Automatische gegevensuitwisseling : 'Europese FATCA' goedgekeurd Auteur: Filip Smet Editie: Fiscoloog Internationaal nr. 373 p. 5 Publicatiedatum: 31 december 2014 De Europese Raad keurde op 9 december 2014 de Richtlijn 2014/107/EU goed (die vervolgens werd gepubliceerd in hetPublicatieblad van de Europese Unie van 16 december 2014, nr. L 359). Deze Richtlijn wijzigt de bestaande Bijstandsrichtlijn en vormt een belangrijke stap op het vlak van de automatische gegevensuitwisseling binnen de EU : zij zorgt ervoor dat financiële gegevens van de EU-onderdanen (interesten, dividenden en saldo's van rekeningen) automatisch zullen worden uitgewisseld, en dat met betrekking tot belastbare tijdperken vanaf 1 januari 2016. Op die manier gaat de EU verder op het elan van de Verenigde Staten (FATCA) en de OESO (Common Reporting Standard), en zorgt het voor de invoering van een 'Europese FATCA'.
De huidige situatie in de EU Vandaag voorzien twee belangrijke Europese instrumenten al in een vorm van automatische gegevensuitwisseling op het vlak van de directe belastingen. * De Spaarrichtlijn legt een automatische gegevensuitwisseling op omtrent rentebetalingen verricht aan natuurlijke personen (Richtlijn 2003/48/EU, in België omgezet in art. 338bis WIB 1992). Het toepassingsgebied van de Spaarrichtlijn zal binnenkort gevoelig worden uitgebreid (ingevolge de wijziging door de Richtlijn 2014/48/EU van de Raad van 24 maart 2014, Pb.L. 15 april 2014, afl. 111). Het betreft een uitbreiding van zowel het toepassingsgebied ratione personae (o.m. door het invoeren van een doorkijkbepaling om ontwijkingen te voorkomen), als het toepassingsgebied ratione materiae (door de verruiming van het begrip rentebetalingen, waardoor nu ook bepaalde verzekeringen en gestructureerde producten geviseerd zijn; zie hierover meer uitgebreidFiscoloog nr. 1381, 4). Deze aanpassingen zullen van toepassing zijn op gegevens met betrekking tot belastbare tijdperken vanaf 1 januari 2017. * Ook de Europese Bijstandsrichtlijn voorziet reeds in een vorm van automatische gegevensuitwisseling (Richtlijn 2011/16/EU, in België omgezet in art. 338 WIB 1992; zie hierover Fiscoloog nr. 1356, 10). Deze regeling viseert de gegevens met betrekking tot de volgende inkomsten- en vermogenscategorieën : (a) inkomen uit een dienstbetrekking; (b) tantièmes en presentiegelden; (c) inkomsten uit levensverzekeringen; (d) pensioenen; (e) onroerende inkomsten (art. 8, al. 1, Bijstandsrichtlijn zoals gewijzigd ingevolge een erratum in Pb.L. 14 juni 2013, afl. 162). De Lidstaten moeten de gegevens m.b.t. de belastbare tijdperken vanaf 1 januari 2014 uitwisselen (in de loop van 2015 zullen de gegevens dus voor het eerst automatisch worden uitgewisseld), althans in de mate dat zij beschikbaar zijn voor hen. Op voorstel van de Europese Commissie, kan de Raad de regeling in een volgende fase wel
strenger maken, in die zin dat (i) m.b.t. belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2017 de Lidstaten ten aanzien van minstens drie van de voormelde categorieën automatisch gegevens moeten uitwisselen, en (ii) de lijst kan worden uitgebreid met dividenden, vermogenswinsten en royalty's (art. 8, al. 5). Deze regeling wordt nu gewijzigd door de nieuwe Richtlijn 2014/107/EU.
