vorm te geven aan loyaliteiten. Autonomie veronderstelt dat individuen ethisch gevoelig zijn voor 'verplichtingen'. Autonomie is 'voldoende verdienste hebben opgebouwd om in vrijheid te staan'. Autonomie is rekening houden met de geldigheid van van zowel elkaars belangen, rechten en behoeften als die van zichzelf'. Die belangentegenstelling draagt bij aan het proces van individuatie door zelfafbakening en zelfvalidatie.
Verbondenheid Evenzo kunnen we uit het voorgaande conclusies trekken over wat Nagy onder 'verbondenheid verstaat': − Verbondenheid verwijst naar een relationele werkelijkheid, zoals Buber beschrijft dat de mens pas mens wordt in relatie met anderen. − Verbondenheid veronderstelt een dialoog, waarin individuatie plaatsvindt. Zelfafbakening en zelfvalidatie zijn relationele processen binnen die dialoog. − Verbondenheid is het resultaat van de wederkerigheid in het kader van de 'justice of human order'. De grootste winst binnen die verbondenheid is opbouw van betrouwbaarheid. − Verbondenheid wordt gevormd door het spanningsveld tussen 'rekening de geldigheid van van zowel elkaars belangen, rechten en behoeften als die van zichzelf'. − Verbondenheid wordt niet gedreven door altruïsme, maar (ook) door de individuele behoefte aan zelfbevestiging. Het opbouwen van verdienste vindt plaats in de verbondenheid. − Verbondenheid is een voorwaarde om te zoeken naar het passend vormgeven aan loyaliteiten. Autonomie en verbondenheid lijken niet zonder elkaar te kunnen bestaan, en hebben een plaats in de bewegende relatie van mensen die van betekenis zijn voor elkaar. Vrijheid kan niet tot stand komen zonder verantwoordelijkheid te aanvaarden en te zoeken naar wat gepaste zorg is. Verbondenheid kan niet bestaan als er geen bereidheid is in dialoog te gaan en rekening te houden met de aanspraken en belangen van de ander.
4.5 Het ontstaan van individuele problemen met betrekking tot autonomie en verbondenheid Onvrijheid Nagy spreekt in zijn werk over de praktijk van de hulpverlening waarin hij ziet dat mensen vastlopen in hun leven en allerlei destructief gedrag laten zien. Als diagnose stelt hij dat het probleem ligt in onvrijheid ten opzichte van hun context. De context staat voor de dynamische en ethische onderlinge verbondenheid verleden, heden en toekomst die bestaat tussen mensen voor wie het bestaan van de ander op zichzelf al betekenis heeft. Met onvrijheid ten opzichte van de context bedoel ik nadrukkelijk niet dat het streven zou moeten zijn dat de mens zich los zou moeten maken van die context. Nagy legt hier het belang van de vierde dimensie uit. Het is zaak dat mensen zich bewust zijn van het feit dat ze in verbondenheid staan met anderen, en dat daar een verantwoordelijkheid uit voortvloeit. Namelijk die om zorg te dragen voor een rechtvaardige balans tussen geven en nemen63. Het ontbreken of mislukken van dialoog maakt dat de individu zich niet in vrijheid kan individueren, en geeft bijvoorbeeld in relaties vijandelijke afstand of juist chaotische verstrengeling64 63
Het mag duidelijk zijn dat rechtvaardigheid in een verticale relatie anders ligt dan in een horizontale relatie.
64
Friedman M. (1998)
40
Onrechtvaardigheid Als er onrechtvaardigheid is in die balans, zijn de consequenties daarvan zichtbaar in het leven van mensen. Kinderen die tekort gedaan zijn in hun jeugd, en hun gram halen in de relatie met hun partner; vrouwen die zichzelf buiten proportie weggecijferd hebben voor hun gezin, en als ze de balans opmaken maar bitter weinig teruggekregen hebben van hun investering; en partners die niet in staat zijn elkaar te vertrouwen omdat ze beiden zoveel kwetsuren aan elkaar opgelopen zijn. Voorbeelden van de consequenties van onvoldoende zorg voor een eerlijke en rechtvaardige balans. Dat levert onvrijheid op, en een onvermogen omdat er nog zo'n groot 'tegoed' open staat 65. Afrekenen met de last van onbalansen en onrechtvaardigheden in de eigen geschiedenis, is volgens de Contextuele Theorie noodzakelijk om tot vrijheid te komen. Afrekenen betekent overigens niet altijd dat de balans alsnog in balans komt. De verantwoordelijke bereidheid te onderzoeken wat de consequenties voor iedere partner zijn van keuzes in de relaties, en de zoektocht naar hoe deze consequenties kunnen worden veranderd ten bate van herstel, levert vrijheid op. Nagy gebruikt in dezelfde context het woord autonomie. Vrijheid ontstaat door het besluit de verantwoordelijkheid te aanvaarden. Met nadruk op 'aanvaarden', omdat de Contextuele Theorie die verantwoordelijkheid als logisch gegeven binnen het relationele model van verbondenheid ziet. Ik denk dat veel mensen die verantwoordelijkheid, door welke oorzaak dan ook, niet aanvaarden en op zich nemen, waardoor zij als het ware slachtoffer worden van de consequenties. In de tweede dimensie zie je daar veel voorbeelden van, zoals het hebben van een 'externe locus of controle' of slachtoffergedrag in de dramadriehoek. Verantwoordelijk rekening houden met de consequenties van handelen, betekent onder andere dat er kritisch gekeken moet worden naar de rechtvaardigheid. Een kind heeft recht op zorg; geven ouders die niet, dan ontstaat er onrecht. Vrouwen die zichzelf wegcijferen in hun gezin, kunnen de balans opmaken en concluderen dat hun investering ongepast is gezien de 'baten'. Ze doen zichzelf tekort. Ontkenning van verplichtingen Er zijn allerlei gevolgen van het ontkennen van het wederkerigheidsprincipe of het rechtvaardigheidsprincipe. Allereerst noemt Nagy het feit dat mensen in de 'schuld' komen te staan, en allerlei oplossingen zoeken om daarvan af te komen; slachtoffering, het afdwingen van vrijheid door macht in plaats van het te verdienen, of bijvoorbeeld het 'uit dialoog gaan' om de confrontatie te vermijden. Uit schuld kan ook 'overloyaliteit' ontstaan, als mensen op die manier indirect hun schuld willen inlossen. Het ontkennen van verplichtingen ontneemt het individu ook de kans om via gepaste zorg verdienste te verwerven. Er kan dus een tekort ontstaan op het vlak van zelfvalidatie. Mensen die meer denken in termen van 'rechten' dan 'plichten', lopen de kans mis om verdiende vrijheid te verwerven. Eerlijk zorg terug investeren is nodig om de ander niet 'uit te buiten'; de ander slechts als 'behoeftenvervuller' zien leidt onvermijdelijk tot spanning in de 'justice of human order'. Toch zie je dat vaak gebeuren in relaties, waarbij tussen partners het verwijt bestaat dat de ander hem of haar niet gelukkig maakt. Dat is reden de relatie te verbreken. Wegen rechten zwaarder dan plichten, dan kunnen kinderen bijvoorbeeld in het geval van scheiding daarmee tekort gedaan worden. Leren kinderen niet dat de wereld betrouwbaar is doordat de context te vertrouwen is (dat wil zeggen 'gepast teruginvesteert') dan ontwikkelt het 'inner ehtical framework' zich niet goed. Verminderde gevoeligheid voor wat het eigen handelen aan consequenties meebrengt kan het gevolg zijn. In de beschrijving van Nagy's kritiek op de huidige maatschappij verwijst hij daar ook naar als hij noemt dat de kwaliteit van menselijke relaties geërodeerd is, en dat macht gebruikt wordt om schijnbare vrijheid af te dwingen. Uitbuiting is het gevolg. Een samenleving waarin 'justice' 65
Nagy gebruikt veel juridische en economische begrippen om aan te geven dat dingen tegen elkaar afgewogen kunnen worden. Zijn begrip 'balans' is ook zo'n boekhoudkundig begrip.
41
ontbreekt, wordt onbetrouwbaar, en zoals het citaat beschrijft aan het begin van dit hoofdstuk gaan jonge mensen extreem gedrag vertonen om een betrouwbaar houvast te krijgen van de maatschappij.
4.6 Consequenties voor hulpverlening Vanuit het perspectief dat Nagy schetst met betrekking tot wat mensen nodig hebben om in de (huidige) maatschappij tot autonomie te komen, staan een paar belangrijke thema's centraal. Gaat het fout in die thema's, dan ontstaan er problemen. Hulpverlening moet erop gericht zijn in te steken op daar waar het 'fout' is gegaan, en herstel teweeg te brengen. Contextuele therapie brengt een proces op gang, waarbij de cliënt niet meer steunt op zijn destructieve recht, doch zijn eigen recht gaat verdienen. De cliënt wordt ertoe bewogen om door middel van actie de balans opnieuw in evenwicht te brengen. Het doel van de contextuele therapie is altijd om vertrouwen te mobiliseren ten opzichte van wantrouwen en om het doorgeven van roulerende rekeningen aan de volgende generatie te stoppen. Een dialoog tussen de generaties met als doel een betere toekomst is fundamenteel in de contextuele therapie. Het ‘teruggaan naar vorige generaties’ staat in dienst van de toekomstige generaties. Contextuele therapie kijkt dus niet terug, maar vooruit66. Allereerst is het voor de hulpverlening van belang te kijken vanuit het perspectief van de 4e dimensie. Dat levert een meer geïntegreerde analyse op dan gefragmenteerd naar de verschillende dimensies kijken. Daarbij is het van belang de context in meergenerationeel perspectief te bekijken, omdat de 'grootboeken' van rechtvaardigheid vaak over meerdere generaties lopen. Om tot een goede autonomie te komen binnen de verbondenheid met de context, kan de hulpverlening tot doel hebben: − Individuen helpen verantwoord rekening te houden met de consequenties van het eigen keuzes en handelen, en met de geldigheid van zowel de eigen belangen, rechten en behoeften als die van anderen. − Individuen helpen in het proces van individuatie, waarbij zelfafbakening en zelfvalidatie leiden tot handelen volgens de 'justice of human order' − Individuen helpen passend vorm te geven aan loyaliteiten. − Individuen helpen 'voldoende verdienste op te bouwen om in vrijheid te staan', los van de tekorten en het recht op 'ontvangen' dat ze eerder opgebouwd hebben. − Het opbouwen van betrouwbaarheid ('trustworthiness') door wederkerigheid in het kader van 'justice of human order'. Individuen helpen in dialoog te komen met hun context, weer in beweging te komen in het contact en tot uitwisseling van 'geven en ontvangen' te komen. De therapeut kan dat doen door in meerzijdige partijdigheid alle individuen tot hun recht te lasten komen en stil te staan bij ieders individuele 'rechten (verdiensten) en plichten'.