Internationale vooruitgang Ondanks de voormelde twee initiatieven stelde men immers vast dat de EU de laatste tijd niet langer een voortrekkersrol speelde op het vlak van de internationale fiscale samenwerking. De Verenigde Staten hebben door de FATCA-wetgeving intussen enorme vooruitgang geboekt op dit terrein (Fisc. Int. nr. 359, 6 en nr. 366, 1; Fiscoloog nr. 1391, 3). Ook vanuit de OESO zijn belangrijke stappen gezet : op 29 oktober 2014 ondertekenden verschillende landen (waaronder België) een multilaterale overeenkomst om op basis van de Common Reporting Standard (CRS) automatisch inlichtingen uit te wisselen. Het betreft daarbij, net zoals in de FATCA-regeling, uitwisseling van financiële gegevens. De ondertekenende landen hebben de intentie dit systeem in de loop van 2017 operationeel te maken (Fiscoloog nr. 1406, 12). Al deze internationale tendensen noopten de EU ertoe ook stappen voorwaarts te zetten. De Europese Raad wilde de automatische gegevensuitwisseling uitbreiden om zo belastingontduiking en -ontwijking tegen te gaan. Tevens wilde men vermijden dat er een wildgroei aan parallelle nationale overeenkomsten in het kader van FATCA en de CRS zou ontstaan. Dit zou immers tot een marktverstoring kunnen leiden. De Richtlijn 2014/107/EU voert daarom een eigen regeling in, die om redenen van efficiëntie wel geheel consistent is met de CRS van de OESO (voor het oorspronkelijke voorstel van richtlijn zoals goedgekeurd door de Europese Commissie, zie Fisc. Int. nr. 355, 6). De regeling ziet er als volgt uit.
Automatische uitwisseling van financiële gegevens Het nieuwe systeem voorziet - net zoals FATCA en CRS - in een informatiestroom die vertrekt vanuit de "rapporterende financiële instellingen" naar de nationale bevoegde autoriteiten en vervolgens naar de andere Lidstaten. De informatie die de Lidstaten zullen moeten uitwisselen, wordt vastgelegd in een nieuw artikel 8, alinea 3bis Bijstandsrichtlijn. Daaruit blijkt dat - naast de identificatie van de rekeninghouders bij de financiële instellingen - ook uitgebreide financiële informatie zal worden uitgewisseld. Het betreft onder meer : * het saldo van de rekeningen aan het einde van het te rapporteren tijdperk (of de afkoopwaarde van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering). Indien de rekening in de loop van het tijdperk is afgesloten, gaat het om het saldo bij afsluiting; * de (bruto) ontvangen rente, dividenden of overige inkomsten gelinkt aan de activa op een bewaarrekening; * de (bruto) ontvangen opbrengsten van verkoop, terugbetaling of afkoop van financiële activa ter zake waarvan de financiële instelling optrad als bewaarder, makelaar, vertegenwoordiger of gevolmachtigde. Al deze elementen komen overeen met de FATCA- en CRS-standaarden voor informatieuitwisseling. Merk op dat de mededeling van gegevens omtrent de verzekeringen op grond van de vernieuwde Bijstandsrichtlijn voorrang zal hebben op (i) de Spaarrichtlijn (die, zoals gezegd, wordt uitgebreid tot bepaalde verzekeringsproducten), en (ii) de bestaande verplichting tot gegevensuitwisseling op grond van artikel 8, alinea 1, c) Bijstandsrichtlijn (zie hoger).
Onder de bestaande Bijstandsrichtlijn hebben de Lidstaten de mogelijkheid zelf een "de minimis"drempel in te voeren onder dewelke zij geen informatie willen ontvangen. Deze mogelijkheid wordt geschrapt (volgens voorafgaande overweging 15 bij de Richtlijn is dat omdat "een dergelijk minimumbedrag in de praktijk niet werkbaar lijkt"). Wel kunnen zij ervoor opteren informatie aangaande een bepaalde inkomstencategorie zonder meer niet te ontvangen (gewijzigd art. 8, al. 3 Bijstandsrichtlijn). Let wel : deze optie bestaat enkel voor de bestaande categorieën van uit te wisselen informatie (zie hoger), en niet voor de financiële informatie die op grond van het nieuwe artikel 8, alinea 3bis zal worden uitgewisseld. De gewijzigde Bijstandsrichtlijn legt een jaarlijkse informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten op. Opvallend is dat de uitwisseling ingevolge de bestaande verplichtingen moet plaatsvinden uiterlijk zes maanden na het verstrijken van het belastbaar tijdperk in de loop waarvan de inlichtingen beschikbaar zijn geworden, terwijl de uitwisseling van de bijkomende (financiële) gegevens moet gebeuren uiterlijk negen maanden na het belastbaar tijdperk waarop de gegevens betrekking hebben (gewijzigd art. 8, al. 6 Bijstandsrichtlijn). Deze termijn van negen maanden sluit aan bij de termijn waarin voorzien is inzake de CRS. Merk op dat de nieuwe Richtlijn ook een wijziging bevat t.a.v. de voormelde lijst van vijf inkomsten- en vermogenscategorieën waarvoor nu reeds in een automatische gegevensuitwisseling is voorzien : op voorstel van de Europese Commissie, kan de Raad bepalen dat met betrekking tot de belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2017 automatisch inlichtingen worden uitgewisseld t.a.v."alle" vijf categorieën (i.p.v. 'minstens drie'). En dat de regeling kan worden uitgebreid "met andere categorieën en bestanddelen, waaronder royalty's" (gewijzigd art. 8, al. 5 Bijstandsrichtlijn, dat overigens bepaalt dat ook de voormelde nieuwe lijst van 'financiële gegevens' kan worden uitgebreid).