4.7 Kritische receptie De wederkerigheid in een relatie komt voort uit een individuele behoefte aan zelfbevestiging, en 'van betekenis zijn' door gepast zorg te dragen is een goed middel om dat doel te behalen. Uiteindelijk dient het gepast geven dus tot ontwikkeling van individuatie. Dat is een opmerkelijke conclusie, omdat het daarmee lijkt alsof de verbinding uiteindelijk toch individuatie, of autonomie tot doel heeft. Is verbondenheid dan een middel en autonomie het doel? Nagy noemt wel dat de dialoog als doel van de Contextuele Theorie oprechte spontaneïteit en zelfafbakening met zich meebrengt, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat juist vanwege het wederkerige karakter van het investeren in relaties voor het bouwen aan vertrouwen er niet zoiets is als een 'voldoende geïnvesteerd hebben om nu voorgoed vrij te zijn'. Het is ethisch juist om, na ontvangen te 66
Eerenbeemt, E. Van den en B. Oele.
42
hebben, gehoor te geven aan de verplichting die zorg ook weer terug te geven. En juist dat gehoor geven aan die ethische opdracht, de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor een rechtvaardige balans, geeft vrijheid. Maar daarmee blijft de vraag wel open staan van 'middel' en 'doel'. Nagy benoemt zelf ook wel het dilemma tussen billijke relationele complementering en het doel van individuele autonomie. Onderwaater constateert dat binnen de Contextuele Theorie weinig aandacht is voor dit spanningsveld67. Friedman citeert Nagy in het kader daarvan, en zegt: “The relating partners' shared need for trust bridges dialectically the apparent contradiction between self interest and consideration of others'”68. De gedeelde behoefte aan vertrouwen en betrouwbaarheid, en de (enige) mogelijkheid om die in dialoog met een ander te realiseren, maakt dat 'selfinterest and consideration of others' als tegenstelling wegvalt tegen het licht van de gezamenlijke winst. In deze behoeftencomplementariteit werkt het zo dat het rekening houden met de belangen en rechten van de ander gewenst en nodig is, om beiden tot voldoening voor zichzelf te komen. Nagy geeft als voorbeeld hiervan een seksuele relatie, waarbij dit gevenennemen mooi geïllustreerd wordt. De wederkerigheid in een relatie komt voort uit een individuele behoefte aan zelfbevestiging, en 'van betekenis zijn' door gepast zorg te dragen is een goed middel om dat doel te behalen. Mijn tweede vraag betreft de subjectiviteit van de 'justice of human order'. Het afwegen van de vraag hoe redelijk de verwachting van de ander naar jou is ('sta ik echt in de schuld?') en aan welke vervulling van plicht voorrang gegeven moet worden ('wat is fair') is een proces waarbij allerlei individuele factoren een rol spelen (niet in het minste de culturele kenmerken waarin iemand opgroeit). Hoe meet je het recht van de een af tegen het recht van de ander? Rechtvaardigheid lijkt zoals Nagy er over schrijft een vrij objectief meetinstrument, maar blijkt in de praktijk subjectief. Of de individu dus daadwerkelijk verdienste opbouwt hangt er maar vanaf hoe hij de rechtvaardigheid beoordeelt. De therapeutische vraag naar 'wat is passend geven' is erg moeilijk te beantwoorden. Kan op zo'n wankele basis de belofte voor verdienste opwegen tegen nog verdere uitbuiting? Bovendien; als betrouwbaarheid, 'justice', ontbroken heeft in de vroege ontwikkeling, en er daardoor een gebrekkig 'inner ethical framework' tot stand is gekomen, in hoeverre moet je dan verwachten dat de individu wel gevoelig is voor wat ethisch juist en passend is? Is er dan wel hoop om tot een goede autonomie en echte vrijheid te komen? Van der Pas levert stevige kritiek op Nagy, en met betrekking tot het thema 'relationele ethiek' verwijt ze hem dat daarin een contradictio in terminis ligt69. Ethiek is, en ze citeert daarbij Van Rhijn en MeulinkKorff (1997), een zaak van de individuele persoon: “De ethiek begint in een subject, een persoon, en niet in de relatie als zodanig”. Van Mulligen reageert op die kritiek met een uitleg van wat Nagy met ethiek bedoelt. Hij stelt dat ethiek de vraagstelling raakt van 'wat de mens staat te doen om zijn menszijn volledig ten nutte te maken. Wanneer ben je meer mens dan je was en wanneer minder?'70. Ethiek is per definitie relationeel van aard, maar de ethiek van onderlinge menselijke verhoudingen is daar een specifiek aspect van. Een interessante discussie, aangezien het de geldigheid van de 'justice of human order' betreft, een van de basisconcepten waarop Nagy het grote belang van verantwoordelijkheid bouwt. Verantwoordelijkheid nemen voor het vervullen van de plichten volgens de 'justice of human order', is de belangrijkste weg tot 'meer mens zijn', en een leven in autonomie en vrijheid. Over de objectiviteit van die 'justice of the human order' schrijft Nagy: “it is a quasiobjective criterion of interpersonal fairness...The objectivity of relational justice...is a dialectical criterion derived from the simultaneous consideration of the balance between two (or more) relating persons's subjective, 67 68 69 70
Onderwaater, A. (2007) Friedman M.(1998) Pas A. van der, (1998) Mulligen W. van (1999)
43
selfserving rights and entitlements.”71. Voor mij nog geen bevredigend antwoord op de vraag welke waarde we aan de objectiviteit en daarmee de geldigheid van de 'justice of human order' kunnen verbinden. Een verwante vraag, en daarmee kritiek aan het adres van Nagy als het gaat om 'verdienste' en de winst van gepast investeren, wordt in een publicatie van WilburnMcCoy gesteld door ouders als cliënten in therapie, op zoek naar wegen tot zelfvalidatie: “How can you earn merit if you are just doing your duty?”72 Hoewel deze vraag gesteld werd in het kader van de mogelijkheid tot zelfvalidatie door verantwoordelijke zorg te dragen voor hun kinderen, mag deze vraag m.i. ook breder getrokken worden. Levert 'gewoon je plicht doen' zoveel verdienste op dat daaraan zelfwaarde ontleend kan worden? Friedman geeft volgens Dillen73 de kritiek dat Nagy te weinig aandacht heeft voor het individu. Door te sterk aandacht te vestigen op 'loyaliteiten' en 'gezin' kan de vrijheid belemmerd of de autonomie ingeperkt worden. Als antwoord op deze kritiek kan genoemd worden dat Nagy zowel die verbondenheid als die autonomie waarde geeft, en als wederzijds noodzakelijk ziet; de een bestaat niet zonder de ander. En sterker nog: juist door aandacht voor loyaliteiten en 'gepast geven' is de weg vrij tot autonomie. Een andere kritische overweging: het is de vraag of er meerdere wegen naar Rome leiden. Of autonomie slechts en alleen bereikt kan worden door het proces van passend verantwoordelijk dragen en verdienste opbouwen, of dat er nog andere wegen zijn. Is het noodzakelijk met de visie van Nagy mee te gaan, en zoveel waarde te hechten aan wat er in verbondenheid plaats moet vinden? Tot slot een gedachte van een andere orde... Kun je spreken over autonomie van de maatschappij? Kan de maatschappij streven naar 'vrijheid'? Gelden de principes van individuen ook hier, dan moet de vraag gesteld worden met wie of wat de maatschappij in dialoog kan gaan om via zelfafbakening en zelfvalidatie waarbij aandacht is voor het opbouwen van verdienste door gepaste zorg tot autonomie te komen. Zijn andere samenlevingen geschikte 'andere Zelven' om tot individuatie te komen? Kan gepast geven aan andere culturen, zelf binnen de grenzen van ons eigen land, vrijheid opleveren? Is de generatie die na ons zal komen een gesprekspartner waarmee binnen verbondenheid vrijheid kan worden verworven? Of moet er een God aan te pas komen om als volwaardige tegenspeler te fungeren? We hebben gezien dat Nagy aanleiding geeft tot impliceren dat ethiek ook voor grotere verbanden zoals samenlevingen opgaat. Maar als ethiek een relationeel begrip veronderstelt, dan is een tegenspeler inderdaad nodig.
71 72
73
Friedman M. (1998) WilburnMcCoy, C. (1993) Dillen, A. (2004)
44
5 Conceptuele vergelijking 5.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken zijn de cultuurfiloof Charles Taylor, de socioloog Ulrich Beck en de therapeut Ivan BoszormenyiNagy beschreven op een aantal onderdelen van hun totale gedachtegoed. Richtinggevend voor dat onderzoek was de hoofdvraag: Hoe verhoudt de Contextuele Theorie van Nagy zich tot de maatschappijvisies van Charles Taylor en Ulrich Beck met betrekking tot de thema's autonomie en verbondenheid? Elk van de hoofdstukken is om reden van gelegenheid tot vergelijking ongeveer op dezelfde manier opgebouwd. De onderdelen van de respectievelijke hoofdstukken staan in verband met onderdelen van de onderzoeksvraag. Zo begon elk hoofdstuk met een beschrijving van de visie van de betreffende auteur op de huidige maatschappij. Vervolgens beschreef ik de consequenties van die maatschappij voor het individu, en bekeek ik specifiek hoe de begrippen autonomie en verbondenheid ingevuld werden vanuit de betreffende visie. Aansluitend heb ik ruimte genomen de mogelijke problemen, voortkomend uit het leven in de huidige maatschappij, voor het individu te beschrijven en een eventueel antwoord daarop vanuit hulpverleningsperspectief. Elk hoofdstuk eindigt met een kritische noot ten aanzien van de visie van betreffende auteur. Dat laatste heeft meerwaarde met het oog op de waardering van de respectievelijke auteurs in het kader van de conclusies. De doelstelling van dit onderzoekt luidt immers: Een bijdrage leveren aan de positionering van de therapeut in het spanningsveld tussen de thema's autonomie en verbondenheid via een kritische overweging van deze belangrijk thema's binnen de Contextuele Therapie. In hoofdstuk 6 zal stilgestaan worden bij deze positionering en zal een kritische overweging plaatsvinden, naar aanleiding van de conclusies van de beantwoording van de hoofdvraag. Eerst zal in dit hoofdstuk gekeken moeten worden naar hoe de verschillende visie zich tot elkaar verhouden.
5.2 Risico's Om de hoofdvraag van dit onderzoek te beantwoorden is het van belang de betreffende onderdelen uit voorgaande hoofdstukken naast elkaar te leggen. Daarbij is de definiëring van Nagy van 'autonomie en verbondenheid' in dit onderzoek richtinggevend voor de beantwoording van de vraag in hoeverre de begrippen passen in de maatschappijvisies van Taylor en Beck. Ik heb als het ware het denken van de respectievelijke auteurs 'gedestilleerd' op zoek naar aan Nagy vergelijkbare begrippen. Inlegkunde ligt dan op de loer. Toch heb ik er vertrouwen in dat een conceptueel onderzoek als dit conclusies oplevert die betrouwbaar zijn. Reden daarvoor is dat beide auteurs zelf in ruime mate uitleg geven over beide begrippen in hun visie, en zij daarbij de letterlijke woorden 'autonomie' en 'verbondenheid' gebruiken. Taylor, als communitarist, gebruikt als vergelijkbaar concept van het begrip 'verbondenheid' ook wel 'gemeenschappelijkheid'. In de conceptuele vergelijking zullen de accentverschillen tussen de drie auteurs zichtbaar worden. In het verlengde van bovengenoemd risico kan ook genoemd worden dat er een groot verschil is tussen de auteurs. Allen bekijken zij de wereld vanuit een heel ander perspectief. Beck is socioloog, hoewel hij zich in zijn werk 'Individualization' op het terrein van de antropologie begeeft. Taylor, die als cultuurfilosoof gekenschetst kan worden, laat zich vanuit zijn perspectief als filosoof veel leiden door de (ethische) vraag 'wat een goed leven is'. Nagy, als therapeut met ethiek als vernieuwend element in zijn denken, sluit aan op Taylor's vraag naar 'wat een goed leven is'. Maar zijn insteek is 45
het hulpverleningsperspectief; hij geeft een theoretisch kader voor de therapeutische beantwoording van de problemen die veroorzaakt worden door de huidige maatschappij. Het naast elkaar leggen van de auteurs is vanwege deze verschillen lastig, maar ook uitdagend. Mogelijk geeft het een meer compleet beeld van hoe de werkelijkheid begrepen kan worden.
5.3 Methode Om de vergelijking wat ordelijk weer te geven, wil ik gebruik maken van een matrix om de onderzoeksresultaten weer te geven. Op die manier staan de onderzochte deelgebieden letterlijk 'naast elkaar'. De beknopte informatie in de matrix grijpt, vanzelfsprekend, terug op de onderzoeksresultaten uit de hoofdstukken twee, drie en vier. Ik zal de volgende onderdelen van de respectievelijke hoofdstukken naast elkaar leggen:
Visie op de maatschappij
Welke betekenis heeft het begrip 'autonomie'
Welke betekenis heeft het begrip 'verbondenheid'
Welke mogelijke problemen zijn er voor het individu te verwachten binnen deze context
Het eerste onderdeel daarbij is tweeledig. Hoewel alle drie de auteurs een beeld schetsen van hoe zij de huidige maatschappij ervaren, een toestandsbeeld geven dus, nemen zij daarnaast ruimte om hun gedachten of idealen daarover weer te geven. Ik wil zowel het 'toestandsbeeld' als de 'eigen gedachten daarover van de auteurs' weergeven (deze laatste in cursief) om meer handvatten te hebben voor de beantwoording van de vraag hoe de begrippen autonomie en verbondenheid zoals beschreven door Nagy zich verhouden tot de geschetste maatschappijvisies. In de matrix geef ik alvast een voorschot op hoofdstuk zes door toevoeging van het volgende onderdeel:
Wat heeft de maatschappij nodig om uit de huidige problemen te komen?
46
5.4 Vergelijkende matrix ind=individu, cursief is 'eigen gedachten/idealen auteur' Taylor Maatschappij • - Individualisme: ind staat los van sociale -visie verbanden, atomisme, gevolg: • * relativisme, waardensubjectivisme --> betekenisloosheid van keuzes • * nood aan erkenning via intieme relaties • - Instrumentele rede: beheersing, efficiency, autonomie • - verlies van vrijheid door fragmentatie en verlies gemeenschappelijkheid • - Ind staat los van betekenisgevende horizons, echter identiteit is afhankelijk van deze 'moral frameworks' • - verlangen naar authenticiteit vanuit huidige morele kaders: naturalisme en expressivisme
Beck - wegvallen van vaste structuren, vaste rolpatronen en kaders (instituties), 'veroordeling tot vrijheid' - identiteit als opdracht ipv gegeven - reflexiviteit ipv reflectiviteit - anomie en autonomie (zonder regels en zelf eigen regels bepalen) - onstabiliteit en veranderlijkheid als kenmerk v instituties, veroorzaakt door geïndividualiseerd individu, wisselwerking - globalisering - detraditionalisering, 'wortelloosheid' - oneindige keuzemogelijkheden door wegvallen richtinggevende kaders en betekenisgevende structuren - Risksociety, geproduceerde onzekerheid: * verlies van vertrouwen * conflict over verdeling v risico's - Leven is experiment en project
Nagy - meer op 'rechten' dan op 'plichten' geörienteerd - ontsnapping uit verbinding - verkleining van het kerngezin --> emotionele betrokkenheid wordt vaak als inperkend en stagnerend ervaren - machts-geörienteerde verbanden --> commitment is kwetsbaar - accent op onafhankelijkheid - sociale fragmentatie - identiteit ontstaat door loyaliteit aan ingroup (vs outgroup) Mensbeeld/beeld van soc werkelijkheid: - justice of human order: wederkerigheid, rechtvaardigheid/eerlijkheid - mens is relationeel (centripetaal en centrifugaal --> wederkerigheid) - Dialoog: wederkerigheid van verantwoorde zorg; zich verhouden tot de ander middels zelfafbakening en zelfvalidatie - evenwicht tussen 'rechten en verplichtingen' (verantwoord rekening houden met consequenties van eigen handelen) leidt tot vrijheid en autonomie - doel ind is individuatie: ontwikkeling v/h zelf, afgetekend tegen achtergrond van 'het
anders zijn van de ander' - loyaliteit, multigenerationaliteit Autonomie
- onafhankelijkheid - omgeving is middel voor eigen doelen - ongebonden zelfbepaling, buiten alle context om - verbinding met zelfbewustzijn op grond van waardebewustzijn, en betrokkenheid op de gemeenschap, verantwoordelijkheid - zelfrealisatie binnen morele ruimte en sociale context
Verbonden- - ontbreken van verbondenheid heid - noodzaak tot zelfoverstijgende gemeenschappelijkheid / waarden voor zelfevaluatie en zelfreflectie - zelfontplooiing en zelfverwerkelijking zijn dialogische processen - verbondenheid is nodig vanwege nood aan erkenning - verbondenheid is nodig om in gezamenlijkheid sterk te staan en
- eigen regels maken/vinden - om autonoom te zijn vereist veel vaardigheden, oa social reflexion, management, zelfrealisatie en zelfbeschikking - 'a life of one's own': * eigen wil en verlangens zijn belangrijk * honger naar nieuwe ervaringen, verminderde neiging te 'gehoorzamen' * kiezend en vormgevend tov eigen leven * zelfvervulling en 'iets bereiken' - veel verantwoordelijkheid: 'own life, own failure' - autonomie is atomisatie - eigen leven opbouwen te midden v kiesbare factoren en zonder vaste richtingwijzers.
verantwoord rekening houden met de consequenties van het eigen keuzes en handelen. resultaat v individuatie, waarbij zelfafbakening en zelfvalidatie hebben geleid tot handelen volgens de 'justice of human order'. Kan niet zonder dialoog met de context verkregen kan worden. zowel centrifugaal als centripetaal gericht. passend vorm geven aan loyaliteiten. veronderstelling dat individuen ethisch gevoelig zijn voor 'verplichtingen'. 'voldoende verdienste hebben opgebouwd om in vrijheid te staan'. rekening houden met de geldigheid van van zowel elkaars belangen, rechten en behoeften als die van zichzelf' is dus niet gelijk aan separatie, of emotionele onafhankelijkheid
- ontbreken van verbondenheid: * afbrokkeling soc structuren en sociale verbanden, leven staat los van verbindende en betekenisgevende structuren * concurrentie ipv wederzijdse afhankelijkheid * relaties minder hecht door scheidings- en verlieservaringen, desondanks verlangen naar intimiteit * managen van allerlei belangen legt druk
- “een mens wordt pas mens wordt in relatie met anderen”: veronderstelt een dialoog, waarin individuatie plaatsvindt. Zelfafbakening en zelfvalidatie zijn relationele processen binnen die dialoog. resultaat van de wederkerigheid in het kader van de 'justice of human order', met als resultaat betrouwbaarheid wordt gevormd door het spanningsveld tussen 'rekening de geldigheid van van
invloed/macht te kunnen uitoefenen
op verbondenheid * noodzaak tot presteren ('your own failure') - verbondenheid is ongewenst vanwege 'beknelling'. Als wel gewenst; dan met behoud v zelfstandigheid - er is soms wel altruïsme en sociale gevoeligheid
zowel elkaars belangen, rechten en behoeften als die van zichzelf' wordt niet gedreven door altruïsme, maar (ook) door de individuele behoefte aan zelfbevestiging. Het opbouwen van verdienste vindt plaats in de verbondenheid.
Problemen
- atomisme - relativisme en liberalisme leiden tot hedonisme en narcisme - spirituele en morele desoriëntatie - onzekerheid over identiteit en plaats in de maatschappij, - betekenisloosheid - machteloosheid
- wortelloosheid en richtingloosheid: ten koste v veiligheid en geborgenheid - onrust, angstig zoeken naar liefde - minder vermogen tot afhankelijkheid en verbondenheid terwijl wel grote behoefte aan intimiteit - aantasting en uiteenvalling van burgerschap, eenzaamheid, atomisme - relativisme - betekenisloosheid door wegvallen 'achtergrond' betekenisgevende kaders - grote mislukkansen voor ind - mensen drijven steeds verder af van gezamenlijkheid die constructieve verandering in kan zetten - individualisme versterkt zich over de generaties heen - risico tot anomie als ind niet in staat is tot autonomie - machteloosheid, geen invloed
- Onvrijheid (of schuld) door negeren verbondenheid en/of verantwoordelijkheid - schuld door ontkennen van verplichtingen --> slachtoffering, afdwingen vrijheid door macht ipv verdienste, uit dialoog gaan - onrechtvaardigheid (door onbalans gevenontvangen) - tekort zelfvalidatie (tekort in 'betekenis verwerven') - multigenerationeel: verminderde gevoeligheid voor 'justice' door gebrekkig 'inner ethical framework' - ontkenning van soc afhankelijkheid --> niet dialectische individuele autonomie --> uitbuitend individualisme door appel op egocentrische narcistische geaardheid van de mens
Nodig
- Zingeving door zelfontplooiing in dialoog - autonomie/authenticiteit bereiken middels zelfevaluatie en zelfinterpretatie tegen achtergrond v betekenisgevende horizons
- collectiviteit? Onhaalbaar - nieuwe reformatie door sociale inventiviteit en collectieve moed in politieke experimenten (moeilijk haalbaar) - integratie geïndividualiseerde
- betrouwbaarheid en vrijheid creëren door 'justice'; eerlijke balans geven-ontvangen, verantwoordelijk rekening houden met eigen belangen/rechten en die van de ander. - verbondenheid creëren door dialoog
- authenticiteit door zelfdefiniëring in dialoog, erkenning door significante anderen; dat is geen falen in autonomie maar noodzakelijk onderdeel - verbinding met gemeenschap, in dialoog significante anderen --> betekenisgeving - verbinding met + erkenning van morele bronnen --> gedeelde morele betekenishorizons: een perspectief waarbinnen individualisme en authenticiteit tot hun recht komen
maatschappij door acceptatie individualisme als gegeven, en mobilisatie mensen (moeilijk haalbaar) - Integratie 'in thought' (König) door zelfreflectie, zelfinterpretatie, zelfobservatie, zelfopenend vermogen, zelfontdekking en zelfuitvinding. - doel 'integratie individu en maatschappij' zou zijn: verbinding
waarin gepaste zorg wordt gedragen ('geven') binnen zelfafbakening en zelfvalidatie - loyaliteit als katalysator tot verbondenheid - rekening houden met multigenerationele 'boekhouding' van rechtvaardigheid - herdefiniëring van 'sociale waarden' om sociale fragmentatie tegen te gaan
5.5 Conclusies naar aanleiding van de vergelijking In dit gedeelte wil ik, naar aanleiding van de hoofdvraag, de concepten autonomie en verbondenheid uit de verschillende visies vergelijken, en vaststellen hoe de concepten zoals Nagy die in zijn Contextuele Theorie voorstelt zich verhouden tot de maatschappijvisie van Beck en Taylor. Ik zal daartoe het vergelijkende matrix gebruiken. Aan het einde van dit gedeelte zal ik de onderzoeksvraag beantwoorden. In hoofdstuk zes zal vervolgens stilgestaan worden bij de consequenties van deze conclusie. −
De concepten 'autonomie en verbondenheid', zoals Nagy ze gebruikt en ten opzichte van elkaar positioneert, staan in de context van zijn mens- en wereldbeeld. Het zijn geen beschrijvingen van het huidige maatschappelijke toestandsbeeld. Zijn mensbeeld is gebaseerd op het uitgangspunt van een relationele werkelijkheid. Deze visie is geen theoretische ontwerp, maar de neerslag van wat hij in de praktijk van het hulpverlenen tegenkomt. De problemen waar individuen tegenaan lopen hebben zijn beeld gevormd van hoe de relationele werkelijkheid 'in elkaar steekt'. Nagy ziet daarbij de huidige maatschappij, het toestandsbeeld waar hij zich hier en daar in zijn literatuur zeer kritisch over uit, als belemmerend voor het optimaal functioneren van de mens. Problemen komen volgens hem voort uit het feit dat individuen in de maatschappij op een manier functioneren die niet bij het 'mens-zijn' past. Hij pleit voor een manier van leven die aansluit op 'wat een mens nodig heeft om echt mens te worden'.