Rapporterende financiële instellingen (Bijlage I) De praktische organisatie van de nieuwe automatische financiële gegevensuitwisseling wordt uitgewerkt in gedetailleerde bijlagen bij de Richtlijn. Volgens de preambule bij de Richtlijn zijn in dat verband de OESO-standaarden gevolgd. De bijlagen volgen inderdaad de structuur van de bestaande CRS- (en ook FATCA-)documenten. In bijlage I (Deel VIII. Begripsomschrijvingen) worden o.m. de gebruikte begrippen nader uiteengezet, waaronder de "rapporterende financiële instellingen" (de instellingen die de data moeten aanleveren). Deze omschrijving is gelijkaardig aan de FATCA- en CRS-regels (zie Fisc. Int. nr. 366, 1). Men onderscheidt : * bewaarinstellingen (die voor rekening van derden financiële activa in bewaring houden); * instellingen die deposito's in ontvangst nemen; * beleggingsentiteiten (die voor rekening van klanten financiële activa of geld beheren of beleggen); * verzekeringsondernemingen. Enkele entiteiten worden expliciet uitgesloten, zoals onder meer overheidsinstellingen, centrale banken, pensioenfondsen, collectieve beleggingsinstellingen (zoals omschreven in Deel VIII, B, randnr. 9) en trusts (in de mate dat de trustee een rapporterende instelling is en de informatie aangaande de rekeningen van de trust zelf al rapporteert).
Toepassingsgebied ratione personae en materiae (Bijlage I) Bijlage I (Deel VIII, D) legt verder de te rapporteren rekeningen vast. Het betreft rekeningen die bij "een rapporterende financiële instelling" worden aangehouden door "één of meer te rapporteren personen". Dit zijn zowel natuurlijke personen als entiteiten die ingezetenen zijn van een Lidstaat of hun plaats van werkelijke leiding in een Lidstaat hebben. Entiteiten worden overigens niet enkel omschreven als rechtspersonen; ook samenwerkingsverbanden, trusts of stichtingen vallen onder dit begrip. Daarenboven vallen ook de rekeningen van zgn. "passieve NFE's" (Non-Financial Entity) waarvan één of meerdere uiteindelijke belanghebbenden ingezetenen zijn van een Lidstaat, onder de verplichting tot rapportering. De kwalificatie als "passieve NFE" hangt af van tal van voorwaarden die worden omschreven in Bijlage I, Deel VIII, D, nrs. 6-8. Het betreft in belangrijke mate 'negatieve definities', hetgeen de begripsbepaling niet steeds vergemakkelijkt. Zo zijn bijvoorbeeld volgende entiteiten geenpassieve NFE's : entiteiten waarvan het inkomen voor meer dan 50 % bestaat uit actief inkomen, overheidsinstanties, entiteiten waarvan de effecten op een beurs verhandeld worden, enz. Het begrip rekeningen slaat zowel op depositorekeningen als bewaarrekeningen voor financiële activa.
Bijkomende due diligence verplichtingen (Bijlagen I en II) De nieuwe Bijstandsrichtlijn legt bijkomende 'due diligence' verplichtingen op aan de rapporterende instellingen. Het betreft gedetailleerde regels die deze instellingen onder meer in staat moeten stellen de informatie die op grond van de Bijstandsrichtlijn zal moeten worden uitgewisseld, ook effectief aan te leveren. De verplichtingen variëren naargelang de rekening een "hogewaarderekening" of een "lagewaarderekening" vormt (drempel : 1.000.000 USD voor natuurlijke personen en 250.000 USD voor entiteiten). Deze verplichtingen sluiten eveneens aan bij de CRS- en FATCA-regelingen. Deze bijlagen vormen ook de basis voor de administratieve procedures die de Lidstaten zullen moeten organiseren en laten eerbiedigen.