−
Het toestandsbeeld dat zowel Nagy, als Taylor en Beck van de maatschappij schetsen komt op een aantal punten overeen. In grote lijnen geven zij dezelfde kenmerken weer: - Weggevallen verbindende, vast structuren, waardoor richtingloosheid ontstaat - Accent op individu en zelfontplooiing, zelf de regels en normen bepalen, zonder de steun van betekenisgevende kaders - Accent op onafhankelijkheid uit verlangen naar vrijheid. 'De ander' wordt niet dialectisch ingezet in het proces van individuatie en identiteit-ontwikkelen. - Verminderd vermogen tot verbinding, maar tegelijk een grote nood aan erkenning
−
Ook in de problemen die de respectievelijke auteurs schetsen als gevolg van het leven in de huidige maatschappij zijn een aantal gemeenschappelijke thema's te zien: - vrijheid (niet dialectische autonomie) betekent desoriëntatie, betekenisloosheid, doordat er geen gemeenschappelijke kaders zijn om betekenis aan te ontlenen - Onvermogen tot dialectische relaties (verbondenheid en afhankelijkheid) door 'op het zelf gericht zijn', en doordat de maatschappij niet voorziet in verbindingsvaardigheden en voorwaarden tot dialoog - machteloosheid, falen, eenzaamheid en 'onbegrepen-zijn', verlangen naar erkenning en bevestiging binnen intieme relaties - over generaties heen versterken problemen zich In tegenstelling tot Nagy, plaatst Beck deze problemen in de context van de gegeven ontwikkelingen in de maatschappij. Taylor ziet de problemen als resultaat van 'misbegrijpen' en 'misvormen' van oorspronkelijk positieve ontwikkelingen en idealen.
−
Het individu is los van zijn sociale context gaan staan, en mist daardoor de mogelijkheden om tot volledige zelfontplooiing te komen, omdat -in de visie van Nagy, maar ook van Taylorzelfontplooiing en authenticiteit/autonomie vereisen dat de mens in verbondenheid staat. Taylor ziet verbinding daarbij ook als aansluiting op gemeenschappelijke betekenisgevende morele horizons. Beck noemt -aarzelend- 'collectiviteit' als mogelijkheid om integratie tussen individu en maatschappij te bewerkstelligen.
−
Autonomie en verbondenheid bij Nagy hebben een plaats in het ethische, dialogische kader, ze 51
maken onderdeel uit van de 'gedeelde betekenishorizon' die 'justice of human order' heet. Dat rechtvaardigheidskader schept 'regels' voor hoe individuatie, zelfontplooiing en het proces van autonomie en verbondenheid zouden moeten geschieden. De ethische afweging tussen 'rechten en plichten' is noodzakelijk om tot goede zelfafbakening en zelfvalidatie te komen, beide onderdelen van echte autonomie. Autonomie is dus ook alleen bereikbaar via processen die slechts in verbondenheid kunnen plaatsvinden. In de maatschappij van Beck bestaat niet zoiets als een 'zelfoverstijgend' moreel kader. De 'Justice of human order' is in de ogen van Beck dan waarschijnlijk ook een normatief kader dat 'uit de oude tijd' stamt, de perioden voor de huidige moderniteit. De geïndividualiseerde mens heeft geen boodschap aan zoiets, en is ook niet meer in staat tot aansluiting daarop door allereerst een onvermogen tot dialogische relaties en ten tweede een onvermogen tot gemeenschappelijkheid en acceptatie van zelf-overstijgende kaders. −
Het huidige relativisme (dat zich voornamelijk bezighoudt met 'rechten' in tegenstelling tot 'plichten') sluit iets moreels of ethisch als 'justice of human order' uit.
−
Zowel Taylor als Nagy zien de noodzaak van dialogische relaties (verbondenheid) voor o.a. de erkenning van identiteit en het 'van betekenis zijn' van individuen. Verbondenheid is inherent aan het mens-zijn, het realiseren van verbinding met significante anderen is voorwaarde voor het tot ontplooiing komen van het individu. Die verbondenheid behelst de dynamische beweging tussen 'rechten' en 'plichten', tussen 'geven' en 'nemen'. Het is een moreel kader, waarin de mens onvermijdelijk in ethische keuzes wordt gepositioneerd. Ondanks de kenmerken van de maatschappij die die verbinding moeilijk maken, zal de mens op zoek blijven naar die verbinding. Beck signaleert de behoefte aan verbondenheid wel, maar hecht er minder noodzakelijk belang aan om iets met die behoefte te doen. De beperkende mogelijkheden van de maatschappij -ingericht op autonomie- lijken 'einde discussie' te betekenen. Het toestandsbeeld van de maatschappij is bepalend voor de mogelijkheden van het individu.
−
Taylor geeft aan dat, hoewel de maatschappij het momenteel moet doen met gefragmenteerde morele bronnen, gedesoriënteerd is en doorgeschoten is in een eenzijdige accentuering van het individu, de oorspronkelijke grond voor die ontwikkeling wel ruimte geeft voor 'herbronning' of heroriëntatie op gemeenschappelijke kaders. Die gemeenschappelijke morele kaders of betekenishorizons zouden het individu behoeden voor verval in misvormingen zoals nu het geval is. Taylor is daarmee hoopvoller dan Beck als het gaat om perspectief op 'redding'.
−
Nagy's 'justice of human order' zou als gedeelde morele betekenisgevende horizon (waar Taylor op doelt) kunnen dienen, waarbij autonomie en verbondenheid een plaats hebben in de dialectische context, en waarin weer betekenisgeving ontstaat door zelfdefiniëring tegen de achtergrond van betekenisgevende horizons. Opgemerkt moet wel worden dat de betekenishorizons waar Taylor op doelt geënt zijn op ideeën over 'het goede leven', en derhalve veranderlijk zijn onder invloed van de heersende conceptie van de geldende maatschappij met betrekking tot wat 'het goede leven dan is'. Nagy pretendeert een universeel kader als uitgangspunt te hebben met zijn 'justice of human order', hij stelt dat dit kenmerkend is voor de menselijke relationele werkelijkheid. Evengoed schetst Taylor dat er in de huidige maatschappij vooralsnog weinig opening is voor de verbinding, zowel in dialoog met significante anderen als in de vorm van aansluiting op welke zelf-overstijgende kaders dan ook, die Nagy als noodzakelijk ziet.
Als antwoord op de onderzoeksvraag 'Hoe verhoudt de Contextuele Theorie van Nagy zich tot de maatschappijvisies van Charles Taylor en Ulrich Beck met betrekking tot de thema's autonomie en verbondenheid?' stel ik, concluderend, het volgende: De betekenis en positie die Nagy geeft aan de thema's autonomie en verbondenheid sluiten niet aan 52
op de situatie waar de huidige geïndividualiseerde mens zich in bevindt. De moderne maatschappij voorziet niet voldoende in de voorwaarden die nodig zijn voor autonomie en verbondenheid zoals die passen in het mensbeeld en het beeld van de relationele werkelijkheid die Nagy zich voor ogen stelt. Desondanks wordt door zowel Beck als Taylor de noodzaak tot verbinding gesignaleerd, en de grote behoefte aan verbondenheid, juist doordat de maatschappij die verbinding moeilijk mogelijk maakt. De bovengenoemde conclusie maakt de geldigheid van principes binnen de contextuele theorie niet minder waar of juist. Echter: het relativisme van de huidige moderniteit maakt dat het gewoonweg niet eens meer uitmaakt of het nu waar is of niet, zou Beck toevoegen.
53
6 Discussie en positiebepaling 6.1 Inleiding De conclusies uit dit onderzoek, geformuleerd aan het eind van het voorgaande hoofdstuk, zijn een inhoudelijke beantwoording van de hoofdvraag. Ik heb door middel van een conceptuele vergelijking aangetoond dat de positie van autonomie en verbondenheid zoals Nagy die in zijn visie een plaats geeft, moeilijk aansluit op de huidige maatschappij. Toch is die conclusie niet voldoende om de hoofdvraag, en daarmee de aanleiding van dit onderzoek, voldoende bevredigend te beantwoorden. Ik wil die conclusie graag overwegen, hem plaatsen in een kader en uitdagen, om zo te komen tot een meer genuanceerder beeld. Doel daarvan is met name nadenken over de vraag naar positionering van de hulpverlening. In het spanningsveld tussen autonomie en verbondenheid moet de hulpverlener de cliënt gidsen naar 'innerlijke genezing' of ontplooiing. Het is de vraag welke positionering hem in dat spanningsveld daarbij het beste helpt. Het is uitdrukkelijk niet mijn bedoeling om in dit laatste hoofdstuk naar mogelijkheden te zoeken om alsnog 'een plek te creëren voor het gedachtegoed van Nagy'. De feiten zijn er: aansluiting is moeilijk. Maar het daarbij laten zou betekenen dat ik in dezelfde valkuil stap die ik Beck verwijt; namelijk de omstandigheden als deterministisch beschouwen. Nagy, en in zekere zin Taylor ook, zien verbondenheid als inherent aan het mens-zijn, vanuit een ethisch kader. Maar: is verbondenheid nu echt nodig en haalbaar? En wat betekent dat voor de hulpverlening? Om die vragen te beantwoorden wil ik in dit hoofdstuk een aantal overwegingen maken. Ik begin met de consequenties trekken van wat de conclusie uit het vorige hoofdstuk betekent voor de praktijk van hulpverlenen, en mijn eigen ervaring met contextuele hulpverlening daarin delen. Vervolgens wil ik teruggrijpen op de vergelijkende matrix en de vraag proberen te beantwoorden wat de maatschappij, of het individu, nodig heeft om goed te kunnen functioneren. De derde overweging zal staan in het kader van 'vooruitzien'; welk perspectief biedt het huidige individualisme, en 'waar gaat het naartoe' in de maatschappij. Het beantwoorden van die vraag is nodig om te kunnen bepalen binnen welk maatschappelijk veld de hulpverlening zich zal moeten positioneren in aansluiting op mijn visie. Daarna zal ik bekijken of het nodig is de conclusies uit het vorige hoofdstuk te nuanceren. Tot slot wil ik bepalen welke uitdaging er, op grond van de uitkomsten van dit onderzoek, ligt voor de contextuele hulpverlening, en welke positie hulpverleners in dienen te nemen teneinde recht te doen aan de intentie van hun beroep: mensen helpen. In de bovenstaande overwegingen zal duidelijk zijn dat mijn eigen -door de loop van dit onderzoek ontwikkelde- visie een belangrijke plaats inneemt.
6.2 Consequenties voor de hulpverlening Is de conclusie dat verbondenheid als concept moeilijk aansluit op individuen in de huidige maatschappij herkenbaar? Wat betekent dat voor de praktijk van hulpverlenen? Het beantwoorden van deze vragen is belangrijk voor de nuancering van de conclusie. Ik wil mijn eigen ervaringen leggen naast de consequenties van de conclusie. −
Vanuit het relativisme bekeken is het 'prediken' van moralistische normen als 'aandacht voor plichten' of een 'rechtvaardigheidsprincipe' moeilijk verteerbaar.
−
Cliënten en hulpverleners zullen er tegenaan lopen dat 'verbinding' moeilijk is, omdat - accent in de maatschappij meer ligt op het individu, op zelfontplooiing en 'rechten' - de basisaanname van Nagy, dat er wederkerigheid is, en dus relationele verantwoordelijkheid, niet zo gangbaar is, en niet zo geliefd 54
- de vaardigheden tot 'verbinding', 'geven' en 'reflectie over de fair-heid van balansen' minder geleerd en meegegeven worden binnen de reflexieve maatschappij. −
De ethische insteek van de Contextuele Hulpverlening zal moeilijk landen in hulpverleningsland -behalve in bijvoorbeeld christelijke groeperingen die nog wat dichterbij die concepten staanomdat het raakt aan oude structuren die 'voorschrijvend en beklemmend' waren en in het huidige perspectief de autonomie aantasten. De methodiek van Contextuele hulpverlening sluit moeilijk aan in de hulpverlening, omdat het 'probleemoplossend vermogen van de methodiek' niet zit in 'coping leren' in de gegeven situatie van de maatschappij, maar in 'recht doen aan de gegevenheden van het mens-zijn', en dat betekent aandacht voor de noodzaak tot verbondenheid.
−
De basisaanname van de contextuele theorie raakt wel de pijn van de huidige maatschappij, namelijk dat zonder verbinding de mens niet tot betekenis kan komen.
In de praktijk van de hulpverlening binnen het Algemeen Maatschappelijk Werk herken ik bovenstaande implicaties. In de bestaande methodieken wordt veel nadruk gelegd op coping, en leren omgaan met de gegevenheden van de maatschappij. Assertiviteitstrainingen, communicatietrainingen, omgaan met verlieservaringen en leren voor geluk niet van de ander afhankelijk te zijn maar het 'uit jezelf te halen' zijn belangrijke thema's. Ik bemerk verlegenheid bij onder andere scheidingscasuistiek om te pleiten voor een opstelling waarbij 'plichten' besproken worden, of waarbij het accent ligt op wat fair is. Het is lastig, net als bij het christelijk geloof, waarheden en 'geloof' in principes zoals wederkerigheid en verantwoordelijkheid op tafel te leggen als universeel; de gedachte dat 'mijn waarheid de mijne is en jouw waarheid de jouwe' zit sterk verankerd in zowel de hulpverlener als de cliënt. Toch merk ik, en dat is mijn persoonlijke moeite bij het accepteren van de conclusies uit het vorige hoofdstuk als afdoende, dat de contextuele benadering weldegelijk aansluit bij een behoefte van individuen. De eenzaamheid, de wortelloosheid en het gemis aan geborgenheid en betekenis van mensen is opvallend aanwezig in de hulpvragen aan het AMW. Problemen waarop de contextuele hulpverlening een antwoord pretendeert te hebben. Voor nu wil ik stellen dat het niet zozeer de inhoudelijke 'waarheid' of 'visie' van de contextuele benadering is die voor moeilijkheden in aansluiting zorgt, maar dat het veeleer de beperkte mate van 'ontvankelijkheid' van de geïndividualiseerde mens is die zorgt voor het niet aansluiten.
6.3 Wat heeft de maatschappij nodig? De problemen die de respectievelijke auteurs schetsen als voortkomend uit het leven in de huidige maatschappij zeggen zowel iets over de behoefte (zowel op psychologisch, maar wat belangrijker is, op relationeel ethisch niveau) van individuen, als over de tekortkomingen van de huidige maatschappij om daarin te voorzien. Taylor en Nagy benadrukken met name dat eerste aspect, en geven aan dat verbondenheid inherent is aan, en noodzakelijk is voor, het tot ontwikkeling kunnen komen als mens. Autonomie behelst een vergaande vorm van verbondenheid met anderen waarbij ethische verplichting tot passende zorg en relationele verantwoordelijkheid deel uitmaken van het proces van zelfvalidatie en zelfafbakening. Taylor voegt daar aan toe dat er gemeenschappelijke betekenishorizons, in de vorm van gedeelde opvattingen over wat 'een goed leven is' noodzakelijk zijn om de mens te verankeren in de maatschappij en tot betekenis te komen. Beck daarentegen meldt niets over de vraag in hoeverre verbondenheid inherent is aan mens-zijn. Zijn perspectief legt alleen nadruk op de behoefte tot verbinding, gemeenschap, vanuit het wegvallen van eerdere betekenisgevende structuren, en geeft tevens aan waarom verbinding niet meer haalbaar is. Vanuit zijn perspectief is de ander voornamelijk van nut om het eigen doel te bereiken, of is zelfs een belemmerende factor. 55
In het matrix is per auteur weergegeven wat zij vinden dat de huidige maatschappij nodig heeft, teneinde de negatieve consequenties -lees: individuele problemen- op te heffen. Beck geeft daarbij aan dat hij zoekt naar een manier om individu en maatschappij weer te integreren, maar heeft daar geen ander antwoord op dan de visie van König, die ironisch genoeg allerlei op het zelf gerichte vaardigheden74 aandraagt. Wat mij betreft geen serieuze poging om de nood in de maatschappij te lenigen. Nagy kiest, als uitkomst biedend perspectief die van de verbondenheid via dialoog met significante anderen vanuit het relationeel ethische kader van rechtvaardigheid: het verantwoordelijk rekening houden met de eigen belangen/rechten en die van de ander. Jammer is wel, en daarmee sluit ik aan op Dillen75 die Nagy verwijt te weinig rekening te houden met invloed van de maatschappij op problemen van het individu, dat Nagy weinig moeite doet zijn visie te integreren in de (on)mogelijkheden van de huidige maatschappij. Het is naïef om te denken dat een visie naadloos aansluit omdat het een antwoord is op de behoefte achter problemen. Klakkeloos toepassen van de principes van de contextuele benadering in de hulpverlening stuit dan ook precies op de problemen die beschreven zijn in de voorgaande paragraaf 'consequenties voor de hulpverlening'. Taylor stelt, in zijn visie op wat de maatschappij nodig heeft, een vorm voor waarbij teruggegaan wordt naar de morele (dus ethische!) bronnen van waaruit de ontwikkelingen als 'individualisme en verlangen naar authenticiteit' voortkomen, en vanuit die gedeelde morele betekenishorizons te zoeken naar hoe die doelen, via verbinding met significante anderen, wel op een juiste manier verwezenlijkt kunnen worden. Mijn kritiek daarop is dat het 'teruggaan' naar die bronnen een theoretisch concept lijkt, moeilijk toepasbaar in de praktijk. Toch blijft staan dat verbinding en betekenisgeving, via dialoog met anderen, en het zich kunnen verhouden tot iets buiten het zelf, een mogelijke gemeenschappelijke betekenishorizon, nodig zijn voor verandering van de huidige maatschappij. Het 'van betekenis willen zijn' is voor mij daarbij het kernpunt. Relativisme blijft daarbij een ernstig belemmerende factor. Toch denk ik dat op individueel niveau mensen te bewegen zijn tot een dialogische relatie waarin de praktijk van 'geven en ontvangen' overtuigt tot ontkrachting van het relativisme. In de praktijk van het hulpverlenen merk ik dat, als de mensen geholpen worden mogelijkheden te zien en te ontwikkelen waarbinnen een dialogische relatie tot stand kan komen, zij vanuit de ervaring van betekenisgeving in een nieuw patroon kunnen komen waarin relativisme geen bepalende rol meer speelt. Voorbij het relativisme dus.
6.4 Perspectief van het individualisme Ik noemde al dat het beantwoorden van de vraag 'welk perspectief het huidige individualisme biedt', nodig is om te kunnen bepalen binnen welk maatschappelijk veld de hulpverlening zich zal moeten positioneren in aansluiting op mijn visie. Ik wil daartoe een paar signalerende opmerkingen maken. Beck noemt dat het individualisme uiteindelijk zichzelf zal begrenzen. Hij noemt daarbij het voorbeeld van het echtpaar in scheiding, waarbij hij laat zien dat als twee partijen hun eigen recht bevechten, zij uiteindelijk toch tot een soort democratische vorm moeten komen als compromis. 'Individualisme voor iedereen' kan slechts door gezamenlijke afspraken te maken over afgrenzing. Vrijheid is altijd relatieve vrijheid: vrijheid voor zover je niet tegen de vrijheid van de ander aanbotst. Die confrontaties geven mijns inziens mogelijkheid tot een dialogische
74
Beck haalt König aan, die stelt dat integratie niet op institutioneel niveau moet geschieden, maar 'in thought'. Hij bedoelt daarmee dat integratie niet een regelbaar of afspreekbare nieuw structuur moet zijn, maar een manier van denken, een perspectief als basis. In dat gedachtenexperiment draait het om het vermogen tot zelf-interpretatie, zelf-observatie, zelf-openend vermogen, zelf-ontdekking en 'uitvinding van het zelf' (zie Hoofdstuk 2). 75
Dillen, A. (2004)
56
relatie, waarbinnen zelfafbakening en zelfvalidatie voor zingeving en betekenisgeving kunnen zorgen. In die zin is het individualisme geen 'eindpunt', maar uitgangspunt voor veranderingsmogelijkheden. Dit is een reële, uit de praktijk herkenbare, mogelijkheid die niet slechts 'in thought' bestaat, of een institutionele verandering vraagt (wat mijns inziens ook moeilijk te organiseren valt).
In de maatschappij is recentelijk een (politieke) tendens zichtbaar, die 'gezamenlijke normen en waarden' weer lijkt te herwaarderen (kabinet Balkenende). Met de profilering van de ChristenUnie in het kabinet hebben thema's als 'jeugd en gezin' weer een maatschappelijk debat op gang gebracht over verantwoordelijke zorg en het doorgeven van waarden die van betekenis zijn. Ook zijn er talloze voorbeelden van politieke bezorgdheid over het doorslaan van individualisme in asocialiteit, een begrip wat -gelukkig- nog altijd als negatief gelabeld wordt.
Als het met name het individu zelf is, volgens Beck, dat de instituties structureel destabiliseert, waarom is het dan niet in de macht van het individu om stabiliteit te genereren? Mogelijk door gemeenschappelijke aansluiting op normatieve kaders?