Inwerkingtreding De nieuwe maatregelen moeten zijn omgezet in nationale wetgeving per 31 december 2015. Zij zullen worden toegepast op inkomsten en rekeningsaldo's vanaf 1 januari 2016. Enkel ten aanzien van Oostenrijk geldt een bijzondere overgangsbepaling, waardoor dit land de nieuwe Richtlijn pas moet toepassen m.b.t. de belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2017. Belangrijk is dat er geen 'beschikbaarheidsvereiste' geldt ten aanzien van de informatie die moet worden uitgewisseld in toepassing van het nieuwe artikel 8, alinea 3bis Bijstandsrichtlijn (de 'financiële gegevens'). Met andere woorden, de Lidstaten kunnen zich niet beperken tot het uitwisselen van de gegevens waarover ze beschikken. Dit is bijvoorbeeld van belang voor Luxemburg wat levensverzekeringsproducten betreft. Dat land heeft op heden aangegeven niet te beschikken over de gegevens omtrent de levensverzekeringsproducten in de zin van het bestaande artikel 8, alinea 1, c) van de Bijstandsrichtlijn. Bedoeld zijn de levensverzekeringsproducten als onderdeel van de vijf inkomsten- en vermogenscategorieën waaromtrent nu reeds in een automatische gegevensuitwisseling is voorzien. Voor deze categorieën geldt de 'beschikbaarheidsvereiste' wel. Met dien verstande dat de Raad kan voorschrijven dat de gegevensuitwisseling ten aanzien van deze bestaande categorieën imperatief wordt vanaf 1 januari 2017 (zie hoger).
De nieuwe regeling inzake uitwisseling van 'financiële gegevens' vanaf 2016 - waarvoor dus geen beschikbaarheidsvoorwaarde geldt - heeft evenwel voorrang op de bestaande regeling (zie hoger). Dat heeft tot gevolg dat Luxemburg een jaar sneller gedwongen zal worden de informatie over levensverzekeringsproducten uit te wisselen (zie hierover Fisc. Int. nr. 372, 2). Merk op dat de uitbreiding van de Spaarrichtlijn tot bepaalde verzekeringsovereenkomsten (zie hoger) gepaard gaat met een "grootvadersclausule", waardoor enkel verzekeringsovereenkomsten afgesloten vanaf 1 juli 2014 in aanmerking komen voor informatieuitwisseling bij uitbetaling (art. 6, al. 10 Richtlijn 2003/48/EU).
Gevolgen voor België ? Uiteraard zal België de nodige maatregelen moeten nemen om de aangepaste Bijstandsrichtlijn om te zetten. Aangezien ons land intussen reeds de eerste stappen heeft gezet in het kader van FATCA en CRS, zal dit op zich wellicht praktisch haalbaar zijn. Aan de andere kant betekent de nieuwe regeling dat de Belgische Staat, in de nabije toekomst, zal kunnen beschikken over belangrijke financiële informatie aangaande de buitenlandse financiële rekeningen en verzekeringen (afkoopwaarden van verzekeringen, saldo's van bankrekeningen) van Belgische ingezetenen. Wat daarentegen de 'Belgische' bankrekeningen van rijksinwoners betreft, voorziet het huidige systeem van het Centraal Aanspreekpunt voor de Bankgegevens enkel in de melding van het bestaan van interne bankrekeningen, zonder dat hier inkomsten of saldo's worden meegedeeld (art. 322, § 3 WIB 1992 - zie hierover Fiscoloog nr. 1399, 10). En omtrent levensverzekeringen geldt er momenteel enkel een informatieverplichting inzake de polissen afgesloten bij buitenlandse verzekeringsondernemingen (art. 307, § 1, al. 3 WIB 1992; zie Fiscoloog nr. 1323, 1). Opnieuw zal dus de vraag rijzen naar de EU-conformiteit van een stelsel dat neerkomt op minder transparantie inzake interne financiële informatie van ingezetenen in vergelijking met een zeer grote transparantie omtrent de buitenlandse financiële informatie van deze ingezetenen. Dit lijkt immers een belemmering van het vrij verkeer van kapitaal, aangezien buitenlandse financiële instellingen op die manier mogelijkerwijs minder aantrekkelijk zijn voor Belgische ingezetenen.