6.5 Nuancering conclusie Vanuit bovengenoemde overwegingen is het individualisme geen eindstation. 'Individualism is here tot stay' is dan ook te negatief gesteld, en laat geen ruimte voor het zoeken naar mogelijkheden voor hernieuwde betekenisgeving aan individuen in die maatschappij. Het is duidelijk dat verbondenheid als mogelijkheid niet direct binnen handbereik ligt door verschillende maatschappelijke beperkende factoren zoals het verminderd vermogen tot afhankelijkheid en het taboe op het denken in termen van 'plichten'. Het is echter wel de vraag welke (on)mogelijkheden er binnen de gegevenheid van de maatschappij liggen tot verandering, en welke kant die verandering dan opgaat. Ik vind dat Beck te weinig rekening houdt met de motiverende kracht van (het verlangen naar) verbinding als onmisbaar onderdeel van 'menswording'. Het signaal dat er zo'n grote verwachting ligt ten aanzien van het verkrijgen van erkenning binnen intieme relaties (met een evenredig grote kans op mislukking) moet evenzeer in beschouwing worden genomen als de factoren van mislukking van die relaties en erkenning. In de dialoog met de ander ligt een enorme kans voor zelfontplooiing, zonder dat het ethische aspect belemmerend en beperkend wordt. De beperkende gegevenheden vanuit het toestandsbeeld van de huidige maatschappij voor het realiseren van verbondenheid moeten serieus genomen worden, maar zijn geen eindstation. Het gaat hier om een keuze tussen aansluiten bij en als eindstation accepteren van de beperkingen van de maatschappij, of het geloof in de mogelijkheid van het zoeken naar wegen naar verbondenheid als noodzakelijk concept voor het 'mens worden'. Een inhoudelijke verkenning, zoals uit dit hoofdstuk blijkt, laat daarbij reële mogelijkheden te zien. Nuancering van het eerder gegeven antwoord op de hoofdvraag moet dan ook inhouden, dat ik ondanks de moeilijke aansluiting van Nagy's concepten van autonomie en verbondenheid in de huidige maatschappij wil zoeken naar aanknopingspunten voor met name 'verbondenheid', omdat het mijns inziens de enige manier is waarop de mens 'tot zijn recht kan komen'.
6.6 Uitdaging voor de contextuele hulpverlening, positionering van de hulpverlener In het spanningsveld tussen autonomie en verbondenheid moet de hulpverlener de cliënt gidsen naar 'innerlijke genezing' of ontplooiing. De bovenstaande nuancering impliceert dat het nodig zal zijn op z'n minst te zoeken naar een plaats voor verbondenheid, via de dialogische relatie met anderen, in de hulpverlening. Als de hulpverlening zich tot doel stelt de mens tot zijn recht te laten komen zal 57
dat moeten gebeuren inclusief het in kaart brengen van de relationele verantwoordelijkheden, de balans tussen 'recht en plicht' en het vermogen tot passend geven en nemen. De individuele zoektocht van de mens naar hoe hij van betekenis kan zijn in zijn leven, in deze maatschappij, maakt dat ik ondanks de beperkende omstandigheden van die maatschappij kies voor de weg van de dialogische verbondenheid. Nagy houdt in zijn visie te weinig rekening met de omstandigheden waarbinnen het hulpverlenen een plaats heeft. Ik wil niet in die valkuil lopen, en pleit ervoor zorgvuldig te zoeken naar een realistische afweging van beïnvloedende factoren. Maar zoals ik in bovenstaande paragrafen al heb laten zien, zijn er weldegelijk mogelijkheden tot verbondenheid. De kracht van de ervaring 'van betekenis te zijn' brengt mogelijk een constructieve spiraal van dialoog op gang. Hulpverlening kan om die reden inzetten op het helpen zoeken naar hoe vastgelopen individuen in hun eigen situatie kleine ontmoetingen kunnen hebben, waarin zij zich bewust afhankelijk en ethisch bewust opstellen. Hulpverlening zal daarbij bewust stelling in moeten nemen tegen het relativisme, en cliënten moeten helpen de stap tot verbinding te maken ook al hebben zij het gevoel dat het 'niet uitmaakt'. Verantwoordelijkheid nemen hoeft niet vanuit een gevoel voort te komen, maar kan ook een keuze zijn. Het aanleren van verbindende vaardigheden76 kan een goede aanvulling zijn op bestaande methodieken als assertiviteitstrainingen. Juist omdat deze maatschappij die vaardigheden niet meer zo eigen is. Het stellen van ethische vragen kan een proces op gang brengen van bewustzijn van het dialogische karakter van het mens-zijn, in plaats van alleen beperkend werken. De nood aan erkenning binnen intieme relaties, die Beck ook onderkent, kan aanknopingspunt zijn voor een zoektocht naar 'fairness' in het uitwisselen van die erkenning. Zoals binnen een seksuele relatie de meeste relationele bevrediging te halen is via wederzijdse investering, zo kan de parallel getrokken worden naar andere terreinen van het leven. Het spanningsveld tussen 'ik en de ander' raakt aan het fundamenteel dialogische kenmerk van de mens; dat spanningsveld verkennen doet recht aan -en kan zelfs behoeftevervullend werken- het wezen van de mens. Daarbij: 'fairness', kan ook binnen een reflexieve maatschappij plaatsvinden. Maar het vraagt wel oefening en bewustzijn. Zowel hulpverleners als cliënten moeten daartoe bereid zijn. Belemmerend kan zijn dat deze weg geen 'instantoplossing' geeft, maar een langere weg waarbij soms 'tegen de stroom ingezwommen moet worden'. Als ik realistisch ben, is autonomie zonder verbondenheid niet haalbaar. Autonomie is hard nodig om het in deze maatschappij te redden. Maar de weg waarlangs moet geschieden via de dialoog. En naast deze dialoog waarbinnen betekenisgeving kan ontstaan, moet betekenisgeving ook verwezenlijkt worden in het accepteren en gebruikmaken van kaders buiten mijzelf om, waartoe ik me kan verhouden. Anders is het relativisme alsnog de sluipschutter in de rug van de cliënt. Het is wel de vraag hoe die gedeelde kaders er inhoudelijk uit moeten zien, wat die 'waarden' buiten mijzelf dan zijn. Nagy zou pleiten voor het invoeren van zijn 'justice of human order' als universeel kader, Taylor laat de inhoud wat meer variabel gebaseerd zijn op wat de heersende conceptie van de geldende maatschappij over 'het goede leven' is. Persoonlijk zou ik het dialogische uitgangspunt van de relationele werkelijkheid al als voldoende richtinggevend zien als 'waarheid buiten mijzelf om', waartegen ik me kan verhouden. Die norm geeft mijns inziens al voldoende aanknopingspunten tot een ethische zoektocht naar hoe ik mij dan tot die ander moet verhouden. Maar ik zou een verdere verkenning van Taylors gedachten over die betekenisgevende kaders willen aangaan om mogelijk tot meer integratie met Nagy's denken te komen. Dat laat ik echter wel liggen voor een ander onderzoek...
76
Bijvoorbeeld: empatie, afwegen van belangen, bereidheid tot investeren en uitstel van directe bevrediging.
58
7 Illustratieve casus Om de thematiek uit dit onderzoek meer 'beeldmateriaal' te geven, en te laten zien waar de geschetste problematiek van de maatschappij de individuen uit de hulpverlening raakt, geef ik in dit hoofdstuk een casus weer. Het is een geanonimiseerde casus uit mijn werkpraktijk, het Algemeen Maatschappelijk Werk. De looptijd was van juni 2007 tot januari 2008. Na een beschrijving van informatie uit de intake doe ik verslag van een aantal gesprekken. Tussendoor leg ik de koppeling met de thematiek uit dit onderzoek. Intake M en C hebben zich aangemeld voor relatiegesprekken. Ze hebben regelmatig ruzie en geven aan hulp te willen bij communiceren, het accepteren van elkaars karaktereigenschappen en het opbouwen van vetrouwen (vooral C). Beiden hebben een eerdere relatie achter de rug. M (35) heeft uit die eerdere relatie een zoon, die hij niet meer ziet -de ex houdt het contact tegen-. C (31) heeft uit een eerdere relatie met een man met alcoholverslaving een zoon (13), die in het gezin woont. Samen hebben M en C een dochtertje van 2. M heeft nauwelijks nog contact met zijn familie en gezin van herkomst, C daarentegen wel, vooral haar zus is erg betrokken, ook bij de problemen in de relatie van C en M. Probleem in de relatie is dat M iets dat hem door C in vertrouwen is verteld heeft besproken met een derde. C's vertrouwen is weg, en alles wat M nu doet weegt ze af op betrouwbaarheid, ze wil weten of M nog te vertrouwen is. M geeft aan heel gefrustreerd te zijn over de afstand die C inneemt; hij heeft het gevoel niet meer toegelaten te worden tot C's innerlijk, krijgt als het ware geen kans meer tot nabijheid. Uit frustratie, voortkomend uit het verlangen naar nabijheid, dreigt hij bij haar weg te gaan als ze hem geen kans geeft. Dat vat zij op als bevestiging van onbetrouwbaarheid. In deze situatieschets is te zien hoe een samengesteld gezin probeert een nieuwe toekomst samen op te bouwen, maar moeite heeft met het thema betrouwbaarheid. C heeft vanuit een eerdere relatie al beschadiging opgelopen in betrouwbaarheid en is op haar hoede. Beck beschrijft hoe mensen verminderd vermogen hebben tot verbinding en afhankelijkheid, Nagy legt hierin sterk de nadruk op het ethische stuk relationele betrouwbaarheid. Wellicht vanuit destructief recht kunnen beiden moeilijk beweging krijgen in de balans geven-ontvangen. C kan met name moeilijk ontvangen. Beiden hebben grote behoefte aan erkenning in de relatie.
2e gesprek Beiden geven aan dat ze het lastig vinden om met elkaar te praten. Ze geven beiden hun mening over een standpunt en vinden dat ze beiden evenveel recht hebben op gelijk. Als M zijn gevoel weergeeft, vindt C dat haar gevoel er ook mag zijn; het brengt hen niet tot wederzijdse groei in nabijheid. C is bovendien erg rationeel, wil alles verstandelijk begrijpen, terwijl M de dingen niet zo goed onder woorden kan brengen; hij voelt zich daarin gediskwalificeerd. C is erg veel bezig met beheersing en controle. Zeker omdat ze de relatie als onvoorspelbaar beschouwd. Taylor's beschrijving van een tendens tot ' instrumentele rede', autonomie en beheersing is hier herkenbaar, evenals het uitgangspunt dat beiden 'op zichzelf staande' individuen zijn, en dat 59
beiden 'recht hebben op een eigen leven, en onderhandelen over de gezamenlijke ruimte. Beiden lijken zelf de regels te willen bepalen (Beck's auto-nomie). Ook is hier het thema relativisme en subjectiviteit te zien; in het 'tot elkaar verhouden' is geen maatstaf of norm te zien waar ze zich beiden aan kunnen 'meten'; ieder heeft gelijk, wat het gesprek doet doodlopen in wederzijds onbegrip. Het komt niet tot een 'ontmoeten' of afwegen wat de belangen en behoeften van de ander zijn. Het eigen ik is het centrum van aandacht. Beiden willen 'a life of one's own', waarbij de ander in het plaatje moet passen. 3e gesprek C geeft aan het beklemmend te vinden als M aangeeft intiem te willen zijn of in ieder geval haar kwetsbaarheid zou willen ervaren. Ze heeft behoefte aan vrijheid. M wordt daardoor getriggerd; in zijn leven zijn veel situaties geweest waarin hij in de steek is gelaten; zijn ouders, zijn eerdere relatie en nu in de relatie met C ook voelt hij afstand. Dat maakt hem kwaad en agressief. Hij is voor in behandeling geweest bij een psycholoog. C daarentegen heeft de ervaring van relaties waarbij ze 'klein' en 'monddood' werd gehouden, nabijheid ervaart ze als bedreigend. Ze laat niemand meer toe, geeft aan een muur van bescherming te hebben opgebouwd om zich achter terug te trekken als het niet meer veilig voelt. M loopt er tegen aan dat C zo de macht in handen houdt. Verbondenheid wordt als beklemmend ervaren. Onvermogen tot afhankelijkheid vanwege eigen opgelopen beschadigingen in betrouwbaarheid. Beiden zien eigen belangen als richtinggevend. Verlieservaringen hebben M niet in staat gesteld beter met 'afstand en scheiding om te gaan' zoals Beck hoopt, maar maakt hem juist des te wanhopiger in het verlangen naar intimiteit en erkenning. Beiden ervaren eenzaamheid en onbegrip bij de ander. Beiden ervaren de ander als bedreiging (Beck) voor de kwetsbare plekken in zichzelf, in plaats van dat ze de relatie als mogelijkheid zien voor zelfvalidatie. Ze staan in de relatie vanuit een defensieve basis, in plaats van dat ze zoeken naar hoe de ander als een waardevol tegenover zou kunnen fungeren. Belangentegenstellingen zouden kunnen fungeren als middel om 'credit' op te bouwen (Nagy) door rekening te houden met de rechten van de ander, wat niet gebeurt. Er is concurrentie (Beck).
4e gesprek M begint moedeloos te worden, zijn psycholoog geeft aan dat met name C de oorzaak is van stagnatie omdat ze M niet 'toelaat' dichtbij te komen. Zijn visie is dat als C bij haar gevoel komt ze ontdekt dat er 'niets' is van binnen waardoor ze in zal storten. Om dat te voorkomen probeert ze rationeel gezien grip te houden op communicatie ipv een echte ontmoeting in kwetsbaarheid aan te durven. C geeft aan pas kwetsbaar te kunnen zijn als M helemaal betrouwbaar blijkt. Geeft aan niet te kunnen rijmen dat hij zegt van haar te houden en tegelijkertijd te dreigen weg te gaan. C begrijpt niet wat de psycholoog bedoelt. Ze geeft aan zo graag te willen dat het 'weer gaat werken' tussen haar en M, wil zich veilig voelen. Ik nodig M uit zijn verlangen uit te spreken naar contact en aan te geven wanneer hij het idee heeft dat C daar alngs heen praat door rationele discussies. C raakt daardoor van haar stuk. Met name M heeft behoefte aan 'van betekenis zijn'; hij wil graag betrouwbaar zijn en intimiteit delen met C. C lijkt een leegheid van binnen te hebben die ze camoufleert met rationaliteit. Beiden doen elkaar tekort en kunnen elkaar niet bereiken (fragmentatie en atomisme). Er is een 60
spanningsveld tussen verlangen naar elkaar en betekenis, en 'zelfbehoud' of 'een eigen leven'. Het blijkt wel dat het accent op autonomie, in dit geval de eigen behoefte als vertrekpunt voor het inzetten van de ander daarin, leidt tot verwijdering en onbegrip. Investering in de ander als 'mens met gelijke rechten', of de ethische plicht voelen zorg te dragen voor de kwetsbaarheden van de ander vanuit eigen kracht, lijkt niet aanwezig te zijn. M kan zichzelf niet afbakenen als C hem de kans niet geeft. C ontneemt zichzelf de gelegenheid tot ervaren van zorg als zij onafhankelijk wil blijven. Mijn interventies in de gesprekken waren: - proberen helder te krijgen wat belangen en verlangens van beiden zijn - relatiepatroon ontdekken wat beiden als problematisch ervaren - communicatieprobleem oplossen door educatie over 'inhoud en betrekkingsniveau', gesprek over verwijt en verlangens, en 'echt luisteren naar elkaar' - zoeken naar mogelijkheden om accent te verleggen van 'eigen levensproject' naar 'verdiepen in de drijfveren van de ander', en op grond daarvan te investeren - beiden als hulpbron te laten fungeren voor elkaar, zorg te dragen vanuit de wetenschap waar de kwetsbaarheid van de ander ligt - zorg voor de gezamenlijke kinderen te gebruiken als katalysator voor bereidheid 'eigen belangen' los te laten In de gesprekken merkte ik dat de beschadiging in vertrouwen bij C, en het onvervulde verlangen bij m vanuit eerdere 'verlieservaringen' grote belemmeringen gaf voor het zoeken naar verbondenheid. Het opbouwen van betrouwbaarheid door te investeren leek niet voldoende te zijn om de relatie vlot te trekken. Het verlangen naar verbondenheid was evenwel de openlijke drijfveer van beiden om relatiegesprekken te voeren. Tegelijkertijd legden ze beiden het probleem van mislukking bij de ander, en werden zelf (nog meer) bezeerd door het mislukken van pogingen. In het volgende gesprek kwam C alleen, we spraken verder door over thema's als beheersing en kwetsbaarheid, en mogelijkheden de pogingen tot intimiteit van M als investering in haar te zien. Vervolgens kwam M alleen: hij legde het probleem voornamelijk bij C, gaf aan zich machteloos te voelen als C hem geen opening gaf. De eis 100% betrouwbaar te zijn is voor hem niet haalbaar. Na mijn uitnodiging weer samen te komen kwam C vervolgens weer alleen, met moeder, en later nog eens individueel met zus. In dat gesprek gaf ze aan te willen scheiden van M, omndat ze ongelukkig werd van hem, en zichzelf niet meer was. Dat laatste bevstigde zus, die al langer zorg had om C. het werkte gewoon niet tussen C en M volgens haar. C wilde mijn hulp om voorbereidingen te treffen voor het verlaten van M zonder dat hij dat wist. Ze was bang voor zijn agressieve opstelling als ze hem voortijdig deelgenoot zou maken. In deze laatste ontwikkeling, haar wens om van hem te scheiden en haar vraag om mijn hulp daarbij, bracht mij in een lastige positie. Ik heb over het hoofd gezien dat het individuele traject mijn meerzijdige partijdigheid onder druk zette. Mijn loyaliteit naar beiden maakte dat ik het niet 'kon verkopen' naar M om C nu te helpen haar scheidingsplan te helpen voor te bereiden. Daarbij ben ik van mening dat het multigenerationele aspect ('wat leer je de kinderen als je elkaar zo in de steek laat?') te weinig zorg heeft gekregen. Verbondenheid was in deze casus moeilijk te realiseren. Toch was het wel juist datgene waar beide partners naar verlangden. Een scheiding realiseren gaat het probleem niet oplossen; in volgende 61
relaties zullen ze weer tegen hetzelfde oplopen; onvermogen tot nabijheid en betekenisverwerving door in dialoog wederzijdse rechten en belangen af te wegen. Mijn boodschap in de gesprekken is steeds geweest; “zie het feit dat je in deze relatie tegen dit probleem aanloopt als een signaal en een uitdaging om 'aan elkaar te genezen', in plaats van te blijven zitten op het wederzijdse onvermogen”. Ik denk dat de uitdaging aangaan, en in de gesprekken te blijven zoeken naar mogelijkheden tot verbinding, de enige mogelijkheid is uit het individuele onvermogen te komen. Helaas gaf C aan de scheiding door te willen zetten. Ik heb haar vraag om hulp daarbij afgehouden en verwezen naar een collega in verband met mijn loyaliteit aan beiden. In deze casus is duidelijk te zien dat het individualisme in allerlei aspecten beide partners, maar ook de insteek van hun relatie gevormd heeft. Het verlangen naar verbondenheid, veiligheid en erkenning, dat Nagy nadrukkelijk als typisch menselijke behoefte beschrijft, brengt deze mensen naar de hulpverlening. Tegelijkertijd is het onvermogen tot ontmoeten en echte dialoog, vanuit angst, richtingloosheid en 'monologie' -in tegenstelling tot een dialectische insteek-, in grote mate belemmerend voor herstelwerk. De insteek van hun relatie is voor een groot deel gebaseerd op eigen behoeften, en de wens dat de ander daarin past. Vanuit eigen eerdere (verlies)ervaringen hebben ze beide een andere behoefte. Ze hebben geen houvast aan traditionele invullingen over het huwelijk, of aan ethische richtinggevende kaders. Vanuit Taylors perspectief is het gebrek aan oriëntatie op morele bronnen kenmerkend voor een relatie als deze waarin het 'op zichzelf gerichte, narcistische individu' iets probeert te bereiken wat hij nooit zonder de ethische dialoog met de ander zal kunnen verkrijgen. De ander zal in dit proces een significante, eerlijke, plaats moeten gaan krijgen. Het moeilijke is dat beiden zo 'gekwetst' zijn, zoals Nagy zou zeggen, dat ze ongevoelig zijn geraakt voor de rechten en belangen van de ander. Zelfs voor die van hun kinderen. Dat destructief recht belemmert het opbouwen van vertrouwen en betrouwbaarheid, wat deze relatie juist zo hard nodig heeft. In de gesprekken heb ik gepoogd beiden elkaar erkenning te geven, en hen raakbaar te maken voor het intergenerationele aspect: wat hebben hun kinderen nodig om wel betrouwbaarheid te leren? Wat kunnen zij als partners en ouders bijdragen aan de veiligheid en de opbouw van vertrouwen in elkaar? Hoewel beiden daar rationeel wel over konden spreken, bleven ze verwachten dat de ander dan zou moeten veranderen. Erkenning voor eigen ervaren onrecht kan pas effectief worden, als er besef is van opgelopen onrecht en als er inzicht is in eigen wonden. Tot die tijd zal het individu, zoals Beck beschrijft, gericht blijven op 'het beste ervan maken'. En dat blijkt niet voldoende in deze casus.
62
8 Summary This essay aims to contribute to the positioning of the -psychosocial- therapist in the dilemma of autonomy and affectional bonds. Both concepts are main issues in the Contextual Therapy according to Ivan Boszormeny-Nagy, and in his theory he stresses the importance of bonding to attain true freedom and autonomy. Nevertheless, it is questionable whether this accent on intimacy and dialectical relationships, is still a realistic goal for individuals in modern society... The leading question in this essay is therefore how Nagy's concepts of autonomy and bonding fit in a modern society, where individualism has set the trend. To get a clear perspective of 'modern society' two authors are used to describe the present society. Charles Taylor, as a cultural philosopher, and Ulrich Beck, as sociologist give their opinion on the characteristics of modern society. This is the setting in which Nagy's accent on bonding is to be examined. In the first chapter, the aim of the essay is explained. The next 3 chapters are related to the three authors, respectively Charles Taylor, Ulrich Beck and Ivan Boszormeny-Nagy. The chapters are constructed in a same way, to make it possible to compare the respective sections. Each chapter contains paragraphs about the opinion of the author of the current society, the place individuals have in it, and the meaning of autonomy and bonding in the described society. Subsequently, it is explained how individuals have problems coping in the society according to the authors, and is attempted to look at the possible consequences for treatment. Each chapter ends with a short critical reception of the opinions of the respective authors. In the fifth chapter a comparison is made between the subjects described above, in order to get answers relating the leading question. Both Taylor and Beck share a similar opinion about the condition of the current society. They give characteristics like 'loss of traditional structures’ and ‘meaning-giving frames’, which gives the individual freedom to choose between all options in life and accentuate the individual and self-actualisation process. Especially Beck discusses the need to define one's own rules of life and emphasises independency in order to attain freedom, whereby significant others no longer play a part in the process of developed identity. There is a decreased ability to reciprocal dependency and bonding, even though the need for individual acknowledgement in intimate relations had increased. Nagy describes the same 'diagnosis' as he writes about the problems in which individuals end up. These problems, also more or less are shared by the three authors from their different perspectives, consist 'desorientation, meaninglessness through relativism, loneliness, and an inability to build up reciprocal and dialectical relations which makes real self-actualisation and authenticity difficult. Because meaning-giving frames (such as role-defining structures) lack, individuals are lost in their search for identity and are not able to reach others in a desperate need for acknowledgement. A big difference is then seen between the authors: Beck does not by all means relate the need for 'others' to a level of intrinsic human-ness, whereas Taylor and Nagy do so. According to them it's not only an intrinsic human element to be 'constructed' for a dialectical reality, but also an ethical issue to relate to others. Having a life of one's own, implicates consequences for the lives of others, and taking responsibility for own actions and choices means an ethical positioning towards others. As a conclusion to the question whether Nagy's opinion of autonomy and bonding is still realistic in the current society, the answer must be: 'no'. Because of the inability to use dialectical relations, the essential concept of bonding for true freedom and autonomy is not reachable. However, in chapter six a critical discussion is held about the consequences of this and final conclusions are made. Although Nagy's stress on bonding does not seem to connect with the current capability of individuals, it is questionable whether the whole concept must be laid aside, or 63
precisely must be the object aimed for in therapy, as to reach for a far more healing perspective. Although Beck would plead for resignation in the fact that bonding is just not reachable, Taylor is much more hopeful. He pleads for a renewed search for moral frames in order to create a new meaning-giving perspective individuals can relate themselves to. The connection with others is needed also to give individuals meaning. This is also Nagy's ground-idea of the dialectical reality that he argues to be present in the life of humankind. Though dialectical relations with significant others, self-demarcation and self validation are possible. Both processes aim at true individuation and autonomy. Autonomy in Nagy's eyes is only entered by, and connected with the relation with others. In answering, following the conclusion of chapter five, the question ‘What individuals in the present society really need?’, the statement is made that therapy must follow the path of aiming for dialectical relations. Although possibilities for bonding seem to be limited, it is not a hopeless goal. The longing of individuals to be acknowledged and 'seen' can, for example, be used as a catalyst in an attempt to reach others in a dialectical relation. Therapist’s are challenged to make clients sensitive of ethical issues, and to make them capable of bonding again. Chapter seven ends with an illustrative picture of a case study from Social Work, in which the themes of the underlying thesis are explored 'in practice'.
64
9 Nabeschouwing Aan het eind van dit onderzoek wil ik kort stil staan bij de persoonlijke winst die dit onderzoek mij heeft opgeleverd. De zoektocht naar positionering in het spanningsveld tussen autonomie en verbondenheid, in een maatschappij die gekenmerkt wordt door het individualisme, is een persoonlijke zoektocht geweest. In het Algemeen Maatschappelijk Werk is dat spanningsveld steeds aan de orde. In de loop van de jaren dat ik steeds meer vertrouwd werd met de Contextuele Theorie en Hulpverleningspraktijk ben ik steeds meer de waarheid van de principes gaan herkennen. Het mensbeeld van Nagy ligt dicht bij die van mijzelf. Tegelijkertijd merk ik steeds in de praktijk dat het soms lijkt alsof het 'een mooie theorie is', maar niet altijd 'zomaar' toepasbaar. Het is geen wondermiddel. De vraag uit het artikel 'Rediscovering Nagy: What happened to contextual therapy?' (Wilburn-McCoy, 1993) sprak me dan ook bijzonder aan: waarom is de Contextuele Hulpverlening geen booming business zoals het Competentiemodel binnen de jeugdzorg? De uitkomsten van dit onderzoek (hoofdstuk vijf) hebben me wat dat betreft wel inzicht gegeven in de zwaktepunten van de Contextuele Theorie en de toepasbaarheid ervan. Het gaf me herkenning in het spanningsveld. Tegelijk voelde het alsof ik Nagy tekort deed door te stellen dat zijn positionering niet haalbaar is. In hoofdstuk zes heb ik daar wel een meer bevredigende nuancering aan verbonden, die zowel de Contextuele Theorie als de gegeven maatschappij met haar beperkingen meer recht doet. De persoonlijke winst van dit onderzoek ligt in inzicht in de factoren die toepassing van Contextuele principes beïnvloeden, een meer bewuste positionering binnen het genoemde spanningsveld. Ik heb een realistischer beeld van waar het wringt met de Contextuele Theorie, en voel me tegelijkertijd uitgedaagd om recht te doen aan het doel van hulpverlening, waarin de contextuele principes voor mij een belangrijke plaats innemen. Verbondenheid is voor mij een meer onderbouwd noodzakelijk therapeutisch doel geworden. Dit onderzoek heeft wel in belangrijke mate bijgedragen aan een (nog) meer kritische eigen houding ten opzichte van de Contextuele Theorie. Dat draagt mijns inziens ook bij aan het 'verder helpen' van de Contextuele Therapie. Ik wil medestudenten, afstudeerbegeleider en auteurs van geraadpleegde literatuur bedanken voor hun inspirerende bijdragen; ieder op hun eigen wijze. Ik heb de wens dat dit onderzoek anderen en het contextuele gedachtegoed ook weer verder helpt in het eigen ontwikkelingsproces. Onderzoek doen is dankbaar gebruik maken van wat anderen al verricht hebben, en vervolgens zelf rijker te worden en verder te komen. Dit onderzoek is voor mij een waardevolle afsluiting geworden van de Masteropleiding.
Hanneke van Wijgerden-Snoek maart 2008
65
10 Bibliografie
Boeken Beck, Ulrich & Elisabeth Beck-Gernsheim, (2002). Individualization: Institutionalized Individualism and its Social and Political Consequences. Sage, London. Boszormenyi-Nagy, Ivan & B.R. Krasner (1994). Tussen geven en nemen. Over contextuele therapie. De Toorts, Haarlem. Boszormenyi-Nagy, Ivan & G.M. Spark (1973), Invisible Loyalties. Harper & Row, New York. Cuypers Stefaan E. [edit.], Lemmens Willem [edit.] (1997). Charles Taylor: een mozaïek van zijn denken. Pelckmans, Kapellen (uit de serie Wijsgerige Monografieën). Dillen, Annemie (2004), Ongehoord vertrouwen. Ethische perspectieven vanuit het contextuele denken van Ivan Boszormenyi-Nagy. Garant, Antwerpen-Apeldoorn. Onderwaater, Annelies (1995), De theorie van Nagy. De onverbrekelijke band tussen ouders en kinderen. Swets&Zeitlinger B.V., Lisse Taylor, Charles (1994). De Malaise van de Moderniteit. Kok Agora/Pelckmans: Kampen Taylor, Charles (1989). Sources of the Self. Harvard University Press, Cambridge.
Artikelen Buijs, G., 'Charles Taylor'. Beweging, winter 2002. Dekker, W.H., 'Gezin en samenleving; evaluatie van Beck's visie op het gezin'. Voorpublicatie van bijdrage aan bundel
Eerenbeemt, E. Van den en B. Oele, 'De contextuele therapie: verdiende vrijheid'. KERN v.z.w. centrum voor psychotherapie en relatievorming. Friedman M., Martin Buber and Ivan Boszormenyi-Nagy: 'The Role of Dialogue in Contextual Therapy', Psychotherapy, 26, 1989, 3, 402-409. Friedman M., 'Buber's Philosophy as the Basis for Dialogical Psychotherapy and Contextual Therapy', Journal of Humanistic Psychology, 38, 1998, 1, 25-40. Giesen, P. en Ph. Remarque, 'Wachten op het wij-tijdperk.Vrijheid blijheid werkt in probleemwijken niet', de Volkskrant, 17 februari 2007 Glas, G., 'Charles Taylor', Beweging, september 1995. Heusden, A., 'In het voetspoor van Nagy', Uit : Schlüter D., red. In het voetspoor van Ivan Nagy. Amsterdam, V.O. Cahier, 1990, p. 916.
66
Oele B., 'De praktijk van de contextuele therapie van Ivan Boszormenyi-Nagy: het verdienen van vrijheid', Uit: J. Hendrickx et al (Eds), Handboek gezinstherapie, Van Loghum Slaterus, Deventer, 10, 1989, C1, 1-20. Lemmens W. En P. Smeyers, 'Het project van Charles Taylor : over authenticiteit en de oorsprong van het 'morele zelf'', Ethische perspectieven, Maart - Nummer : 1/1995 Lemmens W.- De malaise van de moderniteit: Charles Taylor in perspectief.- In: Denkwijzen 12 / Berghs Harry [edit.], Leuven, Acco, 1999, p. 73-98 Lemmens W.- Zelf en gemeenschap: de paradox van de moderne identiteit volgens Charles Taylor.- In: Tijdschrift voor filosofie, 56:1(1994), p. 117-133 Mulligen W. van, Het passende ongeduld van Nagy, Systeemtherapie, 11, 1999, 1, 40-48. Onderwaater, A., Over grenzen. ELFDE AMMY VAN HEUSDEN LEZING GEHOUDEN TIJDENS HET VCW CONGRES 14 maart 2007 TE UTRECHT Pas A. van der, Het ongeduld van Nagy: bedenkingen bij enkele aspecten van de contextuele therapie, Systeemtherapie, 10, 1998, 4, 212-234. Uit: Van der Pas A., 'OUDERBEGELEIDING. TUSSEN ERGERNIS EN BEKOMMERNIS' Bohn Stafleu Van Loghum – Houten, 1999 Strikwerda, L, Het internet als modern risico, 2006. http://www.uu.nl/uupublish/content cln/Modernrisico.pdf Taylor, Charles, 'Bronnen van authenticiteit' (vert; uit The ethics of authenticity.- In: Streven, 61:7(1994), p. 579-580 (incl. inleiding door W. Lemmens) Vandecasteele, L., 'Individualisering, waar het individu tekort schiet... Een onderzoek naar de sociale inbedding van waardeverandering m.b.t. primaire relaties'. Tijdschrift voor sociologie (2004) Volume 25 Nr. 3 Veghel, H. van, 'Liever geen filosofie. Over filosofie in het Hoger Beroepsonderwijs'. ’sHertogenbosch 6 september 2006 WilburnMcCoy, C., 'Rediscovering Nagy: What happened to contextual therapy?' Contemporary Family Therapy, 15(5), October 1993, 9 1993 Human Sciences Press, Inc.
67